6 Het einde van de reis
De gedane vondsten zijn veelbelovend; komend seizoen gaan we
door met graven.
Dit jaar werken we met een andere bezetting.
Mac is naar een put in Palestina, maar hoopt de laatste weken van
het seizoen bij ons door te brengen.
We krijgen dus een andere architect. Er komt nog een extra staflid
bij: de Kolonel. Max hoopt werkzaamheden bij tell Brak te kunnen
combineren met graven bij Chagar, en de Kolonel kan op de ene
lokatie leiding geven wanneer Max op de andere lokatie is.
Max, de Kolonel en onze nieuwe architect reizen er samen heen en ik
zal een paar weken later volgen.
Ongeveer twee weken voor hun vertrek belt de architect op en vraagt
naar Max, die buitenshuis is. Hij klinkt bezorgd. Ik vraag of ik
iets kan doen.
'Het gaat alleen over de reis, ' zegt hij. 'Ik ben bij Cook om mijn
slaapplaats te boeken naar de plaats die Max me heeft verteld, en
bij Cook zeggen ze dat die plaats niet bestaat. '
Ik stel hem gerust.
'Dat zeggen ze vaak. Niemand gaat ooit naar het soort plaatsen waar
wij naartoe gaan en dus hebben ze er nooit van gehoord. '
'Ze schijnen te denken dat ik eigenlijk Mosul bedoel. '
'Maar dat is niet zo, ' merk ik op.
Ik krijg een inval. 'Hebt u om Kamichlie gevraagd of om
Nisibin?'
'Kamichlie! Zo heet die plaats toch?'
'Dat is de plaatsnaam, maar het station heet Nisibin - hetis aan de
Turkse kant van de grens. Kamichlie is de plaats aan de Syrische
zijde. '
'Dat is de verklaring. Max heeft toch niet gezegd dat er nog andere
dingen zijn die ik moet meenemen?'
'Ik geloof het niet. U neemt toch wel flink wat potloden mee?'
'Potloden?' De stem klinkt verbaasd. 'Natuurlijk. '
'U zult heel wat potloden nodig hebben, ' zeg ik.
Zonder de sinistere betekenis hiervan te beseffen, hangt hij
op.
Mijn reis naar Stamboul verloopt vredig en de Turkse douane laat me
zonder bezwaar mijn quotum schoenen invoeren!
Bij Haidar Pacha blijk ik een coupé te delen met een omvangrijke
Turkse dame. Ze heeft al zes koffers, twee vreemd gevormde manden,
enkele gestreepte tassen en diverse pakjes proviand bij zich.
Wanneer ik daar mijn twee koffers en een hoedendoos bij heb
gevoegd, kunnen we nergens meer onze benen kwijt!
De omvangrijke dame wordt uitgewuifd door een dame die slanker en
beweeglijker is. Zij richt zich in het Frans tot mij en we voeren
een genoeglijk gesprek. Ga ik naar Alep? Ach, haar nicht reist niet
zo ver! Spreek ik Duits? Haar nicht spreekt enkele woorden
Duits.
Nee, helaas, ik spreek geen Duits! En geen Turks? En geen
Turks!
Wat jammer! Haar nicht spreekt geen Frans! Wat moeten we dan doen?
Hoe moeten we converseren?
Het ziet ernaar uit, zeg ik, dat wij niet zullen kunnen
converseren.
'Duizendmaal jammer, ' zegt de nicht. 'Het zou voor u beiden
interessant zijn geweest. Maar voordat de trein wegrijdt, moeten we
zoveel mogelijk zeggen. U bent getrouwd - ja?' Ik erken dat ik
getrouwd ben. 'En kinderen? U hebt ongetwijfeld veel kinderen? Mijn
nicht heeft maar vier kinderen -maar, ' voegt de nicht eraan toe,
'drie van haar kinderen zijn jongens!' Ik voel aan dat ik voor het
Engelse aanzien niet kan toegeven dat ik volkomen tevreden ben met
één dochter. Schaamteloos liegend voeg ik er een paar zoons aan
toe.
'Uitstekend!' zegt de nicht stralend. 'En miskramen? Hoeveel
miskramen hebt u gehad? Mijn nicht vijf: twee in de derde maand,
twee in de vijfde maand en een doodgeboren kindje in de zevende
maand. ' Ik aarzel of ik een miskraam zal fantaseren om de
vriendelijke sfeer te bevorderen als gelukkig de stoomfluit klinkt;
de beweeglijke nicht wipt de gang op. 'U moet de gegevens in
gebarentaal uitwisselen, ' roept ze.
