Aantekeningen bij de vertaling

Balaklava – op 25 oktober 1854 vond bij dit stadjes op de Krim een belangrijke veldslag plaats, tussen Russen enerzijds en Turken en Engelsen anderzijds.

Benkendorf – Alexander von Benckendorff (1783-1844): hoofd van de Derde Afdeling van de Kanselarij van de tsaar, alias de geheime dienst.

beraad in Fili – militair overleg in wat nu een westelijke buitenwijk van Moskou is, over de verdediging van de stad na de Slag bij Borodino (1812)

besjmet – kort, strak onderhemd (Oekraïens)

cui prodest – die voordeel heeft (van de misdaad, die heeft het gedaan)

Derzjavin – Gavrila Derzjavin (1743-1816): belangrijkste dichter van het eind van de achttiende eeuw, onder Catharina de Grote; dichtte veel oden op haar.

giaour – ongelovige, niet-moslim.

Graaf Noelin – verhalend gedicht van Poesjkin, naar de gelijknamige frivole held.

hazewindhondjes – smeergeld in natura (verwijzing naar De revisor (Gogol), waarin de rechter geen smeergeld aanneemt, maar wel hazewindhondjes)

kazakin – lang, nauwsluitend en getailleerd gewaad.

kloboek – soort monnikskap.

koedejar – mythische zestiende-eeuwse tataarse belastinggaarder.

kwas – zurige, licht-alcoholische drank van water, roggebrood en mout.

Michelson – Ivan Michelson (1740-1807): generaal die Poegatsjov de beslissende nederlaag toebracht.

omofor – langwerpig doek met kruistekens over beide schouders (klein) of over schouder en rug gedragen (groot).

panagia – aan een ketting om de hals gedragen icoon, teken van bisschoppelijke waardigheid

papacha – berenmuts

papirosa – Russische sigaret met lang kartonnen mondstuk

Poegatsjov – Jemeljan Poegatsjov (1740 of 1742-1775), leider opstandige Oeral-kozakken tegen Catharina de Grote

raskolniken – ‘oudgelovigen’: mensen die niet de geloofsvernieuwingen van patriarch Nikon (1605-1681) volgden. Zij bleven zich bijvoorbeeld bekruisen met twee vingers in plaats van drie

schema – hoogste en strengste orthodoxe klooster

Slag op het Snippenveld – de veldslag bij Moskou (1380) markeerde het eind van het tataarse tijdperk

spasenny – gered(de)

starets – oude monnik, spiritueel leidsman

starosta – dorpsoudste

tsjoejka – gewatteerde kaftan voor mannen

tsjoevjaken – zachte leren schoenen zonder hakken

Vidocq – Eugène Franccois Vidocq (1775-1857), Frans meesterspeurder

XB – in transcriptie staat hier ChV: Christos Voskrese; Christus is opgestaan.

EOF