.4.

 

'Ik heb honger.’

‘Maar je hebt net je lunch op, Glen.’

‘Nee, m'n thee.’

‘Nee, je lunch. De thee is pas klaar over... tja, drie uur.’

‘Ik heb honger.’

‘Er lag nog wat snoep op je kamer; ga dat maar halen.’

‘Zullen we een spelletje kaarten?’

‘Nu niet, ik ben bezig brieven te schrijven. Kijk maar... ik zit achter mijn schrijfmachine.’

‘Ik kan brieven schrijven; ik maak ook gedichtjes.’

‘Echt waar?’

‘Ja, hoor.’

‘Die moet je me dan maar eens laten zien.’

‘Nee, dat doe ik niet. Ik laat er nooit iets van zien.' Ze keek omhoog naar de man die naast haar stond en ze zei opnieuw bij zichzelf, zoals ze dat ook in de afgelopen veertien dagen had gedaan, dat ze geen weerzin jegens hem mocht voelen; hij kon het niet helpen dat hij er zo aan toe was, hij was nog steeds Glen. En toch was het Glen niet, was het een enge... man-jongen, en ze was niet de enige die merkte dat ze zijn aanwezigheid niet lang kon verdragen. Het zieligste van alles was dat alleen al de aanblik van hem een kwelling was voor zijn vader. Bob begreep dat hij een vergissing had begaan door zijn zoon naar huis te halen, maar hij was niet iemand die zijn ongelijk snel erkende. 'Ik ga een eindje fietsen.’

‘Dat is goed.' Ze knikte hem toe. Hij ging altijd een eindje fietsen. Maar vreemd genoeg wilde hij nooit de deur uit, zelfs de tuin niet in, als er niet iemand bij hem was. En wat nog vreemder was, hoewel als je bedacht wat de oorzaak van zijn narigheid was, misschien toch niet zo vreemd, dat hij duidelijk bang was voor de auto. Toen John gisteren had aangeboden een eindje met hem te gaan rijden, had hij zich omgedraaid en was min of meer sjokkend de keuken uitgehold. En toen John achter hem aan kwam bleef hij bij de keukentafel staan en pakte een houten lepel om daarmee op de aardewerken schaal te slaan, die Cissie juist tot de helft met meel had gevuld. En toen had hij de pollepel midden in het meel gesmeten, zodat het naar alle kanten weg was gestoven, over de tafel en over John en hem. Hierop was John boos geworden en had gezegd: 'Zo is het wel genoeg!' en had hem protesterend de keuken uitgevoerd. Ze dacht vaak dat als Glen agressief mocht worden, John weinig kans tegen hem had, want hij was minstens vijfentwintig kilo zwaarder en tien centimeter langer.

John en Willie hadden een systeem opgesteld waarbij ze elkaar aflosten in het passen op Glen en hoewel Willie nog niet zichtbaar vermoeid was, werd dit bij John snel duidelijk en hij had gisteravond nog tegen haar gezegd: 'Ik weet niet hoe lang ik dit nog volhoud. Hij hoort hier niet; hij hoort in het ziekenhuis.'

John had haar aanvankelijk verteld dat hij niet wilde dat zij zich met Glen bemoeide. Maar hij had buiten Glen gerekend. Glen had ervoor gezorgd dat ze zich wel met hem moest bemoeien, want als het even mogelijk was, liep hij de hele dag achter haar aan, en in de afgelopen drie dagen had hij een nieuw patroon ontwikkeld. Wanneer hij de kans maar kreeg greep hij haar bij de arm en zei: 'Ga je met me wandelen, Jin?' of: 'Ik heb honger,' of: 'Juf, spelletje kaarten?'

Op dit moment wilde ze niet uit haar stoel opstaan, omdat ze wist dat hij haar weer bij de arm zou grijpen; maar ze wilde hem toch de kamer uit hebben.

Ze stond op het punt de knop van de intercom in te drukken, waardoor ze met Johns kamer in verbinding kon komen, zelfs al wist ze dat hij om zo te zeggen geen dienst had, toen Glen begon te spreken. En opeens was er geen spoor van het kind in zijn stem, toen hij zei: 'Bel je Willie?’

‘Nee, nee.’

‘Wel waar.’

‘Nee, dat deed ik niet. Ik heb Willie niet gebeld.’

O.'

Haar vinger zweefde boven de knop toen de deur openging en Willie zelf verscheen; en hij zei: 'O, zit je hier.' Glen keek omlaag op Jinny en zei boos: 'Ik wist wel dat je Willie belde. Ik wist het wel.’

‘Ik heb niet gebeld, Glen. Kijk maar, ik heb de knop niet ingedrukt. Ik heb je niet gebeld, hè, Willie?’

‘Nee hoor. Ik kwam hier toevallig langs. Heb je zin om een eindje te wandelen?’

‘Nee.’

‘Ach, kom mee. Ik snak naar een beetje frisse lucht, man. En ik heb nog een paar Marsrepen in m'n zak.'

De blik op het gezicht van Glen veranderde volledig en hij liep zonder meer naar de deur. Willie knikte naar Jinny en trok zijn wenkbrauwen even op voordat hij de deur achter zich dichtdeed. Ze leunde achterover in haar stoel en slaakte een diepe zucht. Het kón zo gewoon niet langer; ze moest er echt met Bob over praten. Ze raapte de brieven van haar bureau en liep naar zijn kamer. Toen ze Bob voor het eerst in bed had zien liggen, had ze gedacht dat hij er niet slechter uit kon zien, tenzij hij op zijn sterfbed lag. Maar in de afgelopen weken had ze gezien dat hij er nog slechter uit kon zien terwijl hij toch in leven bleef. Zijn gelaatstrekken waren vertrokken, zijn wangen ingevallen, en hij liet geen enkele hatelijke opmerking meer horen; hij scheen de strijd volledig te hebben opgegeven. Ze ging bij het bed staan en zei: 'Ik heb deze brieven afgehandeld, een persoonlijke naar Bill Meane en nog een naar Bury. Ik heb gezegd dat je hen wilt spreken. Zal ik ze voorlezen?’

‘Het heeft allemaal geen zin.'

Ze gaf geen commentaar, maar zei: 'John heeft je natuurlijk al verteld dat hij in de fabriek een praatje heeft gemaakt met Jack Newland en Peter Trowell, en heeft laten doorschemeren dat jij het leuk zou vinden als ze eens langskwamen om een praatje te maken.’

‘En daar zullen we vast veel mee bereiken.’

‘Nou, we moeten maar even zien wat er van komt, hè?' Hij draaide zijn hoofd om en keek haar aan; maar hij zei niets. En ze ging verder: 'Ik moet dit punt ter sprake brengen, of je het wilt of niet. Het gaat om Glen.’

‘Wat is er met hem?’

‘Ik eh... nou, om je de waarheid te zeggen, ben ik een beetje bang voor hem.’

‘Waar moet je dan bang voor zijn? Het is gewoon net een klein kind, de man in hem is verdwenen, dus waar ben je bang voor?’

‘Ik weet het niet precies, ik weet alleen dat ik echt bang ben. Zijn manier van doen verandert; hij volgt me voortdurend.’

‘Is dat zo vreselijk?’