Het is een angstaanjagend vooruitzicht, maar we komen een heel eind
met knikjes, gebaren en lachjes. Mijn gezellin biedt me royale
hoeveelheden pittig gekruid voedsel aan en ik breng uit beleefdheid
een appel uit de restauratiewagen voor haar mee.
Na het uitpakken van de etensmanden is er nog minder ruimte voor
onze voeten, en het ruikt bijna overweldigend naar muskus!
Bij het invallen van de nacht zorgt mijn reisgezellin dat het raam
goed dicht is. Ik trek me terug op het bovenste bed en wacht tot er
van het bed eronder een zacht ritmisch gesnurk weerklinkt.
Heel stilletjes laat ik me zakken om stiekem het raam op een
kiertje te zetten. Ik klim onopgemerkt weer in bed.
Grote pantomimische verbazing als de volgende ochtend blijkt dat
het raam openstaat. Met talloze gebaren probeert de Turkse dame me
te verzekeren dat het niet haar schuld is. Ze dacht dat ze het raam
dicht had gedaan. Ik verzeker haar met een gebaar dat ik het haar
geen ogenblik kwalijk neem. Het is, suggereer ik, zoiets dat kan
gebeuren.
Wanneer we de bestemming van de Turkse dame hebben bereikt, neemt
ze uiterst beleefd afscheid. We glimlachen, knikken, buigen en
drukken spijt uit dat de taalbarrière onsheeft belet de werkelijk
belangrijke gegevens in het leven uit te wisselen.
Aan de lunch zit ik tegenover een vriendelijke bejaarde Amerikaanse
dame. Ze kijkt peinzend naar buiten, naar de vrouwen die op de
akkers werken.
'Arme mensen!' zegt ze zuchtend. 'Ik vraag me af of ze beseffen dat
ze vrij zijn!'
'Vrij?' Ik weet niet goed wat ze bedoelt.
'Ja, natuurlijk; ze hoeven niet meer de sluier te dragen. Mustafa
Kemal heeft al die dingen afgeschaft. Nu zijn ze vrij. '
Ik kijk in gedachten naar de werkende vrouwen. Ik denk niet dat het
punt voor die mensen enige betekenis heeft. Zij zwoegen de hele dag
door en ik betwijfel sterk of zij ooit de luxe hebben gekend hun
gezicht te bedekken. Geen van de vrouwen van onze arbeiders doet
dat.
Ik spreek haar echter niet tegen.
De Amerikaanse dame roept de steward en vraagt een glas heet water.
'Je vais prendre, ' zegt ze, 'des remèdes. '
De man kijkt haar niet-begrijpend aan. Wil ze koffie, vraagt hij,
of thee? Met enige moeite maken we hem duidelijk dat ze gewoon heet
water wil hebben.
'Wilt u ook een dosis?' vraagt mijn nieuwe vriendin joviaal, alsof
ze een cocktail aanbiedt. Ik bedank haar, maar zeg dat ik geen
behoefte heb aan een laxeermiddel. 'Maar het is goed voor u, '
dringt ze aan. Het kost me de grootste moeite te voorkomen dat mijn
lichaam drastisch wordt gepurgeerd.
Ik trek me terug in mijn compartiment en vraag me af hoe het dit
jaar met de constipatie van Abd es Salaam staat!
Ik onderbreek mijn reis in Alep, omdat Max me heeft gevraagd daar
een aantal dingen te kopen. Omdat ik nog een dag heb voordat de
volgende trein naar Nisibin gaat, zeg ik ja op een uitnodiging om
met een groepje een autorit naar Kalat Siman te maken.
Het groepje blijkt te bestaan uit een mijningenieur en een
hoogbejaarde en vrijwel stokdove dominee. De dominee meent om een
of andere reden dat de mijningenieur, die ik nog nooit van mijn
leven heb gezien, mijn man is.
'Je man spreekt heel goed Arabisch, lieve, ' merkt hij op wanneer
we van onze expeditie zijn teruggekeerd en geeft me een vriendelijk
klopje op mijn hand.
In mijn consternatie roep ik: 'Ja, inderdaad, maar hij is niet...
'
'Zeker wel, ' zegt de dominee verwijtend. 'Zijn Arabisch is
werkelijk prachtig. '
'Hij is niet mijn man, ' schreeuw ik.
