1
‘Als ik ervoor kan zorgen dat een hart niet wordt gebroken, heb ik niet voor niets geleefd.’ – Emily Dickinson
Als er nou ergens een plek zou zijn waar al je hartenwensen zouden worden vervuld, een plek waar je iemand zou kunnen ontmoeten om verliefd op te worden zonder dat je een stel hitsige aanwijzingen hoeft te volgen voor je zoektocht naar de ware? Wat als dat in Italië zou zijn? Beter nog, in Venetië?
Zou jij ernaartoe gaan?
Ik vertrek maandag. Niet dat er iets mankeert aan mijn liefdesleven – ik ben voorzien in de vorm van mede-huiseigenaar-tevens-vriend Joe. Voor mij is het dus puur zakelijk: mijn nieuwste opdracht voor Hot! magazine. Er zijn gewoon te veel euforische berichten verschenen over Britten die hun Amore hebben gevonden aan het Liefdescollege. Onze lezers zijn zelfs meer geïnteresseerd in dit onderwerp dan in reality-sterren en hun ordinaire hairextensions. Dus nu wil Ruth, mijn uitgever, van mij een snedig, alles onthullend undercoverartikel (eigenlijk haar sterkste kant, maar zij is al geboekt voor een gratis trip naar een verwenoord op de Bahama’s) met als achterliggende reden de geloofwaardigheid van het Liefdescollege te ondermijnen om haar theorie te bewijzen dat het niet meer is dan een zeer exclusief escortbureau.
Mijn vingers tikken ritmisch op de matzilveren toetsen van mijn laptop.
Ik moet voor ik vertrek een lokkertje schrijven voor het volgende nummer – een regel of twee waardoor de lezers het volgende nummer willen kopen – maar vaak is dit een grotere uitdaging dan het artikel zelf. Het lukt me maar niet om op kantoor de juiste toon te pakken te krijgen en dat komt niet alleen doordat we gistermiddag om vier uur een promotieset ontvingen met cocktails in martiniglazen, met dekseltjes erop die morsen en het toevoegen van drugs in clubs moeten voorkomen, en waarvan we besloten alle smaken uit te ‘testen’. Het is nu de volgende ochtend en ik zit thuis gehypnotiseerd te kijken naar de knipperende cursor op mijn computerscherm.
Ik weet zeker dat Ruth ‘Lessen in de liefde’, ‘Opgewonden van leraar’ en ‘Kan romantiek worden aangeleerd?’ te tam zal vinden. Ik denk erover het op te leuken met een plaatje van Madonna in haar ‘Italians do it better’ T-shirt met daaronder: Vooral als je ze betaalt! Maar ik ben bang dat het te dagvaardingsgevoelig ligt.
Als ik nou geen vriend zou hebben, zoals eigenlijk de bedoeling is voor het artikel, zou ik gewoon roepen: ‘Ik ben verliefd op een gondelier!’ en er vanaf zijn.
Ik draai een paar rondjes op mijn bureaustoel op wieltjes in de hoop dat ik een ingeving krijg.
De laatste tijd lijken de artikelen in ons blad alleen nog maar uit paniekzaaierij te bestaan: Heeft jouw toekomstige vriend het weekend doorgebracht met een Venetiaanse courtisane? maar daar houd ik niet zo van. Misschien moet ik een gouwe ouwe gebruiken, zoals de titel van een liedje. Wat vind je van: ‘That’s Amore! Of niet…?’
Er wordt gebeld. Gelukkig, afleiding! Het is mijn broer, mijn eigenste regenwolkje. Vroeger genoten Joe en ik van de zaterdagse brunches met Kier. We moesten altijd zo verschrikkelijk lachen dat de hollandaisesaus bijna uit onze neusgaten kwam, maar Joe laat het steeds vaker afweten, zogenaamd om te gaan squashen, doordat Kier zo’n depressievelling is geworden. Hij kan er niets aan doen dat zijn hart gebroken is. Hoewel ik van alles heb geprobeerd om hem op te vrolijken, van spirituele reisjes naar de Orkney-eilanden tot uitnodigingen van de moderedactie voor modellencastings, lijkt niets hem uit zijn sombere stemming te kunnen halen. Toch blijf ik het proberen; ik noteer zelfs banale citaten van geborduurde kussentjes uit gebloemde winkeltjes voor oude dametjes. Ik heb een theorietje dat als ik het juiste citaat zou kunnen vinden, een zin die helemaal klopt en waardoor bij hem het kwartje valt, hij weer hoop en zin in het leven zal krijgen.
