.4.
'Vind je het leuk om naar de trouwerij te komen?’
‘Naar de trouwerij?’
‘Jawel, net wat ik zeg: vind je 't leuk om naar de trouwerij te komen?’
‘Maar... het is volgende week al en ik heb niets geschikts om te dragen. Bovendien, mevrouw Henderson..’
‘Maak je geen zorgen over mevrouw Henderson. Als je ouwe Aggie was geweest zou je ook zijn gevraagd. Wat die geschikte kleren betreft, als het zulk weer blijft denk ik dat geschikte kleren bestaan uit flanellen ondergoed en een dikke wollen jas... Maar hoe dan ook, heb je zin om te komen?’
‘Dat lijkt me heel gezellig, meneer Henderson. En dank u wel.’
‘Nou, zorg er dan voor dat je volgende week woensdag rond twaalf uur in de St. Matthew's bent. Dat is vandaag over een week. Alsjemenou, wat vliegt de tijd toch! Ik zal onze Glen wel missen, met al zijn komen en gaan, hoewel hij verderop in de straat komt wonen. Maar dat is niet hetzelfde. Dan blijven wij achter met Lucy. En als ik haar moeder moet geloven zal zij ook niet lang meer thuis blijven voordat ze er ook vandoor gaat, en niet vlak om de hoek, als ik 't wel heb, maar naar Nieuw Zeeland. Hoewel ik zal proberen daar een stokje voor te steken. Er gebeurt van alles onder m'n neus, en ik zie niks.' Hij knikte naar Jinny en zei: 'Ze is straalverwend.’
‘En wie is daarvoor verantwoordelijk?’
‘Brutaaltje. Brutaaltje.' Hij stak zijn kin naar haar uit. 'Ach, ze is de laatste, weet je, en een mens heeft altijd de neiging om er een hoop werk van te maken als iets op z'n eind loopt, om het zo maar eens uit te drukken. In ieder geval zal het fijn zijn om m'n vrouw weer eens voor mezelf te hebben, voor korte perioden in ieder geval, want ze blijven allemaal als aasgieren op ons neerstrijken. Zal ik je eens wat vertellen?' Hij deed de map papieren op zijn bureau dicht, legde zijn handen erop en klopte er even op voordat hij zei: 'Het is gek, maar toen de tweede was geboren, dat was Florrie, of Florence zoals ze wenst te worden genoemd, werd ik een beetje jaloers op alle aandacht die Alicia aan de kinderen gaf. Raar is dat. Ik kan van mezelf niet begrijpen dat ik jaloers was op m'n eigen kinderen. Ik kon net zoveel werk van ze maken als ik wilde, maar als zij al haar tijd aan hen besteedde wanneer ik in de buurt was, dan werd ik chagrijnig. Kun je dat geloven?’
‘O ja.' Ze knikte naar hem. 'Het is een bekend feit dat de ogen van een man, maar niet alleen zijn ogen, ook zijn handen, na het tweede kind de neiging hebben af te dwalen.'
Hij draaide zich in zijn bureaustoel terug naar het bureau en zette grote, verbaasde ogen op toen hij spottend vroeg: 'Is dat echt waar?’
‘U lacht me uit.’
‘Nou, wat had je anders gedacht dat ik zou doen? Gewiekste dame ben jij, zeg. Ben je soms naar de universiteit geweest om daar psychologie te studeren, of zoiets? Nou, laat ik je dan gelijk uit de droom helpen. Als de ogen... en de handen van een man, zoals jij beweert, gaan dolen wanneer zijn vrouw een tweede kind heeft gekregen, dan hebben die ogen en handen al veel eerder gedoold. Volslagen onzin!... Onzin!' Hij draaide zich weer om en zei toen kortaf: 'Nu weer aan de slag; dit was genoeg persoonlijk geleuter. Weet je'–hij wierp nogmaals een blik op haar–'ik heb zoiets met Ouwe Aggie nooit meegemaakt; die kende haar plaats. Als ik het bij haar, zoals ik dat zojuist deed, over flanellen ondergoed had gehad, zou ze vuurrood zijn geworden en had ze gezegd: "O, meneer Henderson toch!" ' En hij illustreerde deze laatste woorden door zijn handen naar zijn borst te brengen en een denkbeeldige buste omhoog te duwen. Daarna besloot hij met: 'En dan was ze de kamer uitgestevend. Maar zij stamde nog uit een tijd waarin de vrouwen hun plaats wisten.' Ze moest haar lachen inhouden. Hoe kwam het toch, vroeg ze zich af, dat ze zich bij deze man zo op haar gemak voelde dat het werken onder hem een genoegen was geworden. Ze werkte nu een maand en drie dagen in dit kantoor en haar hele leven en vooruitzichten schenen te zijn veranderd. En ze had het gevoel dat hij hiervoor verantwoordelijk was, niet Hal. Hoewel Hal heel vriendelijk, heel goed was, kon ze in zijn nabijheid nooit opgewekt of zelfs vrolijk zijn, zoals ze dat wel bij deze man kon zijn. Maar in de afgelopen dagen was ze wel bang geworden omdat ze had gehoord dat juffrouw Honeysett uit het ziekenhuis was gekomen en begon op te knappen. Wat zou ze doen als ze weer terug moest naar de typekamer? Daar zou ze niet tegen kunnen. De houding van juffrouw Cadwell tegenover haar was vroeger al kleingeestig geweest, maar ze kon haar zelfs sadistisch zien worden als ze nu weer onder haar toezicht moest werken. 'Jinny.’
