1 Partant pour la Syrië
Over een paar weken vertrekken we naar Syrië!
Het aanschaffen van benodigdheden voor een warm klimaat in het
najaar of de winter verloopt niet zonder problemen. Met de
zomerkleding van het afgelopen seizoen, waarvan men optimistisch
heeft gedacht dat het daarmee wel zou 'kunnen', blijkt het niet te
'kunnen' nu het zover is. De kledingstukken lijken, zoals dat in
verhuizerstermen heet, 'gedeukt, bekrast, beschadigd'. (En ook
gekrompen, verschoten en mal!) Bovendien - helaas! - te krap
geworden.
Dus: op naar de winkels, en...
'Natuurlijk, mevrooi, is daar momenteel geen vraag naar! We hebben
in grote maten wel beeldige pakjes in donkere tinten. '
O, die ellendige grote maten! De vernedering om een grote maat te
hebben! En een nog grotere vernedering om direct als grote maat te
worden herkend!
(Al zijn er betere dagen waarop men, gekleed in een afkledende
lange zwarte jas met bontkraag van een verkoopster te horen krijgt:
'Maar mevrooi is hoogstens volslank!')Ik kijk naar de pakjes, met
hun plukjes bont op onverwachte plaatsen en plissérokken. Ik leg
bedroefd uit dat ik iets in wasbare zijde of katoen zoek.
'Mevrooi kan het op onze afdeling sportieve kleding proberen. '
Mevrooi probeert het op de afdeling sportieve kleding -zonder
overdreven verwachtingen. Hier heerst een romantische opvatting van
sportiviteit, iets arcadisch welhaast. Het zijn meisjes die zich in
sportieve kleding hullen: jonge, slanke meisjes die onkreukbare
linnen broeken dragen, immenswijd bij de enkels en onmogelijk strak
om de heupen. Het zijn meisjes die zich verrukkelijk uitleven in
speelpakjes. Het zijn meisjes voor wie shorts in achttien modellen
in voorraad zijn!
Het sierlijke wezentje op onze afdeling sportieve kleding toont
weinig begrip.
'O nee, mevrooi, wij hebben hier geen grote maten. ' (Licht
afgrijzen! Grote maten en sportieve kleding? Geen romantische
combinatie!)Ze voegt eraan toe: 'Dat gaat toch niet samen?'
Ik beaam bedroefd dat het niet samengaat.
Er is nog een laatste hoop. Onze afdeling tropenkleding.
Onze afdeling tropenkleding bestaat voornamelijk uit tropenhelmen -
bruine tropenhelmen, witte tropenhelmen, gepatenteerde
tropenhelmen. Een beetje weggedrukt, want ietwat frivool, zijn de
Terais: ventilerende gleufhoeden in roze en blauw en geel, als
tropische bloemen. Er is ook een enorm houten paard en er hangt een
collectie rijbroeken.
Maar - jawel - er zijn nog andere dingen te krijgen. Hier hangt
passende kledij voor de echtgenotes van Imperiumbouwers. Shantoeng!
Rechttoe, rechtaan gesneden shantoeng jasjes en rokken - hier geen
meisjesfratsen - met zowel omvang als schrielheid wordt hier
rekening gehouden! Ik vertrek naar een pashokje met diverse
modellen en maten. Even later ben ik veranderd in een memsahiblIk
voel wel iets knagen, maar ik zet door. Het zijn immers koele,
praktische kleren en ik kan erin.
Ik richt mijn aandacht op de keuze van de juiste hoed. Omdat de
juiste hoed tegenwoordig niet meer bestaat, moet ik er een laten
maken. Dat is minder eenvoudig dan het klinkt.
Wat ik wil, wat ik wil hebben en wat ik vrijwel zeker niet zal
krijgen, is een vilthoed van redelijke afmetingen die op mijn hoofd
past. Het is het soort hoed dat twintig jaar geleden werd gedragen
bij een wandeling met de hond of op degolfbaan. Nu zijn er helaas
alleen nog dingetjes die aan het hoofd moeten worden bevestigd -
boven een oog, een oor, de hals, al naargelang de mode van het
ogenblik voorschrijft - of de Terai, met zijn doorsnee van een
meter.
