Hoofdstuk 14
In een rustige hotelkamer zat Edwards vol eerbied naar Sir Henry
Clithering te luisteren.
'Er zijn bepaalde vragen die ik je graag zou willen stellen,
Edwards, maar eerst wil ik dat je ten volle begrijpt in welke
bevoegdheid ik hier ben. Ik ben vroeger hoofdcommissaris van
politie geweest bij Scotland Yard. Ik ben nu gepensioneerd en dus
ambteloos burger. Meneer Jefferson heeft gevraagd of ik hier wilde
komen, toen dit drama had plaatsgevonden. Hij heeft mij verzocht al
mijn bekwaamheid en al mijn ervaring aan te wenden om de waarheid
te weten te komen. '
Sir Henry wachtte even.
Edwards, die zijn lichtblauwe schrandere ogen op het gezicht van de
ander gericht had, boog zijn hoofd. Hij zei: 'Juist, Sir Henry.
'
Langzaam en bedaard vervolgde Clithering: 'Vanzelfsprekend worden
er in alle politiezaken heel wat bijzonderheden achtergehouden. Ze
worden achtergehouden om verschillende redenen - omdat ze
betrekking hebben op een familieschandaal, omdat men denkt dat ze
toch niets met de zaak uitstaande hebben, omdat ze voor de
betrokkenen maar last en moeite met zich mee zouden brengen. '
Weer zei Edwards: 'Juist, Sir Henry. '
ik neem aan, Edwards, dat de hoofdpunten in deze zaak je nu wel
duidelijk zullen zijn. Het vermoorde meisje stond op het punt door
meneer Jefferson geadopteerd te worden. Twee mensen hadden een
motief om te zorgen dat dit niet zou gebeuren. Die twee mensen zijn
meneer Gaskell en mevrouw Jefferson. '
Even lichtten de ogen van de bediende op. Hij zei: 'Mag ik vragen
of ze onder verdenking staan, Sir Henry?'
'Ze lopen geen gevaar gearresteerd te worden, als je dat soms
bedoelt. Maar het kan niet anders of de politie moet wantrouwig
tegenover hen staan, en dat zal wel zo blijven tot de zaak
opgehelderd is. '
'Geen prettige positie voor hen, Sir Henry. '
'Helemaal niet prettig. Om nu achter de waarheid te komen moet men
al het feitenmateriaal van het geval tot zijn beschikking hebben.
Bijzonder veel hangt af, moet wel afhangen, van de reacties van
meneer Jefferson en zijn familie, van wat zij gedaan of gezegd
hebben. Hoe dachten zij over de zaak, wat lieten zij blijken, en
wat werd er gezegd? Ik vraag jou om feiten uit de eerste hand,
Edwards -- om het soort feiten die alleen jij waarschijnlijk kunt
weten. Jij kent de stemmingen van je meester. Uit je waarneming
daarvan weet je naar alle waarschijnlijkheid ook wel waardoor ze
veroorzaakt werden. Ik vraagje dit niet als politieman, doch als
vriend van meneer Jefferson. Dat wil zeggen, dat als iets dat je
mij vertelt naar mijn mening niet ter zake dienende is, ik het niet
zal doorgeven aan de politie. '
Hij wachtte even.
Edwards zei op kalme toon: ik begrijp u, Sir Henry. U wenst dat ik
geheel vrijuit zal spreken - dat ik dingen zal zeggen die ik in
normale omstandigheden niet zou zeggen -dingen, waarnaar u -- neemt
u mij niet kwalijk, Sir Henry -- anders in geen geval zou willen
luisteren. '
Sir Henry zei: 'Je bent een heel intelligente kerel, Edwards. Dat
is nu precies wat ik bedoel. '
Edwards zweeg gedurende enkele ogenblikken, en daarop begon hij te
spreken.