‘Ik heb iets voor je broer,’ zei Joe voor hij vandaag wegging. ‘Weet je nog dat er bij ons zoveel mensen zijn ontslagen? Pete zei dat zijn baas iets van Tennessee Williams citeerde toen hij wegliep…’
‘Ga door,’ zei ik hoopvol en met mijn pen in de aanslag.
‘Er is een tijd om te vertrekken, zelfs als je geen bestemming hebt.’
‘Die is perfect!’ kirde ik. ‘Voelde Pete zich er beter door?’
‘Nee, hij heeft hem een knal verkocht.’
‘Oh.’
‘Tot straks schat!’
‘Doei!’ Hem na zwaaiend vanuit de deuropening, besluit ik het dit weekend onder de amandelcroissantjes toch nog een kans te geven.
‘Zeg, Kier, er is een tijd van vertrekken, zelfs als je geen bestemming hebt,’ herhaal ik, terwijl ik bid dat ik een teken van herkenning zal zien in de bruin gespikkelde ogen van mijn broer.
Au contraire. Klaarblijkelijk heeft hij genoeg van mijn citaten, want hij heeft er zelf al een in de aanslag: ‘Er is niets triester dan van iemand te houden die eens van jou hield.’
Nu voel ik me geraakt, recht in mijn hart. Ik voel tranen van medeleven in me opwellen. Daar heb ik niet van terug. Toch vind ik het best moeilijk om iemand van wie je al vierendertig jaar houdt zo depressief te zien. En te blijven zien, al bijna een jaar op een absoluut dieptepunt.
‘Hij moet gewoon weer terug in het zadel,’ zegt Joe constant, maar wat hij eigenlijk bedoelt is: ‘Hij moet eens een ander naaien.’ Maar zo is Kier niet. Zijn gevoelens zijn niet zo makkelijk in en uit te schakelen, zijn ‘ik hou van je’ komt met een levenslange garantie, en ik ben er helemaal van overtuigd dat zijn hart haar toebehoorde. Niet dat ik veel van haar weet – Kier speelt niet graag open kaart en helemaal niet als het om relaties gaat, omdat hij bang is dat het ongeluk brengt als hij zijn hoop op een gezamenlijke toekomst hardop uitspreekt. Al eerder hoorde ik pas iets over een vriendin toen het al uit was en zelfs toen liet hij niet veel los. Voor hem is dat erg persoonlijk, het is dus niet alsof hij te koop loopt met zijn gevoelens, maar over haar blijft praten en probeert uit te vogelen wat er mis is gegaan, nee hij is gewoon afstandelijk en melancholiek.
Of ‘so hollow’, zo leeg, zoals James Blunt vaak zong rond de tijd dat ze uit elkaar gingen.
Vandaag is Kier eigenlijk best oké; zijn kleding heeft hij zo te zien pas drie dagen aan en zijn voorhoofd is niet zo gerimpeld als anders. In zekere zin is dat jammer, want ik weet zeker dat hij woest zal zijn voor we het eten klaar hebben dat hij heeft meegebracht.
‘Zal ik vast aan het varkensvlees beginnen, of moet je eerst afmaken waar je mee bezig bent?’ vraagt hij met een knikje richting mijn laptop.
Ik klap de computer vlug dicht voor hij aanbiedt me te helpen. Hij kan weliswaar veel beter de hoofdpunten in een notendop samenvatten dan ik, want ik ben een enorme wauwelaar, maar dit is een onderwerp dat behoedzaam moet worden benaderd. ‘Neh, het kan wel wachten.’ Ik loop naar de kast. ‘Chai latte?’
