HOOFDSTUK 2

De vloeistofplaneet

De beelden van de drie schepen bleven zichtbaar en telkens herhaalde de manoeuvre zich. De bemanning wist niet wat ze ervan denken moest. Sommigen meenden dat het een goedbedoelde hint van de demonen was.  Gino Cardinale sprak die gedachte uit. „Ze kennen ons, " zei hij toen er in de commandokamer overleg werd gepleegd. „Ze weten dat wij medestanders zijn in de strijd tegen de Dunka's. Ik denk dat ze zich op zeer grote afstand bevinden, maar dat ze toch de middelen hebben om ons naar hen toe te leiden. Eerst heb-  ben ze het geprobeerd met die ondefinieerbare zuigkracht. Ze wilden ons schip naar zich toe trekken. Toen dat niet lukte, hebben ze andere middelen ingezet. Ze proberen het nu met die projekties. "  De drie beelden van de ruimteschepen waren er nog steeds.  „Waarom projekteerden ze dan ook een beeld van een aanvallend schip?" vroeg De Vos, denkend aan het geprojekteerde beeld van het ruimteschip met de monsterachtige kop, dat kennelijk een aanval op de NE-5 deed.  Gino moest daarop het antwoord schuldig blijven. Maar hij zei: „Als we met hen in contact willen treden, als we hen werkelijk willen vinden, is dit onze kans, chef! We moeten hun aanwijzingen opvolgen. "  „En als het nu eens een linke streek van de Dunka's is?" vroeg De Vos. „Ook de Dunka's weten dat wij hier nog rondzwerven. Ik zou die drie scheepjes best willen volgen als het beeld van dat aanvallende schip er niet geweest was. "  Voorlopig gebeurde er dus niets. De NE-5 volgde de vastgestelde koers zonder iets bijzonders te ontdekken.  Na een halfuur verdwenen de drie scheepjes.  „Ik ben benieuwd wat er nu weer komt, " mompelde Gino, die zijn plaats voor de radarschermen weer had ingenomen.  George Minco, die naast hem zat, stond op en rekte zich uit, waardoor hij nog groter leek dan hij in werkelijkheid al was. „Ik word stijf van dat zitten, " zei hij. „En ik voel me niet gerust. Ik hoop dat we niet in die stofwolk duiken. Ik ben bang voor die wolk, dat mag je gerust weten. Hopelijk laat de chef zich niet misleiden. Volgens mij zitten de Dunka's achter die beelden. "  „Ga maar even rusten, " zei Gino. „Je bent aan de beurt om te slapen. Ik hou hier de zaak wel in de gaten. " Hij tuurde weer naar de schermen, terwijl George zich naar de rustkamer begaf.  Hij had de verbindingskamer nog niet verlaten, toen Gino opeens met schrille stem riep: „Ik heb een radarecho!"  George Minco holde meteen terug naar zijn stoeltje. Hij was alle vermoeidheid onmiddellijk vergeten.  Ook De Vos kwam aanhollen. „Is het een sterke echo?" was het eerste dat hij vroeg.  „Nog niet. We hebben geen camerabeeld, maar dat zal niet lang meer duren. Even wachten nog, chef. De echo wordt duidelijker. Het objekt komt deze kant uit. Zie je dat, de koers ligt loodrecht op de onze. "  „Afstand?"  „Nog zeer groot. Dertigduizend. Zie je dat, chef, er komt meer vorm in de echo. Het is een driehoeksvorm. We weten wat dat te betekenen heeft. "  De Vos zei niets. Ze hadden ondervonden dat de Dunka's bij voorkeur in een driehoeksformatie kwamen aanvliegen, die pas vlak voor een aanval verbroken werd.  „Dunka's, " zuchtte George Minco. „Ze hebben ons dus toch weer gevonden. "  „Ze hebben al die tijd geweten waar we zaten, " zei De Vos. „Dat ze ons niet eerder hebben aangevallen, is alleen maar een gevolg van het feit dat we te ver weg waren. Zelfs zij kunnen niet overal tegelijk zijn. Het is weer zover. Klaarmaken voor de verdediging. Pas op het allerlaatste ogenblik zullen we gebruikmaken van ons schild. "  Door uiterst snelle bewegingen van de vier ionisatiekanonnen, wanneer die onafgebroken vuurden, kon een elektromagnetisch schild om de NE-5 worden gelegd, dat ondoordringbaar was voor metalen voorwerpen met inbegrip van metalen projektielen. Tegen kunststof was het schild echter niet bestand en bovendien vrat de instandhouding ervan zeer veel energie, méér dan de centrale kon produceren.  „Hoeveel aanvallers kunnen we verwachten?" vroeg De Vos.  „Ik kan het nog niet precies zeggen, chef. Maar ik zie nog een formatie... en nog een!"  „Wat?"  Iedereen wachtte gespannen af. Niemand vroeg iets. De stilte werkte op hun zenuwen.  Weer klonk de stem van Gino Cardinale: „Chef, ik tel nu al dertig schepen. Dat is de eerste formatie. De volgende formaties tellen waarschijnlijk net zoveel schepen en... "  „Die kunnen we niet van ons afhouden, " zei Hans  Weiss. „Wanneer ze blijven aanvallen, zullen we vroeg of laat ons schild moeten missen en zo'n horde kunnen we niet de baas blijven, zelfs al kunnen we er dertig buiten gevecht stellen. "  „Afstand tienduizend, " meldde Gino Cardinale.  De Vos had de snelheid van zijn schip meteen laten opvoeren, waardoor de Dunka's minder vlug op hen inliepen, desondanks werd de afstand steeds kleiner.  „Chef, moeten we de snelheid opvoeren tot we verplaatst worden?"  „Nee, dat is te riskant. We weten niet waar we terechtkomen en ik meen te mogen aannemen dat die monsters ons ook kunnen volgen wanneer we ons laten verplaatsen door benadering van de lichtsnelheid. Het zou dus weinig zin hebben. "  „Afstand negenduizend. "  „Peter, je moet nu een besluit nemen, " zei Hans Weiss. „Wat doen we? Ze hebben dit keer een geweldige macht op de been gebracht om ons te kraken, dat is duidelijk. Ze geven het nooit op. Ze moeten ons breken. Zolang wij hier ronddolen, vormen we een bedreiging voor hun macht. Peter, ze laten het nu aankomen op het definitieve gevecht. Wat doen we, terugvechten? Aanvallen voordat zij aanvallen? In de verdediging gaan tot we niet meer kunnen?" Hans Weiss sprak steeds sneller. „Wat is je besluit, Peter? Je moet nu kiezen!"  „We vechten niet terug, " was het antwoord. „We vallen niet aan en we verdedigen ons niet omdat het resultaat hetzelfde zou zijn: de vernietiging van ons schip. "  „Wat doen we dan?"  „Vluchten, " zei De Vos. „We vluchten voor die overmacht. "  „Maar waarheen?"  „In de stofwolk. "  „Hè? Maar dat is toch... dat is... "  „Het is onze enige kans. Misschien brengen we het er levend af. Als we het laten aankomen op een ontmoeting met negentig Dunka schepen dan is het absoluut zeker afgelopen met ons. We hebben weinig tijd meer. Jef, heb je me gehoord?"  „Jawel, chef, ik heb het gehoord. "  „Overgaan op handbesturing. Prosper, geef een koers waardoor we met een hoek van dertig graden de stofwolk ingaan. Laten we hopen dat de stofwolk is wat hij lijkt te zijn: een wolk van stof. Iedereen in de gordels. Wat ons te wachten staat, weet ik niet, maar we moeten op alles zijn voorbereid. "  „Afstand met de Dunka formatie is nog maar vijfduizend, chef. "  „Prosper, heb je de koers?"  „Ja. Ik geef hem zo door. We gaan een wending van vijfenveertig graden maken. "  „Jef, snelheid minderen tot Q. Wat is de afstand?"  „Nog steeds vijfduizend. Ze verbreken hun formaties, chef. Dat betekent dat ze zich al klaarmaken voor de aanval. "  Nog enkele minuten, dan zou de NE-5 in de stofwolk duiken.  „Wat denk je?" vroeg Hans Weiss. „Zouden ze ons achternakomen? In dat geval zijn we nog verder van huis dan... "  „Ik weet het niet. Misschien kunnen ze ons in de stofwolk niet volgen. We moeten het beste ervan hopen. "  Het schip had de rand van de stofwolk bereikt. Hoewel de wolk hier nog zeer ijl was, kregen ze meteen te maken met vreemde verschijnselen.  