Heen en weer
De rode cijfers van Merels wekker geven 19:30 uur aan.
Marijn zegt: ‘Ik moet eerst naar huis bellen of ik nog met je mee mag naar je vader.’
Terwijl Marijn belt, pakt Merel haar schooltas. Haar broodtrommel zit er nog in, die moet ze niet vergeten bij de afwas te zetten. Bij haar vader heeft ze een andere. O ja, haar gymkleren moeten mee! Ze pakt haar broek en shirt uit de kast, en moet even zoeken naar haar gymschoenen, die ze uiteindelijk onder het bed vindt.
Marijn is klaar met bellen. ‘Ik moet naar huis.’
Ze lopen naar beneden met Merels tas en de broodtrommel.
Als ze Marijn uitgezwaaid heeft, merkt Merel dat Bram weer eens het geduld niet heeft gehad op haar te wachten, hij is al weg. Hoe hij het doet, weet ze niet, want hij moet veel meer dingen meenemen dan zij en toch is hij eerder klaar. Zo gaat het nou iedere keer, het gebeurt niet vaak meer dat ze samen heen en weer fietsen. Merel loopt toch weer even naar boven, omdat ze in haar klerenkast wil kijken: is er misschien een shirtje dat ze de komende dagen aan wil? Precies, dat hondenhemdje. Het blijft nog wel even warm, en anders doet ze er een vestje over. Verder hoeft ze geen kleren mee, in de kasten op beide kamers ligt genoeg, maar sommige kleren zijn nou eenmaal je lievelingskleren.
Haar moeder en Lori zitten nog buiten na te tafelen achter de vuile borden en een bijna lege fles wijn. April is in geen velden of wegen te bekennen. Nou, dan zegt ze die toch geen gedag. Joep wel, die moet ze eerst uitgebreid knuffelen voor ze weg kan.
‘Dag Joepie, lieve lieve poepie, tot vrijdag!’
Klopt dat wel? Waar zijn ze dit weekend? Wacht, even vragen.
‘Mama!’ roept ze van binnen naar buiten. ‘Waar zijn we dit weekend?’
Ze krijgt geen antwoord, dus dat zal ze moeten komen halen.
‘Horen jullie mij niet!’ roept ze vanuit de openslaande deuren de tuin in.
‘Jawel,’ zegt Lori, ‘maar wij hebben geen zin om te schreeuwen.’
Merel trekt een gezicht dat zoveel wil zeggen als ‘ha ha, leuk hoor’.
‘Jullie zijn het weekend hier, schat,’ komt dan het antwoord van haar moeder.
‘Ik heb mijn gymkleren ingepakt!’ meldt Merel trots.
‘En heb je je rekenhuiswerk?’
‘O, nee!’
Merel rent weer naar boven. In haar kamer ziet ze een stapeltje oude Girlz! liggen. Ze heeft ineens zin er een paar mee te nemen. Bij haar vader mag ze niet zo’n tijdschrift, veel te veel bla bla in een raar taaltje, zegt-ie, zoals je ‘favo info over film-hunks en tv-chicks’. Als hij dat zegt, trekt hij een heel raar gezicht. Hij stelde voor de National Geographic Junior te gaan lezen. Jèk, als er iets saai is! Dat is Brammen-voer! Bij haar vader heeft ze nu de Kidsweek, maar die is minder leuk. O ja, én de TamTam, ze is ook nog lid van de Rangerclub.
Dan kijkt ze rond: wat moest ze ook alweer? Ze stopt haar lievelingsknuffel in de tas. Eigenlijk wil ze afkicken van dit versleten bruine herdershondje, maar hij is zó lief. Niet één bij haar vader is liever. Ze heeft heel veel knuffels, daar en hier – haar blik dwaalt over de plank boven haar bed – maar ze kan er nog geen afstand van doen.
Goed, dat was het? Ze neemt met twee treden tegelijk de trap en staat weer buiten.
‘Nou doei, mam, doei Lori, tot vrijdag.’ Ze zoent de beide moeders.
