10

‘Liefde is ontvlamde vriendschap.’ – Jeremy Taylor

Rondlopend in de ‘echte’ wereld voel ik me niet helemaal op mijn gemak met zo’n opvallende, aantrekkelijke man. Ik zag zelfs een toerist stiekem een foto van Dante maken waar later ongetwijfeld onder komt te staan ‘mijn vakantieliefde’. Ik vind het prettig dat hij geen officiële Amore is, want dan had hij waarschijnlijk moeten stoppen en zijn visitekaartje moeten afgeven om haar te laten weten dat hij over een dag of acht weer beschikbaar is.

We lopen langs een aantal restaurants en gelukkig mijden we de restaurants waar geplastificeerde menukaarten met Duitse, Engelse en Japanse vlaggen liggen.

‘Lijkt dit je wat?’ vraagt Dante als we stilstaan voor een grote zaak die aan de voorkant een terras heeft met uitzicht op het kanaal.

Ik kijk naar binnen – de crèmekleurige muren zijn gedecoreerd met wat ik voorheen zou hebben omschreven als roestige tangen en oude knutselscharen, maar ik weet nu dat dit antieke glasblaasinstrumenten zijn, inclusief de borselle die ik herken. Het ziet er vooral modern uit door de leistenen vloer, bijzettafels van slagersblokken en een glimmende aluminium pijp langs het plafond.

‘Perfect!’ glimlach ik met een beetje ontzag als ik erachter kom dat er op het menu minder pasta’s di mamma staan, maar meer gerechten bestemd voor prinsessen: Dante begint met een gedurfd voorgerecht, carpaccio van haai met mandarijnendressing, ik ga daarentegen voor de wat traditionelere caprese met grofgehakte tomaten. Als pastagerecht eten we bavette – wat lijkt op tagliatelle ontdek ik – met prachtige koraalkleurige, sappige kreeft. Elke hap veroorzaakt een tintelende sensatie in de flipperkast die mijn mond is geworden. Vervolgens krijgen we gebakken zeebaars (oh zo zacht, stevig en wit) en een paar schattige, kleine aardappeltjes met rozemarijn.

Het eten is ondertussen veel belangrijker geworden dan mijn amoureuze gevoelens. Ik sta ervan versteld hoe ik van deze maaltijd geniet – normaalgesproken voel ik me ongemakkelijk als ik met een onbekende man ga eten, ben ik snel afgeleid en kan ik niet wachten tot het voorbij is. (Flirten en verteren gaan bij mij nooit goed samen.) Maar tijdens een lunch van meerdere gangen met uitzicht op het kanaal in gezelschap van een Italiaan kun je je niet haasten. En ik zou niet willen ook.

Als Dante meer vertelt over de glasblaaskunst, bedenk ik me hoeveel beter mijn schoolcijfers zouden zijn geweest als ik hem als leraar had gehad. Wat ik me kan herinneren van scheikunde is de bunsenbrander en heel veel rode strepen door mijn huiswerk, maar ik hang aan zijn lippen als hij vertelt dat glas begint als zand, dat de zeegroene kleur wordt verkregen door een mengsel van koper en kobalt en de robijnrode glans door een goudoplossing.

‘Het is dus eigenlijk een soort recept,’ merk ik op terwijl ik het laatste aardappeltje aan mijn vork prik. ‘Heeft elk glashuis haar eigen geheime formule?’

Dante kijkt weemoedig. ‘Vroeger wel. Glasblazers werden zelfs met de dood bedreigd als ze hun geheimen uit Murano meenamen, maar tegenwoordig kun je een voorwerp meenemen naar een chemisch laboratorium, het in stukken breken en daar kunnen ze precies vertellen uit welke verschillende elementen het bestaat.’

‘Het einde van een tijdperk,’ zeg ik waarmee ik de moderne technologie tot spelbreker bestempel.

Dante zegt moedig: ‘Vandaag de dag ligt het geheim in de manier waarop het glas wordt bewerkt. Mijn opa had een techniek die andere meesters niet begrepen, laat staan konden kopiëren.’