Ik leg uit dat ik een hoed wil zoals de Terai, maar dan met een
rand die hoogstens een kwart zo breed is.
'Maar de modellen hebben zo'n brede rand om volledige bescherming
tegen de zon te bieden, mevrooi. '
'Ja, maar waar ik naartoe ga, staat altijd een harde wind, en zo'n
hoed waait dan af. '
'We kunnen mevrooi wel helpen met elastiek. '
'Ik wil een hoed met een rand die niet breder is dan bij de hoed
die ik nu draag. '
'Natuurlijk, mevrooi, met een ondiepe dop zou dat heel goed staan.
'
'Geen ondiepe dop! Deze hoed moet blijven zitten!'
Victorie! Wij kiezen de kleur uit - een van de nieuwe tinten met
mooie namen als zand, roest, modder, klinker, drab, enzovoort.
Nog een paar kleine aankopen - aankopen waarvan ik instinctief weet
dat ik er last mee zal krijgen. Een reistas met rits, bijvoorbeeld.
Het leven wordt tegenwoordig beheerst en gecompliceerd door de
meedogenloze rits. Blouses met ritsen, skipakken met ritsen.
'Japonnetjes' zijn onbruikbare dingen geworden die voor de
aardigheid her en der van ritsen zijn voorzien.
Waarom? Is er iets dodelijkers dan een rits die zich tegen je
keert? Hij veroorzaakt een veel neteliger probleem dan een gewone
knoop, gesp, drukker of haakje met oog.
In de begintijd van de rits liet mijn moeder, verrukt door deze
nieuwigheid, twee korsetten maken met een rits aan de voorkant. Dat
liep heel pijnlijk af! Niet alleen vorderde het dichtritsen uiterst
moeizaam, maar de korsetten weigerden koppig zich te laten
ont-ritsen! De verwijdering was bijna chirurgenwerk! En door mijn
moeders verrukkelijke victoriaanse pudeur leek het enige tijd
mogelijk dat ze de rest van haar leven in dit korset zou moeten
doorbrengen - een soort moderne Vrouw in IJzeren Korset!
Vandaar dat ik de rits met argwanende ogen bezie. Maar het schijnt
dat alle reistassen van ritsen zijn voorzien.
'De ouderwetse gespen zijn volstrekt uit de tijd, mevrooi, ' zegt
de verkoper en kijkt me meewarig aan.
'Ziet u wel hoe eenvoudig het gaat, ' zegt hij en doet het
voor.
De eenvoud staat buiten kijf - maar, bedenk ik, nu is de tas nog
leeg.
'Tja, ' zeg ik zuchtend, 'we moeten met onze tijd mee. '
Met enige scepsis koop ik de tas.
Nu ben ik de trotse bezitster van een reistas met rits, een
mantelpak voor de vrouw van een Imperiumbouwer en een mogelijk
bevredigende hoed.
Er moet nog veel gebeuren.
Ik begeef me naar de afdeling schrijfwaren. Ik koop diverse
vulpennen en vulpotloden - want het is mijn ervaring dat een vulpen
die zich in Engeland voorbeeldig gedraagt, zodra hij merkt dat hij
in de woestijn wordt losgelaten, meent in staking te mogen gaan en
zich daarnaar gedraagt door willekeurig inkt te spuiten over mij,
mijn kleren en mijn aantekenboekje, of wat er maar in de omgeving
is, of koket weigert iets anders te doen dan onzichtbare krassen op
papier te maken. Ik koop ook een bescheiden aantal potloden: twee.
Potloden zijn gelukkig niet temperamentvol, en hoewel ze er slag
van hebben om stilletjes te verdwijnen, heb ik altijd een bron bij
de hand. Waar is een architect anders voor dan om potloden van te
lenen?
