Helaas, pindakaas
Als Merel aan het eind van de middag het grachtenhuis weer binnenstapt, valt haar blik op de kalender die in de keuken hangt. De afspraken van het hele gezin staan erop. Bij vandaag staat: ‘J + J bij Tom spelen’. Bij morgen: ‘Tjarda, verloskundige, 10:30’. Merel is één keertje meegeweest omdat ze nieuwsgierig was hoe dat ging. Lachen, je hoorde via een apparaat het hartje in die buik! Tsj-tsjoem, tsj-tsjoem hoorde je haar toekomstige broertje of zusje doen!
O nee! Het is 9 september! Ineens ziet Merel de datum van vandaag. En ze heeft zich niet ingeschreven! Helemaal vergeten… O, en net nu ze weet wat ze gaat doen! Dát is stom! Merel de vergeetachtige heeft het weer voor elkaar gekregen, hoor! Merel duwt haar kiezen hard op elkaar en stampt een paar keer met haar voet op de keukenvloer, terwijl ze haar handen stevig tot vuisten knijpt.
Achter haar gaat de keukendeur open. Het is haar vader, die Jeppe en Joost heeft opgehaald bij hun vriendje Tom. Ze kijken haar met grote ogen aan: ‘Merel, wat doe je?’
‘Boos zijn!’ gromt Merel.
‘Waarom?’ komt het uit drie monden.
Merel kijkt haar vader aan. ‘Ik ben me vergeten op te geven voor de talentenjacht, het moest vóór 8 september.’
‘Ach…’ zegt hij. ‘Dat was gisteren.’
Hm, is dat alles wat hij kan zeggen? De jongens trekken intussen aan haar armen: ‘Ga je mee voetballen?’ En dan kijken ze Merels vader aan: ‘Mag het nog, voor het eten?’
‘Jawel, ik moet nog beginnen met koken,’ zegt Merels vader.
O, wat heeft ze de smoor in! Is nu alles voor niets geweest? Er prikt iets achter haar oogleden. Die traan van vanmiddag lijkt weer door te willen breken. Gauw neemt ze Jeppe en Joost mee naar buiten. Dat is het prettige aan kleine broertjes: ze kan zich lekker uitleven als ze een paar straten verderop op het veldje naast het speeltuintje aan het voetballen zijn. En ze kan er best wat van, vindt ze zelf. Jeppe en Joost zijn sinds kort F’jes bij Blauw-Geel: kleine, maar goeie voetballertjes in de dop.
Merel ziet hem al van ver aankomen: Rob uit haar klas. Let op, die gaat er wat van zeggen, de uitslover, en dan gaat hij ook zeggen dat ze het niet goed doet. Puh, zij zat ook een seizoen bij Blauw-Geel!
‘Hé, Merel,’ schalt hij over het groene gras, ‘ben je aan het voetballen?’
‘Nee,’ snauwt ze, ‘ik ben aan het zwemmen.’
‘Hè?’ Jeppe kijkt verward van Merel naar de gracht, die ze van hier nog net kunnen zien, de gracht die maakt dat Jeppe en Joost nog steeds niet alleen buiten mogen spelen zolang ze hun A-diploma nog niet hebben.
Merel geeft een knal tegen de bal en de jongens rennen er allebei achteraan.
‘Voet meer uitdraaien,’ zegt Rob, ‘dan gaat-ie harder, wedden?’
‘Ik hoef niet harder,’ zegt ze. En zoals altijd wanneer ze geïrriteerd wordt, begint het binnen al een beetje te waaien.
‘Doe je dat vaker, voetballen?’ vraagt Rob.
‘Ja, ik pas vaker op mijn broertjes,’ antwoordt Merel.
Joost was het eerst bij de bal en schiet hem terug. Rob springt op het laatste moment op en haalt hem voor Merels voet vandaan.
‘Wedstrijdje!’ juichen de jongens. ‘Twee tegen twee!’
Rob kijkt Merel aan. Oké, ze zal hem een poepie laten ruiken. Het wordt Rob en Joost tegen Jeppe en Merel, met bultjes jassen als doelpalen. Merel zet haar beste beentje voor, maar ja, Rob is nu eenmaal een échte voetballer. Hij schiet loepzuiver en knalt ze aldoor precies tussen de jassen door met een vreselijk irritante grijns op zijn smoel! Dat doet de wind aanwakkeren, voelt ze. En ze zegt: ‘Geef dat knulletje ook een kans, lummel!’