‘Ja, dat is het voor mij.' Haar stem steeg. 'En ik moet je wel vertellen, dat ik... dat ik er niet meer tegen kan. Dit is de derde week en het begint me op m'n zenuwen te werken. John en Willie doen hun uiterste best.’

‘Daar worden ze ook voor betaald, allebei.’

‘Je kunt John nooit betalen voor alles wat hij doet, dus zeg dat niet.’

‘O, dus je staat nu aan zijn kant. Ik wist niet dat jullie dikke mik met elkaar waren.’

‘Het is helemaal geen kwestie van dikke mik zijn. Het is alleen maar een terechte opmerking. En ik wil je wel verzekeren dat hij ook aan het eind van zijn Latijn is.’

‘Wat moeten we dan?’

‘Dat... dat zul je zelf moeten beslissen; Glen hoort in het ziekenhuis, niet hier.’

‘Wel allemachtig! Hij hoort hier! Dit is zijn thuis; ik ben zijn vader; als ik hem niet wil hebben, wie dan wel? Je wilt zeker zeggen dat hij zijn leven verder in een inrichting moet slijten. Nou, jongedame, als je niet met hem overweg kunt, is er altijd een uitweg voor je.' Ze keek op hem neer en hij beantwoordde haar blik terwijl zijn lippen over elkaar gingen, alsof hij op iets zoog.

Langzaam zei ze: 'Ja, er is altijd een uitweg, en die zal ik morgen nemen.' En hierop draaide ze zich om. En zijn stem hield haar niet tegen, zoals vroeger het geval was geweest, toen hij riep: 'Jinny! Jinny!' De tranen sprongen in haar ogen toen ze de deur achter zich dichtdeed, en toen ze door die waas John door de gang naar zich toe zag komen, rende ze over de overloop naar haar eigen kamer. Maar ze had de deur nog niet achter zich dicht, of hij ging weer open en John liep naar haar toe, pakte haar bij de schouders, keek haar aan en vroeg: 'Wat is er? Wat is er gebeurd?'

Ze kon niets uitbrengen omdat ze een prop in haar keel had, en hij hield aan: 'Jinny! Jinny! Wat is er gebeurd? Zeg het me. Wat heeft hij tegen jou gezegd?'

Ze stikte bijna; ze slaakte een lange, beverige zucht, en toen hij zijn armen om haar heen sloeg, en haar lichaam tegen zich aandrukte, schudden ze beiden door de kracht van haar snikken.

Het was een goede minuut later toen ze zich uit zijn omarming losmaakte en blindelings zocht naar iets om haar gezicht mee af te drogen. Toen hij zijn zakdoek pakte en haar wangen ermee afveegde, pakte ze de zakdoek van hem aan en draaide zich om en ging op een stoel naast het bed zitten. En hij liep achter haar om, ging op de rand van het bed zitten en zei: 'Wat is er gebeurd? Zeg het me. Was het over Glen?'

Ze knikte. Tussen twee snikken zei ze toen: 'Ik ben... ik ben bang voor hem. Hij... hij wil me altijd … 'Ze kon zich er nauwelijks toe brengen het woord uit te spreken, 'aanraken. En ik heb tegen je vader gezegd dat ik er niet langer tegen kan en dat hij weer naar het ziekenhuis terug zou moeten. En'–ze hapte naar lucht–'hij zei dat als 't me niet beviel, de deur openstond. En dus... en dus, heb ik hem verteld dat ik morgen vertrek.’

‘Grote genade, nee toch zeker?'

Ze tilde haar hoofd op en haar ogen knipperden snel en haar mond ging een paar keer open en dicht voordat ze uit kon brengen: 'Ja, toch... toch wel. Ik... ik houd het niet langer vol. Ik... ik heb het gevoel... dat er iets zal gebeuren. Ik weet niet wat, John, ik kan het niet helpen, maar ik ben bang voor hem. En Lucy is ook bang voor hem. Dat heeft ze me verteld. Daarom logeert ze bij Monica.’

‘Hij gaat terug naar het ziekenhuis, daar zal ik voor zorgen.’

‘Alsjeblieft! Nee!' Ze stak haar hand uit en legde die op de zijne. 'Nee... Je vader wil dat hij hier blijft. Hij zei dat hij echt niet de gedachte kon verdragen dat hij in... in een soort inrichting zou zitten.’

‘Daar komt hij uiteindelijk toch terecht en vader zal het onder ogen moeten zien. Het is vreselijk, dat weet ik. Niet voor Glen. O nee, niet voor Glen, want hij is in zijn geest teruggekeerd naar een plek waar niets hem kan raken, buiten zijn fysieke behoeften om, zoals eten. Hij is al bijna zes kilo aangekomen sinds hij thuis is. Ik heb tegen Dorry en Cissie gezegd dat ze hem tussen de maaltijden door niets te eten mogen geven, maar zij zeggen ook dat ze doen wat ze kunnen, maar hij gaat gewoon naar de koelkast en haalt 't eruit. Hoor eens, Jinny.'

Hij legde één hand op haar schouder en de andere onder haar kin en tilde haar gezicht op toen hij zacht zei: 'Laat mij het nog eens bij vader proberen. Geef me een dag of twee en dan zal ik ervoor zorgen dat Glen niet bij jou in de buurt komt; ik zal tegen Willie zeggen dat hij hem niet uit het oog mag verliezen. Maar je moet één ding weten: je moet inwendig zelf ook weten dat wat vader ook mag zeggen, hij je waanzinnig zal missen als je vertrekt; ik weet zelfs niet wat hij zonder jou moet beginnen. Weet je'–hij glimlachte nu naar haar, een van zijn zeldzame glimlachen–'het is vreemd, als ik niet had geweten dat hij moeder zo aanbad, dan zou ik hebben gedacht dat hij een verhouding met je had. O... o, kijk nu niet zo lelijk. Het zou het meest natuurlijke ter wereld zijn geweest... als jij dat had gewild. En ik weet niet hoe hij je nu ziet; niet als een dochter, daar heeft hij er al vier van, en die doen niets voor hem; Florence irriteert hem af en toe zelfs zó dat hij er woedend van wordt en je valt ook niet in de categorie moederfiguren.'

Ze reageerde niet en zei ten slotte: 'Ik heb weleens te horen gekregen dat ik net een welopgevoede dienstmaagd was en wanneer ik zo op de afgelopen achttien maanden terugkijk, dan... dan zie ik nu in dat ik die rol keurig heb gespeeld, met de nadruk op die dienstmaagd.’

‘Welopgevoede dienstmaagd? Wie heeft dat in 's hemelsnaam van je gezegd? Dat is wel de laatste categorie waar ik je in zou plaatsen, want een dienstmaagd is onderdanig, en niemand durft te beweren dat juffrouw Jinny Brownlow van het onderdanige type is. Wel?’

‘Het is maar net hoe die andere persoon je ziet. En wat hoe je vader me ziet betreft, ik was een goede secretaresse; ik kan me verder geen andere eigenschappen toedichten; en waarom hij me graag om zich heen had, was omdat ik niet bang was voor zijn gebrul. Ik denk dat hij me nog steeds ziet als deel van zijn voorzieningen op kantoor en als zijn laatste contact met de fabriek. Ik kan nog steeds met hem over zaken praten, tenminste, dat kon ik tot... tja, tot Glen thuiskwam. Maar sindsdien heeft hij alle belangstelling verloren. Het spijt me'–ze schudde haar hoofd–'maar zelfs als je Glen in de gaten kunt houden, vrees ik dat je dat heel moeilijk zult vinden want als hij besluit geweld te gebruiken denk ik dat zelfs Willie hem niet de baas is. Hoe dan ook, zoals... alles er nu voor staat, is het maar beter dat ik ga, want...’

