HOOFDSTUK 3
De materie golf
Zelfs met de ruimteradar kon men vanuit de NE-5 niet ontdekken wat de Dunka's deden. De radar stralen werden geblokkeerd door de vloeistofplaneet. Maar met de twee jagers was nog steeds een goed radiocontact mogelijk. Iedereen in de NE-5 luisterde mee en volgde de gebeurtenissen. Ze hoorden de stem van Pierre Hasslenbourg: „Ze blijven in drie formaties vliegen. Ze gaan ons aanvallen, chef. Waarschijnlijk kunnen ze ons op hun radio's horen, al zullen ze geen woord verstaan van wat wij zeggen. We lokken hen in de stofwolk en we blijven zo lang mogelijk contact met jullie houden. Als we in de wolk zitten, zal dat niet meer mogelijk zijn. Geef me jullie positie, want straks moeten we jullie weer terug kunnen vinden. " „Gino, geef aan waar we ons bevinden, " zei De Vos. Uiterst gespannen stond hij op de brug, hoewel hij vandaar niets bijzonders kon zien. Het was de vraag of de operatie zou lukken. Eén ding was echter zeker: de Dunka's zouden zich niet makkelijk laten afschepen. De twee jagers waren bovendien een makkelijke prooi en zouden hen waarschijnlijk naar het grote schip leiden. „We hebben vijftig schepen geteld, " liet Pierre zich weer horen. „Laten we hopen dat de NE-5 niet te maken krijgt met die overmacht, chef. We naderen nu de rand van de wolk. De afstand tot de vijand blijft gelijk. Ze lopen niet op ons in. In denk dat we die schepen makkelijk van ons kunnen afschudden. In de wolk kunnen ze ons niet volgen. Tot straks, chef. We moeten nu het contact verbreken. We zijn al in aanraking met het eerste stof. " De Vos was blij dat de Dunka's niet gezocht hadden naar het hittespoor van zijn schip, dat nog steeds in de ruimte waarneembaar moest zijn. Hij keek weer naar de golvende materie stroom en schrok toen hij zag dat die een zeer grote boog maakte in de richting van de planeet. „Prosper, kun je even op de brug komen?" Prosper Debruijckere kwam aanlopen. „Prosper, jij bent onze specialist op het gebied van ster fysica en alles wat daarmee samenhangt. Je zult ongetwijfeld al die materie stroom tussen de twee sterren bestudeerd hebben. Hij buigt steeds verder af in onze richting. Dat staat me niet aan. Kan hij ons bereiken?" Prosper had even tijd nodig om een begrijpelijk antwoord te formuleren. „De stroom staat onder invloed van een dubbel krachtveld, " zei hij. „Een vanuit de stofwolk en een vanuit de vloeistofplaneet. Die krachtvelden oefenen invloed uit op elkaar waardoor de intensiteit telkens wat zou kunnen veranderen. Vandaar die golfbeweging in de materie stroom. " „Kan de kracht zo groot worden dat wij in de invloedssfeer van de golf komen?" vroeg De Vos. „Alles is mogelijk, chef. Toch lijkt het me dat we daarvoor niet al te bang hoeven te zijn. Het zou erg toevallig zijn als juist op dit ogenblik de materie golf zo ver zou uitwijken dat de planeet uit elkaar getrokken zou worden. Want dat is wat er gebeurt wanneer de golf in deze buurt komt. Dat zou naar alle waarschijnlijkheid toch al eens eerder gebeurd moeten zijn en in dat geval zou er van die planeet natuurlijk niets meer over zijn gebleven. " De Vos was niet overtuigd. Maar hij moest nu zijn aandacht concentreren op de twee jagers, die hopelijk niet al te lang zouden wegblijven. Toch kon hij zijn ogen niet van de materie golf afhouden. De golving daarin was angstaanjagend. Plotseling werd de krom- ming zo groot dat de golf zich op de NE-5 scheen te willen storten. Onwillekeurig deinsde De Vos terug. Prosper, die zich nog steeds op de brug bevond, deed hetzelfde. Meteen daarna klonk de stem van Jef Devoort: „Chef, we krijgen te maken met een nieuwe kracht. Het schip wordt uit zijn parkeer positie getrokken. Kan het te maken hebben met de materie golf?" „Ja. " De Vos bleef kalm, hoewel het er alle schijn van had dat zijn grote vrees bewaarheid werd. De