14

Vledder keek hem lachend aan.
‘Hoe was het in Breukelen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik ben niet in Breukelen geweest. Zo ver ben ik niet gekomen.’
Vledder lachte opnieuw, een tikkeltje spottend.
‘Je zou er ook niemand hebben aangetroffen. Charles van Abbekerken was vanmorgen op Westgaarde bij de begrafenis van Jan Akkerman… keurig in het zwart.’
De Cock keek naar hem op.
‘Wie waren er nog meer?’
Vledder zwaaide.
‘Een hele stoet. Mevrouw Akkerman was van die enorme belangstelling voor de begrafenis van haar man heel erg onder de indruk.’ De jonge rechercheur grinnikte. ‘Ik denk dat Charles van Abbekerken al het kantoorpersoneel van Chemie IJsselstein aan de Keizersgracht in Amsterdam de strikte opdracht heeft gegeven om de begrafenis bij te wonen.’
‘De andere directeuren?’
Vledder knikte.
‘Herman Akersloot en Philip Achterberg waren er ook… beiden stemmig gekleed.’
De Cock grijnsde.
‘Ik ben erg benieuwd,’ sprak hij spottend, ‘wat Charles van Abbekerken allemaal gaat organiseren wanneer binnenkort zijn mededirecteur Justus van Aardenburg ter aarde wordt besteld. De man schijnt een voorliefde te hebben voor spektakel.’
Vledder schoof zijn onderlip naar voren.
‘Vanmorgen liet Charles van Abbekerken zich anders wel van zijn goede kant zien,’ sprak hij met enige bewondering. ‘Het bleek, dat voor de arme Jan Akkerman zelfs geen fatsoenlijke begrafenisverzekering was afgesloten. De kosten van de begrafenis worden nu voor een groot deel door Chemie IJsselstein betaald en Charles van Abbekerken heeft mevrouw Akkerman toegezegd, dat hij het salaris van chauffeur Akkerman voorlopig zal doorbetalen.’
De Cock trok een grimas. ‘Bloedgeld… of behoort Charles van Abbekerken tot het type: ruwe bolster, blanke pit?’
In de stem van de oude rechercheur trilde de twijfel.
Vledder keek de grijze speurder onderzoekend aan.
‘Jij zou toch vanmorgen naar Breukelen rijden? Ik bedoel… wat had je in het hoofd?’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Ik wilde die route nog eens rijden.’
‘Je bedoelt die kronkelweg langs Weesp, Nederhorst den Berg, Vreeland?’
De Cock knikte.
‘Dezelfde route, die wij gistermiddag samen hebben gereden op weg naar Justus van Aardenburg in Loenen aan de Vecht.’
‘Met de borrelglaasjes.’
‘Precies.’
Vledder keek hem verbaasd aan.
‘Maar waarom?’
De Cock antwoordde niet direct. Hij bracht zijn handen naar voren, drukte de vingertoppen tegen elkaar en zocht naar een goede formulering.
‘Een paar dagen geleden,’ begon hij voorzichtig, ‘tijdens zijn bezoek hier aan ons, gaf Herman Akersloot mij een aanwijzing… een hint. Toen ik hem bleef lastig vallen met vragen over illegale giflozingen bij Chemie IJsselstein, zei hij: “U bent een scherpzinnig man, rechercheur, toch denkt u in een verkeerde richting… een richting waaraan u zich zult vastklampen, maar die tot niets leidt. Vraag eens naar de foto’s van het personeelsfeestje.”’
Vledder knikte.
‘Dat herinner ik mij nog.’
De Cock zuchtte.
‘Omdat ik geen enkel verband zag tussen de moord op Jan Akkerman en het personeelsfeestje van Chemie IJsselstein, heb ik aan die opmerking aanvankelijk geen waarde gehecht. Ik dacht ook dat het zo’n kreet was om mij op een vals spoor te zetten. Toch bleef die opmerking van Herman Akersloot in mijn gedachten zweven en gistermorgen in de Rode Leeuw vertelde Angelique Sondervan mij, dat er op het personeelsfeestje foto’s waren gemaakt en wel door… Jan Akkerman. Angelique zei letterlijk… hij flitste maar raak.’
De blik van Vledder verhelderde.
‘Daarom bracht jij dat onderwerp ook tijdens jouw gesprek met mevrouw Akkerman ter sprake.’
De Cock knikte.
‘Ik heb de stellige overtuiging dat die foto’s iets met de dood van Jan Akkerman te maken hebben. De vraag die mij bezighoudt is… hoe? Wat heeft Jan Akkerman gefotografeerd, dat voor anderen begeerlijk of gevaarlijk was?’
