Proloog

 

 

 

De pop begon op zijn zenuwen te werken. En zo snel liet Travis McSwain zich niet gek maken.

Ze was echter zo levensecht dat iedereen die haar van een afstandje zag, zou denken dat het een mooi, blond klein meisje was. Maar van dichtbij verraadden haar ogen haar – net twee turkooizen. Travis had nog nooit échte ogen in die kleur gezien.

Hij keek maar het liefst zo min mogelijk naar de pop, omdat er iedere keer dat hij dat deed in zijn hoofd de raarste dingen gebeurden. Toen hij haar had gepakt om haar mee te nemen naar de stad, bijvoorbeeld, had hij kunnen zweren dat die glazen ogen al zijn bewegingen hadden gevolgd. Koude rillingen had hij ervan gekregen. Zo erg zelfs, dat hij serieus had overwogen het ding het moeras in te slingeren. Alleen kon hij het geld maar al te goed gebruiken, en dus stond hij nu hier.

Nadat de eigenaresse van de winkel de pop eens goed had bekeken, keek ze naar hem op. ‘Ze is prachtig. Werkelijk beeldschoon. Geeft u me nog een paar minuten, dan kunnen we het daarna over de betaling hebben.’

‘Neem gerust de tijd,’ bromde Travis, maar in stilte wenste hij dat het mens een beetje zou opschieten. Hoe eerder hij van die pop af was, hoe eerder hij opgelucht kon ademhalen.

Iets in dat porseleinen gezichtje joeg Travis de stuipen op het lijf. Het was net of hij haar al eerder had gezien, in een droom of zo, maar dat sloeg natuurlijk nergens op. Ze was duidelijk enig in haar soort.

Hij was naar het huis van Savannah Sweete gegaan om te vragen of ze misschien werk voor hem had, maar toen had hij die pop door het raam gezien en besloten deze te jatten. Gewoon, omdat hij dat nu eenmaal niet laten kon. Hij nam voortdurend overal dingen mee die niet van hem waren: een soort ziekte, veronderstelde hij.

Zijn diepgelovige moeder had – voor ze volledig was doorgedraaid – altijd vurig voor zijn onsterfelijke ziel gebeden én er hete tranen om vergoten, maar zijn vader had gezworen bij een heel andere aanpak. Iedere keer dat Travis was betrapt op proletarisch winkelen had die ouwe een riem gepakt en zijn rug en billen helemaal open geranseld.

Tot Travis voor de eerste keer naar de jeugdgevangenis van St. James Parish was gestuurd.

Van de ene op de andere dag had Cletus McSwain zijn handen van zijn zoon af getrokken. ‘Er komt een dag dat je iets van de verkeerde pikt, jongen,’ had hij gezegd. ‘En dan eindig je met een kogel tussen je ogen. Als dat gebeurt, moet je niet denken dat ik ook maar één traan om dat rottige leven van je zal laten.’

Ach ja, eerlijk was eerlijk. Travis was er nu ook niet bepaald kapot van geweest toen de hypocriete ouwe zak van een garnalenboot in de Golf van Mexico was gedonderd en was verdronken. Voorlopig stond hij hier nog helemaal gezond van lijf en leden, terwijl zijn vader tussen de vissen van Terrebone Bay dreef. Soms was het wel grappig hoe bepaalde dingen liepen.

Travis zette een elleboog op de toonbank en probeerde zo onverschillig mogelijk over te komen, terwijl de eigenaresse van de winkel de pop aan een grondig onderzoek onderwierp.

Wanneer de vrouw niet op hem lette, ging zijn blik echter regelmatig naar het etalageraam. Hoe hard hij zichzelf ook probeerde wijs te maken dat die voorspellingen van zijn vader grote onzin waren, sinds hij die pop had meegenomen had hij voortdurend het vage, onbehaaglijke gevoel gehad dat hij deze keer heel misschien toch iets te ver was gegaan. Auto’s jatten was tot daaraantoe, maar met die pop had het om de een of andere reden wel iets weg van een ontvoering.

Een rilling kroop langs zijn ruggengraat omhoog. Het leek verdorie wel of dat ding behekst was of zo.

