Hoofdstuk 7
Toen ze buiten Jeffersons deur stonden, zei commissaris Harper:
'Nu, hoe het ook zij, een beweegreden hebben we, kolonel. '
'H'm, ' zei Melchett. 'Vijftigduizend pond he?'
'Ja, kolonel. Er is wel eens om minder een moord gepleegd. '
'Ja, maar... '
Kolonel Melchett maakte de zin niet af. Harper begreep hem echter
toch wel.
'Vindt u dat in dit geval niet waarschijnlijk? Nu, ik eerlijk
gezegd ook niet. Maar het zal toch even bekeken moeten worden.
'
'O, natuurlijk. '
Harper vervolgde: 'Als het waar is wat meneer Jefferson zegt, dat
de heer Gaskell en mevrouw Jefferson financieel goed verzorgd zijn
en een royaal inkomen genieten, nu, dan is het niet erg
waarschijnlijk dat zij ertoe zouden overgaan een beestachtige moord
te plegen. '
'Juist. We zullen natuurlijk moeten onderzoeken hoe zij er
financieel voorstaan. Ik kan niet zeggen dat het gezicht van
Gaskell me erg aanstaat; hij ziet eruit als een gladde, gewetenloze
kerel, maar dat wil nog lang niet zeggen dat hij een moordenaar
moet zijn. '
'O, ja, kolonel, zoals ik al zeg, ik geloof niet dat het erg
waarschijnlijk is dat een van hen beiden het gedaan heeft en, als
we afgaan op wat Josie gezegd heeft, zie ik absoluut niet in hoe
het mogelijk zou zijn. Ze hebben allebei van twintig minuten voor
elf tot middernacht zitten bridgen. Nee, naar mijn idee is er nog
een mogelijkheid, die heel wat waarschijnlijker is. '
Melchett zei: "n Vrindje van Ruby Keene?'
'Juist, kolonel. De een of andere jongeman die zijn zin niet kon
krijgen - en die misschien niet al te leep is. Ik zou zeggen,
iemand die ze kende voor ze hier kwam. Dat idee dat ze als kind
aangenomen zou worden - als hij erachter is gekomen -- heeft
misschien net de maat doen overlopen. Hij zag in dat zij voor hem
verloren zou zijn, dat ze in een totaal andere kring zou worden
opgenomen, en hij werd blind en dol van woede. Hij heeft haar
overgehaald hem gisteravond ergens buiten te ontmoeten, heeft er
ruzie met haar over gehad, en is toen helemaal zijn bezinning
kwijtgeraakt en heeft haar om zeep gebracht. '
'En hoe is ze dan in Bantry's bibliotheek terechtgekomen?'
ik geloof dat dat wel te verklaren is. Stel, bij voorbeeld, dat ze
met zijn wagen uit waren toen het gebeurd is. Hij is weer tot
bezinning gekomen, heeft beseft wat hij gedaan heeft, en zijn
eerste gedachte is hoe hij van het lijk moet afkomen. Stel, dat ze
toen stilgestaan hebben bij het hek van een groot huis. De gedachte
komt bij hem op dat als ze daar gevonden wordt, het
politieonderzoek zich zal concentreren op het huis en zijn bewoners
en hij fijn erbuiten blijft. Zij is maar een klein ding. Hij kon
haar gemakkelijk dragen. Hij heeft een beitel in de wagen. Hij
forceert een raam en laat haar op het haardkleedje vallen. Daar het
een geval is van wurging, is er helemaal geen bloed of vuile
boel, die hem zou kunnen verraden, in de auto. Begrijpt u wat ik
bedoel, kolonel?'
'O, ja, Harper, dat is allemaal zeker heel goed mogelijk. Maar er
blijft nog een ding over: Cherchez l'homme. '
'Wat? O, die is goed, kolonel. '
Commissaris Harper had tact genoeg om luid om het grapje van zijn
superieur te lachen, hoewel hij, vanwege het feit dat kolonel
Melchett zo'n uitstekende Franse uitspraak had, de betekenis van de
woorden bijna gemist had.