'Uw vrouw spreekt geen woord Arabisch, begrijp ik, ' zegt de
dominee tegen de ingenieur, die rood aanloopt.
'Ze is niet... ' begint hij.
'Nee, ' zegt de dominee, 'ik dacht wel dat ze maar een enkel woord
Arabisch zou spreken. ' Hij glimlacht. 'U moet het haar bijbrengen.
'
Als uit één mond roepen we terug: 'Wij zijn niet getrouwd!'
De dominee kijkt ervan op. Zijn blik wordt streng afkeurend.
'Waarom niet?' wil hij weten.
'Ik geef het op, ' zegt de mijningenieur hulpeloos tegen mij.
We lachen allebei en de dominee herademt.
'Ik begrijp het, ' zegt hij. 'U haalt een grapje met me uit. '
De auto stopt voor het hotel, hij stapt voorzichtig uit en wikkelt
de lange sjaal los die zijn witte manen heeft bedekt. Hij draait
zich naar ons om en kijkt ons welwillend aan.
'Gods zegen zij met jullie beiden, ' zegt hij. 'Ik hoop dat jullie
samen nog een lang en gelukkig leven zullen hebben!'
Triomfantelijke aankomst in Nisibin! Zoals gewoonlijk stopt de
trein zo dat er een tussenruimte van anderhalve meter gaapt tussen
de tree en een met losse stenen bedekte bodem! Een vriendelijke
medepassagier springt op de grond om de stenen weg te schoppen,
zodat ik kan springen zonder mijn enkel te verzwikken. In de verte
zie ik Max aankomen met onze chauffeur Michel. Ik herinner me
Michels Drie Krachttermen: Forca, het gebruik van brute kracht
(meestal met rampzalige gevolgen), Sawi proba-, en Economia, het
algemene zuinigheidsgebod, dat al eerder heeft geleid tot zonder
benzine stranden in de woestijn.
Voordat we elkaar kunnen begroeten, zegt een Turk in uniform streng
'Paspoort' tegen me, neemt me het document af en klimt er weer mee
in de trein.
Dan de begroetingen. Ik druk de verweerde hand van Michel, die
zegt: 'Bonjour. Hoe maakt u het?' In het Arabisch voegt hij er 'God
zij geloofd' aan toe voor mijn behouden aankomst. Diverse hulpjes
pakken koffers aan die de conducteur van Wagons-Lits aanreikt. Ik
vraag naar mijn paspoort. Het lijkt met de Turk in uniform
verdwenen.
Blue Mary, onze vrachtwagen, staat trouw te wachten. Michel doet
het achterportier open en daar is de vertrouwde aanblik.
Verscheidene kippen, pijnlijk aan de poten vastgebonden, blikken
benzine, gestouwde bagage en stapels hobbezakken die mensen blijken
te zijn. Mijn bagage wordt op de kippen gelegd en de mensen en
Michel verdwijnen om mijn paspoort te zoeken. Beducht dat Michel
Forca zal gebruiken en een internationaal incident zal uitlokken,
gaat Max achter hem aan. Na een minuut of twintig komen ze met het
paspoort terug.
We rijden weg - krakend, deinend, rammelend en door kuilen
hobbelend. We gaan over de Turkse grens Syrië in. Vijf minuten
later zijn we in Kamichlie, een stad met een toekomst.
Er moet nog van alles gebeuren voordat we naar huis kunnen. Ons
eerste bezoek is aan 'Harrods': de winkel van M. Yannakos. Hier
word ik begroet, ik krijg de stoel achter de toonbank aangeboden en
er wordt koffie voor me gezet.
Michel onderhandelt over een paard, dat voor een wagen zal worden
gespannen om water van de rivier de Jaghjagha naar ons
opgravingsterrein op tell Brak te brengen. Michel heeft, beweert
hij, een uitstekend paard gevonden - een paard dat buitengewoon
economia is. 'Hoe economia is het paard?' vraagt Max wantrouwig.