Zijn vingers sloten zich om de talisman die hij altijd in zijn zak had. Het is maar een stuk speelgoed, hield hij zichzelf voor.

De pop was echter meer dan een stuk speelgoed. Iedereen in Terrebonne Parish wist dat de bijzondere, unieke poppen van Savannah Sweete heel veel geld waard waren. Iemand zou ongetwijfeld naar de pop op zoek gaan.

Weer wierp hij een blik in de richting van het raam. Er was regen in aantocht en het sombere schemerdonker maakte zijn onbehagen er niet beter op. Hij wist dat hij zijn zenuwen beter in bedwang moest houden, maar hij kon er niets aan doen. New Orleans had nu eenmaal dat effect op hem.

Sinds Katrina was hij er niet meer geweest, en er was zoveel veranderd dat hij de stad zo hier en daar nauwelijks had herkend. De ziel van de stad, het French Quarter, was echter hetzelfde gebleven, en Travis wist eigenlijk niet of dat nu goed was of niet.

Voor het tijd was voor zijn afspraak met de eigenaresse van de winkel had hij nog een beetje in de buurt rondgelopen, en het had hem verbaasd hoe normaal alles eruit had gezien. Normaal voor deze buurt althans. Hoewel het nog vroeg was geweest, hadden de deuren van de striptenten aan Bourbon Street al wijd opengestaan, de voorbijgangers uitnodigend gratis een blik naar binnen te werpen.

De aandacht van Travis was getrokken door een blondine met eindeloze benen, die haar lange lichaam op de klanken van een countryliedje verleidelijk heen en weer had bewogen. Ze had met haar rug naar de deur gestaan, maar toen ze over haar schouder had gekeken, had de blik uit haar donkere ogen zich als een paar laserstralen op Travis gevestigd.

Ze had er ongelooflijk lenig uitgezien, en de huid om haar billen en bovenbenen had prachtig strak gespannen gestaan. Toen ze hem met een glimlach en een wenkende vinger had uitgenodigd voor een nadere inspectie, was Travis dan ook hevig in de verleiding gekomen daarop in te gaan. Tot ze zich langzaam had omgedraaid en hij zich tot zijn grote woede had gerealiseerd dat hij zich had staan vergapen aan een travestiet.

Vanuit de deuropening had een schorre stem geklonken: ‘Kom maar binnen, schatje, ze bijt niet. Ze heet Cherry Rose. En wat Cherry Rose tussen haar benen heeft, staat je wel aan, toch?’

‘Nee,’ had Travis gebromd, terwijl hij zich had omgedraaid.

‘Hé, wat doe je nou?’ had de stem hem achterna geroepen. ‘Kom terug, lieve schat. Dan maakt Cherry Rose een echte man van je.’

Een paar toeristen die het hadden gehoord hadden erom moeten lachen, en het liefst had Travis eens stevig uitgehaald naar de té rode mond van die verraderlijke hoer. De travestieten van Bourbon Street stonden er echter om bekend dat ze altijd wel ergens een stiletto bij de hand hadden. Als ze dan ook nog onder de speed zaten, draaiden ze hun hand er niet voor om een man desnoods in één beweging van zijn hele zaakje te ontdoen.

Dus was Travis er maar snel vandoor gegaan. Toen hij – inmiddels aan de andere kant van de straat – nog een keer had omgekeken, was het hem opgevallen dat er iemand naar hem stond te staren. Niet de danser of de kerel in de deuropening, maar een vreemd uitziende vrouw met grote zilveren oorringen en een wijde groene rok.

Iets in de manier waarop ze naar hem had gekeken, had Travis nogal verontrustend gevonden en daarom was hij even blijven staan om op zijn beurt naar háár te kijken. Al snel was hij haar echter kwijtgeraakt in de menigte en was hij verder gelopen.

Nu moest hij weer aan die vrouw denken, en hij vroeg zich onwillekeurig af waar ze was gebleven en of hij haar wellicht weer zou kunnen vinden zodra hij hier klaar was.

Aan de andere kant kon hij die vrouw beter laten voor wat ze was en maken dat hij weer thuiskwam, waar hij tenminste wist wat hij aan alles en iedereen had. Hoewel… Misschien was Terrebonne Parish na het stelen van die pop ook even niet meer de veiligste plaats voor hem.