'O -- eh - zeg eens -- zou ik u even k-k-kunnen spreken?'
Het was George Bartlett die de beide mannen aldus aanklampte.
Kolonel Melchett, die zich allerminst aangetrokken voelde tot de
heer Bartlett, en die graag wilde weten hoe Slack was opgeschoten
met het doorzoeken van de kamer van het meisje en met het
ondervragen van de kamermeisjes, blafte hem op scherpe toon toe:
'Nu, wat is er -- wat is er?'
De jonge meneer Bartlett ging een paar stappen achteruit, terwijl
hij zijn mond open en dicht deed, en zonder het te weten een
imitatie gaf van een vis in een kom.
'Wel - eh -- waarschijnlijk is het niet erg belangrijk, weet u -
maar ik dacht toch dat ik het u maar vertellen moest. De zaak is,
ik kan mijn wagen niet vinden. '
'Wat bedoelt u -- u kunt uw wagen niet vinden?'
Hevig stotterend verklaarde de heer Bartlett dat hij bedoelde dat
hij zijn wagen niet kon vinden.
Commissaris Harper zei: 'Bedoelt u dat hij gestolen is?'
Dankbaar wendde George Bartlett zich tot de man met de kalmere
stem.
'Ja, dat is het nu juist, weet u. Ik bedoel, je kunt nooit weten,
he? Ik bedoel dat iemand 'm misschien gesmeerd is met mijn
wagen, zonder dat hij er kwade bedoelingen mee had, begrijpt
u?'
'Wanneer hebt u uw wagen voor het laatst gezien, meneer
Bartlett?'
'Ja, dat probeerde ik me nu juist te herinneren. Vreemd he, hoe
moeilijk het is je iets te herinneren?'
Kolonel Melchett zei koeltjes: 'Niet voor een normaal verstand, zou
ik zeggen. Ik heb zoeven van u begrepen dat hij op de binnenplaats
van het hotel stond... '
Meneer Bartlett was zo vrij hem in de rede te vallen. Hij zei:
'Daar gaat het nu juist om - was dat wel zo?'
'Wat bedoelt u daarmee: "was dat wel zo?" U zei dat hij er wel was.
'
'Nu -- eh -- ik bedoel dat ik dacht dat hij er was. Ik bedoel --
enfin, ik ben niet naar buiten gegaan om te kijken,
ziet u?'
Kolonel Melchett zuchtte. Hij riep al zijn geduld te hulp en zei:
'Laten we dit eens even uitzoeken. Wanneer hebt u nu eigenlijk uw
auto voor het laatst gezien -- werkelijk gezien? Wat voor merk is
het, tussen twee haakjes?'
'Minoan 14. '
'En u hebt hem het laatst gezien -- wanneer?'
George Bartletts adamsappel schokte krampachtig op en neer.
'Dat heb ik al geprobeerd te bedenken. Gisteren voor de lunch had
ik hem nog. Ik zou die middag een eindje gaan rijden. Maar ik weet
niet hoe -- och, u weet wel hoe dat gaat -- ik ben een dutje gaan
doen. Toen, na de thee, heb ik een spelletje squash gespeeld en zo,
en toen heb ik een bad genomen. '
'En toen stond de auto op de binnenplaats van het hotel?'
'Dat zal wel. Ik bedoel, daar had ik hem toch neergezet, he? Ik
dacht dat ik misschien iemand mee uit rijden zou nemen. Na het
diner, bedoel ik. Maar ik had gisteravond helemaal geen geluk. Kon
niemand meekrijgen. Uiteindelijk
ben ik helemaal niet met de wagen uitgeweest. '
Harper zei: 'Maar, voor zover u wist, stond de auto nog op de
binnenplaats?'
'Nou ja, natuurlijk. Ik bedoel -- ik had hem daar toch neergezet,
nietwaar?'
'Zou het u opgevallen zijn, als hij er niet gestaan had?'