'Natuurlijk ken ik meneer Jefferson nu langzamerhand vrij goed. Ik
ben al heel wat jaren bij hem. En ik zie hem ook op zijn minder
gunstige momenten, niet alleen wanneer hij in een goede stemming
is. Ik heb me wel eens afgevraagd
of iemand er wel goed aan doet tegen het noodlot te vechten op een
manier zoals meneer Jefferson gedaan heeft. Het heeft hem
ontzettend hard aangepakt, Sir Henry. Als hij nu eens een keer
eraan had kunnen toegeven, en een ongelukkige, eenzame, gebroken
oude man had kunnen zijn -- nu, dan was het uiteindelijk misschien
beter voor hem geweest. Maar daar is hij te trots voor. Hij zal in
't harnas sterven - dat is zijn lijfspreuk. Maar zoiets leidt tot
heel wat nerveuze reacties, Sir Henry. Hij ziet er uit als een
evenwichtig mens. Maar ik heb hem gezien wanneer hij zulke hevige
woedeaanvallen had dat hij haast geen woord kon uitbrengen van
kwaadheid. En wat vooral zijn woede opwekte, Sir Henry, dat was
bedrog... '
'Zegje dat soms met een bepaalde bedoeling, Edwards?'
'Jawel, Sir Henry. U hebt me toch gevraagd volkomen vrijuit te
spreken?'
'Dat is de bedoeling. '
'Welnu dan, Sir Henry, naar mijn mening was dat jonge meisje,
waarover meneer Jefferson zich zo druk maakte, het niet waard. Ze
was, om het nu maar te zeggen zonder er doekjes om te winden, een
ordinair juffie. En ze gaf helemaal niets om meneer Jefferson. Al
die mooidoenerij van veel van hem te houden en van dankbaarheid was
maar kletskoek. Ik wil niet beweren dat er zoveel kwaad bij zat --
maar ze was bij lange na niet wat meneer Jefferson dacht. Dat was
eigenaardig, Sir Henry, want meneer Jefferson was een scherpzinnig
man; hij vergiste zich niet vaak in de mensen. Maar ja, een man is
ook niet helemaal zichzelf in zijn oordeel wanneer er een jonge
vrouw in het spel is. De jonge mevrouw Jefferson, ziet u, van wie
hij altijd gewoon was geweest veel sympathie te ondervinden, was
deze zomer erg veranderd. Het was hem opgevallen, en hij had het
zich erg aangetrokken. Hij hield veel van haar, ziet u. Meneer Mark
heeft hij nooit bijzonder mogen lijden. '
Sir Henry merkte er tussendoor op: 'En toch wilde hij hem
altijd om zich heen hebben. '
'Ja, maar dat was om juffrouw Rosamund. Wijlen mevrouw Gaskell. Zij
was zijn oogappel. Hij aanbad haar. Meneer Mark was de man van
juffrouw Rosamund. Zo beschouwde hij hem nog altijd. '
'Stel je nu eens voor dat meneer Mark met iemand anders was
getrouwd. '
'Dan zou meneer Jefferson woedend zijn geweest, Sir Henry. '
Sir Henry trok zijn wenkbrauwen op. 'Zou het zo erg geweest
zijn?'
'Hij zou het niet hebben laten blijken, maar zo zou het toch
geweest zijn. '
'En als mevrouw Jefferson was hertrouwd?'
'Dat zou meneer Jefferson ook niet prettig hebben gevonden, Sir
Henry. '
'Ga door, alsjeblieft, Edwards. '
ik zei dat meneer Jefferson verliefd raakte op dat jonge meisje. Ik
heb dat dikwijls zien gebeuren met de heren bij wie ik was. Dat
overkomt ze zo maar, als een soort ziekte. Ze willen het meisje
beschermen en de hand boven het hoofd houden en haar met weldaden
overladen -- en negen van de tien keer kan het meisje best voor
zichzelf zorgen en is ze behoorlijk op haar eigen voordeel uit.
'
'Dus jij denkt dat Ruby Keene een intrigante was?'
'Nu, Sir Henry, ze had nog helemaal geen ervaring, omdat ze zo jong
was, maar er zou een heel goede intrigante uit haar gegroeid zijn
wanneer ze eenmaal op dreef was geweest, om zo te zeggen! Over een
jaar of vijf zou niemand het haar hebben kunnen verbeteren!'
ik ben blij jouw opinie over haar ook eens te horen. Die is
waardevol. Maar herinner je je of die zaak ooit werd besproken
tussen meneer Jefferson en zijn familie?'