Een huivering onderdrukkend zei hij op ongeduldige toon: ‘Ik wil u niet opjagen, ma’am, maar ik heb niet de hele avond de tijd.’

Met een verontschuldigende glimlach keek de vrouw naar hem op. ‘Het spijt me dat het zo lang duurt, maar zulk uitzonderlijk vakmanschap kom ik zelden tegen. Die sproetjes op de neus… Die kleine aardbeienvlek op de linkerarm… Die aandacht voor het detail is het handelsmerk van Savannah Sweete. Echt niet te geloven zo nauwkeurig als zij is.’

‘Hm-m…’

‘Alleen…’ Haar toon werd scherper, alsof ze ter zake wilde komen.

Het was een oud wijf met koude blauwe ogen en pluizig haar en een bril – die ze steeds weer afdeed om op een van de pootjes te kauwen – met glazen in de vorm van kattenogen.

Travis fronste zijn voorhoofd. ‘Wat is er mis? Vindt u haar ineens toch niet meer zo mooi?’

‘Nee, de pop is prachtig. Maar er zijn tegenwoordig ook nogal wat goede imitaties in omloop. Een paar van Savannahs ex-leerlingen hebben zelfs geprobeerd hun werk te verkopen alsof het van haar was.’ De vrouw zweeg even, haar blik weer op de pop gericht. ‘Hebt u ook een certificaat van echtheid?’

Dat probleem had Travis al voorzien en hij was vast van plan zich erdoorheen te bluffen. Per slot van rekening was onzinverhalen vertellen iets wat bij hem bijna vanzelf ging. Net als stelen. ‘Als u echt zo deskundig bent als u beweert, moet u toch zo kunnen zien dat dit het echte werk is.’ Hij liet een van de gouden krullen van de pop tussen zijn vingers door glijden. ‘U zei daarnet zelf dat u nog nooit zulk vakmanschap had gezien.’

De vrouw schoof de bril weer op haar neus en boog zich nogmaals over de pop. ‘Ik ben er voor negenennegentig procent zeker van dat ze echt is, maar als u voor de bijbehorende papieren kunt zorgen, zal ze twee keer zoveel waard zijn.’

‘Sorry, maar dit is wat ik te bieden heb. Als u haar niet wilt, ga ik wel naar een ander. Ik denk dat er genoeg winkeliers en verzamelaars zijn die zo’n prachtstuk maar al te graag willen hebben.’

‘Misschien. Maar u moet ook begrip hebben voor mijn positie. Ik ben voor mijn levensonderhoud volledig afhankelijk van mijn reputatie. Kunt u me dan op zijn minst vertellen hoe u aan haar bent gekomen?’

Hiervan werd Travis niet blij. Straks ging die ouwe zeur de politie nog bellen! ‘Waarom moet u dat weten?’

‘Zoals ik al zei, moet ik om mijn reputatie denken.’

Dit ging niet zo makkelijk als hij had gehoopt. Die vrouw was blijkbaar van plan het keihard te spelen, en hij kon twee dingen doen: blijven en met haar over de pop gaan marchanderen, of met het ding onder zijn arm vertrekken. Waarschijnlijk zou hij morgen om deze tijd allang weer een andere koper hebben, maar de gedachte dat hij met die pop naar huis moest rijden en dat die glazen ogen nóg een nacht naar hem zouden kijken, stond hem absoluut niet aan.

‘Oké, het zit zo. De pop was van het dochtertje van een vriendin. Het kind is plotseling overleden en ze kan zo’n herinnering aan haar niet meer verdragen. Dus heeft ze mij gevraagd het ding te verkopen. U begrijpt toch wel dat ik haar, na alles wat ze heeft doorgemaakt, niet wil lastigvallen over papieren?’

‘Natuurlijk begrijp ik dat. Wat afschuwelijk een kind te moeten verliezen…’ Ze streek over een van de gladde wangen van de pop. ‘Ik heb zelf twee kleindochtertjes. Ik zou me niets ergers kunnen voorstellen dan –’

‘Zijn we het dus eens?’

De vrouw leek haar ogen nauwelijks van de pop te kunnen afhouden. ‘Voor de prijs waarover we het aan de telefoon hebben gehad min tien procent… dan zijn we het eens, ja.’