NE-5 kwam in de invloedssfeer van de materie golf... „Kun je onze positie handhaven?" „Jawel, maar ik heb er steeds meer stuwing voor nodig. " De boog in de materie golf werd nog groter. Het schip schokte een beetje omdat Jef in korte tijd de stuwing opvoerde om de NE-5 op zijn plaats te houden. Plotseling vertoonde de golf een nog grotere uitstulping. Het ging zo snel dat de NE-5 volledig uit zijn positie werd getrokken. „Meer stuwing, Jef, " zei De Vos. „Ik kan de stuwing niet snel genoeg opvoeren!" riep Jef Devoort. „We houden het wel, maar ik heb wat meer tijd nodig. " Het duurde lang, veel te lang. De NE-5 werd onweerstaanbaar in de richting van de materie golf getrokken. „Chef, we komen op deze manier achter de planeet vandaan!" „Dat geeft niet, " antwoordde De Vos. „De Dunka's zijn er toch niet meer, dus zullen ze ons niet opmerken. Als alles volgens plan is verlopen, zitten ze in de stofwolk. " „Waar blijven de jagers?" vroeg Prosper. „Ze zouden weer moeten opduiken. Ik vertrouw die materie golf niet. We moeten de jagers weer aan boord nemen en maken dat we hier wegkomen!" „Echo!" klonk op dat moment de schorre stem van Gino Cardinale. „Dunka's!" Een fraktie van een seconde later zag De Vos vanaf de brug de Dunka-schepen met het blote oog. Een formatie van vijftien schepen was in het oog van de stofwolk achtergebleven! „Sluit het scherm!" riep De Vos. Hij wist niet of de Dunka's zijn schip hadden opgemerkt. Daarover werd hij niet lang in het ongewisse gelaten. Gino meldde: „Chef, die formatie komt naar ons toe. Ze moeten ons op hun schermen gezien hebben. " „Heb je contact met de jagers?" „Nee, blanco. Pierre en Karl zitten nog steeds in de stofwolk en dat geldt ook voor de rest van de Dunka's. Ik tel vijftien afzonderlijke echo's. Dat wordt een aanval, chef. " „We zijn er klaar voor, " antwoordde De Vos. Tegelijkertijd merkte hij dat ze helemaal niet klaar waren voor een gevecht. Het schip zou in een "gevecht goed manoeuvreerbaar moeten zijn en daarvan was op dat moment geen sprake. De Vos moest zijn aandacht verdelen tussen de Dunka's en de materie golf. Jef Devoort zei: „Chef, als dat zo doorgaat, kunnen we het schip niet meer houden! Het wordt onbestuurbaar!" „Dat geldt dan ook voor de Dunka's, " meende De Vos, maar de naderbij komende aanvallers hadden blijkbaar nog geen last van de materie golf. Jef moest optimale stuwing geven als tegenkracht voor de aantrekking van de golf, die nog steeds ver uitweek. „Kunnen we gebruikmaken van de fotonenraket?" vroeg Jef. „Nee. Als we ons te ver verplaatsen, raken we het contact met de twee jagers kwijt. Waar blijven ze?" Nu liet George Minco zich vanuit de verbindingskamer horen. „Er zit beweging in de stofwolk! De wolk wordt getrokken in de richting van de materie-golf!" „Dan worden misschien ook de jagers meegetrokken, " concludeerde De Vos met angst in zijn stem. „Doken ze nou maar op... " Hij keek naar de aanvallende Dunka-schepen, glinsterende stipjes in het oog van de wolk, nog ver verwijderd van de NE-5. De afstand zou in werkelijkheid snel overbrugd kunnen worden. De NE-5 sidderde onder de kracht die de atomaire motor ontwikkelde, maar het schip bewoog zich steeds sneller in de verkeerde richting... Alles leek fout te gaan. Op dat moment hadden ze echter één gelukje. „Daar zijn onze jagers!" riep Gino blij. „Ik heb ze op mijn scherm. Ze zijn vlakbij. " „Zoek radiocontact!" zei De Vos, terwijl hij met zijn ogen de jagers zocht. Hij zag de twee toestellen aan stuurboordzijde. Tegelijkertijd hoorde hij weer de stem van Gino: „Pierre, hoor je me?" Het antwoord kwam prompt: „Ja. We willen direkt aan boord komen. Hebben jullie die achtergebleven Dunka macht gepeild? Ze vallen aan!" „Ja, we zijn erop voorbereid. Alles is klaar om jullie te ontvangen. We zitten in de aantrekkingskracht van de materie