5 Fin de saison
Chagar Bazar levert goede vondsten op en B. komt uit Londen over
om ons de laatste maand te helpen.
Het is interessant om B. met Mac te zien - ze zijn volkomen
tegengesteld aan elkaar. B. is erg gesteld op menselijk contact,
van Mac hoeft dat niet. Ze kunnen het goed met elkaar vinden, maar
bezien elkaar in verwondering en verwarring.
Op een dag dat we naar Kamichlie zullen gaan spreekt B. opeens zijn
bezorgdheid uit.
'Is het niet wat ongelukkig als die arme Mac de hele dag in zijn
eentje zit? Misschien kan ik beter bij hem blijven.
'Mac vindt het prettig om alleen te zijn, ' verzeker ik hem.
B. kijkt ongelovig. Hij loopt naar de tekenkamer.
'Moet je horen, Mac, zal ik hier blijven? Het is zo saai om deze
hele dag alleen te zijn.
Mac kijkt hem verbijsterd aan.
'O, ' zegt hij, 'ik had me erop verheugd. '
'Rare kerel is het toch, ' zegt B. terwijl we over het ribbelige
spoor naar Kamichlie hobbelen. 'Weten jullie nog die zonsondergang
laatst? Schitterend! Ik heb er op het dak naar gekeken. Mac was
daar ook. Ik geef toe dat ik me in mijn enthousiasme een beetje heb
laten gaan, maar die brave Mac zei geen stom woord. Gaf zelfs geen
antwoord. Toch denk ik dat hij naar boven was gegaan om ernaar te
kijken. '
'Ja, hij gaat 's avonds meestal naar boven. '
'Wat raar dan dat hij niets zei. '
Ik stel me Mac voor op het dak, zwijgend en in zichzelf gekeerd,
terwijl B. enthousiast tegen hem zit te kakelen.
Later zal Mac ongetwijfeld in zijn keurig opgeruimde kamer op zijn
geruite deken gezeten in zijn dagboek schrijven...
'Ik bedoel: je zou toch denken, nietwaar... ' houdt B. aan, maar
hij komt niet verder omdat Michel, die met duivelse bedoelingen
over het spoor slingert, vol gas geeft om een Arabisch groepje te
belagen: twee oude vrouwen en een man met een ezel.
Ze stuiven gillend uit elkaar en Max verbaast zichzelf door Michel
uit te vloeken. Verdomme, wat doet hij nou? Hij had ze wel dood
kunnen rijden!
Dat blijkt min of meer Michels bedoeling te zijn geweest.
'Wat had het uitgemaakt?' vraagt hij, heft beide handen ten hemel
en laat de auto zijn eigen koers bepalen. 'Het zijn toch
mohammedanen?'
Nadat hij dit in zijn ogen zeer christelijke sentiment heeft
uitgesproken, vervalt hij tot het martelaarszwijgen van iemand die
niet wordt begrepen. Wat zijn dit voor christenen, schijnt hij zich
af te vragen, zwak en besluiteloos in hun geloof?
Max verbiedt categorisch alle pogingen tot moord op
mohammedanen.
'Het zou beter zijn als alle mohammedanen dood waren!' mompelt
Michel spijtig.
Afgezien van ons gebruikelijk bezoek aan de bank in Kamichlie,
boodschappen doen bij M. Yannakos en een beleefdheidsbezoek aan de
Fransen, heeft B. nog iets anders te doen: namelijk het afhalen van
een pakje dat hem uit Engeland is nagestuurd en twee pyjama's
behelst.
Ons heeft een officieel bericht bereikt dat het pakje in kwestie op
het postkantoor ligt te wachten, en dus gaan we naar het
postkantoor.
De directeur is nergens te bekennen, maar wordt door een schele
ondergeschikte opgetrommeld. Hij komt gapend binnen, gekleed in een
opzichtig gestreepte pyjama. Hoewel hij kennelijk uit een diepe
sluimering is gewekt, is hij beleefd en gewillig, drukt iedereen de
hand en informeert hoe de opgravingen vorderen: hebben wij al goud
gevonden? Willen we een kopje koffie met hem drinken? En nadat aan
de eisen van de gastvrijheid is voldaan, kunnen we als terloops het
onderwerp post te berde brengen. Onze brieven komen nu op het
postkantoor in Amuda -niet zo'n gelukkige regeling, omdat de
bejaarde directeur in Amuda ze als zo kostbaar en waardevol
beschouwt dat hij ze vaak in de kostbaarhedenkluis achter slot en
grendel bewaart en vergeet ze uit te reiken.