‘ Jinny. Jinny'–hij schoof wat dichter naar haar toe . 'ik... ik vind het heel moeilijk om iemand een gunst te vragen, maar ik ga je die nu vragen: houd het nog even vol tot het eind van de week. Als je dan nog dat gevoel hebt, oké, ga dan maar zaterdag met je nicht mee. Maar geef me een paar dagen. En niet alleen omdat... tja. 'Hij wendde zijn hoofd af en zette zijn tanden op elkaar voordat hij verderging: 'We... we konden eerst niet goed met elkaar opschieten, hè? Maar dat was mijn schuld. Ik... ik kan je maar beter vertellen dat ik je ook zou missen als je vertrok.' Opnieuw wendde hij zijn hoofd van haar af en zei: 'Een huis is geen huis zonder een vrouw erin.’

‘O, als dat alles is, kun je net zo goed Lucy terughalen.’

‘O, zo bedoelde ik het niet. Waarom begrijp je me altijd verkeerd? Wat Lucy betreft, vrees ik dat ze niet terugkomt. Ik was gisteravond bij Monica en uit wat zij zegt, maak ik op dat Reg Talbot daar is geweest, en het zou me niets verbazen als ze in het geheim trouwen en zij er met hem vandoor gaat. Ze is zelfs zo gek op hem, dat Monica zegt dat het haar niets zou verbazen als ze die hele ceremonie oversloegen. Maar daar kijkt tegenwoordig niemand meer van op, hè?' Hij trok even met zijn mondhoek.

En ze antwoordde stijfjes: 'Nee, ik denk van niet. Maar ik vermoed dat er toch nog enkelen zijn die wel prijs stellen op zo'n ceremonie, om hun verbintenis te bekrachtigen.’

‘O, goeie hemel!' Hij schoof nu weer bij haar vandaan en zijn kin zakte bijna op zijn borst toen hij lachend zei: 'Je bent verbazingwekkend. Weet je dat wel, Jinny? Je bent verbazingwekkend. Dat klonk als een passage uit een Victoriaanse roman.' Hij richtte zijn hoofd op en de glimlach was van zijn gezicht verdwenen toen hij haar vroeg: 'Denk je echt dat een stukje papier en wat loze woorden zoveel verschil uitmaken? Dat de daad er plechtiger door wordt als hij wordt gezegend, of je er wel of niet van geniet? En als je er niet van geniet, zul je er door dat papiertje voor je leven aan vastzitten, voor het leven onderworpen zijn, zoals de vrouwen dat vroeger waren. Maar nu doen ze het zonder boterbriefje en als ze het niet meer leuk vinden, of als hij het niet leuk vindt, dan kan een van beiden opstappen en weggaan. Is dat niet veel beter?' Ze was gaan staan en keek nu op hem neer; haar gezicht stond strak en haar lippen bewogen nauwelijks, toen ze zei: 'Ik dacht dat je hierheen was gekomen om te vragen waarom ik zo boos was. Goed, dat weet je nu; maar ik zie het verband niet tussen dat doel en het onderwerp dat je zojuist hebt aangesneden. En ik heb geen zin deze discussie voort te zetten.'

Hij stond op van het bed en zijn gezicht stond even strak als het hare en zijn stem klonk bijna grommend, toen hij zei: 'Weet je wat jij bent, juffrouw Brownlow? Je bent een ouwe vrijster in de dop. Het staat je op je gezicht geschreven, het is de manier waarop je loopt, het is je defensieve manier van antwoorden; het toonbeeld van een gefrustreerde ouwe trut.' Hij stond al bij de deur toen ze zich omdraaide en hem nariep: 'Nou, deze trut vertrekt morgenochtend of misschien nog wel vanavond.' Met de kruk van de deur nog in zijn hand, draaide hij zich om, zei: 'Mooi zo. Mooi zo,' en smeet de deur toen achter zich dicht.

 

Ze had haar koffers uit de bergruimte gehaald en haar bezittingen gepakt voordat ze de telefoon greep om Nell op te bellen. Toen er niet werd opgenomen, bleef ze even op haar duim bijten voordat ze de hoorn weer neerlegde. Het was dinsdag en dinsdags vond altijd de rituele theevisite plaats bij mevrouw Collins... Mamie, Nells levenslange vriendin. En op dinsdag bleef Peter meestal lang op kantoor; als hij tenminste geen bijeenkomst had van de Rotary of de Vrijmetselarij of zoiets. Als ze een sleutel van het huis had gehad, had ze hier en nu een taxi kunnen bestellen. Ze had eerst wel een sleutel van het huis gehad, maar had die later weer achtergelaten, denkend dat ze hem niet meer nodig zou hebben. Vreemd dat... Vreemd. Waarom had ze gedacht dat ze hier voor haar leven zou blijven? En wat had het leven hier voor haar ingehouden, buiten wat brieven opstellen en een verlamde man amuseren door hem op zijn eigen manier van repliek te dienen, een manier die haar dikwijls had geïrriteerd omdat je ook te veel van iets kon krijgen, of het nou goed of slecht of onverschillig wat was? En familiariteit had in dit geval wel geen minachting veroorzaakt, maar wel vermoeidheid. Op kantoor was het anders geweest; haar opmerkingen sproten daar altijd uit een duidelijk gegeven voort, zoals commentaar op een brief, reacties op bezoeken aan de fabriek, irritaties over de ideeën van zijn compagnon, of de machtsstrijd die in drie kamers op de bovenste verdieping gaande was, maar vooral in de kamer van Waitland.

Ze zou tot morgenochtend moeten blijven, maar ze was vastbesloten tot die tijd deze kamer niet meer te verlaten. Het kon helemaal geen kwaad om een paar uur zonder eten te moeten; wat drinken betreft, hield ze altijd een paar flessen sinaasappelsap in de badkamer in voorraad. Dat was voldoende.

Ze liep naar het raam en keek naar beneden, naar de stad die zich voor haar uitstrekte, met Bog's End en de Mill Bank die duidelijk afstaken tegen het middagzonlicht... De bus was over de Mill Bank gereden die dag dat ze ...

Haar geest kromp ineen voor het tafereel dat ze die middag in de kamer achter de kapperswinkel had aanschouwd, maar toch gingen haar gedachten verder over de weg die van de stad naar het huis van Hal voerde. Haar gedachten gingen nu heel snel en ze schrok toen er op de deur werd geklopt, maar ze riep niet 'Binnen', maar vroeg: 'Wie is daar?’

‘Ik ben het, juffrouw, Dorry.'

Ze deed de deur open en Dorry zei: 'Er is beneden een meneer die naar u vraagt.’

‘Een meneer die naar mij vraagt? Wie... wie is het? Heeft hij zijn naam genoemd?’

‘Nee. Ik denk dat ik dat wel had horen te vragen, maar hij zei alleen maar dat hij juffrouw Brownlow wilde spreken. En hij zag er beschaafd uit, niet ordinair of zo. Dus heb ik hem maar binnen gevraagd. Hij staat in de hal te wachten.'

