8
De ochtendzon had de Lada veranderd in een oven en Estoban vloekte toen de hitte door zijn broek heen brandde. Hij keek op naar Roddy en grinnikte: 'Rijkeluiszoontjes leren al heel jong dat ze moeten uitkijken met autostoelen, maar ik ben een boer, Roddy, dat is mijn probleem. Maar ik mag je wel. Wees verstandig en rijd eens een eindje langs de kust. Kijk of je nog een jacht kunt vinden.' Een waarschuwing, dacht Roddy. Hij keek hoe de lelijke, vierkante Russische wagen hotsend en botsend over het karrenspoor naar de verharde weg reed. Terwijl hij over zee staarde, dacht hij opnieuw aan de Brit, en aan Rocco, en aan Rocco's zuster. En aan zijn eigen vader, die een misdadiger van hem had gemaakt. Pepito was in slaap gevallen onder het zonnescherm in de stuurhut van de Golden Girl. Het voorste net was dus vrij en Trent ging er op zijn buik in liggen. De ochtendzon scheen op zijn rug, maar zoals hij al had verwacht, lukte het hem niet om in slaap te vallen. Hij hoorde iemand op blote voeten over het zijdek lopen en de lichte bries waaide hem Auria's geur tegemoet. Ze ging een eindje van hem af zitten en zei niets. Uiteindelijk draaide hij zijn hoofd om en zei: 'Ik heb je niet bedankt. Doordat je eraan dacht dat je moest schreeuwen, heb je ons gered. Riks theater in de salon was trouwens ook heel belangrijk.' 'Wat ga je met het goud doen?' Op dit moment had hij het nodig als lokaas. Hij zei: 'We hebben het zo in scène gezet dat Alfredo's compagnons zullen geloven dat de Cubaanse autoriteiten het hebben. Als de maffia denkt dat ze het nog in handen kunnen krijgen, komen ze er zeker achteraan.' 'Waarom geven we het ze niet?' 'Waarom zouden we?' zei Rik. Ze keken op en zagen dat hij op het dak van de hut naar hen zat te kijken. Zijn wangen en kaken waren zwaar verkleurd van de blauwe plekken en zijn rechteroog zat bijna helemaal dicht. Hij zat in kleermakerszit en leek zich prima op zijn gemak te voelen. Auria keek hem woedend aan, rechtte haar schouders en tilde haar kin iets omhoog. 'Laat ons met rust.' Rik zei: 'Nee. Ik wil de waarheid horen.' 'Welke waarheid?' Ze schudde boos haar hoofd en er verscheen een koppige uitdrukking op haar gezicht. 'Dat ik je vanaf het eerste begin bedrogen heb? Je betekent niets voor me, Rik. Alfredo zei dat ik erachter moest zien te komen waar de Beau Belle tot zinken was gebracht en dat ze anders papa zouden vermoorden. Zo gaat dat in de Verenigde Staten. Dit zijn geen kinderspelletjes.' Rik zei: 'Ik ben geen kind, Auria.' 'Dus ik had het je moeten vertellen? En wat had jij er dan aan kunnen doen?' Ze keerde hem de rug toe, haar schouders hoog opgetrokken en stijf van woede, zodat de spieren zich aftekenden als twee richels aan weerszijden van haar ruggengraat. Rik zei zachtjes: 'Er was vast wel een manier geweest.' 'O ja? Wat dan!' Ze keek naar Trent. 'Misschien had ik moeten weten dat jij de een of andere godverdomde moordmachine was. Waar adverteren lui zoals jij, Trent?' Rik zei: 'Trent is een politieman, Auria.' 'Wat?' Ze draaide zich vliegensvlug om, haar mond open, haar ogen groot van verbazing, is dat waar?' 'Onbezoldigd en niet in eerste instantie,' zei Trent. Auria klemde haar duimnagels in de zijkanten van haar wijsvingers terwijl ze zich herinnerde hoe Alfredo had gewenkt dat ze even naar zijn Mercedes moest komen, aan de overkant van de weg langs de tennisclub. Hij had haar opgedragen om haar vader te zeggen dat hij de Beau Belle moest charteren van Rogerton-Smithe, en later, dat ze contact moest opnemen met Rik. En hij had haar verteld dat ze op zoek moest gaan naar het gezonken jacht. 'Doe het goed, als je tenminste wilt dat je vader in leven blijft,' had hij gezegd. 'Dit is niets persoonlijks. Dit gaat over zaken.' Ze had nooit de moeite genomen om te smeken of in tranen uit te barsten. Dat zou ze allebei wel gedaan hebben als het enige zin had gehad - ze zou ook met hem naar bed zijn gegaan. Maar ze kende die lui te goed. Ze gebruikten vrouwen. Zelfs hun eigen vrouwen, die thuiszaten en zich niet met de zaken mochten bemoeien, waren alleen maar stukken gereedschap, nuttig voor de voortplanting, voor het koken, voor het doen van de was. Ze haatte hen. Dat was als kind al zo geweest - als ze haar vader weer eens kwamen opzoeken. Ze hadden altijd snoepgoed bij zich en zeiden aardige dingen tegen de kleine meid. 'Hé, Tony, moet je haar toch eens zien. Een engeltje, godsamme.' Ze was altijd al bang voor hen geweest. Bang voor hen omdat ze zelfs als klein kind, gewoon kon ruiken hoe bang haar vader was, terwijl hij zich haastte om aan al hun wensen te voldoen. Hij liep over van geveinsde hartelijkheid, maakte vertrouwelijke opmerkingen en kleine grapjes. Ze gaven elkaar schouderklopjes terwijl hij zijn obers aanspoorde om zo snel mogelijk een nieuw tafelkleed op de toch al zo onberispelijk gedekte tafel te leggen. In het begin had ze niet kunnen begrijpen waarom haar vader, een grote, lachende man, vol kracht en warmte, zo ineen kon schrompelen, hoe zijn trotse buik plotseling kon inzakken omdat alle spieren verslapten, en hoe zijn gezicht plotseling jaren ouder kon worden. Toen ze het eenmaal begreep, was ze vastbesloten geweest om haar eigen leven nooit door al die vuiligheid te laten bederven. Maar hier stond ze nu, in de klem. Ze zei: 'Papa heeft nooit iets misdaan. Het enige dat hij deed, was een restaurant hebben en mensen voorstellen aan Rogerton-Smithe. Hij had veel geld verdiend bij de Lloyd. Hij dacht dat hij zijn kennissen een dienst bewees. Al dit chartergedoe was mijn idee.' 'Met wie heb je hierover gesproken?' vroeg Trent. 'Denk je dat ik gek ben?' Ze haalde haar schouders op. Haar lichaam stond stijf van woede - woede omdat ze in de klem zat. 'Helemaal in het begin heb ik Marco een brief geschreven. Dat het ook voor hemzelf op de lange termijn beter zou zijn als hij een handje wilde helpen, maar dat was alles. Hij had me een brief geschreven. Hij zat ergens aan de Middellandse Zee en klonk nogal somber.' 'Ik denk dat we er waarschijnlijk wel iets op kunnen vinden,' zei Trent. 'Probeer wat te slapen. We moeten de hele nacht opblijven.' 'Ze zullen niet veel eerder dan een uur of tien gaan duiken,' zei de admiraal tegen Roddy terwijl ze de muurkaart bestudeerden. Het was een kaart van de noordkust van Cuba en het Old Bahama Channel en hij hing in het kantoor van de admiraal. Hij tikte op het stuk ondiep water tussen twee eilandjes waar de Golden Girl voor anker was gegaan.: 'Jammer dat we geen transductor op hun bijboot hebben, maar als de catamaran in beweging komt, weten we het in ieder geval meteen.' Auria verklaarde met nadruk dat ze competent genoeg was om naar de Beau Belle te kunnen duiken en het leek Trent belangrijk dat ze de kans kreeg om haar eigen zelfrespect te herwinnen. Ze werkten in twee ploegen. Eerst doken Pepito en Marco naar het jacht, terwijl Trent en Auria het goud naar de rand van de grot hesen. Ze wachtten anderhalf uur in de Zodiac voordat ze opnieuw doken, en dit keer waren Trent en Auria aan de beurt om het wrak binnen te gaan. De laatste twaalf staven zaten klem tussen wat nu de bodem van de machinekamer was en een metalen kist vol met reserveonderdelen die was losgebroken uit sjorringen die toch al verzwakt waren door de explosies. Trent probeerde zonder succes om de kist met