golf. Dat kan moeilijkheden opleveren. " „We merken het! Laat de kleppen openen. We hebben haast. " Het aan boord nemen van de jagers verliep minder moeizaam dan De Vos had verwacht, omdat ook zij in het veld van de materie zaten en onderhevig waren aan dezelfde aantrekkingskracht. „Chef, de zaak loopt uit de hand!" riep Jef. „Het schip wordt stuurloos. " Op dat moment kwamen de jagers binnen, vlak na elkaar. Het ging allemaal goed. De kleppen werden gesloten, terwijl de NE-5 onweerstaanbaar naar de materie stroom werd getrokken. De Vos zag op het scherm dat gekoppeld was met een camera die in de bakboordhangar hing, dat de jagers werden verankerd op de stellages. Pierre meldde vanuit de hangar: „We hebben de rest van die meute van ons kunnen afschudden. Vermoedelijk zitten ze nog steeds in de stofwolk. Maar we hadden er geen erg in dat er vijftien waren achtergebleven. " De Vos wilde meteen nadat de jagers aan boord waren, de fotonenraket inschakelen om uit het levensgevaarlijke gebied weg te komen. Daartoe kreeg hij alleen geen kans meer... Hij keek naar buiten. „Grote goden, " bracht hij uit. „De planeet... " Wat hij zag, leek onvoorstelbaar, maar hij moest zijn ogen wel geloven. De vloeistofplaneet kon geen weerstand meer bieden aan de aantrekkingskracht van de materie stroom tussen de twee sterren. Het oppervlak werd in de richting van de stroom getrokken. „Schakel de fotonenraket in!" zei De Vos. Er ging te veel tijd overheen voordat de fotonenraket voldoende kracht ontwikkelde om uit de gevarenzone te komen. Weliswaar verwijderde het schip zich van de planeet, maar de kracht die door de dubbelster werd ontwikkeld, was te sterk. Tegen deze onvoorstelbare krachten bleek de NE-5 niet opgewassen. Hans Weiss en Prosper Debruijckere stonden naast De Vos op de brug en zagen voor hun ogen hoe de planeet van vorm veranderde. Het gedeelte dat zich het dichtst bij de materie stroom bevond, werd uitgerekt tot de planeet begon te lijken op een reusachtige peer. „Een druppel, " mompelde Hans, „een gigantische druppel! Die vloeistofdruppel wordt naar de tweede ster getrokken!" „Wij ook, " zei De Vos met toonloze stem. Hij merkte dat zijn schip geen snelheid meer ontwikkelde. „We hangen stil. Jef, kun je meer stuwing geven?" Jef Devoort gaf geen antwoord. De NE-5 werd weer in beweging gebracht, niet door toedoen van de motor, maar door de kracht van de materie golf. Hans, Prosper en De Vos keken naar buiten en zagen dat niet alleen de planeet, maar ook de stofwolk werd uitgerekt. De rand van de wolk werd gelijktijdig met de planeet naar de ster getrokken. „Waar zijn de Dunka-schepen gebleven?" vroeg Hans. De Dunka's waren nergens meer te bekennen. De scheepjes zouden wel geen enkele weerstand hebben kunnen bieden aan de kracht van de materie golf. Het voortdurende gevaar van de Dunka's leek nu nog maar een hinderlijke bijkomstigheid. „Chef, ik kan niets meer doen. Het lijkt alsof we in een maalstroom zitten. Het schip wordt meegesleurd! Wat kunnen we nog ondernemen, chef?" Er lag een lichte paniek in de stem van Jef Devoort. „Zouden we het schip in de vloeistof kunnen laten duiken?" vroeg Prosper. „De NE-5 zal blijven drijven. " „Dat maakt niets uit, " antwoordde De Vos. „We zullen mèt de vloeistof naar de ster worden getrokken. " De Vos wist niet wat hij moest doen. Hans Weiss wist het evenmin. De beslissing werd voor De Vos genomen. Plotseling werd de planeet zo ver uitgerekt dat een geweldige massa vloeistof zich losmaakte en de NE-5 in een oogwenk overspoelde. Door de kracht tolde het schip om zijn as. De drie mannen op de brug zaten op dat moment niet in hun gordels en rolden heen en weer over de vloer. Nog nooit had de NE-5 zo'n enorme kracht moeten weerstaan. Gelukkig werd het ruimteschip enigszins stabiel gehouden door de twee hangars, die onder de