20

Mark Easterbrook vertelt
Toen ik de volgende ochtend Ginger belde, vertelde ik haar dat ik van plan was de dag erna naar Bournemouth te gaan.
'Ik heb daar een aardig, rustig hotelletje gevonden, dat, god mag weten waarom. De hertenkamp heet. Het heeft ook een paar onopvallende zijuitgangen. Ik zou er best eens tussenuit kunnen knijpen om jou op te zoeken.'
'Dat zou je niet moeten doen, denk ik. Maar ik moet zeggen: het zou zalig zijn als je het deed. Ik verveel me hier dood! Je kunt het je gewoon niet voorstellen! Als jij niet hier-heen kunt komen, kan ik best wegsluipen en je ergens ontmoeten.'
Er viel mij plotseling iets op. 'Ginger! Je stem... Die klinkt anders, ik weet niet hoe...'
'O, dat... Dat is niets... Maak je geen zorgen.'
'Maar je stem?'
'Och, ik heb alleen maar een schorre keel of zoiets.'
'Ginger!'
'Hoor eens, Mark, iedereen heeft weieens een schorre keel. Ik heb kou gevat, denk ik. Of een beetje griep!'
'Griep? Luister eens, draai er niet omheen. Voel je je goed of niet?'
'Zeur niet. Er mankeert me niets.'
'Zeg eens precies hoe je je voelt. Alsof je griep onder de leden hebt?'
'Misschien wel. Overal zo'n beetje pijn, je weet hoe dat is...'
'En je temperatuur?'
'O, misschien een beetje verhoging...'
Terwijl ik daar zat bekroop me een afschuwelijk kil gevoel. Ik werd angstig. Ik wist ook dat Ginger, hoewel ze het ontkennen zou, net zo bang was als ik.
Daar klonk haar hese stem weer: 'Mark, raak nu niet in paniek! Je bent bang, maar er is echt niets om angstig over te zijn.'
'Misschien niet. Maar we moeten toch alle voorzorgsmaatregelen nemen. Bel je dokter op en vraag of hij naar je komt kijken. Meteen.'
'Goed. Maar hij zal me een verschrikkelijke zeurpiet vinden.'
'Trek je daar maar niets van aan. Doe het! En als hij geweest is, bel je mij.'
Toen ik de hoorn had neergelegd bleef ik een hele tijd naar het dode zwarte apparaat staren. Paniek... Daaraan moest ik niet toegeven... Er heerste overal griep in deze tijd van het jaar... De dokter zou ons wel geruststellen... het was misschien alleen maar een lichte kou.
Maar in gedachten zag ik Sybil voor me, in haar pauwblauwe japon met kwaadaardige symbolen. Ik hoorde Thyrza's stem, dwingend, gebiedend. Op de bekalkte vloer zong Bella boosaardige bezweringen, ze hief een tegenspartelend wit haantje omhoog.
Onzin, allemaal onzin! Dit was allemaal bijgeloof!
Maar dat toestel... op de een of andere manier kon ik dat toestel niet van me afzetten. Dat ding had niets te maken met bijgeloof, maar vertegenwoordigde iets nieuws op wetenschappelijk gebied. Maar het was toch niet mogelijk... het kon toch niet zo zijn dat...
Mrs. Dane Calthrop vond mij, voor me uit starend, zittend bij de telefoon. Onmiddellijk vroeg ze: 'Wat is er gebeurd?'
'Ginger,' antwoordde ik, 'voelt zich niet goed...'
Ik had gewild dat ze nu zeggen zou dat het allemaal maar onzin was, dat ze mij zou geruststellen. Maar dat deed ze niet.
'Dat is niet zo mooi,' zei ze. 'Nee, dat vind ik niet zo mooi!'
'Het is onmogelijk!' hield ik vol. 'Het is toch niet denkbaar dat zij kunnen waarmaken wat ze beweren!'
'Niet?'
'U gelooft er niets van... u kunt toch niet ook geloven...'
'Maar beste Mark,' hernam Mrs. Dane Calthrop, 'zowel jij als Ginger hebben de mogelijkheid van zoiets toch toegegeven? Anders zouden jullie niet hebben gedaan wat je nu gedaan hebt.'
'Dat geloven maakt het nog erger... nog waarschijnlijker!'
'Nee, je bent niet zo ver gegaan dat jullie het geloven... je hebt alleen rekening gehouden met de mogelijkheid datje het zou kunnen geloven als je het bewijs ervan in handen kreeg.'
'Bewijs? Wat voor bewijs?'
'Dat Ginger ziek is geworden is een bewijs,' zei Mrs. Dane Calthrop.
Ik vond haar nu onuitstaanbaar. Met stemverheffing antwoordde ik boos: 'Waarom doet u zo ellendig pessimistisch? Ze heeft alleen maar kou gevat - of iets dergelijks. Waarom gaat u altijd van het ergste uit?'