een koevoet opzij te kantelen. Hij dacht erover om de staven maar te laten voor wat ze waren, maar dat leek hem gemakzuchtig en lui, iets voor mislukkelingen, en daarom gaf hij Auria een teken en ze zweefden door de spookachtige stilte naar boven, naar Marco en Pepito op de rand van de grot. Ze decompresseerden en zwommen door naar de oppervlakte. Ze wachtten een uur in de Zodiac en zwommen toen met z'n vieren naar beneden, ieder met een plunjezak. Ze maakten de lijnen van de plunjezakken vast achter de rand van de klif en zwommen, met de plunjezakken, door naar de Beau Belle. De drie mannen zwommen de machinekamer binnen. Trent en Pepito tilden de kist een halve meter omhoog en Marco pakte de twaalf staven. Ze laadden het goud in de drie plunjezakken die naast de romp hingen en begonnen weer aan de langzame tocht omhoog. In de loop van de drie duiken had zich flink veel stikstof in hun bloed verzameld en de duikcomputer liet hen drie minuten wachten op twintig meter en nog eens drie minuten op tien meter. De maan was opgekomen en terwijl ze tegen de rotswand hingen uit te rusten, keken ze hoe de luchtbellen langzaam omhoog druppelden naar het maanverlichte oppervlak. Pepito zag het als eerste, tikte Trent op zijn arm en wees naar de schaduw die langzaam over de rotswand schoof. Op het moment dat hij koortsachtig naar zijn gordel greep, herinnerde Trent zich hoe hij voor de derde achtereenvolgende keer achterover de zee was ingeduikeld, en dat hij had gedacht dat deze laatste duik maar kort zou duren en dat er nu geen gevaar meer was, zodat hij geen harpoen hoefde mee te nemen. Ze moesten nog twee minuten wachten voordat ze naar het volgende diepteniveau konden stijgen en keken of de schaduw weer zou terugkeren. De duikers zagen de donkere schaduw van de haai zich weer aftekenen tegen het wateroppervlak. Om zich beter te kunnen beschermen, waren ze dicht tegen elkaar aan gaan hangen, viereneenhalve meter onder de rand van de grot. Ze waren nu betrekkelijk veilig, in een groep en met hun rug naar de rotswand, maar zodra ze omhoogstegen naar het open water zouden ze hopeloos kwetsbaar zijn. Trent berekende dat ze voldoende lucht hadden om nog een kwartier onder water te blijven, maar om voldoende te decompresseren moesten ze beslist vijf minuten op zes meter blijven hangen en dat was precies de diepte waar de haai nu zwom. Links boven hen zagen ze de zwarte vlek van de Zodiac, dichtbij maar onbereikbaar zolang de haai in zijn territorium patrouilleerde. De wind nam toe en het afgelopen uur had zich een donkere wolkenbank gevormd aan de noordelijke horizon, maar de maan scheen nog steeds in het water en maakte het enigszins doorzichtig zodat Richard redelijk goed kon zien wat er in het water recht onder de Zodiac gebeurde. Twee keer dacht hij dat hij in zijn ooghoeken iets voorbij had zien schieten en nu, terwijl de schaduw recht onder de Zodiac door gleed, herkende hij een van de monsters die de nachtmerries van zijn kindertijd hadden bevolkt. Als jongetje had hij veel gelezen over de biologie van de zee, in de hoop dat zijn bijna voortdurend afwezige vader dat leuk zou vinden, en hij kon zich de verschillende soorten haaien nog steeds herinneren. Dit was een tijgerhaai, minstens twee keer zo lang als een mens, drieëneenhalf tot viereneenhalve meter. Tijgers hadden een sterke territoriumdrang en waren agressief. Hij dacht aan Auria die nu onder hem hing, en aan de drie mannen. Hij begreep dat decompressie absoluut noodzakelijk was, maar hij kende de tabellen niet. Hij wist wél dat de tweede duik korter was geweest dan de eerste, en Trent had gezegd dat de derde duik nog minder tijd in beslag zou nemen. Ze hadden bij hun derde duik dezelfde flessen genomen die ze ook al voor de tweede duik hadden gebruikt en hij wist niet goed hoeveel lucht ze nog hadden. Hij dacht dat ze na hun eerste duik waarschijnlijk nog wel wat lucht over zouden hebben gehad, en toen hij naar de flessen keek die tussen de staven en de drijver waren klemgezet, zag hij dat Trents duiktas er nog lag en dat er twee harpoenen uitstaken. De haai maakte opnieuw een rondje. Hij zat zo efficiënt in elkaar dat hij zijn spieren nauwelijks hoefde te bewegen. Richard stelde zich voor hoe de halvemaanvormige muil zich om een van de drijvers van de Zodiac klemde. De lucht zou eruit sissen, de luchtfles- sen en de goudstaven zouden tegen de leeggelopen drijver aan- zakken en met alle gewicht aan één kant zou de boot kapseizen en hij zou in het water rollen. In zijn nachtmerries had hij in een klein houten bootje gezeten, dat heen en weer schommelde toen zijn vader op de achterbank sprong en lachte om Richards doodsangst. Terwijl de haai onder de Zodiac door gleed, voelde hij dezelfde angst en hij herinnerde zich zijn angstkreten en zijn moeder die bezorgd naast zijn bed stond. Hij dacht aan Trent op het motorjacht van de maffia, en hoe kalm hij er had uitgezien in de ogenblikken voordat hij net als de haai in een moordmachine veranderde. Het tegenovergestelde van paniek, zoals Richard zich voelde als hij met een boekhouding geconfronteerd werd. Gewoon een puzzel die je moet oplossen. De ladingen voor de harpoenen zaten in een waterbestendige doos in Trents duiktas. Richard laadde beide harpoenen en zette ze tegen de spiegel. Hij bond de kleine, witte ankerboei aan de ankerlijn en opende het grote blad van het zakmes dat hij twintig jaar lang bij zich had gedragen, een van de weinig cadeaus van zijn vader, en met behulp van het ingebouwde kompas maakte hij een ruwe peiling op een van de meest dichtbije kustbakens. De Mercury sloeg meteen aan toen hij op de startknop drukte. Richard liet hem in zijn vrij lopen en haalde de ankertros zover in dat de Zodiac recht boven het anker kwam te liggen. Hij gooide de luchtflessen overboord, liet de ankertros weer vieren, en trok het lemmet van zijn zakmes over de onderkant van zijn voorarm. Het bloed druppelde eruit en hij zette de Mercury in zijn versnelling en voer langzaam weg van het blauwe gat, in de richting van het kustbaken. Het leek hem dat tweehonderd meter wel ver genoeg zou zijn, maar het was moeilijk om de afstand in te schatten. Hij zette de motor weer in zijn vrij, ging op zijn knieën zitten, leunde over de rand en keek naar beneden. Er druppelde nog steeds bloed uit zijn arm. Hij moest nu heel kalm blijven en deed zijn best om niet aan Auria te denken, maar het was nu al tien minuten geleden dat hij de haai voor het eerst had gezien en misschien zaten ze al wanhopig om lucht verlegen. Het bloed druppelde nog steeds uit zijn arm, maar het leek hem te weinig en dus zette hij opnieuw het mes erin. Dit keer spoot het bloed eruit en met zijn rechterhand tilde hij de harpoenen overboord. Even dacht hij dat hij een rugvin boven het wateroppervlak zag uitsteken, en de nu al vertrouwde schaduw onder hem maakte plotseling een bocht. Hij wachtte en daar kwam hij weer, dit keer dichter bij de oppervlakte, en toen het beest weer wegzwom zag hij in een flits de halve maan van zijn kaken. De seconden, of minuten, verstreken. Hij begon al duizelig te worden van het bloedverlies. Hij kreeg een prikkerig gevoel in de achterkant van zijn kuiten en dijen, zijn maag voelde leeg en zuur aan en hij moest ineens nodig naar het toilet. De haai bonkte tegen de bodem van de