‘Het familiebedrijf bestaat dus al heel lang?’ Ik leun dichter naar hem toe zodra de ober onze borden heeft weggehaald.

‘Zeshonderd jaar!’

‘Wauw!’ In Hollywood is het al heel wat als er drie generaties acteurs zijn. ‘Dat zijn heel veel Soranzo’s,’ kir ik. ‘Voelde je je verplicht de traditie voort te zetten?’

‘Nee,’ hij schudt zijn hoofd. ‘Mijn vader heeft het slim aangepakt, ik mocht zelf kiezen. Toen ik hier toch voor koos, was hij heel trots omdat ik het echt wilde.’

Mijn kennis van de geschiedenis wordt nog verder bijgespijkerd als ik leer dat de glasbedrijven oorspronkelijk in Venetië zaten, maar omdat men bang was voor brand in de stad die voornamelijk uit hout bestond, moesten ze in 1291 allemaal verkassen naar het eiland Murano.

‘Net toen jij werd geboren!’ zeg ik plagerig.

‘Precies,’ geeft hij toe met een glinstering in zijn ogen. ‘Maar ik zie er niet slecht uit voor een man die meer dan zevenhonderd jaar oud is, of wel?’

‘Zeker niet,’ zeg ik met een zucht.

Nog lang nadat er van het royale kaasplankje slechts een paar kruimeltjes over zijn, blijven we lekker zitten kletsen en nippen we van de goudkleurige moscato. Ik ben gek op dergelijke gesprekken – verschillende invalshoeken die allemaal levendig worden gebracht, hoe onbelangrijk het
onderwerp ook is, en alles afgewisseld met plagerijtjes. Op een gegeven moment komen we erachter dat we het allebei op school heel goed hebben gedaan, maar toch geen van beide een universitaire studie hebben gevolgd.

‘Ik heb het een jaar lang geprobeerd op de universiteit, maar de universiteit vond mij niet leuk,’ hij haalt zijn schouders op. ‘Ik ga liever zelf op onderzoek uit.’

‘Ik ook!’ ben ik het met hem eens. Ik zou hem zo graag willen vertellen hoe ik bij het eerste tijdschrift waar ik werkte door een redacteur apart werd genomen die zei: ‘Ik wil je alleen maar laten weten dat we niet minder over je denken omdat je geen academische titel hebt.’ De gedachte was nog niet eens bij me opgekomen! En het mooiste komt nog – zij had warempel archeologie gestudeerd!

‘Ik wil altijd graag nieuwe dingen leren,’ zegt hij. ‘Sommige Venetianen zijn heel erg op het uiterlijk gefocust, maar je moet dit in balans houden door ook je culturele vaardigheden te ontwikkelen. Het is voor mij erg belangrijk dat ik als persoon blijf groeien.’

Ik vind het geweldig dat hij zo ambitieus en zeker van zichzelf is – vooral omdat ik zelf momenteel zo ongefocust en onzeker ben. Het moet geweldig zijn om zo’n partner te hebben – iemand die je uitdaagt en het beste in je naar boven haalt. Over hoger inzetten gesproken…

‘Oh, wil je me even excuseren?’ Dante loopt naar buiten om met een voorbijganger te praten.

Ik leun achterover en bedenk me wat een geweldige traktatie dit is. In het zeldzame geval dat Joe en ik uit eten gaan, vraagt hij bijna al om de rekening voor ze naar het bord met het menu van de dag hebben kunnen wijzen. Zijn motto is ‘naar binnen – eten – naar huis’. Dit is een gewone werkdag voor Dante en kijk eens hoe ontspannen hij is!

Ik glimlach, dromerig en zalig voldaan, maar dan besef ik dat ik aan het werk zou moeten zijn.

‘Verdorie!’ vloek ik, ik graai naar mijn tas, zet mijn taperecorder op de stemactivering en hoop dat de rest van het gesprek zal worden opgenomen.