‘Ja, meneer.’
‘Wil je m'n vrouw even voor me bellen? En vraag haar dan of ze me hier buiten om half vijf komt ophalen.' Hij stak zijn hoofd nu in haar richting en zei: 'Er ligt een sieraad bij Bentley's en ik zou willen dat zij dat eens bekeek. Ik heb haar er gisteravond over verteld. Ze denkt dat het voor de bruid is, maar dat is niet zo, het is voor haar. Maar dat moet je haar niet vertellen. Zeg alleen maar wat ik heb gezegd: of ze me buiten kan opwachten.'
Ze pakte de telefoon en belde het huis.
Ze kreeg een mannenstem aan de lijn en ze zei: 'Meneer Henderson wil graag met mevrouw Henderson spreken.’
‘Zeg dan maar tegen meneer Henderson dat mevrouw Henderson niet thuis is. Nog beter, geef mij meneer Henderson maar even, Jinny.’
‘Goed, meneer Henderson.’
‘Trouwens...'
De stem aan de andere kant van de lijn daalde bij de volgende vraag: 'Hoe is het vandaag met die Bullebak?' Ze kon zich nog net weerhouden te zeggen: De Bullebak is net als anders, omdat die Bullebak naar haar keek. Dus zei ze: 'Ja, het is zoals gewoonlijk stormachtig weer. Maar de zon is vandaag al een paar keer doorgebroken.'
Toen er een lachsalvo door de telefoon klonk drukte ze haar lippen stijf opeen, maakte grote ogen en probeerde niet naar haar werkgever te kijken . Maar ze zag zijn hand uitgaan naar zijn eigen toestel en nu hoorde ze zijn stem op twee verschillende niveaus brullen: 'Roep je moeder voor me, blaaskaak, en een beetje snel ook. En sta de kostbare tijd van mijn secretaresse niet te verspillen. Ik betaal haar niet om een beetje bijdehand tegen jou te zitten doen. Waar blijft je moeder nou?' Toen ze haar hoorn neerlegde hoorde ze Glen Henderson zeggen: 'Die is niet thuis, pap. Kan ik je misschien helpen?’
‘Waar is ze naartoe?'
Ze zag heimelijk hoe haar baas in het mondstuk keek en toen vroeg hij: 'Wat moet ze daar?'
Maar even later zei hij: 'Nee, dat kun je niet. En nee, ik vertel je niet waarvoor ik haar nodig had. Ik zie je nog wel.'
Hij smeet de hoorn op de haak en bleef even in zichzelf zitten mopperen voordat hij zei: 'Pak het dossier van Longman eens. En zeg tegen Waitland dat ik hem nodig heb. En Bill Meane van de tekenkamer.' Ze had haar hoorn weer opgenomen en de kamer van Waitland gedraaid, toen Henderson haar toeblafte: 'Leg neer!' Hij was nu gaan staan, trok zijn jasje recht en fatsoeneerde zijn stropdas. 'Geef me m'n jas,' zei hij, 'en trek je eigen jas aan en zet je muts op.’
‘Ik?’
‘Ja, jij, er is hier niemand anders,' zei hij en hij draaide zich om en keek om zich heen.
'Waar moet ik naartoe?’
‘O, je wilt weten waar je nu naartoe moet gaan? Nou, je moet met mij mee naar de juwelier... Het spijt me.' Hij liet zijn hoofd hangen, wreef met zijn hand over zijn kin die vanmorgen nog gladgeschoren was geweest maar nu lichte stoppels begon te vertonen, en zei: 'Daar ga ik alweer, ik moet me verontschuldigen. Ik heb me tegenover jou meer verontschuldigd, meisje, dan ik ooit eerder in m'n leven heb gedaan. Hoor eens, zou je mee willen gaan naar de juwelier om daar een sieraad voor mijn vrouw uit te zoeken?’