‘Moet je jas niet mee?’ zegt Lori.
‘O ja.’ Merel wil eerst haar fiets uit de schuur halen. Dan schiet haar haar mobiel te binnen. Ze voelt in haar broekzak, rommelt in haar tas. Waar is die?
‘Mam? Waar is mijn mobiel?’
Die zucht. ‘Ik weet niet waar jouw mobiel is, kind.’
Merel kijkt Lori smekend aan. ‘Weet jij toevallig waar mijn mobiel is?’
Haar gezicht licht op. ‘Ja! Toevallig wel! Goed, hè?’
Merel wiebelt een paar keer heen en weer op haar ongeduldige voeten. ‘Nou, waar dan?’ Ze heeft haar fiets al tegen de schuur gezet.
‘Ik geloof dat ik hem op de wc heb zien liggen.’
‘Op de wc?’ Merels stem is vol ongeloof. ‘Wat doet-ie daar nou?’
‘Ja, dat weet ik ook niet. Op jou wachten.’
Hij ligt er inderdaad. Merel stopt de mobiel in haar broekzak, graait haar jas van de kapstok en dan is ze echt klaar om te gaan. Ze springt al op de fiets. ‘Nou, doei!’
‘Merel!’ roept haar moeder haar achterna. ‘Heb je de heen-en-weermap?’
Merel knijpt in haar remmen, terwijl ze moeite doet een lelijk woord binnen te houden. De heen-en-weermap. Het is dit schooljaar haar beurt de heen-en-weermap mee te nemen van haar moeders huis naar haar vaders huis en weer terug. Dan ontsnapt het toch: ‘Drolgedraaide rookworst!’
Ze stapt van haar fiets, zet die wéér tegen de schuur, gaat wéér naar binnen. Maar de map ligt niet waar die hoort te liggen.
Dus gilt Merel: ‘Mam? Waar ligt die?’
Haar moeder komt naar binnen gelopen, ziet de lege plek en zegt: ‘Waar heb ik dat ding gelaten? Ik heb er vanmiddag in geschreven…’
In de heen-en-weermap zitten de briefjes van school, en mededelingen en overlegpunten van haar ouders. Merel heeft haar zakgeld voor volgende week alvast gehad! Merel vergeet haar gymkleren steeds mee te nemen, helpen jullie haar herinneren? Merel snoept te veel, hoe kunnen we dat voorkomen? Merel is wel erg druk op het ogenblik: wat doen we om haar te dimmen?
Merels moeder komt aangelopen met de blauwgroene heen-en-weermap in haar handen. ‘Hier is-ie. Ga nu maar gauw.’
‘Het is jouw schuld dat ik zo laat ben!’
‘Het valt wel mee, het is nog net geen acht uur. Dag, schatje.’
Merel fietst de korte afstand van haar moeders huis naar haar vaders huis precies in vijf minuten. Haar moeder woont net buiten het centrum, haar vader op de grens, aan een van de grachten. Het huis is groter, mooier en duurder, en heeft een keurig naambordje naast de deur met al hun namen erop: ‘Freek, Bram en Merel van de Putte, Tjarda Dingstee, Jeppe en Joost Franssen’. Bij haar moeder hangt géén naambordje, en als ze vraagt waarom niet, krijgt ze als antwoord: ‘Dat is er nog niet van gekomen.’
Het huis van haar vader is ook opgeruimder, denkt Merel als ze binnen is. Als altijd is het even omschakelen van de volle, kleurrijke, rommelige huiskamer van haar moeder en Lori naar de lege, witte, strakke kamer van haar vader en Tjarda. Het duurt altijd maar even. Want hier staat wel mooi een enorme breedbeeld-tv! Ja hoor: Bram zit er al voor.
‘Je bent laat,’ zegt haar vader als hij Merels wang zoent. ‘Bram is er al een tijdje.’
Merel haalt haar schouders op. ‘Mama was de heen-en-weermap kwijt.’
Ook van Tjarda krijgt ze een dikke kus. ‘Fijn je weer te zien.’
‘Waar zijn Jeppe en Joost?’