‘Dat lijkt me redelijk.’

Ze glimlachte voldaan. ‘Mooi. Als u even hier wacht, zal ik een cheque uitschrijven.’

De hand van Travis sloot zich om haar pols. ‘Zoals ik al eerder heb gezegd, heb ik liever cash.’

Er flitste iets door de ogen van de vrouw. Haar wantrouwen was duidelijk weer aangewakkerd, maar blijkbaar wilde ze de pop zo graag hebben dat ze besloot daaraan geen aandacht te schenken. Ze trok haar hand los en knikte kort. ‘Ik ben zo terug.’

Niet veel later overhandigde ze hem een envelop. ‘Het bedrag dat we waren overeengekomen, min tien procent. Maar telt u het gerust na, Mr….’

Grijnzend stopte Travis de envelop in zijn zak. ‘Ik vertrouw u. En mocht u toch hebben geprobeerd me te tillen, dan weet ik u te vinden, nietwaar?’

De hand van de vrouw vloog naar haar hals en ze werd een beetje bleek, alsof ze zich plotseling realiseerde dat ze een verbond met de duivel had gesloten.

Ze moest eens weten.

Ze liep met hem mee naar de deur en zodra hij buiten stond, hoorde hij het nachtslot klikken. Toen hij over zijn schouder keek, zag hij nog heel even haar silhouet in de etalage, maar het volgende moment deed ze het licht uit en het rolgordijn naar beneden.

Besluiteloos bleef Travis op de stoep staan. Zou hij gelijk naar huis gaan, of nog ergens iets gaan drinken? Zo vaak gebeurde het niet dat hij zoveel geld op zak had. Dat mocht hij toch wel een beetje gaan vieren, of niet soms?

Aan de overkant van de straat zag hij een schim verdwijnen in een portiek. Een vreemd gevoel maakte zich van hem meester. Had hij het zich maar verbeeld, of was dat dezelfde vrouw geweest die hij in Bourbon Street had gezien? Hoe hij echter ook in het duister tuurde, hij zag haar niet meer. Waarschijnlijk zag hij gewoon spoken. Een schuldig geweten maakte je nu eenmaal altijd een beetje schichtig.

Wat het ook was, hoe eerder hij New Orleans weer achter zich had gelaten, hoe beter. Al die vreemde types die hier rondhingen… Dat drankje moest ook maar tot later wachten. Misschien zou hij op weg naar huis nog even stoppen bij een tentje dat hij kende, voor een paar biertjes en een stevige portie garnalen. Later zou hij dan samen met Desiree nog een bezoekje brengen aan de drankwinkel, zodat ze zich op zijn veranda, met uitzicht op het weerlichten boven de Golf van Mexico, zouden kunnen bezatten. Ja, dat klonk als een goed plan.

Met zijn schouders een beetje opgetrokken tegen de lichte regen begon hij terug te lopen in de richting waarvandaan hij was gekomen.

Op de hoek van Chartres Street en St. Louis Street stond een groepje toeristen te kijken naar een oude donkere man die onder een balkon een tapdansnummer ten beste gaf. Het geklik van zijn schoenen echode in het donker en om de een of andere reden gaf dat Travis een eenzaam gevoel. Hij bleef even staan om wat dollarbiljetten in een oude, gedeukte metalen beker te stoppen en liep toen haastig verder, in verlegenheid gebracht door de tandenloze grijns van de man die zo te zien al tegen de tachtig liep. Die kerel had allang in een warm en veilig verzorgingstehuis opgeborgen moeten zijn, in plaats van dat hij zich hier op een straathoek, in de regen, in het zweet stond te werken. Dat was New Orleans ten voeten uit. Oude mensen gingen hier niet dood. Ze werden gewoon vergeten.

‘Zorg dat je je leven een beetje op orde krijgt, jongen, anders is dit je voorland.’ Hij kon het zijn vader bijna horen zeggen.

Travis wilde helemaal niet aan zijn vader denken, of aan de toekomst. Hij wilde zelfs niet verder denken dan de volgende zuippartij. Terwijl hij zijn best deed het geluid van de klikkende schoenen van de oude man verder te negeren, liep hij verder in de richting van de kathedraal. Voor hij deze had bereikt, ging hij echter linksaf St. Peter Street in.

