4
Het was een uur of negen en binnen het rif rond Zuid-Andros was het zeeoppervlak bijna zo vlak als een spiegel. Onder deze omstandigheden haalde de Zodiac met de Mercury op half vermogen al twintig knopen. De twee twintigliterblikken benzine gaven Trent een actieradius van meer dan 225 kilometer. De zee was bleekgroen en bezaaid met de donkere schaduwen van koraalhoofden. Aan bakboord van Trents koers lag de in mangroven gehulde kust met daarachter, op hogere grond, slierten dunne sparretjes. Hun dunne toppen staken wazig af tegen het bleke blauw van de hemel. Een stuk of zes fregatvogels dreven boven hem langs en verder uit de kust, in het donkere blauwe water voorbij het rif deden twee dolfijnen hun best om de Zodiac bij te houden. Voor hen laveerden een paar open Bahamaanse vissersboten de Bowen Sound uit en de bemanningsleden wuifden toen Trent voor hun boegen langsscheerde. De zon scheen heet op zijn hoofd en hij schepte zeewater over zichzelf heen en over de handdoek die over zijn koeltas lag. Iets voorbij de uiterste punt van Zuid- Andros lag een oude walvissloep voor anker aan de rand van het mangrovebos. Twee blanken en hun zwarte gids hengelden naar gratenvis. Trent voer met een wijde boog om hen heen en de gids zwaaide om hem te bedanken. Verder in zee voer een twaalf meter lange Rybovitch sportvisboot uit de Verenigde Staten die met een sleephengel op marlijn viste. Al met al was de dag zo perfect als een mens zich maar kon wensen. Hij duwde de helmstok voorzichtig opzij en voer over Fresh Creek naar het strand voor het Chickcharnie Hotel. Trent trof O'Brien aan terwijl hij priklimonade zat te drinken in de schaduw van een palmboom. De DEA-agent had dit keer een oud en verschoten kostuum met een groen krijtstreepje aan. Dezelfde versleten oude tas met draagriem stond tegen een van de poten van zijn stoel en op tafel lag een antieke maar sterke verrekijker. Jaren in het Caribische gebied hadden de Amerikaan erin getraind om zich in de middaghitte zo weinig mogelijk in te spannen en bij wijze van begroeting tilde hij zijn hand ongeveer een centimeter van het tafelblad. 'Verjaarscadeautje,' zei Trent terwijl hij de koeltas naast O'Briens koffer op de grond gooide. 'Rode snapper. Ik hoop dat u er iets aan heeft.' 'Wat vriendelijk van u,' zei O'Brien, terwijl hij op zijn horloge keek. 'Ga zitten. Ik heb verse krab met rijst besteld, de trots van Andros.' Er kwam een vriendelijk glimlachende ober aanlopen. O'Brien vroeg hem of hij Trents vis in de ijskast wilde bergen en voor Trent een Kalik wilde meenemen als hij de krab kwam brengen. Terwijl hij weer naar Trent keek, zei hij: 'De Latino is u gevolgd naar Nassau. Hij is niet teruggekomen en voor zover we weten, heeft niemand zijn plaats ingenomen.' Hij voelde zich misschien niet helemaal op zijn gemak en keek peinzend naar een kleine, witte sloep die de kreek binnenlaveerde. Zonder Trent aan te kijken, zei hij: 'Het blijkt dat hij en zijn vriend connecties met Cuba hadden. Dat betekent dat ze waarschijnlijk al weten wat we van plan zijn, dus misschien wilt u nog van mening veranderen.' 'DGI?' O'Brien haalde zijn schouders op: 'Dat zou ik aan Langley moeten vragen. Als ik dit aan de CIA laat weten, dan zullen ze de operatie afgelasten of hun eigen mensen erin plaatsen.' Het leek bijna een persoonlijke kruistocht, dacht Trent. Hij schoof het Lloyd-tuchtcommissiedossier over Rogerton-Smithe over de tafel: 'Ik weet het een en ander over Hewett. Wat weet u over de andere bemanningsleden van de Beau Belle 'Een van de Nieuwzeelanders heeft voor het vertrek zijn familie een kaartje gestuurd en een Amerikaan genoemd, Mac. Dat stemt overeen met het rapport van de Cubaanse marine. McKinley Wilson, geboren in Chicago, drieëndertig jaar oud, ongehuwd, beroepsjachtbemanningslid. Misschien heeft hij in Cancun een schip gevonden want we hebben nergens een spoor van hem kunnen vinden. Ik heb die twee jongens uit Nieuw-Zeeland laten nachecken. Nog maar zes maanden van de universiteit en thuis lagen er goede banen op hen te wachten.' Hij keek Trent aan. De woede in hem was onmiskenbaar, al klonk die niet door in zijn stem. 'Zulke jongens verdwijnen niet zomaar, meneer Trent. Er loopt een moordenaar los rond. U weet het. U heeft enorm uw best gedaan om uzelf tot doelwit te maken. Waarom?' Trent zei: 'Daar ben ik voor opgeleid.' O'Briens glimlachje was heel minimaal: 'Probeert u zich te laten vermoorden? Of bent u mensen aan het beschermen?' Hij tikte met een schone, stompe vingertop op het tafelblad, terwijl hij Trent nieuwsgierig aankeek. 'Of miste u het bloed, nadat u er zolang uit geweest bent?' 'Doet het ertoe?' 'U probeert een nieuw leven op te bouwen. Dus, ja, meneer Trent. Ik zou zeggen dat u daar eens over moet nadenken.' O'Brien haalde een ouderwets ijzerdraadbrilletje uit een stalen koker, veegde de glazen schoon en pakte het Lloyd-dossier. Hij was een langzame lezer, zoals hij met alles een beetje langzaam was, maar wel heel grondig. Hij legde ieder blad op het andere en gaf zo nu en dan een tikje met zijn vingernagel om de randen netjes op elkaar te krijgen. Toen hij klaar was, stopte hij de vellen papier weer in het dossier en het dossier weer in de enveloppe. Hij vouwde zorgvuldig zijn brilletje dicht, stopte het weer in zijn gebutste brillenkoker en schoof die in zijn binnenzak. Hij keek Trent aan en zei: 'Laat al die papieren maar zitten - wat dacht je van die Engelsman?' Hoewel hij een heleboel geld had gestolen, had de Lloyd- verzekeraar op Trent geen hebzuchtige indruk gemaakt. Hij leek meer iemand die spelletjes speelde, die punten aan het scoren was tegen een maatschappij die hem niet wilde accepteren. Maar Trents deskundigheid lag op het gebied van internationaal terrorisme en politiek fanatisme. Hij had achttien jaar lang terreurgroepen geïnfiltreerd. Hij kende hun motivatie en hij wist hoe hun geesten werkten. En hij wist ook hoe de organisaties die hen bestreden te werk gingen. Nu staarde hij naar Fresh Creek en dacht bij zichzelf dat hij verder ook niet erg veel wist. ik kan dat niet zo goed beoordelen,' zei hij. 'Dat iemand een oplichter is, wil niet meteen zeggen dat hij ook een moordenaar is.' Met een bijna onmerkbaar knikje gaf O'Brien aan dat hij het daarmee eens was.'Laten we eerst het jacht afhandelen. Ik heb een positiebepaling die tot op tweehonderd meter nauwkeurig is. Ik heb hier een mannetje zitten waar u na het eten mee zult kennismaken. Hij heeft een apparaat waarmee je volgens hem het schip kunt vinden en hij kent de positie van de Beau Belle. Dezelfde vent heeft een van die nieuwe zaknavigatoren die werken met behulp van een satelliet. Zijn idee. En dan komen we bij de mensen die u aan boord heeft. Eerst het meisje. Ik heb haar heel uitgebreid nagecheckt maar ze is brandschoon, tenzij u vindt dat het een misdrijf is om geboren te worden in New Jersey. Binny College, dat is een kleine meisjesschool op het platteland van de staat New York; katholiek, met die naam viel dat ook wel te verwachten. Goede schoolcijfers. Nooit dronken achter het stuur gezeten. Twee credit cards zonder dat er ooit betalingsproblemen zijn geweest. Haar vader heeft een paar restaurants, Italiaans, niet opzichtig, maar wel klasse - in Newport en Oakridge, New Jersey. Ik heb een vriend van mij zelfs de FBI-dossiers laten checken, wat ik normaal liever achterwege laat. Niet dat we eikaars tegenstanders zijn, maar als ze iets opvangen waar ze misschien promotie mee kunnen maken dan zitten ze er voor je het weet bovenop. Een andere vriend van mij, die bij de IRS werkt, is nog steeds aan het zoeken. Het duurt altijd lang bij de IRS tenzij ze al met iemand bezig zijn, maar ze zijn moeilijk voor de gek te houden. Dat is de reden dat de rijken zoveel geld betalen aan advocaten om belastingparadijzen voor hen te zoeken.' De grote Rybovitch-sportvisboot voer om de punt en O'Brien tilde zijn verrekijker op. 'Anderhalf miljoen contant,' berekende hij en hij volgde de Rybovitch met zijn verrekijker terwijl hij naar de Fresh Water jachtclub voer. 'Haar broer Marco is een halfbroer. Een zoon van haar moeder, maar zijn vader was haar vorige echtgenoot, die overleden is. Rocco heeft de jongen geadopteerd en daarom hebben ze nu dezelfde achternaam. De roddels beweren dat hij een geweldige minnaar is, rijke echtgenotes in het dure jachtenwereldje van de Oostkust. Hij vaart mee in wedstrijden. Officieel als amateur, maar hij krijgt wel betaald, waarschijnlijk in cash. De eigenaren kunnen zich dat veroorloven en de IRS kan het niet traceren. Hij schijnt een hele goede roerganger te zijn, vooral bij het ronden van boeien. Hij heeft een paar duizend dollar op zijn spaarrekening staan, geen credit cards. Toen hij nog een tiener was, heeft hij een hele reeks boetes gekregen voor te snel rijden. Zijn vader heeft die betaald. Verder geen overtredingen. Ik heb ook contact met de Britten gehad en die jongen van Hewett is nog heiliger dan de paus, en over zijn vader is ook niets nadeligs bekend.' O'Brien tilde zijn verrekijker op en bestudeerde een paartje dat van de Rybovitch naar het dok van de jachtclub liep. 'Bent u beroepsmatig geïnteresseerd?' vroeg Trent. 'Nee. Jaloers. Een kosmetisch chirurg uit Miami. Vorig jaar heeft hij achthonderdduizend dollar verdiend, met het oppeppen van borsten, godnogaantoe, en ik waag mijn leven voor tweeënveertighonderd.' O'Brien legde de verrekijker neer en richtte zijn aandacht weer op Trent. Trent zei: 'Ik zou graag willen dat u Auria Rocco nog eens nacheckt. Ze stort een borgsom van tweehonderdduizend dollar voor de Golden Girl.' O'Brien trok zijn wenkbrauw een halve centimeter op, en dat was waarschijnlijk meer dan hij in de afgelopen jaren ooit aan verrassing getoond had. 'En ik maar denken dat u een soort dolende ridder was, meneer Trent, terwijl u al die tijd uw hersens aan het gebruiken was. Geef me de naam van de bank en de advocaten die erbij betrokken zijn en dan ga ik aan het werk.' De vriendelijke ober bracht hun krab en twee ijskoude Kalik- biertjes en O'Brien bedankte hem met zijn gewone kalme beleefdheid: 'Kunt u goed overweg met zwarten, meneer Trent?' Trent antwoordde naar waarheid dat hij zich dat nooit had afgevraagd. Als geheim agent had hij mensen beoordeeld op de vraag of ze gevaar voor hem konden opleveren, en niet op de vraag of hij ze wel of niet aardig vond. 