4
De vrouwelijke arts
De dood van haar vader betekende een groot verschil voor Nells carrière in de geneeskunde. Haar cijfers gingen opeens omlaag, en dat was niet omdat haar werk achteruit was gegaan. Ze haalde Geneeskunde IV, maar haar hoogleraren besloten haar met de hakken over de sloot te laten slagen. Ze was te vaak afwezig geweest, was hun excuus. En van Geneeskunde V en Geneeskunde VI – haar laatste jaar – kon niets wat ze deed indruk op hen maken, hoewel ze heel goed wist dat ze tot de besten van haar groep hoorde. Van cum laude kon nu geen sprake zijn, maar ze dacht niet dat ze het in hun hoofd durfden te halen haar te laten zakken. Of beter gezegd, ze liet doorschemeren dat als ze haar echt lieten zakken, zij naar de sensatiepers zou stappen, die het toch al op de geneeskundefaculteit had voorzien vanwege de discriminatie van vrouwen. Dus lieten ze haar slagen – geen cum laude – en studeerde ze af in de geneeskunde en de chirurgie. Haar proefschrift over epilepsie was afgewezen als te cryptisch en te vaag, niet door voldoende klinische bewijzen gesteund. Het was bovendien geen ziekte die erg in de belangstelling stond. Daarom stuurde de dochter van sir Alexander Kinross het naar sir William Gower in Londen om te vragen of het een doctoraat waard was. Ze had getekend met ‘E. Kinross’.
Ze wachtte nog steeds op bericht uit Londen toen begin december 1900 haar afstudeerdag kwam. Een tijd van wonderlijke opwinding en nog wonderlijker angsten. Binnenkort zou de federatie van de koloniën worden gevormd en zou het Gemenebest van Australië ontstaan. Nog steeds hecht met Groot-Brittannië verbonden. De burgers zouden Britse paspoorten hebben en Britse onderdanen zijn. Eigenlijk bestonden Australiërs niet. Het zou een tweederangs land zijn, met een Britse identiteit, en een heel lange grondwet, gewijd aan de rechten van het federale parlement en de staten. Het volk werd slechts eenmaal genoemd in de korte inleiding. Geen verklaring over de rechten van bepaalde groepen, geen enkele verwijzing naar individuele vrijheid, dacht Nell wrokkig. Op Britse voet geschoeide democratie voor het bewaren van de gevestigde orde. Ach, we zijn als strafkolonie begonnen, dus we zijn wel wat gewend. Zelfs de gouverneur van New South Wales kan het in zijn eerste boodschap aan het volk over onze ‘geboortevlek’ hebben. Loop naar de hel, lord Beauchamp, jij ouwe, afgedankte Engelse zot!
Ze zat op een bank buiten de in gotische stijl opgebouwde faculteit een sandwich met kaas te eten, niet in de stemming zich met de andere medische studentes te bemoeien of hun haar medeleven te betuigen. Geen van hen had het beter gedaan dan zij. En de mannelijke studenten hadden nog altijd de neiging haar als een bazig kreng te mijden, ook al tutte ze zich op als ze naar feesten en bals ging. Het nieuws dat zij de rest van haar leven op vijftigduizend pond per jaar kon rekenen, had wat belangstelling onder een paar roofzuchtigen gewekt, maar Nell wist precies hoe ze zulke opdringerige idioten op hun nummer moest zetten. Ze waren met de staart tussen de benen afgedropen. Het was ook al niet goed voor haar cijfers toen een ongehuwde hoofddocent een kansje bij haar waagde. Hoe dan ook, ze had het gehaald en dat was een grote overwinning. Ze was niet één jaar gezakt.
‘Ik dacht al dat jij het was,’ zei een stem. Iemand plofte zwaar naast haar op de bank neer.
Het gezicht waarmee Nell deze indringer aankeek was woest, met vlammende ogen. Toen zette ze grote ogen op, en haar mond viel open. ‘Allemachtig!’ riep ze uit. ‘Als dat Bede Talgarth niet is!’
‘Helemaal dezelfde, en zonder buikje,’ zei hij.
‘Wat doe jij hier?’
‘Ik was in de bibliotheek van de rechtenfaculteit om iets te bestuderen.’
‘Waarom? Studeer je rechten?’
‘Nee, maar ik moet me inwerken voor het parlement.’
‘Zit je erin?’
‘Jazeker.’