‘Ja, meneer Henderson. Dat zou ik heel leuk vinden.’
‘Dank je. Dank u, juffrouw Brownlow. En waar sta je dan nu nog op te wachten? Pak die jassen!'
Met een borrelend gevoel van opwinding ging ze hun jassen halen. Toen ze de kamer uitliep wierp ze een blik op de klok. Het was kwart voor vier. Ze betwijfelde het of hij ooit zo vroeg uit zijn kantoor was gekomen. In de hal keek de portier hem verbaasd aan en vroeg: 'Wilt u uw auto hebben, meneer Henderson?’
‘Nou, Sam, ik was vandaag niet van plan te gaan lopen.’
‘Nou, als u me uw sleutels geeft, dan zal ik 'm even voorrijden.’
‘Hij staat nagenoeg voor de deur, Sam.’
‘Nou, meneer Henderson, vandaag niet helemaal. Meneer Waitland heeft hem een eindje verderop gezet. Hij heeft de reservesleutels uit het kantoor gehaald omdat zijn secretaresse, juffrouw Phillips, er niet langs kon, en het goot van de regen.’
‘Wat zeg je daar!' Het galmde door de met mozaïektegels belegde hal, en de mensen die toevallig langskwamen draaiden hun hoofd om, maar ze keken helemaal niet verbaasd.
'Heeft die klootzak mijn auto verplaatst? Dat zal 'm berouwen! Niemand... Niemand...' Hij wees met zijn wijsvinger naar de borst van de portier en herhaalde: 'Niemand, Sam, verplaatst mijn auto! Dat hoor je zo langzamerhand toch te weten!’
‘Ja, meneer. Ja, meneer Henderson. Maar hij dacht dat hij allang weer weg zou zijn voordat... Nou ja, weet u, u bent een beetje vroeg.’
‘Een beetje vroeg? Hemel! Ook al bleef ik drie weken boven, dan verwachtte ik nog dat mijn auto op dezelfde plaats zou staan! Hij staat daar al jaren. Alle auto's die ik heb gehad hebben op die plek gestaan. Alle mensen! Die zal ik morgen eens goed op z'n nummer zetten. Kom mee!' Hij duwde Jinny zo ongeveer de deur door.
Zijn auto stond voorbij de beschutting van het afdak. De regen viel bij bakken neer en tegen de tijd dat ze waren ingestapt, waren ze allebei kletsnat. Maar Jinny kreeg de neiging om te schaterlachen. Met deze man had je nooit één saai moment. En nu werd ze zomaar op een werkdag meegenomen naar de juwelier om daar een cadeau voor zijn vrouw uit te zoeken.
Hij reed erg woest en ze vond dit wat angstig. Hij praatte voortdurend. Zijn verhalen waren, als altijd, doorspekt met krachttermen. Ze kreeg het vermoeden dat hij er trots op was, anders te zijn dan de meeste fabriekseigenaren. Maar in wat voor bedrijf hij ook had gezeten, ze wist zeker dat hij altijd een individualist was gebleven. Het was duidelijk dat hij bij de juwelier een geziene klant was, en hij werd met de nodige onderdanigheid begroet, het was eveneens duidelijk dat haar eigen aanwezigheid de nodige verbazing wekte. 'Gaat het om de hanger waarin u laatst geïnteresseerd was, meneer Henderson?’
‘Jawel, ja, dat zei ik toch al. U heeft 'm nog, neem ik aan?’
‘O ja, we hebben hem nog steeds... Was de aanstaande bruid blij met haar cadeau?’
‘Dat weet ik niet, ze moet het nog krijgen.’
‘O.' De man draaide zich om en liep naar een kast met glazen deuren, waaruit hij een fluwelen plateau haalde, met daarop een gouden ketting waaraan een medaillon hing in de vorm van een boog, bezet met twee rijen stenen.
Hij legde het op de toonbank, gleed er met zijn hand overheen alsof hij een soort rite uitvoerde en zei toen: 'Het is een heel mooi exemplaar, vindt u niet?’
‘Jawel, en een mooie prijs ook.’
‘Alle waar is naar zijn geld.’