'Nou, dat maakt u in ieder geval flexibel en dat is belangrijk als u hier wilt gaan wonen,' zei O'Brien. De reden waarom ik het vroeg, is dat sommige nieuwe mensen die bij het Agency komen werken, de eilanders niet vertrouwen, en dat merken ze. In feite is de corruptie hier precies even erg als in Washington. En hier zijn ze arm, dus misschien valt het hier iets meer te verontschuldigen. Waar het om gaat, is dat je je mensen zorgvuldig uitkiest. Ik heb hier in de loop der jaren een groot aantal goede vrienden gemaakt. Mensen waarvan ik er trots op ben dat ze met me willen omgaan. Uit alle lagen van de maatschappij. Niemand van hen heeft me ooit laten zitten en ik laat hen ook niet zitten. Zoals ik al zei in het huis van juffrouw Mary, ze hebben u genaaid, dus ik verwacht voorlopig nog geen vertrouwen van u. Dat zal ik moeten verdienen. Maar als ik u iemands naam geef, dan ligt dat anders. U kunt uw leven aan hem toevertrouwen. We gaan samenwerken en ik hoop dat u dat wilt onthouden.' 'Dank u wel,' zei Trent. O'Brien grinnikte zachtjes. 'Tot uw dienst. We zijn een huwelijk aan het opzetten, meneer Trent. Dat is een moeilijke relatievorm.' Om drie uur 's middags voer Trent met een uitstekende lunch achter zijn kiezen in zijn Zodiac langs de kust. O'Brien had hem verteld dat hij de man met de magnetometer vijftien kilometer ten zuiden van Fresh Creek zou ontmoeten en dat hij in een rood vissersbootje zou zitten. 'U heeft uzelf tot lokaas gemaakt en hij is de plaatselijke politieman, meneer Trent. We willen de mensen niet afschrikken doordat u samen gesignaleerd wordt.' Trent zag het vissersbootje op een klein strand liggen. Hij trok de Zodiac het zand op en zag de Bahamaanse politieman op zijn rug liggen in de schaduw. Een breedgerande strooien hoed bedekte zijn gezicht en zijn rafelige korte broek reikte tot halverwege zijn dijen. De broek zou een kind al te krap zijn geweest, maar de Bahamaan paste er makkelijk in - buiten een gebied waar hongersnood heerste had Trent nog nooit iemand gezien die zo dun was. Hij was diep zwart van kleur en door het gedroogde zout leek zijn ribbenkast op een landkaart met hoogtelijnen. Hij schoof zijn hoed naar achteren met een hand waarvan de vingers zo lang en mager waren dat Trent ze op slierten gedroogd zeewier vond lijken, en zonder verdere bewegingen nam hij Trent met langzame nieuwsgierigheid van top tot teen in ogenschouw. Zijn grote zwarte ogen lagen diep in hun kassen. 'Meneer Trent? Het is niet erg origineel maar ik word Skelly genoemd. De Bahamaan glimlachte langzaam; zijn tanden waren heel erg wit. Hij sprak het Engels van de heersende klasse, alleen de klinkers klonken wat zachter. Hij wuifde een vlieg weg met zijn hoed en Trent zag dat hij kaal was of zijn schedel had gladgeschoren en dat zijn leeftijd ergens tussen de achttien en de tachtig lag. Met zijn handen plat op het zand ging Skelly rechtop zitten. Hij bleef zijn handen op het zand houden en drukte zich op. Zijn armen waren zo lang dat hij zijn voeten onder zich door kon zwaaien. Zijn knieën waren zo hoog opgetrokken dat ze hoger dan zijn oren zaten. Hij kwam overeind en dat bleef maar doorgaan, als een geest die uit zijn fles omhoog komt kringelen, totdat hij in zijn volle lengte van meer dan 2,10 meter boven Trent uittorende. ik ben makkelijk te herkennen, meneer Trent,' zei hij met diezelfde langzame glimlach; zijn vriendelijke ogen waren vol zelfspot. 'Daarom leek het meneer O'Brien verstandiger dat we elkaar buiten de stad zouden ontmoeten. Een aardige man, een heel goede vriend van me. Hij was zo vriendelijk om me een paar bladzijden uit uw dossier te laten zien en die vond ik bepaald angstaanjagend. We bestaan hier van het toerisme, meneer Trent, en dus hebben we liever niet dat er al te veel lijken op onze stranden aanspoelen.' ik ga duiken in Cubaanse wateren,' zei Trent. 'Dat heeft meneer O'Brien me verteld. Ik heb de positiebepaling hier bij me en een kaart om hem op uit te zetten.' Met een paar grote passen, anderhalve meter per stuk, liep Skelly naar zijn bootje, en hij schoof het dekzeil terug zodat de apparatuur die in de boeg lag opgeslagen zichtbaar werd. 'Heeft u ooit een magnetometer gebruikt, meneer Trent?' Trent zei dat hij dat nog nooit gedaan had. Skelly opende het deksel van iets dat op een grote stalen koektrommel leek. Een derde deel van het binnenste van de trommel werd in beslag genomen door een printer; links daarvan zaten twee series van ieder vier schakelaars, een serie van twaalf schakelaars en een klein LCD-scherm. Het grote aantal schakelaars bezorgde Trent een ongemakkelijk gevoel. Hij was gespecialiseerd in vernietiging. Hij kon een pistool of automatisch geweer met zijn ogen dicht demonteren en weer in elkaar zetten en met de inhoud van een keukenlaatje een lont of detonator in elkaar flansen, maar tegenover zijn buitenboordmotor nam hij een nogal simplistische houding aan: zorg dat je altijd een reservemotor bij de hand hebt. 'Zolang je maar niet in de gebruiksaanwijzing kijkt, is het allemaal redelijk eenvoudig,' zei Skelly. 'Dit is model G-866 van EG & G. Hij registreert het magnetische veld onder de sensor, maar als u niet technisch bent, dan kunt u hem maar het beste beschouwen als een ferrometaaldetector. Het magnetische veld is in deze wateren ongeveer 56,8 kilogamma's, en daar heb ik het apparaat op ingesteld, dus u hoeft hem alleen maar aan te zetten en naar het scherm te kijken. Als de sensor over een stuk metaal heengaat, dan is dat onmiddellijk te zien op het scherm. Ik heb een grafiek voor u getekend waarop de gegevens staan voor stukken ijzer van verschillend gewicht op diepten tot dertig meter. Ze kosten bijna zestienduizend dollar, meneer Trent, en daarom zijn er niet veel gemaakt. Als het erop gaat lijken dat de Cubanen u te pakken zouden kunnen krijgen, zorg dan dat u hem kwijtraakt. Deze dingen zijn te traceren en ik wil niet dat ze hem met mij in verband gaan brengen.' Hij bracht de magnetometer naar Trents Zodiac, samen met een kabeltros en een boei die aan de sensor waren bevestigd, en ze voeren een eindje de zee op. Trent liet langzaam de kabel uitvieren over de spiegel en Skelly bevestigde de krokodillenstekker aan de 12-voltsbatterij van de Mercury. Een klein gewichtje van zeildoek aan de sensor zorgde ervoor dat de lijn strak bleef. 'Slepen op vijf knopen,' zei Skelly. 'U moet de dieptemeter naast de magnetometer zetten, zodat u ze alletwee tegelijk kunt zien. Houd de GPS in uw hand en zorg dat er een markeringsboei klaarligt zodat u die meteen overboord kunt zetten.' Skelly greep de helmstok en stuurde de Zodiac om een drijvende plank heen. Trent zag de meter op 3,7 gamma springen. Skelly voer linksom weer naar de plank toe en de magnetometer registreerde 8,7 gamma. Hij maakte nog een bocht, nu op wat grotere afstand en de meter viel terug naar 3. Skelly liet Trent de grafiek zien: 'Het water is hier zes meter diep, en 8,7 gamma betekent ongeveer tien kilo ijzer en dat is zo ongeveer het gewicht van de ketting die ik hier in zee heb gegooid. Het water waar u gaat zoeken, is ongeveer even diep. Eigenlijk hebt u een schatting nodig van de hoeveelheid ijzer die het jacht aan boord had, maar omdat het een groot motorjacht was zal het niet minder dan een paar duizend kilo zijn en dat zal waarschijnlijk makkelijk te vinden zijn. Ik heb drugsboten teruggevonden die de smokkelaars hadden laten zinken om niet betrapt te worden, maar dat was wel overdag en ik wist vrij goed waar ik moest zoeken. Buiten de Cubanen denk ik dat de navigatie uw grootste probleem wordt.' Weer terug op het strand vouwde Skelly een kaart open. Het tot zinken brengen van de Beau Belle was goed voorbereid. Het jacht was het Old Bahama Channel opgezeild in noordwestelijke richting tot een punt waar het rif een eind van de kust afboog. In plaats van eromheen te varen, was de Beau Belle op koers gebleven en ze lag nu in het ondiepe water tussen de kust en de rand van het rif. De kaart waarschuwde voor sterke stromingen; twee van de vuurtorens waren die nacht buiten dienst, en het had die nacht hard geregend. Als hij door de Cubanen zou zijn gepakt, had de schipper kunnen zeggen dat hij zich had vergist en te laat zijn koers had verlegd. Het was een goed verhaal, en zeker als er een kapotte Decca- of Loran-navigator aan boord was, zou het bijzonder overtuigend zijn. Trent zei: 'Als ik 's nachts ga duiken, kan het nuttig zijn om te weten hoe betrouwbaar de Cubaanse vuurtorens zijn. Is dat iets dat u aan de kustwacht van de Verenigde Staten kunt vragen zonder dat ze kwaad worden? Over een periode van zes maanden bijvoorbeeld?" 'No problem. Tegenwoordig staat dat soort informatie gewoon in hun computers.' Skelly opende de kast in de boeg van zijn bootje en haalde er een in plastic gewikkeld pakketje uit waar twee Magellan hand-GPS'en en een gebruiksaanwijzing in zaten. Daarna kwam een waterafstotende zak met een Smith & Wesson Police Special met korte loop, drie dozen met patronen en een wapenvergunning. Met een grimmig gezicht keek hij op Trent neer. 'Meneer O'Brien denkt dat er een moordenaar op pad is, meneer Trent. Ik wil niet weten wat u voor wapentuig u allemaal op uw boot verborgen hebt liggen, maar als u iemand hier op de Bahama's moet neerschieten, wilt u het dan alstublieft met een legaal wapen doen? Als het zover komt, dan belt u naar het Hoofdbureau en u vraagt naar hoofdinspecteur Skelly. Als het gewoon een lijk is, dan zegt u dat u Archibald heet, en als het om een bloedbad gaat, dan heet u Victor. Ik ben er dan binnen een paar uur. Als het moet, bedenken we dan samen wel een verhaal.' Terwijl hij Trent de revolver overhandigde, glimlachte hij alsof het nemen van dit besluit een pak van zijn hart was. 