HOOFDSTUK 4
Tina kwam luid zingend de gang in, smeet haar jas in een hoek onder de kapstok, haar tas in de andere hoek en gooide de kamerdeur open. Haar zus Anke zat met haar knieën opgetrokken op de bank een boek te lezen en keek geërgerd op toen Tina op luidruchtige wijze binnenkwam.
„Hai, zussie!” begroette Tina haar twee jaar oudere zus, terwijl ze met een plof op de bank neerviel en tegelijkertijd een graai in de koekjestrommel deed, die uitnodigend op de tafel stond.
Anke bromde wat als antwoord en verdiepte zich verder in haar boek.
Knabbelend op haar koekje zocht Tina een gerieflijk plaatsje in de kussens en draaide de volumeknop van de radio wat hoger.
„Kun je nog meer lawaai maken?” was het commentaar van Anke.
„Dat is geen lawaai, dat is hartstikke goeie muziek!” schalde ze mee met het plaatje.
„Zet dat ding wat zachter; ik kan zo niet lezen! Trouwens wat ben jij laat, ik heb je al vóór halfvier weg zien gaan uit school!”
„Klopt, we hebben een vergadering gehad bij „Kareltje”! O Ank, moet je horen wat we van plan zijn!” Tina's enthousiasme wekte de nieuwsgierigheid van Anke en ze legde er zelfs haar spannende boek voor aan de kant toen Tina haar het plan uitvoerig uit de doeken deed.
„Hartstikke goed, zeg!” was haar reactie.
Tina keek haar met glanzende ogen aan en graaide nogmaals in de koekjestrommel, waarop Anke deze beslist maar zeer resoluut dichtklapte.
„Eet niet alles op, wil je? Waar laten jullie het geld dat je binnenkrijgt?”
Daar had Tina nog geen moment aan gedacht. Anke had gelijk; er zou iemand moeten zijn die de verdiensten verzamelde en daar tegelijk een kleine administratie van bij zou houden.
„Je moet natuurlijk een overzicht hebben, anders kom je nooit te weten, wanneer je genoeg geld hebt!”
Tina knikte bedachtzaam, maar zag tegelijk de schitterende ogen van haar zus, die op het puntje van de bank zat.
„Dat kan ik wel doen! Ik wil jullie er graag bij helpen en zal alles netjes bijhouden in een groot schrift! Wat denk je ervan?”
Tina gaf Anke een joviale klap op haar schouder en jubelde: „Geweldig, zussie! Je bent een beste!”
„En nu wil ik weer verder lezen, dus houd je mond!” Anke verdiepte zich weer in haar boek en Tina vertrok zingend naar boven.
De volgende morgen liep Tina prompt tegen Petra Kosters op, toen ze gehaast het gymlokaal uitkwam.
„Hóla!” riep Petra geschrokken. Ze probeerde Tina nog te ontwijken door een stap opzij te doen, maar Tina's vaart was niet te stuiten en ze kwam nogal onzacht met Petra in aanraking.
„Au!” schreeuwde ze hard. „Oei, sorry, Petra, ik had je niet gezien!” liet ze er bijna onmiddellijk verontschuldigend op volgen.
Petra wreef over haar voorhoofd en probeerde te glimlachen. „Je had ook zó'n haast! Wat is er, brand of zo?”
„Nee, we hebben straks les van „Toetje” en daar wil ik zeer zeker niet te laat komen! Ik ben toch al het zwarte schaap sinds dat proefwerk! Hoe is het met „de Zonnebloem”, Petra?”
Petra's blik verduisterde bij de laatste vraag van Tina. „Niet zo best, helaas! De laatste vergaderingen met de gemeente hebben niet zoveel uitgehaald en nu hebben we zaterdag een spoedvergadering belegd met de gehele staf en wat leden van de kinderbescherming, maar dat geeft weer de nodige problemen, omdat er dan weer niemand bij de kinderen kan zijn!”
Tina moest moeite doen om niets van haar plannen te verraden aan Petra, hoewel dat haar zeker wat opgevrolijkt zou hebben.
„Gaan jullie maar lekker vergaderen, wij komen wel om die kinderen bezig te houden! We kunnen ze allicht meenemen naar de speeltuin of zo!” stelde ze spontaan voor.
Petra's gezicht klaarde op. „Als je dat zou willen doen...”
„Zaterdagmiddag, twee uur! En nu moet ik hollen, want anders ontploft „Toetje”!” Met deze woorden rende Tina weg en liet Petra lachend in de gang achter.
„Wat een kind! Als ze kón, hielp ze de halve wereld!” mompelde Petra. Ze pakte haar boeken, die tijdens de botsing op de grond terecht waren gekomen en liep de lerarenkamer in, waar juist de koffie gezet was.