romp hingen en nu werkten als een soort kiel. Maar het gevaar bestond dat de hangars van het schip gescheurd zouden worden... „Luister, we hebben misschien nog een kans. Als we dichter bij de materie golf komen, zal de vloeistof verdampen, " voorspelde Prosper. Iedereen in het schip kon horen wat er op de brug gezegd werd. „Ja, en wat houdt dat in?" vroeg De Vos die inmiddels zijn stoel had kunnen bereiken. „Nou, dat we het in de hitte van die sterren een paar seconden langer kunnen uithouden, " legde Prosper uit. „Oh, is dat alles?" was het antwoord van De Vos. Manfred Blohm bevond zich nog steeds in de hangar, waar hij had moeten zorgen voor de verankering en de controle van de beide jagers. Toen hij hiermee bezig was, werd het schip door de vloeistofbel gegrepen. Hij hoorde het kraken van de poot, die de hangar met het schip verbond en verwachtte dat de hangar zou worden losgescheurd. Manfred was ervan overtuigd dat zijn laatste uur geslagen had. Het verwonderde hem dat hij er zo kalm onder bleef. Hij kon nog verstaan wat er door de captain op de brug gezegd werd. „Enig idee hoe heet de materie stroom is?" vroeg De Vos. Prosper antwoordde: „Hoe heet is een ster? De materie zal ongeveer dezelfde temperatuur hebben. " Iedereen wist wat dat betekende. De NE-5 zou eerst gaan gloeien en dan uiteenvallen en volkomen oplossen als hij in de materie stroom werd opgenomen. Wat iedereen altijd als de gruwelijkste dreiging had beschouwd, leek nu werkelijkheid te worden: te belanden in een ster... Het schip tolde om zijn lengteas als een notedop op zee. Nog steeds was de NE-5 omgeven door massa's vloeistof die naar de stermaterie werden getrokken. Vanaf de brug kon men niets zien. De vloeistof, die het schip omgaf, was grijsgroen van kleur. „Loopt de temperatuur op?" vroeg De Vos. „Nee, chef, " antwoordde George Minco. „De temperatuur blijft constant. Ik geloof zelfs dat hij iets terugloopt, maar dat wisselt. " „Hoe kan dat?" vroeg De Vos aan Prosper De-bruijckere, die naast hem op een stoel zat. „Naarmate we dichter in de nabijheid van de materie stroom komen, zou de temperatuur toch steeds hoger moeten worden?" „We zitten in een buitenrand van de stroom, " antwoordde Prosper. „Die is waarschijnlijk minder dicht en daardoor minder heet. Maar het blijft natuurlijk een verwoestende temperatuur, die... Verdraaid... allemachtig, dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. " „Wat? Waaraan?" „Ik krijg ineens een idee. " Prosper werd licht heen en weer geschud doordat de fotonenraket merkbaar zijn werk begon te doen. „De buitenste rand is misschien niet zo heet als de kern van de materie stroom. Wanneer die rand in aanraking komt met de vloeistof, die uiteindelijk een temperatuur heeft van meer dan honderd graden onder nul, wordt hij enigszins afgekoeld. " „Bedoel je... ?" „Die buitenste rand van de materie stroom, de uitstulping waarmee wij te maken hebben, lijkt vanuit de verte heel indrukwekkend, maar is verhoudingsgewijs zeer ijl. Door de vloeistof wordt hij afgekoeld. En daardoor krimpt hij. De massa van de vloeistof is zo groot, dat die enig tegenwicht kan bieden aan de temperatuur van de materie stroom. " Basje Goris, die vanaf zijn alarmplaats de uiteenzetting van Prosper had aangehoord, riep over de intercom: „En wij? Maken we nog een kans?" „Moeten we ons met die vloeistofmassa laten meevoeren?" vroeg Barbara. Prosper wilde er geen antwoord op geven. Dat was trouwens niet meer nodig, want de fotonenraket gaf nu zoveel stuwing dat Jef het schip weer in de hand kreeg. Met paniekerige stem riep hij: „We schieten vooruit met snelheid Q, die oploopt tot R... maar ik kan geen koers bepalen!" „Je weet in welke richting we naar de materie stroom werden getrokken, " antwoordde De Vos. „Neem een tegenovergestelde koers. " „Dat kunnen we niet nauwkeurig