Meneer Bartlett schudde het hoofd.
ik denk van niet, weet u. Heel wat af- en aangerij van auto's en
zo. Hopen Minoans. '
Commissaris Harper knikte. Hij had zojuist even terloops uit het
raam gekeken. Er stonden op dat ogenblik niet minder dan acht
Minoans model 14 op de binnenplaats -- het was het populaire
goedkope automerk van dat jaar.
is het dan niet uw gewoonte uw auto 's nachts in de garage te
zetten?' vroeg kolonel Melchett.
'Meestal neem ik de moeite niet, ' zei meneer Bartlett. "t Is nogal
mooi weer en zo, ziet u. En 't is zo'n karwei om een auto in een
garage te zetten. '
Met een snelle blik naar kolonel Melchett, zei commissaris Harper:
ik kom zo dadelijk wel weer bij u, als u boven bent, kolonel. Ik
zal even zien dat ik brigadier Higgins te pakken krijg, en dan kan
hij die bijzonderheden van meneer Bartlett wel even opschrijven.
'
'Goed, Harper. '
De heer Bartlett mompelde ietwat peinzend: ik dacht dat het beter
was dat u het wist, ziet u. 't Zou best belangrijk kunnen zijn,
niet?'
De heer Prestcott had zijn extra danseres kost en inwoning
verschaft. Wat de kost ook geweest moge zijn, de 'inwoning' was wel
het minste wat het hotel te bieden had.
Josephine Turner en Ruby Keene hadden kamers gehad helemaal aan het
eind van een nauw, donker gangetje. Het waren kleine
kamertjes, die op het noorden lagen en uitzagen op een gedeelte van
de rotswand onmiddellijk achter het hotel, en zij waren
gemeubileerd met de overschotjes van ameublementen, die eens, een
dertig jaar geleden, prachtig en luxueus geweest waren en de beste
appartementen hadden gesierd. Nu het hotel gemoderniseerd was en de
slaapkamers voorzien waren van ingebouwde hangkasten, waren al die
grote eike- en mahoniehouten kleerkasten uit de tijd van koningin
Victoria naar de kamers van het inwonend personeel van het hotel
verbannen, die ook wel eens ter beschikking gesteld werden van
gasten midden in het seizoen, wanneer de rest van het hotel
helemaal bezet was. Zoals Melchett direct opmerkte, lag de kamer
van Ruby Keene ideaal voor iemand die het hotel ongemerkt wilde
verlaten, wat bijzonder ongelukkig uitkwam wilden zij licht werpen
op de omstandigheden waaronder dat vertrek had plaatsgevonden.
Aan het einde van de gang was een trapje, dat naar een al even
donker gangetje op de begane grond leidde. Hier was een glazen deur
die toegang gaf tot het zijterras van het hotel, een terras waar
bijna niemand kwam en vanwaar je geen uitzicht had. Je kon vandaar
op het grote voorterras komen, en je kon ook een slingerpaadje
aflopen dat uitkwam op een landweg, die tenslotte zelf weer uitkwam
op de weg langs de rotsen verderop. Daar die weg slecht onderhouden
was, werd hij weinig gebruikt.
Inspecteur Slack was druk bezig geweest kamermeisjes in het nauw te
drijven en in Ruby's kamer naar aanwijzingen te zoeken. Hij was zo
gelukkig geweest de kamer in dezelfde staat aan te treffen als
waarin deze de vorige avond was achtergelaten.
Ruby Keene had niet de gewoonte gehad vroeg op te staan. Wat ze
gewoonlijk deed, ontdekte Slack, was tot tien uur of half elf
doorslapen en dan om haar ontbijt bellen. Zo kwam het dat, daar
Conway Jefferson al heel vroeg begonnen was de directeur te
alarmeren, de politie de leiding genomen had nog voor de
kamermeisjes iets aan de kamer hadden gedaan. Ze waren zelfs nog
niet eens in dat gangetje geweest. In deze tijd van het jaar gingen
de andere kamers daar maar een keer per week open, en dan werd er
stof afgenomen.