'Zorg dat u hem altijd bij u draagt, meneer Trent. Als dat betekent dat u sokken moet aantrekken omdat u hem ergens anders niet kwijt kunt, dan moet u maar denken dat zweetvoeten hebben minder erg is dan doodgaan.' Weer terug aan boord van de Golden Girl , zette Trent koffie en ging daarna met een blanco vel papier aan de kaartentafel zitten. In het midden zette hij een punt om de vermoedelijke positie van de Beau Belle aan te geven. Als hij ervan uitging dat die positiebepaling nauwkeurig was tot op ongeveer tweehonderd meter, leverde dat een zoekgebied op van ongeveer vier hectare. Als hij daar wat afstand bijtelde voor het draaien na iedere sleep, was dat viereneenhalve minuut per zoekgang. Hij zou 's nachts op zee zitten in een opblaasboot van 4,5 meter en zelfs een zaklantaarn zou de Cubanen al kunnen alarmeren, dus alleen een eenvoudig zoekpatroon zou uitvoerbaar zijn. Als hij tegen de wind of de stroming in moest sturen, zou de sensor uit de koers geduwd worden, dus keek hij in de Admiralty Pilot. Beide vuurtorens stonden op het vasteland en dat betekende dat hij een basislijn had die hij als lengtemaat kon gebruiken. Op een heldere nacht zou de vuurtoren van Lobos Cay vanaf het Old Bahama Channel op een afstand van veertig kilometer nog zichtbaar zijn. Als hij zich na iedere zoekgang op het vuurtorenlicht oriënteerde, zou de afwijking te verwaarlozen zijn. Als het even kon, wilde hij zelf zoeken. Hij wachtte tot één uur in de ochtend voordat hij in zijn Zodiac klom en heimelijk wegvoer van de Golden Girl. Met een verlengstuk aan de helmstok van de Mercury kon hij sturen terwijl hij over de magnetometer gebogen zat. Een baken twintig kilometer ten noorden van de Oceaantong diende als doel. Na twee uur oefenen wist hij zeker dat hij een tweede paar ogen naast zich moest hebben. Marco was nodig om de Golden Girl te besturen, dus hij had de keus tussen Auria en Richard. Trent zat in de zachtjes heen en weer wiegende opblaasboot en borg de kabel van de magnetometer weg. Door de hitte van de dag hing er nog steeds een dampnevel die de contouren van de horizon iets verzachtte, maar de lucht boven hem was helder en Trent kon duidelijk de gebergten op de bijna volle maan onderscheiden. Vanuit het laagland dat Noord- van Zuid-Andros scheidde, woei hem een lichte moerasgeur tegemoet. Hij kon het nu voelen, die bekende helderheid van geest die altijd optrad als de eerste vage lijnen van een patroon zichtbaar begonnen te worden. Het ging altijd hetzelfde: eerst concentreerde je je op de feiten, op wat er nou eigenlijk precies gebeurd was. Daarna kwam het langzame uitzoeken van het waarom, en daarna kwam de motivatie. Terwijl hij naar de kust keek, probeerde hij zich voor te stellen hoe de operatie zou verlopen. Cuba. Als officier van de Cubaanse marine was het misschien niet zo loyaal van Roddy de Sanchez om zich iedere ochtend voor het ontbijt zwetend door de ochtendgymnastiekoefeningen van de US Air Force heen te werken - in het weekeinde ging hij joggen. Op de wekker naast zijn bed was te zien dat het 07.06 uur was en hij zat net met zijn hoofd tussen zijn knieën toen zijn moeder van onder aan de trap naar boven riep dat er iemand voor hem aan de telefoon was. Het duurde een paar minuten voordat hij moeizaam zijn badjas had aangetrokken en de trap was afgestrompeld, en tegen die tijd had de beller al opgehangen, of misschien was de verbinding verbroken. Roddy schonk zichzelf in de keuken een kop koffie in, ging aan de ontbijtbar zitten en keek hoe zijn moeder volkorendeeg stond te kneden. Roddy's moeder bakte al zolang als hij zich kon herinneren haar eigen brood. Ze beweerde dat het therapeutisch was. Ze vond het ook prettig om sokken te stoppen. Het wassen en strijken, het schoonmaken en al het andere koken liet ze over aan de meid en een nicht die bij hen inwoonde sinds ze door haar echtgenoot in de steek was gelaten. Roddy's moeder was een kleine, tengere vrouw. Het leek wel alsof een hele reeks stootjes en schrammen in de afgelopen jaren de zachtheid hadden weggetrokken die op vroege foto's nog duidelijk zichtbaar was - alsof die zachtheid alleen maar een dekmantel was geweest voor de aan het kruis geslagen martelares in haar innerlijk. Om kwart over zeven ging de telefoon opnieuw en om vijf voor half acht weer, telkens maar een paar keer zodat Roddy, ook als hij het had geprobeerd, nauwelijks tijd zou hebben gehad om bij de hoorn te komen. Maar het was de duur van het interval tussen de twee telefoongesprekken die de informatie bevatte - de Engelsman Trent had erin toegestemd zijn jacht te verhuren. De tweede keer dat er gebeld werd, belde Roddy naar de centrale om te melden dat er misschien een storing in het net zat. Zijn moeder keek op van haar brooddeeg en wachtte tot hij klaar was. Ze zei: 'Roddy, wees voorzichtig alsjeblieft.' Ze stak haar armen naar hem uit, herinnerde zich toen dat ze deeg aan haar handen had en stond even stil, bevroren in besluiteloosheid en verdriet. Roddy zei: 'Alles is goed, mama. Er is niets aan de hand. Echt, ik beloof het.' Roddy's moeder was het kind van een burgeroorlog. Ze klampte zich vast aan de scherven van verbroken beloften zoals andere vrouwen van haar leeftijd verdwenen minnaars weer in hun armen sloten. Er waren geen minnaars in haar dromen - als zij van de liefde droomde, dan ging het over de minnaressen die haar man gezelschap hielden als zijn werk hem dwong op het hoofdkwartier te overnachten. Ze zuchtte en pakte het deeg weer op terwijl Roddy naar zijn kamer liep om zich te douchen en aan te kleden. Als ontbijt at hij yoghurt met havervlokken en dronk hij een tweede kop koffie, gemaakt van versgeroosterde bonen. Voordat hij de deur uit ging, belde hij Estoban Tur en maakte een afspraak voor later in de ochtend. De generatie van Roddy's vader had de Cubaanse Revolutie opgebouwd. Roddy en zijn leeftijdsgenoten waren meer geïnteresseerd in dure kleren, de nieuwste hits, Amerikaanse dollars. Het vurige enthousiasme van de buitenlanders van het vasteland van Zuid-Amerika, de mensen met wie Bureau Drie opstanden beraamde, vonden ze eigenlijk nogal gênant. Voor deze gelegenheid had Roddy zijn normale kleding verruild voor een kakikleurige linnen broek, een goedkoop T-shirt en sandalen. Hij parkeerde zijn MG een eindje van het vervallen gebouw waarin het Bureau gehuisvest was. Doordat er een stuk of tien ingangen waren, die allemaal uitkwamen op smalle, drukke steegjes, was het gemakkelijk om onopvallend het gebouw in en uit te gaan. Estoban had een groezelig, schaars verlicht kantoor op de eerste verdieping. Het rook er naar zweet en tabak. De kamer had een oppervlak van bijna veertig vierkante meter, maar de enige meubels waren een stuk of tien kantoorstoelen met gescheurde en weer opgelapte zittingen die om een grenenhouten conferentietafel stonden. Rond de hele tafel, op dertig centimeter van de rand, liep een keten van koffieringen; de tafelrand zelf zat vol verkoolde plekken - ingebrand door talloze sigaretten. Estoban was ongeschoren en had zijn andere bruine polyester pak aan. Hij zag er net zo aftands uit als zijn kamer. 'Zo, wat doe jij in deze achterbuurt?' vroeg hij, terwijl hij wuifde dat Roddy moest gaan zitten en zich in een stoel tegenover Roddy liet zakken. 'De man die je zocht. Trent,' zei Roddy. Plotseling leek er een vlies over Estobans ogen te glijden; ze waren ineens uitdrukkingsloos en zonder enige diepte. Roddy was nogal van zijn stuk gebracht. Hij zei: ik denk dat ik hem te pakken heb.' Hij had een kaart van de noordkust van Cuba meegenomen. Terwijl hij hem op tafel uitvouwde, herhaalde hij Marco Rocco's beschrijving van het zinken van de Beau Belle. Door zijn ondervraging van het Amerikaanse bemanningslid, was dit een zaak voor de Marine Inlichtingendienst geworden en hij had het departement van Buitenlandse Zaken verzocht om een kopie van alle correspondentie die met het jacht te maken had, naar zijn kantoor te sturen. Persberichten dat het jacht door een beschieting tot zinken was gebracht, hadden geleid tot een gestage stroom brieven van de regeringen van Engeland en Nieuw-Zeeland. En ook de verzekeraars van de Lloyd hadden zich niet onbetuigd gelaten. 'Het schip was verzekerd voor tweehonderdvijftigduizend pond sterling en de Lloyd wil niet uitbetalen zonder dat duidelijk is waarom het schip is gezonken.' Roddy schoof een dossier met kopieën van de correspondentie over de tafel naar Estoban. 'De betrokkenen waren op zoek naar iemand die het bewijsmateriaal boven water kon brengen. Onze agent in het veld heeft Trents naam genoemd en ze hebben hem ingehuurd.' Estoban zat uitgezakt in zijn stoel en sloeg met één vinger de pagina's om. Hij leek er met enig dédain naar te kijken, of misschien interesseerde het hem niet. Uiteindelijk keek hij op. 'Het wrak ligt in Cubaanse wateren?' 'Waarschijnlijk wel, en in ieder geval niet ver ervandaan, denken we,' zei Roddy. ik wil graag wat zendertjes op Trents boot planten zodat we hem niet uit het zicht verliezen.' 'En die wil je van onze technische dienst hebben? Zodat mijn vingerafdrukken op deze operatie staan?' Estoban duwde met de vingertoppen van zijn beide handen hard op de brief die hij net had doorgekeken, knikte, en keek Roddy glimlachend aan. Het was geen brede glimlach en de blik in zijn ogen bleef kil. Hij sloeg het dossier dicht en schoof het met een zwaai weer terug zodat het van de tafel afgleed en in Roddy's schoot viel. 