6
Mark Easterbrook vertelt
Het was al over vieren toen we van Priors hof wegreden. Venables
had ons na een bijzonder lekkere lunch nog zijn hele huis laten
zien. Hij had er echt plezier aan beleefd ons de vele schatten te
tonen die zijn huis herbergde.
'De man moet zwemmen in zijn geld,' zei ik, toen we eindelijk
afscheid hadden genomen. 'Al dat jade en die Afrikaanse plastieken
alleen al, om nog maar te zwijgen van dat porselein... Meissen en
Bow. Jullie boffen wel met zo'n buurman!'
'Dat doen we zeker!' beaamde Rhoda. 'De meeste mensen hier zijn
alleraardigst, maar wel een beetje aan de onbenullige kant. Daarbij
vergeleken is Mr. Venables een exotisch type.'
'Hoe is hij aan al dat geld gekomen?' wilde Mrs. Oliver weten. 'Of
heeft hij dat zijn hele leven gehad?'
Met een zuur gezicht zei Despard dat niemand zich daar tegenwoordig
meer op kon beroemen. Je erfde geen grote vermogens meer, daar
zorgde de successiebelasting wel voor!
'Men heeft mij verzekerd,' liet hij erop volgen, 'dat hij als
stuwadoor zou zijn begonnen, maar dat lijkt me niet erg
waarschijnlijk. Hij praat nooit over zijn jeugd of familie...' Hij
richtte zich tot Mrs. Oliver en vervolgde: 'Een geweldige
mysterieuze figuur voor u, mevrouw!' Waarop Mrs. Oliver zei dat
mensen altijd met dingen kwamen aandragen die ze niet nodig
had.
Het vale paard bleek een vakwerkgevel te hebben... echt vakwerk,
welteverstaan, geen imitatie. Het huis stond wat achter de rooilijn
van de dorpsstraat. Je kon een glimp opvangen van een ommuurde
achtertuin, waardoor het geheel een aangename ouderwetse sfeer
kreeg.
Voor mij was het een beetje een teleurstelling en ik gaf dat ook te
kennen.
'Mij niet onheilspellend genoeg,' luidde mijn vonnis. 'Geen
lugubere sfeer.'
'Wacht maar tot u binnen bent,' zei Ginger.
Wij stapten uit en liepen naar de voordeur, die al werd opengedaan.
Miss Thyrza Grey stond op de drempel, een lange, mannelijke
gestalte in een tweed mantelpak. Haar dikke, springerige grijze
haar was van haar hoge voorhoofd weggekamd. Zij had een fikse,
gebogen neus en doordringende lichtblauwe ogen.
'Zijn jullie daar eindelijk?' vroeg ze met een krachtige basstem.
'Ik dacht al dat jullie verdwaald waren.'
Over haar schouder heen ontwaarde ik nog een gezicht, dat uit de
duisternis van de hal naar buiten tuurde. Een vreemd, wat vormloos
gezicht, alsof het uit klei geboetseerd was door een kind dat in
het atelier van een beeldhouwer was gaan spelen. Het type gezicht,
dacht ik bij mezelf, datje soms op Italiaanse of Vlaamse
primitieven tussen een mensenmenigte ziet afgebeeld.
Rhoda stelde ons voor en legde uit dat we bij Mr. Venables op
Priors hof hadden geluncht.
'O!' zei miss Grey. 'Dat verklaart alles! De vleespotten! Die
Italiaanse keukenprinses van hem! En dan nog alle schatten uit zijn
schatkamers. Nou ja, de arme kerel... hij moet toch wat hebben om
nog fleur aan zijn leven te geven. Maar kom toch binnen, kom toch
binnen. Wij zijn ook nogal trots op ons huis. Vijftiende eeuws...
en een stukje zelfs nog uit de veertiende.'
De hal was laag van zoldering en heel donker, een wenteltrap voerde
naar de bovenverdieping. Er was een grote open haard in de hal en
daarboven hing een schilderstuk.