'Dat is tenminste een goed ding, ' verklaarde Slack op sombere
toon. 'Het betekent dat, als er iets te vinden was, wij het zouden
vinden, maar er is niets te vinden. '
De politie van Glenshire had de kamer al afgezocht naar
vingerafdrukken, maar die er waren kon men gemakkelijk
thuisbrengen. Die van Ruby zelf, van Josie en de twee kamermeisjes
-- een had er 's morgens dienst, en de ander 's avonds. Er waren
ook een paar afdrukken bij van Raymond Starr, maar die werden
verklaard door zijn verhaal dat hij met Josie mee naar boven was
gegaan om naar Ruby te zoeken, toen ze niet was komen opdagen voor
de solodans van twaalf uur.
In de vakjes van het zware mahoniehouten schrijfbureau in de hoek
hadden heel wat brieven gelegen en verder nog allerlei rommel.
Slack had het allemaal zorgvuldig gesorteerd. Maar hij had niets
gevonden dat enig licht in de zaak bracht. Rekeningen, kwitanties,
schouwburgprogramma's, helften van bioscoopkaartjes,
kranteknipsels, uit tijdschriften gescheurde adviezen van
schoonheidsspecialisten. Van de brieven waren een paar van 'Lil',
blijkbaar een vriendin uit het Palais de Danse, waarin allerlei
dingen werden verteld en heel wat werd afgekletst, waar ook in
stond dat ze Ruby erg misten. 'Meneer Findeison heeft zo vaak naar
je gevraagd! Hij is helemaal niet in zijn hum! Reg gaat
tegenwoordig met May, nu jij weg bent. Barny vraagt nu en dan ook
naar je. Verder is alles bij het oude. Die ouwe brombeer is nog
altijd even vervelend voor ons meisjes. Hij heeft Ada een standje
gegeven omdat ze met een jongen uitgegaan was. '
Slack had al de namen die genoemd werden zorgvuldig genoteerd.
Er zou een onderzoek worden ingesteld -- en het was best mogelijk
dat er iets belangrijks aan het licht zou komen. Kolonel Melchett
was het hiermee eens, en commissaris Harper, die naar hen
toegekomen was, ook. Overigens leverde de kamer weinig nieuws
op.
Dwars over een stoel midden in de kamer lag de wijde rose dansjurk
die Ruby in het begin van de avond had gedragen, terwijl er een
paar rose satijnen schoentjes met hoge hakjes, die ze zomaar
uitgeschopt had, op de vloer lagen. Een paar ragfijne zijden kousen
waren tot een bal opgerold en neergesmeten. In een ervan zat een
ladder. Melchett herinnerde zich dat het vermoorde meisje blote
benen had gehad. Dit, vernam Slack, was haar gewoonte. In plaats
van kousen te dragen, gebruikte ze beenbruin, slechts een enkele
maal droeg ze bij het dansen kousen, en op die manier bespaarde ze
zich weer wat onkosten. De deur van de kleerkast stond open, zodat
er een aantal nogal opzichtige avondjaponnen en daaronder een rij
schoenen te zien kwamen. Er lag wat vuil ondergoed in de wasmand,
wat afgeknipte nagels, wat gebruikte tissues en propjes watten met
rouge en nagellak erop in de papiermand -- niets ongewoons,
inderdaad! De feiten schenen een duidelijke taal te spreken. Ruby
Keene was haastig naar boven gegaan, had zich verkleed, en was even
haastig weer weggegaan -- waarheen?
Josephine Turner, van wie men had kunnen verwachten dat zij nog het
meest zou weten van Ruby's leven, en van haar vrienden, had, naar
gebleken was, niet kunnen helpen. Maar, zoals inspecteur Slack
opmerkte, dit zou best vanzelfsprekend kunnen zijn.