'Ik wil hem levend,Roddy. Zorg dat je hem aan wal lokt.' Trent was de hele dag bezig. Hij sloeg voorraden in, liep de uitrusting na, bestelde nieuwe onderdelen en vulde de luchtflessen bij. Aan het eind van de middag kwam er iemand aanroeien. Het was de visser die soms op de boot paste, en hij had een stijve kartonnen envelop bij zich. De politiebeambte die hem de envelop had gegeven, had hem gezegd dat de scheepspapieren van de Golden Girl erin zaten. Trent maakte de envelop pas open toen de oude man weer was vertrokken. Skelly had het gefaxte rapport van de US Coast Guard tussen twee stukken karton gestopt, zodat de dikte van de envelop een beetje klopte met zijn veronderstelde inhoud. De fax bevatte een opsomming van de storingen die zich de afgelopen tijd hadden voorgedaan bij de twee bakens op de Cubaanse kust. De lijst begon drie weken voordat de Beau Belle uit Angola was vertrokken. De kortste storing had twintig minuten geduurd en de langste drie uur. De twee bakens waren geen moment tegelijkertijd buiten dienst geweest, maar de tijd tussen de storingen waswel steeds korter geworden. Uiteindelijk had het International Maritime Agency gewaarschuwd dat beide bakens minstens achtenveertig uur buiten dienst zouden zijn wegens onderhoudswerkzaamheden. De Beau Belle was gezonken in de tweede nacht van de werkzaamheden. Sindsdien waren er geen storingen meergemeld. Een beambte die toegang had tot de bakens was betrokken bij het zinken van de Beau Belle. Volgens O'Brien was hij gevolgd dooreen Latino met Cubaanse connecties; vanaf zijn ontmoeting met Pepito tot aan het moment waarop hij Rogerton-Smithe had verteld dat hij van plan was om naar het wrak te gaan duiken. Trent zou op basis van die twee feiten wel een dozijn verschillende hypotheses hebben kunnen opstellen, en deed dus maar geen moeite. In plaats daarvan voer hij met de Zodiac naar het strand en belde Auria vanuit de telefooncel bij hef benzinestation. Auria en Mario Rocco waren samen met Richard Hewett vanuit New York naar Paradise Island Airport komen vliegen. Marco,met zijn onfeilbare, nonchalante charme, kwam als eerste door de paspoortcontrole en de douane. Hij was gekleed in een gebleekte spijkerbroek, een T-shirt, slippers en een linnen hoedje. Hij droeg een grote schoudertas; aan een van de handvatten bungel den twee professionele zwemvliezen. Hij wuifde naar Trent met zijn enorme, rechthoekige zonnebril en schreeuwde: 'Hallo daar schipper. Hoe gaat het?' Hij rende door het luchthavengebouw,greep Trent beet in een ruige omhelzing en klopte hem op de rug.'Geweldig om je weer te zien.' Zijn warmte was misschien wel heel oppervlakkig, maar kwam spontaan en natuurlijk over en het was moeilijk om er weerstand tegen te bieden. Hij herinnerde zich zijn zuster, liet zijn tas naast Trent op de grond vallen en wrong zich terug door de menigte om Auria's tas te pakken. Richard liep een beetje doelloos achter Auria aan. Zoals altijd leek hij zich niet erg op zijn gemak te voelen en was hij veel te warm gekleed voor het Caribische klimaat. Hij was lang en mager, met een krachtige neus, en zou knap zijn als hij niet zo onzeker was. Auria daarentegen, met haar stevige, gespierde lijf en korte haar, leek op een tennis- of duiklerares in een van de dure vakantieparken in Nassau. Maar Trent merkte dat er in de paardagen dat ze weg was geweest iets in haar veranderd was. Ze leekvoor hem op haar hoede te zijn. Dit keer was er geen spontane glimlach; ze leek niet meer te geloven dat wat ze van plan waren,leuk zou kunnen zijn. Haar houding was strikt zakelijk, bedacht Trent terwijl hij naar haar stond te kijken, en hij was er zeker van dat iemand haar een bevel had gegeven, een bevel dat ze slechtsmet tegenzin opvolgde. Ze zat in de val en was daar boos over. En ze schaamde zich. Ze vroeg Richard om samen met Marco een taxi te zoeken en huntassen in te laden, en zei toen zachtjes tegen Trent dat ze bij een advocaat was geweest; het charter-contract, de wissel en de kredietbrief voor tweehonderdduizend dollar waren gereed. Alles wat ze nu nog nodig hadden, was een getuige bij het ondertekenen van de documenten en een bank om ze bij te deponeren. Ze namen een taxi en reden over de brug Nassau binnen. Marco zat voorin naast de chauffeur en gaf met zijn gebruikelijke enthousiasme commentaar op alles wat ze tegenkwamen en wat hem interesseerde: vrouwen, boten en architectuur. Het was duidelijk dat het leven, en alles wat dat te bieden had, hem wel beviel. Richard zat zwijgend tussen Auria en Trent ingeklemd, met zijn handen tussen zijn knieën. Trent vermoedde dat hij ruzie had gehad met Auria. Waarschijnlijk had Richard de zoektocht willen staken en als hij er iets van af wist, zou hij het er waarschijnlijk niet mee eens zijn geweest dat Auria zo'n groot financieel risico nam. Nu was er geen gelegenheid meer om ruzie te maken en terwijl ze over de brug reden, keek Richard somber uit het raam. Trent gaf Marco een lijst met artikelen die hij al had besteld en het adres van een handel in scheepsbenodigdheden en Auria stelde voor dat Richard met haar broer zou meegaan - over een uur zouden ze elkaar weer ontmoeten bij Captain Nemo's havenrestaurant. De bank was een glazen kubus met airconditioning. De neef van de man van de Britse inlichtingendienst had een kantoor op de vierde verdieping en stond Trent en Auria op te wachten bij de lift. Een man van halverwege de veertig; lang en mager, met bruin haar en bruine ogen. Zoals veel leden van de Britse upper class slaagde hij erin om ongedwongen over te komen terwijl hij toch tot in de puntjes gekleed was. Terwijl hij Auria de hand schudde, deed een haarlok die over zijn rechteroog viel, hem er een beetje verlegen uitzien. 'Fijn dat u kon komen,' zei hij, alsof ze een lange omweg langs allerlei landweggetjes hadden gemaakt om bij hem te komen theedrinken. 'U bent meneer Trent neem ik aan, en u bent juffrouw Rocco... Peter Benson. Gaat u toch zitten.' De bankier leidde Auria naar een comfortabele armstoel schuin tegenover zijn bureau: 'Het is vreselijk heet buiten, vindt u niet? Wilt u misschien iets koels hebben?' Hij sprak in de intercom op zijn bureau: 'Sybil, zou je zo vriendelijk willen zijn om twee citroensap te brengen? Met veel ijs graag.' Hij schakelde de intercom uit en zette een foto in een zilveren lijstje recht alsof het een talisman was die hem verbond met de echte wereld daarbuiten. Toen keek hij beleefd vragend naar Auria, zonder te weten wat hij precies kon verwachten, maar vastberaden om haar van dienst te zijn. 'Meneer Trent had het over een paar documenten, juffrouw Rocco. Het ging meen ik om een borgsom?' Auria pakte een dikke witte notarisenvelop uit haar nylon sporttas. Met een zacht klopje liep een Bahamaanse vrouw van middelbare leeftijd met een zilveren dienblad het vertrek binnen. Een witte blouse, een zwarte rok en een bril aan een gouden kettinkje. De bankier kwam snel overeind, bedankte haar omstandig voor de moeite en nam het dienblad over. Terwijl hij Auria uit een grote, met condens bedekte, kristallen karaf wat limonade inschonk, maakte hij een hoop drukte over de vraag of het citroensap niet te zoet was, of misschien juist iets te zuur. Trent zou hebben gedacht dat Auria door al dat gedoe nogal geïrriteerd zou raken, maar ze ging erop in, flirtte een beetje terug en deed haar best om in de smaak te vallen. De bankier zette een bril op en bekeek de documenten aandachtig. Hij hield ze onhandig vast, alsof hij bijna nooit met zulke dingen te maken had en het leek wel of hij niet echt verwachtte dat hij de inhoud zou begrijpen. Zijn getinte glazen verborgen zijn ogen en hij zette zijn bril af voordat hij weer tegen Auria begon te praten: 'Tja, het ziet er allemaal uiterst correct uit. Het is natuurlijk een beetje ongewoon, dat wel.' Met een kleine handbeweging gaf de bankier aan dat hij alles waar hij mee te maken kreeg een beetje ongewoon vond, en dat het zijn fout was. Auria lachte en leunde naar voren: 'Ik kan goed tennissen, maar dit soort dingen...' Ze hield haar handpalmen omhoog zodat hij de eeltplekken kon zien: 'Ik bedoel, ik heb de advocaat gewoon gezegd wat ik wilde. Ik dacht dat het wel op een enkel blaadje zou kunnen, en toen kwam hij hiermee aanzetten. En een geld dat het gekost heeft! Ik hoop dat alles nu in orde is.' De bankier grinnikte en zei dat hij daar zeker van was. Zijn lichaamstaal gaf aan dat Auria en hij nu al vrienden waren en op gelijk niveau stonden - het was per slot van rekening haar geld. Hij stond haar ten dienste in zijn rol als bankier en Trent was alleen maar een werknemer. Terwijl hij Trent aankeek, zei hij: 'Juffrouw Rocco deponeert bij onze bank een kredietbrief, meneer Trent. Deze borgsom zal aan u worden uitgekeerd als uw jacht terwijl het door juffrouw Rocco gecharterd is, in beslag wordt genomen of schipbreuk lijdt onderomstandigheden waaronder uw verzekeraars weigeren tot uitbetaling over te gaan. De bankiers van juffrouw Rocco hebben zich voor deze kredietbrief garant geste ld. Het lijkt me een zeer bevredigende regeling.' Hij overhandigde Trent het chartercontract - een rij clausules,subclausules en subsubclausules in een juridisch jargon dat al leen maar door een goed geoefende advocaat begrepen kon worden, maar de kredietbrief was echt genoeg: tweehonderdduizend dollar uit te keren door een bank in New Jersey, en een cheque van dezelfde bank voor tienduizend dollar voor de charterkosten.'We moeten nog tekenen,' zei Auria die het hele gedoe nu snel achter de rug wilde hebben. 'Ja, ja, natuurlijk juffrouw.' De bankier veegde zenuwachtig met zijn handen over het bureau en keek alsof het hem speet dat hij zo traag was. 'Bent u volkomen tevreden, meneer Trent?' Hij zette de intercom aan en vroeg zijn assistente of ze even wilde binnenkomen om als getuige op te treden. Trent bladerde de papieren nog eens door. Doordat het allemaal zo lang duurde, werd Auria steeds zenuwachtiger en Trent kon haar angst voelen, en de onuitgesproken smeekbede, niet tegen Trent, maar de god waar ze in geloofde, wie dat dan ook mocht zijn, dat er niets zou misgaan. Hij legde de overeenkomst op het bureau van de bankier: 'Wat mij betreft, is alles in orde.' Ze moesten twee uur wachten op de middagvlucht naar Nassau. Trent liet Auria achter bij Captain Nemo om op Marco en Richard te wachten, en belde met de bankier. Er stonden vier clausules in het contract die de bankier niet bevielen. Ze waren met opzetver uit elkaar geplaatst, maar als je ze achter elkaar zette, werd hun betekenis plotseling duidelijk: als Trent overleed voordat hij aanspraak op het geld had gemaakt, ging het weer terug naar Auria Rocco. 'Jammer dat we niet weten wie haar advocaten zijn, maar om eerlijk te zijn, als u dat jacht verspeelt, kunt u maar beter erg voorzichtig zijn,' zei de bankier, die plotseling heel professioneel klonk. 'Als u erachter wilt komen waar dat geld vandaan komt,dan kunt u het beste de IRS proberen. Daarbij kan ik niet van dienst zijn. De IRS heeft het niet erg begrepen op Bahamaanse banken.' Daarna belde Trent met O'Brien en lichtte hem in over de financiële details. 