HOOFDSTUK 5

De planeet van de demonen

Terwijl Hans Weiss, Basje Goris en Barbara Bright zich in de jager zaten af te vragen of ze de mensen in de NE-5 ooit nog levend zouden terugzien, werd in het schip alles klaargemaakt om de volgende, grote aanval af te weren.  Verbazingwekkend genoeg waren de Dunka's niet meteen tot de aanval overgegaan. In een wijde boog cirkelden de drie formaties nu om het schip. Kennelijk waren ze het er niet over eens op welke wijze ze de aanval zouden ondernemen.  De Vos controleerde telkens opnieuw of de energie  waarover hij kon beschikken, voldoende was. Voorlopig was er genoeg om het beschermende elektronische schild in stand te houden, maar nu al was te zien dat de voorraad energie heel langzaam verminderde.  „Hoe lang kunnen we het volhouden?" vroeg Jef.  „Minstens twee uur. "  Jef knikte en zei verder niets. Twee uur... Wat zou er gebeuren nadat de twee uren waren verstreken en de Dunka's hun aanval nog steeds volhielden?  De Vos kon de Dunka-schepen nu met het blote oog volgen. Tot zijn verwondering merkte hij dat de Dunka's zich weer aaneensloten.  Gino had het ook gezien op zijn scherm. „Chef, ik denk dat ze al hun krachten gaan concentreren. Ze gaan aanvallen met bruut geweld, allemaal in één keer. Dat wordt een krachtproef voor ons scherm. "  „Ja, " mompelde De Vos. Omdat alle ionisatiekanonnen gebruikt werden om het scherm in stand te houden, had hij geen middelen om de aanvallers vanuit de NE-5 onder vuur te nemen. Vooralsnog durfde hij daarvoor niet een van de kanonnen te gebruiken. Het zag er niet best uit.  En tot overmaat van ramp meldde Jef: „We hebben een lichte koersafwijking. "  „Herstellen, " zei De Vos automatisch, maar Jef antwoordde: „Dat lukt niet, chef. Het is net alsof... "  Onmiddellijk dacht De Vos aan de verraderlijke zuigkracht, waarmee ze al eerder te maken hadden gehad.  Opeens gebeurden er verschillende dingen tegelijkertijd.  Door de luidspreker klonk de wat opgewonden stem van Hans Weiss: „Chef, er is iets geks aan de hand met de jager. We kunnen het toestel niet goed op koers houden. Het wordt steeds erger. We vermoeden dat het dezelfde zuigende kracht is, waarmee we te maken hadden voor we in de stofwolk terechtkwamen. "  „Ja, dat moet het zijn, " antwoordde De Vos. „Wijzelf ondervinden die kracht ook. "  De volgende melding kwam van Gino Cardinale: „Chef, wij zijn niet de enigen die onder invloed van die kracht zijn gekomen. De Dunka schepen liggen in een volstrekt willekeurige formatie. Ik kan het niet met zekerheid zeggen, maar zo te zien, hebben de Dunka's hun schepen niet meer in hun macht!"  „Schitterend!" liet De Vos zich ontvallen. „Maar wij zitten ook met de gebakken peren. We gaan het opnieuw proberen met de fotonenraket. We moeten uit het krachtveld zien te komen!"  Terwijl de fotonenraket werd opgestart, liet Hans Weiss zich weer horen. In zijn stem klonk paniek. „Chef, we geven maximale stuwing, maar we worden nog steeds uit onze koers getrokken. "  „Heb je geen enkele invloed meer op het besturingsmechanisme?" vroeg De Vos.  „Nog iets, maar dat wordt snel minder. "  Nu kwam George Minco vanuit de verbindingskamer met een melding. „Chef, ik heb de bron van dat  krachtveld kunnen lokaliseren. Het komt vanuit het blauwe objekt. De blauwe spiraal ontwikkelt die zuigkracht!"  