Hoofdstuk 12

 

 

 

Later diezelfde middag was Lynette in de keuken deeg aan het uitrollen toen haar het vreemde gevoel bekroop dat er iets niet klopte in huis.

Ze kon er niet precies de vinger op leggen. Het was niets concreets. Er was geen enkele reden voor, ze had geen geluiden gehoord, niets vanuit haar ooghoek zien bewegen. Nee, niets van dat alles.

Het was meer een soort waarschuwing van haar zesde zintuig, net zoals ze altijd een bepaald weertype voelde aankomen, al hadden die voorgevoelens ook een wetenschappelijke basis.

Dit gevoel was gewoon heel vreemd.

Ze probeerde het te negeren, maar het werd zo sterk dat ze bijna niet over haar schouder durfde te kijken, bang voor wat ze in de deuropening zou aantreffen.

Toch draaide ze zich om, en uiteraard stond er niemand achter haar.

J.D. zat in zijn kinderstoel bij de tafel en sloeg met een houten blokje tegen het plastic dienblad. Wat het ook was dat het haar van zijn grootmoeder overeind had doen staan, hij leek er ongevoelig voor.

Kalm droogde ze haar handen af aan haar schort en liep naar de achterdeur, waar ze het slot controleerde. Toen greep ze de deegroller, beende naar de voordeur en controleerde daar het slot. Uiteraard zaten beide deuren stevig dicht. Met dat soort dingen was ze altijd al heel voorzichtig geweest, maar sinds Katrina helemaal.

Ze ging naar het raam en keek naar buiten. Na een fikse bui eerder die dag scheen de zon weer volop, maar ze vroeg zich af of zich boven zee een nieuw front aan het ontwikkelen was. Misschien voelde ze zich daarom zo unheimisch.

Aan de overkant van de straat zag ze Peggy Ann Grainger, die op de trap van de veranda bij Janet Tilson zat. De beide dames dronken samen een borrel, en ze zag Peggy Ann met haar glas naar haar huis gebaren. In eerste instantie dacht Lynette dat Peggy Ann naar haar zwaaide, maar toen besefte ze dat ze niet eens haar kant op keek.

Waarschijnlijk hadden ze het over haar, dacht Lynette pissig. Wie weet waren haar huwelijksproblemen al aanleiding voor geroddel in de buurt, want Janet was een van de grootste roddelkonten in de verre omtrek. Haar zoon Ronnie werkte in het auto-onderdelenbedrijf van Lynettes man, en god mocht weten wat haar man zich per ongeluk had laten ontvallen.

Bij de gedachte aan haar man werd Lynette overspoeld door een golf van woede. Hoe durfde hij haar zo te behandelen? De beste jaren van haar leven had ze hem gegeven. Ze wist dat dat een cliché was, maar in haar geval was het maar al te waar! Alles had ze voor die man gedaan. Lieve hemel, wat een offers had ze gebracht, en waarvoor? Om ineens als een paar oude schoenen te worden weggegooid nu hij haar niet meer nodig had of naar haar verlangde?

Zelfs wanneer Don thuis was, wat tegenwoordig al heel zeldzaam was, was het alsof… alsof hij haar niet eens zag. En dat griefde haar nog het meest. Dat hij naar haar keek, maar haar niet echt zag. Met eten zat hij tegenover haar aan tafel en praatte over koetjes en kalfjes, zoals ze al jaren deden. Soms keken ze daarna zelfs samen tv. Maar er was iets veranderd. Híj was veranderd.

Eigenlijk wist ze niet eens meer wie hij was, en dat was in haar ogen de ergste vorm van verraad. Terwijl zij dezelfde was gebleven, was hij veranderd. Hij was gewoon verdergegaan met zijn leven, terwijl zij was blijven steken in hoe het vroeger tussen hen was. Dat was toch vreselijk oneerlijk? Hun hele wereld had hij op zijn kop gezet, en zij had daar niets over te zeggen gehad. Maar ze werd wel geacht alles waarmee hij op de proppen kwam zonder morren te slikken.