'Blijf zoeken naar de achtergrond van het meisje. Ze weet wat er straks gaat gebeuren en het bevalt haar helemaal niet.' Na een uur vliegen in een zespersoonsvliegtuig waren ze in Congo Town op Zuid-Andros. Van daaruit namen ze een taxi naar Kemps Bay. Trent leidde de anderen rond op de Golden Girl en legde uit hoe de keuken en de douchecel werkten. Hij gaf Richard en Marco de twee gastenhutten in de stuurboorddrijver en Auria kreeg Trents eigen hut. Hij verontschuldigde zich ervoor dat zijn kleren in de twee onderste laden zouden blijven liggen en dat ze samen een douchecel zouden moeten delen. Hij liet ze achter om hun spullen in te ruimen en voer met de Zodiac naar de kust om voorraden in te slaan en een reservebatterij te kopen voor de magnetometer. Toen hij weer terugkwam op de catamaran, zaten ze alledrie bier te drinken in de stuurhut. Marco wilde snel weer naar de kust varen om ergens te gaan eten. Trent was blij dat hij even alleen werd gelaten. Hij at een kom yoghurt met muesli en legde toen zijn slaapzak uit in het nylon net dat voor de salon tussen de twee drijvers hing. Richard en Marco waren kort na tienen terug. Marco voer met de Zodiac weer naar de kust. Het was al bijna licht voordat Trent de Zodiac zachtjes weer langszij hoorde schuiven en Marco licht stommelend naar zijn kooi liep. Meteen toen de zon opkwam, hees Trent blootsvoets en zwijgend het anker. Hij hees het grootzeil en maakte gebruik van de lichte kustafwaartse wind om langzaam weg te varen van Kemps Town. Hij zette de helmstok vast met een rubber tussenstuk en liep naar de zeilkast. In de voorzeilkast lagen drie kluivers, twee genua's, twee vliegers en een enorme ballonvormige spinnaker. Trent bewaarde ze in aparte zakken, opgerold en dichtgesjord met stevig katoenen garen. Hij koos de grootste van de twee vliegers, haakte de sluitingen vast aan de voorstag en bevestigde een fokkeval aan de bovenkant van het zeil. Hij trok de schoten door de leiogen en legde ze om de liertrommels aan bakboord en stuurboord van de stuurhut. Daarna hees hij het zeil, dat nu als een lange witte worst in de katoenen sjorringen hing. Met een ruk aan de bakboordschoot trok hij de sjorringen los en de wind blies het zeil open. Terwijl het zeil begon te bollen, draaide Trent de lier aan en de boegen rezen een paar centimeter uit het water omhoog en ruisten over de zee met het geluid van scheurend papier. Omdat de zon nog laag hing, waren de koraalhoofden nauwelijks zichtbaar. Trent ging zitten en leunde met zijn rug tegen de dwarsstang die de twee helmstokken met elkaar verbond. Hij stuurde de grote cat naar het diepere water buiten het rif. Daarna voer hij op een koers parallel aan de kust. Auria stak haar hoofd uit de salon en keek naar de kust, bukte zich en verdween weer uit het zicht. Een paar minuten later was ze terug met twee mokken koffie en een bak yoghurt met muesli. Ze was blootsvoets, droeg een witte bikini en had een handdoek om haar schouders geslagen. Ze overhandigde Trent de muesli en bood aan om het roer van hem over te nemen terwijl hij at, maar hij was de helmstok al aan het vastzetten. Auria ging op de bank aan lijzijde zitten. Nu ze eenmaal onderweg waren, leek ze weer wat meer zelfvertrouwen te hebben. Ze zei: 'Volgens mij vind je het niet prettig om iets samen te doen. Komt dat omdat je vrijgezel bent of ben je vrijgezel omdat je het niet prettig vindt om dingen samen te doen?' Toen hij niet op haar vraag inging, vroeg Auria: 'Hoe was het weerbericht?' 'De komende achtenveertig uur blijft het rustig.' 'Jé, hij kan praten.' Haar mond stond halfopen en op haar jukbeenderen zaten rode blosjes, en ze keek heel vastberaden. 'Richard en ik zijn geen stelletje. We hebben gewoon een gemeenschappelijk belang,' zei ze terwijl ze Trent aankeek. 'Ik wil alleen maar de Beau Belle vinden. Dat is alles.' Alles leek zo makkelijk als je jong en knap was en in een prettig huishouden was opgegroeid: in de zomervakanties ging je zeilen; je liefhebbende ouders betaalden de rekeningen van je Access, Amex en Visa credit cards wel; als je voldoende hersens had, hoefde je je over je diploma's ook niet al te druk te maken. En nu was alles misgelopen. En Richard? Hij was nu waarschijnlijk al wakker, maar durfde nog niet aan dek te komen. Er zat een hoop onzekerheid en verdriet in die jongen. Veel plezier zou hij in zijn leven tot nu toe wel niet gehad hebben en voor die accountantsdiploma's zou hij waarschijnlijk heel hard gewerkt hebben. Terwijl hij de kust bekeek, nam Trent een slok van zijn koffie. Terwijl hij de zware lucht van de mangrovemoerassen opsnoof, gingen zijn gedachten naar Marco, de knappe versierder die de dingen nam zoals ze kwamen en die vannacht weer een nieuwe verovering had gemaakt. Toen Auria het over haar vader en diens liefde voor zijn restaurants had gehad, had Marco nogal verbitterd gekeken, en Trent kon zich zo'n vrije geest moeilijk voorstellen als ober. Hij vroeg ernaar en Auria zei: 'Na de middelbare school heeft hij er een jaar gewerkt, maar het was geen succes.' Ze pakte Trents kop en de lege kom en bracht ze naar de kombuis. Na een tijdje hoorde Trent haar met Richard praten en het geluid van koppen die op de eettafel werden gezet. Ze kwamen samen naar de stuurhut. Auria had een T-shirt en een korte broek aangetrokken, liep met een boek naar voren en ging in het net tussen de twee boegen liggen. Richard bleef in de stuurhut. Hij droeg zijn gebruikelijke grijs flanellen broek en een overhemd met lange mouwen. Om zijn gezicht tegen de zon te beschermen, had hij nog steeds zijn strooien hoed op. 'Zodra we voorbij de zandbanken ten zuiden van Andros zijn, verander ik van koers,' zei Trent. 'Daarna gaan we voor anker om een proefduik te maken. Dan varen we naar het begin van het Old Bahama Channel. Ik wil graag voor zonsondergang voorbij de vuurtoren van Lobos Cay zijn.' Richard zei: ik ben geen watermens.' Trent vroeg zich af of dat de reden was dat Richard zo weinig zin had gehad om op zoek te gaan naar de Beau Belle. Het leek hem dat Richard het vreselijk zou vinden om een zwemvest aan te moeten doen, maar het was dat of iedere keer dat hij aan dek kwam een veiligheidslijn. Maar hij had Richard verkeerd beoordeeld. Terwijl hij het reddingsvest over zijn overhemd trok, zei Richard: ik heb jaren geleden wel eens met mijn vader op een motorjacht gevaren, maar ik heb geen verstand van zeilen.' Trent legde het een en ander uit en liet zien hoe de cat reageerde op de wind en de stand van de zeilen. Daarna gaf hij Richard de helmstok, noemde een koers en zei hem dat hij maar een beetje met het roer moest spelen om gewend te raken aan de Golden Girl. Om het zelfvertrouwen van de jongeman wat te versterken, liet hij het schip over aan Richard. Hij pakte een Magellan GPS, las hun positie af en tekende die in op de kaart - meer om een beetje te oefenen dan omdat het nodig was. Daarna ging hij naar de kombuis en maakte een salade klaar. Als dochter van een restauranteigenaar zou Auria waarschijnlijk gewend zijn aan goed eten. Terwijl hij de dressing klaarmaakte - basilicum, wijnazijn, olijfolie van de eerste persing uit een vierliterblik - vloekte hij plotseling hardop. Kort voor zijn bezoek aan de verzekeraar, had hij Rogerton-Smithes dossier kort doorgekeken en Rogerton-Smithes beschrijving van zijn activiteiten kwam overeen met de bevindingen van de tuchtcommissie. Had hij maar wat beter naar de appendix gekeken, naar de lijst van participanten in Rogerton-Smithes ondernemingen. Hij was er nu ineens zeker van: als hij ernaar gezocht had, zou hij daar de naam Rocco hebben aangetroffen. Waarschijnlijk was Rogerton-Smithe een vaste klant geweest van Rocco's restaurant in Newport. Een rijke, deftige man met een groot jacht, en de Lloyd was natuurlijk een solide belegging... Als hij iets dat zo voor de hand lag al gemist had, wat had hij dan nog meer over het hoofd gezien, vroeg Trent zich af. Voor zijn geestesoog verscheen een beeld van de Beau Belle, die op hen lag te wachten. Op de zeebodem. Lokaas. Terwijl hij vanuit zijn kajuit naar de kombuis liep, rekte Marco zich uit en geeuwde. Hij keek naar Trent, die aan de kaarten tafel zat en grinnikte: 'Goeie dag schipper, hoe gaat het ermee? Ik ben een beetje laat geloof ik.' Hij gaapte nog eens en krabde over zijn borst. 'Het was feest in Kemp's Bay - wauw, wat een nacht. Koffie?' Trent zei: 'Graag,' en keek naar buiten, naar Richard die in de stuurhut stond. De zon stond nu al behoorlijk hoog. Het gezicht van de accountant droop van het zweet en onder zijn oksels ver schenen donkere plekken op zijn dikke katoenen overhemd. Trent haalde een lichtgewicht katoenen broek en een wijdval lende bloes uit zijn kajuit en legde ze op de eettafel. Daarna keek hij opnieuw op de Magellan. Hij zei tegen Richard dat hij even mee naar beneden moest komen, zette de helmstok vast en liet Richard zien hoe hij de lengte- en breedtegraden van de Magellan moest aangeven op de kaart. Marco kwam met mokken koffie uit de kombuis en lachte toen Trent met zijn hand aangaf dat hij ze gewoon op tafel kon zetten.'Ja, ik weet het,' zei hij, 'catamarans gaan niet scheefhangen dus de koppen kunnen niet van tafel vallen. Ga nou alleen niet de missionaris uithangen, schipper. Ik ken de argumenten en ik wil me graag bekeren. Ik bekeer me wel hoor.' Terwijl hij naar de stuur- hut liep, gaf hij Richard even een kneepje in zijn schouders. 'Hoe gaat het Rikki, ouwe reus? Ben je een nieuw vak aan het leren?' Op een jacht heb je weinig privacy en Trent hoorde hoe Mare naar voren liep om zijn zuster goedemorgen te zeggen, en zijn protest toen ze zei dat hij haar met rust moest laten. 'Hé, kom op zusje. Ik heb alleen maar wat plezier gemaakt.''Je doet nooit iets anders,' zei Auria. Er viel een stilte. Ze hoorden het zachte geluid van Marco's voetstappen op het dek en gebons toen hij in de stuurhut sprong. Hij gaf Trent een vette grijns: 'Zal ik het roer een tijdje nemen?' 'Houd een beetje afstand van het rif,' zei Trent. Richard vroeg of hij de kaart van het Old Bahama Channel en de Cubaanse kust mocht bekijken en Trent haalde hem uit een van de laden. Terwijl Richard de kaart bestudeerde, zocht Trent in Deel I van de Admiralty's West Indies Pilot naar de hoofdstukken die betrekking hadden op dit gebied. 'Er is een sterke stroming langs de kust en er staat meestal een noordoostelijke wind,' zei hij terwijl hij Richard het boek doorgaf. Richard las snel en het was duidelijk dat hij begreep wat hij las,want hij keek tijdens het lezen regelmatig op de kaart.'De Pilot is nuttig als een soort algemene gids, maar hij is geschreven voor grote schepen, dus veel ervan is op ons niet van toepassing,' zei Trent. 'De stroming zou problemen kunnen geven,vooral als we terugvaren naar de Golden Girl.' Met behulp van Trents passer mat Richard de afstand tussen de rand van de Great Bahama Bank en de Cubaanse kust. 'Twintig zeemijl.' 'Met een rustige zee en matige wind, twee uur,' zei Trent. 'De Cubanen zullen het gebied in de gaten houden. We moeten voordageraad weer terug zijn en dan liefst ook ver uit de buurt van Lobos Cay.' 