6

 

Hij dacht dat hij aan het hallucineren was, dat er iets mis was met de luchtfles. Het trillende gevoel kwam weer terug en alles begon er ook weer wazig uit te zien. Dit keer klonk er daarna een zwaar schrapend geluid zowel boven als onder hem. Toen klonk er plotseling een hard gekraak en het dak van het blauwe gat werd losgescheurd door de aardbeving. Tienduizend ton kalksteen duwde de Beau Belle naar de bodem van de grot. Het water in de grot werkte als een hydraulische rem en het losgebroken dak zakte daarom slechts langzaam, maar wel gestaag, naar beneden. Binnen in de machinekamer was nauwelijks te merken dat de boot aan het zinken was en terwijl hij wachtte totdat de Beau Belle aan het eind van de twee lijnen kwam die hij aan de koraalhoofden op de zeebodem had bevestigd, keek Trent naar de dieptemeter om zijn pols: 23,24,25,26,30,31,35, en toen een schok toen het touw strak kwam te staan. Omdat het aan één kant werd tegengehouden door de Beau Belle, brak het dak van de grot doormidden over de scheur die er al dwars overheen liep. Er bleef een rotspunt in de tuigage haken. Het grotere stuk van het rotsdak brak los en zakte, nu het niet langer werd afgeremd door het water, steeds sneller weg. De Beau Belle bleef achter, vastgeklemd tussen het kleinere deel en de rotswand. Terwijl de massieve kalkstenen vijzel het bovenste deel van het schip langzaam fijndrukte, klampte Trent zich vast aan de motor. Hij voelde hoe de eerste lijn knapte en hoe het enorme gewicht de bouten lostrok waarmee de tuigage aan de romp bevestigd was. Het enorme stuk rots was nu weer los en gleed schuin langs de romp als een bord dat in een vijver wordt gegooid. De lijn om de romp kwam strak te staan. Hun diepte was nu 46 meter en de computer gaf zijn eerste waarschuwing. Trent zwom maaiend met zijn zwemvliezen langs de motor naar de voet van de trap. Hij scheen met de lamp omhoog en zag dat de trap geblokkeerd was met zoveel versplinterd houtwerk en verwrongen staal dat een hele ploeg slopers met drilboren er nog niet doorheen zou komen. Hij zat in de val. Hij maakte een soepele bocht en zweefde naar de werkbank. Een kist van goed in de was gezet teakhout onder de werkbank bevatte houtbewerkingsgereedschap. Hij pakte een zaag en een beitel uit de kist en een zware stalen hamer uit de haken tegen de muur, plus de kabel die gebruikt was om de batterij op het dynamiet aan te sluiten. Met drie slagen was hij bij het grootste van de twee gaten in de romp. In het licht van de lamp zag hij dat de Beau Belle in haar touw was gedraaid en nu met haar bakboordzijde tegen de kalkstenen muur hing. Hij sloeg de kabel om zijn middel en bevestigde de uiteinden aan weerszijden van het gat, zodat hij stevig vastgehouden werd terwijl hij aan het zagen was. Toen hij probeerde om van buitenaf door het gat bij de dekplanken te komen, had hij de ergste splinters al weggehaald. Nu zaagde hij langs de nerf in het hout door de planken naar het eerste spant. Hij kende de duiktabellen uit zijn hoofd en wist dat onder de veertig meter de kans dat een duiker zijn verstand verliest, steeds groter wordt. Hij wist ook dat hij op zijn huidige diepte minder dan twintig minuten lucht tot zijn beschikking had en dat hij minimaal tien minuten decompressietijd nodig had. De formule was heel eenvoudig. Hij zou de laatste twintig minuten van zijn leven houtzagend doorbrengen. Hij lachte en er liep wat water langs zijn automaat, zodat hij moest hoesten. Hij stond op het punt om de automaat uit zijn mond te trekken, maar er bleef een splinter in een van zijn knokkels zitten en het gezicht van zijn bloed dat uit de wond omhoog sijpelde, bracht hem met een klap weer bij zijn positieven. Vijf centimeter hoger begon hij opnieuw te zagen, zeven centimeter diep, parallel aan de zaaglijn eronder. Hij hamerde de beitel in de uitgezaagde ruimte, trok hem eruit, en duwde de koevoet in de zo ontstane opening. Hij zette kracht en er brak een klein stukje hout af. Het tweede stuk ging al gemakkelijker. Terwijl hij aan het zagen was, vormde hij zich in zijn geest een beeld van de positie die de Beau Belle op dit moment innam ten opzichte van het nu verdwenen afvoergat in de zeebodem. Zowel het jacht als het koraalhoofd waar het nu aan verankerd was, hadden ten zuiden van de ingang gelegen, het koraalhoofd op tien tot twaalf meter afstand. Dat betekende dat het jacht nu recht onder het verst uitstekende punt van de overhangende rotsklif hing. Dat was een rafelige rand die waarschijnlijk wel tegen het touw had geschuurd, en met iedere verdere beweging van het jacht zou het nog meer schuren. Met de koevoet wrikte hij een vierde stuk hout los en wierp een blik op zijn computer. Hij moest binnen acht minuten uit het jacht zien te komen, maar als hij meteen naar boven zwom zou hij de plotselinge decompressie niet overleven. Hij stelde zich voor hoe de Beau Belle aan een enkel touw hing: 50 meter boven de grotbodem en 42 meter onder de oppervlakte. De reserve luchtfles hing 21 meter naar rechts en 18 meter boven hem. Terwijl hij nog vijf minuten lucht over had, wipte hij een vijfde stuk hout los. Nog één stuk en dan zou hij zich er misschien doorheen kunnen wurmen. De bovenkant van het jacht lag bijna plat tegen de klif, maar onder het gat maakte de romp een schuine bocht in de richting van de kiel. Hij zou zich naar beneden moeten wringen en onder de boeg door moeten zwemmen. Hij probeerde zich een beeld te vormen van iedere