„De Zonnebloem” was een groot, wit herenhuis, omgeven door een enorme tuin waarin prachtige lindebomen en twee heel oude eiken stonden. Het gras was hier en daar wat hoog opgeschoten, maar de kleine bewoners van „de Zonnebloem” vonden de tuin een prima speelplaats.
Tina, Mieke en Karlien duwden het zware, ijzeren hek open en liepen door de tuin naar de grote, dubbele voordeur. Een bleek zonnetje probeerde krampachtig door het wolkendek heen te breken, maar de snijdende wind deed al zijn pogingen teniet.
Mieke belde aan en bijna onmiddellijk werd de deur geopend door Petra, die hen hartelijk begroette.
„Kom gauw binnen, het is ontzettend koud en we hebben warme chocolademelk gemaakt!”
„Lekker!”
Petra nam hen mee naar een grote, als huiskamer ingerichte ruimte, waarin verschillende kinderen zich vermaakten met blokken, poppen en bouwstenen.
Aan een grote, ronde tafel in de hoek van het vertrek zaten een stuk of vijf kleuters ijverig te tekenen op grote vellen papier, waarbij niet alleen het papier volgesmeerd werd met vetkrijt, maar ook de glunderende snoetjes al menige streep vertoonde.
Drie meisjes waren druk doende een enorm poppenhuis in te richten volgens de laatste normen, maar hadden constant ruzie over het feit hoe het bankstel geplaatst moest worden. Toen een van de kleinsten de andere twee met de bank te lijf wilde gaan, vloog Petra eropaf om de vechtersbazen te scheiden.
„Afgelopen!” gebood ze streng. Ze zette het kleine meisje, dat hartverscheurend huilde, in een andere hoek en wurmde de bank uit haar knuistje. „Zo, laat je vriendinnetjes nu maar éérst met het poppenhuis spelen; daarna mag jij! Zij zijn nu aan de beurt!”
Het huilen ging over in een zacht gesnik en nog wat na morrend zocht het meisje haar heil in het maken van een houten legpuzzel.
„Kijk, dat bedoel ik nou! Op deze manier kun je toch niet rustig vergaderen! En dan te bedenken dat dit nog wel het weekend is, de meeste kinderen zijn nu weg!”
„We gaan wel spelletjes met ze doen, dan kunnen jullie rustig vergaderen,” beloofde Karlien. De daad bij het woord voegend, greep ze een van de kleintjes bij de hand.
„Zou het lukken, denken jullie?” was Petra's vraag.
„Natuurlijk lukt dat! Maak je maar geen zorgen!”
Gerustgesteld vertrok Petra naar een ander vertrek waar de andere leden van de staf al op haar zaten te wachten en liet de kinderen aan de zorgen van de drie vriendinnen over.
„Hoe heet jij?” vroeg een van de kleine meisjes die bij het poppenhuis zat, terwijl ze Tina vragend aankeek.
„Tina, en jij?” Tina hurkte bij het kind neer en keek recht in de grote, blauwe ogen.
„Debbie, en dat is mijn zusje Marlies,” zei het kleintje en haar vingertje wees trots in de richting van het andere meisje dat als twee druppels water op haar leek. Aarzelend kwam deze wat dichterbij, Tina wat argwanend opnemend.
„Dag, Marlies, ik ben Tina! Wat hebben jullie daar een mooi poppenhuis, mag ik er eens in kijken?”
De ogen van het kind keken haar angstig aan en ze ging met haar rug beschermend tegen het poppenhuis staan, alsof Tina voorgesteld had het af te breken.
„Wat is dat nou? Mag ik er niet in kijken?”
Heftig schudde het meisje haar blonde hoofdje, waarbij de lange paardenstaart heen en weer zwiepte.
„Maar ik doe niets, hoor, Marlies!” probeerde Tina nogmaals.
Maar Marlies bleef bij haar besluit en week niet van het poppenhuis.
„Juffrouw Tina wil alleen maar kijken! Doe niet zo... zo...” was het heftige en verontwaardigde commentaar van haar tweelingzusje, terwijl ze probeerde Marlies weg te trekken. Ze kon schijnbaar de juiste woorden niet vinden, dus volstond ze met het herhalen van de zin.
„Juffrouw Dafje niet lief, is mijn huis!” stamelde Marlies. Er blonken grote tranen in haar blauwe ogen, terwijl ze Tina bijna smekend aankeek.
„Ze heet Tina, sukkel!” klonk het venijnige stemmetje van haar zusje.
„Mijn huis!” snikte Marlies.