‘Jawel. Waar heb ik dat eerder gehoord? Nou'–hij keek Jinny aan–'wat vind jij ervan?' En zij nam haar ogen van de hanger af om hem aan te kijken en ze glimlachte: 'Hij is beeldschoon, werkelijk heel verfijnd.’
‘Dat is het juiste woord.' De juwelier keek haar aan. 'Hij is geschapen voor een jonge hals.’
‘Wat bedoel je, geschapen voor een jonge hals? Waar heb je 't over? Dit stomme ding is voor m'n vrouw, dit hier is m'n secretaresse.' De juwelier keek alsof hij een dreun had gekregen. Zijn gezicht verbleekte en zijn hand gleed er nu voor langs, zoals hij dat eerder boven de hanger had gedaan, terwijl hij stamelde: 'Het spijt me. Echt, reusachtig, het spijt me geweldig. Het... het was een vergissing.’
‘Een blunder van de eerste orde, man. En uiterst gênant, ook voor juffrouw Brownlow.’
‘Ik... ik bied u mijn nederigste excuses aan.' De arme man keek nu smekend naar Jinny; en ze glimlachte naar hem en zei: 'Het is wel goed. Het is een begrijpelijke vergissing. U kunt het niet helpen.' Ze blikte nu naar haar werkgever en ze wist dat het op het puntje van zijn tong lag om te antwoorden: En wie kan het verdomme dan wél helpen? Maar iets in haar blik scheen hem erop te wijzen dat hij deze situatie zelf had doen ontstaan. En nu klonk zijn stem wat timide toen hij zei: 'Mijn vrouw kon niet meekomen; ik wilde een advies, een advies van een vrouw, want ik kan niet elke dag zomaar drieëntwintighonderd pond ophoesten.'
Jinny moest een kreet onderdrukken. Drieëntwintighonderd pond! Het was inderdaad een schitterend sieraad, maar ze had in een winkel in Northumberland Street in Newcastle imitaties gezien en die kostten rond de twintig pond. 'Pak maar in.'
De juwelier pakte het in; daarna accepteerde hij met veel dankbetuigingen de cheque van Henderson en bracht hen zelf naar de deur. Toen hij eenmaal in de auto achter het stuur zat, startte hij de motor niet meteen, maar keek haar aan en zei met een zure grijns: 'Ben je ooit eerder voor een maïtresse versleten?’
‘Nee; dit was de eerste keer.'
Hij bleef haar aankijken en glimlachte breed toen hij zei: 'Je zei dat alsof je hoopte dat het niet de laatste keer zou zijn.’
‘Dan heeft u het mis, want ik heb geen enkele behoefte in die richting.’
‘Gelijk heb je, kind. Houd het maar op de ring.'
Toen hij de auto startte, zei hij: 'Ik ben hard aan een kop thee toe, jij ook?'
Ze aarzelde even voordat ze zei: 'Een kopje thee gaat er altijd wel in, maar...’
‘Jawel, maar.' Hij draaide de doorgaande weg op. 'Ga verder. Wat wilde je zeggen?’
‘Niets.’
‘Dat is iets nieuws... Durf je met me bij Germaine’s Tea Room naar binnen te gaan? Maar ik moet je waarschuwen, er kunnen praatjes van komen.’
‘Dat risico neem ik.’
‘Mooi zo. Dan gaan we naar Germaine's. Het is lang geleden sinds ik daar voor het laatst ben geweest. Alicia kwam er altijd graag, toen de kinderen nog klein waren. Het is een beetje deftig, maar ze waren altijd aardig voor de kinderen. En de taartjes zijn er heerlijk. Het... het hele restaurant is goed, want ze hebben een goede leiding. Hij is een Fransman. Waarom vallen Franse mannen toch beter in de smaak bij vrouwen dan de kerels in dit land? Hij heeft nu al jarenlang hetzelfde personeel. Eén serveerster werkt daar nu al bijna dertig jaar, en ik weet zeker dat dat alleen komt doordat zij in het begin verliefd op hem is geworden.' Hij gebaarde met zijn hoofd naar haar en zei: 'Er zijn niet veel meisjes die verliefd worden op hun Engelse bazen.' Hij knikte nu naar de voorruit. 'Ze trouwen wel met ze, maar dat is om hun status en hun geld en het grote huis; en om een streepje vóór te hebben op de andere mensen in het bedrijf. O, ik weet waar ik het over heb.' Hij gebaarde opnieuw met zijn hoofd naar haar. 'Het is bij ons in het bedrijf ook gebeurd. De stomme idioten. Kijk, we zijn er. Het regent gelukkig niet meer. De parkeerplaats is opzij en we kunnen door de zij ingang naar binnen.' Een paar minuten later duwde hij de tochtdeuren open, die naar het laagst gelegen deel van het restaurant leidden. Deze kant bestond voornamelijk uit glas en zo kon je naar buiten kijken, naar een aardig gazon omringd door rotstuinen en bomen. Hij keek naar de tuin toen hij verder liep, maar bleef opeens stokstijf staan en zei zacht: 'Zullen we het nou gaan beleven! Wat een situatie! Ik kan m'n ogen niet geloven.' Hij draaide zich om en keek haar aan; toen keek hij weer naar de drie mensen die aan een tafeltje links van hem zaten en die hem strak aankeken. Hij stak zijn hand uit, greep haar bij de arm en voerde haar naar het tafeltje, om daar luidkeels te verklaren: 'Op heterdaad betrapt. Hier heb ik het bewijs.'