‘Je partijprogramma deugt niet,’ zei ze, terwijl ze het laatste hapje van haar sandwich doorslikte en de kruimels van haar handen klopte.
‘Vind je één man, één stem niet deugen?’
‘O, dat is allemaal mooi en aardig, maar onvermijdelijk, zoals je wel begrijpt. Vrouwen hebben stemrecht, en dat zullen ze zelfs in New South Wales hebben tegen de tijd dat er weer verkiezingen zijn.’
‘Wat deugt er dan niet?’
‘Totale uitsluiting van gekleurde en andere ongewenste rassen van immigratie,’ zei ze. ‘Ongewenst, jawel! Bovendien is niemand ooit echt helemaal blank! We zijn roze of beige, dus wij zijn ook gekleurd.’
‘Jij geeft ook niet gauw op, hè?’
‘Nee, nooit. Mijn stiefvader is voor de helft Chinees.’
‘Je stiefvader?’
‘Je gaat toch niet zeggen dat je zo diep bij socialistische stokpaardjes betrokken bent dat je is ontgaan dat mijn vader tweeenhalf jaar geleden is gestorven?’
‘Ik zal in het vervolg beter de kranten lezen,’ zei Bede ernstig. ‘Wat vreselijk verdrietig. Hij was een heel groot mens. Dus je moeder is hertrouwd?’
‘Ja. In Como, anderhalf jaar geleden.’
‘Como?’
‘Heb je geen aardrijkskunde gehad? De Italiaanse meren.’
‘Dan bedoelen we hetzelfde Como,’ zei hij glad. Hij had er handig omheen gemanoeuvreerd. ‘Vond je dat vervelend, Nell?’
‘Vroeger had ik het misschien vervelend gevonden, maar nu niet meer. Ik kan alleen maar blij zijn voor haar. Hij is bovendien zes jaar jonger dan zij, dus met een beetje geluk zal ze niet zo lang weduwe hoeven zijn als de meeste andere vrouwen. Ze heeft een zwaar leven gehad en ze heeft wel wat geluk verdiend.’ Nell giechelde. ‘Ik heb een halfbroer en een halfzusje die vierentwintig jaar jonger zijn dan ik. Is dat niet geweldig?’
‘Heeft je moeder dus een tweeling gekregen?’
‘Een heterozygote tweeling,’ zei Nell om even interessant te doen.
‘Leg uit,’ zei hij, opnieuw een handige manoeuvre: je kunt gerust blijk van je onwetendheid geven als het vaktaal betreft.
‘Twee verschillende eitjes, met verschillende erfelijke eigenschappen. Ze is vast tot de conclusie gekomen dat je boven je veertigste maar beter meerlingen kunt krijgen. De volgende keer zal het wel een drieling worden.’
‘Hoe oud was ze toen ze jou kreeg?’
‘Net zeventien. En ja, als je naar mijn leeftijd zit te vissen, ik word op nieuwjaarsdag vijfentwintig.’
‘Toevallig herinner ik me jouw leeftijd nog. Ik was toen een politicus in wording, met een zestienjarig meisje zonder chaperonne bij me in huis.’ Hij keek naar haar vingers zonder ringen. ‘Geen man? Verloofde? Vriendje?’
‘Verdomme, nee zeg!’ zei ze minachtend. ‘En jij?’ Dat was eruit voor ze zich had kunnen inhouden.
‘Nog steeds vrijgezel.’
‘Woon je nog altijd in dat vreselijke huis?’
‘Ja, maar het is wel opgeknapt. Ik heb het gekocht. Je had gelijk. De huisbaas heeft het me voor honderdvijftig pond verkocht. En met alle tyfus, pokken en de laatste epidemie van builenpest wordt nu overal riolering aangelegd. Dus ook bij mij. Ik kweek de geweldigste groenten op de plek waar ooit de beerput was.’
‘Ik zou best eens willen zien hoe het is geworden.’ Dat schoot er ook zomaar uit.
‘Ik zou het je graag willen laten zien.’
Nell stond op. ‘Ik moet nu snel naar het Prince Alfred Hospital, ik moet er in de operatiekamer bij zijn.’
‘Wanneer is je afstuderen?’
‘Overmorgen. Mijn moeder en stiefvader komen ervoor uit het buitenland, en Ruby komt uit Kinross. Sophia brengt Dolly mee, dus de hele familie is dan weer bij elkaar. Ik popel om mijn kleine broertje en zusje te zien.’