Dit pakje is echter in Kamichlie achtergehouden en nu worden de
onderhandelingen over de uitreiking ingezet.
'Ja, zeker is er een dergelijk pakket, ' zegt de directeur. 'Het
komt uit Londen, in Engeland. Dat moet toch zo'n geweldige stad
zijn! Wat zou ik die graag eens zien! Het is geadresseerd aan een
zekere Monsieur B. ' Aha, dit is Monsieur B., onze nieuwe collega?
Hij drukt B. opnieuw de hand en uit beleefde complimenten. B.
antwoordt sociaal en beleefd in het Arabisch.
Na dit intermezzo buigen we ons weer over de kwestie van het
pakket. Ja, zegt de directeur, het is hier geweest -hier in
ditzelfde kantoor! Maar daar is het niet meer. Het is overgedragen
aan de hoede van de douane. Monsieur B. moet beseffen dat op
pakketten invoerbelasting moet worden voldaan.
B. zegt dat de inhoud bestaat uit door hemzelf te gebruiken
kleding.
Ongetwijfeld, ongetwijfeld, zegt de directeur, maar dat is ter
beoordeling van de douane.
'Dan moeten we dus naar de douane?'
'Dat is de juiste procedure, ' beaamt de directeur. 'Niet dat het
enige zin zal hebben vandaag langs te gaan. Vandaag is het woensdag
en op woensdag is de douane gesloten. '
'Morgen dan?'
'Ja, morgen is de douane wel open. '
'Jammer, ' zegt B. tegen Max. 'Dan moet ik morgen hier opnieuw heen
om mijn pakje te halen. '
De directeur zegt dat Monsieur B. inderdaad de volgende dag opnieuw
zal moeten komen, maar dat hij zelfs dan zijn pakket niet kan
krijgen.
'Waarom niet?' wil B. weten.
'Omdat het pakket, nadat de formaliteiten bij de douane zijn
afgehandeld, terug moet naar het postkantoor. '
'U bedoelt dat ik hier moet komen?'
'Precies. En dat zal morgen niet mogelijk zijn, want morgen is het
postkantoor gesloten, ' zegt de directeur triomfantelijk.
We nemen de kwestie tot in de finesses door, maar de ambtenarij
overwint telkens weer. Er blijkt geen doordeweekse dag te zijn
waarop zowel de douane als het postkantoor open is!
Onmiddellijk keren wij ons tegen de arme B. en vragen hem op hoge
toon waarom hij zijn ellendige pyjama's in vredesnaam niet gewoon
had kunnen meenemen, in plaats van ze over de post te laten
nasturen!
'Omdat, ' verdedigt B. zich, 'het heel bijzondere pyjama's zijn.
'
'Dat mag ook wel, ' zegt Max, 'gezien de problemen die ze gaan
opleveren! De vrachtwagen rijdt elke dag van en naar het terrein,
niet naar Kamichlie als postbestellingsdienst!'
We proberen de directeur van het postkantoor over te halen B. nu de
postformulieren te laten tekenen, maar hij is niet te
vermurwen.
De formaliteiten van de post worden altijd vervuld na die van de
douane. Verslagen verlaten we het postkantoor; de directeur gaat
waarschijnlijk weer naar bed.
Michel komt opgewonden naar ons toe om te vertellen dat hij uiterst
voordelig sinaasappels heeft kunnen kopen.
Hij heeft tweehonderd sinaasappels gekocht tegen een zeer
economische prijs. Zoals gewoonlijk wordt hij uitgevloekt. Hoe
denkt hij dat wij die tweehonderd sinaasappels kunnen opeten
voordat ze bedorven zijn - dat wil zeggen, als ze niet al verrot
zijn?