Aan de overkant waren de twee vrouwen nog steeds druk in gesprek, en terwijl Lynette een beetje bij het raam vandaan ging zodat ze haar niet zouden zien, zag ze een paar huizen verderop een oude zwarte cadillac langs de straat staan. Precies zo’n cadillac als waar die vreemde man vanmiddag mee was weggereden.

Van deze afstand kon ze niet zien of er iemand in zat, maar alleen de aanblik van de auto maakte haar al onrustig. Het idee dat die engerd hier in de buurt rondhing, stond haar helemaal niet aan. Waarom was hij teruggekomen? Als hij echt op zoek was geweest naar het huis van zijn vriend, had hij nu allang weg moeten zijn.

Dit was echter dezelfde auto. Dat wist ze zeker.

En die zekerheid bracht het angstige voorgevoel dat er gevaar dreigde weer naar boven. Met een kreetje van paniek draaide ze zich om, en ze haastte zich terug naar de keuken.

J.D. zat nog steeds in zijn kinderstoel te spelen, maar toen ze de keuken binnen kwam stormen, schrok hij van het lawaai, en hij begon te huilen. Ze ging naar hem toe, tilde hem uit de stoel en drukte hem aan haar boezem. ‘Stil maar, Boo, omi is bij je.’

Troostend hield ze hem tegen zich aan tot hij weer rustig was. Toen pakte ze de telefoon. ‘Kom, dan bellen we opa even. Eens kijken of we hem kunnen overhalen vandaag vroeg naar huis te komen.’

Misschien overdreef ze, maar het zien van die auto daar aan de overkant en de vreemde voorgevoelens van eerder die middag hadden haar van haar stuk gebracht. Dat was echter geen reden om de politie te bellen, en bovendien wilde ze Evangeline niet ongerust maken. Voor de verandering kon Don wel eens een keertje vroeg thuiskomen en zelf de buurt eens doorlopen.

Ze stond met haar gezicht naar de glazen schuifdeur naar de patio, en terwijl ze het nummer intoetste, zag ze een tak op de bakstenen liggen. Althans, dat dacht ze eerst. Toen ze zich realiseerde wat het echt was, onderdrukte ze een kreet, zodat de baby niet weer zou gaan huilen.

Bij het tuinieren zag ze om de haverklap slangen. Met de ringslangen had ze geen probleem, maar de slang op haar patio was ten minste drie meter lang en zo dik als een arm. Ze was er zo goed als zeker van dat het een mocassinslang was, en hij was zo groot dat ze niet van plan was zelf naar buiten te gaan om te proberen hem te doden.

‘Jennings Auto-onderdelen,’ zei een vrouwenstem aan de andere kant van de telefoon.

Lynettes aandacht was zo in beslag genomen door de slang dat ze vergeten was dat ze de telefoon aan haar oor had.

De vrouw die de telefoon beantwoordde, was Dons nieuwe secretaresse. Nu was de term ‘nieuw’ relatief, want ze werkte er al een paar maanden, maar vergeleken met Adele, haar voorgangster, die bijna dertig jaar voor Don gewerkt had, was Deanne Hendrix nog steeds een groentje.

Al zou je dat aan haar houding niet zeggen.

Soms werkte het mens Lynette verschrikkelijk op de zenuwen.

‘Met Lynette. Ik moet Don spreken.’

Aan de andere kant werd heel even geaarzeld. ‘Het spijt me, Mrs. Jennings, maar hij is op dit moment in het magazijn. Kan ik een boodschap aannemen?’

‘Voor zover ik weet is er in het magazijn ook een telefoon. Kun je me even doorverbinden?’

‘Het zou gemakkelijker zijn als ik even de boodschap aanneem. Dan kan hij u terugbellen wanneer hij even tijd heeft.’

