13

Ze vonden Diana Lunasaq in de recreatiebarak, waar ze een partijtje snooker speelde tegen een kaalhoofdige Noorse stukadoor. Diana had een bruin, Mongools gezicht, dat ontsierd werd door littekens van jeugdpuistjes. Eskimo's zijn over het algemeen erg handig en scherp van oog, wat ook Diana bij het snookerspel goed van pas kwam. De Noor was twee keer zo groot als zij, maar het werd Fariman en Samantha al vlug duidelijk dat hij de duimen zou moeten leggen. Hij rookte als een ketter en ook daarin moest Diana niet voor hem onderdoen. Alleen rookte zij niet haar eigen sigaretten, maar die van hem. Fariman zag dat en haalde een pakje Pall Mall uit de automaat. Toen de partij afgelopen was, feliciteerden ze haar met haar overwinning. Samantha vroeg of ze nog over de herkomst van de brief had nagedacht.

‘Ik heb je de vorige keer al gezegd dat ik van geen brief afweet,’ antwoordde Lunasaq in gebrekkig Engels. Zoals de meeste eskimovrouwen was ze klein van gestalte en stevig gebouwd. ‘Ik schrijf nooit brieven en ik ontvang er nooit. Oké?’

Samantha liet haar de envelop zien. ‘Herken je soms het handschrift?’ vroeg ze. ‘Kan het van Nolan Kobuk geweestzijn?’

De eskimovrouw haalde de schouders op. ‘Weet ik niet. Ik kende Kobuk niet zo goed. We zijn maar twee keer, euh… samen geweest. Het was niet veel zaaks.’

Fariman bood haar een sigaret aan en gaf haar vuur. ‘Heeft hij nooit iets gezegd over moeilijkheden in het kamp? Gaf hij nooit de indruk dat hij in de rats zat?’

De manier waarop ze de rook uitblies, impliceerde op zich al een ontkenning. ‘Hij niet. Ik zeg toch dat ik hem niet goed kende.’

‘Hij niet?’ vroeg Samantha. ‘Wie dan wel?’

‘Zijn vriend, Don Thrope. Ook een q.-c. Hem kende ik beter. Hij was goed in bed, maar daarbuiten was hij een zeur.’

Fariman en Samantha keken elkaar aan. ‘Heb je het over de quality-controller die twee dagen voor Kobuks verdwijning onder een hijskraan terechtkwam?’ vroeg Fariman.

‘Die bedoel ik. Zo plat als een schol. Toch liep hij altijd met een grote boog om die dingen heen, maar dat helpt alleen maar als je van tijd tot tijd een bezoek brengt aan de sjamaan.’

‘Waar zeurde hij zo over?’ vroeg Samantha. ‘Over zijn werk?’

‘De hele tijd.’ Ze drukte haar sigarettenpeuk uit en pakte ongevraagd een nieuwe sigaret uit het pakje dat voor hen op de tafel lag. ‘Over foto's. Over slechte lasnaden. Over de federal inspector. Hij hield alleen zijn mond terwijl we het deden.’

Samantha glimlachte begrijpend. ‘Wil je iets drinken? Een Ginger Ale?’

‘Ja. Maar dan vlug. Ik moet zo dadelijk opnieuw spelen. Halve finale.’

Fariman haalde drie flesjes Ginger Ale bij de tapkast. Hij gaf hun elk een flesje. ‘Sorry. Er zijn geen glazen meer.’

Ze dronken aan de hals.'Waar was hij bang voor? Werd hij bedreigd?’

Ze dronk haar flesje leeg en smakte met de lippen. ‘En of. Vooral de laatste weken deed hij het in zijn broek van angst. Maar ik kan die jongens begrijpen. Het is niet zo lollig als zo'n klooi je komt vertellen dat er gasbellen of knopen in de lasnaad te zien zijn, of dat hij te dun is en barstjes vertoont, nadat je je de hele dag kreupel hebt gewerkt bij temperaturen van min dertig graden.’

‘Denk je dat zijn dood uitgelokt was?’ vroeg Fariman.

Ze zette het flesje met een klap op de tafel. ‘Iedere dood is ajornarmat,’ zei ze. ‘Daarom moet je de voorvaderlijke voorschriften in ere houden. Je moet af en toe de sjamaan het vel van de gebaarde zeehond schenken. Daarmee houd je de berggeesten te vriend.’ Ze stond op. ‘Mag ik nog een sigaret?’ Zonder zijn antwoord af te wachten, nam ze het pakje op en schudde een tiental sigaretten in haar hand. ‘De mazzel.’ Ze draaide hun de rug toe en liep naar de snookertafel om haar volgende partij te spelen.