berekenen!" schreeuwde Marc Bonjour. „Het schip tolde zo erg dat we maar vaag kunnen berekenen in welke richting we werden meegesleurd. " „Doe wat je denkt te moeten doen, " zei De Vos. „En probeer niet zo te schreeuwen. " Nog steeds werden ze in de richting van de ster getrokken, maar men kon merken dat het niet meer zo snel ging als even tevoren. „Ja, hoor, het lukt!" riep Prosper verheugd uit. „We raken los uit de greep van de aantrekkingskracht!" Op dat moment kreeg de stuwing van de fotonenraket de overhand en schoot de NE-5 plotseling als een gespannen veer weg. De versnelling was zo enorm dat iedereen in zijn zitting werd geperst. Vanwege de enorme uitgeoefende G-krachten kregen enkele bemanningsleden, onder wie De Vos, een bloedneus. „Minder stuwing!" riep De Vos. Maar Jef Devoort en ook Marc Bonjour waren op dat moment secondenlang niet in staat iets te ondernemen. De brug werd ineens helder verlicht, maar het licht zwakte geleidelijk af. De Vos hoorde de stem van Jef: „Sorry, chef, de versnelling was te veel voor me. Zullen we teruggaan naar een redelijke snelheid? Ik geloof dat we het gehaald hebben... " „Oké, dat denk ik ook. Iedereen blijft op zijn plaats. Nog steeds geldt volledig alarm. Jef, handhaaf deze snelheid. We hebben geluk gehad. Ik ga poolshoogte nemen. " De Vos maakte zijn gordel los en kwam moeizaam overeind. Het schip lag volledig stabiel. Het was duidelijk dat ze zich zowel van de materie stroom als van de stofwolk hadden losgemaakt. De Vos kon weer gewoon lopen en dat verheugde hem zozeer dat hij opgelucht zuchtte. „Zo te horen, is alles oké, chef, " zei Prosper. „Ja, daar lijkt het wel op. " De Vos keek naar buiten en zag de zwarte ruimte met daarin enkele opvallend gekleurde stippen, waarschijnlijk stervende sterren op grote afstand. Toen hij naar rechts keek, zag hij de stofwolk. De NE-5 had in korte tijd zoveel snelheid ontwikkeld dat ze zich al op enorme afstand van de stofwolk bevonden. En nog steeds schoot het schip met een snelheid van ongeveer negentigduizend kilometer per seconde verder van de stofwolk af. „Jef, zitten we al op een normale snelheid?" vroeg De Vos. „We hebben nu geen haast meer. Waarschuw me als we snelheid F hebben bereikt. Iedereen kan zich losmaken uit zijn riemen. Van nu af aan geldt half alarm. Ik neem aan dat we die Dunka vloot intussen wel van ons hebben afgeschud. " Het was alsof Gino Cardinale gewacht had op die opmerking, want met koele stem meldde hij: „Ik heb een echo op de ruimteradar. " „Alarm blijft gehandhaafd!" riep De Vos meteen. Maar Gino zei: „Volgens mij zijn het geen Dunka's. De echo is anders van struktuur. We hebben te maken met enkele ruimte objekten die ver uit elkaar liggen. " „Wat voor objekten? Hoeveel echo's heb je?" „Drie verschillende echo's, chef. Vrij duidelijk, maar ver weg en ze hangen stabiel in de ruimte. De Dunka's zijn waarschijnlijk meegesleurd door de materie golf. " „Dat geloof ik pas als we ze over vierentwintig uur nog steeds niet hebben gezien. Ze zijn tot alles in staat. Zie je de stofwolk nog op je scherm?" „Nee. Die ligt zo ver achter ons dat we er niets meer van kunnen opvangen. " „Half alarm, " zei De Vos. „Ik kan die ruimte objekten nu zelf met het blote oog zien. We moeten ontdekken wat het voor objekten zijn. Wat denk je, Gino, zijn het gewone hemellichamen?" „Zo te zien niet, chef. Aan stralingsfrequenties te zien, hebben we te doen met metalen dingen, al kunnen het natuurlijk verdwaalde planeten zijn met veel ijzer in de kern. " „Ik wil zo snel mogelijk een camerabeeld hebben van die objekten, " zei De Vos. „Geef me een seintje als het zo ver is. " Hans Weiss en Prosper Debruijckere waren intussen ook van hun stoelen gekomen en stonden naast De Vos naar de drie kleurige objekten te kijken. „Volgens mij zijn het geen natuurlijke strukturen, " meende