Zodiac. Niet hard, zoals bij een aanval, maar alsof hij wilde voelen hoe stevig de boot was. Een plotselinge draaikolk twintig meter verderop gaf aan dat hij weer draaide en deze keer kwam hij op Rik af. Rik voelde dat het beest een besluit genomen had. Hij kwam snel aanzwemmen, maakte op het allerlaatste moment een rol en schoot boven het water uit om zijn arm af te bijten. Rick duwde beide harpoenen tegen de zijkant van de kop. De ontploffingen smeten hem naar achteren en hij zag een groot bloederig gat op de plek waar de kop van de haai had gezeten. Hij trok zijn broekriem strak om zijn arm, boven de sneden, schepte water over de romp en schrobde met zijn T-shirt in de andere hand alle bloedsporen weg zodat andere roofdieren de geur niet zouden oppikken. Hij maakte opnieuw een peiling en voer toen terug naar het blauwe gat. Geluid reikt ver onder water en Trent hoorde de Mercury starten en de klap waarmee de luchtflessen het water raakten. Hij was overtuigd van Richards goede trouw, maar vroeg zich wel af wat de jongen als lokaas zou gebruiken om de haai weg te lokken. Maar de haai was weg en hij zwom voor zijn ploegje uit naar boven, over de rand van de grot en daarna over het zand naar het koraalhoofd waaronder hij het anker van de Zodiac had klemgezet. Daar zag hij de luchtflessen liggen. Hij seinde met zijn zaklamp naar Auria en gaf haar zijn mondstuk terwijl hij haar fles bijvulde. Pepito en Marco vulden hun eigen flessen bij en Trent deed hetzelfde. Weer terug op de rand van de grot, haalde Marco de eerste plunjezak op. De klap van een ontploffing echode door het water terwijl ze omhoog dreven naar vijf meter en rechts van hen hoorden ze de buitenboordmotor. Tien minuten later kwam Trent boven water en gebruikte zijn zaklamp om hun positie aan te geven. De Zodiac kwam op hen af varen. De eerste snee dje Richard in zijn arm gemaakt had was te ondiep geweest; de tweede te diep. Op de Golden Girl gaf Trent Richard een plaatselijke verdoving en hechtte de diepste van de twee wonden, maar hij wist dat de jongen chirurgie nodig zou hebben om de spieren, zenuwen en kleine slagader die hij had doorgesneden weer aan elkaar te bevestigen. Auria verbond de arm en hield het tourniquet vast terwijl Trent Pepito en Marco hielp bij het wegbergen van de laatste goudstaven in de bergkasten. Auria deelde kommen soep rond. Trent liep gebukt de salon in en veegde met zijn rechterhand achter de radio tot hij de transductor te pakken had. De wolkenbank was inmiddels over het Old Bahama Channel gewaaid, en de eerste regendruppels spetterden hun in het gezicht toen ze de nieuwe Mercury aan de spiegel van de Golden Girl hingen. Trent sprong weer in de Zodiac en schoot langzaam de ankertros op, terwijl Marco naar voren liep om het kleine genuazeil aan de voorstag vast te maken. Met zijn duikmes sneed Trent de ankerboei van de Zodiac los, liet de transductor erin glijden, sneed de boei los en wierp hem overboord. Weer terug in de stuurhut, gebaarde hij naar Pepito dat hij het grootzeil kon hijsen en naar Marco dat hij het anker moest ophalen. Terwijl het grootzeil strak kwam te staan, maakte de catamaran een langzame draai naar open zee. 'Hijs de genua,' riep Trent tegen Marco terwijl Pepito in de stuurhut sprong en met de lier de lijnen strak zette. Toen de catamaran de zanderige uitloper van het eerste van de twee eilandjes passeerde, kwam Marco naast hen in de stuurhut staan. Trent zei: 'Het dichtstbijzijnde ziekenhuis ligt op Cuba.' Pepito deed weer of hij een domme Mexicaanse boer was; Marco aarzelde nog geen seconde en liet toen zijn instemming blijken door de schoten iets te laten vieren. Trent duwde tegen de helmstok en zette koers naar de Cubaanse kust. De maan en sterren gingen schuil achter de wolken en terwijl ze de kust naderden, begon het steeds heviger te regenen. Grote regenvlagen belemmerden het zicht op de bakens bij de ingang van een kleine vissershaven. 'Roep ze maar op over de radio,' zei Trent tegen Marco. 'Zeg dat we een ambulance nodig hebben.' Met nog anderhalve kilometer te gaan, liep hij gebukt de salon binnen. Auria zat naar voren geleund, met haar ellebogen op tafel en een mok koffie tussen haar beide handen geklemd, alsof ze zichzelf ervan moest weerhouden om Rik, die naast haar op de bank lag, een klap te geven. Een klap geven of heen en weer schudden; ze kon niet tegen al dit wachten. 'Hoever is het nog?' 'Tien minuten.' De vierentwintig meter lange Cubaanse patrouilleboot rolde op de deining van het Old Bahama Channel. De admiraal had zijn dochter opgedragen om in de schippershui op haar moeder te passen; ze lag op haar kooi, met haar hoofd boven een emmer. Roddy had de afgelopen twee uur op een radiopeiler zitten turen, maar de Golden Girl was in haar schuilplaats tussen de twee eilandjes blijven liggen. 'Ze moeten onder water problemen hebben gehad,' zei hij tegen zijn vader, toen die gebukt de radiohut binnenkwam. De marconist siste dat hij moest zwijgen, krabbelde een boodschap op zijn blocnote en gaf hem aan de admiraal. 'Op de nood- frequentie, admiraal. De Golden Girlhgl ongeveer een kilometer uit de kust. Ze hebben om een ziekenwagen gevraagd.' De admiraal vloekte, wees met een vinger op de kaart en draaide zich om naar de schipper. 'Volle kracht. We moeten aan land gaan en ze de weg afsnijden.' Het kleine stadje lag in de bocht van een schiereiland, op een paar lage heuvels tussen de kust en de bergen. De stad werd door een rivier in tweeën gedeeld. In de eerste jaren na het ontstaan van de stad hadden er boten op de rivier gevaren. Toen hadden de Spanjaarden dwars voor de kust een dam aangelegd om de monding van de rivier te beschermen tegen de stormen die kwamen aanrazen over het Old Bahama Channel. Diezelfde stormen hadden er ook voor gezorgd dat het zand en slik voor de monding werden weggespoeld. Geen enkele bestuurder wilde toegeven dat de dam een vergissing was en dus was de haven langzaam verzand. De stad raakte in verval, en nu lagen de weinige aanlegplaatsen die er nog waren, aan een steiger op de kust, die een rechte hoek maakte met de dam. Trent en de medeopvarenden van de Golden Girl stonden in de regen op de steiger en keken hoe de achterlampen van een ziekenwagen met Richard erin, de heuvel op en de stad uit klommen en over de heuvelrug uit het zicht verdwenen. Ze werden omringd door mannen en vrouwen in uniform: douane, politie, kustwacht. Enkelen van hen waren gewapend. Auria had met Richard mee willen gaan, maar de beambten hadden haar dat verboden. Deze Cubanen hadden geen ervaring met buitenlandse toeristen en zaten vol argwaan. Een van hen zei dat de Golden Girl het eerste jacht in veertig jaar was dat de haven had aangedaan. Door de regen zagen ze een paar koplampen hotsend en botsend op de kade afkomen. Een oude Lada, of misschien wel een nieuwe - met Lada's was dat vaak moeilijk te zien. De beambten deinsden terug alsof er een bom in zat, maar het was slechts een enkele man. Een oppervlakkige toeschouwer zou weinig bijzonders aan hem hebben opgemerkt: van gemiddelde lengte, niet uitzonderlijk breed of smal, een beetje dik in zijn gezicht, maar nou ook weer geen bolle kop; een bruin pak, een nylon streepjesoverhemd met de bovenste knoop eraf, een eenvoudige rode das die zo vaak gestrikt was dat de randen gerafeld waren. Zijn ogen waren vermoeid, donker, behoedzaam en daarachter lag zoveel informatie opgeslagen dat een heleboel databanken eronder bezweken zouden zijn. Castro's directeur van Bureau Drie. Estoban Tur. Zonder precies te weten wat je op zo'n moment nou eigenlijk moest zeggen, stonden Trent en de Cubaan elkaar aan te staren. In het bleke lamplicht kregen hun gezichten een vaalgele kleur. De regen pletste op de tegels en de zee klotste met een zacht, zuigend geluid tussen de pijlers. 