Sommige, erkent Michel, zijn misschien een tikje aan de droge kant,
maar ze zijn erg goedkoop en het aantal heeft een aanzienlijke
korting opgeleverd. Max wil ze inspecteren en keurt ze onmiddellijk
af. De meeste zijn al bedekt met groene schimmel!
'Economia, ' mompelt Michel bedroefd. Het zijn toch sinaasappels.
Hij trekt zich terug en komt terug met zeer economische kippen, die
zoals gebruikelijk aan hun samengebonden poten worden vervoerd.
Nadat er nog andere economische en niet economische inkopen zijn
gedaan, gaan we op weg naar huis.
Ik vraag Mac of hij een prettige dag heeft gehad en zijn
'Heerlijk!' klinkt onmiskenbaar enthousiast.
B. staart Mac vol onbegrip aan, gaat op een stoel zitten die er
niet is en Macs heerlijke dag krijgt een perfecte afronding. Ik heb
nog nooit iemand zo zien schateren! Tijdens het avondeten moet hij
er nog een paar keer om lachen. Als we hadden geweten wat Mac
komisch vindt, hadden we hem heel wat amusement kunnen
bezorgen!
Ondanks alles blijft B. proberen de gezelligheid te bevorderen. Op
de dagen dat Max op het terrein is en wij drieën thuisblijven,
zwerft B. met zijn ziel onder zijn arm door het huis. Hij gaat naar
de tekenkamer om met Mac te praten, maar krijgt geen reactie en
komt teleurgesteld op kantoor, waar ik aan de schrijfmachine druk
bezig ben de gruwelijke bijzonderheden van een moord te
beschrijven.
'O, ' zegt B., 'je bent bezig?'
'Ja, ' zeg ik kortaf.
'Aan het schrijven?'
'Ja. ' (Nog bitser. )'Ik dacht, ' zegt B. melancholiek, 'dat ik
misschien de etiketten en voorwerpen hier zou kunnen uitstallen.
Dan stoor ik je toch niet?'
Ik moet sterk zijn. Ik leg in niet mis te verstane bewoordingen uit
dat ik echt niet bij machte ben vorderingen met mijn lijk te maken
zolang een levend lichaam vlak bij me beweegt, ademhaalt en
waarschijnlijk ook praat!
Ontmoedigd trekt B. zich terug, veroordeeld tot werken in
eenzaamheid en stilte. Ik ben ervan overtuigd dat B., als hij ooit
een boek schrijft, dat waarschijnlijk gemakkelijker zal doen met
een radio en functionerende grammofoon bij de hand en een paar
gesprekken die in dezelfde kamer klinken!
Maar zodra er bezoekers zijn, op de heuvel of bij het huis, bewijst
B. zijn onschatbare waarde.
Nonnen, Franse officieren, bezoekende archeologen, toeristen: B. is
bereid en in staat ze allemaal op te vangen.
'Er is een auto gestopt met een paar mensen erin. Zal ik naar
beneden gaan om te kijken wie het zijn?'
'Hè ja, alsjeblieft!'
En even later komt het groepje, bekwaam begeleid door B. die in
elke gewenste taal babbelt. Bij die gelegenheden is B., zoals we
tegen hem zeggen, zijn gewicht in goud waard.
'Aan Mac heb je niet veel, hè?' zegt B. en grijnst naar Mac.
'Aan Mac, ' zeg ik streng, 'hebben we niets. Hij probéért het niet
eens. '
De brave Mac glimlacht stilletjes voor zich heen...
Mac, ontdekken we, heeft een zwak. Dat zwak is het paard.
Het probleem van de pyjama's van B. wordt opgelost doordat hij Mac
op de heuvel afzet en met de auto doorrijdt naar Kamichlie. Mac wil
tussen de middag naar huis en Ala-wi stelt voor dat hij te paard
naar huis zal gaan. De sjeik heeft diverse paarden. Macs gezicht
klaart op. De lichte hooghartigheid verdwijnt. Hij kijkt
gretig.
Voortaan grijpt Mac elk excuus aan om te paard naar huis te
gaan.
'De Khwaja Mac, ' zegt Alawi, 'hij spreekt nooit, hij fluit.