Plotseling lijkt alles niet zo idyllisch meer – dit gaat niet om een jongen en een meisje die genieten van elkaars gezelschap, hier zijn een journaliste en een betaalde escort aan het werk. Ik neem een laatste slokje van het glaasje nectar en haal mijn schouders op – in ieder geval leuk werk als je het mag doen.

‘Vergeef me alsjeblieft,’ zeg Dante als hij terugkomt. ‘Ik had gedacht dat een hand geven wel voldoende zou zijn, maar mijn vriend wilde wat vertellen.’

‘Geen probleem,’ zeg ik en schraap mijn keel, klaar om met het interview te beginnen.

‘Hij werkt in het Peggy Guggenheim-museum, misschien vind je het leuk om erheen te gaan?’

‘Ja, ja, absoluut!’ roep ik enthousiast. ‘Ik ben eens…’

‘Je bent eens wat?’

Jemig, ik had mij bijna versproken en hem verteld dat ik eens een artikel over de flamboyante, Amerikaanse kunstverzamelaarster heb geschreven. Niet voor Hot!, dat mag duidelijk zijn, maar voor een kunsttijdschrift van een vriend.

‘Eh, ik heb haar biografie eens gelezen,’ corrigeer ik mezelf. ‘Dus, jazeker, dat zou ik heel interessant vinden…,’ zeg ik.

Bene. Hoe laat ben je morgen beschikbaar?’

‘Ik weet niet of ik “beschikbaar” ben, maar de ochtendles duurt tot half een en we hoeven pas om zeven uur terug in het palazzo te zijn.’

‘Zullen we elkaar daar ontmoeten? Dan kun jij me rondleiden, want blijkbaar ben jij de expert,’ zegt hij plagerig. ‘Heb je zin om daarna nog iets te gaan doen?’

Houd ’t netjes! zeg ik tegen mezelf en dus kan ik niets bedenken.

‘Misschien een beetje relaxen op het strand?’ stelt hij voor.

‘Het strand?’

‘In Lido di Venezia,’ frist hij mijn geheugen op. Het is een twaalf kilometer lang strand op de schoorwal die de Adriatische zee van de lagune scheidt. ‘Een soort minivakantie.’

Ik ben overstag. ‘Klink als de perfecte dag.’

‘Dus,’ hij houdt zijn hoofd scheef: ‘Het leek alsof je me iets wilde vragen. Voor…’

‘Oh, ja.’ Ik weet het weer. ‘Nou, ik vroeg me af, het Liefdescollege…’

‘Nog een glaasje moscato?’ onderbreekt de kelner me midden in mijn zin.

Mijn ja wordt teniet gedaan door Dantes verzoek om een espresso. Een teleurstellende en ontnuchterende keuze. Is hij bang dat hij loslippig wordt? Of wil hij liever niet dat zijn adem in brand vliegt als hij weer aan ’t werk gaat?

‘Wat zou je willen weten?’ vraagt hij.

‘Nou, gewoon, hoe je er echt over denkt?’ vraag ik overdreven nonchalant.

‘Tot dusver vind ik het heel leuk!’ zegt hij met een innemende glimlach.

‘Da’s leuk, maar geloof je in de ethiek, dat ze de wereld kunnen leren romantischer te zijn?’ Een gesprek, Kirsty, het moet wel een gesprek blijven, ga hem niet ondervragen.

‘Ik denk niet dat ze er iemand kwaad mee doen.’

Ik besluit het persoonlijker aan te pakken. ‘Vind jij jezelf romantisch?’

‘Ik ben een Venetiaan,’ mompelt hij, de vier meest sexy woorden die ik ooit heb gehoord. ‘Venetië ís romantiek. Wij zijn gewend aan deze unieke stad, dit paradijs, hoe zouden we niet romantisch kunnen zijn?’

Oh help, hij is té geweldig.