Ze keek omlaag in de gezichten van de twee vrouwen–de zoon was opgestaan–en toen hij zei: 'Dit is Jinny,' en eraan toevoegde: 'Jinny, laat me je de andere vrouw in het spel voorstellen, mijn vrouw,' ging zijn hand uit naar een bijzonder knappe vrouw die er uitzag alsof ze ergens in de veertig was. Ze was eenvoudig gekleed, maar van een eenvoud die exclusiviteit uitdrukte. Haar gezicht vertoonde geen rimpels, behalve wat lachrimpels langs de hoeken van haar ogen, die amandelvormig waren. Jinny wenste op dit moment dat ze in de grond kon zinken, hoewel ze tegelijkertijd dacht: ze is heel mooi. En heel anders dan hij. Het was net La belle et la béte. Nee, nee. Ze kon hem niet vergelijken met een beest, daar was hij te goed, te aardig voor. Het was meer zijn ruwe manier van doen, die haar die vergelijking deed maken, want hij was niet echt lelijk om te zien. Maar toch leek hij een stuk ouder dan zij. 'Leuk je te ontmoeten. Kom bij ons zitten. We hebben net thee besteld.' Jinny hoefde geen antwoord te geven, want haar baas zei nu: 'En dit portret hier is mijn toekomstige schoondochter, alsof ik nog niet genoeg vrouwen om me heen heb.’
‘Hallo.'
Jinny kon nog steeds geen antwoord geven. Maar ze ging op de stoel zitten die Glen Henderson haar aanbood. Er lag een grijns op zijn gezicht, die erop wees dat hij elk moment in lachen uit kon barsten. 'Wat moet jij hier?' Bob Henderson keek zijn vrouw aan. 'Vindt u eigenlijk niet, meneer Henderson'–haar ogen twinkelden toen ze van de een naar de ander keek–'dat dat een vraag is die ik hoorde te stellen? Glen'–ze keek haar zoon aan–'wanneer heb jij meegemaakt dat je vader vóór vijf uur van kantoor ging? Ik vraag het jou maar omdat ik, zoals je weet, nooit in het bedrijf kom.'
Glen keek zijn moeder ernstig aan en zei: 'Ik heb 't nog nooit meegemaakt, moeder. Ik heb ook al tegen Yvonne gezegd'–hij knikte naar zijn verloofde–'dat als hij zich niet af zou vragen hoe we het zonder hem weten te stellen, hij in het bedrijf zou blijven wonen.’
‘Ach, jullie! Ik word nog eens stapeldol van jullie. Nooit iets van waardering. Maar ik wil je wel verzekeren dat als ik zoiets zou willen, het nooit met iemand als haar zou zijn'–hij wees met zijn duim naar Jinny–'want ze lijkt veel te veel op jullie.' Zijn blik was op zijn zoon gericht toen hij besloot: 'Heeft een antwoord op alles en bemoeit zich voortdurend met andermans zaken.’
‘Ik dacht niet dat ik me een betere aanbeveling voor de secretaresse van mijn man voor zou kunnen stellen.' Mevrouw Henderson keek nu naar Jinny, die een vuurrood hoofd had. 'De arme juffrouw Honeysett liet altijd over zich lopen. Ik heb haar geprobeerd te vertellen dat dat de verkeerde manier was om hem aan te pakken. Ik heb haar één keer verteld dat ze van zich af moest bijten, of hem moest negeren.' Ze boog zich nu naar Jinny over en liet haar stem dalen toen ze vervolgde: 'Ze was enigszins geschokt. Ze kon me niet begrijpen.’
‘Dat kunnen veel anderen ook niet.' Henderson keek naar zijn vrouw, met nu een warme gloed in zijn ogen. 'Er zijn veel mensen die medelijden met me hebben.’