‘Graag.’
Ik kijk hoe hij de boodschappen wegzet en heen en weer loopt tussen de koelkast en het aanrecht. Waarschijnlijk is dit niet het juiste moment om het hem te vragen, want hij lijkt vandaag in een redelijke stemming te zijn. Joe zou daartegen inbrengen dat hij nog steeds zijn afro-achtige baard niet heeft afgeschoren en mij helpen herinneren wat er eerder deze week is gebeurd toen ik bij Kew Gardens langsging, waar Kier werkt als tuinarchitect. Terwijl hij zijn werk in de waterleliekas afmaakte, nam zijn collega Griff me even terzijde om me te vertellen dat hij bang was dat Kier zijn baan zou verliezen, omdat hij herhaaldelijk in het niets zat te staren of met zijn hoofd in zijn handen zat terwijl hij eigenlijk moest knoppen. Ik vroeg hem of hij er met Kier over had gesproken, maar hij zei dat dat niet had geholpen. Daarom voel ik mij verplicht het nu ter sprake te brengen…
‘Wat is er?’ Hij ziet dat ik wazig voor me uit zit te staren.
‘Niets.’ Ik ga gelijk de mist alweer in en ga verder met het kloppen van de melk. Ik wil hem niet opnieuw kwaad maken of hem het gevoel geven dat ik hem bekritiseer, maar ik moet wat zeggen, en gauw, want ik vertrek over minder dan achtenveertig uur. De klok tikt…
‘Weet je toen je in Venetië was,’ flap ik er uiteindelijk uit, waarna ik even wacht zodat hij wit weg kan trekken. Had ik al verteld dat zijn hart daar is gebroken?
‘Ja,’ hij klinkt onmiddellijk gespannen en blijft strak naar de koekenpan staren.
‘Heb je wel eens van het Liefdescollege gehoord?’
Hij haalt zijn schouders op en schuift de bacon heen en weer. ‘Ik heb er wel eens van gehoord, maar ik weet niet waar het is. Ik ben er nog nooit geweest.’
‘Toen was dat ook niet nodig…’ Oeps, dat kwam er niet helemaal goed uit.
‘Nu wel, bedoel je?’ Hij kijkt op, duidelijk beledigd.
‘Nee, eh, eigenlijk wel, maar om een andere reden dan jij denkt.’
‘Wat bedoel je precies?’
Lekker, hij is al weer over de zeik. Goeie actie.
‘Nou, ik ga er heen, naar het Liefdescollege, volgende week maandag.’
‘Jij gaat naar Venetië?’ vraagt hij voor de zekerheid.
Ik knik en het voelt als verraad. Als je zijn gezicht ziet, zou je denken dat ik er met Cinzia zelf heenga. Zo heet ze, zijn ex. Je spreekt het uit als ‘tsj’ zoals in ‘Cin-cin!’ Zo’n vrolijke naam, maar zoveel pijn.
‘Het is voor mijn werk,’ leg ik vlug uit. ‘Ik doe een paar dagen undercover aan die cursus mee en vroeg mij af…’ In zijn ogen ligt al een waarschuwing maar ik ratel toch verder, ‘…of jij mee zou willen gaan.’
Hij kijkt me verbouwereerd aan, alsof ik hem heb gevraagd zijn hand in de koekenpan te leggen.
‘Alles wordt betaald, je kunt net zoveel provolone eten als je wilt en met je oude vrienden afspreken…’
Spottend begint hij: ‘Ben je…’
‘Gek geworden? Maak je een grapje? Nee!’ probeer ik grappig. ‘Mijn uitgever, Ruth, je weet wel, wil per se dat ik het artikel vanuit een vrouw en een man belicht.’
‘Neem Joe dan mee.’
‘Dat zou ik wel willen, maar hij moet naar een conferentie in Manchester en bovendien moeten de kandidaten single zijn.’
‘Jij bent toch ook niet single, jij hebt Joe,’ merkt hij gegrond op. ‘Je bent bijkans getrouwd.’ Hij wijst naar het gezamenlijke broodrooster, de gezamenlijke bank en de gezamenlijke kat.