Vier polshorloges zijn de volgende aankoop. De woestijn is niet
zachtzinnig voor horloges. Na een paar weken wordt een horloge daar
balorig van. Tijd, beweert het horloge, is niet meer dan een
denkwijze. Daarna kiest het instrument ervoor om acht of negen keer
per dag gedurende twintig minuten stil te staan, of om op hol te
slaan. Soms wisselt het koket het een met het ander af.
Uiteindelijk blijft het definitief stilstaan. Dan komt het tweede
horloge aan de beurt, enzovoort. Bovendien worden er horloges van
twee shilling en sixpence in gereedheid gehouden voor het ogenblik
dat mijn man tegen me zegt: 'Leen me even een horloge om aan de
voorman te geven, wil je?'
Onze Arabische voorlieden, met al hun verdiensten, lijken nogal ruw
om te gaan met tijdmeters. Het kost hen ook nogal wat intellectuele
inspanning om te bepalen hoe laat het is. Het komt voor dat ze in
alle ernst een knol van een klokje ondersteboven houden en er
volkomen geconcentreerd naar kijken alvorens het verkeerde antwoord
te geven! Het opwinden van deze schatten geschiedt energiek en zo
grondig dat weinig veren tegen de spanning bestand zijn!
Tegen het einde van het seizoen gebeurt het dan ook dat de horloges
van de expeditie een voor een worden opgeofferd. Mijn goedkope
horloges zijn een middel om die kwade dag uit te stellen.
Inpakken!
Er zijn diverse opvattingen over inpakken. Er zijn mensen die al
een week of veertien dagen van tevoren beginnen. Er zijn mensen die
een halfuur voor vertrek wat dingen in een koffer mikken. Er zijn
pietjes precies die heel veel vloeipapier gebruiken! Er zijn mensen
die er niet over denken om vloeipapier te gebruiken en alles erin
proppen en er het beste van hopen! Er zijn mensen die vrijwel alles
wat ze nodig hebben vergeten mee te nemen! En er zijn mensen die
gigantische hoeveelheden inpakken van dingen die ze nooit nodig
zullen hebben!
Over archeologisch inpakken kan één ding met zekerheid worden
gesteld. De bagage bestaat voornamelijk uit boeken. Welke boeken
mee moeten, welke boeken mee kunnen, voor hoeveel boeken er ruimte
is, welke boeken (metspijt in het hart!) thuisgelaten kunnen
worden. Ik ben er vast van overtuigd dat alle archeologen op de
volgende manier inpakken: ze bepalen het maximum aantal koffers dat
het getergde bedrijf Wagons-Lits bereid is te vervoeren. Die
koffers proppen ze dan vol met boeken. Met tegenzin halen ze er
vervolgens weer een paar boeken uit en vullen de verkregen ruimte
met een overhemd, pyjama, sokken, enzovoort.
Als ik in de kamer van Max rondkijk, krijg ik de indruk dat de hele
ruimte met boeken gevuld is! Door een kier tussen de boeken kan ik
nog net zijn zorgelijke gezicht zien.
'Denk je, ' vraagt hij, 'dat ik voor al deze ruimte heb?'
Het antwoord is zo overduidelijk negatief dat het wreed lijkt dat
hardop te zeggen.
Om halfvijf in de middag komt hij mijn kamer binnen en vraagt
hoopvol: 'Heb jij nog ruimte in je koffers over?'
Met mijn lange ervaring zou ik gedecideerd nee moeten zeggen, maar
ik aarzel en dat wordt me fataal.
'Als je nog een paar dingen kwijt kunt... '
'Toch geen boeken?'
Max kijkt een beetje verbaasd en zegt: 'Natuurlijk wel. Boeken. Wat
dacht je dan?'
Hij komt dichterbij om twee van zijn dikste pillen stevig aan te
drukken op het mantelpak voor de echtgenote van de Imperiumbouwer,
dat ik boven in de koffer heb gelegd.
Ik uit een kreet van protest, maar te laat.