‘Hoor eens even,’ zei Lynette geïrriteerd. ‘Ik moet mijn man spreken, en wel nu. Zorg dat ik hem te spreken krijg. Hoe u dat doet, kan me niet schelen, al moet u met telefoon en al naar het magazijn lopen.’

‘Een ogenblik, alstublieft,’ zei ze koeltjes.

Verwaand kreng.

Op zulke momenten miste Lynette Adele. Hoewel die ook haar gebreken had, had ze in elk geval het fatsoen en het gezond verstand gehad om de vrouw van de baas niet af te poeieren wanneer ze naar kantoor belde.

Terwijl ze wachtte tot Don zou opnemen, lieten haar ogen de slang niet los. Voor zover ze kon zien, had hij geen vin verroerd. Misschien leefde hij niet eens meer, maar wie zou nou in godsnaam een dode slang op haar patio leggen?

‘Lynette? Wat is er aan de hand? Deanne zei dat je van streek klonk.’

‘Dat ben ik ook, en je moet meteen naar huis komen.’

‘Wat is er dan?’

‘Kom nou maar naar huis, dan vertel ik het je.’

Er klonk een zucht van frustratie. ‘Ik kan niet zomaar weggaan van mijn werk. Er moeten nog een boel orders de deur uit.’

‘Zelfs niet als je kleinzoon in gevaar is?’

Dat bezorgde hem een doodschrik. ‘Waar heb je het over? Wat is er met J.D. gebeurd?’

‘Nog niks, maar er is hier iets vreemds gaande, en ik wil dat je thuiskomt om te helpen.’ Haastig vertelde ze hem over de verontrustende ontmoeting met de man met het litteken van die middag, over de auto die ze een tijdje geleden in de straat had zien staan en de slang die languit op de patio achter het huis lag.

‘Jezus, Lynette, je hebt toch wel vaker slangen gezien. Na Katrina wemelde het ervan. Als je je daar zo druk over maakt, ga je gewoon niet met het kind naar buiten.’

‘En die rare man dan?’ wilde ze weten. ‘Wat als hij probeert in te breken?’

‘Die probeert heus niet in te breken. Niet op klaarlichte dag. Waarschijnlijk was hij gewoon verdwaald, net zoals hij zei.’

‘Maar wat als dat niet zo was? Wat als er iets met mij of J.D. gebeurt? Wil je dat op je geweten hebben?’

‘Kom op nou, Lynette.’

‘Nee, niks kom op. Als je ook maar iets om ons gaf, was je al op weg naar huis. Maar laat maar, ik bel Vaughn wel. Of Evangeline, al weet je hoe die over slangen denkt.’

‘Oké, oké. Godallemachtig. Ik kom zo snel mogelijk.’

‘Hoe snel is dat?’

‘Ik heb een paar minuten nodig om de boel hier af te ronden. Is dat snel genoeg?’

‘Dat moet dan maar, nietwaar?’ mopperde ze, en ze hing op. Met J.D. op de arm liep ze naar het raam. Heel voorzichtig keek ze om het hoekje van de schuifdeur, tot ze de kop van de slang kon zien. Zijn tong flitste zijn bek in en uit. Beslist niet dood dus.

Toen zag ze wat ze eerder niet had gezien. Er waren er twee. De tweede slang lag opgerold aan de rand van de patio, zijn kop omhoog, en hij liet zijn staart trillen, alsof hij klaar was om toe te slaan.

Met bonkend hart deinsde ze terug van de schuifdeur. Twee slangen op haar patio. Hoe groot was die kans nou?

 

Op zijn gemak ruimde Don zijn bureau op. Ondanks Lynettes dringende telefoontje had hij geen haast om thuis te komen. Het was duidelijk dat ze hem probeerde te manipuleren, en hij weigerde dat spelletje mee te spelen. Als ze zijn kleinzoon er niet bij betrokken had, zou hij haar ronduit gezegd hebben dat hij pas thuiskwam als hij klaar was.

Nou ja, misschien zou hij zich iets diplomatieker hebben uitgedrukt, maar toch, Lynettes gedrag begon hem de keel uit te hangen. Na veertig jaar had hij er genoeg van.