'Dat is het oude uithangbord van de herberg,' legde miss Grey uit,
die zag dat ik ernaar keek. 'Bij deze belichting kunt u er niet
veel van zien. Het vale paard.'
'Ik zal het eens een keer voor u schoonmaken,' beloofde Ginger.
'Dat heb ik beloofd. Geeft u het mij maar eens mee, dan zult u eens
wat zien!'
'Daar twijfel ik toch wel een beetje aan,' antwoordde Thyrza Grey.
Botweg liet zij erop volgen: 'Stel je eens voor datje het zou
bederven!'
'Natuurlijk niet!' antwoordde Ginger hevig verontwaardigd.
'Restaureren is mijn vak. Dat doe ik voor de Londense musea,' legde
zij mij uit. 'Prettig werk.'
'Aan die moderne restauraties moet je toch wel een tikje wennen,
vind ik,' hernam Thyrza. 'Ik sta tegenwoordig elke keer versteld
wanneer ik in de National Gallery kom. Al die schilderijen zien
eruit alsof ze pas gewassen zijn met een van de nieuwste
wasmiddelen.'
'U kunt ze toch niet mooier vinden met al dat donkere,
mosterdkleurige vernis erop?' protesteerde Ginger. Zij keek eens
naar het uithangbord. 'U zou kunnen zien dat er heel wat meer op te
voorschijn kwam. Het zou best kunnen dat er een ruiter op dat paard
zit.'
Ik kwam naast haar staan om het schilderwerk eens goed op te nemen.
Het was een grof stuk werk, met weinig artistieke verdienste, maar
oud en vervuild was het wel. De bleke omtrekken van een hengst
staken glanzend af tegen een vage, donkere achtergrond.
'He, Sybil!' riep Thyrza uit. 'Onze gasten zijn zo brutaal ons
Paard af te kraken!'
Toen kwam miss Sybil Stamfordis door een deur naar ons toe. Zij was
eveneens een lange, slanke vrouw, met donker, wat vettig haar, een
gemaakt lachje speelde om haar visachtige mond. Ze droeg een helder
smaragdgroene sari, die haar allerminst stond. Haar stem klonk
zwakjes en geagiteerd. 'Dat lieve, lieve paard van ons,' zei ze.
'Wij zijn op het eerste gezicht verliefd geraakt op dat
uithangbord. Ik geloof werkelijk dat het onze beslissing om dit
huis te kopen heeft beinvloed. Geloof je ook niet, Thyrza? Maar kom
verder. Kom toch verder!'
Het vertrek waarnaar zij ons voorging was klein en vierkant. Het
was vroeger waarschijnlijk de gelagkamer geweest. Nu was het
gestoffeerd met cretonnen en Chippendale-meubels, echt een
dameswoonkamer in een buitenhuis. Overal stonden vazen met
chrysanten.
Daarna werden we mee naar buiten genomen om de tuin te bezichtigen.
Die zou 's zomers ongetwijfeld heel bekoorlijk zijn. Toen wij weer
binnenkwamen, bleek er gedekt te zijn voor de thee. Wij kregen
sandwiches en eigengebakken cake, en toen wij aan tafel gingen,
verscheen de oude vrouw wier gezicht ik bij onze binnenkomst een
ogenblik had gezien, met een zilveren theepot in de hand. Zij had
een eenvoudig donkergroen huishoudschort voor. Bij nadere
beschouwing werd mijn indruk dat haar gezicht door een kinderhand
uit klei geboetseerd leek, bevestigd. Het was een geestloos,
primitief gezicht, maar ik begreep niet waarom ik het
onheilspellend gevonden had.
Ik werd opeens boos op mezelf. Al die onzin vanwege een oude,
verbouwde herberg en drie vrouwen van middelbare leeftijd!
'Dank je, Bella,' zei Thyrza.
'Hebt u werkelijk alles?' Het klonk als een gemurmel.
'Ja, dank je wel.'