noodzakelijke handeling en zag dat hij zijn beide handen vrij zou moeten hebben om zich tussen het hout en de rotswand uit te werken. Er zou geen ruimte zijn voor zijn luchtfles, hij zou hem ook niet achter zich aan kunnen slepen. Hij zou geen enkele vergissing kunnen maken. Het laatste stuk hout schoot los. Hij hing de zaklamp aan zijn pols en maakte de luchtfles los. Hij duwde de koevoet tussen de boeg en de klif, haakte een van zijn benen eromheen en trok eraan terwijl hij diep in- en uitademde en de laatste resten lucht in de tank gebruikte om zijn longen zo vol mogelijk te krijgen. Hij legde de fles op het dek, vlak naast het gat, en met de automaat tussen zijn tanden, duwde hij zijn hoofd en zijn beide armen erdoorheen. Hij duwde tot de ruimte tussen het schip en de rotswand een centimeter of vijf breder werd. Hij dacht eraan om te gaan tellen, zoals hij meestal deed, of om een schietgebedje te doen, maar hij had geen tijd. Nu of nooit. Hij deed de zaklantaarn aan, nam een laatste diepe ademteug, en spuwde de automaat uit. Hij draaide van de ene kant naar de andere en gebruikte zijn ellebogen, schouders en heupen om de Beau Belle van de klif af te houden. Zijn armen, hoofd en schouders kwamen vrij. Een ogenblik lang dreigde het jacht de lucht uit zijn longen te persen. Met veel moeite kromde hij zijn knieën tegen de rotswand en duwde met zijn rug tegen de houten romp. De druk verminderde en hij schoot langs de ronding van de romp, onder de kiel door, en langs de rotswand omhoog. Het wegzakkende rotsdak had het water vertroebeld met zand en kalk. Vierentwintig meter langs de klif en achttien meter omhoog naar de reservefles. Hij zwom met lange, soepele slagen langs de klif. Zijn longen bevatten vier keer zoveel lucht als ze aan de oppervlakte zouden kunnen bevatten. De druk van het water boven hem was zo hoog dat de lucht in zijn longen nu onder een druk stond die twee keer zo hoog was als de luchtdruk in een autoband. Terwijl hij omhoog zwom zou de druk van buiten verminderen. Als hij niet uitademde terwijl hij omhoog zwom, zouden zijn longen ontploffen. Als hij te snel uitademde, zou hij lucht te kort komen en verdrinken. Het zicht was minder dan een armlengte en de kans dat hij de luchtfles zou kunnen vinden, was vrijwel nihil, maar ergens boven hem dreef de geknapte veiligheidslijn die hij tussen het afvoergat en de Beau Belle had gespannen. Het in het water zwevende zand vervormde de lichtbundel van de zaklamp tot een bleke wolk die hem de weg wees langs de klif naar boven. De lucht borrelde op uit zijn mond. Hij telde de slagen van zijn zwemvliezen en keek op zijn duikcomputer hoe diep hij nu zat. Het moest hier ergens zijn, de donkere streep van het touw tegen de bleke klif. Tenzij het touw bij de rand van het afvoergat was geknapt of losgeslagen was van de rotspunt waar hij het aan vastgemaakt had. Vijftig slagen, zestig... Hij kon langs de rotswand blijven zwemmen totdat de zuurstof in zijn longen was uitgeput. Hij kon naar de oppervlakte zwemmen en daar op een pijnlijke manier doodgaan aan caissonziekte. Hij kon zijn mond openen en water inademen. Of hij kon terugzwem- men naar de Beau Belle. Die lijn moest daar ergens zijn. Er zat zoveel lucht in zijn neus dat zijn ogen uit hun kassen dreigden te springen. Zijn longen brandden. Tegelijk met de verbrande zuurstof sijpelde ook de kracht uit zijn benen weg. Twintig seconden, dacht hij. Nog twintig seconden te leven, en om zijn paniek te beheersen, telde hij langzaam de slagen van zijn zwemvliezen. Tachtig slagen, negentig, en terwijl hij vocht om op zijn huidige niveau te blijven, klampte hij zijn lippen dicht op elkaar. Toen zag hij het, onder hem, het uiteinde van het touw. Hij dook naar beneden, maar greep het niet beet omdat hij er nog niet zeker van was dat het nog goed vastzat en bang was dat hij het los zou trekken. Terwijl hij naar beneden zwom, werd hij door de stijgende druk als een tube tandpasta leeggedrukt. Het eerste dat hij zag, was de luchtslang. KALM, schreeuwde hij in zijn hoofd. BLIJF KALM. Met zijn linkerhand pakte hij het draagstel van de luchtfles beet om hem niet te laten wegrollen. Daarna greep hij de slang en volgde die met zijn hand totdat hij de persluchtautomaat te pakken had. Hij drukte met zijn duim op het ventiel om het water eruit te blazen en ramde de automaat tussen zijn tanden. NAAR BENEDEN, schreeuwde hij tegen zichzelf. NAAR BENEDEN, naar de veiligheid van een hogere druk, druk die de belletjes stikstof zou samendrukken die zich nu al in zijn bloed en zijn gewrichten hadden verzameld. Naar beneden, waar hij kon ontspannen, op adem komen en zijn kracht weer terugkrijgen. Naar beneden, op bevel van de duikcomputer. Vijf minuten op vijftien meter, en daarna naar tien meter. Hij vond de rest van de veiligheidslijn weer terug en zwom in zuidelijke richting, naar het touw waar de Beau Belle aan hing. Hij zwom naar de rand van het blauwe gat, sneed de broekspijpen van zijn wetsuit af en op het punt waar het over de rand van de grot hing, duwde hij het neopreen met het heft van zijn mes onder het ankertouw. Hij ontrafelde een kort stuk van de veiligheidslijn en gebruikte de draden om het neopreen op zijn plaats te binden. Toen versterkte hij het gerafelde deel van het touw met een dubbel stuk van de veiligheidslijn. In totaal duurde het 65 minuten voordat de computer hem toestemming gaf om naast de Zodiac boven water te komen. Toen hij zijn duikbril omhoog duwde, woei