Gino Cardinale meldde ongerust: „De radar werkt niet goed meer, chef... Ik krijg nog maar één echo vanuit de richting van de Dunka's en die is ook al vaag geworden. "  De Vos was naar de brug gegaan en keek naar buiten. Aanvankelijk was het alsof zijn schip zich in een zandstorm bevond. Er klonk een geraas dat steeds luider werd. De uiterst fijne stof korrels sloegen met kracht tegen de romp. „Snelheid minderen tot N. Marc, maak samen met Pierre een inspektietocht en meld me of je enige schade constateert. Prosper, is het mogelijk een analyse te geven van de samenstelling van dat stof?"  „Ik heb al een paar monsters kunnen nemen. Het zijn gewone silicaten. Maar ik meet wel veel radioactiviteit. "  Hans was ook op de brug gekomen. Samen met De Vos keek hij naar buiten, hoewel er absoluut niets  te zien was.  „Die stofwolk is veel dichter dan ik dacht, " zei De Vos. „We hebben geen zicht. Denk je dat die stof korrels ons schip kunnen beschadigen?"  „Nee, dat is uitgesloten. Die herrie is niet erg leuk, maar dat stof zal geen schade aanrichten. De romp van de NE-5 kan heel wat meer hebben. "  Al snel kreeg De Vos in de gaten dat er dingen waren, die hem veel meer kopzorgen gaven.  Gino meldde: „Chef, de radar werkt niet goed. Ik krijg geen beeld meer. Daarbuiten zijn elektromagnetische krachten werkzaam, die onze golven ombuigen, zodat we geen echo's meer krijgen. We vliegen volkomen blind, chef. Als er een obstakel opdoemt, zien we het niet... "  „We kunnen het schip niet stilleggen, " zei De Vos. „Prosper, is er een kans dat zich in de stofwolk grote, vaste objekten bevinden, waarmee we in botsing kunnen komen?"  „Ik heb geleerd dat dat in een kosmische stofwolk niet waarschijnlijk is, chef, " luidde het antwoord, „maar alles is mogelijk. "  De Vos en Hans Weiss keken elkaar eens aan. Wat Prosper gezegd had, werkte niet bepaald geruststellend.  „Waar zijn de Dunka's gebleven?" vroeg De Vos. „Zouden ze ons achterna zijn gekomen?"  „Dat weten we natuurlijk niet zeker, " meende Hans, „maar ze zijn tot alles in staat. Volgens mij zitten ze  ook in de wolk. "  „Laten we dan hopen dat ook hun radar is uitgevallen. Maar misschien hebben zij al eerder kennisgemaakt met kosmische stofwolken. In dat geval zijn ze in het voordeel. Hans, we moeten hier zo snel mogelijk uit zien te komen. Ik voer de snelheid weer op. "  Hans knikte.  Langzaam steeg de snelheid tot S zonder dat het schip averij opliep. Het lawaai werd steeds luider, maar daar was iedereen inmiddels aan gewend geraakt. Toch heerste er een nerveuze spanning. Die werd nog erger toen het schip ongecontroleerde bewegingen begon te maken. Het waren geen wilde, harde schokken die de NE-5 te verduren kreeg, maar het was alsof het reusachtige schip heen en weer werd gewiegd, van links naar rechts en van achteren naar voren. Op een gegeven moment stond het zelfs in een hoek van bijna zestig graden op de neus om vervolgens in een grote boog weer omhoog te komen.  „Marc, kunnen we die bewegingen niet corrigeren?" vroeg De Vos.  „Onmogelijk, chef, volstrekt onmogelijk," sprak Marc Bonjour snel. „Ik heb het geprobeerd, maar het lukt niet. Het kan trouwens nog veel erger worden. Ergens in deze wolk is het stof gaan draaien, gaan circuleren. Als we in zo'n maalstroom terechtkomen, weet ik niet wat er kan gebeuren, chef."  De schokken werden steeds heviger.  „Konden we maar iets zien, " zei De Vos, die nog steeds op de brug stond. „Met de radar of met het blote oog. We weten zelfs niet ongeveer waar we ons bevinden. "  „Toch was het een juiste beslissing in de stofwolk te duiken, " zei Hans Weiss. „Peter, je hoeft jezelf niets te verwijten. "  „Ik moet aannemen dat de Dunka's ons in deze deken van stof allang verloren hebben. "  „Dat ligt wel min of meer voor de hand, maar ze zijn tot veel in staat. Misschien kunnen zij zelfs hier ons hittespoor volgen. "  Het schip werd nu heen en weer gesmeten als een roeiboot in de branding.  De Vos liet een rechte koers aanhouden, die schuin omhoog wees. Het zou op die manier mogelijk kunnen zijn boven de wolk uit te komen, maar vooralsnog leek de wolk oneindig te zijn.  Ineens hield het schokken op.  „Prosper, Gino, hebben jullie er enig idee van wat dit te betekenen heeft?"  „We onderzoeken de zaak, chef, " klonk de stem van Prosper. „Ik neem contact op met Marc. "  Voordat De Vos nadere gegevens ontving, kreeg de NE-5 een serie lichte tikken tegen de bodem waardoor het schip telkens even opveerde. Het tikken hield aan. Een ratelend geluid overstemde de herrie die veroorzaakt werd door het stof dat met kracht tegen de romp sloeg.  „Chef, " meldde Marc, „we zitten in een soort krachtveld. "  „Ja, dat heb ik ook al gemerkt, " antwoordde De Vos droog.  „We hebben het idee dat er ook krachten werkzaam zijn, die buiten de stofwolk liggen, chef. "  „Kan dat betekenen dat we de rand van de wolk hebben bereikt?"  „Dat zou kunnen, chef, dat zou kunnen. Uit mijn nieuwste gegevens blijkt inderdaad dat de wolk iets ijler wordt. Als dit betekent dat we aan de rand van de wolk zitten, dan zijn we er heel snel doorheen gegaan, chef, heel snel. Je moet ervan uitgaan dat zo'n wolk lichtjaren groot kan zijn. Jammer dat we hem niet hebben kunnen meten. "  Vijf minuten later, terwijl het ratelen nog steeds doorging, kwam Jef Devoort met een alarmerende melding. „Chef, het schip wordt uit zijn koers getrokken. Zoiets hebben we al eerder meegemaakt, toen we de stofwolk net hadden ontdekt. "  „Kun je de koers corrigeren?" vroeg De Vos.  „Voorlopig wel, maar we moeten veel meer stuwing geven. "  „Marc, ga naar de commandokamer. Probeer te weten te komen met welke krachten we te maken hebben. "  „Chef, " zei Jef Devoort, „het lijken me andere krachten dan die van even geleden. Ze wisselen. Soms verdwijnen ze helemaal. "  Dat was aan de bewegingen van het schip te merken.  Soms schoot de NE-5 met een schok vooruit.  Marc Bonjour was intussen in de commandokamer gearriveerd en maakte met behulp van de computer berekeningen aan de hand van de gegevens die hij binnenkreeg, maar veel wijzer werd hij niet. „Volgens mij zijn het krachten die door de stofwolk worden opgewekt, " zei hij. „Het kunnen ook krachten zijn, die van buiten de stofwolk komen. Ik denk aan de aantrekkingskracht van een ster die vrij dichtbij staat. "  „Hoe kan die kracht dan telkens anders zijn?" wilde De Vos weten.  „Geen idee, chef, geen idee. Je vraagt me nu nog te veel. "  De Vos liep op de brug van de ene naar de andere zijde en weer terug. Hij meende nu met het blote oog te kunnen zien dat de stofwolk minder dik was. „Pierre, heb je nog steeds geen zuivere analyse van het stof?" vroeg hij.  „Nog niet, chef. Ik heb geen tijd om een zorgvuldige analyse te maken. Maar ik heb wel ontdekt dat het soortelijk gewicht zeer laag is. Dat lijkt me merkwaardig voor een stof die op silicaat lijkt. "  De Vos haalde zijn schouders op over die mededeling. Het soortelijk gewicht van het stof was wel het minste wat hem interesseerde. En toch zou dat gegeven hem algauw een geweldige verrassing bezorgen.  Van de ene minuut op de andere werd de stofwolk zeer veel minder dicht. Op de brug was zelfs een zwak lichtschijnsel te zien.  „Gino, ik geloof dat we de wolk gaan verlaten, " riep De Vos verheugd. „Probeer eens of je een radarbeeld kunt krijgen. "  Voordat Gino kon antwoorden, schoot de NE-5 plotseling uit de stofwolk en belandde in een omgeving die fel verlicht was.  Het gebeurde zo plotseling dat De Vos bijna verblind werd. Hij had even tijd nodig om zich te herstellen en aan het licht te wennen. Hij hoorde Gino zeggen: „Ik heb een zuivere radarecho, chef. We zitten in de buurt van een planeet!"  „Prosper, hou contact met Gino, lokaliseer de planeet en programmeer zo snel mogelijk een parkeer koers!" Nu pas keek De Vos naar buiten en wat hij zag, verbijsterde hem.  De NE-5 bevond zich in een groot, open stuk ruimte dat vrij was van stof. Het leek op een soort 'oog' in de stofwolk, zoiets als een oog in een wervelstorm. Het oog moest gigantisch groot zijn, maar overal waren de randen van de stofwolk nog te zien. Het stof werd verlicht door een kleine dubbelster die vergezeld ging van één enkele planeet, een schitterende, zilverkleurige bol. Het merkwaardigste was dat er materie van de ene ster naar de andere ster werd getrokken; een metaal blauwe band die van de kleinste naar de grootste ster liep. De materieband was echter niet rechtlijnig en vertoonde zelfs geen vaste figuur. In grote golven, die telkens veranderden, werd de materie van de ene ster naar de andere getrokken.  Hans Weiss stond naast De Vos op de brug en kon aanvankelijk geen woord uitbrengen, zo verbaasd was hij. Terwijl de NE-5 een nieuwe koers innam en om de glinsterende planeet begon te cirkelen, zei Hans: „Een dubbelster. We zijn nog nooit zo dicht bij een dubbelster geweest. De ene ster vreet de andere op. "  „Ja, " antwoordde De Vos, „een vrij normaal verschijnsel. Maar wat mij verontrust, is het feit dat de materie stroom niet rechtlijnig is en zelfs geen regelmatige kromming vertoont. "  Marc Bonjour, die het gesprek had gevolgd, liet zich horen. „Chef, de materie stroom wordt uit zijn baan getrokken door de stofwolk. Dat lijkt me gevaarlijk. Het is mogelijk dat die stroom zo ver hierheen getrokken wordt dat wij er middenin komen te zitten en wat er dan gebeuren gaat... "  Het was een fascinerend gezicht, maar er was geen tijd om het verschijnsel te bestuderen.  De Vos wees naar de planeet en vroeg: „Heb jij enig idee hoe die planeet ontstaan kan zijn, Hans? Een planeet midden in een stofwolk lijkt me iets wonderlijks. Bovendien is het vreemd dat een dubbelster een planeet bij zich heeft. "  „We hebben geleerd dat we in de ruimte van alles kunnen verwachten, waarvoor je niet meteen een verklaring kunt geven, " zei Hans. „Peter, zou dat de planeet kunnen zijn waar de demonen huizen? Zouden ze ons daarom hierheen hebben gelokt? Houden zij zich schuil in het oog van deze stofwolk?"  De Vos riep Pierre Hasslenbourg op. „Pierre, kun je me vertellen met wat voor een planeet we te maken hebben? Krijgen we een beeld op het scherm?"  „Ja, daar zorg ik voor. Maar ik kan je nu al zeggen dat er iets heel merkwaardigs met die planeet aan de hand is, chef. "  „Wat dan?"  „Dat zul je zelf zien als je het beeld op het grote scherm bekijkt. "  De Vos en Hans Weiss haastten zich naar de commandokamer. Er was al gezorgd voor een maximale uitvergroting van het beeld.  Tot hun verbazing zagen De Vos, Hans Weiss en Jef Devoort een schitterende zee met kalm, golvend water, daar leek het tenminste op, zonder schuimkoppen. Iets anders dan deze vloeistof was er niet te zien.  „Wat is dat?" vroeg De Vos onthutst.  