'Er werd heel weinig over gesproken, Sir Henry. Meneer Jefferson
deelde gewoon mee wat hij van plan was, en hij wilde helemaal
geen protesten aanhoren. Dat wil zeggen, hij legde meneer Mark, die
geen blad voor de mond nam, het zwijgen op. Mevrouw Jefferson zei
niet veel -- ze is een erg kalme dame - ze drong er alleen maar bij
hem op aan dat hij niets overijlds zou doen. '
Sir Henry knikte.
'Nog iets anders? Hoe was de houding van het meisje?'
Met duidelijke afkeer zei de bediende: 'Die zou ik beschrijven als
triomfantelijk, Sir Henry. '
'O - triomfantelijk, zeg je? Je had geen reden te veronderstellen,
Edwards, dat' - hij trachtte een geschikte uitdrukking te vinden om
tegenover Edwards te gebruiken -- 'dat -- eh -- ze haar hart aan
iemand anders had verpand?'
'Meneer Jefferson had haar niet ten huwelijk gevraagd, Sir Henry.
Hij was van plan haar te adopteren. '
'Laat dat woord "anders" dan vervallen, en laat verder de vraag zo
blijven. '
Langzaam zei de bediende: 'Een voorval is er geweest, Sir Henry. Ik
was er toevallig getuige van. '
'Dat komt goed uit. Vertel het mij eens. '
'Het heeft waarschijnlijk niets om het lijf, Sir Henry. Het was
alleen maar dat op een keer, toen dat jonge meisje toevallig haar
handtas opendeed, er een klein fotootje uitviel. Meneer Jefferson
schoot er meteen op af en zei: "He, Poesje, wie hebben we daar,
he?" Het was een kiekje van een jonge man, een donkere jonge man
met nogal slordig haar en een heel slecht gestrikte das om.
Juffrouw Keene deed alsof ze dat helemaal niet wist. Ze zei: "Daar
heb ik geen idee van, Jeffie. Geen flauw idee. Ik weet helemaal
niet hoe dat in mijn tas is gekomen. Ik heb het er niet in gedaan!"
Nu was meneer Jefferson nog niet helemaal gek. Dat verhaal wou er
bij hem niet in. Hij keek boos, fronste heftig en zijn stem klonk
bars toen hij zei: "Kom nu, Poesje, kom nu. Jij weet heus heel goed
wie dat is. " Toen veranderde ze gauw van tactiek. Ze keek benauwd.
Ze zei: "O, nu herken ik hem. Hij komt hier wel eens, en ik
heb met hem gedanst. Ik weet niet hoe hij heet. Die idioot moet
zijn foto een keer in mijn tas gestopt hebben. Die jongens doen ook
zo gek, soms!" Ze maakte een beweging met haar hoofd en giechelde,
en zo maakte ze zich ervan af. Maar het was geen erg waarschijnlijk
verhaal, vindt u wel? En ik denk ook niet dat meneer Jefferson het
voor honderd procent geloofde. Daarna keek hij haar een paar maal
nogal scherp aan, en soms, als ze uit geweest was, vroeg hij haar
waar ze geweest was. '
Sir Henry zei: 'Heb je ooit het origineel van de foto ergens in het
hotel gezien?'
'Niet dat ik weet, Sir Henry. Maar ik kom natuurlijk niet veel
beneden in het gedeelte voor de gasten. '
Sir Henry knikte. Hij stelde nog een paar vragen, maar Edwards kon
hem niets meer vertellen.
Op het politiebureau te Danemouth was commissaris Har-per Jessie
Davis, Florence Small, Beatrice Henniker, Mary Price en Lilian
Ridgeway aan het ondervragen.
Het waren meisjes van ongeveer dezelfde leeftijd, lichtelijk
verschillend van mentaliteit. Zij varieerden van dochters uit
deftige families tot dochters van winkeliers en boeren. Zonder
uitzondering vertelden zij hetzelfde verhaal -- Pamela Reeves was
precies zo geweest als anders, ze had niets tegen hen gezegd,
behalve dat ze bij Woolworth ging winkelen en met een latere bus
naar huis zou gaan.