Jinny bleef Dorry aankijken. Het kon Peter niet zijn; Dorry kende Peter... Was het dan...? Nee; nee; Hal zou het niet wagen hierheen te komen, dat zou hij niet durven. Maar toch had ze net aan hem zitten denken.

'Is hij oud... ik bedoel van middelbare leeftijd, of... of?’

‘Nee, hij is jong, juffrouw.’

‘Jong?' Ze begreep er niets van. Ze kon niemand bedenken. Ze zei: 'Ik kom zo beneden.'

Pas toen ze de trap afliep dacht ze aan Michael. Natuurlijk, Michael. Het kon alleen Michael zijn. Waarom had ze niet direct aan hem gedacht? Hij stond bij het hoge raam dat uitkeek op de oprit, en hij had haar niet naar beneden horen komen over de met een dikke loper belegde trap. 'Hallo, Michael.' Haar stem klonk vriendelijk.

Hij draaide zich met een ruk om, maar liep niet naar haar toe en het duurde enkele seconden eer hij antwoordde: 'Hallo, Jinny. Lang niet gezien.' Ze wilde juist vragen: Ga je mee naar de zitkamer? toen John uit de gang aan de linkerkant van de trap kwam, en van de een naar de ander bleef kijken.

Jinny keek hem onbewogen aan en vroeg: 'Is het goed als ik meneer Morton meeneem naar de zitkamer?' en hij leek even het evenbeeld van zijn vader en, net als zijn vader, scheen hij een mond vol krachttermen te willen spuwen. Maar hij zei op verheven, theatrale toon: 'Ja, je hebt de vrijheid de heer... Morton mee te nemen naar de zitkamer.' Eenmaal in de kamer, met de deur achter hen dicht, keek Michael haar aan en zei: 'Wie is dat?’

‘Dat is John, de zoon van meneer Henderson.’

‘Vriendelijk individu.'

‘Ik wil hem niet verontschuldigen, maar ik kan zeggen dat hij vandaag niet helemaal zichzelf is.'

Toen ze gebaarde dat hij op de bank kon plaatsnemen, stak hij impulsief zijn hand uit en trok haar naast zich omlaag; en hij bleef haar hand vasthouden en zei: 'Dus hier had je je verstopt?' ik heb me niet verstopt.'

Hij trok een effen gezicht en vroeg: 'Waarom heb je dat gedaan, er zomaar vandoor gaan?'

ik dacht dat dat wel duidelijk was. Ik kon er niet langer tegen..’

‘Waartegen?’

‘O, doe niet zo onnozel, Michael.’

‘Goed, ik zal niet onnozel doen, maar ik wil je wel vertellen dat ik bijna een maand lang naar je heb lopen zoeken. Die verhipte huisbaas was zo gesloten als een oester. Toen moest ik naar Londen. Ik denk dat je kunt zeggen dat het een promotie was: ik werd uitgezonden om daar een klus te doen. Ik ben nu drie weken terug en... tja'–hij tuitte zijn lippen–'ik dacht dat ik dan wel niet meer aan jou zou hoeven te denken, maar toen ik terug was, merkte ik dat dat niet het geval was, dus begon ik opnieuw, blindelings. En stom toevallig kwam er gisteren een wat oudere vent bij me langs, met zijn oom, die een belastingadvies wilde. We raakten aan de praat. Die vader was een aardige ouwe baas. Hij bleek bij Henderson te werken. Als portier, zei hij. En ja, hij kende een zekere juffrouw Brownlow. O ja, die kende hij wel; hij herinnerde zich haar heel goed.' Michael knikte met zijn hoofd naar Jinny toen hij verderging: 'Of hij enig idee had waar ze nu was? O ja, ze verzorgde de baas–en hij zou meneer Henderson altijd als de baas blijven zien–in zijn huis op Brampton Hill.' Michael spreidde zijn vrije arm nu uit en besloot: 'Dus hier ben ik dan.’

‘Het is fijn je weer te zien, Michael.’

‘Meen je dat?’

‘Ja, ja, dat meen ik.' En dat deed ze. Ze had Michael altijd al aardig gevonden en ze wist dat ze zich vanaf het begin tot hem aangetrokken had gevoeld, en als hij boven water was gekomen toen ze bij Nell logeerde, wie weet wat er toen tussen hen had kunnen groeien. Maar nu was dat onmogelijk. Hoe vaak kon je genegenheid worden aangevallen door dat ding dat liefde heet? Maar ze had niet van Michael gehouden. Had ze van Hal Campbell gehouden? Nee, ze had niet van Hal Campbell gehouden. Had ze van Ray Collard gehouden? Nee, ze had niet van Ray Collard gehouden. Had ze van George Mayborough gehouden? Ergens in haar binnenste voelde ze een lach opkomen. Nee, ze had zeer zeker niet van George Mayborough gehouden. Hield ze... Er werd een deur dichtgesmeten en ze hoorde een schelle stem roepen: 'Nu is het genoeg. Niet nog meer vernederingen.' Maar toen klonk er een scherpe, doordringende vraag: En die man boven dan? Ze hield toch van hem? O ja, je zou dat tot liefde kunnen bestempelen, ze hield van hem; of liever gezegd, ze had van hem gehouden, maar het was een liefde zonder begeerte, een hartstochtloze liefde; maar toch een liefde. Maar nu niet langer, het was nu niet langer een liefde, van welk soort dan ook... 'Wat zei je?’

‘Ik zei dat je niet luisterde naar wat ik zei.’

‘Wat zei je dan?’

‘Ik zei dat ik een veranderd mens was, met betrekking tot mijn mening over het huwelijk. Alsjeblieft, alsjeblieft,' zei hij, en hij greep haar hand, toen ze hem van hem weg wilde trekken, stevig beet. 'Ik meen het, Jinny, ik meen het echt. Dit is de eerste keer dat ik zoiets meemaak. Ik heb gezworen dat ik het niet zou doen, dat kan ik je wel verzekeren. Ik had zoveel huwelijken fout zien lopen. Ach, jij weet daar ook alles van, hè? Maar er zijn huwelijken die wel goed gaan; en Jinny, ik zou zorgen dat dat van ons goed liep. Geloof me, daar zou ik voor zorgen. Wil je?' Hij tilde haar hand naar zijn borst en met zijn andere hand op haar schouder trok hij haar naar zich toe, tot ze opeens verstijfden door het geluid van een deur die open werd gedaan en ze keken allebei door de kamer naar John, die in de deuropening stond, met een wezenloze blik op zijn gezicht en half dichtgeknepen ogen, alsof hij in de verte tuurde; maar zijn stem klonk heel kalm, toen hij zei: 'Ik... ik vroeg me af of jullie misschien thee wilden?’

‘Nee, dank je.' Jinny had zich losgemaakt uit Michaels greep en was overeind gekomen.

'Het... het staat klaar. Dorry heeft een dienblad klaargezet.’

‘Nee, dank je. Dat hoeft niet. Meneer Morton wilde juist vertrekken.' John liet zijn ogen even op Michael rusten voordat hij zei: 'Heel goed,' en draaide zich toen om en deed de deur zacht achter zich dicht. Michael keek Jinny aan en zei zuchtend: 'Mag ik verdergaan waar ik was gebleven?’