Bella liep naar de deur. Zij had niemand aangekeken, maar vlak voor
ze wegging, sloeg ze de ogen op en wierp mij een snelle blik toe.
Er was iets in die blik dat me deed schrikken... al zou ik niet
makkelijk kunnen verklaren waarom. Er lag iets boosaardigs in, maar
ook bekendheid met mijn intiemste gedachten. Ik had het gevoel dat
ze zonder enige moeite, en bijna zonder belangstelling, precies
doorzag wat er in mij omging-
Maar Thyrza had mijn reactie opgemerkt. 'Bella is iemand die je van
je stuk kan brengen, is het niet?' vroeg ze zachtjes.
'Ik merkte wel hoe ze daarnet naar u keek, Mr. Easterbrook.'
'Ze komt hier uit het dorp, nietwaar?' Ik deed mijn best alleen
beleefde belangstelling te tonen.
'Ja. Iemand zal u vast wel hebben verteld dat zij eigenlijk onze
dorpsheks is.'
Sybil Stamfordis rammelde met haar kralen. 'Nu, eerlijk opbiechten,
Mr... Mr...'
'Easterbrook.'
'Mr. Easterbrook. Ik weet dat u al gehoord hebt dat wij allemaal
aan toverij doen. Zeg eens eerlijk! We genieten enige reputatie op
dit gebied, moet u weten.'
'Niet onverdiend misschien,' zei Thyrza. Zij vond het blijkbaar
amusant. 'Sybil bezit werkelijk grote gaven.'
Sybil zuchtte van genoegen. 'Occultisme heeft me altijd al
gefascineerd,' fluisterde ze. 'Als kind al was ik mij bewust van
ongewone gaven. Automatisch schrift was iets doodgewoons voor me.
Ik wist niet eens wat dat betekende! Ik zat maar stil met een
potlood in de hand... zonder enig begrip van wat er eigenlijk ging
gebeuren. Natuurlijk ben ik wel altijd overgevoelig geweest. Ik ben
eens flauwgevallen toen ik bij een vriendinnetje mocht gaan
theedrinken. Later bleek dat er in diezelfde kamer iets
afschuwelijks was voorgevallen. Dat voelde ik! Pas veel later
hebben we de verklaring gehoord. Er was in dat vertrek een moord
gepleegd... vijfentwintig jaar geleden. In datzelfde vertrek!' Zij
knikte nadrukkelijk en keek hoogst voldaan de kring eens rond.
'Heel merkwaardig!' zei kolonel Despard met beleefde tegenzin.
'Lugubere dingen hebben zich ook in dit huis afgespeeld,' hernam
Sybil duister. 'Maar we hebben de nodige maatregelen genomen. De
aan de aarde gebonden geesten hebben wij bevrijd.'
'Een soort spiritistische schoonmaak gehouden?'
opperde ik.
Sybil keek mij enigszins wantrouwend aan.
'Wat draag je daar een beeldige sari,' prees Rhoda.
Sybil keek verheugd op. 'Ja, die heb ik uit India meegenomen. Ik
heb daar een interessante tijd doorgebracht. Ik heb yoga beoefend,
weet je, en al dat soort dingen. Maar ik weet niet, ik had toch
altijd sterk het gevoel dat het allemaal veel te gekunsteld was,
niet dicht genoeg bij het natuurlijke, primitieve... Men behoort,
naar mijn gevoel, terug te keren tot de primitieve oerkrachten. Ik
ben een van de weinige vrouwen die op Haiti zijn geweest. Daar kom
je werkelijk in aanraking met de echte bronnen van het occulte.
Natuurlijk wel bedekt door een laagje bedrog en charlatanerie. Maar
je raakt daar toch aan de wortels.