'Hoe heb je Auria eigenlijk ontmoet?' vroeg Trent terloops.'De verzekeringsmaatschappij heeft haar het adres van mijn moeder gegeven. Het leek me verstandig om hier naartoe te vliegen...'En nu was hij verliefd en moest hij misschien onder ogen zien dat zijn vader de Beau Belle tot zinken had gebracht, of misschien nog wel iets ergers, iets dat heel veel erger was. Trent zei: 'Op de eettafel liggen een paar kleren. Ik denk dat je die in deze hitte veelprettiger zult vinden.' Marco stond ontspannen met zijn rug naar de helmstok en was de catamaran aan het uitproberen. De wind was verder naar het noorden gedraaid en Trent stelde de schoten wat bij. Daarna liep hij naar voren en hurkte neer naast Auria, Hij keek naar de zee die langs de gladde witte boeg stroomde. Trent zei: 'We zullen vannacht twee mensen nodig hebben in de Zodiac. Richard kan niet duiken en Marco moet hier blijven om de Golden Girl te sturen.' Auria keek op uit haar boek en keek Trent even recht in de ogen. 'Ik dacht dat ik alleen maar mee moest om de cheques te tekenen.' 'Doe niet zo dom. Over een uur ga ik voor anker zodat we een proefduik kunnen maken en met de magnetometer kunnen oefenen.' Trent en Auria doken vanaf de Zodiac. Ze zaten op de ronde, canvas drijver, drukten hun duikbrillen stevig aan en tuimelden achterover in het heldere water. Trent keek hoe Auria wat lucht uit haar trimvest liet ontsnappen zodat het gewicht van de lood- gordel niet meer gecompenseerd werd. Zodra ze een negatief drijfvermogen had bereikt, zweefde ze naar beneden - door koraalvalleien die dik begroeid waren met sluiers van witte kant. Trent greep haar beet en hield haar een ogenblik vast terwijl hij aangaf dat ze niet haar zwemvliezen maar haar ogen moest gebruiken. Vissen zo klein en blinkend als saffieren schoten door de sluiers; kleine wolkjes wit poeder schoten op waar papegaaivissen hun bek in het koraal stootten; rode snappers dwarrelden om hen heen als vallende bladeren; een kleine rog zweefde boven het zand en uit een spleet in de rotsen wuifden de benige voelsprieten van een kreeft. Met zijn gehandschoende hand greep Trent de kreeft beet en duwde hem in zijn duiktas. Auria was al aan de andere kant van een koraalhoofd. Iets verderop, dertig centimeter onder de oppervlakte, hing een bewegingloze, staalgrijze barracuda. Hij keek hoe de luchtbellen rustig uit Auria's persluchtautomaat* omhoogrezen. Op deze diepte was ze een goede en zelfverzekerde duiker die haar lucht niet verkwistte, maar er ook niet overdreven zuinig mee was. Als het duiken naar de Beau Belle moeilijker werd dan hij verwachtte, zou hij haar meenemen naar de rand van de kliffen om te zien hoe ze zich hield op grotere diepte, maar op dit moment was hij tevreden. Hij zag een tweede kreeft in een rotsspleet zitten en terwijl hij ernaartoe zwom, zag hij in de schaduw van een overhangende rotspunt een kleine haai. Nadat hij nog twee kreeften had gevonden, gaf hij Auria een teken dat ze terug moesten naar de Zodiac. Hij hing zijn luchtfles aan een van de handvatten van de Zodiac,hees zich omhoog, werkte zich over de drijver de boot in en pakte haar luchtfles aan. Ze greep zijn polsen vast, liet zich naar beneden zakken en met behulp van het draagvermogen van het water en een paar stevige slagen met haar zwemvliezen, schoot ze omhoog. Ze trok haarwetsuit uit en haar gebruinde lijf schitterde in het felle zon licht. Ze had haar glimlach weer terug en straalde jeugd, energie en enthousiasme uit. 'Oh, wat was dat fijn,' zei ze terwijl ze met haar vingers het zoute zee water uit haar korte, zwarte haar veegde.'Je duikt goed,' zei hij. Hij liet haar de Mercury starten en keek toe terwijl ze terug voer naar de catamaran. Nadat hij de magnetometer en de sensorkabel had ingeladen, legde hij haar met behulp van pen en papier het zoekpatroon uit. Ze oefenden een uur. Auria zat aan het roer terwijl Trent op de Magellan GPS hun positie in de gaten hield. Trent hoorde hoe Marco instructies riep naar Richard terwijl hij met de Golden Girl overstag ging. Ze lunchten onderweg. Terwijl ze over het ondiepe water boven de koraalriffen gleden, zat Richard aan het roer. Trent en Marco speurden de zee af om te verhinderen dat ze op een koraal hoofd zouden varen. Marco zat voorin bij de boegen en Trent zat op het dak van de kajuit. Ze hadden polaroid zonnebrillen op, maar zelfsmet de zon hoog in de lucht, konden ze alleen de koraalhoofden zien die nauwelijks onder water lagen - en die alleen als vage bruine vlekken. De Cubaanse patrouilleboot lag voor anker aan de lijzijde van een klein, door mangroven omzoomd eilandje. De palmbomen op het eilandje zorgden ervoor dat de boot vanaf zee niet te zien was, en nu het donker werd, was de boot nauwelijks zichtbaar, niet meer dan een laag, donkergrijs silhouet. De jonge luitenant-ter-zee geeuwde en rekte zichzelf uit terwijl hij over de trap naar de stuurhut liep. De Marine Inlichtingendienst had naast de kaartentafelen radiopeiler geïnstalleerd en een marconist zat met beide handen op de bedieningsknoppen over het scherm gebogen. Door zijn koptelefoon kon hij de geluiden om hen heen niet horen en ,hij schrok toen de luitenant hem op zijn schouder tikte. Hij keek leven op, richtte zijn blik toen weer op het scherm en wees op een stipje. 'Ze bewegen, luitenant. Ze varen nu langs Lobos Cay.' De vuurtoren van Lobos Cay was meer dan veertig meter hoog en stond op een stuk wit koraal, meer dan dertig kilometer van het dichtstbijzijnde land. Direct voorbij de vuurtoren lag het meer dan negenhonderd meter diepe Old Bahama Channel. Terwijl het donker werd, voer de Golden Girl voorzichtig het kanaal op. De zee was donker en onrustig. De Golden Girl was Trents huis en zijn enige bezit. In de achttien maanden dat Trent de catamaran nu in eigendom had, had hij haar nog nooit door iemand anders laten varen. Nu liet hij het aan Marco over om een koers uit te zetten en het schip dwars over de drukke scheepvaartroutes te sturen. De Amerikaan was in zijn element, ontspannen en vol zelfvertrouwen. Met zijn benen wijduit elkaar stond hij met zijn rug naar de helmstok terwijl zijn stevige, gespierde lijf meedeinde met het ritme van de golven. Richard stond tegen de wand van de kajuit door zijn verrekijker te kijken en hield het handkompas gereed om de koers aan te ge ven op het moment dat Marco hem daarom vroeg. Omdat hij hen niet wilde storen, ging Trent maar bij Auria bij de boeg zitten. Terwijl het om hen heen nacht werd, keken ze hoe een grote tanker het kanaal opvoer. Het schuim spatte op langs haar boeg als branding tegen een zwarte klif. Op de top van de kliftorend en de brug en de bemanningsverblijven. Trent voelde hoe Marco hun koers iets verlegde om de golven in het kielzog van de tanker beter op te vangen. De t wee boegen van de catamaran werden hoog opgetild en de fok klapperde toen de wind uit het zeil genomen werd. Toen dook de catamaran van de golf af en met een scherpe knal, het leek wel een geweerschot, kwam het zeil weer strak te staan. Trent keek op zijn horloge. 'Laten we koffie gaan drinken.' Hij zat aan de kaartentafel om alles nog een keer na te lopen. Met de Magellan kon hij hun positie tot op vijftien meter nauwkeurig bepalen en hij had een rendez-vous uitgekozen dat viereneenhalve kilometer buiten de Cubaanse wateren lag. Marco zou het kanaal opkruisen en na twee uur weer terug zijn. Als ze er niet waren, zou hij daarna om het uur weer opnieuw terugkomen. Als ze na vijf uur niet terug waren, zou hij met de Golden Girl naar Lobos Cay zeilen en daar wachten tot de volgende nacht. De rendez-voustijden waren dan 03.00 en 04.00 uur. Als ze op de tweede nacht ook niet op het rendez-vouspunt verschenen, zou hij terugvaren naar Andros en aan de autoriteiten melden dat Trent en Auria met de Zodiac langs de rand van de Great Bahama Bank waren gaan vissen en da t hun buitenboordmotor het waarschijnlijk had begeven.'Tien minuten,' riep Marco zachtjes. Trent en Auria stonden bij de lijnen waarmee de Zodiac in de boeg davits hing. Richard zat over de bakboord schootlier gehurkt. 'Klaar om te wenden!' waarschuwde Marco en gooide het roerom. Richard liet de schoten vieren en de zeilen klapperden terwijl de Golden Girl in de wind kwam te liggen.'Los!' zei Trent tegen Auria en de bodem van de Zodiac sloeg tegen het zeeoppervlak. 'Erin!' Marco riep: 'Veel geluk!' maar terwijl hij van hen wegstuurde,bolden de zeilen van de Golden Girl al op. Het was tien minuten naar het gebied waar ze gingen zoeken enterwijl ze de rand van het rif overstaken werd de zee plotseling even ruig. Voor hen lag een bleke witte streep van opschuimende branding en in het oosten wierp de maan haar eerste zilveren stralen op de verre horizon. Trent zag nu ook, laag boven het water,de donkere schaduwen van de wadden anderhalve kilometer voorde kust. Hij keek op de Magellan en verlegde hun koers met een graad naar stuurboord. Ze bereikten de lengtegraad die de Cubaanse kant van het zoek gebied markeerde en hij zette het gas laag en liet de boeg naar stuurboord zwenken. Terwijl Auria het roer overnam, liet Trent de sensorkabel over de boeg vieren. Met zijn linkerhand hield hij de Magellan vast en met zijn rechterhand gaf hij Auria de koers aan. Ze bereikten de lengtegraad van hun eerste zoekgang. Auria duwde het roer om en stuurde de Zodiac in de richting van de vuurtoren. Terwijl hij zich concentreerde op de twee cijferreeksen op het LCD-scherm - magnetisch veld e n diepte - telde Trent de seconden af. Hij had berekend dat iedere zoekgang 240 seconden zou moeten duren en hij gebruikte de Magellan om te controleren dat ze het zoekgebied waren overgestoken voordat hij naar Auria gebaarde dat ze de Zodiac 180 graden naar stuurboord kon wenden. Ze staken de zuidelijke grens van het zoekgebied opnieuw over, voeren naar de tweede lengtegraad die ze hadden uitgekozen en voeren opnieuw in de richting van de vuurtoren. Iedere cirkel nam elf minuten in beslag. De zee was glad, er stond nauwelijks wind. Niets aan de hand. De maan kwam op, een bleke gele schijf, en terwijl ze weer naar de Cubaanse kust voeren, zag Trent dat Auria's mond strakgetrokken was van concentratie. Halverwege de zevende zoekgang sprong de magnetometer plotseling naar vijf gamma's. Trent drukte op de knop van de Magellan om hun positie in het geheugen op te slaan, sloeg