'Als dat waar is wat u me vertelt, meneer - die adoptieplannen,
bedoel ik -- wel, dan zou Josie er natuurlijk helemaal voor zijn
dat ze brak met alle oude vrienden die ze misschien nog had, en
die, om zo te zeggen, roet in 't eten zouden kunnen gooien. Zoals
ik het zie, gaat die zieke meneer zich daar inbeelden dat die Ruby
Keene zo'n lief, onschuldig, kinderlijk schepseltje is. Stel u
nu eens voor dat Ruby bevriend is met de een of andere zware jongen
- dat zal de oude heer dan niet zo best aanstaan. Dus is het zaak
dat Ruby dat geheim houdt. Josie weet in ieder geval niet veel van
het meisje af - niet over haar vrienden en zo. Maar een ding zal ze
nooit toestaan -- dat Ruby de zaak in de war stuurt door omgang te
hebben met de een of andere ongewenste persoon. Dus spreekt het
vanzelf dat Ruby (die volgens mij een uitgekookte tante was!), als
ze een oude vriend wou ontmoeten, daarover tegen niemand zou
praten. Ze zou zeker Josie er niet in kennen -- anders zou Josie
zeggen: "Daar komt niets van in, meisje. " Maar u weet hoe meisjes
zijn -- vooral die jonge - ze staan altijd klaar om allerlei gekke
dingen te doen ter wille van de een of andere rare vent. Ruby wil
hem spreken. Hij komt hierheen, begint over het hele geval op te
spelen, en knijpt haar de strot dicht. '
'Je zult wel gelijk hebben, Slack, ' zei kolonel Melchett, die zijn
gebruikelijke weerzin tegen de wijze waarop Slack zich uitdrukte,
maar voor zich hield. 'Als dat waar is, moeten we de identiteit van
die onderwereldfiguur vrij gemakkelijk kunnen ontdekken. '
'Laat u dat maar aan mij over, meneer, ' zei Slack met het hem
eigen zelfvertrouwen, ik zal dat meisje Lil daar in dat Palais de
Danse onder handen nemen en haar gewoon binnenste buiten keren. We
zullen de waarheid gauw genoeg te weten komen. '
Kolonel Melchett vroeg zich af of dat wel zo zou zijn. Slacks
energie en drukdoenerij maakten hem altijd moe.
'Er is nog iemand van wie u misschien een aanwijzing zou kunnen
krijgen, kolonel, ' vervolgde Slack, 'en dat is die danser en
tennisleraar. Hij moet nogal veel met haar te maken gehad hebben,
en misschien weet hij wel meer dan Josie. 't Is best mogelijk dat
ze tegenover hem een beetje loslippiger was. '
ik heb dat punt al met commissaris Harper besproken. '
'Juist, kolonel! Ik heb de kamermeisjes vrij grondig ondervraagd.
Die weten absoluut niets. Voor zover ik kan uitmaken, keken ze een
beetje neer op die twee. Deden zo weinig aan de kamers als ze maar
durfden. Er is hier gisteravond om zeven uur een kamermeisje
geweest, en zij heeft toen het dek van het bed omgeslagen, de
gordijnen dichtgetrokken en een beetje opgeruimd. Er is een
badkamer hiernaast. Als u die soms ook even zien wilt?'
De badkamer lag tussen Ruby's kamer en de ietwat grotere kamer die
Josie in gebruik had. Ook dit vertrek leverde niets op. Kolonel
Melchett verbaasde zich in stilte over de massa's
schoonheidsmiddeltjes die vrouwen allemaal konden gebruiken. Hele
rijen potten gelaatscreme, facelotion, vanishingcremes,
voedingscremes! Dozen vol verschillende tinten poeder. Een slordige
hoop van allerlei soorten lippenstift. Haarwatertjes en
bleekmiddeltjes. Mascara voor de oogwimpers, ogenzwart, een blauw
verfje voor onder de ogen, ten minste twaalf verschillende tinten
nagellak, tissues om make-up van het gelaat te verwijderen, propjes
watten, poederdonsjes. Flesjes met watertjes -- samentrekkend,
versterkend, verzachtend, enzovoort.