er een kalme bries in zijn gezicht. De sterke reuk van de kust deed hem naar adem happen. Een mengsel van de geur van palmbomen en mangroven, van zout dat op de zandbanken te drogen lag, en daaroverheen, vanaf de heuvelhellingen, een zweem van rottende bladeren en dennenhars. Hij trok het draagstel van zijn schouders en liet de luchtfles wegzinken. Zijn loodgordel ging dezelfde weg. Hij probeerde twee keer om met een flinke afzet van zijn zwemvliezen uit het water op te springen en over de rand van de Zodiac te komen, maar hij had niet voldoende kracht meer in zijn dijbenen. Met de zijkant van het ene zwemvlies duwde hij het andere uit, en met zijn tenen daarna het eerste zwemvlies. De schroefbeschermer van de buitenboordmotor diende als opstapje en hij klauterde over de spiegel aan boord. Vuurtorens bestreken de zee met hun verblindend schitterende lichtbundels en in het oosten kwam de maan op. Het zachte klotsen van de zee tegen de Zodiac klonk alsof er hard op een trommel werd geslagen en het geluid van de branding op het rif donderde in zijn hoofd. Een meeuw piepte terwijl hij verschrikt opvloog van een van de zandbanken en in de verte duwde een dreunende diesel een vissersboot de zee op. In een bocht op de weg langs de kust maakte een chauffeur een vergissing bij het schakelen. Trents rol in de Koude Oorlog was net zo eenvoudig geweest als het besturen van een vrachtwagen voor een grote vervoersmaatschappij . De goeden reden rechts en de slechteriken reden links. Het Departement had hem verteld waar hij naartoe moest en wat hij moest vervoeren. Hij leverde zijn vrachtjes altijd keurig op tijd af, en dus had hij zijn eigen route mogen kiezen. Nu wist hij niet goed welke kant hij uit moest. Hij zat een tijdje naar de Cubaanse kust te staren. Hij voelde iets van jaloezie op de DG1. Koude Oorlog of geen Koude Oorlog, voor de Cubaanse Inlichtingendienst bleef de vijand onveranderd: de Verenigde Staten met hun handelsembargo en hun steun aan de oligarchieën en militaire dictaturen die Latijns Amerika voor de grote meerderheid van haar bevolking tot een hel op aarde maakten. Hij dacht eraan hoe gemakkelijk het was geweest om uit Cuba te ontsnappen, en aan de ton goud aan boord van de Beau Belle - geldwaarde ongeveer dertien miljoen dollar. Hij dacht aan de twee Nieuwzeelanders en de Bahamanen op Lobos Cay die omwille van dat goud waren vermoord. Dertien miljoen aan goud, op ingenieuze wijze verborgen in Cubaanse wateren. De eigenaar van dat goud moest er wel heel zeker van zijn dat hij het weer boven water kon krijgen. Maar wat dan? Om zo'n enorme hoeveelheid goud op de bank te zetten, had je bijna overal ter wereld de medewerking van de regering nodig. Dus moest de eigenaar over iets beschikken dat politieke waarde had, iets dat hij kon ruilen voor de steun van de een of andere regering, en het moest iets zijn dat genoeg waarde had om de doden te laten begraven in een afgesloten dossier. De eigenaar van dat goud tegenhouden - dat leek hem wel een goed doel. Trent startte de buitenboordmotor en voer langs het rif, op zoek naar een plaats waar hij de Golden Girl kon verbergen. Van over het Old Bahama Channel wenkte de vuurtoren van Lobos Cay naar Trent. Op negentig meter afstand zag hij Skelly's lange, dunne gestalte afgetekend tegen de witgekalkte muur van het radiogebouw. Met een scherpe bocht bracht hij de Zodiac langs de steiger. Skelly maakte de lijn vast en stak een helpende hand toe terwijl Trent aan land klauterde. 'De Golden Girl heeft Andros een paar uur geleden bereikt,' zei Skelly. 'Rocco heeft tegen de autoriteiten gezegd dat jij en zijn zuster niet zijn teruggekeerd van een duikexpeditie langs het rif. We hebben hem gezegd dat zijn zuster in veiligheid was en dat jij een klap op je kop had gehad. Dat scheen hem plezier te doen.' 'Prima,' zei Trent, en Skelly pakte hem bij de elleboog en leidde hem naar het radiogebouw. 'Er staat vissoep op het fornuis en er is vers brood,' zei Skelly. Twee van zijn agenten stonden in de keuken en hij wees naar de deur. Hij bood Trent een stoel aan, sneed het brood en schepte soep in een kom. Ze zaten tegenover elkaar aan tafel. Skelly keek afwachtend, Trent wist niet precies hoeveel hij hem zou vertellen. Toen hij iets probeerde te eten, ratelde de lepel tegen de rand van zijn bord. Gegeneerd brak hij het brood in stukken en stopte er een in zijn mond, maar het was te droog en bleef in zijn keel steken. Skelly schonk hem een glas water in en vroeg: 'Wat is er gebeurd?' 'De duik was niet zo gemakkelijk als ik had gehoopt,' zei Trent. ik heb uw luchtflessen achter moeten laten.' 'No problem .' Skelly haalde een fles rum uit de andere kamer. Hij schonk vijf vingers in voor Trent en voor zichzelf een kleinere hoeveelheid. Hij stootte Trents glas aan. 'Gezondheid.' 'Gezondheid,' zei Trent. Met zijn handen om het glas verwarmde hij de rum. Skelly zei: 'U zult wel ontzettend moe zijn. Het sturen van een grote buitenboordmotor is ontzettend zwaar voor je armen en polsen.' 'Ach ja,' zei Trent. Hij tilde het glas met beide handen op en nam een klein slokje. De warmte ontplofte in zijn maag. Skelly zette de kom soep op het fornuis om hem weer wat op te warmen, ging op het aanrecht zitten en wachtte, met zijn voeten op de vloer. Trent bedacht dat het waarschijnlijk meer na- dan voordelen had om zo lang te zijn - tenzij je basketball speelde. Hij zei: 'U zult wel vaak uw hoofd stoten.' Skelly glimlachte. 