'Mahoney,' zei Estoban. 'Patrick Mahoney.' ik heb liever dat u Trent zegt.' Trent kon voelen dat Pepito achter hem stond en aandachtig toekeek. Marco leek bijna onverschillig. Auria was zo gespannen als een waakhond die door zijn baas met moeite aan de lijn wordt gehouden. 'U bent hier binnen komen zeilen.' Het was de vaststelling van een feit, en er klonk geen verrassing in door. Niets had Estoban de afgelopen jaren nog kunnen verrassen. Zelfs niet de drugshandel en corruptie van generaal Alvarez, het hoofd van Fidels lijfwacht. 'Ik had een gewonde aan boord.' Estoban knikte naar de antenne op het dak van de Lada. 'Dat hebben ze me gemeld.' Trent zei: 'We zijn wezen duiken op het rif. Hij heeft zijn bloed gebruikt om een haai van ons weg te lokken.' 'Een moedige jongeman.' Trent zei: 'Het zou heel vriendelijk van u zijn als u de vrouw toestaat om hem te bezoeken in het ziekenhuis. Ze staat overal buiten.' Estoban wenkte naar een politieman. Trent keek naar Auria. De regen op haar wangen glinsterde in het zwakke gele lamplicht. 'Ze brengen je naar het ziekenhuis,' zei hij. 'Alles komt in orde.' De politieman nam haar bij de arm en liep met haar de steiger af, naar een auto. Toen waren ze weer alleen, Trent en de Cubaan, alleen in hun eigen ruimte, gescheiden van de anderen door jaren van heimelijke oorlogvoering. 'Mahoney,' zei Estoban terwijl hij terugdacht aan vroeger, en hij keek Trent aan. 'Je had naar Andros kunnen zeilen. Als je eenmaal in Bahamaanse wateren was geweest, zou een helikopter je hebben opgepikt. Wat zou dat nou voor een verschil hebben gemaakt? Vier uur? Drie? Hij keek naar de ranke lijnen van de Golden Girl. 'Minder dan dat.' Trent haalde zijn schouders op. 'Ik heb een cadeautje meegenomen voor Fidel. Het ligt in de bergkasten aan bakboord en stuurboord van de stuurhut.' Voordat hij aan boord ging, trok Estoban zijn schoenen uit. De grote teen van zijn rechtervoet stak door een gat in zijn sok. Trent keek toe terwijl hij de bakboordkast openmaakte. De Cubaan nam niet de moeite om ook in de kast aan stuurboord te kijken en vroeg niet hoeveel het was, en voor zover Trent kon zien, leek hij ook deze keer niet verrast te zijn. 'Een cadeau voor Fidel?' 'Ik heb begrepen dat hij het goed kan gebruiken,' zei Trent. 'Het is niet van mij en ik wil het niet hebben.' Estoban riep naar de Cubanen dat ze het goud van boord moesten halen en twee staven moesten laten liggen. Toen ze klaar waren, zei hij: 'Ga weg. Jullie allemaal. Neem de Amerikaan en de Mexicaan mee en ga iets nuttigs doen. Neem een borrel. Er moet hier toch ergens een café zijn dat open is.' En tegen Marco. 'Heb je Amerikaanse dollars?' Marco glimlachte. Hij leek de enige te zijn die zich op zijn gemak voelde. 'Prima,' zei Estoban. 'Voor dollars is iedereen open, hoe laat het ook is. In het nieuwe Cuba... en in het oude Cuba.' Hij haalde walgend zijn schouders op over de historische kringloop die Cuba nu wéér tot hoererij dwong en keek toe hoe de mannen en vrouwen wegliepen langs de kade. Marco en Pepito vormden onmiddellijk het middelpunt. Ze hoorden de zware stem van de Mexicaan iets mompelen en een plotselinge lachbui doorbrak de spanning. Estoban raapte zijn schoenen op. Hij leek niet te weten wat hij ermee zou doen. Er zat een scheur in een van de zolen. Uiteindelijk ging hij op de kade zitten en liet zijn benen over de rand bungelen. Trent ging naast hem zitten - maar niet te dichtbij. Ze staarden zwijgend voor zich uit. De regendruppels plensden in de door de lampen beschenen zee en vormden overlappende kringen, net als het meer in Ierland waar Trent als kleine jongen voor het eerst was gaan vissen, samen met zijn grootvader en naamgenoot, Patrick Mahoney. Trent gooide een steentje. Ze keken hoe de kringen langzaam groter werden en Trent knikte naar de goudstaven. 'Het jacht met het goud aan boord had vier bemanningsleden. Twee van hen zijn vermoord. De maffia wachtte ons op nadat we bovenkwamen van onze eerste duik.' 'Dat witte motorjacht? Knap werk.' Trent dacht erover om te zegen dat Pepito het grootste deel voor zijn rekening had genomen, maar wat deed het er eigenlijk toe? 'Wilt u iets drinken?' 'Rum?' Trent haalde een fles donkere Dominicano uit de salon. Dit was geen nacht voor glazen. Zijn natte broekspijpen hingen slap om zijn dijbenen toen hij weer naast Estoban op de kletsnatte kade ging zitten. Estoban nam een slok, gaf de fles weer terug, en zweeg. Trent zei: 'Dit is het drugsgeld van de generaals uit Angola, maar dat weet u.' 'Goud is een grote verleiding.' De Cubaan nam weer een flinke slok en keek toen naar het label. 'Wij maken óók heel goeie rum hoor,' zei hij droevig en zonder vertrouwen in Trents geloof dat Cuba ook maar iets van waarde zou kunnen voortbrengen. Ze hoorden het zachte stampen van twee turbo-dieselmotoren op een kwart van hun vermogen en van achter de dam kwam langzaam een patrouilleboot te voorschijn. De boot verdween uit het zicht in een enorme vlaag regen, maar ze hoorden het ratelen van de kettingen toen de schipper voor anker ging om de havenmond te blokkeren. De wind ging weer liggen en nu zagen ze dat het dubbelloopse machinegeweer op het voordek werd bemand door twee matrozen. Drie uur met een snelheid van veertig knopen en de patrouilleboot zou veilig in Florida zijn, met dertien miljoen dollar in goud aan boord. Trent zei: 'Naast al die generaals van de luchtmacht en het leger, moet er ook een admiraal bij betrokken zijn.' 'De Sanchez. Als hij weet te ontsnappen, maken de Amerikanen een held van hem.' Estoban knikte naar het machinegeweer op de patrouilleboot. 'Ze zullen niet schieten totdat de admiraal komt. Hij zal even victorie willen kraaien.' Op de heuvelrug boven de haven werden drie paar koplampen zichtbaar, en de twee mannen keken toe hoe de wagens zigzaggend tussen de bomen door de heuvel afreden naar de stad. Ze werden twee keer aan het zicht onttrokken door grote sluiers regen die vanaf zee werden opgewaaid. De Cubaan keek omhoog door de regen, naar de langsjagende wolken, ik heb mannen paraat met helikopters, maar alleen de president kan toestemming geven voor zulke troepenbewegingen en 's nachts is hij altijd moeilijk te vinden.' Trent had in de dossiers gelezen dat Castro uit angst voor een aanslag iedere nacht in een ander huis sliep. Terwijl de wind door de tuigage van de Golden Girl gierde, zei hij: 'Helikopters komen hier niet doorheen. Hoe staat het met de telefoon?' 'Tien minuten na je radio-oproep zijn de lijnen doorgesneden. We zullen samen sterven.' 