Veertig jaar getrouwd, en alleen de eerste vijf daarvan waren gelukkig geweest. Het was een wonder dat hij het zo lang volgehouden had.

Wel was er een tijd geweest, net na de geboorte van Vaughn, dat het leven verdomd mooi was geweest. In die tijd was Lynette zo mooi, zo lief en aanhankelijk, en ze had zich er volledig op toegelegd het soort vrouw en moeder te zijn op wie elke man trots zou zijn.

Maar toen had een aantal miskramen achter elkaar de vrouw op wie Don zo verliefd was geweest in een zwart gat van wanhoop, teleurstelling en bitterheid doen belanden. Zelfs nadat Evangeline erbij was gekomen, was Lynette nooit meer de oude geworden. Het was of met elke mislukte zwangerschap een deel van haar gestorven was.

Na verloop van tijd had ze geleerd de schijn op te houden. Soms leek alles zo normaal dat Don zowaar geloofde dat zijn oude Lynette weer bij hem teruggekomen was. Maar dan keek hij haar in de ogen en besefte eens te meer dat de vrouw met wie hij was getrouwd, voorgoed was verdwenen.

In alle eerlijkheid, nu hij terugkeek, moest hij toegeven dat hun leven samen niet zo akelig was geweest als hij het deed voorkomen. Lynette had er altijd voor gezorgd dat ze fit en aantrekkelijk bleef, en hij was er altijd trots op geweest met haar gezien te worden. Hun huis was brandschoon, hun kinderen werden perfect verzorgd, en in bed had ze hem nooit geweigerd. Al met al had het allemaal veel erger gekund.

Maar, zoals Don onlangs had ontdekt, het kon ook stukken beter.

Door de glazen wand die zijn kantoor scheidde van de receptie, keek hij naar Deanne, die achter haar computer geconcentreerd zat te werken, een frons op haar voorhoofd. Haar donkere haar viel als een gordijn over haar zachte wang, en onbewust hief ze haar hand om het achter haar oor te strijken.

Met zijn ogen trok hij de contouren van haar kaaklijn na, de elegante welving van haar nek, de sensuele bolling van haar borsten onder de lichtblauwe bloes die ze droeg. Heel even stelde hij zich voor dat hij de paarlen knoopjes losmaakte, de zijden stof over haar schouders langs haar armen omlaag liet glijden en zijn lippen op een van haar donkere tepels zou drukken, waarbij zij zachtjes kreunde.

Jezus.

Het deed hem ongelooflijk genoegen dat zijn lichaam zich roerde terwijl hij haar zo gadesloeg. Wat een kick had het hem gegeven toen hij ontdekte dat hij een vrouw als Deanne nog steeds kon behagen. Dat hij zelfs op zijn leeftijd nog prima mee kon komen.

Zijn geluk kreeg echter een knauw vanwege zijn schuldgevoelens, en zijn net hervonden gevoel van eigenwaarde liep leeg als een lekke luchtballon.

Hij wist niet wat hij met Lynette aan moest.

Het was beslist niet zijn bedoeling haar te kwetsen. Ze was nog steeds zijn vrouw, de moeder van zijn volwassen kinderen, en hij zou altijd om haar blijven geven. Maar hij was het spuugzat om te doen alsof er niets aan de hand was. Misschien, als hij Deanne niet ontmoet had, had hij de rest van zijn leven door kunnen modderen zonder er al te veel aan te denken wat hij allemaal miste. Nu wist hij echter niet hoe hij het tij moest keren.

Hij schoof zijn papierwinkel aan de kant, stond op en liep naar Deannes bureau. Met een gretige glimlach keek ze naar hem op, dezelfde glimlach die ze iedereen schonk, maar in haar ogen blonk iets wat ze alleen voor hem bewaarde.

Waar had hij dit in vredesnaam aan verdiend?

‘Hoi,’ zei ze zachtjes.