'Onzin, ' zegt Max, 'er kan nog best wat bij!' En drukt de koffer
dicht, die koppig weigert te sluiten.
'Hij is nu nog niet eens echt vol, ' zegt Max optimistisch.
Gelukkig wordt hij op dit ogenblik afgeleid door een bedrukte
linnen jurk die in een andere koffer ligt. 'Wat is dat?'
Ik antwoord dat het een jurk is.
'Interessant, ' zegt Max. 'Al die vruchtbaarheidsmotieven aan de
voorkant. '
Een van de verontrustende aspecten van een huwelijk meteen
archeoloog is hun kennis van de herkomst van de onschuldigste
dessins!
Nu hoeft hij, zegt hij, alleen nog maar zijn 'papieren op te
ruimen'.
Om elf uur ga ik naar bed en laat Max achter aan zijn bureau (dat
nooit afgestoft of opgeruimd mag worden, op straffe van iets
vreselijks), tot aan zijn ellebogen in brieven, rekeningen,
brochures, tekeningen van serviesgoed, talloze potscherven en
diverse lucifersdoosjes waarin geen lucifers zitten, maar vreemd
gevormde prehistorische kralen.
Om vier uur in de nacht komt hij opgewonden de slaapkamer in, met
een kopje thee in zijn hand, om me te laten weten dat hij eindelijk
dat razend interessante artikel over vondsten in Anatolië heeft
teruggevonden dat hij in juli is kwijtgeraakt. Hij voegt eraan toe
dat hij hoopt dat hij me niet wakker heeft gemaakt.
Ik zeg dat hij me natuurlijk wel wakker heeft gemaakt en mij ook
weieens een kopje thee mag brengen!
Als Max met de thee terugkomt, zegt hij dat hij ook een groot
aantal rekeningen heeft gevonden waarvan hij dacht dat hij ze al
had betaald. Die ervaring heb ik ook. We zijn het erover eens dat
je er treurig van wordt.
Om negen uur in de ochtend wordt er een beroep op me gedaan als
zwaargewicht omdat ik op een van Max' uitpuilende koffers moet
komen zitten.
'Als jij ze niet dicht kunt krijgen, ' zegt Max niet erg galant,
'lukt het niemand!'
De bovenmenselijke prestatie wordt uiteindelijk verricht door
middel van de zwaartekracht en ik keer terug naar mijn eigen
probleem zoals ik met mijn profetische gaven heb voorzien: de
ritstas. In lege toestand, in de winkel van meneer Gooch, had hij
er eenvoudig, aardig en arbeidsbesparend uitgezien. Wat was de rits
monter op en neer gegaan! Nu de tas propvol is, vergt het
dichtmaken een bovenmenselijke aanpassing. De twee randen moeten
met mathematische precisie naar elkaar toe worden gebracht, en
terwijl de rits er traag langs reist, doen zich complicaties voor
als gevolg van een hoekje van een toilettas. Wanneer ik hem
eindelijk dicht heb, neem ik me heilig voor hem pas in Syrië weer
open te maken!
Maar bij nader inzien zal dat echt niet gaan. Hoe moet het dan met
de genoemde toilettas? Zal ik vijf dagen ongewassen moeten reizen?
Op dit moment lijkt zelfs dat aantrekkelijker dan het openritsen
van de ritstas!
Ja, nu is het moment gekomen dat we echt vertrekken. Belangrijke
dingen zijn nog niet gedaan: de wasserij heeft ons zoals gewoonlijk
teleurgesteld; de stomerij is tot verdriet van Max beloften niet
nagekomen - maar wat doet het ertoe? We gaan weg!
Enkele ogenblikken ziet het ernaar uit dat we niet weg kunnen! De
koffers van Max, met hun bedrieglijke aanblik, zijn te zwaar voor
de taxichauffeur. Hij en Max worstelen ermee tot ze ten slotte, met
hulp van een voorbijganger, zijn ingeladen.