‘Mag ik ook komen als de vrouwelijke dokter afstudeert?’ riep hij.
Ze draaide haar hoofd om en schreeuwde terug: ‘Verdomd goed idee!’
Hij stond haar na te kijken toen ze met fladderende zwarte toga wegholde. Nell Kinross! Na al die jaren, Nell Kinross. Hij had geen idee hoeveel haar vader haar had nagelaten, maar in haar hart was ze een echte arbeider. Een korte, donkergrijze hobbezak van een jurk, zwarte laarzen die net zo log waren als die van een mijnwerker, haar haar in een stijve knot, geen veegje rouge of poeder op die roomblanke huid. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog, er verscheen een meesmuilende glimlach op zijn gezicht. Zonder te beseffen dat hij het deed haalde hij een hand door zijn roodbruine bos haar, een gebaar waardoor zijn medeparlementsleden begrepen dat Bede Talgarth een verstrekkend besluit had genomen.
Sommige mensen zijn echt onvergetelijk, dacht hij, terwijl hij op weg ging naar de trams. Ik moet haar weer zien. Ik moet erachter zien te komen wat er met haar is gebeurd. Als ze nu voor geneeskunde afstudeert, moet ze haar ingenieurstitel hebben gehaald, tenzij ze, zoals sommige van de meer progressieve dagbladen beweerden, haar minstens één keer voor ieder jaar geneeskunde hadden laten zakken, wat vaak bij vrouwelijke studenten gebeurde.
Honderd meter voorbij de bank was Nell hem alweer grotendeels vergeten, maar ergens in haar achterhoofd hield ze een warm gevoel voor hem. Bede Talgarth! Ze moest erkennen dat het heel juist leek om zo’n goede vriendschap te hervatten. Veel juister dan ze had gedacht.
De operatie leek eeuwig te duren, maar ten slotte kon ze, kort na zes uur, naar het hotel in George Street gaan waar haar moeder en Lee logeerden. Voor deze ene keer nam ze een koetsje, terwijl ze door het dakraampje naar de koetsier bleef schreeuwen dat hij moest voortmaken. Hoe streng zou mam met haar nieuwe baby’s zijn? Zouden ze nog op zijn, zodat ze hun grote zus konden begroeten, of zouden ze al slapen?
Elizabeth en Lee zaten in de salon van hun suite. Nell stormde naar binnen en bleef toen stokstijf staan. Was dát haar moeder? O, ze was altijd al knap geweest, maar niet zoals nu! Ze leek wel de godin van de liefde, zoals ze een zelfverzekerde, onbewuste seksualiteit uitstraalde die bijna... bijna onfatsoenlijk was. Ze lijkt nog jonger dan ik, dacht Nell, met een brok in haar keel. Dit is het huwelijk van haar hart, en ze is opgebloeid als een donkere en geurende roos. Lee’s opmerkelijk knappe gezicht was nog opvallender, hoewel minder verwijfd. Zijn ogen, zag Nell, zochten Elizabeth voortdurend, waren niet tevreden tenzij ze op haar bleven rusten. Ze zijn als één persoon.
Elizabeth kwam naar haar toe om haar te kussen, Lee om haar te omhelzen. Ze werd in een stoel gezet, kreeg een glas sherry.
‘Ik ben zo blij dat jullie zijn gekomen,’ zei Nell. ‘Het was niet hetzelfde geweest als jullie niet bij mijn afstuderen waren geweest.’ Ze keek om zich heen. ‘Slaapt de tweeling al?’
‘Nee, we hebben ze op gehouden om gedag te zeggen,’ zei Elizabeth, terwijl ze haar bij de hand nam. ‘Ze zijn bij Pearl en Silken Flower, hiernaast.’
Ze waren elf maanden nadat Lee en Elizabeth waren getrouwd geboren, en waren nu zeven maanden oud. Nell staarde naar de kinderen met zo’n golf van liefde dat de tranen haar in de ogen sprongen. O, de schatten! Alexander leek op zijn beide ouders, zwart haar met iets van het sluike haar van Lee, maar toch met wat slag van Elizabeth, en een ovaal, ivoorkleurig gezicht als dat van Lee, en met Anna’s blauwgrijze ogen die werden omringd door onmogelijk lange wimpers, Elizabeths jukbeenderen en Lee’s mooie, volle mond. Terwijl Mary-Isabelle het evenbeeld van Ruby was, van haar rode haar tot de kuiltjes in haar wangen en haar grote, groene ogen.