‘Die slapen al.’
‘Zo vroeg al?’
‘Het is al hun bedtijd geweest.’
Merel kijkt op haar horloge. O ja, vijf over acht. Dan ligt een tweeling van zes al in bed. En ze kan helemaal geen tv kijken, ze moet haar rekenhuiswerk nog maken.
Shit! Haar rekenhuiswerk!
‘Pap! Ik moet nog even terug! Ik ben m’n rekenhuiswerk vergeten!’
Haar vader houdt Merel tegen. ‘Ik heb thee, is dat echt nodig?’
‘Ja! Ik moet m’n rekenhuiswerk nog maken en dat ligt bij mama!’
‘Nu nog? Je hebt de hele middag de tijd gehad!’
‘Nee hoor! Ik had musicalklas, en toen moest ik Joep uitlaten en toen was het alweer tijd om te eten.’
Tjarda lacht. ‘Heb je de hele middag Joep uitgelaten?’
‘Met Marijn samen, we zijn in het park geweest.’
‘En kan dat morgen na school niet, dat rekenhuiswerk?’ Merel hoort de irritatie in haar vaders stem.
‘Nee, want we moeten het morgen al inleveren.’
‘Nou, toe dan maar. Wel direct terugkomen, hoor!’
Twintig minuten later begint Merel eraan. Ze zit met een kop thee voor zich aan de grote tafel in de achterkamer. Stom, huiswerk maken! Daar zit ze dus echt niet op te wachten. Maar ja.
Heeft ze hardop zitten mopperen? Bram geeft weer eens commentaar vanachter de tv vandaan: ‘Wacht maar tot je op de middelbare school zit!’ Hij grijnst breed. ‘Dit stelt echt niets voor!’
Die heeft zijn huiswerk al af, natuurlijk. Merel staat op om naar de wc te gaan. Dan maakt ze één som, en kijkt even met Bram mee naar de tv.
Die stuurt haar weg. ‘Ik kijk.’
Als Tjarda langsloopt, zegt ze: ‘Lukt het? Je zit al een tijdje op je pen te kauwen.’
Merel bekijkt de afgekloven pen, en daarna werpt ze een blik in haar schrift. Het schiet inderdaad niet op.
Tjarda zet de wasmand weg en komt naast haar zitten. ‘Laat eens kijken. Wat moet je doen?’
Merel legt het haar stiefmoeder uit en ineens weet ze hoe de som moet. Tjarda blijft kijken terwijl ze aan de volgende som begint, en dan heeft ze het huiswerk zomaar af. Ze stuift weg. ‘Nou mag ik nog even tv-kijken! Op 3 is een popquiz en die is leuk.’
Tjarda kijkt op haar horloge. ‘Nog tien minuten, Merel, dan is het bedtijd. Bram? Mag de tv op de andere zender? Jij kunt anders boven wel verder kijken.’
‘Ah, toe,’ zeurt Merel, ‘mag ik die popquiz wel af kijken?’
‘Tot hoe lang is dat?’
‘Twintig over of zo.’
‘Nee, negen uur is je bedtijd!’
Merel loopt naar de stoel van haar vader en trekt de krant voor zijn gezicht weg. ‘Pap! Mag ik voor één keertje iets later naar bed?’
‘Je hebt het gehoord, Merel. Bedtijd is bedtijd.’
‘Maar bij mama mag ik altijd later naar bed.’
Haar vader lacht. ‘Dan heb je daar mooi mazzel mee.’
Mokkend wil Merel naar de tv lopen, maar haar blik valt op de huis-aan-huiskrant die naast haar vader op de salontafel ligt. Ze pakt hem op. Haar ogen schieten over de regels. Ze leest niet alles, ze leest alleen wat belangrijk is. Theater bestaat 50 jaar. Voorstellingen. Heel weekend feest. Talentenjacht voor de jeugd. Opgeven uiterlijk 8 september.
‘Pap! Tjarda! Er is een talentenjacht! Kijk! Ik ga meedoen! Ik heb talent, namelijk!’