'Je leert voorzichtig te zijn, meneer Trent.' 'Zeg maar gewoon Trent,' zei Trent. Hij trok de rits van zijn wet suit naar beneden en liet de paspoorten, het zakje en het pak met samengeperst plantaardig materiaal op tafel vallen. Hij maakte het plastic omhulsel open en trok een paar van de bladeren eruit. Terwijl hij het geopende pakketje over de tafel schoof, zei hij: 'Er ligt ongeveer een halve ton van dit spul aan boord van de Beau Belle.' Skelly gaf Trent eerst zijn soep terug en bestudeerde daarna de bladeren. Een beetje verrast zei hij: 'Een of ander soort gras...' 'Gras waar je hooi van maakt? Niet het soort dat je rookt?' 'Niet wat ik zou roken, nee. Kom op, eet eens wat. Daar kikker je van op.' Skelly opende de paspoorten zodat hij kon zien welke namen erin stonden 'William Hewett, William Green.' 'En de Nieuwzeelanders. Dan resteert alleen nog het vierde bemanningslid. Laten we hem maar X noemen,' zei Trent. Hij kende het scenario inmiddels zo grondig alsof hij het zelf geschreven had. Hewett had nooit gespaard en begon op een leeftijd te komen, waarop baantjes minder gemakkelijk te krijgen waren. Hij had geld willen hebben om met pensioen te kunnen gaan en toen kwam X langs met een voorstel dat niet kon mislopen en waar absoluut geen risico's aan verbonden waren. X leende geld om in Angola marihuana te kopen. In werkelijkheid kochten ze ruwe diamanten voor het geld en een halve ton paardenvoer in plasticfolie. Hewett was een explosievendeskundige. Volgens de planning zou hij 's nachts, als de andere bemanningsleden lagen te slapen, de Beau Belle opblazen terwijl ze zich in Cubaanse wateren bevonden. Hij en X zouden ervandoor gaan op een van de bijboten, de diamanten verkopen en verdwijnen. Vermist op zee. De Nieuwzeelanders zouden wegkomen in de andere bijboot en melden dat het jacht door artillerievuur tot zinken was gebracht. De geldschieters kregen foto's van de balen met gras die werden ingeladen plus een monster eersteklas marihuana. Het waren misdadigers, dus Hewett zou tegen zichzelf kunnen zeggen dat het oplichten van die mensen eigenlijk wel in orde was. Niemand zou Cubaanse wateren binnenvaren om de Beau Belle te bergen en niemand zou gewond raken. 'Een waterdicht plan, maar toen ontplofte de springlading per ongeluk,' zei Trent. Skelly goot het zakje leeg op de tafel en telde vijfentwintig kleine kiezels. 'Een dozijn mensen zijn gestorven vanwege deze dingetjes. Dat is obsceen, meneer Trent. Obsceen.' Alleen een groot acteertalent zou die sterke woede en walging hebben kunnen spelen. Trent zei: 'Hewett werd zelf ook opgelicht. Er ligt dertien miljoen dollar aan goud in de Beau Belle.' Hij bekeek Skelly aandachtig en zag aan diens ogen dat de hoofdinspecteur diep geschokt was. Hij kon bijna horen hoe zijn brein in een nieuwe versnelling schakelde. 'Drugsgeld uit Angola, dus het is van Cubanen,' zei Skelly, en Trent knikte. Maar er waren ook mensen die dat goud aan de Cubanen betaald hadden. De Amerikaanse maffia. Nu ze de Cubanen verder niet meer nodig hadden, zou de maffia best eens kunnen proberen om dat geld weer terug te krijgen. Skelly liep naar het raam en keek over het kanaal naar Cuba: 'Castro heeft drie generaals laten doodschieten omdat ze bij de drugshandel betrokken waren. Waarschijnlijk is dat goud van hen. Degene die het heeft geërfd, wilde het waarschijnlijk een tijdje parkeren. Is dat wat u denkt, meneer Trent? Dat de Beau Belle per ongeluk gezonken is en dat ze niet wisten waar? En dat ze dus maar een speurhond hebben gehuurd?' Terwijl hij nog steeds naar het raam keek, voegde hij eraan toe: 'O'Brien heeft u verteld waar het jacht gezonken is.' En kapitein Pedro Gómez y Roig, alias Pepito, had Trent in contact gebracht met O'Brien. Met dertien miljoen dollar kon je een hoop bescherming kopen. Trent zei: 'Ze moeten radiozendertjes op de Zodiac en de Golden Girl geplaatst hebben.' Hij vroeg zich af wie ze daar had geplaatst. Hij was er zeker van dat Richard nergens van af wist. Dan bleven Auria Rocco en Marco over. Auria had zich garant gesteld voor tweehonderdduizend dollar - en ze was heel bang geweest. Waarschijnlijk stond ze onder zware druk. 'Ik zal de cat moeten laten doorzoeken op elektronica,' zei hij. Roddy de Sanchez vloog met Mexicana naar Cancun in Mexico. Hij ging in de rij staan voor de meest linkse van de drie paspoortcontroleposten. De douanebeambte bladerde door zijn Cubaanse diplomatieke paspoort, keek op om zijn gezicht te vergelijken met de foto, legde een opgevouwen visum tussen de pagina's en wuifde hem door. Roddy nam een taxi naar het strand en huurde een kamer in het Carib Mar Hotel. In zijn kamer las hij de instructies die zijn contact bij de Mexicaanse inlichtingendienst op de achterkant van het visum had geschreven. Kapitein Pedro Gómez y Roig. Roddy en de kapitein hadden in het verleden al een paar keer eerder samengewerkt, en de grote Mexicaan was Roddy's verbinding met de Amerikanen... Hij trok een kort onderbroekje aan en daaroverheen een rode zwembroek en een wit T-shirt en om tien voor twee liep hij naar het strand en sloeg linksaf. Het was eb en hij bleef op het natte zand. Om twee voor twee kwam hij bij het tweede ijskraampje vanaf het hotel. Hij bleef staan, keek naar de zee, en om twee uur precies rende hij het water in en zwom honderd meter de zee in. Kapitein Pedro Gómez y Roig nam gas terug en zette de motor in zijn vrij. Zijn kleine bootje dreef nu tussen Roddy en het strand in. Toen