‘Hoi.’ Van waar hij stond, kon hij een glimp van haar decolleté opvangen. Deanne was een rubensiaans type, en zelfs de conservatieve kleren die ze droeg, konden het weelderige lichaam daaronder niet verhullen. Lynette was slanker en steviger en kleedde zich veel beter, maar er was iets heel… aards en moederlijks aan Deannes zachtheid.

‘Alles goed thuis? Lynette klonk behoorlijk van streek.’

‘Ik weet het niet, ik moet ernaartoe om te zien wat er aan de hand is.’

‘Natuurlijk. Als ik iets kan doen…’ Daarbij legde ze haar hand op de zijne en gaf er een kneepje in.

Don wachtte een paar seconden en trok zijn hand toen weg. Tot nu toe hadden ze hun uiterste best gedaan om hun relatie geheim te houden, en hij wilde niet dat het bekend werd tot hij de kans had gehad met Lynette te praten.

‘Lafaard,’ zei een stemmetje in zijn achterhoofd tartend.

Tenslotte had hij meer dan eens de gelegenheid gehad met zijn vrouw te praten. Het nieuws zou voor Lynette toch niet bepaald als een donderslag bij heldere hemel komen. Ze moest toch weten dat het niet lekker zat tussen hen. Misschien zou het wel een opluchting voor haar zijn.

Uiteraard zou het nieuws bij Evangeline slecht vallen. Niet dat het haar aanging. Tegen haar huwelijk met Johnny had hij bedenkingen gehad, maar ze had niet naar hem willen luisteren, dus dan kon zij nu ook haar mond houden en het maar slikken, net als hij al die jaren had gedaan.

Met Vaughn zou het wel meevallen. Die stond een stuk minder snel met zijn oordeel klaar dan zijn zus. Misschien dat hij niet kapot zou zijn van het gebeuren, maar in elk geval zou hij zijn vader steunen.

‘Geen idee hoelang dit gaat duren. Misschien ben ik niet op tijd terug om met je te gaan eten,’ waarschuwde hij haar.

Er verscheen een frons op Deannes voorhoofd, en haar volle lippen pruilden. ‘Ik zal je missen.’

‘Ik jou ook.’

Haar ogen kregen een diepere glans, en met gedempte stem vroeg ze: ‘Hoe zit het met… later op de avond?’

‘Als het lukt, kom ik naar je toe. Dat weet je.’

‘Don?’

Hij was al op weg naar de deur, maar hij draaide zich om. ‘Ja?’

Haastig keek ze om zich heen, alsof ze zich ervan wilde vergewissen dat ze alleen waren. ‘Kom bij me,’ fluisterde ze.

Haar woorden deden zijn hart smelten, en hij knikte.

De hele weg naar huis dacht hij aan Deanne, en pas toen hij de oprit op reed, begon zijn geweten weer op te spelen.

Waar was hij mee bezig? Waar was hij in godsnaam mee bezig?

Mannen van zijn leeftijd hadden geen verhouding. Dit was gekkenwerk. Mannen van zijn leeftijd tuinierden en speelden golf en gingen op visuitjes met hun maten.

Mannen zoals hij bedrogen hun vrouw niet en gaven er niet na veertig jaar huwelijk de brui aan. Ze wekten niet de interesse en affectie op van een vrouw die half zo oud was als zij.

Alleen… wonder boven wonder had hij dat wel gedaan.

En terwijl hij in de auto naar de bungalow zat te staren waar Lynette en hij bijna hun hele getrouwde leven gewoond hadden, drong het plotseling tot hem door dat dit huis niet langer zijn thuis was. Hij hoorde hier niet meer.

De enige plek waar hij zich echt op zijn gemak voelde, was in de zachte armen van Deanne.

Zijn gedachten werden zo in beslag genomen door het bedenken van een manier om daar zo snel mogelijk weer te komen, dat de blonde vrouw die aan de overkant van de straat naar het huis zat te kijken, hem niet eens opviel.