Pierre gaf het antwoord: „Chef, die planeet bestaat uit vloeistof, alleen maar vloeistof. We kunnen vooralsnog niets vinden dat wijst op een vaste kern. "  „Een vloeistofplaneet? Hoe kan die ontstaan zijn? Hoe heeft zo'n planeet zich hier, te midden van een kosmische stofwolk, kunnen vormen?"  „Het moet te maken hebben met het soortelijk gewicht van de stofdeeltjes, chef. Die vloeistof is zwaarder. Het stof draait om het oog, waarin wij ons bevinden. Door de middelpuntvliedende kracht is het stof vanuit het middelpunt weggetrokken en is de vloeistof achtergebleven. Al die vloeistof moet deel hebben uitgemaakt van de stofwolk, heel lang geleden. Op de een of andere manier is er een chemisch proces geweest waardoor de vloeistof zich heeft kunnen vrijmaken en concentreren. Dat moet de verklaring zijn, chef. "  De Vos dacht even na. De verklaring klonk heel plausibel, maar hij schoot er niet veel mee op. Wat had hij aan een vloeistofplaneet? Hij maakte zich druk om de krachten die werden opgewekt door de stofwolk, en meer nog door de materie stroom die in onregelmatige bewegingen van de ene ster naar de andere golfde. Soms leek het alsof de oplichtende materie regelrecht naar de stofwolk golfde, maar telkens boog hij weer af.  Pierre Hasslenbourg meldde zich weer. Zijn stem klonk bezorgd. „Chef, ik vertrouw die golf niet. De stofwolk oefent een kracht uit op de stromende materie. Je kunt zien dat de golf telkens weer wordt weggetrokken. We moeten maken dat we hier zo gauw mogelijk wegkomen. We hebben te maken met veel te veel onbekende krachten, chef. De stofwolk, de dubbelster, de materie golf en nou ook nog die eigenaardige planeet! Als het zover komt dat die krachten op een gegeven ogenblik samenwerken, dan zijn we er gegarandeerd geweest. "  De Vos stond in dubio. De gevaren die Pierre had opgesomd, waren misschien niet eens de grootste. De Dunka's zouden kunnen opduiken en van hen verwachtte De Vos het allerergste.  „Wat doen we, Peter?" vroeg Hans Weiss bezorgd.  „Duiken we weer de stofwolk in? Hier, in het oog van de wolk, hebben we niets te zoeken. Die planeet hoeven we niet aan te doen, want we kunnen er niet eens landen. Het is een gigantische vloeistofdruppel, niets meer en niets minder. "  De Vos nam een besluit. „Je hebt gelijk. We gaan verder door de stofwolk. We blijven zoeken naar de demonen en die zullen we hier zeer zeker niet vinden. "  Hij wilde het bevel geven een nieuwe koers uit te zetten toen de stem van Gino Cardinale klonk: „Ik heb een echo! Het is een zwakke echo, maar het is beslist die Dunka vloot! Ze zitten in de stofwolk. Ik kan niet berekenen hoe ver ze nog van ons verwijderd zijn, want door het stof wordt de echo vervormd. Hij valt trouwens telkens even weg, maar ik vergis me niet, chef! Ze zitten nog steeds achter ons aan. "  De Vos voelde zijn hart bonzen. Wat moest hij doen? Voordat ze in de beschermende stofwolk doken, konden de Dunka-schepen het oog al bereikt hebben... „Heb je er werkelijk geen idee van hoe ver ze nog van ons verwijderd zijn?"  „Niet ver meer, chef. Ik krijg nu scherpe echo's van drie formaties. De echo's dansen over mijn scherm, maar dat komt door de vervorming die de stofwolk nog steeds veroorzaakt. Ze kunnen volgens mij elk moment tevoorschijn komen. Het zou me niets verwonderen als zij ons nu al als een zwakke echo op hun schermen hebben. Chef, we lopen groot gevaar!"  „Scherm sluiten, " zei De Vos op besliste toon. Hij stond op de brug, die eensklaps in een fel licht werd gezet doordat de materie golf weer eens dichter naar de stofwolk werd getrokken.  „Peter, misschien zullen ze ons zien wanneer we naar de andere rand van de stofwolk koersen, " zei Hans Weiss.  „Chef, " riep Gino Cardinale, „ze komen zo dadelijk tevoorschijn! Ik heb nu een regelmatige echo. Volgens mij hebben we te doen met vijftig schepen! Dat halen we nooit, chef!"  De Vos kreeg plotseling een idee. „We kunnen de NE-5 voorlopig redden door achter de planeet te kruipen, " zei hij met overtuigende stem.  „Ze zullen ons overal zoeken, " antwoordde Hans. „We moeten snel zijn. "  „We lanceren twee jagers, " zei De Vos. „Zij moeten een schijn aanval doen op de Dunka's, hen afleiden en vervolgens de indruk wekken dat ze ons achternavliegen in de stofwolk. "  „Moeten de jagers de stofwolk induiken, terwijl wij achter de planeet zitten?" vroeg Hans.  „Ja. Laten we hopen dat de Dunka's hen volgen en overtuigd raken van het feit dat wij opnieuw een goed heenkomen hebben gezocht in de wolk. De jagers kunnen dan hopelijk terugkeren en weer aan boord worden, genomen. Pas daarna gaan we met het schip werkelijk de stofwolk in. Misschien kunnen we de Dunka's op die manier kwijtraken. Pierre, Karl, hebben jullie me gehoord?" „Jawel, chef. "  „Jullie bemannen de jagers. Prosper, geef Jef de juiste koers om achter de planeet te komen. Gino, jij houdt contact met de jagers. Snel, snel, we hebben weinig tijd!"  „Ik ben al bezig, chef, " zei Prosper.  „Ik ook, " vulde Jef Devoort aan.  Pierre Hasslenbourg en Karl Zollinger waren inmiddels al onderweg naar de bakboord lift in gezelschap van Manfred Blohm die vanuit de bakboordhangar de lancering moest leiden.  „Gino, hoe staat het met het radarcontact?"  „Nog hetzelfde, chef. Ze zitten ergens in de rand van de wolk, ongeveer op de plaats waar wij er daarnet zijn uitgekomen. "  Koortsachtig werd er gewerkt. Elke minuut, elke seconde telde.  De Vos liet de stuwing opvoeren om sneller bij de planeet te kunnen komen. Hij moest zichzelf dwingen niet kregelig uit te vallen omdat het zo lang duurde voordat de jagers gelanceerd konden worden.  Ondanks de hachelijke toestand moest de voorgeschreven procedure gevolgd worden om veilig te kunnen starten. „Gino, zitten de Dunka's nog steeds in de wolk?"  „Nog wel, chef, nog even, veronderstel ik. De echo's zijn nu zo duidelijk dat het lijkt alsof ze... "  „Ja, ja, laten we hopen dat ze zo goed zijn nog eventjes in het stof te blijven!"  „Klaar voor lancering, " klonk de stem van Manfred Blohm.  De Vos was naar de commandokamer gelopen en zag op het instrumentenpaneel dat de hangar kleppen waren geopend.  „Toestemming om te lanceren!" Hij liep terug naar de brug en zag hoe de eerste jager, diep beneden het schip, uit de hangar werd geschoten, onmiddellijk gevolgd door nummer twee.  „Lancering voltooid, " liet Pierre zich horen. „Hebben jullie al zicht op de Dunka's?"  „Nog niet, " antwoordde Hans Weiss, die de leiding van de operatie had. „Volg de koers die je van Gino gekregen hebt. "  „We zitten in het zwaartekrachtveld van die vloeistofdruppel, " meldde Jef Devoort.  „Stuwing met vijfhonderd opvoeren, " zei De Vos. Hij keek weer naar buiten en constateerde dat ze de vloeistofplaneet nu zo dicht genaderd waren dat de geweldige bol niet meer geheel met het blote oog waargenomen kon worden. Wat hij zag, was een egaal, zilverkleurig oppervlak.  Ogenschijnlijk tergend langzaam, vloog de NE-5 om de planeet.  En juist toen het schip geheel achter de planeet verscholen was, riep Gino: „Ik heb ze gezien, chef, de Dunka's. Ze zijn tevoorschijn gekomen. Ik verwed er mijn snor onder dat ze ons niet gezien hebben. "  „En de jagers?" vroeg De Vos.  Het antwoord kwam van Pierre Hasslenbourg: „Ze hebben ons in de peiling, chef. Ze komen naar ons toe. Het is zover. "  „Je weet wat je te doen staat, " zei De Vos. „Succes en tot ziens. "