'Is het een goed paard? Een groot paard? Een paard met
uithoudingsvermogen?' 'Nog beter, ' zegt hij, 'een goed paard dat
weinig meer kost dan een goedkoop slecht paard. '
Een van de hobbezakken is uitgestapt en blijkt de rouw-douw te zijn
die de waterman zal worden - een man die (naar eigen zeggen)
verstand heeft van paarden. Hij zal met Michel meegaan om verslag
uit te brengen over het paard. Intussen kopen wij fruit, flessen
dubieuze wijn, macaroni, potten pruimenjam en appeljam en andere
delicatessen van M. Yannakos. Daarna trekken we naar het
postkantoor, waar we onze oude vriend de ongeschoren directeur
aantreffen in een vuile pyjama. De pyjama lijkt in een jaar niet
gewassen of verwisseld. We nemen onze stapels kranten in ontvangst
en een paar brieven, wijzen drie andere brieven af die in een
Europees handschrift aan een zekere Mr. Thompson zijn gericht en
die de directeur ons wil opdringen, en gaan door naar de bank.
De bank is van steen - groot, koel, leeg, erg vredig. Er staat een
bank in het midden, waarop twee soldaten zitten, een oude man in
pittoresk gekleurde vodden en een met henna bewerkte baard, en een
jongen in gescheurde Europese kleding. Ze zitten allemaal vredig
voor zich uit te staren en spuwen nu en dan. In een hoek staat een
mysterieus bed met smoezelige dekens. Max haalt een cheque te
voorschijn voor het bedrag dat hij wil opnemen en we worden
toegelaten tot het kantoor van M. Ie directeur. M. Ie directeur is
groot, koffiekleurig en spraakzaam. Er wordt koffie gehaald. Hij
heeft de directeur van het jaar daarvoor opgevolgd en is daar vrij
bedroefd over. Hij komt uit Alexan-dretta, waar volgens hem een
béétje leven is! Maar hier (zijn handen schieten in de lucht): 'On
ne peut même pas faire un bridge! 'Nee, ' voegt hij er met
stijgende verontwaardiging aan toe, 'pas même un tout petit bridge.
' (Nota bene: wat is het verschil tussen un bridge en un tout petit
bridge? Voor allebei heb je toch zeker vier spelers nodig?)Er
verstrijkt een halfuur waarin gesproken wordt over de politieke
situatie en het comfort (of gebrek daaraan) in Kamichlie. 'Mais
tout de même on fait des belles constructions, ' geeft hij toe. Hij
woont, blijkt nu, in een van die nieuwe constructies. Men heeft er
geen elektrisch licht, geen sanitair, geen beschaafd comfort van
welke aard ook, maar het huis is in elk geval een construction -
une construction en pierre, vous comprenezl Madame zal het op weg
naar Chagar Bazar zien staan.
Ik beloof dat ik ernaar zal uitkijken.
We bespreken de plaatselijke sjeiks. Ze zijn allemaal hetzelfde,
zegt hij. 'Des propriétaires - mais qui n'ont pas le sou! Ze hebben
altijd schulden.
Met tussenpozen tijdens het gesprek komt de kassier binnen met vijf
of zes formulieren, die Max ondertekent; bovendien voldoet hij
geringe sommen, zoals zestig centimes pour les timbres.
De koffie komt en veertig minuten later komt de kleine kassier met
de laatste drie documenten en een laatste verzoek: 'Et deux francs
quarante-cinq centimes pour les timbres, s'il vous plait, ' en hij
laat doorschemeren dat de laatste ceremoniën zijn voltooid en dat
het geld nu kan worden overhandigd. 'C'est a dire, si nous avons de
l'argent ici!
Koel merkt Max op dat hij een week eerder heeft laten weten dat hij
een cheque wilde verzilveren. De kassier haalt glimlachend zijn
schouders op. 'Nu ja, wij zullen zien!' Gelukkig gaat alles goed,
het geld wordt overhandigd, les timbres worden geplakt en we kunnen
weg. Dezelfde mensen zitten nog steeds op de bank te staren en te
spuwen.
We keren terug naar Harrods. De Koerdische waterman wacht op ons.
Hij bericht dat Michels paard - tja, dat kun je geen paard noemen!
Het is helemaal geen paard. Het is een oude vrouw, meer niet! Daar
gaat Michel met zijn economia. Max gaat mee om het paard te
inspecteren en ik keer terug naar de stoel achter de toonbank.
M. Yannakos Junior amuseert me met een stokkend gesprek over de
gebeurtenissen in de grote wereld. ' Votre roi, ' zegt hij. 'Votre
roi - vous avez un nouveau roi. ' Ik beaam dat we een nieuwe koning
hebben. 'Le roi d'Angleterre! zegt hij. 'Grand roi - plus grand roi
dans tout monde - aller - comme ga. ' Hij maakt een veelzeggend
gebaar. 'Pour une femme! Daar kan hij met zijn verstand niet bij.