‘Nee, Michael, alsjeblieft.’

‘Je hebt geen hekel aan me?’

‘O, nee, nee. Echt niet.' Ze glimlachte vriendelijk.

'Nou dan, dat zou een begin kunnen zijn.’

‘Nee, want daar zou het bij blijven. Ik... ik ben niet verliefd op je.’

‘Er is een verschil tussen verliefd zijn en houden van. Ze zeggen dat als je iemand aardig vindt, dat een goed begin is.’

‘Tja, ik vind je echt aardig, Michael, maar ik weet dat het anders onmogelijk is.’

‘Waarom?' Zijn gezicht was nu strak. 'Is er een ander aan de horizon, of misschien meer landinwaarts?’

‘Nee... nee, niemand.’

‘En hij dan?' Hij knikte naar de gesloten deur. 'Als ik ooit jaloezie heb gezien, dan was het dat wel.’

‘Dat was geen jaloezie, dat was...' Ze slikte moeizaam en vervolgde: 'een slecht humeur.’

‘Weet je 't zeker?'

Haar aarzeling alvorens antwoord te geven deed hem zeggen: 'Dus je bent er niet zeker van?’

‘Ik weet het zó zeker, dat ik hier morgen wegga.’

‘Echt waar?' Hij keek verbaasd. 'Waarom?’

‘Een verschil van mening op diverse punten.’

‘Waar ga je heen?'

Er was geen reden waarom ze het hem niet zou vertellen, want het was wel erg dwaas als hij weer naar haar op zoek ging. Bovendien zouden ze hem hier gelijk vertellen waar ze was, als hij dat kwam vragen. Dus zei ze: 'Ik heb een nicht in Shields.’

‘En je zegt dat je daar morgen naar toe gaat? Kan... kan ik je erheen brengen?'

Ja, ja, dat kon hij. Dat bespaarde haar de moeite van het bellen van een taxi of Peter het ophalen, want als ze Nell en Peter vanavond opbelde, zou Peter er beslist op aandringen. En dus zei ze: 'Dat zou heel vriendelijk van je zijn.’

‘Hoe laat?’

‘Hoe laat schikt het jou?’

‘Wanneer je maar wilt, ik ben mijn eigen baas.' Hij trok een gek gezicht. 'Promotie, na Londen. Dus, tien uur dan maar?’

‘Dat is mooi. Dank je wel.' Ze liep nu naar de deur, maar voordat ze er was, had hij haar bij de arm gegrepen en keek haar aan en zei: 'Ik begin er een gewoonte van te maken jou in veiligheid te brengen, dus ik zal dat maar als een goed voorteken beschouwen.'

Ze schudde haar hoofd langzaam en zei: 'Alsjeblieft, Michael, doe dat niet. Ik... ik moet eerlijk tegenover je zijn, er... er is een ander.’

‘O!' Hij wreef met zijn vingers over zijn kin. 'Zo, en waar is hij dan wel, nu je hem nodig hebt?’

‘Hij weet niet dat ik hem nodig heb.’

‘O, zit dat zo? Getrouwd?’

‘Nee, hij is niet getrouwd.’

‘Hier is iets raars aan de hand. O'–hij knikte nu–'hij is niet van het trouwlustige soort en jij bent niet te porren voor zomaar een geintje, hè? Tja'–hij glimlachte flauw–'ik heb aangeboden een fatsoenlijke vrouw van je te maken en ik zou het niet erg vinden om de tweede viool te spelen, want je hebt altijd nog kans dat er iets met de concertmeester gebeurt.’

‘O, Michael.' Ze schoot in de lach, ondanks zichzelf, en ze legde haar hand op de zijne en zei: 'Je bent echt heel lief.' Daarna deed ze snel de deur open, voordat hij haar bij de armen kon pakken, zoals hij op het punt stond te doen, en liep ze met hem naar de hal. En toen ze buiten op de stoep stonden en hij naar boven keek en zei: 'Mooi huis, zeg. Vind je 't niet jammer om weg te gaan?' antwoordde ze slechts: 'Ja.’

‘Nou, tot morgen, tien uur dan maar.’

‘Dank je wel, ik zal klaar staan. Tot dan.’

‘Tot dan, Jinny.'

Toen ze de deur achter hem dichtdeed ging er een huivering door haar hele lichaam: ze wist niet of het de koude wind was, of het feit dat Michaels onverwachte bezoek haar, tot haar eigen verbazing, iets had doen erkennen wat ze nu al wekenlang weigerde in te zien. Toen ze naar de trap liep zag ze John omlaag komen, met Glen op zijn hielen, vergezeld door Willie.

'Juf! Juf! Ik wil... ' Glens verzoek werd gesmoord door Willie, die zei: 'Stil nu maar; juf is bezig. Stil maar, stil maar.'

En als om haar te beschermen holde John naar haar toe en pakte haar bij de arm om snel met haar in de salon te verdwijnen. Maar Glens protesten drongen tot hen door. Zijn stem, die niet bepaald die van een kind was, schreeuwde nu: 'Waarom mag ik dat niet? Waarom mag ik dat niet? Juf vindt 't ook leuk om te kaarten. Laat me los.'

Bij het geluid van een worsteling legde Jinny haar hand, met gespreide vingers, op haar hoofd en bracht het naar voren, alsof ze daarmee alle geluid buiten wilde sluiten; en ze hief het pas weer toen John rustig zei: 'Je had gelijk. Eén van jullie moest gaan.' Toen veranderde de toon van zijn stem enigszins en vervolgde hij: 'Wat een geluk dat die vriend van je op het juiste moment arriveerde. Is... is het een oude vriend?’

‘Dat zou je kunnen zeggen.’

‘Ik veronderstel dat hij blij is dat je weggaat?’

‘Ja, dat zou je eveneens kunnen zeggen.’

‘Hij ziet er goed uit.’

‘Dat vind ik ook.’

‘Waarom heeft hij je niet eerder opgezocht?'

Ze wendde zich van hem af en legde haar hand op de deurkruk terwijl ze zei: 'Hij wist niet waar ik was, hij heeft me overal gezocht.’

‘En nu hij je heeft gevonden, wat gebeurt er nu?' Ze ontwaarde een lichte ondertoon van vermaak in zijn stem, hoewel zijn gezicht met die toon in tegenspraak was, en haar hele lichaam rekte zich uit, tot ze op hem neer scheen te kijken, voordat ze zei: 'Wat er nu gebeurt is waarschijnlijk een trouwerij.' En hierop trok ze de deur open, maar ze moest zich langs hem heen wurmen want hij ging niet opzij, en toen ze de trap opliep, besefte ze dat hij haar nog steeds vanuit de deuropening stond na te kijken.