In een hoekje van commissaris Harpers bureau zat een dame die al op
leeftijd was. De meisjes merkten nauwelijks dat zij daar was. Als
ze dat al deden, dan vroegen ze zich misschien wel af wie ze was.
Ze was zeker geen inspectrice bij de vrouwelijke politie. Mogelijk
namen zij aan dat zij, evenals zijzelf, een getuige was die nog
ondervraagd moest worden.
Het laatste meisje werd uitgelaten. Commissaris Harper wiste zijn
voorhoofd af, wendde zich om en keek miss Marple aan. Zijn blik was
vragend maar niet erg hoopvol.
Miss Marple zei echter op besliste toon: ik zou graag eens praten
met Florence Small. '
De commissaris trok zijn wenkbrauwen op, maar hij knikte en drukte
op een knopje. Er verscheen een politieagent.
Harper zei: 'Florence Small. '
Het meisje verscheen weer, binnengeleid door de agent. Ze was de
dochter van een welgestelde boer -- een lang meisje met blond haar,
een nogal domme trek om haar mond en bange bruine ogen. Ze
wriemelde met haar handen en scheen erg zenuwachtig.
Commissaris Harper keek miss Marple eens aan. Zij knikte.
De commissaris stond op. Hij zei: 'Deze dame zal je een paar vragen
stellen. '
Hij ging de kamer uit en deed de deur achter zich dicht.
Florence wierp miss Marple een benauwde blik toe. Haar ogen leken
wel wat op die van haar vaders kalveren.
Miss Marple zei: 'Ga zitten, Florence. '
Gehoorzaam ging Florence Small zitten. Zonder dat ze zelf wist
waarom, voelde ze zich plotseling meer thuis, meer op haar gemak.
De onbekende en angstaanjagende sfeer van een politiebureau was
vervangen door iets dat haar niet zo onbekend aandeed, de
vertrouwde, bevelende toon van iemand wier gewone werk het was
orders te geven.
Miss Marple zei: 'Je begrijpt toch goed, nietwaar Florence, dat het
van het allergrootste belang is dat alles wat die arme Pamela op de
dag van haar dood gedaan heeft aan het licht komt?'
Florence mompelde dat ze dat heel goed begreep.
'En je wilt toch zeker je best doen daarbij te helpen?'
In Florences ogen lag een voorzichtige uitdrukking toen ze zei dat
ze dat natuurlijk wel wilde.
'Ook maar iets van de feiten achter te houden is een
heel ernstige overtreding, ' zei miss Marple.
Het meisje zat zenuwachtig met haar vingers in haar schoot te
wriemelen. Ze slikte een paar maal.
'Ik kan wat van je door de vingers zien, ' vervolgde miss Marple,
'vanwege het feit dat je er natuurlijk erg van geschrokken bent dat
je met de politie in aanraking bent gekomen. Je bent ook bang dat
je een standje krijgt omdat je niet eerder wat gezegd hebt.
Misschien ben je ook wel bang dat je op je kop krijgt omdat je
Pamela er toen niet van afgehouden hebt. Maar je moet nu een flink
meisje zijn en alles eerlijk opbiechten. Als je blijft weigeren nu
aan mij te vertellen wat je weet, dan zal dat heel bedenkelijk voor
je zijn -- heel bedenkelijk - vrijwel meineed, en daarvoor kun je
in de gevangenis gezet worden, zoals je heel goed weet. '
ik -- ik weet niet... '
Miss Marple zei op scherpe toon: 'Nu moet je er niet omheen
draaien, Florence! Je moet het me allemaal direct vertellen! Pamela
is niet naar Woolworth gegaan, nietwaar?'
Florence likte met een uitgedroogde tong langs haar lippen, en
staarde miss Marple smekend aan, als een dier dat op het punt staat
geslacht te worden.
'Het had iets met de film te maken, is het niet?' vroeg miss
Marple.