'Daar ben ik nog niet klaar voor,' zei Trent, en Estoban grinnikte. De wagens hadden nu de stad bereikt. Hun lampen streken over de huisjes en beschenen een klein, door bomen overschaduwd pleintje met een standbeeld. Zoals Trent had verwacht, bleven de wagens even stilstaan en verschenen toen op de hoofdweg naar de haven. Voorop reed een Russische jeep en daarachter kwamen twee militaire vrachtwagens. De jeep en de trucks stopten bij het begin van de steiger en een stel mariniers sprong uit de laadruimten van de vrachtwagens. Een onderofficier schreeuwde bevelen en een groepje verspreidde zich over de weg terwijl de anderen de steiger op kwamen. Drie officieren liepen voorop: een kapiteinluitenant ter zee, admiraal De Sanchez en een jonge luitenant, waarschijnlijk de zoon van de admiraal. Marco was er ook bij, en Trent zei: 'De Amerikaan is straks voor mij.' Trent ging ervan uit dat de admiraal de patrouilleboot opdracht had gegeven om buiten de haven te blijven uit angst dat de bemanning er anders met het goud vandoor zou gaan, maar deze vertraging was gevaarlijk want voor zonsopgang moesten ze buiten de Cubaanse wateren zijn als ze niet door de Cubaanse luchtmacht kapot gebombardeerd wilden worden. De mariniers hielden hun machinepistolen in de aanslag, maar hadden geen handgranaten en de drie officieren hadden hun pistolen nog in de holsters zitten. Estoban riep naar de zoon van de admiraal: 'Jij gaat om met tuig, Roddy. Ik had beter van je verwacht.' De drie officieren waren nu dichtbij, en Trent en Estoban stonden tussen hen en het machinegeweer op de patrouilleboot. De admiraal zei: 'Tuig? Estoban Tur, jij durft over tuig te praten? Je vader was een doodgewone landarbeider.' Hij had wat ruimte nodig om zijn minachting tot uiting te brengen en stapte daarom iets opzij. Een ogenblik lang stond hij in het schootsveld van de mariniers, en Trent gaf Estoban een harde duw. Toen ze het water raakten, greep hij Estoban bij de kraag van zijn jas en trok hem onder de steiger en naar rechts, zodat ze beschermd werden door de Golden Girl. De admiraal schreeuwde tegen zijn mannen dat ze hen moesten doodschieten en een marinier ging naast de Golden Girl aan de andere kant van de steiger op zijn buik liggen, bukte zich en schoot zijn machinepistool leeg onder de steiger zodat de houtsplinters in het rond vlogen. Trent fluisterde tegen Estoban dat hij onder de Golden Girl moest duiken en ze kwamen tussen de twee drijvers weer boven. Trent duwde Estoban naar de buitenste drijver en liet hem eronder liggen met alleen zijn gezicht boven water. Zelf dook hij weer onder de drijver en sneed de Zodiac los. De mariniers kropen vloekend over de steiger en doorzeefden telkens opnieuw de palen terwijl ze de onderkant afzochten. Slechts twee van hen hadden een zaklamp. Door de dichte bewolking was het aardedonker en vanwege de vloed was er maar weinig ruimte tussen de planken en de zee. Omdat ze zich zo bezighielden met de steiger, was de Zodiac al bijna buiten de lichtkring van de lampen op de kade voordat een van hen hem opmerkte. De drijvers werden met machinepistolen aan flarden geschoten. Onder het spervuur hoorde Trent de ankerkettingen van de patrouilleboot ratelen. Waarschijnlijk had de admiraal de schipper opdracht gegeven het goud in te Iaden. Hij hoorde hoe de admiraal tegen een marinier riep dat hij de Golden Girl tot zinken moest brengen en dat Marco zei dat de catamaran zoveel draagvermogen had dat hij onzinkbaar was. 'Snijd hem dan los,' beval de admiraal. 'Maar eerst doorzoeken,' voegde hij er nog aan toe, en een stel gevechtslaarzen bonkten zwaar op de vloer van de stuurhut. Trent telde twee man. De motoren van de patrouilleboot brulden toen de schipper hem om zijn as liet draaien. Een van de mariniers aan boord van de Golden Girl leunde over de spiegel en doorzeefde het water tussen de beide drijvers terwijl zijn maat de salon binnenging. Roddy riep: 'Laat maar zitten, die lagen in de Zodiac.' 'Haal dat verdomde ding uit de weg,' brulde de admiraal terwijl de patrouilleboot op de steiger af kwam varen. 'Aan boord blijven,' riep hij tegen een van de mariniers, of misschien wel tegen allebei. De trossen vielen op het dek en de catamaran schommelde heen en weer toen een van de mannen hem afduwde. Een windstoot waaide onder het dek en duwde haar in de richting van de vroegere haven in de stad. Een marinier ging vanuit de salon naar de bakboordsromp, waarschijnlijk op zoek naar waardevolle dingen. Trent dacht dat de andere marinier waarschijnlijk op de kade was gesprongen. Hij dook onder de romp, gebaarde naar Estoban dat hij moest blijven waar hij was, en dreef langs de stuurboordsromp naar achteren. Toen hij de boordtrap vastgreep, sloeg een zorgeloos opengelaten kastdeur tegen de zijwand van de stuurhut, en hij verstarde toen hij de marinier van wie hij had gedacht dat hij aan land was gegaan, hoorde hijgen: 'Madre de Dios ' en toen, zachter: 'Toni, kom eens kijken.' De laarzen van de tweede marinier liepen naar de andere kant van de salon terwijl Trent zich liet terugzakken onder het bruggendek. Estoban keek toe terwijl hij het toegangsluik naar de salon opentrok en zichzelf erdoorheen trok. In de stuurhut stonden de mariniers fluisterend naar Trents aandeel van het goud te staren. Estoban had dat voor hem aan boord achtergelaten. Trent tilde de zitting van de bank op en pakte er een geweer uit. Met de loop duwde hij de salondeur open en de mariniers keken op. 'Niet bewegen, niet spreken, zelfs niet denken,' waarschuwde hij. 'Estoban,' riep hij zachtjes. De directeur van Bureau Drie klom moeizaam over de metalen boordtrap langs de spiegel van de bakboordsromp en greep het geweer beet terwijl Trent de twee mariniers vastbond en een prop in de mond duwde en ze daarna de salon in trok. De Golden Girl was inmiddels honderd meter bij de steiger vandaan gedreven en, door de duisternis onzichtbaar, rende Trent naar voren om het anker uit te werpen. Hij bewaarde een roestvrijstalen wantkabel van 27 meter in de brugdekkast bij de mastvoet. Dat was voldoende om een stag te verplaatsen. Hij kleedde zich uit, trok zijn wetsuit en zwemvliezen aan, zette een duikbril op en duwde een snorkel in zijn mond. Een rubberen stootwiel aan de staalkabel verschafte voldoende draagvermogen en hij sprong overboord. De patrouilleboot lag langs de steiger. De schutters hadden het machinegeweer gedraaid zodat het nu de hoofdweg bestreek. Een stuk of vijf mariniers gaven de goudstaven aan elkaar door. De laatste in de rij gaf ze door aan iemand aan de andere kant van een luik in het dek. Anderen waren nog steeds aan het zoeken bij de steunpalen van de steiger. De mariniers verwachtten een vlucht en geen aanval, maar Trent moest wel heel goed opletten dat hij niet met zijn zwemvliezen spatte. Hij wist dat hij op zijn hoogst een paar minuten had. Toen hij bij de patrouilleboot kwam, hoorde hij de admiraal vanaf de brug iets schreeuwen en onmiddellijk daarna riep een sirene alle mariniers terug. Met de kabel over zijn schouder zwom Trent langs de romp, dook, en hing de kabel om een van de twee scheepsschroeven. Hij sneed de sjorringen los voordat hij weer naar de oppervlakte zwom, zoog zijn longen vol lucht en dook weer. De kabel zou op het land al moeilijk te hanteren zijn geweest, en onder zee was het een waar gevecht, maar hij slaagde erin om een lus om de bladen van de bakboordschroef te leggen. Een officier schreeuwde tegen de mariniers dat ze moesten opschieten omdat ze anders achtergelaten zouden worden en terwijl hij weer naar lucht hapte, hoorde Trent hun laarzen