Wanneer hij de latjongen naar links wil hebben, fluit hij; wanneer
de metselaar bij hem moet komen, fluit hij; nu fluit hij zelfs een
paard!'
De kwestie van B. 's pyjama's is nog steeds niet geregeld. De
douane vraagt het exorbitante bedrag van acht pond! B. merkt op dat
de pyjama's maar twee pond per stuk hebben gekost en weigert te
betalen. Er ontstaat een netelige situatie. Wat, wil de douane
weten, moeten zij nu doen met het pakket? Ze bezorgen het terug bij
de directeur van het postkantoor. Hij mag het niet aan B. geven, en
het pakje mag evenmin het land uit! We brengen verscheidene
verspilde dagen en uren door met bezoeken aan Kamichlie om de zaak
aanhangig te maken. De bankdirecteur wordt erbij gehaald, en de
officieren van de Services spéciaux. Zelfs een
hoogwaardigheidsbekleder van de Maronietenkerk, die bij de
bankdirecteur op bezoek is, bemoeit zich ermee; hij ziet er heel
indrukwekkend uit met zijn paarse gewaad, immense kruis en grote
haarwrong! De arme directeur van het postkantoor, hoewel nog in
pyjama, krijgt nauwelijks de kans om te slapen! De zaak neemt al
snel de vorm aan van een internationaal incident.
Opeens is alles geregeld. De douanier uit Amuda komt met het pakket
naar ons huis toe. De complicaties zijn bijgelegd: dertig shilling
invoerbelasting, 'douze francs cinquante pour les timbres, et des
cigarettes, n'est-ce pas?' (Pakjes sigaretten worden hem in de hand
gedrukt. )'Voila, Monsieur! Hij straalt, B. straalt, iedereen
straalt. We staan allemaal om B. heen, die zijn pakket
openmaakt.
Hij houdt trots de inhoud omhoog en legt uit, als het Witte Paard
uit Alice, dat dit een bijzondere uitvinding van hemzelf is.
'Muskieten, ' legt hij uit. 'Geen muskietennet meer nodig. '
Max zegt dat hij in deze streken nooit een muskiet heeft
gezien.
'Natuurlijk zijn er muskieten, ' zegt B. 'Dat is bekend. Stilstaand
water!'
Mijn blik valt direct op Mac.
'Er is hier geen stilstaand water, ' zeg ik. 'Anders had Mac het
gezien!'
B. zegt triomfantelijk dat er even ten noorden van Amuda een ven
met stilstaand water is.
Max en ik herhalen dat we nooit een muskiet hebben gezien of
gehoord. B. slaat er geen acht op, maar licht zijn uitvinding
toe.
De pyjama's zijn van witte changeantzijde. Ze zijn eendelig, met
een capuchon die over het hoofd gaat, en de mouwen eindigen in
handschoenen zonder vingers. Van voren zit er een rits in, zodat de
enige lichaamsdelen van de drager die aan een aanval door muskieten
zijn blootgesteld de ogen en neus zijn.
'En je ademt in en uit door je neus, waardoor de muskieten op
afstand worden gehouden, ' zegt B. triomfantelijk.
Max houdt strak en stijf vol dat er geen muskieten zijn.
B. geeft ons ter overweging dat we, als we allemaal pijn hebben en
rillen van de malaria, zullen willen dat we zijn idee hadden
overgenomen.
Mac begint opeens te lachen. We kijken hem vragend aan.
'Ik moest denken aan die keer dat je ging zitten terwijl de stoel
daar niet stond, ' zegt Mac en loopt tevreden grinnikend weg.
We slapen die nacht diep wanneer er een verschrikkelijk lawaai
losbreekt. We schieten overeind en denken een ogenblik dat rovers
een inval hebben gedaan. We haasten onsnaar de eetkamer. Een witte
gedaante staat wild te springen en te dansen en te kermen.
'Lieve help, B., wat is er?' roept Max uit.
Een ogenblik denken we dat B. gek is geworden.
Maar dan daagt inzicht.
Op een of andere manier is een muis in zijn muskieten werende
pyjama gekropen! De rits zit vast.
Pas tegen de dageraad zijn we uitgelachen.
Alleen B. ziet er niet echt het komische van in...