hij Roddy passeerde liet hij een duikbril over boord vallen. Roddy dook achter de duikbril aan en voordat hij weer naar boven zwom, trok hij zijn korte broek en T-shirt uit. De boot maakte een bocht en kwam op hem af varen. Een hand ter grootte van een hakblok plukte hem op en hees hem aan boord. Terwijl hij languit op de dekplanken lag, keek Roddy nijdig omhoog en zei: 'Degene die dit heeft bedacht, heeft een perverse fantasie.' Pepito grinnikte lui en voer langzaam nog honderd meter verder van het strand vandaan voordat hij het gas wijd open draaide. Met een snelheid van dertig knopen per uur scheurden ze lang de kust. Na een half uur stuurde Pepito hen iets dichter naar de kust toe. Er waren geen huizen in zicht, niets behalve palmbomen en zilverwit zand, zonder een enkele voetafdruk. Pepito wees naar een eenzame figuur die in de schaduw zat en ging even langzamer varen zodat Roddy overboord kon springen. De Amerikaan, Smith, had een stuk drijfhout gevonden om op te zitten. Hij droeg een net pak, had een ouderwets ijzerdraadbrilletje op en had de sportbijlage van de Miami Herald van de vorige dag zitten lezen. Hij vouwde het brilletje zorgvuldig dicht en borg het op in een metalen brillenkoker en liet die in zijn binnenzak glijden. 'Leuk om u weer eens te zien,' zei hij, met een vriendelijke glimlach, en bood Roddy de krant aan om op te zitten. Terwijl hij nee knikte, ging Roddy opzijn hurken zitten en zei: 'Ik hoop dat u de namen die ik u heb gegeven, nuttig vond.' 'Alles klopte, dat is zeker,' zei Smith. 'Is dat de reden dat we hier zijn? Nog meer drugsnamen?' 'Hele goeie.' Het kielzog van Pepito Gómez' boot was nauwelijks meer te zien. 'Hoever zitten we hier van de weg?' vroeg hij. 'Ongeveer drie kilometer,' zei Smith. 'De grote Mex heeft een paar mannetjes bij de kruising neergezet. Hij organiseert dit soort dingen goed. Soms een beetje gecompliceerd, maar wel veilig, en daar gaat het om. Als Washington er ooit achter komt dat ik zelfs maar met u over dezelfde weg heb gelopen, kost me dat mijn baan. En hier zitten we dan hand in hand, als een verliefd stelletje.' Roddy zei: 'De paseo, senhor Smith. Volgens de regels is de verloving officieel als je twee keer samen het plein rond bent gelopen.' Smith trok een wenkbrauw op. 'Dus dit is niet officieel?' 'Nee,' zei Roddy. Hij wilde dat hij weer terug was in Cuba, maar het was nu al te laat. De CIA zou wel een foto van hem hebben en Smith kende dus waarschijnlijk ook zijn naam al. Als hij die nu nog niet wist, dan zou hij die tegen de tijd dat zon onderging wel weten. Maar toch aarzelde hij nog. Smith zei: 'Alles kost moeite, alleen een kogel door je kop krijgen niet. Ik kan wel zeggen dat u mij kunt vertrouwen, maar dat zou ik hoe dan ook zeggen.' Roddy wantrouwde alle Gringo's en deze Gringo vertrouwde hij nog minder dan de meesten, met zijn beleefde maniertjes en zijn zachte stem. En Smiths Spaans was ongewoon vloeiend en idiomatisch, terwijl de meeste Gringo's helemaal geen Spaans spraken. De meeste Gringo's waren bovendien luidruchtig, brutaal, ongemanierd, arrogant, racistisch en net zo makkelijk te doorgronden als een verkeersbord. Smith was heel anders. Roddy zei: 'Weet u wie ik ben?' 'Rodrigo de Sanchez, luitenant bij de Marine Inlichtingendienst, zoon van admiraal Antonio Maria de Sanchez. Als u promotie wilt maken, zult u wat minder moeten tennissen. Dat is officieel. Het staat in uw persoonsdossier. En u moet een beetje beter opletten met wiens vrouw u naar bed gaat.' Smith haalde zijn schouders op en grinnikte. 'Wat verwacht u dan? Alleen idioten geloven in geheimen, luitenant. In de wereld van vandaag weten de creditcardmaatschappijen waarschijnlijk meer over u dan uw eigen departement. Ze zijn wel beter te vertrouwen, want ze willen alleen maar uw geld en niet uw baan.' Ondanks zichzelf moest Roddy lachen en Smith zei: 'Zoals ik al zei, pas op met de echtgenotes en het tennissen. U en ik zouden misschien samen een nuttige relatie kunnen opbouwen en ik heb liever dat u het ver schopt dan dat u er een puinhoop van maakt.' ik moet een beetje afkoelen,' zei Roddy en hij liep terug naar de zee. Terwijl hij tot aan zijn borst in het water stond, draaide hij zich om en wenkte naar de Amerikaan. De Amerikaan aarzelde, maar uiteindelijk kleedde hij zich met zichtbare tegenzin uit totdat hij in een oud boxershort met een paar gestopte gaten stond. 'U bent heel voorzichtig, luitenant.' ik ben allergisch voor microfoons,' zei Roddy. Hij draaide zich om zodat hij met zijn rug naar de kust stond en schepte met beide handen wat water op, dat hij terwijl hij aan het woord was, tussen zijn vingers liet wegdruppelen. 'Zes hoge marineofficieren willen een marineschip kapen en uitwijken naar de VS, senor Smith. Op vier punten willen ze een schriftelijke garantie van uw State Department.' Smiths gezichtsuitdrukking veranderde niet. 'Wat voor punten?' Roddy bleef zwijgen en Smith haalde zijn schouders op. 'Oké, dus ik regel een ontmoeting. Hoeveel tijd heb ik tot mijn beschikking?' 'Niet veel,' zei Roddy. Voor de landing op Zuid-Andros had de politiehelikopter contact opgenomen met de Golden Girl. Omdat de Zodiac en de buiten boordmotor verloren waren gegaan, had Marco de catamaran aangelegd naast een korte steiger. Hij had maar één anker uitgegooid terwijl Trent er twee zou hebben uitgeworpen en hij had er geen boei boven gehangen, en dat deed Trent in het Caribische gebied altijd. Als het anker bleef steken onder een stuk koraal, dan kon je het altijd nog ophalen met de lijn waar de boei aan vastzat. Marco rende de steiger af, omhelsde Trent en maakte een rondedans. 