Nu speelt Rob keurig aan op Joost en knalt die kleine etter hem erin. Er is storm op komst, voelt Merel nu heel duidelijk.
‘Kom op, Jeppe!’ hitst ze zichzelf op.
Die geeft terug: ‘Kom op, Merel!’
Dan ziet Merel haar kans schoon. Met een aanloop en een keurig uitgedraaide voet schiet ze de bal weg van hun eigen doel. Mooie redding! Veilig ver weg!
‘Er achteraan Jeppe, in de aanval!’ schreeuwt ze nog, maar die kreet eindigt een stuk zwakker dan dat hij begonnen is. Ze ziet de boog waarin de bal vliegt, op een heel verkeerd doel af. Ze knijpt haar ogen dicht en hoort Jeppe roepen: ‘Nee! Merel!’
Ze doet snel haar handen voor haar oren, het geluid van brekend glas kent ze wel. De bal vliegt zomaar het gebouwtje van de speeltuin in, dwars door één van die hoge smalle raampjes.
Ze kijkt de tweeling aan, en die kijkt Merel aan. ‘Oeps!’ zegt ze.
Jeppe en Joost roepen: ‘Onze bal!’
Rob haalt zijn schouders op. ‘Ik ga er maar eens vandoor!’
Hij grist een doelpaal van de grond en steekt zijn hand op. Tegen de jongens zegt hij nog: ‘Jullie voetballen goed, jongens, beter dan die zus van jullie.’
‘Hálfzus!’ zegt Joost.
‘Nee joh, stíefzus,’ zegt Jeppe.
‘Wat maakt het uit,’ maakt Merel ervan. Ondertussen kijkt ze om zich heen. Wat nu? Gewoon maar naar huis? Maar er zijn kinderen in de speeltuin en die hebben vaders en moeders op de bankjes achter zich zitten, die vast alles hebben gezien, al weet Merel niet hoe goed die mensen opletten. En Joost en Jeppe gaan het thuis natuurlijk meteen vertellen, die willen hun bal terug. Nee, dit moet ze oplossen.
‘Kom!’ zegt ze flinker dan ze zich voelt. Ze lopen op het speeltuingebouwtje af, en proberen de deur. Die is op slot, en er is niemand te zien. De bel levert geen reactie op, en als ze eromheen lopen, ziet Merel niets waardoor ze naar binnen kunnen klimmen.
‘Nou, jongens, helaas pindakaas,’ zegt ze.
‘Nee, Merel, onze bal! We willen onze bal!’
Dat begrijpt Merel wel, maar ze weet echt niet hoe ze die terug moet krijgen. Ze snapt nog wat: dat ruitje zal van haar zakgeld betaald moeten worden. Naast de deur zit een bord met een naam en een telefoonnummer. ‘Jullie onthouden elk twee cijfers, ik de laatste drie,’ zegt ze tegen haar broertjes en dan gaan ze maar naar huis. De jongens huppelen vrolijk naast haar. Ze hebben een spannend verhaal te vertellen!
‘Hier is papa niet blij mee, hoor,’ waarschuwt Merel de tweeling.
‘Nee? Waarom niet?’
‘Dat weet ik gewoon.’
Haar vader is inderdaad boos. Merel wacht met gebogen hoofd tot hij uitgeraasd is, en zegt dan gauw: ‘Ik betaal het heus wel.’
‘Daar gaat het niet alleen om, Merel, we zijn verzekerd voor zulke dingen, maar jij betaalt zelf voor een deel mee! Het gaat erom dat je eens leert nadenken voor je doet. Altijd is er wel wat met jou!’
‘Ik had ook nagedacht,’ zegt Merel verontwaardigd. ‘Ik wilde die bal weg van het doel hebben. Dacht je dat ik hem expres door dat raam heb geschopt?!’
‘Nou, je gaat vanavond zélf bellen en zélf het geld regelen.’
Merel knikt. Ja, logisch. Maar wat was het telefoonnummer ook alweer? Ook Joost en Jeppe weten het niet meer precies, en het wordt opgezocht op internet.