Tina wist niet zo goed raad met de situatie en probeerde het kleine meisje naar zich toe te trekken, in een poging haar te laten zien dat ze het goed bedoelde en geen kwaad in de zin had. Maar het kind sidderde van angst en deinsde nog meer achteruit, waardoor het poppenhuis wankelde en bijna omgevallen was, als Mieke niet snel toegeschoten was om het voor een val te behoeden.
„Pfff, bedankt, Miek! De kleine is helemaal overstuur omdat ik in haar poppenhuis wil kijken!” verklaarde Tina.
„Mijn zusje huilt altijd, maar ik weet wel dat jij lief bent, hoor!” Debbie trok Tina aan haar mouw en keek haar bij deze woorden haast verontschuldigend aan.
Glimlachend streelde Tina haar over het blonde hoofdje en knikte begrijpend. „Dat weet ik wel, Debbie en ik geloof ook wel dat je zusje dat ook niet zo bedoelt; ze is alleen een beetje angstig!”
„Ga je mee tekenen? We zijn tekeningen aan het maken voor Sinterklaas! Ik heb een héle grote pop gevraagd aan Sinterklaas; eentje die écht praten kan!” ratelde Debbie.
Na nog een laatste blik op de nog wat nasnikkende Marlies geworpen te hebben, liet Tina zich toch maar meetrekken naar de grote tafel, waar ze zich samen met de kinderen wierp op de sinterklaastekeningen. Ze dronken chocolademelk en vertelden honderduit over alle mooie cadeautjes die ze op hun verlanglijstjes hadden staan.
„Wat zielig, als er geen geld is, zal er ook wel geen geld zijn voor cadeautjes!” fluisterde Mieke zacht in Tina's oor.
Deze knikte en keek de kring eens rond. Ze zag de kleine, hoopvolle snuitjes, sommigen een beetje angstig bij de gedachte dat er bij de zo vriendelijke Sint, die grote, lieve man in zijn rode mantel, een zwarte Piet hoorde, voor wie iedereen toch wel een beetje angstig wegkroop.
De tekeningen werden trots op het einde van de middag in de huiskamer gehangen, waar Petra, die vermoeid van de vergadering afkwam, ze bewonderde. „Dat hebben jullie mooi gemaakt! Nu maar hopen dat Sinterklaas ze óók mooi vindt!”
Tina zag de blik in haar ogen, waaruit ze kon opmaken dat ook Petra zich vertwijfeld afvroeg hoe ze de kinderen een sinterklaasfeest kon geven.
„Is het gelukt?” was Petra's vraag toen ze hun jassen aantrokken.
Tina knikte, maar bracht toch het voorval met de tweeling Debbie en Marlies naar voren.
Petra knikte begrijpend, toen Tina vertelde dat Marlies zo angstig was geworden en geen enkele vorm van toenadering had geduld.
„Ik weet het,” zuchtte ze, „Marlies en Debbie zijn twee zielige gevallen. Ze zijn van tehuis naar tehuis gestuurd, en zelfs al in een pleeggezin geweest, maar overal moesten ze na korte tijd weer weg. Debbie is wat sterker dan Marlies en heeft zich over alles wat ze meegemaakt heeft vrij gemakkelijk heen gezet, maar Marlies heeft er zeer nare herinneringen aan. Overal waar ze net een beetje begon te wennen, werden haar spulletjes weer ingepakt en werd ze ergens anders heengebracht! Ik heb er zelf ook moeite mee om contact met haar te krijgen; ze weert iedereen af en niemand mag aan haar spulletjes komen of er zelfs maar in de buurt komen, omdat ze dan het gevoel krijgt dat ze wéér weg moet! Er is maar één van onze krachten, die het gelukt is contact met haar te krijgen en dat was Daphne. Helaas is ze enkele maanden geleden weg gegaan en Marlies sloot zich prompt weer af. Ze blijft ook iedereen koppig Daphne noemen, waardoor ze geen andere mensen erkent.”
Plotseling ging Tina een licht op. „Daarom noemde ze me Dafje! Ik vond 't al zo vreemd!”
Petra glimlachte vertederd. „Ja, „Daphne” was toch 'n beetje te moeilijk voor haar dus werd 't Dafje! Je zult er dus aan moeten wennen om hier als een automerk door het leven te moeten gaan!”
„En als „de Zonnebloem” dichtgaat...” vulde Tina aan.
„Juist voor die kinderen is het zo belangrijk dat dat geld er komt en dat we ze een vakantie kunnen geven! En niet alleen voor Marlies en Debbie, maar zoals zij zijn er nog veel meer!” zei Petra een beetje verbeten.
„We vechten ervoor dat dat niet gebeurt!” zei Mieke, maar Petra keek hen hoofdschuddend na. Er was zo weinig hoop!