Ze bleef in het midden van haar kamer staan, met gesloten ogen, haar armen om haar middel alsof ze zichzelf beschermde tegen de kou, en ze stamelde hardop: 'O, lieve God.' En dat was niet om iets wat hij had gezegd, maar omdat op het moment dat ze zich verbeeldde dat er enige vrolijkheid in zijn stem klonk, ze hem het liefst een klap in zijn gezicht had gegeven. Het was net zo'n gevoel geweest als er in haar was opgestegen toen ze juffrouw Cadwell had geslagen, en nogmaals toen ze Hal Campbell in bed had aangetroffen met die ouwe taart. Wat bezielde haar toch? Ze was nooit zo geweest. Wanneer ze op zichzelf terugkeek, kon ze zich, tot aan de dood van haar ouders, beschouwen als een naïef, zachtmoedig wezen, ze kon zich zelfs keurig noemen, maar sinds ze zich onder de mensen had begeven, op zoek naar gezelschap–ze vermeed het woord liefde–was er in haar karakter een facet onthuld dat ze voor een tegenpool van haar ware ik hield. Agressief gedrag, zou ze hebben gezegd, lag niet in haar aard; maar onder bepaalde omstandigheden was het er opeens wel. Maar waarom had ze uitgerekend John een mep willen geven? Hij kon weliswaar nogal scherp zijn, maar daarom was ze niet zo boos op hem. Nee.

Ze liep naar het bed, ging op het voeteneind zitten, legde haar armen op de rand en liet daar haar hoofd op rusten. Ze moest het eerlijk onder ogen zien, ze wist waarom ze hem had willen slaan. Wees eerlijk. Wees eerlijk tegenover jezelf. Ze wist dat hij verliefd op haar was, maar ze wist ook dat hij haar nooit ten huwelijk zou vragen. Met hem samenwonen, jawel. Hij had haar nodig, dat wist ze, net zoals zijn vader hem nodig had, maar die behoefte was niet sterk genoeg om hem ertoe te drijven de verantwoording voor een vrouw op zich te nemen. Michael had er ook zulke gedachten op na gehouden, maar Michael was veranderd, hij bood haar zekerheid... in alle eer en deugd. Hij bood haar een fatsoenlijk leven. Ze richtte zich op en sprak het woord hardop uit. 'Fatsoenlijk.' Het was zo'n verdraaid ouderwets woord, de mensen lachten erom. Waarom kon zij er dan niet om lachen? Wat was er mis met haar? Was ze misschien toch meer geschikt voor het klooster? Nee, nee. Haar verlangens waren dusdanig dat ze zich niet lieten sublimeren. Waarom klampte ze zich zo hardnekkig vast aan een trouwring, aan dat boterbriefje? O, God, ze wist het niet; ze wist alleen dat kuisheid een duur produkt was, en dat er een tijd kon komen dat je zenuwen weigerden de hoge prijs te betalen, die ervoor werd gevraagd, en de vreselijke waarheid was dat ze wist dat die tijd naderde.

 

Het liep tegen zeven uur toen ze eindelijk een 'Ik had je toch gewaarschuwd' Nell aan de lijn kreeg, om haar te vertellen wat er was gebeurd en dat Michael haar de volgende dag naar Shields zou brengen. En ze had de telefoon nauwelijks neergelegd toen Dorry met een dienblad vol eten binnenkwam en, na dit op de tafel te hebben gezet, Jinny even aankeek voordat ze zei:'Ik vind het heel jammer, en Cissie ook. We zeiden net tegen elkaar, we weten niet wat er van hem moet worden, want u was de enige die hem in een beter humeur kon brengen. Maar ik begrijp u best, wat meneer Glen betreft. Hij werkt ook ons op de zenuwen. We hebben de helft van het eten naar de grote vriezer in de stal moeten brengen. Hij heeft gisteren een pastei van een kilo weggehaald, Cissie probeerde hem het af te pakken, maar hij is zo sterk als een paard, en ze was heel bang voor hem.' Haar stem daalde nu. 'We hebben ook al tegen Willie gezegd dat hij volgens ons echt niet goed genoeg is om thuis te zijn. En Willie zei dat meneer John dat ook vond, maar als de baas zegt dat-ie blijft, dan blijft hij. Ik weet niet waar het allemaal op uit zal draaien. Kom, eet toch wat, juffrouw. O, we zullen u echt missen. Maar net wat Cissie zegt, u bezit gezond verstand en uw hoofd is ouder dan uw leeftijd.' Als ze had kunnen lachen, was ze in de lach geschoten: haar hoofd was ouder dan haar leeftijd. O, als dat eens waar was. Ze zei rustig: 'Het spijt me dat ik weg moet gaan, Dorry, en ik zal jullie beiden missen. Het... het was net als thuis, vooral in de keuken.’

‘Hebt u een goed thuis gehad, juffrouw? Ik weet dat u een goede opvoeding hebt gehad, met al uw opleiding, maar een goede opvoeding betekent nog niet altijd een gelukkig huis. O nee, bij lange na niet.’

‘Ik heb het thuis heel gelukkig gehad, Dorry. Ik heb geboft. Dat besef ik nu. Maar op het moment zelf weet je het meestal niet naar waarde te schatten. Wat die opleiding betreft, die is heel gewoontjes geweest. Naar school tot m'n zestiende, daarna een secretaresse-opleiding.’

‘O.' Dorry keek verbaasd. 'Dus u bent nooit naar de universiteit geweest? Zoals juffrouw Florence en juffrouw Nellie? Monica heeft dat niet gedaan, en Lucy ook niet.’

‘Nee, ik ben niet naar de universiteit geweest.’

‘Nou, dat verbaast me, hoor. En Cissie zal d'r ook van opkijken, want u hebt zo'n houding, weet u, net als mensen die naar de universiteit zijn geweest, zo zelfverzekerd, of zo.'

Nu moest Jinny echt glimlachen. Het was een grappig tweetal, die Dorry en Cissie: ze leefden nog steeds in de jaren dertig, toen, zoals haar vader had verteld, je automatisch eer bewees aan iemand die naar de universiteit was geweest, want dat betekende in die dagen iets. Dorry veranderde nu van onderwerp en zei: 'Meneer John is in alle staten. Hij heeft een humeur om op te schieten! Hij heeft met Willie zitten praten, maar ze weten geen oplossing te bedenken. Tja, die is er ook niet, hè? O lieve help, waar moet het toch met dit huis naar toe? Maar eet dat eten nu maar gauw op. Uw soep wordt echt koud.’

‘Dank je, Dorry. Ik zie jou en Cissie morgenochtend nog wel. Goeienavond.’

‘Goeienavond, juffrouw. Welterusten.'

Ze dronk haar soep op en at wat van het koude vlees en de sla; en daarna ging ze zitten lezen, maar toen ze merkte dat ze de concentratie niet kon opbrengen, schreef ze een brief. Het was aan Bob, gewoon om hem te bedanken voor zijn vriendelijkheid jegens haar en te wensen dat alles anders zou hebben uitgepakt. De brief was in plaats van een bezoek aan hem, want ze wist dat ze het niet kon verdragen zijn gezicht te zien, met de beschuldigende blik in de ogen. Zijn blik zou haar verwijten dat ze niet alleen het zinkende schip verliet, maar ook dat zij, die een goede zwemster was, weigerde een hand uit te steken naar een man die verdronk.

Om half tien ging ze in bed; en het laatste dat ze deed voordat ze in bed stapte, was drie aspirines nemen. Ze had nog nooit een slaappil genomen , maar ze zei nu bij zichzelf dat als ze er een had gehad, ze die nu zou hebben genomen. In ieder geval konden de aspirines misschien haar opkomende hoofdpijn verminderen en haar zenuwen tot bedaren brengen. Toen ze met open ogen in bed lag, hoorde ze John door de gang naar de kamer van zijn vader gaan. Ze wist dat hij het was, door zijn kuchje, dat meer een kwestie van het schrapen van zijn keel was. Dit was de laatste tijd een hardnekkige gewoonte geworden.