over de steiger dreunen. Weer onder water sloeg hij een lus om de tweede schroef, zoog opnieuw lucht, en wond met het middendeel van de kabel een slag om de as van ene schroef en daarna een slag in de andere richting om de tweede schroef. Hij had geen tijd om zich af te vragen of hij wel of niet gezien was. Hij kwam bij de spiegel boven water om adem te halen, vulde zijn longen en dook weer, ditmaal om de losse uiteinden van de kabel aan elkaar te binden met een losse dubbele platte knoop. De turbodiesels donderden en het zog van de schroef ramde Trent naar achteren en naar beneden en rukte de duikbril van zijn gezicht. Hij vocht om in de luwte van de steiger te komen maar zonder zijn duikbril was hij blind en de dodelijke maalstroom beukte tegen hem aan en zoog hem naar beneden, en rolde hem om en om zodat hij alle gevoel van richting verloor. Een stuk kabel sloeg tegen zijn rug en met zijn rechtervoet stootte hij tegen een stuk hout. Hij dook naar beneden, sloeg zijn beide armen om de paal en trok zichzelf onder de steiger. Terwijl de schipper wegvoer van de steiger en koers zette naar open zee kwam hij boven in het woest schuimende kielzog van de schroeven. Terwijl hij zich de steiger op hees, schreeuwde Trent tegen Estoban dat hij de ankertros van de Golden Girl moest kappen. De schroeven van de patrouilleboot draaiden zevenentwintig meter gevlochten staalkabel met een treksterkte van vier ton in een steeds strakkere knoop. Eerst trok de as van de stuurboord- schroef krom, en toen brak hij af. De afgebroken as sloeg tegen de andere schroef en de bladen werden eraf geslagen. Het brullen van de twee turbodiesels steeg tot een hoog gieren terwijl Trent de steiger af rende, en langs de kust naar de plek holde waar de Golden Girl naartoe werd geblazen. Hij kwam langs een vijf meter lang zeilbootje dat op het strand getrokken was, en het leek hem dat dat er wel mee door kon. Pepito en de Cubaanse ambtenaren hadden de deuren geforceerd van het café waarin ze door de mariniers waren opgesloten, en kwamen op hem af rennen. Trent brulde tegen Pepito dat hij de mast uit het bootje moest halen en het ding in het water moest trekken. Toen hij bij de Golden Girl kwam, vertelde hij Estoban wat hij had gedaan en dat de patrouilleboot niet ver voorbij de dam met zware averij zou ronddrijven. 'We moeten de admiraal tegenhouden voordat hij ervandoor gaat in een van de bijboten,' hijgde hij. Terwijl Trent zijn geweren ophaalde, bevestigde Pepito de Mercury aan de hekbalk van het bootje en sloot de brandstoftank aan. Omwille van de snelheid en de veiligheid moest het bootje niet te zwaar beladen worden, maar Trent had iemand nodig in de boeg om te verhinderen dat de draaiende motor het schip achteruit onder water zou trekken. Eén man, en dit was Cuba. Voor Estoban was de admiraal een persoonlijke vete. De patrouilleboot had voldoende reddingsvlotten aan boord voor tweeëndertig man, en bovendien twee sloepen Van zeseneenhalve meter. De boot lag maar anderhalve kilometer uit de kust en nu al was een van de mariniers overboord gesprongen. De man had een zwemvest aangetrokken, toen snel een goudstaaf weggegrist en zwom nu naar de kust. Hij werd bijna onmiddellijk gevolgd door een tweede marinier en daarna besloot een matroos hetzelfde te doen. De lagere rangen verlieten in een gestage stroom het schip; het was nu ieder voor zichzelf. De schipper en de stuurman stonden op wacht terwijl Marco en de officieren van het korps Mariniers de twee reddingssloepen naar buiten zwaaiden. De officieren grepen zelf ook een paar goudstaven mee, voldoende voor een nieuw begin in de VS, en verdeelden zich in twee groepen, de familie De Sanchez en Marco in de ene boot, de rest in de andere. De boot was voorzien van een Russische benzinemotor en Roddy was verrast toen die bij de eerste druk op de startknop aansloeg. Hij wendde de steven naar open zee en gaf vol gas. Marco Rocco had zichzelf bewapend met een Kalasjnikov en zat in de boeg. Roddy's zuster zat samen met haar ouders in het midden van de boot. Het was minder hard gaan waaien en regenen, en met een snelheid van twintig knopen schoot de zware sloep met een scheurend geluid door de kleine golfjes. De andere sloep werd een ogenblik lang verlicht door de lichtbundel van de vuurtoren en Roddy zag dat ze al een andere koers hadden gekozen. Doordat hij had gefaald, was zijn vader nu iemand die gemeden werd. Roddy stelde zich voor hoe zijn ouders gevangen zouden zitten in een flat in Miami. Zijn vader zonder zijn uniformen en maitresses, zijn moeder nog steeds voortdurend in het zwart, maar niet meer in de gelegenheid om de familiegraven te bezoeken en de begrafenissen bij te wonen waar ze zo op gesteld was. Zijn zuster zou het wel overleven; haar vader had haar geleerd hoe ze zichzelf moest verkopen - hoewel noch zijzelf, noch haar vader haar relatie met Marco als prostitutie beschouwden; het was gewoon een kwestie van gemeenschappelijke belangen. Marco, de moordenaar. Roddy haatte hem. Met zijn Kalasjnikov in de aanslag wiegde de Amerikaan soepel heen en weer, alsof hij danste op het ritme van de golven. Zo nu en dan wierp hij met een luie glimlach een zijdelingse blik op Roddy's zuster - niet liefdevol of met begeerte, maar meer als een trotse eigenaar. Plotseling klemden zijn handen zich om het machinepistool en toen Roddy omkeek, zag hij in de lichtbundel van de vuurtoren het schuim van een speedboot opspatten in hun kielzog. De Brit dacht hij, de Brit en Estoban Tur - de laatste achtervolging in een western, maar dan echt. En hij had nooit gedacht dat hij dan bij de boeven zou horen. Integendeel, in zijn romantische verbeelding had hij zich altijd geïdentificeerd met de eenzame held. Hij trok het pistool uit zijn holster en toen er een gat in het wolkendek viel, schoof hij het snel onder zijn dij. Estoban knielde neer op zijn linkerknie en zette zijn rechtervoet stevig op de bodemplank. Het opspattende water dat als een gordijn voor de boeg hing, spatte hem recht in het gezicht. Toen de twee reddingsboten uit elkaar gingen, draaide Trent de gashendel nog iets verder open en deed een stapje naar voren om de boeg wat zwaarder te maken. In vergelijking met hun op en neer stuiterende bootje, boden de twee reddingsboten eventuele schutters een stabiele ondergrond, maar in volle vaart zou het kleine bootje heel moeilijk te raken zijn. Welke van de twee sloepen moesten ze hebben? In antwoord op zijn onuitgesproken vraag, week de linkerboot nog eens vijf graden af van de rechtstreekse koers naar het rif en toen de lichtbundel weer overkwam, zag hij dat het kielzog van de boot was verdwenen. De stuurman had waarschijnlijk de motor afgezet. Ze hielden zich liever verborgen dan dat ze op de vlucht gingen. Trent was er zeker van dat de admiraal ervandoor zou gaan en daarom duwde hij tegen de helmstok en volgde de andere sloep. Hij ging twee keer zo snel als de sloep, haalde hem in op honderd meter afstand en veranderde van koers om de sloep te onderscheppen. In reactie op het geschreeuwde bevel van zijn vader draaide Roddy snel de motor laag, en Marco hield de Kalasjnikov in de aanslag, zette zich schrap en wachtte tot de lichtbundel weer over het zeilbootje zou glijden. De lichtbundel veegde weer over de boot en Trent zag de vrouwen. Hij vloekte en