Die bleek bijna verlaten, op een vrouw na, die een stukje verderop voor een etalage stond. Bij het vage licht dat naar buiten scheen, zag hij dat ze een groene rok droeg, en toen ze haar hoofd bewoog, glansden de zilveren ringen die aan haar oren bungelden even.

Onwillekeurig ging Travis langzamer lopen. Het was de vrouw die hij eerder die avond ook al op Bourbon Street had gezien.

Op het moment dat hun blikken elkaar kruisten, huiverde hij even. Nooit eerder had hij iemand met zo’n bleek gezicht gezien. Hoewel hij wist dat ze elkaar vóór die dag nog nooit hadden ontmoet, hadden haar trekken iets griezelig bekends. Maar wat het precies was… Hij kon er niet echt de vinger op leggen.

Ze glimlachte naar hem en onmiddellijk voelde Travis al zijn nekharen overeind gaan. Wie was ze in vredesnaam?

Toen hij haar, met een onbehaaglijk gevoel vanwege die glimlach, snel voorbij wilde lopen, vroeg ze zacht: ‘Heb je misschien een vuurtje voor me?’

Niet bepaald een originele openingszin, maar ondanks alles toch een beetje nieuwsgierig geworden viste hij zijn aansteker uit zijn zak. Met zijn hand beschermend om het vlammetje draaide hij zich naar haar om, terwijl zij een sigaret tussen haar lippen stak. Mooie lippen, trouwens. Niet te vol, en niet te dun. Alleen als ze glimlachte, had die mond iets vreemds.

Ze nam een trekje, blies de rook langzaam uit en gaf de sigaret toen aan Travis.

Eerlijk gezegd wist hij niet goed wat ze van hem wilde, maar toen hij ook een flinke trek nam, leek ze dat niet erg te vinden. ‘Wat doe je hier zo helemaal in je eentje?’ vroeg hij.

‘Gewoon een beetje rondhangen.’

‘Niet echt ongevaarlijk. Er lopen hier nogal vreemde types rond.’

Ze glimlachte. ‘Echt? Dat was me nog niet opgevallen.’

Dat moest ze niet doen, glimlachen, dacht Travis. Het was geen aangename aanblik, die wat hem betrof de sfeer volledig verpestte. Hij wendde zijn blik af.

‘Hou je wel van een beetje lol maken?’ vroeg ze.

‘Wie niet?’

‘Ik woon hier vlakbij.’ Ze maakte een hoofdbeweging in de richting van een smalle steeg tussen twee gebouwen. ‘Ik heb een leuk binnenplaatsje waar we gezellig naar de regen kunnen gaan zitten kijken. Kom,’ zei ze, terwijl ze begon te lopen, ‘dan krijg je iets te drinken van me.’

Die glimlach mocht hem dan niet aanstaan, de manier waarop ze liep was andere koek! Travis liep achter haar aan het steegje in. Of ze nu een hoer was, of gewoon een of andere slet die wel in was voor een pleziertje, kon hem op dat moment geen moer schelen. Het geld dat hij voor de pop had gekregen brandde in zijn zak.

Ze liep een paar passen voor hem uit, zachtjes neuriënd.

‘Wat zing je?’

‘O, dat is al heel oud. Mijn moeder zong het vaak voor me wanneer ze me instopte.’ Ze wierp een blik over haar schouder. ‘Vind je het mooi?’

‘Ja.’ Hij versnelde zijn pas om naast haar te komen. ‘Mijn moeder vond muziek maar niks. Dansen ook niet.’

‘Wat jammer voor je.’ Ze bleef even staan om het bandje van haar sandaal goed te doen, en toen ze haar evenwicht dreigde te verliezen, greep ze Travis bij de arm.

Hij keek in het donker op haar neer, hoorde haar zachte lach, en voor hij het wist had hij haar met haar rug tegen de bakstenen muur gedrukt.

Weer lachte ze, een ademloos geluidje dat zijn hart sneller deed kloppen.