Ze had Willie enige tijd eerder weg horen gaan, nadat hij Bob had klaargemaakt voor de nacht. Ze had niets van Glen gehoord, zelfs zijn stem niet op een afstand. Hij praatte vaak zo luid dat hij door het hele huis te horen was, maar in de afgelopen week had hij tot twee keer toe een zwijgzame bui gehad, waarin hij urenlang niet had gesproken. Op zekere avond had hij bij het kaarten geen commentaar gegeven op het spel, en dat was heel ongewoon, maar Willie had naderhand uitleg gegeven. Het vormde een onderdeel van het patroon, had hij gezegd, en het gevolg was meestal dat Glen spraakzamer werd dan ooit; of misschien zelfs een glimp van zijn ware ik liet zien; of ten slotte, en hij hoopte dat dit niet zou gebeuren, kon hij heel agressief worden. En hij had herhaald dat hij hoopte dat dit niet zou gebeuren, want Glen zou, met het gewicht dat hij nu had, heel moeilijk te hanteren zijn.

Na enige tijd hoorde ze Johns kuchje opnieuw; hij was uit de kamer van zijn vader gekomen. Er volgde een stilte. Het huis was klaar voor de nacht, voor haar laatste nacht erin. Ze wist niet hoe lang ze wakker had gelegen. Het laatste dat ze zich herinnerde was dat ze tegen zichzelf zei dat het wel eens een lange, lange nacht kon worden. En toen droomde ze. Vreemd genoeg wist ze altijd wanneer ze droomde. Als er iets in haar droom gebeurde, dat haar bang maakte, zei ze altijd tegen zichzelf: 'Word wakker, het is maar een droom.' In deze speciale droom had iemand het lampje op het nachtkastje aangeknipt, en dit had haar bang gemaakt, maar ze had tegen zichzelf gezegd: 'Wees niet bang, het is maar een droom. Word wakker.' Ze was ver weg in haar droom maar een stem riep haar naar boven, riep haar naam. Ze herkende de naam, maar het was niet die van haar. Toen ze ten slotte haar ogen open wist te krijgen, viel haar mond ook open en verdween alle slaap toen ze omhoog staarde in het gezicht dat op haar neerkeek. Het glimlachte en er lag een zacht licht in de ogen, en dat zachte licht weerhield haar ervan te gaan gillen. Ze hees zich omhoog op haar ellebogen en fluisterde hees: 'Glen... ga terug naar je bed, Glen. Wees nou braaf.'

Zijn antwoord hierop was geen antwoord maar een aai over haar wang. 'Nou, nou, Glen... je... je hoort hier niet te komen, je hoort in je...' Ze wilde 'bed' zeggen, maar het woord bleef in haar keel steken toen zijn andere hand, met één grote veeg, het beddengoed wegrukte. Nu riep ze: 'Ga weg! Houd o...!' Het 'op' werd gesmoord door zijn hand op haar mond.

Ze staarde omhoog in zijn gezicht, ze zag dat de uitdrukking ervan was veranderd: zijn ogen gleden snel heen en weer en zijn oogleden knipperden voortdurend. Ze drukte nu haar beide handen tegen zijn gezicht, om hem weg te duwen, maar hij pakte haar polsen in een ijzeren greep, en toen plofte hij naast haar neer en mompelde steeds weer dezelfde naam: 'Yvonne. Yvonne. Yvonne.'

Omdat hij nu op zijn zij lag hield hij haar lastiger vast en toen zijn hand even van haar mond gleed, slaakte ze een gesmoorde kreet voordat ze haar tanden in zijn wijsvinger zette.

Hij rukte zijn hand van haar mond en gaf haar een klinkende klap op de zijkant van haar gezicht en nu gilde ze het uit, zowel van pijn als van angst. Het volgende moment riep hij: 'O, sorry, sorry. Het spijt me, Yvonne. Het spijt me. Ik ben het. Ik ben het. Glen, jouw Glen. Yvonne, Yvonne, jouw Glen.'

Ze probeerde opnieuw te gillen, maar hij liet zich met een zwaai bovenop haar rollen en daarbij liet hij haar hand los, en toen ze daarmee aan zijn haar begon te trekken scheen hij werkelijk razend te worden, want zijn handen klauwden nu aan haar lichaam en scheurden het nachthemd van haar lijf.

Terwijl ze worstelde om aan zijn graaiende vingers en aan het gewicht van zijn lichaam te ontkomen, begreep ze dat ze het bewustzijn ging verliezen en ze merkte niet meer dat ze het uitgilde en de drie mannen in het huis riep: 'Bob! John! Willie!' En toen zijn handen haar borsten beetgrepen en zijn nagels haar huid openhaalden, slaakte ze één grote kreet van pijn, die Willies naam smoorde.

Op dat moment vielen Willie en John bijna gelijktijdig de slaapkamer binnen, en toen de logge massa van haar af werd getrokken bleef ze hijgend en snikkend liggen, zich niet bewust dat ze naakt was en dat er dunne stroompjes bloed over haar borsten naar haar armen stroomden. Ze besteedde geen aandacht aan de worsteling naast haar bed of aan Willies geroep: 'Ik kan hem wel houden. Het zit in een doos in de medicijnkast in mijn kamer, het is een bruine doos. Hij staat vooraan op de plank. Snel. Snel!'

John rende de kamer uit. Binnen een minuut was hij terug met een injectiespuit, en pas toen Willie de naald in Glens heup had geprikt hoorden ze de stem die hen van de andere kant van de gang riep. Maar geen van beiden besteedde er aandacht aan. John stond op en liep naar het bed om snel de lakens en dekens over haar heen te leggen, en daarna legde hij zijn handen om haar gezicht en draaide het naar zich toe. Maar hij zei geen woord en zij ook niet. Ze huilde nu niet meer en slaakte slechts af en toe een kreun.

'Ik ga het ziekenhuis bellen,' zei Willie. 'We zullen hem hier moeten laten liggen tot ze hem komen halen; er zit niets anders op, hij is veel te zwaar.'

Toen hij naar de deur liep konden ze duidelijk Bobs stem uit de slaapkamer horen roepen: 'Héla! Héla! Kom eens hier.' Willie draaide zich om en keek John aan en vroeg: 'Wat moet ik zeggen?'

En John antwoordde: 'Die beslissing is hem nu uit handen genomen; dat zal hij inmiddels wel hebben beseft.’

‘Ik zal vanuit zijn kamer opbellen; ook naar de dokter. Dat doet de deur wel dicht.' En daarna liep Willie snel de gang in, deed de deur van de slaapkamer open en bleef toen roerloos staan. Met open mond en grote ogen staarde hij naar zijn patiënt; toen draaide hij zijn hoofd om en riep: 'John! John! Kom eens hier!'

John holde naar hem toe, om zijn vader rechtop op de rand van het bed te zien zitten, met zijn lichaam op de rand, alsof hij had geprobeerd eruit te komen. 'Grote goden!'

Hij liep langzaam naar het bed toe en zijn vader zei, met bevende stem: 'Wat heeft hij met haar gedaan?’