‘Ik weet het,’ zeur ik. ‘Maar ze staat erop dat ik voor dit artikel net doe alsof ik op zoek ben naar de liefde.’
Hij rolt met zijn ogen en denkt nu zo mogelijk nog slechter over de tijdschriftenbranche.
‘Hoe dan ook, ze vindt het broer-zusperspectief een geweldig idee en sinds ik haar heb verteld dat jij daar hebt gewoond, wil ze niemand anders meer.’
‘Dat had je haar toch niet hoeven te vertellen,’ zegt hij boos.
‘Ik heb het toch niet expres gedaan!’ sputter ik, op zoek naar een beetje begrip.
Eigenlijk werd ik ertoe gedongen toen mijn collega Fenton voorstelde mee te gaan. Hij is zo iemand die zegt te schrijven vanuit het gezichtspunt van de ‘echte man’ maar in werkelijkheid is hij super wispelturig en opschepperig. Toen flapte ik dat over Kier eruit. Ruth was meteen enthousiast, vooral omdat hij de bewoners kan ondervragen, omdat hij genoeg Italiaans spreekt om te kunnen begrijpen wat er wordt gezegd. Ik probeerde haar nog uit te leggen dat het enige waar Kier graag in wroet, aarde is, maar ze wilde niet meer luisteren. Bovendien vond ze het geweldig dat wij broer en zus zijn; volgens haar zou ze dan de mannelijke versie van mij erbij krijgen, maar dat is totaal niet zo. Kier en ik zijn zo verschillend als twee mensen met dezelfde ouders kunnen zijn. Helemaal op het gebied van de liefde. Hij heeft altijd huisje-boompje-beestje gewild, terwijl ik mij figuurlijk gezien altijd met boter insmeerde zodat niemand me lang vast kon houden. Ik begrijp ook niet zo goed hoe het komt dat ik nu een vaste relatie heb en hij nog steeds op zoek is. De wereld zit raar in elkaar.
Helemaal als je bedenkt dat Kier het type man is dat valt voor meisjes met iets unieks, terwijl ik altijd hoop dat ik een soort hoofdrolspeler uit een oude film tref.
Bovendien is Kier zo’n beetje de enige op deze aardbol die zijn gezicht liever niet in een tijdschrift ziet. Hoewel hij best knap is en onze tante Margaret altijd zegt dat hij met zo’n geprononceerde kaaklijn en zulke kruiwagenspieren eigenlijk model had moeten worden. Eerlijk gezegd is er niets wat hij erger zou vinden. Hij heeft behoefte aan frisse lucht en grote stukken land, niet aan Ferragamo en een smalle catwalk. Ik ben de oppervlakkige in de familie.
Hoewel, als tiener wilde ik er altijd uitzien als de vrouwen in de modebladen, maar ik wilde ook de schrijfster zijn die de popsterren interviewde. Dus heb ik er alles aan gedaan om dat te bereiken. In het begin vond ik het geweldig om mijn woorden en beschrijvingen gepubliceerd te zien, maar de laatste tijd is het net alsof ik alleen nog maar onderschriften mag formuleren. Artikelen waarvoor je echt op onderzoek uit moet zoals voor het Liefdescollege zijn zeldzaam. Vroeger moest ik met hand en gouden tand vechten voor een extra pagina zodat ik een geweldig artikel recht kon doen, maar tegenwoordig worden er dubbele pagina’s gewijd aan Britney Spears die Starbucks uit komt lopen met – da’s schrikken – een beker koffie. Voor een schrijver erg demotiverend. Alsof dat nog niet genoeg is, is er ook nog uitgever Ruth. Sinds ze tot opperhoofd is benoemd, maakt ze misbruik van het feit dat ze net zo irritant en kleinerend tegen haar personeel kan doen als ze zelf wil, omdat ze weet dat iedereen zo graag voor dit blad wil werken dat ze het toch wel slikken. Het is een vreemde gewaarwording voor haar dat ze geen vat heeft op de echte wereld, laat staan op mijn broer.