'Hé hombre, ben jij even taai!' Hij hield Trent even op een afstand zodat hij hem recht in de ogen kon kijken. 'Je hebt mijn kleine zusje gered van de communisten. Ik sta bij je in de schuld, Trent, een ereschuld, en mijn vader laat weten dat je je hele leven lang gratis kunt komen eten in het beste Italiaanse restaurant van Newport.' Nadat hij zijn zegje had gedaan, greep Marco Auria beet en duwde haar als een verjaarscadeau in Trents armen. 'Welkom terug uit de oorlog, held.' Auria worstelde zich los uit de greep van haar broer en duwde Trent weg. Rik Hewett stond een eindje verderop te wachten totdat iemand aandacht aan hem zou besteden, en Trent zei: 'Hallo, hoe was de terugreis?' Rik zei: 'Ik heb me niet erg nuttig kunnen maken. Ik denk dat ik iets verkeerds heb gegeten.' 'Zo ziek als een hond,' zei Marco terwijl hij Rik op zijn rug sloeg. En tegen Trent: 'Luister, sorry dat we jullie niet konden oppikken. Er zat een Cubaanse patrouilleboot achter ons aan. We konden niets doen.' 'Zoiets had ik al gedacht,' zei Trent. Omdat hij met Rik wilde praten, vroeg hij Marco of hij de BMW wilde inladen, ik wil naar Nassau varen om de uitrusting die we zijn kwijtgeraakt, weer aan te vullen.' Hij liep samen met Rik de steiger af en langs het strand naar een plekje in de schaduw van een palmboom. Hij ging op het zand zitten. Rik bleef staan. Hij keek oplettend, maar nu Auria niet in de buurt was, leek hij zich wel op zijn gemak te voelen, 'Is je maag weer in orde?' vroeg Trent. Rik zei dat hij prima in orde was en Trent vroeg hem wanneer hij misselijk was geworden. Rik zei dat hij zich al een beetje raar had begonnen te voelen toen Trent en Auria de ankertrossen hadden ingeladen. Hij had bovendeks willen blijven en was na hun vertrek aan het roer gaan staan. Marco had hem een kop soep gebracht, maar dat had niet veel geholpen. Het tegenovergestelde zelfs: hij had moeten overgeven en was daarna in zijn kooi gaan liggen, ik ben een paar uur buiten westen geweest,' zei hij. 'Je bent niet de eerste die ziek is geworden. Ga even zitten. We moeten met elkaar praten. Je vader is namelijk dood.' Rik ging zitten, met zijn rug tegen de boomstam en zijn lange benige ellebogen op zijn opgetrokken knieën. 'Het moet snel gegaan zijn. Hij heeft niet geleden,' zei Trent. 'Er is een ontploffing geweest in de machinekamer. Dat gebeurt nou eenmaal zo af en toe op jachten. Waarschijnlijk heeft er gas in de ruimte onder de kombuis gezeten. Het fornuis en de koelkast liepen alletwee op Butagas.' Rik knikte. De huid op de brug van zijn neus en zijn jukbeenderen was krijtwit. De huid op zijn knokkels ook. 'Mijn vader heeft zichzelf doodgeschoten,' zei Trent. 'Geldproblemen.' 'Het spijt me,' zei Rik. Hij keek op en Trent zei: 'Ik weet niet waarom ik je dat heb verteld. Ik zal iets met je hebben willen delen.' ik begrijp het wel.' Rik keek naar de zee alsof die een projectiescherm was voor zijn herinneringen en gedachten. Na ongeveer een kwartier zei hij zachtjes: 'Hij was uiteindelijk best aardig. Geen goed mens, denk ik. Een beetje weinig aandacht voor anderen. Iemand die altijd begin twintig is gebleven. Maar aardig. Ik bedoel, ik hield van hem, weet je, ondanks alles.' Hij keek naar Trent. 'Wat is er met de anderen gebeurd?' 'De Nieuwzeelanders zijn ook dood. De vierde man heb ik niet gevonden.' Rik pakte een handvol zand en keek hoe de korrels tussen zijn vingers wegstroomden. Nadat de laatste korrel was gevallen, vroeg hij: 'Was hij ergens bij betrokken? Iets illegaals?' 'Niets ernstigs,' zei Trent. ik ben altijd bang geweest dat hij ergens in verwikkeld zou raken. Hij kon niet goed met geld omgaan. Dat was niet zo erg, zolang als hij maar baantjes kon vinden. En hij was niet erg slim, dus hij zou waarschijnlijk gepakt zijn. Hij zou het afschuwelijk hebben gevonden in de gevangenis. Als je vastzit, dan valt er niet veel meer te fantaseren over je leven. En ik denk dat hij een groot deel van de tijd in een fantasiewereld leefde.' 'Fantasie?' vroeg Trent. Rik knikte: 'Het gras is altijd groener aan de andere kant van de heuvel. Dat gold vooral voor baantjes en vrouwen.' Trent stond op en liep naar een telefooncel. Hij belde eerst met O'Brien, maar de DEA-man was weg en zou pas de volgende dag terug zijn. Daarna belde Trent naar Cancun, in Mexico. Het kon hem niet schelen of de lijn werd afgeluisterd. Er moest weer eens iets gebeuren. Toen Pedro Gómez y Roig de hoorn opnam, zei Trent: 'Geen vragen, Pepito. Jij bent een domme visser die toevallig goed kan duiken. Neem een week verlof en vlieg naar Nassau.' Hij liep terug naar de steiger. Auria kwam hem tegemoet. De woede in haar was nog steeds net zo sterk als de vorige ochtend, toen hij door een helikopter naast de sloep was afgezet. Hij had eigenlijk geen zin om tegen haar te liegen. Hij vond dat ze al vaak genoeg tegen elkaar gelogen hadden. Hij dacht dat hij haar misschien kon vragen waar de borgsom vandaan kwam. Maar ze zou hem gezegd hebben dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien, of dat het geld van haar was. Hij dacht dat hij haar misschien zou kunnen vertellen dat Rik een hoop meer waard was dan zij leek te denken, maar het enige dat hij zei, was: 'Riks vader is op de Beau Belle gestorven.' Ze zei: 'O,' en na een korte stilte: 'Wat heb je me nog meer niet verteld?' 