Men heeft mij daar een heleboel laten zien, vooral toen ze hoorden
dat ik tweelingzusters had, die iets ouder waren dan ik. Het kind
dat na een tweeling geboren wordt, beschikt namelijk altijd over
bijzondere gaven, hebben ze mij daar verteld. Interessant, vindt u
niet? Hun dodendansen zijn prachtig. Met de hele symboliek van de
dood, schedels en gekruiste beenderen, alle gereedschappen van de
doodgraver, schop, houweel en schoffel. Zij verkleden zich daarbij
als rouwdragers, in het zwart, met hoge hoeden. De grootmeester is
baron Samedi, en de Legba is de god die hij aanroept, de god die
"de slagboom opheft". Je zendt de dood uit teneinde dood te
veroorzaken. Wat een enge gedachte, vindt u niet? Dit hier,' en
Sybil stond op om een voorwerp van de vensterbank te pakken, 'dit
is mijn Asson. Het is een gedroogde kalebas, in een net van kralen
en - ziet u deze stukjes? - dat zijn gedroogde slangenwervels.'
Wij keken allen beleefd, maar met weinig interesse toe. Sybil
schudde het afgrijselijke stuk speelgoed liefdevol heen en
weer.
'Hoogst belangwekkend,' zei Despard hoffelijk.
'Ik zou u nog ontzaglijk veel meer kunnen vertellen...' Op dit punt
dwaalde mijn aandacht af. Vaag drongen Sybils woorden over
toverkunst, voodoo, maitre Carrefour, de Coa en de familie Guide
tot mij door.
Toen ik mijn hoofd afwendde, zag ik dat Thyrza spottend naar mij
keek. 'U gelooft er niets van, he?' vroeg ze zachtjes. 'Maar toch
vergist u zich, weet u. U kunt niet alles wegpraten als bijgeloof,
angst of godsdienstwaanzin. Er zijn elementaire waarheden en
oerkrachten. Die zijn er altijd geweest en zullen er ook altijd
blijven.'
'Ik peins er niet over dat te betwijfelen,' zei ik.
'U bent een verstandig man. Wilt u mijn bibliotheek eens zien?'
Ik ging met haar mee door de openslaande deuren en de tuin in langs
de zijkant van het huis.
'Wij hebben onze bibliotheek in de voormalige stallen,' legde zij
uit.
De stallen en bijgebouwen waren verbouwd tot een grote ruimte,
waarvan een lange wand met boeken was bedekt. Ik liep erop af en
riep even later. 'Wat hebt u daar zeldzame werken, miss Grey! Is
dat een originele Malleus Malefico-rum? Enorm, wat een kostbare
schatten!'
'Ja, vindt u ook niet?'
'Is dat een Grimoire? Dat is iets bijzonder zeldzaams!' Ik nam deel
na deel in mijn handen en Thyrza keek naar me met een zichtbare
voldoening die ik niet helemaal begreep. Toen ik een exemplaar van
Sadducismus Triumphatus weer op zijn plaats zette, zei Thyrza: 'Ik
vind het prettig iemand te ontmoeten die dit alles naar waarde kan
schatten. De meeste mensen staan er alleen maar verbaasd naar te
kijken of geeuwen maar eens.'
'Er is waarschijnlijk maar weinig over hekserij en toverij
geschreven dat u niet kent,' zei ik, 'maar vertelt u eens, waardoor
is uw belangstelling daarvoor eigenlijk gewekt?'
'Dat zou ik niet precies meer weten. Het is al zo lang geleden. Je
krijgt bij toeval eens een boek in handen en dan pakt het je
opeens! Het is een fascinerend studieobject. Alles wat de mensen
hebben geloofd... en de verrekt stomme dingen die ze hebben
gedaan!'
Ik schoot in de lach. 'Dat vind ik verkwikkend, te horen dat u niet
alles gelooft wat u leest!'
'U moet mij vooral niet met die brave Sybil vergelijken. O, ja, ik
heb de geringschatting in uw ogen heus wel gelezen, maar toch
vergiste u zich! In menig opzicht mag zij wat onnozel doen... zij
gooit voodoo, demonenleer en zwarte magie met genoegen bij elkaar
en maakt er een zalige occulte brij van, maar ze beschikt werkelijk
over krachten.'
'Krachten?'