Het hele schip trilde onder de werking van de fotonenraket, die was ontstoken en met te veel haast naar grotere stuwkracht werd gebracht.  De Vos had geen gelegenheid zich daarover al te veel zorgen te maken. „Hans, we hebben ontdekt waar die kracht vandaan komt. Het is de blauwe spiraal! Als je de jager nog enigszins in je macht hebt, probeer dan achter de blauwe spiraal te komen. Maak in elk geval een zodanige bocht dat je in een andere hoek met de spiraal komt te vliegen. Probeer niet ons te bereiken. "  „Ik zal kijken wat ik kan doen, " klonk het.  Jef Devoort liet zijn stem horen en het was duidelijk dat hij verheugd was. „Chef, we komen los van de zuigkracht. We koersen nu in een lijn die schuin op de spiraal ligt. Het krachtveld is op de een of andere manier in een bepaalde vorm geconcentreerd. Het lijkt een driehoek te vormen. Ik probeer uit de driehoek te komen. "  „Mooi. " De Vos liet de zaak verder over aan Jef en haastte zich naar de verbindingskamer om te zien hoe het de Dunka's verging.  „Zie je dat, chef?" zei Gino Cardinale, wijzend op het scherm. „Ze verliezen hun gevechtsorde. Ze proberen aan de zuigkracht te ontkomen, maar het lukt hen niet. Hoewel hun formatie is verbroken, proberen  ze bij eikaar te blijven. "  „Beeld komt op het scherm, " zei George Minco. „We hebben cameracontact. Ik wil weieens met mijn eigen ogen zien wat er met die Dunka-schepen gebeurt. "  Even later stonden ze in de commandokamer naar het grote scherm te kijken, terwijl Jef meldde: „We zijn weer los van de zuigkracht, chef. We hebben het schip volledig onder controle. Wat doen we nu?"  „Allereerst moeten we de jager oppikken. George, neem weer contact op met Hans en breng het schip dichter bij de jager. "  Op het scherm zagen ze het uitvergrote beeld van de Dunka-schepen, die in wilde wanorde om elkaar heen cirkelden.  „Ze proberen uit het krachtveld te komen, net zoals wij dat hebben gedaan, " meende George. „Maar ze zitten er kennelijk te diep in!"  „De vraag is... " sprak De Vos, „waar worden ze heen getrokken?"  „Volgens mij is er maar één mogelijkheid, " antwoordde George.  „Ja, we denken aan hetzelfde. Als het de demonen zijn, die het krachtveld opwekken, dan worden de Dunka's naar hen toe gezogen, naar de demonen, waarschijnlijk naar hun planeet!"  „Chef, dat betekent dus dat wij die planeet ook kunnen bereiken wanneer we... "  „Wanneer we erin slagen de Dunka-schepen op veilige afstand te volgen, " vulde De Vos aan. Zijn gezicht vertoonde een peinzende uitdrukking, maar die maakte plaats voor een energieke uitstraling. „Dit zou een kans kunnen zijn. Zorg eerst dat we de jager aan boord krijgen, anders kunnen we nog niets doen. Waar blijven Hans en de anderen?"  „We hebben er met Hans al over gesproken, chef. Hij kan elk moment binnenkomen. "  „We hebben alleen weinig tijd. Gino, kost wat kost moeten we contact houden met de Dunka-schepen, al is het alleen maar radarcontact. "  „Ik doe mijn best, " antwoordde Gino.  Degene die al die tijd niets van zich had laten horen, was Marc Bonjour. Hij was naar het computercompartiment gegaan en liep even later naar Prosper Debruijekere, waar De Vos hem aantrof.  „Marc, " zei De Vos, „we zouden de omvang van dat krachtveld en de vorm ervan moeten kunnen berekenen. Denk je dat het... "  „Chef, daar ben ik nou net mee bezig, " glunderde Marc. „En wat belangrijker is... het gaat lukken. We kunnen precies berekenen hoe we net buiten dat veld kunnen blijven, als je me nog een kwartier geeft. Die blauwe spiraal vormt de krachtbron. Daar zit het denkbeeldige middelpunt van het veld. Hoe ver de krachtlijnen zich vandaar uitstrekken, is me niet duidelijk, maar waarschijnlijk reiken ze tot aan de planeet waar de demonen huizen. "  „Of een ander ruimtestation, " zei Prosper.  „Alles is mogelijk, " sprak De Vos gejaagd. „Marc, laat zien wat je kunt. En laten we hopen dat Hans Weiss en de anderen nu niet lang meer op zich laten wachten. "  Hans koos het zekere voor het onzekere. De Vos had hem uitgelegd wat ze ontdekt hadden en ongeduldig wachtte Hans op de uitslag van Marcs onderzoek.  Dat liet gelukkig niet lang op zich wachten. Marc wist hem nauwkeurig te vertellen waar de begrenzing van het krachtveld lag.  Aan de hand daarvan kon Hans de jager zodanig manoeuvreren dat hij na twintig minuten eindelijk aan boord kon worden genomen.  Toen Basje Goris zich uit de jager had gehesen, kuste hij theatraal de metalen bodem van de hangar en zei: „Heerlijk om weer hier te zijn. Ik zal eens vlug een pot koffie gaan zetten, want... "  „Geen sprake van!" klonk de stem van De Vos bij wijze van begroeting. „Iedereen neemt meteen zijn alarmpositie in! We gaan achter de Dunka's aan. "  Die waren intussen al zo ver van de NE-5 verwijderd dat ze in het schip alleen nog een radarbeeld van hen hadden.  „Ik begrijp iets niet, " zei Manfred Blohm tegen Basje, nadat hij zijn maat uitbundig begroet had. „Waarom trekken de demonen ook ons niet eenvoudig naar hun planeet, net zoals ze met de Dunka's doen? Als ze ons werkelijk willen helpen, dan lijkt mij dat de meest voor de hand liggende oplossing. "  „Ik weet het niet, " antwoordde Basje, die in het vizier van de bodemcamera een beeld probeerde te krijgen van de Dunka-schepen. „Maar ik heb nou andere besognes. "  Al snel werd hen duidelijk waarom de demonen de NE-5 een kans hadden geboden uit het krachtveld te komen.  Basje Goris was de eerste die weer een beeld kreeg van de schepen. „Als we nog wat meer snelheid maken, kan ik een helderder beeld krijgen, " merkte hij op.  Maar De Vos liet weten: „We handhaven exact de snelheid die we nu hebben. We moeten op veilige afstand van het krachtveld blijven. " In de navigatiekamer kon hij precies zien hoe ver het krachtveld zich uitstrekte.  Prosper en Marc waren er, met behulp van de computer, in geslaagd een beeld van het krachtveld te vormen. De krachtlijnen vormden ruwweg een ongelijkzijdige driehoek.  „We zitten precies op het randje, " zei Barbara.  „Als je er maai' voor zorgt dat we op het randje blijven, " antwoordde De Vos. Hij verdeelde zijn aandacht tussen het computerscherm en het reusachtige camerabeeld op het grote scherm.  Opeens werd het hem duidelijk waarom de demonen ook de NE-5 niet eenvoudigweg via het krachtveld naar zich toe trokken. „Hans, kom eens kijken!" riep De Vos, terwijl hij naar de Dunka-schepen op het scherm tuurde.  Hans kwam naderbij, samen met Marc Bonjour.  Enkele Dunka-schepen schenen aan elkaar geklit te zijn en draaiden gezamenlijk om hun lengteas, zonder dat de inzittenden daar kennelijk iets tegen konden doen.  Maar dat was niet het meest opmerkelijke dat ze zagen.  „Let op het meest linkse schip, " zei De Vos. „Let op het staartstuk!"  „Het lijkt wel of het staartstuk loszit, " zei Hans Weiss.  „Dat is ook zo, " meende Marc Bonjour. „Het zwabbert heen en weer. Het is net alsof... grote goden, zie je dat!"  Plotseling scheurde het achterste gedeelte van de romp van het Dunka-schip zich los. Een stuk van de zijwand werd meegesleurd.  Sprakeloos keek men vanuit de NE-5 toe. De Dunka die het schip had bestuurd, kwam naar buiten zweven en wentelde als een willoze pop in het rond tussen de brokstukken van wat eens zijn ruimteschip was geweest.  „Let op het schip in het midden, " zei De Vos. „Dat gaat er ook aan!"  „Begrijpen jullie wat er gebeurt?" vroeg Marc.  „Maar al te goed. De krachten binnen de driehoek zijn enorm. Dat hebben we zelf ook ondervonden. Een objekt dat zich in het veld bevindt, krijgt vreselijke  krachten te doorstaan. Op lange duur kan niets of niemand daaraan weerstand bieden. "  „Ook wij niet, " concludeerde Hans Weiss.  „Dus daarom wilden de demonen voorkomen dat wij in het krachtveld naar hun thuishaven zouden worden gezogen, " sprak Prosper.  Gebiologeerd keken ze naar de beelden op het scherm. Steeds opnieuw zagen ze weer hoe een schip uit elkaar gescheurd werd. Hoewel een aantal Dunka-schepen aan de kracht wist te ontkomen, waren zeven schepen al in brokstukken uiteengevallen. De onfortuinlijke Dunka's die de ongeluksschepen hadden bemand, zweefden in hun ruimtekostuums met de brokstukken mee.  „Ze mogen van geluk spreken dat ze ruimtepakken aan hebben, " zei De Vos. „Wanneer dat niet zo was, zouden ze uit elkaar spatten. Nu zullen ze in handen van de demonen vallen. "  Intussen werd er in de navigatiekamer onder hoogspanning gewerkt.  Jef Devoort kreeg assistentie van Pierre Hasslenbourg bij de besturing van het schip. „We gaan steeds sneller, chef, " meldde Jef. „De basis van het krachtveld verplaatst zich. "  De Vos controleerde de snelheidsmeters. Hij vroeg: „Hoe dicht zijn we dat station genaderd?"  „Zeer dicht. Amper vijfhonderdduizend kilometer. Onze snelheid loopt alleen zo sterk op, dat het steeds moeilijker wordt afstand te bewaren. "  Ook nu nog was het niet helemaal duidelijk hoe het krachtveld werd opgewekt, al wisten ze wel met zekerheid dat het ruimtestation, in de vorm van de blauwe spiraal, er een belangrijke rol in moest spelen.  Intussen waren er nog maar negentien Dunka-schepen overgebleven.  „Chef, " zei Jef Devoort met bezorgde stem, „als de snelheid op dezelfde wijze als nu verder wordt opgevoerd, dan gaan we de lichtsnelheid benaderen. "  De Vos riep Marc Bonjour bij zich voor overleg. Als de lichtsnelheid werd benaderd, bestond er gevaar dat ze in de ruimte verplaatst zouden worden.  „Dat mag nu niet gebeuren, chef, " merkte Marc op. „We hebben geen idee waar we dan terechtkomen, het mag niet gebeuren! Desnoods moeten we omkeren, chef. "  „Waarschuw me als we nog tien minuten de tijd hebben, " sprak De Vos. „Als het zover is, neem ik pas een beslissing. Marc, is het mogelijk dat de demonen ons willen verplaatsen? Dat ze ons kunnen dirigeren, dat ze weten waar wij terecht zullen komen bij een verplaatsing?"  „Nee, chef, nee, onmogelijk. Dat zou alleen kunnen wanneer wij ons van tevoren met hen in verbinding zouden stellen om de nodige gegevens te verstrekken en dat hebben we niet gedaan. "  „Oh, nou, ik weet het niet. Die lui kunnen waarschijnlijk veel meer dan wij vermoeden. " De Vos ging weer naar de navigatiekamer. „Waar gaan we eigenlijk  heen?" vroeg hij. „Is onze positie bekend?"  „We nemen de stofwolk nog steeds als ons belangrijkste navigatiepunt, " verklaarde Prosper Debruijcke-re. „Ik kan je de koers ten opzichte van de wolk laten zien, maar dat zegt natuurlijk niets. Het is een reis naar het onbekende, chef, al vermoed ik dat aan het eind van die reis de planeet van de demonen ligt. "  „Welke afstand hebben we al afgelegd sinds we in het krachtveld terechtkwamen?"  „De afstand moet ik uitdrukken in miljoenen kilometers. We volgen nog steeds een rechte koers. "  Jef meldde dat de snelheid nog steeds opliep, zij het niet meer zo vlug.  Maar het gevaar dat ze de lichtsnelheid zouden benaderen, werd steeds groter.  De Vos liep naar de verbindingskamer. Uit de luidsprekers in de wand klonken alarmerende geluiden, een mengeling van angstaanjagend gegrauw en hoog gegil.  „We vangen de radiosignalen van de Dunka's op, voorzover hun radio's nog werken, " legde George Minco uit. „Zo te horen, hebben ze het zwaar te verduren. Ik had weinig moeite met het vinden van hun frequentie. "  „Is dat het enige dat we kunnen opvangen?" vroeg De Vos.  „Ja, behalve dan een regelmatig getik, dat telkens te horen is. Luister maar, daar heb je het weer. "  Aandachtig luisterde De Vos. „Is dat getik ook afkomstig van de Dunka's?" vroeg hij.  „Ik weet het niet, chef. Ik heb het al een keer uitgefilterd, maar ik word er geen wijs uit. Het lijkt een soort morse, maar zelfs dat is niet zeker. Ik kan er wel een bepaald patroon in ontdekken. "  „Heb je een peiling kunnen maken?"  „We zullen het proberen, " antwoordde George.  De Vos bepaalde zijn aandacht weer tot het grote scherm. Er zweefden nu al veertien Dunka's in de ruimte. Met geweldige snelheid werden ze meegezogen, te midden van de brokstukken van hun ruimteschepen.  „Zo te zien, doorstaan ze het, " merkte Hans Weiss op.  „Ja, hun ruimtekostuums zijn goed. Hoe lang moet dit nog duren?"  Ze bleven naar het onvoorstelbare tafereel staan kijken, tot George Minco zich weer liet horen.  „Chef, ik heb dat getik over de radio opnieuw uitgefilterd en ik meen dat ik de bron zo ongeveer heb kunnen lokaliseren. "  Gino Cardinale, het hoofd van de verbindingen, bemoeide zich nu zelf met de zaak. „Ik kan proberen op dezelfde frequentie een antwoord te geven, " stelde hij voor.  „Doe dat. Gebruik hetzelfde patroon. Misschien zijn die seinen afkomstig van de demonen. "  Gino zond enkele malen een signaal uit. Geduldig wachtte men op iets dat op een antwoord zou kunnen  lijken, maar er kwam niets.  Intussen bleven ze de Dunka's volgen.  „Dit kan dagen gaan duren, " meende Hans Weiss. „Wat zeg ik? Maanden kan het duren! Ik ga ervan uit dat de planeet van de demonen op enorme afstand ligt. Als dat niet zo was, hadden ze ons immers allang met hun eigen schepen kunnen begroeten. Ik zou weieens willen weten wat ze van plan zijn. Wat kan de betekenis zijn van dat getik over de radio? Zou dat inderdaad afkomstig kunnen zijn van de... "  Hij zweeg abrupt toen plotseling een duidelijk verstaanbaar donker stemgeluid uit de luidspreker klonk. Verbijsterd luisterde iedereen in de NE-5. Het was onmiskenbaar de stem van een man, die een gedragen, ouderwets soort Engels sprak, plechtig en indrukwekkend.  „Gegroet, bewoners van de planeet Aarde... Gegroet, bewoners van de planeet Aarde, gegroet bewoners van de blauwe planeet... "  De woorden werden enkele malen herhaald.  In de NE-5 sprak niemand een woord. Verstomd luisterde men toe.  Eindelijk begon de stem te vertellen.  „Wij weten wie u bent. Wij weten dat u ons zoekt, wij weten dat u op zoek bent naar redding, wij weten dat wij u kunnen begroeten als vrienden. Wij hebben u voldoende kunnen observeren om te weten dat u te vertrouwen bent. "  Even was er een korte stilte.  Jef Devoort wilde iets zeggen, maar De Vos maakte een handgebaar ten teken dat hij stil moest zijn.  Opnieuw klonk de stem van de man: „Waarschijnlijk betitelt u ons als demonen, de benaming die door onze vijanden gebruikt wordt. Het woord demonen heeft een negatieve klank in uw taalgebruik. Wij kennen uw taal, een van de vele talen die op uw planeet gesproken worden. Wij kennen ook uw planeet. Vele jaren geleden hebben wij uw planeet bezocht om wetenschappelijke waarnemingen te doen. Wij hebben uw talen geleerd. Wij hebben ook uw frequentie gevonden. U heeft onze tekens ontvangen. Wij hebben uw antwoord ontvangen. Probeer niet op eigen gelegenheid met ons in contact te komen, maar handel zoals wij u opdragen. Alleen door onze aanwijzingen op te volgen, kunt u onze planeet bereiken. " Opnieuw pauzeerde de man even.  George Minco had alles op band opgenomen.  Na een minuut klonk opnieuw de stem: „Ik moet u zeggen dat het voor u op dit moment onmogelijk is rechtstreeks met ons in contact te treden. De afstand is nog te groot. Alles wat u tot op heden van ons gehoord of gezien heeft, is tot stand gebracht via onze ruimtesatellieten. Enkele van deze satellieten zult u hebben gezien. "  Opnieuw heerste er even stilte. Blijkbaar was degene die sprak, erop uit zijn toehoorders de gelegenheid te bieden de woorden goed tot zich te laten doordringen.  „Die satellieten, " mompelde Jef Devoort, „de kubus en de spiraal en de gele driehoeken... Vandaar uit wordt alles automatisch geregeld. Ook de beelden die wij hebben gezien, moeten door die satellieten zijn opgewekt. "  „En het krachtveld waarmee we te maken hebben?" vroeg Hans Weiss. „Moet ik aannemen dat ook het krachtveld door een van de satellieten is opgewekt? Dat is toch onvoorstelbaar!"  „Alles wat we nu meemaken, is onvoorstelbaar, " zei De Vos. „Misschien krijgen we er vroeg of laat nog een verklaring voor. "  „Ik begin te geloven dat wij een stelletje technische dwergen zijn, als ik ons vergelijk met hen, " sprak George Minco.  Alle anderen in de NE-5 waren stil, volkomen onder de indruk, wachtend op wat de stem nog meer naar voren zou brengen.  Lang hoefden ze niet te wachten.  Opnieuw hoorden ze de man spreken. De zorgvuldig uitgesproken woorden waren in het hele schip te horen. „Er is slechts één manier om met ons in contact te treden. Wij gaan ervan uit dat u inderdaad een ontmoeting met ons wilt hebben. Dat kan alleen gebeuren door verplaatsing in de ruimte bij het benaderen van de lichtsnelheid. Samen met uw vijanden, die ook onze vijanden zijn, zult u verplaatst moeten worden. Daarvoor dient u allereerst het punt te bereiken vanwaar de verplaatsing zal plaatshebben. Het punt is nauwkeurig bepaald. U bent er bijna, vooropgesteld dat u het krachtveld, waarin uw vijanden gevangen zijn, blijft volgen. U zult ons moeten vertrouwen. U zult exact moeten doen wat wij u opdragen. Verplaatsing op eigen gelegenheid is niet mogelijk. "  Weer volgde een pauze.  „Maar hoe... hoe... " stotterde Marc Bonjour verbijsterd. „Hoe kunnen we ons verplaatsen als we niet weten... ik bedoel... hoe moeten we... "  „Hij zei dat we hen moeten vertrouwen, " merkte De Vos op. „Dat doen we dus. Er zit niets anders op. Als we nu het contact met hen verbreken of verliezen, zijn we verloren. Ik ben heel eerlijk. Dit is werkelijk onze laatste kans om Aarde terug te vinden. We leggen ons lot in hun handen. "  Hij wilde zijn standpunt nog wat verduidelijken, maar weer klonk de diepe stem uit de luidsprekers: „Wij geven u geen aanwijzingen of coördinaten om een verplaatsing tot stand te brengen. De verplaatsing moet over zo'n grote afstand gebeuren dat u niet nauwkeurig genoeg zou kunnen programmeren. Wij zullen de verplaatsing verzorgen. Daartoe moet u zich begeven binnen het krachtveld, waarin ook uw vijanden zich bevinden. Dat risico dient u te nemen. Alles wat zich in het krachtveld bevindt, zal door ons toedoen worden verplaatst. U heeft niet veel tijd om te beslissen, want u nadert het punt van verplaatsing zeer snel. U heeft nog, gerekend in Aardse eenheden, een minuut en veertig seconden. U bevindt zich nu al bijna in het krachtveld. Wij vermoeden dat uw schip sterk genoeg is om de krachten gedurende enige tijd te doorstaan. Dat hebben wij kunnen berekenen omdat u zich al eerder in ons krachtveld heeft begeven. "  „Wel verdraaid!" riep Marc Bonjour. „Ze hebben dus willen testen of het schip wel sterk genoeg was om... "  „Stil!" siste De Vos.  „Als u zich in het krachtveld begeeft, zult u snel met ons in contact komen, " klonk de diepe, sonore stem. „Het tijdstip is daar! Uitstel is niet meer mogelijk. Straks zal ik u kunnen begroeten. Zolang u zich in het krachtveld bevindt, is het niet mogelijk op deze wijze tot u te spreken. Ik wens u alle goeds toe!"  Stilte-  Hans Weiss en De Vos keken elkaar aan.  „Stel je eens voor, " zei Hans Weiss. „Stel je eens voor dat we op dit moment op een sluwe wijze worden bedrogen... Stel je eens voor dat het een list is van de Dunka's!"  „De Dunka's spreken onze taal niet, " antwoordde De Vos. Hij zweeg en dacht na. „Ik heb mijn besluit genomen, " hernam De Vos. „We gaan! Jef, Marc, Prosper, breng het schip in het krachtveld en doe het snel. "  „Ik ben bang voor een aanval van de Dunka's, chef, " sprak George Minco. „Misschien zijn ze in staat ook binnen het krachtveld een gevecht te voeren. "  „Dat is mogelijk, we moeten het erop wagen. We kunnen niet anders. "  Er werd niets meer gezegd. Jef stuurde het schip met enige snelheidsvermeerdering door de onzichtbare rand van het krachtveld. Van het ene op het andere ogenblik werd de NE-5 stuurloos. Evenals de Dunka-schepen zat de NE-5 gevangen in de bundeling van krachten, die elk voorwerp meezoog in een bepaalde richting.  „Daar gaan we, " zei Hans Weiss.  Vanaf de brug zagen ze de brokstukken van de Dunka-schepen en de onfortuinlijke Dunka's zelf, die als ledenpoppen werden meegevoerd.  „Chef, ik geloof dat het al gaat gebeuren, " sprak Jef Devoort. „De snelheid wordt nog iets opgevoerd. Nog even en de verplaatsing gaat beginnen!"  De Vos, die naast Hans op de brug stond, hield angstvallig de Dunka-schepen in het oog, die nog in-takt leken, maar geen van de Dunka's ondernam iets wat op een aanval leek.  „In de gordels!" beval De Vos. „We volgen de gewone procedure, zoals die geldt voor een verplaatsing in de ruimte. "  Tot hun verbazing kregen ze nauwelijks de tijd om alle voorbereidingen te treffen. De Vos was nog bezig zichzelf vast te snoeren in de veiligheidsriemen toen het schip eventjes schokte. Hij zag dat de wrakstukken van de Dunka-schepen snel verdwenen in een melkachtige mist.  Alles verliep zoals ze het al zo vaak hadden meegemaakt.  Toch was er een groot verschil. Ze hadden het bestemmingspunt niet zelf kunnen berekenen, ze hadden de zaak niet in eigen hand. En dat maakte de verplaatsing tot een angstaanjagende belevenis, hoewel het schip veel minder schokte dan ze tijdens een ruimteverplaatsing gewend waren. Vanaf de brug was niets anders te zien dan de melkachtige mist.  Jef Devoort dreunde met monotone stem de verstrijkende seconden af. „Vijfenzestig... zesenzestig... zevenenzestig... "  Het aantal seconden werd steeds groter...  „Het duurt lang, veel te lang, " mompelde De Vos. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt, een verplaatsing die langer dan twee minuten duurde.  Weer verstreek er een minuut.  „Vier minuten, " klonk de stem van Jef. „Vier minuten en een seconde... twee seconden... drie... vier... "  Plotseling scheen de mist op te lossen. Het ging erg langzaam, maar na een poosje zagen ze toch weer de omtrekken van een paar Dunka-schepen, die zich dus nog steeds in hun nabijheid bevonden.  Opeens straalde een helder licht door de ramen van de brug.  De Vos en Hans knipperden met de ogen. Ze moesten even wennen aan wat ze zagen: een volkomen nieuw uitspansel, badend in een zilverachtig licht waarin zich de enorme omvang van een vage, blauwachtige planeet aftekende, omgeven door een rode band.  Het licht kwam van een ster die de omvang had van de zon, maar die veel witter was. Boven de planeet was de hemel blauw. En daarin tekende zich een tweede planeet af, die een groen licht uitstraalde.  „Zijn we eindelijk op de plaats van bestemming?" vroeg Hans met schorre stem.  „Bijna. Ik licht iedereen in, " antwoordde De Vos, nog steeds naar buiten kijkend.  Hij ontdekte nog enkele objekten die zich ogenschijnlijk niet ver van het schip bevonden, een roodachtige kubus, een blauwe spiraal en een dubbele gele driehoek, zwevend in de ruimte, precies zulke stations als ze eerder hadden gezien. De Vos begreep dat de demonen overal in de ruimte dergelijke stations hadden uitgezet, die waarschijnlijk met elkaar in verbinding stonden en waarmee ze 'hun' deel van de ruimte controleerden. Hij hoorde dat er onder de bemanning een gejuich opging. Even bepaalde hij zijn aandacht tot de Dunka's, maar die hadden kennelijk geen zin hen nog aan te vallen.  „Zouden we naar die grote planeet gaan?" vroeg Hans.  „Geen idee. "  Nog steeds was de NE-5 gevangen in het krachtveld dat ook de Dunka-schepen onder controle hield. De Vos verwachtte dat ze nu snel aanwijzingen zouden krijgen om weer uit het krachtveld te komen. Daarin vergiste hij zich niet.  Opnieuw hoorden ze de stem van degene die hen ook al eerder had toegesproken. „Welkom in het stelsel Argonda Bistra, waarvan onze planeet Argonda deel uitmaakt. Welkom bij de mensen van Argonda, die uw komst verwachten. Wacht op mijn aanwijzingen om de planeet te bereiken en bedenk dat wij u begroeten als vrienden!"