'Omdat we, als 't het ergste is, dat ook onmiddellijk onder ogen moeten zien... en geen struisvogelpolitiek moeten voeren tot het te laat is!'
'Gelooft u echt dat die belachelijke hokus pokus werkt? Die trances, bezweringen en het slachten van een haantje... die hele santenkraam?'
'Er gaat invloed van uit,' zei Mrs. Dane Calthrop. 'Dat moeten we onderkennen. Veel, het meeste denk ik, is uiterlijk vertoon, om een bepaalde sfeer te scheppen... maar daarachter zal toch iets echts schuilen dat een bepaalde werking heeft.'
'Zoiets als radioactiviteit?'
'Ja, iets dergelijks misschien. Zie je, er worden steeds nieuwe dingen ontdekt... schrikbarende dingen. Een of andere nieuwe wetenschap kan door gewetenloze lui voor eigen doeleinden worden aangewend. Thyrza's vader was natuurkundige, moetje weten...'
'Maar wat zou dat dan kunnen zijn? Dat vervloekte toestel! Als we dat eens konden laten onderzoeken, met behulp van de politie...'
'Bij de politie zijn ze zo gauw niet te vinden voor een huiszoeking en het in beslag nemen van eigendommen... dan moeten er heel wat meer aanwijzingen zijn dan waarover wij beschikken.'
'Als ik er eens heen ging om dat vervloekte ding in elkaar te slaan?'
Mrs. Dane Calthrop schudde het hoofd. 'Uit wat je me hebt verteld, heb ik begrepen dat die schadelijke invloed - als die er geweest is - op de avond zelf is uitgeoefend...'
Ik sloeg kreunend mijn handen voor mijn gezicht. 'Ik wou dat we nooit aan de hele zaak begonnen waren!' Nu zei Mrs. Dane Calthrop met vaste stem: 'Je beweegredenen zijn zuiver en goed geweest. En gedane zaken nemen geen keer. Maar je hoort meer zodra de dokter geweest is en Ginger terugbelt. Ze belt naar Rhoda natuurlijk...'
Ik begreep deze hint. 'Dan kan ik beter gauw naar huis gaan.'
'Ik doe heel dom,' zei Mrs. Dane Calthrop plotseling, toen ze mij uitliet. 'Ik weet dat ik dom doe. Uiterlijk vertoon! We staren ons blind op die poppenkast. Nu denken we precies wat ze ons hebben willen laten denken!'
Misschien had ze gelijk, maar ik kon niet anders denken.
Twee uur later belde Ginger. 'De dokter is geweest,' vertelde ze. 'Hij weet het niet zeker, maar hij denkt dat het griep is. Die heerst erg op 't ogenblik. Hij heeft me in bed gestopt en medicijnen voorgeschreven. Ik heb nu flinke koorts. Maar dat is altijd bij griep, is 't niet?'
Ondanks alle uiterlijke kordaatheid klonk er iets van wanhoop in haar hese stem.
'Je knapt gauw weer op!' troostte ik, zelf diepongelukkig. 'Hoor je me? Je bent gauw weer beter. Voel je je erg beroerd?'
'Och, koortsig... en alles doet pijn, mijn voeten, mijn huid. Elke aanraking is me te veel. En ik heb het zo vreselijk warm!'
'Dat is van de koorts, lieverd. Luister! Ik kom nu naar je toe. Ik vertrek nu meteen. Nee, zeg maar niets meer!'
'Goed! Ik ben blij dat je komt, Mark! Ik zal wel niet zo moedig zijn als ik dacht...'
Ik belde Lejeune op. 'Miss Corrigan is ziek!' zei ik.
'Wat?'
'Zoals ik zei. Ze is ziek geworden en heeft haar eigen huisarts laten komen. Die denkt dat het griep is, maar zeker is hij er niet van. Ik weet niet wat u nog zou kunnen doen. Kunnen we er misschien nog een specialist bij halen?'
'Wat voor specialist?'
'Een psychiater... psycholoog of psychoanalist... een psy-cho... Iemand, die verstand heeft van hypnose, suggestie, hersenspoeling en dergelijke. Er zijn toch mensen die zich daarin hebben gespecialiseerd?'
'Natuurlijk, die heb je. Op het ministerie van binnenlandse zaken zijn er een paar. Ik geloof dat u groot gelijk hebt. Het kan alleen griep zijn... maar misschien ook een psychische toestand, waarover niet veel bekend is. Lieve hemel, Easterbrook, dit zou best eens kunnen zijn waar we lang op hebben zitten wachten!'
Ik smakte de hoorn neer. Misschien kwamen we iets aan de weet over psychologische wapens, maar het enige wat ik belangrijk vond, was Ginger... die dappere, maar nu bang geworden Ginger. Geen van beiden hadden we er geloof aan gehecht... of toch? Nee, natuurlijk niet! Het was een spel voor ons geweest... Pakkertje... Maar nu was het ernst.
Het vale paard was een realiteit gebleken. Ik legde mijn hoofd in mijn handen en kreunde.