Vledder keek hem wat verward aan.
‘Volgde je in verband met die foto’s van het personeelsfeestje vanmorgen de route naar Nederhorst den Berg en Vreeland?’
In zijn stem trilde ongeloof.
De Cock schudde iets geprikkeld zijn hoofd.
‘Op dat feestje,’ antwoordde hij geduldig, ‘zo weten we, zowel van Peter van Lunteren als van Angelique Sondervan, is niets bijzonders gebeurd… althans niets dat direct aanleiding kon geven tot moord. Ook de opdringerige flirt van Charles van Abbekerken ten opzichte van Angelique Sondervan kan men moeilijk als een prelude tot moord beschouwen. Ik vroeg mij dus af wat er nadien is gebeurd… dus na het feestje… iets waarbij Jan Akkerman op een of andere manier was betrokken.’
Vledder gniffelde.
‘Hij bracht als een braaf chauffeur zijn koppeltje half aangeschoten directeuren naar huis.’
De Cock knikte.
‘Dat deed hij ook… maar hij kwam vermoedelijk niet verder dan Nederhorst den Berg.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Hoe kom je daarbij?’
De Cock zwaaide voor zich uit.
‘Omdat ik vanmorgen een verrukkelijke kop koffie heb gedronken in Het Wapen van Nederhorst en een kelner mij vertelde, dat de heren directeuren die bewuste zaterdagavond daar nog een afzakkertje hadden genomen en nadien ruzie kregen over de vraag wie verder de Mercedes zou besturen.’
‘En?’
‘Wat bedoel je?’
‘Wie reed?’
De oude rechercheur trok zijn schouders op en leunde achterover in zijn stoel. Daarna gebaarde hij wat vermoeid naar de telefoon.
‘Bel eens met de rijkspolitie, die opereert in de regio Nederhorst den Berg, Vreeland, Loenen aan de Vecht en Breukelen. Vraag of er zaterdag… veertien dagen geleden… ’s avonds laat… of in de vroege ochtend van zaterdag op zondag… ergens op die route een melding is geweest van een ernstig verkeersongeval.’
Vledder boog zich iets voorover, zocht in de kleine adresmolen op zijn bureau naar het juiste nummer en greep de telefoon.
De Cock stond van zijn stoel op en begon nerveus en gespannen door de grote recherchekamer te stappen.
Hij hoorde Vledder praten, maar de woorden van de jonge rechercheur drongen niet tot hem door. Zijn gedachten concentreerden zich geheel op de mogelijkheden die hij nog had om de zaak volledig tot klaarheid te brengen.
Het gesprek met de kelner van Het Wapen van Nederhorst had hem de overtuiging gegeven dat hij op het goede spoor zat.
Philip Achterberg kon hij uitsluiten. Hij moest zijn aandacht uitsluitend richten op de vier mannen, die na het bezoek aan Het Wapen van Nederhorst met de Mercedes waren vertrokken… ongetwijfeld in de richting van Vreeland.
Van die vier mannen was Jan Akkerman vermoord. Ook Justus van Aardenburg leefde niet meer. Er bleven dus maar twee mannen over: Herman Akersloot en Charles van Abbekerken. Hij hoorde hoe Vledder het telefoongesprek afbrak en de hoorn op het toestel teruglegde. Langzaam slenterde hij naderbij.
Het gezicht van zijn jonge collega stond strak. Zijn handen met gespreide vingers omklemden het blad van zijn bureau. De knokkels zagen wit.
‘Moord,’ sprak hij toonloos.
De Cock staarde hem verbijsterd aan.
‘Moord?’
Vledder knikte.
‘Op zondagmorgen, rond de klok van tien uur, is op de weg naar Vreeland, nabij de brug en sluis ’t Hemeltje in het water van de Vecht het lijk van een zestienjarig meisje aangetroffen. Een bejaarde man die in zijn tuin, grenzend aan de Vecht, ging werken, zag haar in een ondiep gedeelte liggen en waarschuwde de politie.’
De Cock boog zich naar hem toe.
‘Zij bleek vermoord?’
Vledder sloot even zijn ogen.
‘De rijkspolitie noemt het moord. Reconstructie wees uit dat ze enkele meters voorbij ’t Hemeltje met haar bromfiets was aangereden.
Van die aanrijding zijn duidelijke sporen gevonden… zowel op de weg als aan haar bromfiets. Men moet het meisje na de aanrijding hebben opgepakt en haar met haar bromfiets over de leuning van de brug in het water van de Vecht hebben gegooid.’
De jonge rechercheur zweeg even en kauwde nerveus op zijn onderlip. ‘Bij… eh, bij sectie,’ ging hij hakkelend verder, ‘heeft de patholoog-anatoom water in haar longen aangetroffen.’