Het wordt steeds warmer. Er komen allerlei nieuwe bloemen uit. Ik
weet niet veel van bloemen, ik weet niet hoe ze heten, en ik wil
die namen ook eigenlijk niet weten. (Wat levert het voor genoegen
op te weten hoe dingen heten?) Maar er zijn blauwe en mauve bloemen
als miniatuurlupines, en wilde tulpjes, en goudgele bloemen als
goudsbloemen, en paarsbruine fijngevormde puntige bloemetjes. Alle
heuvels vertonen felle kleuren. Dit is inderdaad de 'vruchtbare
steppe'. Ik ga naar de antika-kamer om wat geschikte potten te
lenen. Mac wil ze tekenen en zoekt er vergeefs naar. Ze staan vol
met bloemen.
Ons huis vordert nu snel. Het houten karkas wordt opgericht en
opgevuld met leemstenen. Het resultaat wordt heel goed. Ik
feliciteer Mac terwijl ik naast hem op de heuvel sta.
'Dit is nog veel beter dan mijn toilet, ' zeg ik.
De succesvolle architect beaamt dat. Hij klaagt echter bitter over
zijn arbeiders, die volgens hem geen idee hebben van accuratesse.
Ik zeg dat ik dat graag geloof. Mac zegt bitter dat ze er alleen
maar om lachen en denken dat het niet uitmaakt. Ik begin over
paarden en Mac vrolijkt op.
Nu het overdag warmer is, raken de gemoederen ook sneller verhit.
Max verhoogt de boetes voor het toebrengen van hoofdletsel en neemt
uiteindelijk een wanhoopsbesluit. Elke ochtend moeten de mannen hun
wapens inleverenvoordat ze aan het werk gaan. Het is een impopulair
besluit, maar met tegenzin stemmen de mannen erin toe. Onder het
waakzaam oog van Max worden ploertendoders, knuppels en vervaarlijk
lange messen aan Michel overhandigd, die ze in Mary wegsluit. Bij
zonsondergang worden ze aan de eigenaars teruggegeven. Het kost
tijd en het is hinderlijk, maar in elk geval wordt zwaarder letsel
bij de arbeiders voorkomen.
Een Yezidi komt klagen dat hij duizelig is van de dorst. Hij kan
niet werken als hij geen water te drinken krijgt.
'Maar er is hier water - waarom drink je niet?'
'Dat water kan ik niet drinken. Het komt uit de put en vanmorgen
heeft de zoon van de sjeik sla in de put gegooid. '
De Yezidi's mogen van hun godsdienst niet over sla praten of iets
aanraken dat ermee in contact is geweest, want zij menen dat
Shaitan erin huist.
'Ik denk dat je leugens zijn verteld, ' zegt Max. 'Want vanmorgen
heb ik de zoon van de sjeik in Kamichlie gezien, en hij vertelde me
dat hij daar al twee dagen was. Het is tegen je gezegd om je te
misleiden. '
De verzamelde werkploegen worden vermanend toegesproken. Niemand
mag de Yezidi's leugens vertellen of kwellen. 'Bij deze opgraving
zijn we allemaal broeders. '
Een mohammedaan met een schalkse oogopslag komt naar voren.
'De Khwaja volgt Christus en wij volgen Mohammed, maar allebei zijn
we vijanden van Shaitan (de duivel). Daarom is het onze plicht
diegenen te vervolgen die geloven dat Shaitan in ere zal worden
hersteld en die hem aanbidden. '
'Dan zal het je voortaan vijf francs per keer kosten om je plicht
te doen!' zegt Max.
Hierna krijgen we een paar dagen geen klachten meer van
Yezidi's.
De Yezidi's zijn een merkwaardig en opvallend zachtmoedig volk, en
hun verering van Shaitan (Satan) heeft meer devorm van verzoening.
Bovendien menen zij dat deze wereld door God onder hoede van
Shaitan is geplaatst - op het tijdperk van Shaitan zal het tijdperk
van Jezus volgen, die zij erkennen als een profeet, maar een die
nog niet aan de macht is gekomen. Shaitans naam mag nooit worden
genoemd en woorden die erop lijken evenmin.