‘Voelen vrouwen zich wel eens onzeker bij jou in de buurt?’ Mijn eigen mening krijgt weer de overhand. ‘Ik bedoel, jij ben zo’n aantrekkelijke man en ofschoon dat voor veel meiden een pré is, kan ik me voorstellen dat sommigen zich daardoor onzeker voelen.’

‘Ik begrijp wat je bedoelt en ik heb het al eens meegemaakt, maar op dat moment wordt het mijn persoonlijke taak om dat te veranderen. Het is belangrijk dat een vrouw zich op haar gemak voelt met zichzelf en bij haar partner.’

Kijk nou! Ik wist het wel! Hij gaat me helpen! Hij is het met me eens! Hij zou niet als Joe ‘Doe niet zo belachelijk, je weet toch dat ik van je hou’ zeggen.

‘Ik wou dat Engelse mannen wat meer als Italiaanse mannen waren,’ zucht ik. ‘Ik veronderstel dat Kier, Adam en Melvin dat aan het einde van de cursus in theorie ook zullen zijn. Wat voor advies zou jij ze geven, als jij het ze zou moeten leren?’

Hij kijkt me vragend aan. Ja, ik weet het, dat klonk echt als een interviewvraag.

‘Mijn advies?’

‘Een tip, je weet wel, hoe ze romantischer zouden moeten zijn.’

Hij glimlacht. ‘Volgens mij zijn Engelse mannen heel beleefd en denken ze dat het romantisch is voorover te buigen en een vrouw d’r hand te kussen!’

Dat zou mooi zijn, denk ik.

‘Maar ik denk dat een vrouw wil worden vastgehouden,’ gaat hij verder. ‘Misschien moet hij haar in zijn armen nemen zodat ze zijn kracht kan voelen.’

Ik zweer het, ik val bijna ter plekke flauw.

‘Kirsty, is alles goed?’

Dan heb ik dus toch net hardop gemurmeld. ‘Mmm-hmmmm’ is alles dat ik kan zeggen.’

Ciao Dante!’

Gelukkig komt er een vriend langs die het gesprek van me overneemt.

Deze man komt direct op onze tafel afgestapt, een kunstzinnige veertiger die zeer charismatisch overkomt, al versta ik natuurlijk geen woord van wat hij zegt.

‘Kirsty, zou ik je mogen voorstellen aan de zeer getalenteerde en fascinerende glasblazer Lucio Bubacco!’

Hij schudt me vriendelijk de hand.

‘We hadden het juist over romantiek,’ vertelt Dante hem met een knipoog naar mij.

‘Ahhh.’

‘Ben jij romantisch, Lucio?’ merk ik een beetje vrijpostig op, nog steeds niet helemaal tot bedaren gekomen.

Hij lacht en mompelt iets onduidelijks in het Italiaans.

‘Hij zegt dat hij meer een vies, oud mannetje is,’ vertaalt Dante. ‘Hij wil dat we met hem mee gaan.’

Zodat hij dat kan bewijzen?

‘Hij zou het leuk vinden als we zijn atelier bezoeken,’ licht Dante toe. ‘Hij is bijna klaar met een stuk voor Sir Elton John en dat wil hij me graag laten zien.’

Mijn ogen worden groot van verbazing. Viel er nou net een veel opleverende roddel over een beroemdheid in mijn schoot of was het een stukje biscotti?

De workshop van Lucio Bubacco is het tegenovergestelde van Dantes vagevuur: het atelier is licht en open met een heel groot werkblad dat als een vierkant spoor door de ruimte loopt. Dit is de plek waar alles gebeurt, maar mijn blik wordt onmiddellijk getrokken naar de aangrenzende ruimte waar al zijn werk staat. In plaats van massieve, gladde stukken glas ingelegd met abstracte ontwerpen, bestaan zijn ontwerpen uit groepen ingewikkelde en uiterst gedetailleerde beeldjes.

Van een afstand zien ze eruit als een kruising tussen een moleculair schaalmodel en een miniatuursprookje.