We rijden naar Victoria Station.
Dierbaar station, toegangspoort tot de wereld achter Engeland, wat
houd ik van je perron waar de internationale treinen vertrekken. In
extase snuif ik de geur van zwavel op - zo anders dan de lichte,
hooghartige, olieachtige geur van een schip, die me altijd
mismoedig stemt door het vooruitzicht van zeeziekte. Maar een
trein, een grote, snuivende, gezellige trein met een grote,
hijgende locomotief die stoomwolken uitbraakt en ongeduldig lijkt
te zeggen: 'Ik moet weg, ik moet weg, ik moet wég!' is een vriend!
Hij is in dezelfde stemming als jij, want jij zegt ook: 'Ik ga op
reis, ik ga op reis, ik ga... '
Bij de deur van onze pullmancoupé wachten vrienden om ons uit te
wuiven. De gebruikelijke onzinnige gesprekken vinden plaats.
Beroemde laatste woorden van mijn lippen -instructies over honden,
over kinderen, over het doorsturen van brieven, het opsturen van
boeken, over vergeten zaken, en 'ik denk dat je hem op de piano
zult vinden, maar misschien op het planchet in de badkamer'. Alle
dingen die al zijn gezegd en echt niet opnieuw gezegd hoeven
worden!
Max wordt omringd door zijn familieleden, ik door de mijne.
Mijn zuster zegt bijna in tranen dat ze het gevoel heeft dat ze me
nooit meer zal zien. Ik ben niet erg onder de indruk, omdat ze
altijd dat gevoel heeft als ik naar het Oosten vertrek. En wat,
vraagt ze, moet ze doen als Rosalind blindedarmontsteking krijgt?
Er lijkt geen reden te zijn waarom mijn dochter van veertien
blindedarmontsteking zou krijgen en ik kan geen ander antwoord
bedenken dan: 'Je moest haar maar niet zelf opereren!' Want mijn
zuster heeft een grote reputatie voor ondoordacht gebruik van haar
schaar, waarmee ze blindelings steenpuisten, hoofdhaar en
zelfgemaakte jurken te lijf gaat; meestal met veel succes, moet ik
toegeven.
Max en ik ruilen van familie en mijn lieve schoonmoeder drukt me op
het hart heel voorzichtig te zijn, waarbij ze de suggestie wekt dat
ik me moedig in groot gevaar zal begeven.
Er klinken stoten op de stoomfluit en ik wissel gauw nog een paar
gehaaste woorden met mijn vriendin en secretaresse. Zal ze alles
doen wat ik heb nagelaten, de wasserij en de stomerij er flink van
langs geven en een goede referentie voor de kokkin schrijven en die
boeken versturen die ik niet meer heb kunnen inpakken en mijn
paraplu ophalen bij Scotland Yard, en een passend antwoord
opstellen aan de dominee die drieënveertig grammaticale fouten in
mijn nieuwste boek heeft ontdekt, en de zadenlijst voor de tuin
nalopen en aubergines en raapjes doorstrepen? Ja, dat zal ze
allemaal doen en als zich Thuis of in de Literaire Wereld een
crisis voordoet, zal ze me telegraferen. Dat hoeft niet, zeg
ik.
Ze is mijn gevolmachtigde. Ze kan doen wat ze wil. Ze kijkt nogal
geschrokken en zegt dat ze heel voorzichtig zal zijn. Weer die
stoomfluit! Ik neem afscheid van mijn zuster, zeg zomaar dat ik ook
het gevoel heb alsof ik haar nooit meer zal zien en dat Rosalind
misschien inderdaad blindedarmontsteking zal krijgen. Onzin, zegt
mijn zuster, waarom zou ze? We klimmen in de pullman, de trein
gromt en komt in beweging - we zijn op weg.
Ongeveer vijfenveertig seconden voel ik me ellendig en dan, terwijl
we Victoria Station achter ons laten, ben ik opnieuw verrukt. We
zijn begonnen aan de heerlijke, opwindende reis naar Syrië.