op de zijkant van de Zodiac om Auria aan te geven dat ze de motor moest afzetten en gooide het kleine Danforth-anker overboord. De magnetometer stond alweer in zijn gewone stand. Vijf gamma's op een diepte van vijfeneenhalve meter - als het de Beau Belle was, dan lag ze op zijn minst zeventig meter aan bakboord van de sensor. Hij trok zijn zwemvliezen aan, zette zijn duikbril op, pakte een lamp en gleed de zee in. De kabel lag net onder de oppervlakte - als een reusachtige zeeslang. Hij zwom erlangs, zette de lamp aan en liet de brede straal over het zand schijnen. Er was niets te zien en hij zwom naar een plat koraalhoofdje toe. Grijze vissen zwommen snel weg uit de schaduw en schoten door de bleke lichtbundel van de lamp. Achter het koraalhoofd werd een langgerekte, duistere vorm zichtbaar en terwijl de opwinding door hem heen kolkte, wierp Trent zijn benen omhoog en dook naar beneden. Hij zwom zo dicht over de bodem dat het zand met kleine wolkjes van de zeebodem kwam. De duistere, gladde vorm doemde voor hem op uit het duister. Hij was er, en zijn lamp bescheen de zijkant van een glad afgesleten granieten richel die als een dode walvis half begraven lag in het zand. Terwijl hij langs de flank van het rotsblok naar boven zwom, klemde de teleurstelling zijn keel dicht. Voorbij de rots strekte de zeebedding zich uit in het bleke licht van zijn lamp, zo leeg als de woestijn. Trent steeg naar boven en zwom terug naar de sensor. Terwijl hij naar beneden keek, zag hij in de schaduw van het koraalhoofdje iets dat door het overhangende gesteente voor hem verborgen was gebleven toen hij vanuit de andere richting was komen aanzwemmen. Hij dook en vond een geknapte ketting en een groot vissersanker dat klem zat onder de rand van het koraal. Hij draaide zich op zijn rug en steeg opnieuw naar de oppervlakte. Scherp afgetekend tegen het bleke schijnsel van de maan op het wateroppervlak, zag hij een ogenblik lang de kogelvormige gedaante van een haai. Hij dook onmiddellijk naar beneden, en terwijl hij het aantal slagen van zijn zwemvliezen telde, zwom hij snel in de richting van de Zodiac. Hij klemde zijn lippen stevig om het mondstuk van zijn snorkel om maar geen enkel beetje lucht te laten ontsnappen en terwijl hij zo stijf en bewegingloos als een stuk dood hout naar boven zweefde, zocht hij met zijn lamp naar de Zodiac. Hij moest nu vooral het wateroppervlak niet te veel in beweging brengen. Meteen toen zijn hoofd in de open lucht kwam, blies hij het water uit zijn snorkel, vulde zijn longen en dook weer onder. Hij kwam nog twee keer boven en toen hing de Zodiac plotseling boven hem. Hij kwam aan bakboordzijde boven water, zocht met beide handen naar het handvat en zwaaide met één beweging zijn rechterbeen over de drijver. Hij lag een ogenblik plat op zijn buik en probeerde zijn ademhaling tot rust te brengen. Toen keek hij op naar Auria die achter in de boot gehurkt zat. 'Sorry, een oud anker.' Ze begonnen weer baantjes te trekken. De maan stond hoog in de hemel en de nacht was drukkend en zwoel van de stank van de wadden. De vuurtorens wierpen voortdurend hun speren van licht over de grijze contouren. Door zijn duik hadden ze een hoop tijd verloren en hij zei tegen Auria dat ze op de kustwaartse zoekgang wel wat sneller kon gaan varen. Ze draaide de gashendel te ver open en de Zodiac sprong vooruit en werd meteen weer afgeremd door het gewicht van de sensorkabel. Terwijl Trent naar voren viel, zag hij hoe de dieptemeter naar negentig meter zakte, met een afwijking van twintig gamma's op de magnetometer. Hij smakte tegen de instrumenten en drukte tegelijkertijd op de geheugenknop van de Magellan. De stand van de meters sloeg nergens op. Hij greep de randen van de boot vast en keek aandachtig naar het LCD-scherm. Hij gebaarde naar Auria dat ze het gas laag moest zetten. Hier was de zee weer zes meter diep, maar de magnetometer gaf nog steeds een afwijking van zes gamma's aan. In water van zes meter diep was dat nog geen kwart van de afwijking die een schip als de Beau Belle zou moeten veroorzaken en hij had al een keer eerder een vergissing gemaakt door naar dat oude anker te gaan duiken in plaats van op Skelly's grafiek te vertrouwen. Waarschijnlijk had de plotselinge acceleratie de meter beïnvloed. Negentig meter, dat was onzinnig. Hij gaf Auria een teken dat ze terug moest varen. 'Rustig aan...' Aan de lijzijde van het eilandje, beschermd tegen de wind en de lichte deining, lag de patrouilleboot te wachten - zo stil als een barracuda. De dienstdoende marconist zat scheef voor de radiopeiler zodat de luitenant het scherm ook kon zien. Zo stil en bewegingloos als twee voyeurs bij een slaapkamerraam, zagen ze het lichtpuntje ronddraaien in steeds kleinere cirkels. De marconist, die nu al zes uur aan zijn apparaat zat, rekte zich uit om de stijfheid in zijn schouders wat te verminderen, draaide zich halfom en zei tegen de officier: 'Het lijkt erop dat ze iets gevonden hebben.' Terwijl hij Auria aanwijzingen gaf, hield Trent de meters zorgvuldig in de gaten. De dieptemeter liet een formatie zien die hem deed denken aan een blikje bonen waarvan het deksel naar binnen was gedrukt terwijl het aan één kant nog vastzat. Het blikje had een middellijn van ongeveer zestig meter en op het diepste punt was het deksel negen meter naar beneden geduwd. Op een punt onder aan de helling gaf de dieptemeter alleen maar negens aan; zo'n enorme diepte dat hij het niet meer aankon. Het leek wel alsof er een lek in de vloer van de oceaan zat. Hij zwaaide naar Auria dat ze de motor kon afzetten en wierp het anker uit. Terwijl hij de sensorkabel binnenhaalde, hurkte Auria naast hem neer. 'Hebben we het schip gevonden?' De afwijking was minder dan hij had verwacht. Hij zei: ik weet het eigenlijk niet. De zeebodem loopt hier schuin af. Wat het ook mag zijn, het ligt minstens vijftien meter diep. Ik neem een luchtfles mee.' Hij zou maar een paar minuten weg zijn en nam daarom geen trimvest mee. Hij deed zijn loodgordel om, hing de luchtfles op zijn rug en trok zijn zwemvliezen aan. Hij ging op de drijver zitten, spuwde in zijn duikbril, stopte de persluchtautomaat in zijn mond, en liet zich toen met een lamp achterover de zee in vallen. Hij klaarde en zwom naar beneden. Na zes meter bereikte hij de zeebodem. De rand van wat hij zich had voorgesteld als een deksel lag vlakbij. Hij zweefde naar voren en keek over de scherpe rand van een steile afgrond, groenig-wit in het licht van de lamp. Dit was precies wat hij zich in de Zodiac had voorgesteld. Hij keek in iets dat in het Caribische gebied een 'blauw gat' werd genoemd. Er waren er honderden. Pepito en hij hadden ooit een weekeinde doorgebracht met duiken in een van de meest bekende, net buiten de kust van Belize, met een middellijn van meer dan anderhalve kilometer en een diepte van tweehonderdvijftig meter. De gaten werden gevormd door zoetwaterbronnen diep onder de grond die langzaam de zachte kalksteen uitsleten totdat uiteindelijk het dak instortte. Te oordelen naar de scherpe randen had dit dak het nog maar betrekkelijk kort geleden begeven. Hij zwom lang de wand naar beneden, klaarde opnieuw, en vond een stuk van een houten mast dat ondersteboven, maar wel rechtstandig, in het water dreef. De mast was met een touw verbonden aan een verwarde massa staaldraad en zeildoek onderaan de 'V'-vorm van de afgrond. Het jacht zelf kon hij niet zien. Hij zwom een eindje opzij en scheen met zijn lamp onder de kluwen. Een ogenblik lang begreep hij niet wat hij zag, maar toen besefte hij dat de versplinterde planken die hij zag, deel uitmaakten van de boeg van het jacht. Het zat vastgeklemd tussen het dak van de grot en een richel die uit de steile wand stak. De rest van het jacht zat onder het dak en dat verklaarde waarschijnlijk waarom de afwijking op de magnetometer zoveel kleiner was dan hij had verwacht. Hij vroeg zich af of het dak van de grot was ingestort door het gewicht van het jacht of door een aardschok. Hij herinnerde zich dat hij ooit gehoord had dat zich in dit deel van het Caribische gebied iedere dertig uur een lichte aardschok voordeed. Hij zwom een eind langs de wand en vond datgene wat hij zich had voorgesteld als een afvoergat waar de stop uit was getrokken. Terwijl het dak naar beneden zakte, was het tegen een uitstekende rotspunt aangebotst en was er een hoekje uitgeslagen, waardoor er nu een open gat van ongeveer twee vierkante meter in zat. Om het gat later weer terug te kunnen vinden, liet hij de lamp achter bij de opening. Auria leunde over de rand van de Zodiac. Het zou wreed zijn geweest om zelfs maar een seconde te wachten met het goede nieuws en daarom stak hij, terwijl hij door de waterspiegel brak en zijn persluchtautomaat uitspuwde, al zijn duim omhoog. 'Het schip ligt er.' Het maanlicht leek nu heel helder en toen hij zijn duikbril omhoog schoof, zag hij de opwinding in haar gezicht. Hij zei: ik kan niet veel zien omdat de tuigage in de weg zit. Ik heb een nieuwe lamp nodig, en wat andere spullen.' Ze pakte zijn luchtfles aan en hij hees zichzelf in de boot. Hoewel hij maar vijf minuten onder water was geweest, pakte hij toch een nieuwe fles en deed hij zijn trimvest aan. Hij gespte de Phoenix- duikcomputer om zijn pols en nam een harpoen mee, plus een koevoet, een lamp, een onderwater-Nikon en een stuk lichtgewicht touw. Auria was haar duikuitrusting aan het klaarmaken, maar hij zei haar daarmee op te houden. Ze moest in de boot blijven - in ieder geval tot hij wist wat er onder het dak zat. Om te zorgen dat ze dat ook werkelijk zou doen, maakte hij lijnen vast aan de twee reservelampen en liet ze overboord zakken. Hij zei: 'Als ik één ruk geef, laat je de lijn vieren. Als ik twee keer trek, haal je de lijn in. Ik ga wat van die rommel wegruimen. Als ik daarmee klaar ben, kun je ook komen.' Hij was al weg voordat ze een antwoord kon geven. Hij stelde de duikcomputer in, liet wat lucht uit zijn trimvest ontsnappen en zwom naar de zeebodem. Hij nam de tijd, lette nu al zorgvuldig op zijn tempo. Hij trok kort aan beide lijnen en trok de twee lampen met zich mee over de rand. Hij liet de twee lampen door het gat zakken en bevestigde de derde aan een uitstekend stuk kalksteen direct boven het gat, zodat hij straks de weg terug zou kunnen vinden. Toen hij zichzelf met zijn hoofd naar voren door het