Een blik van intense opluchting, vermengd met ontzag, kwam over het
gezicht van Florence. Ze was haar terughoudendheid nu kwijt.
Hijgend bracht ze uit: 'O, ja!'
'Dat dacht ik wel, ' zei miss Marple. 'Nu moet je me alles eens
precies vertellen, alsjeblieft. '
In een stortvloed kwamen de woorden nu over Florences lippen.
'O! Ik heb toch zo in de rats gezeten. Ik had Pam beloofd, ziet u,
dat ik er nooit tegen iemand een woord over zou zeggen. En toen ze
helemaal verbrand werd gevonden in die auto -- o, dat was
afschuwelijk, en ik dacht dat ik dood zou gaan -- ik dacht dat het
allemaal mijn schuld was. Ik had haar moeten tegenhouden. Maar
geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht dat er iets niet in orde
was. En toen werd mij gevraagd of ze die dag net als anders was
geweest, en ik zei "Ja" voor ik tijd had gehad erover na te denken.
En omdat ik toen niets had gezegd, dacht ik dat ik later ook niets
meer zeggen kon. En eigenlijk wist ik toch ook niets van belang --
alleen maar wat Pam mij verteld had. '
'En wat heeft Pam je dan verteld?'
'O, dat was toen we de landweg naar de bus opliepen -- op weg naar
de padvindstersbijeenkomst. Ze vroeg mij of ik een geheim kon
bewaren, en ik zei "Ja", en toen moest ik zweren dat ik het aan
niemand vertellen zou. Ze zou na de bijeenkomst naar Danemouth gaan
voor een filmtest! Ze had een filmproducer ontmoet -- hij was net
terug uit Hollywood. Hij had een bepaald type nodig, en hij zei
tegen Pam dat zij precies was wat hij hebben moest. Maar hij
waarschuwde haar er niet al te vast op te rekenen. Je kon het van
te voren nooit precies weten, zei hij, dat wist je pas als je zag
of iemand zich goed liet fotograferen. Misschien zou het toch nog
op niets uitlopen. Het was een soort rol als van Elisabeth Bergner,
zei hij. Ze moesten er iemand voor hebben die heel erg jong was.
Het ging over een schoolmeisje, dat de rol overnam van een
toneelspeelster bij de revue en een prachtige loopbaan kreeg. Pam
heeft op school wel meegespeeld in toneelstukjes en ze was
reusachtig goed. Hij zei dat hij wel kon zien dat ze kon
toneelspelen, maar ze zou nog ontzettend veel moeten leren en
trainen. Het zou allemaal heus geen pretje zijn, zei hij, ze zou
drommels hard moeten werken. En of ze dacht dat ze ertegen zou
kunnen?'
Florence Small hield even op om op adem te komen. Miss Marple werd
het somber te moede toen ze luisterde naar het vlot vertelde
samenraapsel van talloze romans en filmverhalen. Zoals de meeste
andere meisjes, zou ook Pamela Reeves wel gewaarschuwd zijn tegen
het praten met vreemden - maar de luister die afstraalde van de
films zou alle herinnering daaraan wel uitgewist hebben.
'Hij vertelde het allemaal heel zakelijk, ' vervolgde Florence.
'Hij zei dat ze, als de test goed uitviel, een contract zou
krijgen, en hij zei dat ze, daar ze nog jong en onervaren was, het
beter eerst even aan een advocaat kon laten zien voor ze het
tekende. Maar ze moest maar liever niet verder vertellen dat hij
dat gezegd had. Hij vroeg haar of ze moeilijkheden met haar ouders
zou krijgen en Pam zei: "Waarschijnlijk wel", en hij zei: "Ja, dat
is natuurlijk altijd de moeilijkheid met iemand die zo jong is als
jij, maar ik denk, dat ze, als hun eens goed werd uitgelegd dat dit
een wonderbaarlijke kans is, die zich maar een op de miljoen keren
voordoet, wel naar rede zouden luisteren. " Maar in ieder geval,
zei hij, had het geen zin daar verder op in te gaan voor ze het
resultaat van de test wisten. Ze moest niet teleurgesteld zijn als
het een mislukking werd. Hij vertelde haar over Hollywood en Vivien
Leigh -- hoe ze Londen stormenderhand veroverd had - en hoe het
werkelijk ging, als iemand zo in een klap beroemd werd. Hij was
zelf net uit Amerika teruggekomen om in de Lemville Studio's te
gaan werken en bij de Engelse filmmaatschappijen eens wat leven in
de brouwerij te brengen. '
Miss Marple knikte.