Een pullman is een beetje chic en verwaand, maar lang niet zo
comfortabel als een gewoon eerste klasse rijtuig. We nemen altijd
een pullman, uitsluitend vanwege de koffers van Max, die niet in
een gewone coupé zouden passen. Nadat Max een keer geregistreerde
bagage is kwijtgeraakt, neemt hij geen risico meer met zijn
geliefde boeken.
We komen in Dover aan en zien dat de zee betrekkelijk kalm is.
Niettemin neem ik mijn toevlucht tot de Salon des dames om te gaan
liggen en te mediteren met het pessimisme dat de beweging van de
golven me altijd ingeeft. Maar we zijn spoedig in Calais en de
Franse steward levert een man in een blauwe blouse om met mijn
bagage te helpen. 'Madame zal hem bij de douane vinden, ' zegt
hij.
'Welk nummer heeft hij?' vraag ik. De steward reageert
verwijtend.
'Madame! C'est le charpentier du bateau!'
Ik geneer me, maar bedenk enkele ogenblikken later dat het
eigenlijk geen antwoord is. Waarom is het, omdat hij de charpentier
du bateau is, gemakkelijker hem te vinden tussen een paar honderd
andere mannen in een blauwe blouse, die allemaal iets roepen als:
'Quatre-vingt treize?' Bovendien: stelt het feit dat hij de
charpentier du bateau is hem in staat feilloos een Engelse vrouw
van middelbare leeftijd tevinden in een heel gezelschap Engelse
vrouwen van middelbare leeftijd?
In dat stadium van mijn overpeinzingen voegt Max zich bij me en
zegt dat hij een kruier voor mijn bagage heeft. Ik leg uit dat de
charpentier du bateau mijn bagage heeft en Max vraagt waarom ik dat
heb toegelaten. Alle bagage kan beter bij elkaar blijven. Ik ben
het met hem eens, maar voer aan dat mijn intellect altijd wordt
verstoord door zeereizen. Max zegt: 'Nou goed, dan halen we alles
wel bij de douane op. ' En we begeven ons naar dat inferno van
schreeuwende kruiers en de onvermijdelijke ontmoeting met het enige
type echt onaangename Franse vrouw dat er is, een douanière; een
wezen zonder charme of chic, zonder vrouwelijke gratie. Ze prikt en
plukt, ze zegt ongelovig: 'Pas de cigarettes? en krast ten slotte,
brommend van tegenzin, de mystieke hiëroglyfen op onze bagage, en
we passeren de slagboom en komen op het perron en gaan naar de
Simplon-Oriënt-Express waarmee we aan de reis door Europa
beginnen.
Vele jaren geleden al werd ik, onderweg naar de Rivièra of Parijs,
gefascineerd door de aanblik van de Oriënt-Express in Calais en
wilde er dolgraag eens mee reizen. Inmiddels is de trein een
vertrouwde oude vriend geworden, maar de opwinding is nooit
helemaal verdwenen. Daar ga ik in! Daar zit ik in! Ik zit echt in
die blauwe wagon met het eenvoudige opschrift: calais-istanbul. Het
is veruit mijn favoriete trein. Ik houd van het tempo, dat allegro
con furore wordt ingezet, deinend en rammelend zodat de passagiers
over de bank schuiven door de haast waarmee de trein Calais en het
Westen achter zich laat; verder oostelijk zakt het geleidelijk in
een rallentando tot een gestaag andante.