Toen hij haar echter probeerde te kussen, draaide ze haar hoofd zo dat zijn lippen slechts haar bleke wang raakten. Terwijl hij zijn lippen eerst naar haar oor en vervolgens naar haar hals liet glijden, legde hij een hand om haar smalle middel en streek met zijn duim langs de onderkant van haar borsten. Erg groot waren die niet, maar dat vond hij niet erg. ‘Hoe heet je?’ vroeg hij.

Na een korte aarzeling fluisterde ze hees: ‘Madeline.’

‘Mooie naam.’ Travis veronderstelde dat ze deze ter plekke had verzonnen, maar ook dat vond hij niet erg. Na vanavond zouden ze elkaar toch nooit meer zien. ‘Je ruikt lekker, Madeline.’ Weer probeerde hij haar te kussen, maar dat leverde hem een speelse duw van haar kant op.

‘Rustig aan, we hebben de tijd. Wil je niet eerst iets drinken?’

Hij schuurde met zijn onderlichaam langs het hare. ‘Je weet heel goed wat ik wil.’

‘Tuurlijk weet ik dat, schatje.’ Haar hand gleed over zijn gulp. ‘Maar dat gaat je wel wat kosten.’

‘Hoeveel?’

‘Honderdvijftig.’ Ze kneep even. ‘Heb je dat?’

Hij viste het geld uit zijn zak en gaf het haar. ‘Voor zoveel poen mag je wel iets bijzonders zijn.’

‘O, maar dat ben ik ook.’ Ze stopte de opgevouwen biljetten in haar beha. ‘Heel bijzonder, zelfs. Ik kan je garanderen dat je nog nooit iemand zoals ik hebt gehad.’

Ze wisselde met hem van plek, zodat zij nu hém tegen de muur drukte. Vervolgens likte ze even aan haar vinger en streek daarmee toen over zijn lippen. ‘Wil je het langzaam of snel?’

‘Op dit moment wil ik je op je knieën,’ zei hij, terwijl hij zijn gulp openmaakte.

‘Geduld is een schone zaak, lieve schat.’ Haar vingers sloten zich nog iets steviger om hem heen, terwijl haar andere hand naar zijn schouder gleed.

Travis, die zijn lichaam onmiddellijk voelde reageren, liet zijn hoofd achterover tegen de muur zakken. Het volgende moment werd hij zich echter bewust van een scherpe prik in zijn nek en onmiddellijk duwde hij haar van zich af. ‘Wat was dat verdomme?’

Ze glimlachte in het donker. ‘Je zult iets nodig hebben tegen de pijn.’

‘Pijn?’ Zijn stem schoot uit van woede, en hij bracht zijn hand naar zijn nek. ‘Wat heb je met me gedaan, vuil kreng dat je er bent?’

Bij het licht dat door een van de ramen boven hen naar buiten viel, zag hij dat haar ogen strak op hem waren gericht. Het was hem nog niet eerder opgevallen hoe blauw deze waren. Plotseling, in een flits, drong het tot hem door waar hij dat gezicht eerder had gezien.

Een golf van angst en afkeer sloeg door hem heen, op hetzelfde moment dat zijn spieren het begaven. Hij probeerde nog overeind te blijven en haar bij de keel te grijpen, maar hij had geen enkele controle meer over zijn ledematen. Hij zakte op zijn knieën, zijn ogen op haar gericht. Zijn mond ging open, maar er kwam geen enkel geluid uit.

‘Jij hebt iets meegenomen dat van mij was en nu zal ik hele nare dingen moeten gaan doen om dat terug te krijgen.’

Ze zette een voet tegen zijn borst, zodat hij verlamd op de vieze straatstenen stortte, zijn blik nog steeds op die blauwe ogen gevestigd.

Gewapend met een mes dat ze uit haar tas had gehaald knielde ze naast hem neer. ‘Ik ben bang dat dit een beetje een smeerboel gaat worden, maar ik kan niet het risico lopen dat de politie via jou of de pop bij mij terechtkomt.’

Nu raakte Travis pas goed in paniek. Hij wilde opspringen en wegrennen. Hij wilde om hulp schreeuwen. Hij wilde vechten voor zijn leven.

In plaats daarvan kon hij echter slechts machteloos toezien hoe ze het mes liet zakken en zijn vingers een voor een begon af te snijden.