draaide het gas laag terwijl hij de helmstok opzij ramde. Door de plotselinge verandering van richting verloren Trent en Estoban hun evenwicht en rolden over de bodemplanken terwijl hun bootje zijwaarts op de sloep af stuiterde. Een salvo uit Marco's Kalasjnikov en dan zou alles voorbij zijn. De lichtbundel kwam weer over en bestreek het water. Roddy zag dat Marco glimlachte. Het puntje van zijn tong was zichtbaar tussen zijn vochtige lippen. De tong die hij in Roddy's zuster had gestoken. En Estoban Tur was een Cubaan. Arrogante klootzak van een Gringo dacht Roddy, en schoot Marco door zijn hoofd. De admiraal sprong op, greep naar de vallende Kalasjnikov, en maakte een halve draai zodat hij recht tegenover de nog steeds plat op zijn rug liggende Estoban Tur kwam te staan. Roddy hield zijn pistool met beide handen vast. Hij schreeuwde tegen zijn vader dat hij niet moest schieten en de admiraal aarzelde. Estoban greep een van Trents geweren. Hij leek niet eens gemikt te hebben, maar plotseling verscheen er een donkere schaduw op de borst van de admiraal. Hij zakte door zijn knieën en knielde een moment neer voor zijn vrouw en dochter voordat hij op zijn zij viel. Roddy hurkte neer bij zijn vader. Hij wilde zeggen dat het hem speet, maar het was al te laat. En hij had geen spijt. In feite was hij nogal opgelucht dat het eindelijk voorbij was en dat de goeden hadden gewonnen - ook al had hij aan de verkeerde kant gestaan en had hij nu minstens tien jaar gevangenisstraf verdiend. Hij keek op toen Trent het zeilbootje langszij bracht. Estoban klom, ongewapend, in de sloep. Tegen Roddy's moeder zei hij: 'Een ongeluk op zee, mijn deelneming, senora,' en daarna zachtjes tegen Roddy: 'U had opdracht om de noordkust te bewaken, luitenant. Van dit soort insubordinatie kunt u beter geen gewoonte maken.' Een ogenblik lang begreep Roddy niet wat hij bedoelde. Toen de wolken wegtrokken, landde de helikopter op de oude kade in de stad, en de speciale troepen waaierden uit langs de kust om de lagere rangen uit de patrouilleboot in te rekenen terwijl de kustwacht op zoek ging naar de tweede sloep. Pepito had de Golden Girl naar de houten steiger gesleept en zette koffie terwijl Trent en Estoban een douche namen en droge kleren aantrokken. De Mexicaan was te groot voor de salon van de catamaran, maar hij zette de mokken en de percolator op de tafel en zakte naast Estoban onderuit, met opgetrokken schouders en slordige, ongekamde haren, zodat Trent in de schaduwen zijn ogen niet kon zien. Trent zei: 'Als je kleiner was, zou ik je hersens inslaan omdat je me hierbij betrokken hebt. En dat geldt ook voor jou en je maat O'Brien.' Tegen Estoban voegde hij eraan toe: 'Een mooi driemanschap zijn jullie.' Een marconist kwam in looppas de steiger op met het nieuws dat Rik was overgebracht naar een ziekenhuis in Havana. Estoban zei dat het hem een genoegen zou zijn om Trent voor te stellen aan zijn vrouw. 'We kunnen ontbijten in mijn flat.' ik neem wel een voedselpakket mee,' zei Trent. Trent liet Pepito achter op de Golden Girl en vloog samen met Estoban per helikopter naar de hoofdstad. Op het militaire vliegveld stond een tweede, nog oudere Lada op Estoban te wachten. Op de achterbank waren twee kinderzitjes bevestigd, de vloer was bezaaid met snoeppapiertjes en kleurpotloden en een plastic eend stak zijn kapotgekauwde snavel onder de chauffeursstoel uit. Estoban reed langzaam en geconcentreerd Havana binnen en Trent hield een fles met rum tussen zijn benen geklemd. Vanaf de Malecon reden ze een heuvel op en Estoban parkeerde voor een betonnen flatgebouw. Hij nam de fles met rum van Trent over en duwde hem onder zijn stoel. Ze namen de lift naar de vijfde verdieping. Trent droeg het voedselpakket dat hij van de Golden Girl had meegenomen. Met zijn vinger voor zijn mond deed Estoban voorzichtig de deur open. Achter de deur lag een klein halletje waar een slaapkamer op uitkwam. Estoban wenkte. Trent keek om de hoek en zag twee kleine jongetjes in het dubbele bed liggen. Het kamertje was klein en benauwd en op de gezichten van de kinderen waren kleine zweetdruppeltjes zichtbaar. Op de tafel in de woonkamer lagen de schoolschriften hoog opgestapeld; één ervan lag open met een rood potlood in de vouw tussen de twee bladzijden. Estobans vrouw kwam de tweede slaapkamer uit. Ze had een katoenen nachthemd aan dat tot op haar voeten hing. Dertig jaar oud, kort, mager, waarschijnlijk een beetje Afrikaans bloed, de ogen nog slaperig en met wallen eronder. Ze duwde een grote massa lang zwart haar met kleine krulletjes uit haar gezicht. Estoban sloeg zijn arm om Trents schouders. 'Maria, hier zie je mijn beste vijand.' Zijn glimlach was niet erg overtuigend en zijn vrouw glimlachte niet terug. Trent gaf een knikje. ' Muy encantado, senora. We hebben eten meegebracht...' Hij hield de plastic zak omhoog om het te bewijzen. 'Voor het ontbijt,' zei Estoban, nog steeds met weinig overtuiging. 'Eieren, bacon, echte koffie.' Maria Tur knikte naar de schoolschriften op tafel. 'Je weet dat ik moet werken.' Even dacht Trent dat Estoban haar in zijn armen zou nemen, maar ze hadden deze scène al te vaak gespeeld en Estoban zei alleen maar: 'Het spijt me. Ik was het vergeten.' Hij keek Trent aan en hield zijn emoties verborgen. 'We gaan eten in een van de hotels.' 'Je zei dat je op de kinderen zou passen.' Ook dit keer was het geen verwijt, maar een nuchtere constatering. Ze parkeerden de Lada voor het Museum van de Revolutie en met de kinderen aan de hand liepen de twee mannen de heuvel op, naar Hotel Inglaterra. 'Ze accepteren alleen buitenlands geld, dus jij zult moeten betalen,' zei Estoban tegen Trent. Terwijl ze aten, spraken ze over kleinigheden en daarna wandelden ze naar het ziekenhuis, waar de dienstdoende arts hun vertelde dat Rik met succes aan zijn arm was geopereerd. Rik had een kamer voor zich alleen gekregen. Hij was nog steeds niet helemaal bijgekomen uit zijn verdoving en werd ondersteund door een grote stapel kussens die in een V-vorm om hem heen gelegd waren. Zijn arm zat in het gips en lag op een hard onderkussen. Auria was bij hem - of in ieder geval in dezelfde kamer, maar onderuitgezakt in een luie stoel naast het enige raam, dat uitkeek op een lege binnenplaats. Ze keek op toen Trent binnenkwam en wilde net iets gaan zeggen toen Estobans jongste kind moest kokhalzen van de weerzinwekkende ziekenhuislucht van goedkope zeep en desinfecteringsmiddelen. Estoban bracht de jongen tot rust. Hij riep een zuster en vroeg haar of ze buiten op de gang wat met de kinderen wilde spelen. Toen liep hij door de kamer naar het raam en ging tegenover Auria staan. Hij had de zon in de rug zodat Auria zijn gezicht niet zou kunnen zien. 'Er heeft zich een ongelukkig toeval voorgedaan, senorita Rocco,' zei hij op dezelfde vriendelijke toon waarop hij ook met zijn zoontje had gepraat. Ze keek Trent aan. 