De volgende ochtend vroeg trek ik de zonwering op en zie de vage
vormen van de bergen in Zwitserland, dan de afdaling naar de
Italiaanse laagvlakte, waarbij we Stresa en het prachtige meer
passeren. Dan later het mooie station in dat het enige is dat we
van Venetië te zien krijgen en er weer uit,en langs de zee naar
Triëst en door naar Joegoslavië. Het tempo wordt steeds trager, de
stationsklokken geven tegenstrijdige tijdstippen aan. West-Europese
tijd wordt Midden-Europese tijd. De namen van de stations staan
geschreven in onwaarschijnlijk uitziende letters. De locomotieven
zien er bol en vriendelijk uit en braken diepzwarte prikkende rook
uit. Rekeningen in de restauratie worden uitgeschreven in
verwarrende valuta en er komen vreemde flesjes mineraalwater op
tafel. Een kleine Fransman die tegenover ons zit bestudeert zijn
rekening een paar minuten stilzwijgend, kijkt dan op en richt zich
tot Max. Zijn geëmotioneerde stem klinkt klaaglijk: 'Le change des
Wagons-Lits, c'est incroyable!' Aan de andere kant van het gangpad
eist een man met een haakneus dat het verschuldigde bedrag op zijn
rekening hem wordt genoemd in (a) francs, (b) lires, (c) dinars,
(d) Turkse ponden, (e) dollars. Wanneer dit door de geduldige
steward is uitgelegd, rekent de reiziger in stilte en haalt dan -
kennelijk een financieel brein - de valuta die voor hem het
gunstigst is te voorschijn. Hierdoor, legt hij ons uit, heeft hij
in Engels geld vijf pence bespaard!
In de ochtend komt de Turkse douane de trein in. Ze maken geen
haast en hebben een intense belangstelling voor onze bagage.
Waarom, vragen ze aan mij, heb ik zoveel paren schoenen? Het is te
veel... Maar, antwoord ik, ik heb geen sigaretten, omdat ik niet
rook, dus waarom niet wat meer schoenen? De douanier aanvaardt de
verklaring. Die lijkt hem redelijk. En wat, vraagt hij, zit er voor
poeder in dit blik?
Poeder tegen ongedierte, zeg ik, maar ik merk dat hij dat niet
begrijpt. Hij fronst en kijkt argwanend. Kennelijk verdenkt hij me
van het smokkelen van verdovende middelen. Het is geen poeder voor
de tanden, zegt hij beschuldigend, en niet voor het gezicht, dus
waarvoor dan wel? Levendig toneelspel van mijn kant! Ik krab me
realistisch, ik vang de kleine lastpost. Ik strooi poeder langs de
lambrisering. Hijwerpt het hoofd in de nek en schatert het uit; hij
herhaalt een Turks woord. Daar is het voor, dat poeder! Hij
herhaalt de grap tegenover een collega. Ze hebben er veel plezier
om. Nu krijgen we een lesje van de conducteur van Wagons-Lits. Ze
zullen met onze paspoorten komen om te vragen hoeveel geld we
hebben. 'Effectif vous comprenezf" Ik ben dol op het woord
effectif, dat zo goed contant geld karakteriseert. 'U hebt, '
vervolgt de conducteur, 'precies zoveel effectif! Hij noemt het
bedrag. Max werpt tegen dat we meer hebben. 'Het maakt niet uit.
Als u dat zegt, krijgt u problemen. U moet zeggen dat u hebt de
kredietbrief of de reischeques en zoveel effectif,. ' Hij voegt er
verklarend aan toe: 'Het kan ze niet schelen wat u hebt, begrijpt
u, maar het antwoord moet en règle zijn. U moet zeggen: zoveel.
'
Even later komt de heer langs die de financiële zaken afhandelt.
Hij schrijft ons antwoord op nog voordat we het hebben gegeven.
Alles is en règle. En nu komen we aan in Stamboul en kronkelen
tussen vreemde overnaadse houten huizen door, vangen een glimp op
van logge stenen forten en zien rechts van ons soms even de
zee.
Een stad om dol van te worden, Stamboul - want als je er bent, kun
je hem niet zien! Pas als je van de Europese kant de Bosporus
oversteekt naar de Aziatische kust, kun je Stamboul echt zien. De
stad is vanmorgen heel mooi - in het heldere, bleke ochtendlicht
zonder nevel, en de moskeeën met hun minaretten die in de lucht
priemen.
'La sainte Sophie is prachtig, ' zegt een Franse heer.