Een uur na het eten hebben de jongens hun bal terug, en weet Merel dat de rekening opgestuurd gaat worden en dat ze dan een schuld aan haar vader heeft. De man die de telefoon opnam, kwam onmiddellijk naar het speeltuingebouwtje, en deed helemaal niet boos of zo. Sterker nog, hij prees haar eerlijkheid, maar moest natuurlijk wel geld hebben.
De hele avond baalt ze stevig, van die verlopen inschrijfdatum haast nog meer dan van het geld, en met het humeur van haar vader is het ook nog niet goed. Tjarda probeert hem wel te kalmeren, maar hij blijft doorgaan met mopperen op Merel. Daar wordt ze zenuwachtig van, en dan gaan er juist dingen mis. Is ze druk omdat haar vader moppert of moppert haar vader omdat ze druk doet? Ze kan er niks aan doen, maar ze kán dan gewoon niet stilzitten, de brutale antwoorden floepen zomaar haar mond uit, ze stoot per ongeluk de kist met lego om waardoor de steentjes met veel kabaal over de vloer knallen en ze knoeit met haar chocolademelk.
Tjarda zucht. ‘Storm in huis,’ zegt ze.
Als ze nieuwe chocolademelk heeft gekregen, en haar vader haar en de jongens een snoepje wil geven, ontdekt hij dat het snoep op is. ‘Merel!’
‘Ja?’ vraagt ze lief.
‘Hoe kan het dat die trommel leeg is?’
Merel haalt haar schouders op. ‘Ik weet niet, opgegeten denk ik.’
‘Door wie?’ klinkt het dreigend.
Weer schokschoudert ze. ‘Door Joost, Jeppe…’
‘Je weet heel goed dat die niet bij de trommel kunnen. Er is er maar één in huis die zich niet aan de snoepregels houdt!’
‘…en mij,’ maakt Merel haar zin af.
‘Je weet drommels goed dat je niet zomaar extra mag snoepen! Daar word je nóg drukker van…’
Merel knikt. Ze weet het trommels goed, ja. Stiekem grinnikt ze.
‘Wat kijk je me aan?!’
Dan zegt ze met een zo ernstig mogelijk gezicht: ‘Ik zal het niet meer doen!’
‘Als je zin hebt in wat lekkers, mag je komkommer eten en appels, of van die snoeptomaatjes.’
Jèk. Merel trekt haar neus op. Ze ziet aan haar vaders gezicht dat het beter is om maar vast naar boven te gaan, al is het nog geen bedtijd.
Ze is niet verbaasd als hij even later op de deur van haar kamer klopt en binnenkomt. Bij hoge uitzondering ligt Merel te lezen. Ze heeft er meestal geen geduld voor, bovendien leest ze niet zo gemakkelijk.
‘Mereltje…’ begint hij als hij op de rand van haar bed zit. ‘Ik vind het moeilijk als je zo druk doet. Ik kan er niet zo goed tegen.’
‘Ik vind het moeilijk als je zo moppert,’ zegt Merel vlug.
‘Ja, dat snap ik.’
‘En ik snap jou ook wel, hoor pap. Ik wil het zelf eigenlijk ook niet! Maar ik kan er niets aan doen…’ Ze haalt haar neus op. ‘Als ik jou was… zou ik knettergek van mij worden.’
‘Nou,’ zwakt hij wat af, ‘knettergek is overdreven.’ Hij geeft haar een knuffel. ‘Ik hou van je, meisje.’
‘Maar iets rustiger is wel fijner, hè?’ Merel kent dit soort gesprekjes wel. ‘Weet je wat, pap? Ik ga heel erg mijn best doen!’
Hij woelt met zijn hand door haar haren. ‘Dat is goed! En zullen wij morgen als ik thuiskom van mijn werk samen nog even langs het theater gaan? Vragen of je je nog kunt inschrijven? Misschien kan het nog.’
‘Yes!’ Merel wil haar vader omhelzen, maar komt zo snel overeind dat ze met haar voorhoofd tegen zijn neus botst.
‘Au!’ Met een pijnlijk gezicht wrijft hij over zijn neus.
‘Sorry, pap.’
Hij staat op. ‘Nou, welterusten, vogeltje.’