‘Noem er eens één.' Glen Henderson keek nu zijn verloofde aan en zei: 'Zelfs jij dacht de eerste keer dat je hem ontmoette dat hij iemand uit de rimboe was.’
‘Niet waar. Dat dacht ik niet, papa Bob. Geloof me. Ik heb alleen gezegd dat u heel anders was dan de andere Engelsen die ik had ontmoet, meer opmerkelijk.'
Ze was een Francaise en, zoals de meeste Fransen die Engels spraken, bezat ze een grappig accent. Ze was niet echt knap om te zien; het woord elegant omschreef haar beter. Ze was klein, en in zekere zin net zo gekleed als mevrouw Henderson. Ze droegen allebei een donker pakje met iets wits langs de hals. Bij de jongere vrouw zat er een roesje langs de jurk. Ze droeg een bijpassend hoedje, dat meer als accessoire was bedoeld dan als bedekking voor haar haar, dat donker was, bijna net zo donker als dat van haar verloofde. Het flitste even door haar heen dat ze broer en zus hadden kunnen zijn, behalve qua lengte en bouw. De jonge vrouw keek nu naar Jinny en zei: 'U vindt hem onder zijn ruwe buitenkant toch een aardige man, hè?'
Toen Jinny nu naar haar werkgever keek en lachte, zei hij: 'Nou, vooruit, zeg het maar.'
En met een twinkeling in haar ogen keek Jinny weer naar de jonge vrouw en zei: 'Helaas ben ik nog niet ver onder die buitenkant doorgedrongen.' Het daaropvolgende koor van gelach en gepraat werd onderbroken door Bob Henderson, die zei: 'Jij zult het niet lang maken, juffertje.' En hierop keek het meisje weer naar Jinny en zei: 'Ik zou me maar niets aantrekken van dat dreigement. Je moet eens naar het Franse kantoor gaan. Ik heb van Glen begrepen dat je Frans heel goed is.’
‘Het is misschien maar goed dat mijn accent in geschreven teksten niet hoorbaar is: het... het is nogal provinciaals, vrees ik.’
‘Wat doet dat ertoe? Mijn accent is ook provinciaals... Ben je al eens in Frankrijk geweest?’
‘Een paar jaar geleden, en toen nog maar voor een korte tijd. Mijn grootmoeder was van Franse afkomst, uit het noorden...’
‘Wanneer jullie nou eens ophouden met dat geleuter over voorouders, dan zou ik jullie heel erkentelijk zijn als jullie me iets van jullie aandacht schonken. En dan zal ik vertellen waarom ik zo vroeg uit kantoor ben gekomen. En het is niet de eerste keer, jochie'–hij knikte nu naar zijn zoon–'dat ik er 's middags tussenuit ben geknepen, maar daar weet jij niets van. Als je je het goed herinnert heb ik naar huis gebeld om mijn vrouw aan de lijn te vragen, nietwaar?’
‘Zeker, meneer.' Glen knikte ernstig over de tafel naar hem. 'En jij vertelde me dat ze niet thuis was.’
‘Dat klopt eveneens, meneer.’
‘Trouwens, ik heb ook een vraag, en die is: hoe ben jij hier bij die twee terechtgekomen als zij weg was en jij thuis?’
‘Nou, heel eenvoudig, we hadden hier afgesproken op een bepaalde tijd.’
‘O! Nou, mevrouw'–hij draaide zich om en keek zijn vrouw aan–'dan zul je toch moeten toegeven dat ik eerst heb geprobeerd jou te pakken te krijgen voordat ik besloot haar op sleeptouw te nemen'–opnieuw wees zijn duim naar Jinny. 'Ja liefste. Ik begrijp wat je wilt zeggen.’
‘Nou, weet je nog vorige week, toen we bij Bentley's bezig waren bergen geld uit te geven?’
‘Ja, liefste. En we hebben inderdaad bergen geld uitgegeven. Dat was een bijzonder leuke ervaring.’
‘Stil nou even! En luister. Ik zag je naar een hanger kijken, en ik hoorde je heimelijk naar de prijs informeren... dus.' Hij stak zijn hand in zijn binnenzak en haalde de doos te voorschijn en schoof hem naar haar toe. Even bleef het stil aan het tafeltje; en toen zei zijn vrouw: 'O, Robert. Robert. O, liefste toch!’
‘Zeg, houd nou maar op met dat gezever. Maak 'm open en kijk of hij er hier net zo uitziet als toen in de winkel.'