gat heen trok, schraapte zijn luchtfles tegen de rand en zijn schouders schuurden tegen de rots, maar toen was hij erdoor. Om zijn ademhaling tot rust te brengen, hield hij zich vast aan de rand van het gat en telde langzaam af terwijl hij op zijn duikcomputer keek - drieëntwintig meter, drieentwintig minuten duiktijd voordat hij met de decompressie moest beginnen. Hij maakte de lijn die hij om zijn middel had gewikkeld, los en bevestigde het ene uiteinde aan de rots naast de lamp. Het andere uiteinde bond hij om zijn loodgordel. Hij schoot de rest van het touw losjes op en hing het om zijn linkerpols. Hij zwom dicht langs de muur; het dak hing maar een paar meter boven hem. Hij zwom langzaam, met de harpoen in zijn rechterhand en de twee lampen en de koevoet bungelend aan zijn rechterpols. Met zijn andere hand hield hij de lamp vast. De straal sneed door de duisternis voor hem en cirkelde rond als hij weer een lus touw van zijn pols liet zakken. En toen viel de straal op de Beau Belle. Het jacht zat klem tussen twee grote kaken van kalksteen: tussen de muur en het ingezakte dak. Het schip hing schuin naar beneden, in een hoek van veertig graden, en hoewel het voorschip klem zat, waren de stuurhut en de achterkajuit daarom ongedeerd gebleven. Het zag er ongelooflijk penibel uit. Het schip hing grotendeels in het niets en werd alleen maar tegengehouden door het platgedrukte houtwerk in de boeg. Het moest een prachtig jacht zijn geweest, ouderwets, met veel gevernist teakhout en koperbeslag. Dat laatste was nu bedekt met een dikke laag patina. Delen van de twee afgeknapte masten dreven tegen het dak van de grot en het touwwerk hing om de boot als de flarden van een gescheurd spinnenweb. Trent zwom voorzichtig langs de boot naar het dek. Hij maakte zijn veiligheidslijn vast aan een kikker op het dek en hing een lamp aan een van de stutten van het zonnescherm. Aan de stomp van de bezaansmast zat nog een korte giek met een netjes opgevouwen zeil eromheen. Hij hing de tweede lamp aan het uiteinde en zwaaide de giek buitenboord, duwde wat loshangend want opzij en zweefde over het dek naar de reling aan de andere kant van het jacht. De zaklantaarn scheen over de romp en hij zag wat hij al had verwacht: net onder de waterlijn, twee meter uit elkaar, zaten twee grote gaten. Er staken grote splinters teakhout naar buiten. Het licht uit Trents lantaarn scheen door de gaten en viel op de grote dieselmotor. De machine was nauwelijks beschadigd. Als de gaten door projectielen waren gemaakt, zou het ding aan flarden zijn geslagen en de houtsplinters zouden naar binnen hebben gewezen. Hij maakte een foto van de beide gaten en zweefde toen omhoog naar het dek naast de deur van de stuurhut en keek op zijn duik- computer. Nog veertien minuten totdat decompressie noodzakelijk werd. De zaklantaarn scheen over het interieur van de stuurhut. Een groot koperen kompas in zware kompasbeugels stond voor een gevernist roerwiel; ook de bedieningsknoppen en -hendels waren uitgevoerd in zwaar koper. Aan bakboord van het stuurwiel stond de kaartentafel, en het radarscherm hing daar recht boven. Aan stuurboord leidde een trap naar beneden, naar het voorste stel hutten. Tegen de achterwand stond een brede gestoffeerde bank, met aan weerszijden daarnaast een deur: de ene gaf toegang tot de machinekamer, de andere tot de kombuis en van daaruit weer tot de salon. De voorste hutten waren waarschijnlijk bestemd geweest voor de bemanning. Richards vader zou er in ieder geval zijn bagage in opgeslagen hebben; tijdens de overtocht zou hij waarschijnlijk in de stuurhut geslapen hebben. Dus als Hewett iets zwaars bij zich had gehad, dan zou hij het hebben opgeslagen in de hut van de eigenaar, die achter de stuurhut en onder de salon lag. Trent probeerde of de deur van de stuurhut openging. De koperen deurknop draaide wel, maar de deur zelf zat muurvast. Trent probeerde niet de deur te forceren, maar zwom weer terug naar het dek achter de stuurhut en de glazen deuren die toegang gaven tot de salon. Hij sloeg het glas kapot met de koevoet, en nam de tijd om alle scherven uit de sponning te slaan zodat ze zijn wetsuit niet aan stukken zouden rijten. Ieder stukje glas dat op het dek viel, deed slib opwolken. De kleine wolkjes dreven door het water naar boven. Trent haakte de lamp los van de stut van het zonnescherm en dreef door de deur. Hij bewoog zich heel voorzichtig om het water niet nog modderiger te maken. De bekleding van de stoelen en banken was volledig vergaan, net zoals het tapijt. Overal zaten wormgaatjes en in het lamplicht dansten een paar kleine kreeftjes op en neer. Hij bevestigde de lamp boven aan de trap naar de hut van de eigenaar. De trap maakte een bocht van 160 graden en aan de voet van de trap lag een klein halletje. Hij zonk met zijn hoofd naar voren langs de trap naar beneden. In een vergeefse poging om het water zo weinig mogelijk in beweging te brengen, trok hij zichzelf langs de leuning naar beneden. Hij draaide de koperen deurknop om en trok zachtjes. Hij trok harder, maar het hout van de deur was opgezwollen en de deur werd nu dichtgeklemd. Deze paar kleine bewegingen deden al aardig wat slib opwolken, en de angst om in een kleine ruimte niets meer te kunnen zien, knaagde aan zijn zelfvertrouwen terwijl hij zijn koevoet onder de rand van de teakhouten deur wrikte. Hij zette kracht en de deur sprong open. Grote gasbellen die gevangen hadden gezeten in de ruimte daarachter, knalden langs zijn duikbril en smeten hem naar achteren zodat hij ruggelings tegen de trap viel terwijl dikke groene tentakels vanuit de open deur het halletje binnen stroomden. Iets greep hem van boven vast. Het was koud en glibberig. Het was onzichtbaar en het zat op zijn schouders. Het spoelde slijmerig over zijn duikbril, klemde zich om zijn bovenarmen en trok aan zijn luchtslang. Trent vocht tegen de gruwelijke omhelzing. Hij liet de koevoet vallen en greep de harpoen. Terwijl hij terugvocht deden zijn zwemvliezen zoveel slib opwolken dat het water in het kleine halletje in een paar seconden een dikke soep werd. Hij zag niets meer en het monster dat hem in zijn greep had, wat het dan ook mocht zijn, zette nog meer kracht en kronkelde over zijn borst en zijn luchtfles, zodat zijn bovenlichaam helemaal bedekt werd door de slijmerige plooien. Hij struikelde achteruit, draaide zich om terwijl hij nog steeds gevangen zat in de greep van het monster en sprong wanhopig naar de trap. En daar, in het licht van de lamp, zag hij vlak voor zijn gezicht twee dreigend opengesperde kaken. Messcherpe tanden lichtten groenig op - zo dichtbij dat hij kon zien dat er een scherfje uit een van de tanden was. Trent werkte moeizaam zijn rechterarm omhoog en ramde zijn harpoen tussen de kaken. Hij vuurde en de kop sprong uit elkaar. Bloed wolkte door de soep en het dikke lijk van een grote, onthoofde moeraal glibberde langzaam uit een kast naast de trap. De onzichtbare tentakel trok weer aan Trents pols. Een plotseling besef van herkenning brak door zijn angst heen en hij vocht om zijn adem weer in bedwang te krijgen. Hij hield zich stil en telde af terwijl zijn hartslag langzaam daalde. Toen tilde hij voorzichtig de rand op van het vel plastic dat om hem heen gewikkeld zat. Hij wilde naar buiten. Naar open water. Veilig boven het dak van de grot, in helder water waar de maan en de sterren een zilveren gloed op het oppervlak wierpen en van waaruit hij de geruststellende donkere schaduw van de Zodiac kon zien. Dat wilde hij meer dan alles wat hij ooit tevoren in zijn leven gewenst had. Maar het stuk plastic was alleen maar een aanwijzing, net als de dikke groene soep. Hij moest bewijs hebben. Hij laadde de harpoen en keek op de duikcomputer: nog drie minuten tot decompressie... Hij duwde zich de vloeibare spinazie in en tastte blindelings langs het houtbeslag aan de muren. Hij vond de eerste patrijspoort en schroefde de klem los. Nog een patrijspoort aan die kant en toen stak hij de hut over naar stuurboord en vond de andere twee. Het heldere water dat door de patrijspoorten stroomde, werd onmiddellijk ondoorzichtig. Hij vond de deur weer terug en hijgde toen hij het lijk van de moeraal onder zijn ene zwemvlies voelde rollen. Hij zwom langs de trap naar boven, met een spoor van plantaardig materiaal achter zich aan. Grote bellen gas duwden lillend tegen de witte verf op het dak van de salon. Terwijl hij door de deur naar het achterdek zwom, schakelde de duikcomputer over op decompressie. Hij werkte zich snel langs de stuurhut naar boven en sloeg met zijn koevoet alle ramen kapot - van de salon, de kombuis en de stuurhut, zodat de stroming de binnenkant van het jacht zou schoonspoelen. Hij schakelde de twee lampen uit en trok zichzelf snel langs de veiligheidslijn naar de ingang van de grot. Terwijl zijn zwemvliezen door de duisternis maalden, leek het groenblauwe schijnsel van de lamp die hij bij de ingang had achtergelaten, uitnodigend naar hem te wenken. Hij schakelde de lamp uit en zweefde langzaam langs de helling van het verzakte dak naar boven. Hij zwom nu in het zwakke schijnsel van de maan, dat weerkaatst werd door de kalksteen. Nu het zicht weer goed was en hij weer in open water zwom, sijpelde de angst langzaam weg. Hij moest even de automaat met zijn hand in zijn mond houden omdat zijn kaakspieren verslapten. Hij lag op de kalksteen en keek hoe de duikcomputer de minuten van zijn decompressieperiode wegtikte. Daarna steeg hij weer drie meter en zag dat er een scheur in het dak van de grot zat. Van het hoogste punt af gerekend, zat de scheur ongeveer ter hoogte van een derde van de rotsplaat, en hij liep zover door als Trent, met een zicht van niet meer dan negen meter, kon zien. Bij de scheur was het dak van de grot licht geknikt, zodat de bodem een wijde hoek maakte. Het dak bleef alleen nog maar intact vanwege de druk van zijn eigen gewicht. Hij stelde zich voor hoe een aardschok de scheur verbreedde: het dak zou vanuit het midden doorbuigen en daarna langzaam naar de bodem zakken. De Beau Belle zou eronder verpletterd worden. Nog drie minuten wachten. Hij lag op de kalksteen en dacht na over de Beau Belle. Zijn zaklantaarn was uit, de naar boven drijvende luchtbellen vormden in het maanlicht een zilveren keten. Over twintig minuten zou Marco op het rendez-vouspunt zijn. Ze hadden nog ruim de tijd.