‘Je zult iemand anders moeten zoeken,’ zegt hij terwijl hij zijn schouders ophaalt en weigert zich naar haar te schikken.
‘Maar ik heb maar één broer en ze weet dat je in Venetië…’
‘Zeg maar dat je je hebt vergist en dat ik zes maanden in Venezuela heb getuinierd.’
‘Dat kan niet.’
‘En bovendien kan ik niet…,’ hij corrigeert zichzelf, ‘… wíl ik niet terug.’
‘Zou het niet juist een stap vooruit zijn?’ zeg ik lichtelijk ongemakkelijk omdat ik eigenlijk niet wil zeuren. ‘We zouden juist nieuwe herinneringen kunnen creëren, goede herinneringen.’
‘Ik heb geen behoefte aan nog meer goede herinneringen,’ er glijdt een schaduw over zijn gezicht, ‘en omdat mijn oude herinneringen zo fantastisch zijn,’ zijn stem slaat over, ‘doen ze juist zoveel pijn.’
Ik word overspoeld door medelijden. Ik zou er heel wat voor over hebben als ik met mijn vingers zou kunnen knippen om een nieuwe liefde voor hem te toveren zodat dit oude zeer zou verdwijnen. Maar dat lijkt een onmogelijke opgave. Het was zoveel makkelijker toen we nog klein waren. Als een andere kleuter hem lastig viel, ging ik er heen om hem een klap te verkopen – die twee jaar dat ik ouder was, gaf mij genoeg macht om ze bang te maken. Nu wil ik hem net zo beschermen, alleen kan ik nu niet meer binnenwalsen en alles rechtzetten met een mollige vuist. Of zoals Joe het zegt: ‘Je kunt Cinzia niet op d’r kin rammen.’
‘Er moet toch iets zijn wat ik kan doen!’ jammer ik altijd.
Toen kwam de trip dus ter sprake, ik flapte Kiers Venetië-connectie eruit tegen Ruth en overtuigde mezelf ervan dat hij terug moest om deze periode af te kunnen sluiten. (Een mooi theorietje – even doorbijten en je kunt weer verder.) Als ik dit aan hem voorstel, lacht hij en zegt: ‘Het openrijten van oude wonden is dus de beste manier om te genezen?’
Hij is naar het raam gelopen en kijkt naar de tuin van de buren.
‘Het is echt waar, soms zie je alles juist weer in een ander perspectief als je een plek of persoon opnieuw ziet,’ zeg ik tegen zijn opgetrokken schouders. ‘Weet je nog dat ik geheel onterecht, totaal geobsedeerd was door dikke Duncan die me in 1993 dumpte…’
‘Je hebt Cinzia nooit ontmoet hè?’ zegt hij uitdagend terwijl hij zich omdraait.
‘Nee.’ Ik kan niet liegen.
‘Nou dan. Bedankt dat je me hebt gevraagd, maar het antwoord blijft nee.’ Kortaf, beleefd, onderwerp gesloten. Hij pakt zijn jas en loopt naar de deur. ‘Ik zie je wel weer als je terug bent.’
‘En de brunch dan?’
‘Ik heb geen honger meer.’
‘Maar…’ Ik haast me naar de deur en ga voor hem staan. Ik wil niet dat hij weggaat en in zijn eentje met alle gevoelens blijft zitten die ik heb opgerakeld.
‘Kirsty!’ Hij draait zich om.
Ik begrijp het al. Hij kan niet worden omgepraat. Ik heb dit echt helemaal verknald. Ik moet hem laten gaan en ik kan alleen nog maar omwentelen in mijn eigen wroeging.
Gezeten tussen de rommel in de keuken bedenk ik me dat het wel heel ironisch is dat in Italië familie zo verschrikkelijk belangrijk is. In Islington lijkt het tegenovergestelde waar te zijn. Op dit moment voel ik me vol-strekt machteloos, ik bedoel, wat heb je aan familie als je zoveel tijd in hun welzijn investeert en je helemaal niets kunt doen waardoor ze zich beter voelen?