'Niet zo heel veel, maar ik dacht dat ik beter degene kon zijn die het Rik vertelde,' zei Trent. Roddy's instructies zaten tussen twee witte tennisshirts in een cadeaupapiertje van de hotelwinkel. De ontmoeting was gepland op tien voor half een. Terwijl hij zich een weg baande door de menigte mensen die om middernacht nog op straat waren, deed Roddy zijn best om er besluiteloos uit te zien. Zijn eerste keus was het Café Presidente, waar hij aan de bar een cuba libre dronk. Hij dook een paar disco's in, zonder er lang te blijven en uiteindelijk koos hij voor de Disco Boom. Al bijna half doof van het gebonk dat uit de vele luidsprekers klonk, schreeuwde hij naar de barman dat hij een cuba libre wilde en bleef daar een tijd mee staan terwijl hij naar de dansers keek. Een blondine in een spannend T-shirt en met fluorescerende oog- make-up kwam langzaam op hem af dansen. Op het T-shirt stond het logo van een tennisclub in Florida. Het meisje voelde aan Roddy's spierballen en schreeuwde in zijn oor dat hij er uitzag als iemand die veel tenniste. Hij had zin om haar een stomp in haar maag te geven, of Smith een pak slaag. Ze dansten een tijdje en toen voerde ze hem met zich mee naar de straat. Ze legde haar handen op zijn wangen, kuste hem, en fluisterde in zijn oor, zo luid dat de uitsmijter en een paar taxichaufeurs het goed konden horen, dat ze een suite had in het Hyatt Cancun Caribe en dat ze dus geen problemen bij de balie zouden krijgen. In het hotel liep ze naar de conciërge alsof ze de eigenaresse was. De conciërge noemde haar senora Baugarden en waarschuwde haar dat haar vader kort na middernacht gearriveerd was. Ze vloekte, aarzelde, en zei toen: 'Ach, wat kan mij het ook schelen?' Ze pakte de sleutel en ging Roddy voor naar de liften. Terwijl ze de sleutel in het slot duwde, hield ze haar vinger op haar lippen. Ze trok Roddy achter zich aan de kamer binnen, sloot de deur zodat ze in het duister stonden en kuste hem opnieuw. Roddy hoopte dat dit het juiste meisje was. Terwijl ze naar de lichtknop zocht, opende ze de deur naar een grote woonkamer. Smith stond in zijn standaard streepjespak bij de glazen deuren naar het dakterras. Hij keek zo boos en gefrustreerd dat het leek alsof hij ieder moment iemand een klap zou kunnen geven. Een slanke jongere man in een grijs maatpak, blauw overhemd en goedgepoetste Engelse schoenen zat lui achterover in een gemakkelijke stoel, met zijn voeten op de koffietafel. Smith stelde de man voor als meneer Jones en Roddy als senor Méndez. Jones zei: 'Buenos noches y bienvenido, senor.' Zijn upperclass Madrileense accent was, net als zijn kleding, ietsje te perfect. Smith gromde van walging en liep op Roddy af om hem te fouilleren terwijl Jones naar de deur liep die toegang gaf tot de tweede slaapkamer en zachtjes aanklopte. Er kwam een zwaargebouwde man van in de zestig naar buiten. Zijn dikke grijze haar zat in de war. Hij had fluwelen slippers aan met een monogram erop, en over zijn overhemd droeg hij een dikke wollen kamerjas. Met een geïnteresseerde blik onderwierp hij Roddy aan een inspectie en keek toen naar Smith, die zijn schouders ophaalde en zei: 'Dat is hem, Baugarden. Hij is schoon.' 'Baugarden,' herhaalde de man, misschien om zichzelf eraan te herinneren dat hij vandaag zo heette of om zich voor te stellen aan Roddy. Van achter Roddy zei het meisje: 'Ik blijf wel op, meneer, zodat hij straks door mijn kamer weer weg kan.' Baugarden gaf een kort, onverschillig knikje en vroeg Roddy of hij al iets te drinken had. 'Hij komt net binnen,' zei Jones. Baugarden wees naar een dienblad met flessen drank erop dat ergens op een kast stond. 'Schenk zelf maar iets in en geef mij maar een kleine whisky.' Hij keek naar Smith en zei: 'Jij hebt dit opgezet, dus dan kun je ook maar beter hier blijven.' Smith gaf een humeurige brom en duwde met een vinger de gordijnen wat uit elkaar zodat hij naar het strand kon kijken. Baugarden zette eerst de tv en de draagbare radio aan en ging toen aan de kleine, ronde eettafel zitten. Jones kwam snel aanlopen met een leren schrijfset. Hij vouwde die open en legde het ding voor zijn baas op tafel. Roddy gaf hem een whisky en Baugarden bedankte hem met een knikje. 'Deze suite is volledig gecontroleerd, luitenant, en de radio is zo ontworpen dat hij als stoorzender werkt, maar als u dat een veilig idee vindt, kunnen we ook onder de douche gaan staan.' Roddy zei dat hij hier heel goed zat. Baugarden wees naar de stoel tegenover hem. 'Weet u wie ik ben, luitenant?' Roddy knikte. Onder een andere naam was Baugarden de man aan wie de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken voor Latijns Amerika op conferenties fluisterend om advies vroeg. Baugarden leunde achterover in zijn stoel, legde zijn gevouwen handen in zijn nek en bekeek Roddy van achter zijn samengeknepen oogleden. 'Smith heeft me verteld dat uw vader wenst uit te wijken. Zijn er misschien ook nog anderen?' 'De admiraal, twee kapiteins ter zee, één kapitein-luitenant ter zee en tweeëndertig dienstplichtigen.' Baugarden glimlachte. 'U heeft uzelf niet meegeteld, luitenant.' Roddy haalde zijn schouders op. Hij kwam hier niet om flauwe spelletjes te spelen. Hij zei: 'Voordat ze uitwijken, wil admiraal De Sanchez een viervoudige schriftelijke garantie.' Baugarden pakte een gouden vulpen uit de schrijfset. 