Hun heiligdom, Sheikh 'Adi, bevindt zich in de Koerdische heuvels
bij Mosul, en we hebben het bezocht toen we in de omgeving
opgravingen deden. Er kan, denk ik, geen plekje ter wereld zijn dat
zo mooi of zo vredig is. Over een slingerweg door de heuvels,
tussen eiken en granaatappelbomen, volg je een riviertje. De lucht
is vers en schoon en zuiver. De laatste kilometers moeten te paard
of te voet worden afgelegd. De mensheid zou hier zo kuis zijn dat
de christelijke vrouwen naakt in de beken kunnen baden.
En dan zie je opeens de witte torens van het heiligdom. Alles is
hier rustig en ingetogen en vredig. Er zijn bomen, een
binnenplaats, stromend water. Vriendelijke beheerders brengen je
verfrissingen en in een volmaakt vredige sfeer drink je met kleine
slokjes thee. In de Voorhof is de ingang van de tempel; rechts
daarvan is een grote zwarte slang uitgehouwen. De slang is heilig,
omdat de Yezidi's geloven dat de Ark van Noach op de Jebel Sinjar
aan de grond is gelopen en dat daarbij een gat in de bodem is
ontstaan. De slang kronkelde zich op om het gat dicht te houden,
zodat de Ark kon doorvaren.
Na een poosje trokken we onze schoenen uit en werden meegenomen in
de Tempel, waarbij we behoedzaam over de drempel stapten, omdat het
verboden is een voet op een drempel te zetten. Het is ook verboden
de voetzolen te tonen, wat niet meevalt als je in kleermakerszit op
de grond zit.
Vanbinnen is de Tempel donker en koel en er is druppelend water, de
heilige Bron, die in verbinding zou staan metMekka. In deze Tempel
wordt op hoogtijdagen de Afbeelding van de Pauw getoond. Een pauw
is gekozen als vertegenwoordiger van Shaitan, volgens sommigen
omdat dat woord het meest verschilde van de Verboden Naam. In ieder
geval is het Lucifer, de Zoon van de Ochtend, die de Pauw-Engel in
het geloof van de Yezidi's is.
We kwamen weer buiten en gingen in de koele, stille en vredige
Voorhof zitten. Allebei wilden we onze terugkeer van het heiligdom
in de bergen naar de woelige wereld nog even uitstellen...
Sheikh 'Adi zal ik nooit vergeten - en ook niet de volstrekte vrede
en geestelijke vervulling die ik daar voelde...
De leider van de Yezidi's, de Mir, kwam een keer op bezoek bij onze
opgravingen in Irak. Een lange man met een droevig gezicht, van top
tot teen in het zwart. De Mir is zowel godsdienstig als wereldlijk
leider, hoewel volgens de plaatselijke traditie deze Mir werd
'aangestuurd' door zijn tante, de Khatün van de Schrijn van Sheikh
'Adi en zijn moeder, een knappe, ambitieuze vrouw, die haar zoon
verdovende middelen zou toedienen om hem onder de duim te houden,
zodat zij het gezag kon uitoefenen.
Op een tocht door de Jebel Sinjar brachten we een bezoek aan de
Yezidi-sjeik van de Sinjar, Hamar Shero, een oude man die negentig
zou zijn. In de oorlog van 1914-1918 vluchtten honderden Armeniërs
voor de Turken en kregen onderdak in de Sinjar, waardoor zij aan de
dood ontsnapten.
Ook over de rustdag ontstaat een hooglopend conflict. De dag na
betaaldag is altijd een rustdag. De mohammedanen beweren dat de
vrijdag als rustdag moet worden aangewezen, omdat er meer
mohammedanen dan christenen bij de opgravingen zijn. De Armeniërs
weigeren bij hoog en bij laag op zondag te werken en zeggen dat bij
christelijke opgravingen de zondag de rustdag moet zijn.
Wij schrijven voor dat de rustdag altijd op dinsdag zal vallen, wat
voor zover wij weten van geen enkele godsdienst de rustdag zal
zijn.
's Avonds komen de voorlieden naar het huis, drinken koffie met ons
en melden moeilijkheden of conflicten die zijn ontstaan.