'Wil je me nu heus wijsmaken, ' mompelde hij flauwtjes, 'dat
vrouwen al die dingen werkelijk gebruiken?'
Inspecteur Slack, die altijd overal verstand van had, was zo
vriendelijk hem op de hoogte te brengen.
in het gewone leven, om zo te zeggen, meneer, heeft een dame genoeg
aan twee verschillende tinten, een voor 's avonds en een voor
overdag. Ze weten wat hun goed staat en ze houden zich daarbij.
Maar die danseresjes, die moeten, om zo te zeggen, beroepshalve
telkens met iets anders komen. Ze geven voorstellingen en de ene
avond is het een tango en de volgende een Victoriaanse dans in
hoepelrok, nu eens een soort Apachendans en dan weer een gewone
salon-dans, en ze moeten daarbij natuurlijk telkens een ander soort
make-up hebben. '
'Goeie help!' zei de kolonel. 'Geen wonder dat de lui die die
cremes en smeerseltjes fabriceren, een hoop geld verdienen. '
'Geld als water, zo is het, ' zei Slack. 'Geld als water. Ze moeten
natuurlijk nogal wat aan reclame uitgeven. '
Kolonel Melchett maakte zich los van de gedachte aan het
fascinerende en eeuwenoude probleem van de vrouwelijke schoonheid.
Hij zei tegen Harper, die zich juist weer bij hen had gevoegd: 'We
moeten die danseur ook nog hebben. U neemt hem zeker voor uw
rekening, commissaris?'
'Dat is goed, kolonel. '
Terwijl ze de trap afgingen vroeg Harper: 'Wat dacht u van dat
verhaal van de heer Bartlett, kolonel?'
'Over zijn wagen? Nu, Harper, ik denk dat we die jongeman in de
gaten moeten houden. Er zit een luchtje aan dat verhaal. Stel je
voor dat hij Ruby Keene wel mee uitgenomen heeft in die auto,
gisteravond?'
Commissaris Harper was kalm en genoeglijk in zijn optreden, en hij
gaf zich absoluut niet bloot. De gevallen waarbij de politie van
twee graafschappen moest samenwerken, waren altijd moeilijk. Hij
mocht kolonel Melchett graag, en beschouwde hem als een kundig
hoofdcommissaris, maar toch was hij blij dat hij dit onderhoud
alleen zou opknappen.
Je moet nooit te veel tegelijk doen, was de stelregel van
commissaris Harper.
De eerste maal nooit meer dan de gewone officiele vragen. Dat was
altijd een opluchting voor de mensen die je ondervroeg, en dan
waren ze geneigd bij het volgende onderhoud dat je met ze had wat
minder op hun hoede te zijn. Harper kende Raymond Starr al van
gezicht. Hij was een goed gebouwd man, lang, lenig en knap, met erg
witte tanden, die scherp afstaken tegen zijn diep-gebruinde
gelaatskleur. Hij was donker en elegant. Hij was prettig en
vriendelijk in zijn optreden, en zeer populair in het hotel.
ik vrees dat ik u niet veel zal kunnen helpen, commissaris. Ik
kende Ruby natuurlijk heel goed. Ze was hier al meer dan een maand,
en we hadden samen onze dansnummers ingestudeerd en zo. Maar ik kan
er eigenlijk maar heel weinig over zeggen. Ze was een heel aardig
maar ook nogal dom meisje. '
'We zijn er bijzonder fel op erachter te komen met wie ze bevriend
was. Met welke mannen. '
'Dat dacht ik wel. Nu, ik weet er helemaal niets van! Er liepen wel
een paar jongelui in het hotel achter haar aan, maar daar stak
niets bijzonders in. Ziet u, ze werd bijna altijd in beslag genomen
door de familie Jefferson. '
'Ja, de familie Jefferson. ' Harper hield op met spreken, en dacht
even na. Hij wierp de jongeman een scherpe blik toe. 'Hoe vond u
die geschiedenis, meneer Starr?'