Van dichtbij zie ik kleine, gemaskerde mannetjes met pruiken die gekleed in overjassen op violen en trompetten spelen, danseresjes met hoofden als langgenekte zwanen en zeemeerminnen tussen wuivend zeewier.

‘Wat prachtig!’ kir ik terwijl ik zijn belichaming van Medusa bewonder. Met een plotselinge ruk trek ik mijn hoofd terug. Draagt ze nou plastic laarzen en geen ondergoed? Heeft ze een zweepje in haar hand? Mijn ogen schieten weifelend heen en weer tussen het sadomasochistische masker, de afgepelde banaan en de Gene Simmons-achtige tong… Overal waar ik kijk, lijk ik iets erotisch te zien.

‘Zijn werk heeft een sensuele inslag,’ drukt Dante het zwakjes uit.

Na alle schattige clowntjes en goudvisjes in de toeristenwinkels heb ik het gevoel dat er eigenlijk een soort waarschuwing op de deur had moeten staan. En nu voor iets totaal anders… Terwijl ik de rest van zijn mythologische perversiteiten in mij opneem, begin ik zijn vieze-oude-mannetje-opmerking te begrijpen.

‘Het voelt erg voyeuristisch,’ merk ik op. ‘Alsof we ze betrappen terwijl ze bezig zijn.’

‘Beweging is het centrale thema van zijn werk,’ bevestigt Dante. ‘En het moge duidelijk zijn dat de anatomie van de mens zijn specialiteit is. Als hij niet in Murano ter wereld was gekomen, was hij vast schilder of beeldhouwer geworden.’

Ik moet toegeven dat de proporties van de lichamen ongekend mooi zijn. Op de een of andere manier heeft hij het strekken van een voet of het buigen van een pols en zelfs de manier waarop een borst valt wanneer iemand vooroverbuigt precies weten te treffen. Zijn minutieuze details zijn echt wonderbaarlijk. Ik kan niet begrijpen hoe hij een lichaamsdeel zo nauwkeurig vorm kan geven in iets dat zo vluchtig en vloeibaar is als glas.

Ik sta op het punt om uitleg te vragen als ik hem over Sir Elton hoor praten en ik dichterbij schuifel om stiekem naar de prachtige roodzwarte duivelskroonluchter te kijken die Dante en hij aan het bespreken zijn. Terwijl zij staan te praten, pak ik vlug mijn mobieltje met camera. Ik kan haast horen hoe Mitzi me aanmoedigt – één klikje en binnen een paar minuten heeft ze ze – maar ik kan het niet. Het oneigenlijke gebruik zou te makkelijk naar mij te traceren zijn en dus zou ik mijn dekmantel voor het Liefdescollege verpesten. Ik moet resoluut zijn – mijn onderzoek is belangrijker dan Mitzi’s neuscorrectie. Bovendien ben ik een schrijver en geen informant.

Als ik naar een gehoornde duivel sta te kijken die een karaf rode wijn vasthoudt die er ook nog drinkbaar uitziet, kan ik mijn vraag niet langer voor me houden. ‘Hoe doe je dit?’

Lucio glimlacht en wendt zich tot Dante. ‘Waarom laat jij het haar niet zien?’

‘Jij kunt dit ook?’ vraag ik verbaasd.

‘Lucio is de meester,’ zegt hij ontwijkend. ‘Hij heeft overal ter wereld geëxposeerd. Zijn ontwerpen zijn zelfs gebruikt op herdenkingszegels voor de Republiek van San Marino, maar ik kan je wel de techniek laten zien…’

We lopen terug naar de werkkamer en Dante gaat voor een lasbrander op een klein voetstuk zitten. Boven hem hangt een enorm gevaarte dat alle hete lucht uit de ruimte wegzuigt. Hij bekijkt een aantal smalle, glazen staafjes die eruitzien alsof ze in een cocktail thuishoren en hij kiest een witte, een roze en een groene.

Na alles wat ik zojuist heb gezien, ben ik een beetje huiverig voor wat hij gaat maken, maar ik troost mezelf met de gedachte dat de kleuren die hij heeft gekozen in ieder geval niet erg ranzig zijn.