Iedereen valt hem bij, behalve helaas ikzelf. Ik heb de Aya Sofia
nooit kunnen bewonderen! Een betreurenswaardig gebrek aan goede
smaak, maar zo is het nu eenmaal. Ik heb de afmetingen altijd
verkeerd gevonden. Uit schaamte over mijn tegendraadse opvatting
doe ik er het zwijgen toe.
Nu naar de wachtende trein bij Haidar Pacha en als de trein
eindelijk vertrekt, komt er ontbijt - we zijn inmiddels
uitgehongerd! Dan een prachtige dagreis langs de golvendekust en de
Zee van Marmora, met prachtige eilandjes in de verte. Voor de
honderdste keer bedenk ik dat ik graag een van die eilanden zou
willen hebben. Vreemd, dat verlangen naar een eigen eiland! Een
eiland symboliseert vrijheid, alleen zijn, zorgeloosheid. Maar
eigenlijk, vermoed ik, zou het niet vrijheid betekenen maar een
vorm van gevangenschap. Voor je huishouden zou je volslagen
afhankelijk zijn van het vasteland. Je zou voortdurend lange
boodschappenlijsten voor de winkels moeten maken, voor vlees en
brood moeten zorgen en zelf het huishouden moeten doen, want er zou
amper huispersoneel te vinden zijn dat op een eiland wil wonen, ver
van kennissen en bioscopen, zonder zelfs een busverbinding met hun
gelijken. Een eiland in de Stille Zuidzee, stelde ik me altijd
voor, zou anders zijn! Daar zou je lui de lekkerste vruchten eten,
zonder borden, messen, vorken of afwas, en zonder het probleem van
vet in de gootsteen! Maar de enige bewoners van een Zuidzee-eiland
die ik ooit heb zien eten hadden borden vol moddervette
runderstoofpot voor zich, op een smoezelig tafelkleed.
Nee, een eiland is en moet zijn: een droomeiland! Een eiland zonder
vegen, afstoffen, bedden opmaken, was, afwas, vet,
voedselproblemen, boodschappenlijsten, lamponder-houd, aardappels
schillen of vuilnisbakken. Bij dat droomeiland horen wit zand en
een blauwe zee - en misschien een feeënhuis, tussen zonsopgang en
zonsondergang gebouwd; de appelboom, het zingen en het goud...
In dit stadium van mijn overpeinzingen vraagt Max waar ik aan denk
en ik zeg eenvoudig: 'Het paradijs!'
'O, wacht maar tot je de Jaghjagha ziet!' zegt Max.
Ik vraag of het daar heel mooi is en Max zegt dat hij dat echt niet
zou weten, maar het is een buitengewoon interessante plek waar
niemand echt weet van heeft!
De trein slingert omhoog in een kloof en we laten de zee achter
ons.
De volgende ochtend bereiken we de Cilicische Poort enzien een van
(Je fraaiste vergezichten die ik ken. Het is of je aan de rand van
de wereld staat en uitkijkt over het beloofde land, en je voelt je
een beetje zoals Mozes zich moet hebben gevoeld. Want ook hier is
geen toegang... De zachte, nevelige donkerblauwe schoonheid is een
land dat je nooit zult bereiken; de werkelijke dorpen en stadjes
die je bezoekt maken deel uit van de gewone alledaagse wereld -
niet van de betoverde schoonheid die je hier verlokt...
De trein fluit. We klimmen weer in onze coupé.
Door naar Alep. En van Alep naar Beyrout, waar onze architect op
ons wacht en waar de laatste voorbereidingen zullen worden
getroffen voor onze verkenning van Habur en Jaghjagha, die zal
leiden tot de keuze van een heuvel die zich leent om opgravingen te
doen.
Want dit is het begin van de hele zaak, zoals mevrouw Beeton zegt.
Eerst je haas vangen, zegt die eerbiedwaardige dame.
Dus in ons geval: eerst je heuvel vinden. Dat gaan we nu
doen.