Prosper. „Die kleuren staan me niet aan. We moeten er rekening mee houden dat ze zijn geconstrueerd door de Dunka's. Misschien zijn het waarschuwingssatellieten. " „Het kunnen ook objekten zijn, die geconstrueerd werden door de demonen, " zei De Vos. „Geloof je dat zelf?" vroeg Hans. „Eh... nee, eigenlijk niet. Maar het zou kunnen. " „Ik heb een beeld!" klonk de stem van Karl Zollinger, die een van de camera's bediende. „Ik projekteer het op het grote scherm, chef. " „Ik heb ook een beeld, " zei Basje Goris, die een andere camera bediende. „Een soort spiraal. " „Ik heb het derde beeld, " meldde Barbara Bright. „Een kubus!" „Geef van alle beelden een projektie, " beval De Vos. „Ik ga naar de commandokamer om ze te bekijken. " Prosper liep met hem mee. Hans bleef op de brug. Barbara Bright bekeek het beeld van de kubus op het kleine richtscherm, een zuiver vierkant object dat niet van natuurlijke oorsprong kon zijn. Het schermpje was zo klein dat ze geen details kon onderscheiden, maar het beeld maakte haar toch onrustig. Het was alsof er een dreiging van uitging. Wat had dit nu weer te betekenen, dat vierkante ding dat er zo onschuldig uitzag? En waar bevonden ze zich? Ze moesten inmiddels ver zijn afgedwaald. Ze was een deskundige op het gebied van ruimtenavigatie en daarom voelde ook zij zich zo ongelukkig, zo verlaten, zo moedeloos. Ze koersten van de ene ster naar de andere zonder vooropgezet plan. Het was om wanhopig van te worden. Ze had gehoord wat er op de brug gezegd was en hield rekening met de mogelijkheid dat ze opnieuw met Dunka's te maken kregen. De Vos en Prosper stonden inmiddels voor het grote scherm. Ook George Minco was naar de commandokamer gekomen. Ze keken naar de drie merkwaardige beelden, die waren gescheiden door dikke, zwarte strepen omdat de projektie afkomstig was van drie verschillende camera's. Het eerste beeld bestond uit twee in elkaar verstrengelde driehoeken met een fletsgele kleur. Het tweede beeld was een blauwe spiraal, net een uitgetrokken veer en het derde beeld was een rode kubus. Alleen de kubus vertoonde enkele details. Duidelijk was te zien dat er zich openingen in de vlakken bevonden. „Dat kunnen camera-openingen zijn, " zei Prosper. „En die omlijning aan de basis lijkt wel een toegang. " „Het moet een ruimtestation zijn, " meende De Vos. „Maar niets wijst erop dat er levende wezens aan boord zijn. " „Dat wil niets zeggen. Wat doen we, chef? Gaan we erheen?" „Misschien. Ik wil eerst iedereen de gelegenheid bieden ook een kijkje te komen nemen. Barbara, kom maar naar de commandokamer. Ik zal... " „Alarm!" klonk plotseling uit alle luidsprekers de schreeuwende stem van Hans Weiss. Het was een unicum dat Hans werkelijk schreeuwde. Iedereen had hem gehoord en iedereen voelde de angst opeens door het lichaam vibreren. Hans schreeuwde nog steeds: „Keren! Koerswending! Snel, we knallen er bovenop! We moeten iets... probeer te wenden!" De Vos rende naar de brug. Op dat moment had zijn schip nog een snelheid van negenduizend kilometer per uur. De Vos zag tot zijn ontzetting dat de NE-5 met die snelheid regelrecht op een reusachtige kubus af koerste, die ongenaakbaar in de ruimte hing... „Koerswending!" schreeuwde nu ook De Vos. Maar de weinige seconden die de NE-5 nog restten, boden te weinig tijd om het schip voldoende van richting te doen veranderen. „Jef!" riep De Vos. „Ik probeer 'm nog een andere koers te geven!" schreeuwde Jef vanuit de commandokamer, zonder te weten wélke koerswijziging hij moest geven. „Te laat, " fluisterde De Vos, die de reusachtige, rode kubus op zich zag afkomen. „Het is gebeurd. Dit is het einde. " Hij was er van overtuigd dat de NE-5, nadat het schip even tevoren op het nippertje aan de ondergang was ontsnapt, toch nog verloren zou gaan, zonder dat iemand er iets aan kon doen.