Vanavond is de oude Abd es Salaam bijzonder welsprekend. Zijn stem
houdt een lange, hartstochtelijke monoloog. Ik kan maar niet
begrijpen waar het over gaat, hoewel ik aandachtig luister. Het is
echter zo'n dramatisch betoog dat mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
Wanneer Abd es Salaam even zwijgt om adem te halen, vraag ik Max
waar het over gaat.
'Constipatie, ' antwoordt Max kernachtig.
Abd es Salaam voelt mijn belangstelling aan en verhaalt met nog
meer retorische details wat hem scheelt.
'Hij heeft Eno gehad, ' zegt Max, 'Beecham, vegetarische
laxeermiddelen en haarlemmerolie. Hij vertelt je precies welk
gevoel hij bij elk van die middelen heeft gehad en hoe geen ervan
het gewenste resultaat heeft opgeleverd. '
Het is duidelijk dat het paardenmiddel van de Franse dokter moet
worden ingezet.
Max dient een geweldige dosis toe! Abd es Salaam vertrekt hoopvol
gestemd en we bidden allemaal voor een goed resultaat!
Ik heb het nu aardig druk. Naast het restaureren van aardewerk is
er de fotografie - er is me een 'donkere kamer' toegewezen. Die
lijkt een beetje op een middeleeuws 'verlies'.
Je kunt er niet in zitten of staan! Op handen en knieën ontwikkel
ik platen, knielend met gebogen hoofd. Ik kom er bijna gestikt van
de hitte uit en kan niet rechtop gaan staan, en weid genietend uit
over mijn lijden, hoewel het gehoor niet erg aandachtig is - zij
hebben uitsluitend belangstelling voor de negatieven, niet voor
degene die ze ontwikkeld heeft.
Max denkt er weieens aan om hartelijk en tactvol, maar wat
verstrooid te zeggen: 'Ik vind je geweldig, lieve. '
Ons huis is klaar. Van de heuveltop af gezien lijkt het wel een
tempel, met zijn grote koepel die wit afsteekt tegen de
zondoorstoofde bodem eromheen. Binnen is het heel aangenaam. De
twee kamers aan de ene kant zijn de antikakamer en de slaapkamer
van Max en mij. Aan de andere kant zijn de tekenkamer en de
slaapkamer van B. en Mac. Dit jaar zullen we er maar een week of
twee in verblijven. De oogst is al rijp en de mannen gaan elke dag
na het werk naar het land. De bloemen zijn verdwenen, van de ene
dag op de andere, want de bedoeïenen zijn uit de heuvels gekomen,
hun bruine tenten staan overal in de rondte, en hun weidende vee
trekt langzaam naar het zuiden.
Volgend jaar komen we weer - naar huis, want dit koepelhuis midden
in het niets voelt al als thuis.
De sjeik in zijn sneeuwwitte gewaden kijkt er goedkeurend rond, met
pretlichtjes in zijn vrolijke ogen. Dit huis zal hij in de toekomst
erven en hij voelt zijn prestige nu al stijgen.
Het zal prettig zijn Engeland terug te zien. Prettig om vrienden en
groen gras en hoge bomen te zien. Maar het zal ook prettig zijn om
volgend jaar terug te gaan.
Mac maakt een schets. Het is een schets van de heuvel -een
gestileerde weergave, maar ik vind hem erg mooi.
Er staan geen mensen op; alleen golvende lijnen en motieven. Ik
besef dat Mac niet alleen architect is. Hij is kunstenaar. Ik vraag
hem het omslag voor mijn nieuwe boek te ontwerpen.
B. komt binnen om te klagen dat alle stoelen zijn ingepakt - hij
kan nergens zitten.
'Waarom wil je zitten?' vraagt Max. 'Er is nog heel wat te doen.
'
Hij gaat naar buiten en verwijtend zegt B. tegen mij: 'Wat heb jij
een energieke man!'
Ik vraag me af wie dit zou geloven die Max alleen op een
zomermiddag in Engeland heeft zien slapen...
Ik denk aan Devon, aan rode rots en een blauwe zee... Het is
heerlijk om naar huis te gaan: mijn dochter, de hond, kommen dikke
Devonshire-room, appels, sanitair... Ik zucht van
zaligheid.