Zodra ze de doos had opengemaakt, beet ze op haar lip.
'Hij is geweldig,' zei ze. 'Maar zó duur...' Haar ogen straalden. Ze beet nogmaals op haar lip; toen kwam ze snel uit haar stoel overeind, kwam achter hem staan en sloeg haar armen om zijn hals en bukte zich om hem te kussen.
'Hela! Moet je nou zien! Wat moeten de mensen wel van ons denken?' Hij keek om zich heen naar de twee of drie tafeltjes die bezet waren. Maar hij bleef haar hand vasthouden; en nu keek hij naar haar omhoog, met een tedere blik, en zei op een toon die Jinny hem nooit eerder had horen gebruiken: 'Cadeaus kunnen niet tot uitdrukking brengen wat wij samen hebben gehad, hè meisje, en wat we samen nog zullen hebben, hè?'
Toen ze naar hem knikte, slikte hij moeizaam; toen keerde zijn stem weer tot het normale timbre terug en beval hij: 'Nou, vooruit, ga zitten en maak er niet zo'n vertoning van.'
Ze ging zitten en pakte de hanger uit de doos, hield hem in de palm van haar hand en keek eerst naar haar toekomstige schoondochter en toen naar Jinny en zei: 'Is dit niet belachelijk om zo'n cadeau in een theesalon te krijgen! Hij had hem me horen te geven als ik in mijn negligé was.’
‘Geef ze niet van die smerige ideeën, ze weten al meer dan genoeg. En hoor eens, m'n tong hangt op m'n schoenen. Ik kwam hier binnen voor een kop thee. Dat was toch zo, nietwaar?' Hij stak zijn hoofd uit naar Jinny.
Op dit moment werd ze overweldigd door een nieuwe en vreemde emotie, een emotie die net zo vreemd was als haar eerste ervaring met rauwe woede, want ze begreep dat ze nu in de aanwezigheid verkeerde van een verbintenis die zeldzaam was: de liefde die deze twee mensen voor elkaar hadden omhulde hen als een stralenkrans. Ze voelde opeens het verlangen haar hoofd op haar armen op de tafel te leggen en te gaan huilen. En Glen Henderson, die toevallig haar kant uitkeek, moest iets van haar gevoelens hebben gemerkt, want hij bracht het gesprek snel op de op handen zijnde trouwerij, door abrupt tegen zijn ouders te zeggen: 'Als jullie nu even jullie ongebreidelde hartstochten kunnen vergeten om aandacht te besteden aan een gebeurtenis die volgende week plaats zal vinden, zouden we ons ten zeerste verplicht voelen, nietwaar, Yvonne?’
‘Ja, wij zouden ten zeerste verplicht zijn.' Het meisje scheen te begrijpen wat Glen bedoelde en ze ging verder: 'Vandaag heb ik een brief gekregen van een tante in Bordeaux, of beter gezegd, hij kwam van mijn moeder. Wij hadden niet veel contact in lange tijd, ik bedoel mijn tante.' Ze keek nu naar Jinny en verklaarde in een terzijde: 'Mijn Engels is erg provinciaals, ja?’
‘Ja, ik zou zeggen, een Birminghams accent,' zei Glen.
'Onzin!' viel zijn moeder nu bij. 'Het is een prachtig accent. Ga verder, Yvonne.'
En dus ging Yvonne verder met uitleggen hoe die tante graag naar de trouwerij wilde komen en dat haar moeder daar niet blij mee was. 'Schrijf dan terug dat we helemaal vol zitten, in beide huizen.’
‘Doe niet zo mal, vader. Ze kunnen toch in een hotel logeren.' De conversatie ging heen en weer en ten slotte stonden ze allemaal op van tafel. En in de foyer van het restaurant zei Henderson: 'Ik zal Jinny naar huis brengen. Ga jij meteen door?' Hij keek naar zijn zoon. 'Of rijd je achter ons aan?’