Raymond Starr zei kalm: 'Wat voor geschiedenis?'
Harper vroeg: 'Wist u dat de heer Jefferson van plan was Ruby Keene
officieel te adopteren?'
Starr scheen hierover nog niets gehoord te hebben. Hij trok zijn
lippen samen en floot.
Hij zei: 'Zo'n handige rakker! Maar och, hoe ouder hoe gekker, niet
waar?'
'O, is dat uw indruk?'
'Wel -- wat valt er anders over te zeggen? Als die ouwe heer iemand
als kind wilde aannemen, waarom koos hij dan niet een meisje van
zijn eigen stand?'
'Heeft Ruby Keene er nooit met u over gesproken?'
'Nee. Ik wist wel dat ze ergens zeer mee in haar schik was, maar ik
wist niet wat het was. '
'En Josie?'
'O, ik denk dat Josie wel geweten zal hebben wat er aan de hand
was. Waarschijnlijk heeft zij dat hele zaakje in elkaar gezet.
Josie is lang niet achterlijk. Dat meisje is bij de pinken!'
Harper knikte. Josie was het die Ruby had laten komen. Ongetwijfeld
had Josie ook de vriendschap aangemoedigd. Geen wonder dat ze uit
haar doen was toen Ruby die avond niet was komen opdagen voor haar
optreden en Conway Jefferson zich ongerust begon te maken. Ze zag
haar plannen in duigen vallen.
Hij vroeg: 'Zou u denken dat Ruby een geheim kon bewaren?'
'Och, even goed als een ander. Ze praatte niet veel over haar eigen
zaken. '
'Heeft ze ooit iets gezegd -- wat dan ook -- over de een of andere
vriend van haar - iemand uit haar vroegere leven, die haar hier zou
komen opzoeken of met wie ze moeilijkheden had gehad -- u begrijpt
ongetwijfeld wel wat ik bedoel. '
ik begrijp u volkomen. Nee, voor zover ik weet was er niemand van
die aard. Tenminste te oordelen naar wat ze ooit gezegd heeft.
'
'Dank u, meneer Starr. Wilt u me nu eens in uw eigen woorden
precies vertellen wat er gisteravond gebeurd is?'
'Zeker. Ruby en ik hebben onze dans van half elf samen gedaan...
'
'Was er toen niets ongewoons aan haar te merken?'
Raymond dacht even na.
'Dat geloof ik niet. Ik heb niet opgemerkt wat er later
voorgevallen is, ik moest aandacht aan mijn eigen partners
schenken. Ik weet nog wel dat ik merkte dat ze niet in de balzaal
was. Om twaalf uur was ze er nog niet. Ik was erg nijdig en ging
naar Josie om erover te praten. Josie zat met de familie Jefferson
te bridgen. Ze had er geen flauw idee van waar Ruby was, en ik denk
dat ze er even van schrok. Ik zag hoe ze gauw even een bezorgde
blik op meneer Jefferson wierp. Toen heb ik de band overgehaald nog
een dansnummer te spelen en ben naar het kantoor gegaan om daar te
vragen of ze even naar Ruby's kamer wilden bellen. Ze gaf geen
gehoor. Ik ben weer teruggegaan naar Josie. Zij veronderstelde dat
Ruby misschien in haar kamer lag te slapen. Dat was eigenlijk een
idioot idee, maar het was natuurlijk bedoeld voor de familie
Jefferson! Ze is toen met me meegegaan, en zei dat we samen wel
even boven zouden kijken. '
'Juist, meneer Starr. En wat zei ze, toen ze met u alleen was?'
'Voor zover ik me kan herinneren keek ze erg boos, en zei ze: "Die
stommerd. Zoiets kan ze niet doen. Ze gooit haar eigen glazen in.
Met wie is ze uit, weet jij dat?"
Ik zei dat ik er niet het minste idee van had. De laatste keer dat
ik haar gezien had, danste ze met die jonge Bartlett. Josie zei:
"Ze zal heus niet met hem uit zijn. Wat voert ze toch in vredesnaam
uit? Ze is toch niet met die man van de film weg, he?"'