‘Geprobeerd haar te verkrachten, zou ik zo zeggen, en haar en passant bont en blauw geslagen. Maar wat maakt dat allemaal uit? Het heeft jou rechtop doen zitten. Iets wat met een beetje gezond verstand al veel eerder had kunnen gebeuren,' zei hij, en draaide zich toen om en liep snel weer naar Jinny's kamer.

Bob keek Willie nu aan en zei: 'Is het ernstig met haar?’

‘Ik... ik weet het niet precies, er zat in ieder geval bloed op haar borsten en ze ziet eruit alsof ze het bewustzijn heeft verloren. John verzorgt haar nu. Maar één ding weet ik zeker, meneer, en dat is dat het niet veel heeft gescheeld of ze was er geweest, bij iemand met zo'n kracht en zo'n bui, want ze is maar een broos poppetje.’

‘Waar is hij nu?’

‘Op de vloer.' Willie gebaarde met zijn hoofd. 'Ik heb hem platgespoten.’

‘Heb je... heb je het ziekenhuis al gebeld?’

‘Dat ga ik nu doen. Ik wilde het hiervandaan doen.’

‘Je geeft mij de schuld van dit alles, hè?’

‘Nee, nee, ik verwijt u niets. Het is uw zoon; ik kan me heel goed voorstellen hoe u zich voelt. Niemand treft enige schuld, het is gewoon heel tragisch. Maar zulke dingen gebeuren nu eenmaal en ik denk dat u het feit onder ogen zult moeten zien dat, tenzij er wonderen op het gebied van de hersenchirurgie gebeuren, hij wel altijd zo zal blijven.’

‘Help me maar weer te gaan liggen.'

Toen Bob weer achterover in de kussens lag, vroeg hij: 'Waar zaten jullie? Ze lag al een hele tijd te gillen. Ik heb haar vanaf het begin gehoord.’

‘We zaten beneden te bedenken wat we konden doen om te voorkomen dat ze wegging. Het is gek, maar ik had de hele dag al het gevoel dat er iets ging gebeuren; meneer Glen was veel te rustig geweest. Ik had hem een dubbele dosis pillen gegeven, maar zoals wel vaker bij zulke gevallen, worden ze heel listig, ze leggen de tabletten in hun mond, drinken wat water, en als je je hebt omgedraaid spugen ze ze weer uit vanonder hun tong. Hij heeft dat wel vaker gedaan, maar vanavond was ik erbij gebleven om te zien hoe hij ze innam, vanavond, tenminste, dat dacht ik, maar je weet bij hen nooit waar je aan toe bent, wanneer hun geest zo is. Hij had geweten wat hij ging doen; hij wist ook dat een slaaptablet hem zou verhinderen dat te doen. Hij had vanaf het eerste moment een oogje op haar, weet u; ze moet hem in zekere zin aan zijn vrouw hebben herinnerd, want hij is nog steeds een man...'

Aan de andere kant van de gang dacht John hetzelfde; zijn broer was nog steeds een man, maar hij gedroeg zich als een wild beest. Hij bette haar gezicht met een natte lap. Haar oog begon op te zwellen en haar wang was ook al opgezet. Haar ogen waren gesloten en haar adem ging beverig en hijgend, en pas toen er vanaf de andere kant van het bed een snurk klonk, vertoonde ze enig levensteken, want haar lichaam huiverde en haar ogen gingen open en ze hapte naar lucht, terwijl hij voor het eerst iets zei. Zachtjes zei hij: 'Stil maar, Jinny. Stil maar, alles is goed.'

Ze keek hem nu aan en haar lippen bewogen alsof ze iets zei, maar er kwam geen geluid, en opnieuw zei hij: 'Stil maar, alles komt goed, liefje. Hij gaat weg. Ze komen hem halen. Het is voorbij. Het had nooit mogen gebeuren, maar nu is alles voorbij.'

Toen ze haar ogen weer dichtdeed en de tranen tussen haar vingers door druppelden, schoof hij zijn arm onder haar hoofd en zei zacht: 'O, Jinny, Jinny. O, liefje, stil toch. Het... het is mijn schuld dat dit is gebeurd. En ook die van Willie. Maar we waren beneden om te proberen een manier te bedenken om jou hier te kunnen houden. We hadden besloten morgenochtend direct contact op te nemen met de dokter en Willie zou hem vertellen dat hij veranderingen in het gedrag van Glen had bespeurd en dat hij dacht dat Glen een intensievere verpleging nodig had, maar het probleem was hoe we jou ervan konden weerhouden te vertrekken nog voordat er andere maatregelen waren getroffen, want ik kon de gedachte niet verdragen dat jij weg zou gaan. O, Jinny, Jinny. Stil maar, wind je maar niet op. Hoor eens, ik zal vragen of Willie Dorry wakker wil maken. Die slaapt kennelijk als een blok. En morgen zullen we je nicht laten komen; zij kan je dan verzorgen. Alles komt goed.' Hij wist dat hij erop los kletste, maar hij kon niet ophouden.

Toen hij weg wilde gaan greep ze plotseling zijn hand toen er van de andere kant van het bed weer gesnurk klonk, en hij zei zacht: 'Hij is zwaar verdoofd. Hij wordt voorlopig niet wakker. Ze... ze komen hem zo halen.' Toen verhief hij zijn stem om Willie te roepen, en toen Willie in de deuropening verscheen zei hij: 'Ga jij Dorry even halen?... Heb je contact gehad met het ziekenhuis?’

‘Ze zijn over een half uurtje hier.’

‘En de dokter?’

‘Zo snel als hij kan.'...

Het was een uur later toen Glen op een brancard werd getild en naar beneden werd gedragen, en het was nog een half uur later toen de dokter kwam. Hij was weggeroepen voor een spoedgeval en had daardoor de boodschap pas net gekregen.

Toen hij beneden kwam zat John in de hal op hem te wachten. Hij was niet langer dan tien minuten in Jinny's kamer gebleven, en toen John met één woord de vraag 'En?' stelde, antwoordde de dokter: 'Ze wilde niet dat ik haar onderzocht. Ze is bijzonder nerveus en dat is niet meer dan normaal. Ik heb haar iets kalmerends gegeven.’

‘Dus u weet niet of...?’

‘Nee, ik weet niet of; zij is de enige die deze vraag kan beantwoorden. Het enige dat ik in dit stadium kan zeggen is dat ik denk dat als deze daad van hem gevolgen mocht hebben, die beslist niet welkom zullen zijn, want ze moet bijzonder veel pijn hebben geleden. Hij heeft op vier plaatsen haar borsten opengekrabd. Normaliter zou je het schrammen noemen, maar dit zijn diepe groeven. En morgen zal haar oog volledig blauw zijn, en de rest van haar gezicht zal eveneens vol blauwe plekken zitten. Nee, ik denk niet dat een eventueel resultaat van deze gebeurtenis welkom zou zijn. Laten we bidden dat uw tussenkomst bijtijds is geweest. En ook dat uw vader zal toegeven dat hij het soms bij het verkeerde eind kan hebben, bij het volledig verkeerde eind. Ik ben van het begin af aan tegen die thuiskomst van Glen geweest. Ik heb dit soort gevallen eerder gezien en je weet nooit hoe ze van de ene dag op de andere totaal anders kunnen reageren. Tja, we weten nu hoe hij heeft gereageerd, maar het valt te bezien hoe zij erop reageert. Ja, dat valt te bezien.’