'Zeg het maar.' Roddy sprak langzaam, zodat de Amerikaan ruim de tijd kreeg om alles op te schrijven: 'Ten eerste, de regering van de VS zal de admiraal en al zijn metgezellen beschouwen als politieke vluchtelingen. Ten tweede, de regering van de VS zal alle geld en goederen die de admiraal en zijn metgezellen met zich meenemen uit Cuba, erkennen als hun wettig eigendom. Ten derde, de regering van de VS zal hulp en steun bieden bij het verkrijgen van alle bancaire diensten ten behoeve van het beheer van deze goederen. Ten vierde, de regering van de Verenigde Staten garandeert dat er geen onderzoek of rechtsvervolging zal worden ingesteld naar de gedragingen van de admiraal en zijn metgezellen op enige datum voorafgaand aan hun uitwijking.' Baugarden fronste toen hij Smith bij de balkondeuren hoorde grommen van verontwaardiging. Nadat hij klaar was met schrijven, duwde hij zijn pen weer terug in de schrijfset en las alles nog eens door, niet omdat hij zich niet meer kon herinneren wat hij had opgeschreven, maar om nog even te kunnen nadenken. Hij tikte met een stompe vinger op het vel papier en terwijl hij Roddy aankeek, grinnikte hij zachtjes, iemand die niet beter zou weten, zou gaan denken dat uw vader een bank heeft beroofd. Door wie wilt u dit mythische stuk papier laten tekenen? God?' Jones giechelde en Baugarden keek hem woedend aan. 'De staatssecretaris is hoog genoeg,' zei Roddy. Zijn vader wilde dat er kopieën van het document gedeponeerd zouden worden bij een Cubaanse bankier in Miami die ook een Spaanstalige tv- omroep in bezit had, bij een Cubaanse bisschop en bij een Spaanstalig lid van de Senaat van Florida. intelligent en grondig,' zei Baugarden terwijl hij zijn whiskyglas tussen zijn handpalmen heen en weer liet rollen en Roddy peinzend aankeek. 'Eén admiraal, twee kapiteins, een marineschip en misschien zelfs een luitenant. Publicitair gezien is dat een ramp. Bij de huidige staat van de Cubaanse economie is het misschien zelfs voldoende om Castro uit het zadel te wippen. Wat denkt u luitenant? Zal hij het overleven?' ik houd me bezig met mijn vader,' zei Roddy. 'Jezus! Wat ben jij voor iemand? De laatste van de gestaalde kaders?' Jones giechelde opnieuw en bij het raam draaide Smith zich om. Roddy keek op en ze keken elkaar recht in de ogen. Hij kon voelen dat Smith hoopte dat hij zijn zelfbeheersing zou verliezen en de zaak zou verknoeien. Hij kon de woede van de DEA-agent voelen, zijn frustratie over het feit dat hij niets meer te vertellen had. Roddy zei: 'Senor Smith kan u vertellen dat ik alleen maar een amateurtennisser ben, senor.' 'En daarnaast zo nu en dan wat overspel,' zei Smith. Roddy glimlachte en zei: 'Si Senor, dat is juist.' Hij stond op en liep met zijn glas naar het dienblad met drank. Hij keek naar Baügarden en zei: 'Met uw welnemen, senor.' 'Gaat uw gang.' Baügarden keek naar Smith. ik wil dat dit doorgaat, Pat. Als jij in de weg gaat lopen, zorg ik dat je zonder pensioen op het strand van Patagonië belandt. Dat beloof ik je, dus roep je jachthonden terug.' Tegen Roddy zei hij: 'Morgenmiddag zijn de documenten in Miami, luitenant.' Roddy boog, tien centimeter. 'Ik zal de admiraal op de hoogte stellen, senor. En nu, met uw welnemen...' 'Prima, je mag weg.' Tegen Smith zei Roddy: 'Bedankt voor uw hulp.' Halverwege de deur naar de slaapkamer van het meisje, voelde hij een felle scheut in zijn maag, maar hij bleef rustig lopen. Het meisje had een douche genomen en haar haren gewassen en zat in een handdoek gewikkeld naar de televisie te kijken. Ze keek op en zei 'Hoi' - en glimlachte toen Roddy de deur op slot draaide. Hij zei: ik moet even je toilet gebruiken. Ik ben misselijk.' Pepito zou in de loop van de middag arriveren op Nassau Airport en toen Trent de Golden Girl aanmeerde in de jachthaven van New Providence Island, had hij nog anderhalf uur de tijd. Trent vroeg Marco en Rik of ze de BMW aan wal wilden hijsen en rende in looppas over de kade naar het havenkantoor. Hij was halverwege het invullen van de formulieren toen een keurige jonge Amerikaan in een keurig blauw pak en met een modieuze bril op, het kantoor binnenliep. Trent vulde de rest van de formulieren in en de Amerikaan liep achter hem aan naar buiten. Het pak was te goed van kwaliteit voor een Mormoonse missionaris, maar hij straalde wel hetzelfde soort blije gretigheid uit. 'Trent?' 'Trent,' zei Trent instemmend. De jonge Amerikaan zei dat hij van de ambassade kwam. Trent vroeg van welke ambassade en de Amerikaan keek verward. 'De ambassade van de Verenigde Staten natuurlijk.' Hij had in zijn jeugd met een Westkustaccent gesproken, maar toen hij ging studeren was daar een chiquer accent van de Oostkust overheen gekomen. Zijn gevoel voor humor had hij waarschijnlijk ergens tijdens dat proces verloren, of misschien viel er gewoon weinig te lachen als je op het heetst van de dag in een kostuum moest rondlopen. 'Meneer O'Brien is een paar dagen weg, meneer Trent. U blijft hier totdat hij terug is. Meneer O'Brien zei dat ik u moest zeggen dat dat een bevel was.' Hij had voldoende gezegd, maar hij ging door. 'Heeft u dat begrepen?' Trent zei: 'Ja.' Terug op de Golden Girl maakte hij een lijst van de voorraden en uitrustingsstukken die ze moesten inslaan als ze nog een keer wilden gaan duiken en gaf die aan Marco. Auria vroeg wanneer hij wilde uitvaren en hij zei dat hij van een ambtenaar van de Amerikaanse ambassade opdracht had gekregen om in de haven te blijven. 'Waarschijnlijk willen ze dat ik een verklaring afleg over de moorden op Lobos Cay.'