Harper zei op scherpe toon: 'Man van de film? Wie was dat?'
Raymond zei: ik weet niet hoe hij heet. Hij heeft hier nooit
gelogeerd. Een man met een nogal ongewoon voorkomen - zwart haar,
zag eruit als een toneelspeler. Hij heeft iets met de filmindustrie
te maken, geloof ik -- dat heeft hij tenminste aan Ruby verteld.
Hij is hier een paar maal komen dineren, en heeft later met Ruby
gedanst, maar ik geloof helemaal niet dat ze hem ook maar enigszins
goed kende. Daarom was ik verwonderd toen Josie hem noemde. Ik zei
dat ik niet geloofde dat hij er die avond geweest was. Josie zei:
"Wel, ze moet toch met iemand uit zijn! Wat moet ik toch in 's
hemelsnaam tegen de familie Jefferson zeggen?" Ik vroeg wat de
Jeffersons ermee te maken hadden. En Josie zei dat die er wel mee
te maken hadden. En ze zei ook dat ze het Ruby nooit vergeven zou,
als ze de zaak in de war stuurde.
Tegen die tijd waren we bij Ruby's kamer. Ze was er natuurlijk
niet, maar ze was er wel geweest, want de jurk die ze had gedragen
lag over een stoel. Josie keek in de kleerkast, en zei dat ze dacht
dat ze haar oude witte avondjurk had aangetrokken. Als alles gewoon
was geweest, zou ze zich verkleed hebben in een zwartfluwelen japon
voor onze Spaanse dans. Toen het zover was, was ik tamelijk nijdig
over de manier waarop Ruby mij in de steek had gelaten.
Josie deed alles wat ze kon om mij te kalmeren, en zei dat ze zelf
wel dansen zou, anders kregen we het met Prestcott aan de stok. Ze
ging zich gauw verkleden, en toen zijn we naar beneden gegaan en
hebben we een tango gedanst -- een beetje overdreven van stijl en
het leek heel wat, maar het was toch niet te vermoeiend voor de
enkels. Josie hield zich erg flink -- maar ik kon toch wel zien dat
het haar pijn deed. Daarna vroeg ze me of ik haar helpen wilde de
Jeffersons een beetje te kalmeren. Ze zei dat het belangrijk was.
Dus deed ik natuurlijk wat ik kon. '
Commissaris Harper knikte. Hij zei: 'Dank u, meneer Starr. '
Bij zichzelf dacht hij: En of het belangrijk was! Vijftigduizend
pond! Hij sloeg Raymond Starr gade, terwijl deze zich met de hem
eigen elegantie verwijderde.
Hij ging de treden van het terras af en pakte onderweg een net met
tennisballen en een racket op. Mevrouw Jefferson, die ook een
racket droeg, voegde zich bij hem, en samen gingen ze naar de
tennisbanen.
'Pardon, commissaris. '
Brigadier Higgins, nogal buiten adem, stond opeens naast
Harper.
De commissaris, plotseling opgeschrikt uit zijn gedachten-gang,
keek verschrikt.
'Er is zoeven een boodschap voor u gekomen van het hoofdbureau,
commissaris. Een arbeider meldde vanmorgen dat hij een gloed had
gezien als van een brand. Een halfuur geleden is er in een
steengroeve een uitgebrande auto gevonden. De Steengroeve van Venn
- een kilometer of drie hiervandaan. Binnenin zijn sporen van een
verkoold lijk gevonden. '
Harper liep rood aan. Hij zei: 'Wat is er toch over Glenshire
gekomen? Een moordepidemie? Wou je me nu vertellen dat we nog een
herhaling krijgen van het geval Rouse ook?'
Toen vroeg hij: 'Hebben ze het nummer van de auto kunnen
ontdekken?'
'Nee, commissaris. Maar we kunnen hem natuurlijk identificeren door
het nummer van de motor. Ze denken dat het een Minoan 14 is. '