‘Hallo broertje en zusje,’ zei Nell, en ze knielde voor hen neer. ‘Ik ben Nell, jullie grote zus.’
Ze waren te jong om te praten, maar beider ogen keken haar met intelligentie en belangstelling aan, beider mond ging open voor een lach, en vier kleine, mollige handjes grepen haar handen vast.
‘O mam, ze zijn geweldig!’
‘Dat vinden wij ook,’ zei Elizabeth, terwijl ze Alexander oppakte.
Lee ging naar Mary-Isabelle. ‘Dit is pappa’s meisje,’ zei hij, en hij kuste haar op de wang.
‘Je hebt toch niets verborgen gehouden, toen je schreef dat je een gemakkelijke bevalling had gehad?’ vroeg Nell ongerust, op en top arts.
‘Mijn zwangerschap was tegen het eind wel moeilijk, ik was zo enorm en zwaar,’ zei Elizabeth, terwijl ze Alexanders flossige haar streelde. ‘Ik had natuurlijk geen idee dat het er twee waren. De Italiaanse verloskundigen zijn heel bekwaam, en ik had de beste. Niet ingescheurd, niets bijzonders behalve de gewone ongemakken. Ik vond het heel vreemd. Toen Anna en jij werden geboren, was ik niet bij bewustzijn, dus voor mij was dit allemaal nieuw. Het was een hele verrassing toen Mary-Isabelle was geboren en ze me vertelden dat er nog een kwam!’ Elizabeth lachte, terwijl ze Alexander zacht tegen zich aan drukte. ‘Ik wíst dat ik een Alexander zou krijgen, en daar was hij!’
‘Terwijl ik volgens alle tradities aan de andere kant van de deur liep te ijsberen,’ zei Lee. ‘Ik hoorde Mary-Isabelle huilen...en ik dacht: ik ben vader! Maar toen ze me vertelden dat er ook nog een Alexander was, bezwijmde ik.’
‘Wie is de baas?’ vroeg Nell.
‘Mary-Isabelle,’ zeiden de ouders in koor.
‘Ze zijn heel verschillend van karakter, maar ze zijn erg op elkaar gesteld,’ zei Elizabeth, terwijl ze Alexander aan Pearl gaf. ‘Bedtijd.’
Ruby, Sophia en Dolly arriveerden de volgende dag. Constance Dewy was fysiek niet in staat de reis te maken. Op negenjarige leeftijd had Dolly het stadium van het lelijke jonge eendje bereikt. Maar dat blijft niet zo, dacht Nell. Als ze tegen de vijftien loopt, zal ze een ontluikende schoonheid zijn, maar die tweeënhalf jaar in Dunleigh hebben haar veel goed gedaan. Ze is sprankelender, hartelijker, assertiever, maar ze heeft haar lieve karakter niet verloren.
Hoewel Dolly Mary-Isabelle duidelijk heel lief vond, schonk ze bij die eerste ontmoeting haar hart aan Alexander. Nell besefte met een steek in haar borst dat dit moest zijn omdat hij de ogen van haar echte moeder had en iets in het kind deed aan de ogen van Anna denken. Toen Nell een blik met Elizabeth wisselde, zag ze dat haar moeder dit ook had gezien. Het zit ons in het bloed onze moeder te herkennen, hoe lang dat ook geleden mag zijn, en hoe ver die herinneringen ook weg zijn. Het zal haar snel moeten worden verteld, anders zal de een of andere boosaardige geest ons voor zijn. Maar het zal wel goedkomen met haar, met Anna’s Dolly.
Ruby had zich na Alexanders dood niet verwaarloosd. Dat zou verraad hebben geleken. Hoewel ze zich volgens de mode kleedde, wist ze er in die in wezen zo lelijke kleding toch elegant en verzorgd uit te zien. Nu het halve Britse rijk naar Zuid-Afrika was vertrokken om tegen de Boeren te vechten, leken zij die de mode bepaalden zoveel schuldgevoelens te hebben dat zelfs paradijsvogels in meerkoeten waren veranderd. En de rokken werden korter. Nell viel tegenwoordig helemaal niet meer op, hoewel de eerlijkheid gebood te zeggen dat die kortere rokken Ruby veel beter stonden.