‘Deze techniek heet lampwerk,’ legt hij uit als hij met twee staafjes begint, een in elke hand. Hij beweegt ze behendig en razendsnel in en uit de vlam, hij rolt, port en strekt het gesmolten spul. Het ivoren staafje wordt langzaam tot een handpalm gevormd en vervolgens zie ik de vingers een voor een tevoorschijn komen. Dit is betoverend. Ik kan de vingernageltjes zelfs zien! Het volgende moment voegt hij het doorzichtige groen toe en stopt hij een flinterdun stukje tussen de duim en de wijsvinger – is dat een pen omdat ik schrijver ben? Dan zie ik een blaadje, hij pakt het roze staafje en er verschijnen bloemblaadjes. Het is een roosje!

Ik krom mijn tenen in mijn pumps. Hij heeft zojuist een roos voor me gemaakt!

Hij maakt het af door de pols te verlengen tot een zuurstokachtige krul van alle drie de kleuren.

‘Wat prachtig! Ongelofelijk!’

‘Een Soranzo die een Bubacco nadoet!’ erkent Dante zijn leermeester wederom.

‘Erg zeldzaam,’ zegt Lucio die bewijst dat hij inderdaad goed Engels kan spreken. ‘Zoek er maar een speciaal plekje voor uit.’

Het heeft al een speciaal plekje, denk ik. Ik geloof niet dat ik ooit eerder iemand als Dante heb ontmoet.

Als de hand voldoende is afgekoeld, pakt hij hem voor me in. Door de manier waarop hij zo voorzichtig met iets breekbaars omgaat, vind ik hem nog liever. Zonder flauw te doen, ik voel me goed in de handen van deze man.

Lucio kijkt naar de klok, Dante en ik ook. Ik weet dat het voor mij tijd is om terug te gaan, maar ik zeg werkelijk met tegenzin ‘ciao’ tegen Lucio en kuier vervolgens met Dante naar de dichtstbijzijnde vaporetto-halte.

‘Het spijt me dat we niet samen kunnen zijn, maar hopelijk begrijp je dat ik moet werken.’

‘Natuurlijk begrijp ik dat,’ zeg ik desondanks een beetje triest.

‘Morgen zien we elkaar bij het Guggenheim-museum.’

‘Ja,’ antwoord ik al weer wat vrolijker. ‘Bedankt voor het prachtige cadeautje.’ Ik houd het kleine pakje in de lucht alsof het een pasgeboren vogeltje is. Daar komt de vaporetto al aan.

‘Tot morgen,’ zegt hij met een gereserveerd buiginkje.

Het is heel charmant, maar tegelijkertijd frustreert het me wel – ik dacht dat Italianen zo aanhalerig waren! Om eerlijk te zijn zou ik best zo’n omhelzing willen waar hij het eerder over had – zo een waarbij je de kracht van een man kan voelen! Ik wil me tegen zijn borst aandrukken en liefdevol worden vermorzeld. Ik kan niet geloven dat ik dit voel, maar op dit moment zou ik alles voor hem op het spel zetten. Joe lijkt zo ver weg en zo onbelangrijk. Mijn instinct schreeuwt behoeftig om een omhelzing van deze man.

Heel even lijkt het of hij dit heeft aangevoeld en een stap naar voren wil zetten, maar door de haast en vastberadenheid van alle andere passagiers om me heen word ik gedwongen door te lopen, bij hem vandaan.

Of hij bij mij vandaan? Hoewel hij bij het Liefdescollege betrokken is, lijkt hij zichzelf niet op een presenteerblaadje aan te willen bieden. Zou het mogelijk zijn dat we allebei een dubbele agenda hebben?

Een ding weet ik wel: dit geflikflak tussen betovering en achterdocht kwelt mijn serene geest. Alsof ik die ooit heb gehad.

Maar, ik weet wel een plek waar ik sereniteit kan vinden.