'Pour une femme! Nee, zoiets is niet te geloven. Is het mogelijk
dat vrouwen in Engeland zo belangrijk worden gevonden? 'Le plus
grand roi au monde, ' herhaalt hij op eerbiedige toon.
Max, de Koerd en Michel keren terug. Michel is even teleurgesteld
door de afwijzing van zijn paard, maar nu heeft hij zijn aplomb
weer terug. Ze gaan nu in onderhandeling over een muildier. Michel
mompelt dat een muildier erg duur zal zijn. De Koerd zegt dat een
muildier altijd waardevol is. De Koerd en Michel gaan op zoek naar
een man met een achternicht wier man iemand kent die een muildier
te koop heeft.
Plotseling verschijnt onze achterlijke huisjongen Mansur. Hij
begroet me met een stralende glimlach en drukt me hartelijk de
hand. Hij is het die er een heel seizoen over heeft gedaan om te
leren tafeldekken en zelfs nu nog neigt hij ertoe bij de thee
stapels vorken aan te rukken. Bedden opmaken vergt het uiterste van
zijn geestelijke vermogens. Hij beweegt zich met trage volharding,
en alles wat hij doet heeft het karakter van een met succes aan een
hond geleerde truc.
Willen we mee naar het huis van zijn moeder (die overigens onze was
doet) om een verzameling antika's te inspecteren?
We gaan erheen. De kamer is vlijtig geveegd en versierd. Voor de
derde keer in twee uur drink ik koffie. De antika's worden te
voorschijn gehaald: Romeinse glazen flesjes, stukjes geglazuurd
aardewerk en scherven, vreemde munten en allerlei rommel. Max deelt
de verzameling in tweeën, wijst de helft af en biedt haar een
bedrag voor de andere helft. Er komt een vrouw binnen die kennelijk
een belanghebbende is. Het lijkt onduidelijk of ze het bod
accepteert of nog eerder een tweeling zal krijgen. Aan haar
voorkomen te zien kan het ook een vijfling zijn. Ze luistert naar
Mansurs vertalingen en schudt het hoofd.
We nemen afscheid en lopen terug naar de vrachtwagen. De
onderhandelingen over het muildier zijn in volle gang en we
inspecteren de watervaten, die vervoerd moeten worden door de kar
die het muildier zal trekken. Opnieuw heeft Michel zich
vergaloppeerd. Hij heeft een watervat van zulke gigantische
afmetingen op zicht genomen dat het niet in de kar zal passen en
waarschijnlijk elk paard of muildier fataal zou worden. 'Maar, '
klaagt Michel, 'een groot watervat is meer economia dan twee
kleine, en er kan meer water in!' Michel krijgt te horen dat hij
een overgehaalde idioot is en dat hij voortaan moet doen wat hem
wordt opgedragen. 'Sawi proba? mompelt hij hoopvol, maar zelfs die
hoop wordt de bodem ingeslagen.
Vervolgens ontmoeten we de sjeik - onze hoogsteigen sjeik. Hij gaat
steeds meer op Hendrik VIII lijken, met zijn immense hennakleurige
baard. Hij is zoals gewoonlijk in witte gewaden gehuld en heeft een
smaragdgroene doek om zijn hoofd gewikkeld. Hij is in een
buitengewoon joviale stemming, omdat hij van plan is binnenkort een
bezoek aan Baghdad te brengen, hoewel het natuurlijk vele weken zal
kosten voordat zijn paspoort er is. 'Broeder, ' zegt hij tegen Max,
'alles wat ik heb is van u. Ter wille van u heb ik dit jaar geen
zaad in de grond gezaaid om u al het land ter beschikking te kunnen
stellen. ' Mijn man antwoordt: 'Watben ik gelukkig dat zoveel
edelmoedigheid u ook tot voordeel heeft gestrekt. Dit jaar
mislukken alle oogsten. Degenen die hebben gezaaid zijn straks hun
geld kwijt. Uw inzicht is een gelukwens waard. '
Nadat zo aan de eisen van de eer is voldaan, gaan ze als goede
vrienden uit elkaar.
We klimmen in Blue Mary. Michel laat een voorraad aardappelen en
sinaasappels op mijn hoedendoos vallen, die helemaal indeukt; de
kippen krijsen; verscheidene Arabieren en Koerden smeken om vervoer
en er worden er twee meegenomen. Ze zoeken een plekje tussen de
aardappelen en de bagage en zo rijden we naar Chagar Bazar.