Er zit verandering in de lucht, dacht Nell. De nieuwe eeuw is aangebroken en binnen een paar jaar zal een vrouw die geneeskunde heeft gedaan ook cum laude kunnen afstuderen. Dat had ik moeten zijn.
‘Je ziet er anders uit, Nell,’ zei Lee toen ze na het eten in de lounge van het hotel aan de koffie en cognac zaten.
‘In welk opzicht? Slordiger dan ooit?’
Hij lachte breed, zodat zijn witte tanden flitsten. Allemachtig, dacht ze, hij is echt geweldig om te zien. Maar goed dat mijn smaak een heel andere richting uit gaat.
‘De vonk is weer aangewakkerd?’ zei hij.
‘Je bent wel heel scherp van opmerken, zeg! Maar hij is niet echt aangewakkerd, nog niet, tenminste. Ik liep hem gisteren op de universiteit tegen het lijf.’
‘Is hij nog steeds een parlementariër van de verkeerde overtuiging?’
‘Jazeker, maar federaal. Ik heb hem de mantel uitgeveegd over het partijprogramma van Labor, waarin staat dat ze tegen immigratie van kleurlingen zijn,’ zei ze voldaan.
‘Maar daar liet hij zich niet door uit het veld slaan?’
‘Ik betwijfel of er iets is waardoor hij zich uit het veld laat slaan, als hij zijn tanden er eenmaal in heeft gezet. Hij is een beetje een buldog.’
‘Dat komt dan mooi uit. Denk eens aan alle ruzies die jullie zullen hebben.’
‘Na een bestaan met mijn vader en moeder, heb ik liever een leven vol vrede, Lee.’
‘Ze maakten zelden ruzie, dat was een van hun problemen. Je bent precies Alexander, Nell, je bent dol op strijd. Als dat niet zo was, had je geneeskunde nooit afgemaakt.’
‘Die zit,’ zei ze. ‘Hebben moeder en jij weleens ruzie?’
‘Nee, dat is niet nodig. Zeker met twee baby’s in ons nest, en een derde – één, hoop ik! – onderweg. Nog maar net, maar ze zegt dat het zeker is.’
‘Jezus, Lee! Kun je hem dan niet eens even in je broek houden? Ze moet eerst van die tweeling herstellen.’
Hij lachte. ‘Moet je mij niet de schuld geven! Ze wilde het zelf graag.’
Ruby snaterde tegen Sophia over Mary-Isabelle. ‘Sprekend mij!’ kraaide ze. ‘Ik popel gewoon om dat kleine wurm te leren de dingen bij de naam te noemen! Mijn nieuwe jaden jonkie.’
‘Ruby!’ kreet Sophia. ‘Je wáágt het niet!’
Nell studeerde tegelijk af met twee andere vrouwen en een veel groter aantal mannen. Bede Talgarth stond op gepaste afstand te wachten tot de nieuwe vrouwelijke dokter door haar kleine menigte familieleden was omhelsd en gekust. Als dat haar moeder was, had Nell zeker niet haar schoonheid en haar koele, kalme manier van doen geërfd. En haar stiefvader, een opvallend knappe man, droeg zijn haar in een Chinese vlecht. Als dat niet het geval was geweest, zou het moeilijk zijn om te zeggen welke lik van de teerkwast hij had gehad. Ze droegen allebei een baby, de moeder een jongen, de vader een meisje. Vlak bij hen in de buurt stonden twee knappe Chinees aandoende vrouwen in geborduurde zijden jasjes en broeken, met twee kinderwagens. En daar had je Ruby Costevan – hoe zou hij ooit die dag in Kinross kunnen vergeten? Toen hij Nell van de vloer had opgeraapt om te lunchen samen met haar en een vrouwelijke miljonair, zoals Ruby zichzelf had genoemd. Wat hem vandaag vooral boeide was te horen hoe Nells stiefvader haar ‘mam’ noemde.
Ze zagen er allemaal duur uit, maar ze hadden niet die highsocietyhouding die zoveel ouders van afgestudeerden uitstraalden terwijl ze probeerden bekakt te spreken maar toch een plat Australisch accent behielden. Bede ving woorden op als ‘Mafeking’ en ‘Uitlanders’, en hij grijnsde minachtend. Tweedehands oorlogszuchtige taal. De Boeren hadden het gelijk aan hun kant. Waarom hebben wij in Australië geen revolutie gehad, net als de Amerikanen, en de Britten eruitgegooid? Dan waren we een stuk beter af geweest.