'Ik zou niet weten hoe ik het anders moet noemen. Er bestaan nu
eenmaal mensen die als het ware een levende brug vormen tussen de
gewone wereld en die van wonderlijke, bovennatuurlijke machten.
Sybil is er een van. Ze is beslist een prima medium, ze heeft het
nooit voor geld gedaan. Maar haar gaven zijn werkelijk
buitengewoon. Wanneer zij en ik, met Bella...'
'Bella ook al?'
'O, zeker! Bella heeft haar eigen gaven. Wij bezitten die allen in
verschillende mate. Als team...'
Hier onderbrak zij zichzelf.
'De verenigde tovenaars?' opperde ik glimlachend.
'Zo zou u het kunnen noemen!' Ik keek in het boek dat ik op dat
moment in handen had.
'Nostradamus en nog veel meer?'
'Inderdaad, Nostradamus en nog veel meer!'
Rustig vroeg ik: 'U gelooft het allemaal, he?'
'Ik geloof het niet! Ik weet het!' Er klonk iets triomfantelijks in
haar stem, zodat ik haar aankeek.
'Hoe dan? Op wat voor manier? En om welke reden?' vroeg ik.
Met een breed gebaar wees zij naar de boekenplanken. 'Dat daar
allemaal! Veel ervan is klinkklare nonsens. En opgeschroefd gebral.
Maar wanneer je het ontdoet van alle bijgeloof en vooroordelen van
de tijd, dan blijft er toch een kern van waarheid over. Het wordt
alleen aangedikt... dat is altijd gebeurd... Om indruk op de mensen
te maken.'
'Ik geloof niet dat ik u kan volgen.'
'Maar mijn beste man, waarom zijn de mensen dan door alle tijden
naar de geestenbezweerder toegegaan... naar de medicijnman en de
tovenaar? Eigenlijk maar om twee redenen. Er zijn maar twee dingen
waarnaar hevig genoeg verlangd wordt om er een verdoemenis voor te
riskeren. De liefdesdrank en de gifbeker...'
'Aha!'
'Eenvoudig, nietwaar? Liefde en dood. De liefdesdrank om de man te
veroveren die je hebben wilt. De Zwarte Mis om je minnaar te
behouden. De teug bij volle maan gedronken... Prevel daarbij de
namen van demonen of van geesten... Teken bepaalde figuren op de
vloer of de muren. Dat is allemaal vertoning. Maar het werkende
bestanddeel van de liefdesdrank is echt!'
'En de dood?' wilde ik weten.
'De dood?' Ze lachte, een vreemd lachje dat me een onbehaaglijk
gevoel gaf. 'Interesseert u zich werkelijk zo voor de dood?'
'Wie doet dat niet?' vroeg ik zo luchtig mogelijk.
'Ik weet het niet.' Ze keek mij scherp-onderzoekend aan, iets wat
ik hoogst onaangenaam vond.
'De dood? Daar is altijd veel meer in gehandeld dan in
liefdesdranken. En toch... hoe kinderlijk is dat in vroeger tijden
toegegaan! De Borgia's bijvoorbeeld, met hun beruchte geheime
vergif... Weet u wat dat voor vergif geweest is? Doodgewoon wit
arsenicum! Precies wat de eerste de beste vrouwenmoordenaar in een
achterbuurt gebruikt. Maar we zijn nu een heel stuk verder. De
wetenschap heeft de grenzen verruimd.'
'Met gifstoffen die geen sporen nalaten?' vroeg ik sceptisch.
'O, nee. Vergif is vieux jeu. Kinderspel. Er zijn heel andere
mogelijkheden.'
'Noemt u eens een voorbeeld.'
'Dat is bijvoorbeeld de geest. Kennis over die geest - wat die kan
en waartoe die gedwongen kan worden.'
'Gaat u alstublieft verder. Dit vind ik hoogst interessant!'