'Marco?' Hij had verwacht dat ze allerlei vragen zou stellen en zou vluchten in blinde woede, maar ze bleef kalm, met haar handen gevouwen in haar schoot; met een duim peuterde ze gedachteloos aan een stukje eelt op haar andere hand. Estoban zei: 'Onze relaties met de Verenigde Staten zijn moeizaam, juffrouw Rocco. Met uw goedvinden zal de begrafenis hier in Havana plaatsvinden.' Auria bedankte hem en terwijl hij verontschuldigend tegen Trent mompelde dat hij zich moest bezighouden met zijn kinderen, liep Estoban naar de deur. Nadat hij de deur achter zich had dichtgetrokken, zei Auria zachtjes en zonder op te kijken: 'Marco was de Amerikaan aan boord van de Beau Belle.' Ze probeerde zich nu al urenlang te herinneren op welk moment ze er ineens zeker van geweest was. Ze dacht dat het echt tot haar was doorgedrongen op het moment dat ze Trent had verteld dat ze Marco een brief had geschreven toen hij op de Middellandse Zee zat, en dat ze het daarin over de charterovereenkomst had gehad. Zelfs toen had ze het niet onmiddellijk kunnen accepteren, maar alle lijnen waren toen wel samengekomen. Vooral Marco's plotselinge bezorgdheid over de moeilijke situatie van hun vader - terwijl Marco zich nog nooit om iets of iemand anders zorgen had gemaakt. Marco, de grote broer die ze zo aanbeden had, de minnaar die zijn charme aan en uit kon zetten alsof hij een schakelaar overhaalde; dat was iets dat ze zich uit haar kindertijd nog goed herinnerde, zijn plotselinge, verbazingwekkende stemmingswisselingen. 'Niemand zal het ooit weten. Het is allemaal voorbij nu en de brokstukken worden netjes opgeruimd,' zei Trent. 'Het Cubaanse ministerie van Marine zal verslag uitbrengen aan de verzekeringsmaatschappij zodat Riks moeder haar pensioen krijgt.' 'En mijn vader?' Trents zwijgen prikkelde haar en ze maakte een wilde beweging, alsof ze zich uit een klem probeerde te bevrijden. 'Hij heeft niets misdaan.' Maar ze verviel in herhalingen. Ze stond abrupt op uit haar stoel. 'Rogerton-Smithe zal geen schadevergoeding eisen voor het verlies van het jacht,' zei Trent. Haar schouders zakten af en ze zuchtte en wilde zich afwenden, maar het onrecht werd haar te veel en de woede kwam weer terug. 'De maffia vermoordt hem, Trent. In godsnaam man, doe er iets aan!' Ze keek de andere kant op. 'Het spijt me.' Ze zou het daarbij gelaten hebben als Trent niet was blijven zwijgen. Ze draaide zich weer om en keek hem aan. 'Ik bedoel dat het me niet spijt, Trent. Jij kan er iets aan doen en dat weet je best.' Hij hield haar bij haar ellebogen. Rik kreunde en hoestte en ze schudde zich los en liep snel naar het bed. Ze veegde Riks lippen af met een papieren zakdoekje en probeerde hem iets te laten drinken, maar hij was alweer in slaap. Ze keek om en zag dat Trent naar haar stond te kijken. ik houd van sport, maar dat betekent niet dat ik dom genoeg ben om te denken dat een zere arm een relatie oplevert,' zei ze. Trent glimlachte. 'Je weet wat ik wil. Ik wil dat mijn leven was wat het was voordat dit gebeurde. Mijn leven. Het was zo godverdomde fijn. Geef het terug, Trent.' Trent zei: 'Oké,' want dat was wat ze van hem wilde horen. Ze zei: 'Bedankt, je bent een goed mens.' Ze liep naar het raam en keek naar beneden, waar een echtpaar op leeftijd tegen de zuidelijke muur was gaan zitten om wat warmte in hun botten te krijgen. De spanning was uit haar geweken en toen Trent naast haar bij het raam kwam staan, keek ze hem aan met dezelfde open en ongecompliceerde glimlach waarmee ze aan boord was gekomen op die eerste middag, toen ze naar de Golden Girl was gezwommen. Trent kreeg het gevoel dat hij een boosaardige vervloeking had afgewend. Hij zei: 'Wie is de leider, wie is Alfredo's baas?' 'Meneer Syracusa.' O'Brien legde zijn krant neer en vouwde zijn bril dicht toen Trent het strand van het Chickcharnie Hotel op Andros op kwam lopen. 'Fijn u weer eens te zien, meneer Trent. Koud bier?' Hij knikte naar de barkeeper en wachtte tot de drankjes gebracht waren. 'Op uw gezondheid, meneer Trent. Ah, dat is lekker.' Hij grinnikte zachtjes en tikte op de Miami Herald. 'Een paar dagen geleden stond erin dat admiraal De Sanchez bij een ongeluk op het water om het leven was gekomen. Een hoge ambtenaar van het State Department beschuldigt mij ervan dat ik voor Castro de kastanjes uit het vuur heb gehaald. Gelukkig hebben we hier een jongen op de ambassade zitten die zweert dat ik hem heb opgedragen om u te zeggen dat u in de jachthaven moest blijven. En er is hier een hoofdinspecteur van politie die dat verhaal bevestigt.' 'Fijn voor u,' zei Trent. O'Brien knikte, nam een slokje bier en glimlachte lui. 'Destijds, toen we deze operatie aan het voorbereiden waren en Pedro Gómez met uw dossier kwam aanzetten, heb ik al tegen Estoban Tur gezegd dat u heel betrouwbaar bent, meneer Trent. Als u gezegd wordt dat u iets moet doen, dan doet u onmiddellijk het tegenovergestelde. U zult een tijdje uit de buurt van Washington moeten blijven, meneer Trent, in ieder geval tot er na de verkiezingen weer een stel andere mensen zit. Uw sociale leven zal daar niet van te lijden hebben en u heeft hier op de eilanden een paar vrienden gemaakt, dus uiteindelijk heeft u niet zoveel te klagen.' 'Heeft u mij dan horen klagen?' vroeg Trent. O'Brien nam nog een keurig klein slokje bier en veegde zijn lippen af. 'Probeert u zich eens in te denken hoe beroerd u zich zou hebben gevoeld als die rotzak van een admiraal in Miami feest had zitten vieren. En die Rocco...' 'Wat verwacht u nou van mij?' vroeg Trent. 'Moet ik jullie drie soms feliciteren omdat ik erin ben geluisd?' 'Het was een heel geslaagde operatie,' zei O'Brien. Trent zei: 'Nou, laat het daar dan bij. Heeft u al iets te eten besteld?' O'Brien zei van ja. 'Zoetwaterkrab met rijst.' Hij gebaarde naar de ober dat hij twee nieuwe biertjes moest brengen en haalde een brief uit zijn binnenzak. Hij gaf hem aan Trent: 'Het schijnt dat uw vriend Rogerton-Smithe zelfmoord heeft gepleegd.'
***
Geachte heer Trent, De afgelopen maanden heb ik voortdurend geleefd met de angst dat een klein aantal prominente Amerikaanse leden van mijn syndicaten wellicht zou besluiten om mij voor de door hen geleden verliezen te straffen door Robert iets aan te doen. Mijn eigen dood lijkt mij de enige werkelijk afdoende maatregel die ik hiertegen kan nemen en gezien de huidige staat van mijn gezondheid is dit een mogelijkheid waar ik zonder veel tegenzin gebruik van zal maken. Gezien het feit dat uw verrichtingen met betrekking tot de Beau Belle mijn positie aanzienlijk bemoeilijkt hebben, lijkt het me niet meer dan redelijk dat u een deel van de verantwoordelijkheid daarvoor op u neemt. Ik heb u daarom aangewezen als beheerder van mijn nalatenschap, waarvan Robert de enige erfgenaam is. Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen en omdat Robert al gezegend is met jeugd en schoonheid zal ik in mijn graf meer rust vinden in de wetenschap dat hij zal kunnen profiteren van uw bescherming en goede raad. Bovendien appelleert deze regeling aan mijn gevoel voor humor. Ik moet u wel adviseren om niet te investeren in de verzekeringsmarkt van de Lloyd voordat het organiserend comité van deze instelling een onafhankelijke toezichthoudende instantie in het leven roept. Hoewel ik hier niet lang meer zal verblijven, teken ik
Hoogachtend,
David Rogerton-Smithe
***
Trent vouwde de brief dicht. Hij zou het leuk hebben gevonden om een kopie van deze brief aan Auria's vader te sturen, met een krabbeltje erbij dat de duivel een gevaarlijke disgenoot is, maar hij had Auria een belofte gedaan. Hij zei tegen O'Brien: 'Het is tijd dat u met de afbetaling begint. Ik ben op zoek naar het adres van een zekere meneer Syracusa.'