Hij schoof nerveus wat dichter naar het groepje van Nell toe, zich ervan bewust dat hij ondanks zijn goede pak, zijn overhemd met gesteven boord en manchetten, zijn parlementsstropdas en zijn zachte geitenleren schoenen er precies zo uitzag als wat hij was: de zoon van een mijnwerker die zelf ook in de mijn had gewerkt. Dit was krankzinnig! Ze zou nooit in zijn leven passen!
‘Bede!’ riep Nell verrukt, en ze pakte zijn uitgestoken hand.
‘Gefeliciteerd, dokter Kinross.’
Ze stelde iedereen op haar gebruikelijke plompverloren manier aan elkaar voor, eerst haar familie aan hem en toen: ‘Dit is Bede Talgarth.’ Ze besloot met: ‘Hij is socialist.’
‘Aangenaam kennis te maken,’ zei Lee met een echt beschaafde stem, terwijl hij de hand van Bede hartelijk schudde. ‘Als hoofd van de familie heet ik je welkom in ons kapitalistische midden, Bede.’
‘Zin om morgen met een vrouwelijke miljonair te gaan lunchen?’ vroeg Ruby, terwijl ze hem toelonkte.
De rector en de voorzitter van de faculteit verschenen. Ze roken geld en mogelijke schenkingen.
‘Mag ik u voorstellen,’ zei Lee tegen de rector. ‘Dit is mijn vrouw, mevrouw Costevan, en mijn moeder, júffrouw Costevan.’
‘Ze hebben er zelf om gevraagd!’ zei Nell, die dubbelsloeg van het lachen toen het tweetal haastig verdween. ‘Ik ben een vrouwelijke arts, dus ik kan niet eens een aanstelling in het ziekenhuis krijgen, maar kan hun dat wat schelen? Nee!’
‘Dus ga je je nu ergens als huisarts vestigen?’ vroeg Bede. ‘In Kinross, neem ik aan?’
‘Met builenpest in Sydney, miljoenen ratten en zoveel mensen die zich geen dokter kunnen veroorloven? Nee, niets daarvan! Ik ga me in Sydney vestigen,’ zei Nell.
‘Wat dacht je er dan van om je in mijn kiesdistrict te vestigen?’ vroeg hij, en hij nam haar bij de elleboog en trok haar een eindje opzij. ‘Er valt geen inkomen te behalen, maar ik vermoed dat jij geen inkomen hoeft te verdienen.’
‘Klopt, dat hoef ik niet. Ik heb vijftigduizend pond per jaar.’
‘Allemachtig! Dat doet de deur dicht,’ zei hij somber.
‘Ik zou niet weten waarom. Wat van jou is, is van jou, en wat van mij is, is van mij. Het eerste dat ik moet doen is een automobiel kopen. Dat is veel handiger voor de visites aan huis. Eentje met een kap, voor als het regent.’
‘In elk geval,’ zei hij lachend, ‘zul jij hem kunnen repareren als hij het niet doet, en dat schijnt vaak het geval te zijn. Ik kan nog geen leertje van een kraan vervangen.’
‘Daarom ben jij ook in de politiek gegaan,’ zei ze vriendelijk. ‘Dat is het perfecte beroep voor mensen met twee linkerhanden en geen gezond verstand. Ik voorspel je dat jij nog eens als premier zult eindigen.’
‘Dank je wel voor dit blijk van vertrouwen.’ Zijn ogen stonden niet langer spotziek maar werden stoutmoedig, en toch liefkozend. ‘U ziet er vandaag heel leuk uit, dokter Kinross. U zou vaker zijden kousen moeten dragen.’
Nell bloosde, wat ze vreselijk vond. ‘Bedankt,’ mompelde ze.
‘Ik kan morgen niet met je lunchen omdat ik met een vrouwelijke miljonair ga lunchen,’ zei hij, waarbij hij geen acht sloeg op haar verwarring, ‘maar ik zou iedere avond die jou gelegen komt bij mij thuis een lamsbout kunnen braden. Ik heb zelfs nieuw meubilair.’
‘Nell,’ zei Elizabeth, en ze klonk heel tevreden, ‘zal uiteindelijk toch haar draai weten te vinden.’
‘Geen potje zo scheef of er past wel een deksel op,’ zei Ruby voldaan. ‘Hij is een bekrompen arbeidersjongen, maar dat zal zij er wel uit weten te slaan.’