'Het beginsel is algemeen bekend. Medicijnmannen hebben het in
primitief stamverband al eeuwen toegepast. Je hoeft je slachtoffer
niet zelf te doden. Het enige wat je moet doen is iemand zeggen dat
hij sterven moet'
'Suggestie dus? Dat werkt toch alleen wanneer het slachtoffer erin
gelooft?'
'U bedoelt zeker dat het bij de westerse mens niet werkt,'
verbeterde ze mij. 'Dat is niet helemaal waar. Maar daar gaat het
niet om. Wij zijn immers stukken verder dan de medicijnmannen. De
psychologen hebben de weg gebaand. Ik bedoel de doodsdrift. Die
leeft in iedereen. Daar moet men op inspelen. Op de
doodsdrift.'
'Het is een interessante gedachte.' Ik zei dat met slechts matige
wetenschappelijke belangstelling. 'Het lijdend voorwerp zodanig te
beinvloeden dat het zelfmoord pleegt? Bedoelt u dat?'
'U bent er nog steeds niet! Hebt u weieens gehoord van traumatische
ziekten?'
'Natuurlijk.'
'Mensen bijvoorbeeld die tengevolge van een onbewuste wens om niet
meer te hoeven werken echte kwalen ontwikkelen. Geen gesimuleerde,
maar echte kwalen, met symptomen van werkelijke pijn. De
geneeskunde heeft daarbij lange tijd voor een raadsel gestaan.'
'Ik begin enigszins te vermoeden wat u bedoelt,' zei ik
langzaam.
'Om nu het bepaalde subject te vernietigen dienen krachten te
worden gericht op zijn geheime onbewuste zelf. De doodsdrift, die
in ieder van ons aanwezig is, moet worden gestimuleerd, verhevigd.'
Ze werd steeds meer door het onderwerp gegrepen. 'Begrijpt u? Een
echte kwaal zal dan het gevolg zijn, veroorzaakt door dat
onderbewuste ik, dat de dood zoekt. Je wenst ziek te zijn, je wenst
te sterven... en dan... word je ziek en sterf je ook!'
Zij hield het hoofd geheven, als in triomf. Opeens werd ik koud.
Allemaal onzin natuurlijk. Deze vrouw was min of meer gek. Maar
toch...
Plotseling barstte Thyrza Grey in lachen uit. 'U gelooft er niets
van, he?'
'Het... is een boeiende hypothese, miss Grey, waarbij moderne
denkbeelden consequent zijn doorgedacht, dat geef ik toe. Maar hoe
stelt u zich voor die doodsdrift die wij allen bezitten te kunnen
stimuleren?'
'Dat is mijn geheim. De methode. En de middelen. Er bestaan
verbindingen zonder contact. Denkt u maar aan radio, radar en
televisie. Experimenten met buitenzintuiglijke waarnemingen zijn
nog maar in het beginstadium, maar dat komt
alleen doordat men het basisprincipe niet begrepen heeft. Soms
wordt er bij toeval iets bereikt... maar wanneer je eenmaal weet
hoe het in zijn werk gaat, zou je het elke keer kunnen doen.'
'Kunt u het?'
Op die vraag gaf ze niet direct antwoord. Toen zei ze, terwijl ze
wegliep: 'Vraag mij niet al mijn geheimen prijs te geven, Mr.
Easterbrook.'
Ik volgde haar naar de tuindeur. 'Waarom vertelt u mij dit
allemaal?' vroeg ik.
'U kent mijn boeken. Soms heb je er behoefte aan met iemand te
praten over dat waar je in gedachten steeds mee bezig bent... En
bovendien...'
'Nou?'
'Ik had zo'n idee... Bella heeft dat ook... dat u ons weieens nodig
zou kunnen hebben.'
'U nodig hebben?'
'Bella heeft het gevoel dat u hier bent gekomen om ons te
ontdekken. Ze vergist zich daarin maar zelden!'
'Waarom zou ik u moeten "ontdekken", zoals u het uitdrukt?'
'Dat is iets,' antwoordde Thyrza zachtjes, 'dat ik zelf niet
weet... nog niet, tenminste.'