‘We rijden achter jullie aan, want we vertrouwen je voor geen steek.' Glen draaide zich om en grijnsde naar Jinny. En ze glimlachte terug. Toen ze naar de uitgang liepen, keek Henderson van de een naar de ander en zei: 'Trouwens, ik heb haar voor de trouwerij uitgenodigd. Jinny, bedoel ik. Ze zal niemand in de weg zitten. En jij, Yvonne, het laatste dat jij moet doen voordat jullie vertrekken is je boeket naar haar toegooien, want het wordt hoog tijd dat ze eens over trouwen gaat denken. Ik weet niet wat die kerels mankeert. Vooruit met jullie.' Hij loodste hen nu allemaal naar de deur, en toen de twee mannen de auto's gingen halen keek mevrouw Henderson naar Jinny en zei rustig: 'Er bestaat geen betere man op deze wereld dan mijn man, juffrouw Brownlow, maar hij kan de meest tactloze persoon van diezelfde wereld zijn. En hij is dol op het bedisselen van andermans leven. Terwijl hij niet eens zijn eigen leven kan overzien.' Ze trok even een sip gezicht en Jinny zei hartelijk: 'O, maakt u zich over mij alstublieft geen zorgen; ik heb nog nooit met zoveel plezier voor iemand gewerkt. Hij doet me goed!’
‘Heeft zijn manier van doen je dan nooit bang gemaakt?’
‘Nee. Nooit. Dat kan ik eerlijk zeggen. Ik vrees dat ik de gewoonte heb ontwikkeld hem lik op stuk te geven.'
Mevrouw Henderson keek nu naar Yvonne en schudde haar hoofd, toen ze opmerkte: 'Zijn vorige secretaresse, Ouwe Aggie, zoals hij haar noemde, was doodsbang voor hem. Ze mocht hem graag; ze was zelfs dol op hem, maar ze durfde niet van zich af te bijten. Het is maar goed dat ze nu met pensioen gaat.'
Er restte Jinny geen tijd om hier commentaar op te geven, als ze dat al had gewild, want de auto's reden voor. Maar toen ze naast haar werkgever ging zitten, dacht ze: hij heeft dit dus al geweten, maar heeft mij nog niets verteld, wilde me nog even in het ongewisse laten. De schooier... Tien minuten later, toen hij zich opzij boog om de deur voor haar open te maken, liet hij zijn hand even op de deurknop rusten en keek haar aan en zei: 'Bedankt voor je gezelschap, meisje. Het was een gezellige dag. Ik heb ervan genoten.’
‘Dank u, meneer Henderson. Ik heb het ook leuk gevonden, vooral dat ik uw vrouw nu heb ontmoet.’
‘Tja, ach.' Hij duwde de deur open. 'Je ziet zeker wel dat er geen kans voor je is, hè?'
Ze had de hendel van de deur al in haar hand om hem dicht te doen, maar nu bukte ze zich en zei: 'Zal ik u eens iets zeggen?’
‘Nou, wat dan wel?’
‘Ik had u nog niet willen hebben... als die kans er wel was geweest.' Ze dacht dat ze zijn laatste woorden nog hoorde, die klonken als: 'Hé, brutaal nest.' Toen stond ze op het trottoir en zwaaide de auto na. O, ze waren heel aardig. Een geweldig gezin. Wat had zij toch geboft. Ze was met haar neus in de boter gevallen.
De straat was slecht verlicht, het trottoir was smerig, ze liep naar beneden naar een koude, vreugdeloze souterrainwoning, maar toch voelde ze zich vreemd gelukkig. Vandaag over een week ging ze naar een trouwerij . Een chique trouwerij. Maar voor die tijd zou ze Hal weer zien. O, ja, dan zou ze Hal weer zien. En ze zou het grootste gedeelte van de zondag bij hem zijn. Zaterdag was een dag die nog gevuld moest worden. Meestal maakte ze dan haar flat schoon. Maar deze zaterdag ging ze op stap om een trouwcadeau te zoeken. Het moest iets zijn dat niet te duur was, maar wel mooi, van goede kwaliteit. De wereld was opeens prachtig. Had ze zich ooit verlegen gevoeld? Eenzaam en verlaten? Ja, dat had ze, maar zo zou ze zich nooit weer voelen. Nee, nooit.
Nooit is een strop
Nooit houdt nooit op
Wees toch voorzichtig
Het is een woord, dat scheidt
Geliefden en vrienden, voor altijd.
Waarom moest ze dat nu opeens denken? Waar had ze dat gelezen? Alleen maar omdat ze had gezegd dat ze nooit meer eenzaam zou zijn. Ja, nu wist ze het weer. Haar grootvader had altijd de gewoonte gehad allerlei rijmpjes en gezegden te spuien, en dat was er één van. Ze had er in geen jaren meer aan gedacht. Maar waarom kwam het nu opeens bij haar boven? Raar, zoals je gedachten opeens een sprong konden maken om je goede humeur te bederven. Ze had de laatste tijd de neiging gehad pessimistisch te doen. Dat moest ze maar eens afleren. Ja, dat moest ze, want de toekomst beloofde zonnig te worden.