Florence vervolgde: 'En zo werd het allemaal afgesproken. Pam zou
naar Danemouth gaan na de bijeenkomst en hem ontmoeten in zijn
hotel, en dan zou hij haar meenemen naar de studio (ze hadden een
kleine studio in Danemouth voor tests, had hij haar verteld). Ze
konden dan die test van haar maken en dan kon ze later de bus
pakken naar huis. Ze kon dan wel zeggen dat ze uit winkelen geweest
was, en hij zou haar over een paar dagen het resultaat laten weten,
en als het gunstig was zou meneer Harmsteiter, de directeur, wel
eens met haar ouders komen praten. Nu, dat klonk natuurlijk haast
te mooi! Ik was groen van jaloezie! Pam maakte de bijeenkomst mee
zonder een spier te vertrekken -- wij zeggen altijd dat ze haar
gezicht zo strak kan houden. En later, toen ze zei dat ze naar
Danemouth ging, om te gaan winkelen, toen knipoogde ze even tegen
mij. Ik zag haar het voetpad aflopen. ' Florence begon te huilen,
ik had haar moeten tegenhouden. Ik had haar niet moeten laten
gaan... Ik had moeten weten dat zoiets niet waar kon zijn. Ik had
het aan iemand moeten vertellen. O hemel, ik wou dat ik dood
was!'
'Kom, kom!' Miss Marple klopte haar op de schouder. 'Het geeft
niets, hoor! Niemand zal jou de schuld geven. Je hebt er goed aan
gedaan het aan mij te vertellen. '
Een paar minuten wijdde ze eraan het kind moed in te spreken.
Vijf minuten later vertelde zij het verhaal aan commissaris Harper.
Deze keek buitengewoon grimmig.
'Die slimme rot!' zei hij. 'Maar ik zal hem waarachtig wel krijgen!
Dit geeft een heel ander aspect aan de zaak. '
'Ja, dat is zo. '
Harper keek haar van terzijde aan.
'Het verwondert u niet?'
ik had wel zoiets verwacht. '
Nieuwsgierig zei commissaris Harper: 'Hoe kwam u er eigenlijk bij
dat het juist dit meisje moest zijn? Ze keken allemaal doodsbenauwd
en voor zover ik kon zien was er helemaal geen verschil tussen hen.
'
Miss Marple zei op zachte toon: 'U hebt niet zoveel ervaring gehad
met meisjes die liegen als ik. Florence keek u recht in de ogen,
zoals u zich wel zult herinneren, en ze stond stokstijf en
schuifelde alleen maar met haar voeten, net zoals de anderen. Maar
u hebt haar niet gadegeslagen toen zij de deur uitging. Toen wist
ik direct dat ze iets te verbergen had. Ze denken bijna altijd te
gauw dat ze er vanaf zijn, en dan komt er een ontspanning. Dat was
ook altijd zo met mijn dienstmeisje Janet. Ze verklaarde heel
overtuigend dat de muizen het restje van de cake hadden opgegeten,
en dan verried ze zich door te grinniken terwijl ze de kamer
uitging. '
ik ben u zeer dankbaar, ' zei Harper. Peinzend voegde hij eraan
toe: 'Lemville Studio's, he?' Miss Marple zei niets. Ze stond op.
'Het spijt me, ' zei ze, 'maar ik moet gauw weg. Ik ben zo blij dat
ik u van dienst heb kunnen zijn. ' 'Gaat u terug naar het
hotel?'
'Ja - om te pakken. Ik moet zo spoedig mogelijk terug naar St. Mary
Mead. Ik heb daar heel wat te doen. '