De Cock voelde hoe het bloed in zijn aderen kookte en zijn lichaam van woede begon te trillen.
‘De schoften,’ siste hij tussen zijn tanden. ‘Ze leefde dus nog… en verdronk.’

De Cock liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken. Hoewel hij iets dergelijks min of meer had verwacht, had het bericht van de dood van het meisje hem deerlijk geschokt. Hij keek op.
‘Heb je alles?’
Vledder maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Ik heb van dat telefoongesprek snel een paar aantekeningen gemaakt. Maar ik sta niet in voor de volledigheid.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Heb je haar naam?’
Vledder raadpleegde zijn aantekeningen.
‘Annemarie… Annemarie van Grevelingen. Ze was leerlinge op een mavo.’
‘Waar woonde ze?’
‘In Vreeland. Ik heb hier ook ergens haar adres genoteerd.’
De Cock staarde voor zich uit.
‘De rijkspolitie heeft bij haar onderzoek nog geen vorderingen gemaakt?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Men heeft aanvankelijk met man en macht aan de zaak gewerkt. Maar de inspanningen hebben tot nu toe weinig resultaten opgeleverd. Het recherchebijstandsteam is inmiddels wegens gebrek aan personeel tot twee man teruggebracht.’ De jonge rechercheur ademde diep. ‘Ze zullen vandaag of morgen wel bij je aankloppen. Men was erg nieuwsgierig waarom wij belangstelling voor het geval hadden.’
De Cock knikte.
‘Ik vrees toch dat ik ze niet zo erg veel zal kunnen vertellen. Uitgaande van hetgeen wij nu weten, kunnen we hooguit stellen, dat we een ernstig vermoeden hebben dat de inzittenden van de wagen van Charles van Abbekerken bij de moord betrokken waren. Maar hoe bewijzen we dat?’ De oude rechercheur trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. ‘Zijn er nog sporen gevonden van het voertuig waarmee Annemarie van Grevelingen werd aangereden?’
Vledder knikte.
‘Volgens de rijkspolitieman die mij te woord stond, worden op het gerechtelijk laboratorium kleine partikeltjes lak bewaard, die aan de bromfiets van het meisje, maar ook op de plek van de aanrijding zijn gevonden.’
De Cock grijnsde.
‘Ik moet plotseling denken aan de opmerking van mevrouw Akkerman gisteren, dat Charles van Abbekerken aan hoogmoedswaanzin leed.’
De ogen van Vledder werden groot.
‘Nu begrijp ik,’ riep hij onthutst, ‘waarom Jan Akkerman een nieuwe wagen onder zijn kont kreeg, terwijl de vorige nog nauwelijks was ingereden.’ De mond van de jonge rechercheur hing half open. ‘Charles van Abbekerken was helemaal niet gek. Met die vorige wagen was dat meisje aangereden.’
De Cock knikte.
‘Chauffeur Jan Akkerman zal van Charles van Abbekerken uiteraard de opdracht hebben gekregen om zich van die belastende wagen te ontdoen.’ De oude rechercheur zweeg even en dacht na. ‘En wat Jan Akkerman met die wagen heeft gedaan, is een geheim dat hij inmiddels in zijn graf heeft meegenomen.’
Vledder keek hem verwachtingsvol aan.
‘Motief voor de moord op Jan Akkerman?’
De Cock blikte terug.
‘Een motief voor Charles van Abbekerken?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Dat bedoel ik.’ De jonge rechercheur verschoof onrustig op zijn stoel. ‘We weten niet wie er op het moment dat het meisje bij die brug werd aangereden, aan het stuur van de Mercedes zat?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘De kelner zei dat Charles van Abbekerken… hij noemde hem een nogal dikke man… bij het vertrek uit Het Wapen van Nederhorst de contactsleuteltjes van de Mercedes wilde hebben. Jan Akkerman weigerde aanvankelijk die sleuteltjes te geven. Daarna eisten de twee andere heren de sleuteltjes op, omdat zij van mening waren dat Charles van Abbekerken te ver heen was… te dronken om goed te kunnen rijden. Wie uiteindelijk de wagen bestuurde, wist de kelner niet.’
Vledder keek hem vragend aan.
‘Wie denk je?’
De Cock maakte een mistroostig gebaar.
‘Ik denk dat Jan Akkerman uiteindelijk voor de autoriteit is gezwicht.’
‘Je bedoelt dat óf Charles van Abbekerken óf Herman Akersloot reed.’
De Cock stak waarschuwend zijn rechterwijsvinger op.
‘Je vergeet dat op dat moment ook Justus van Aardenburg nog leefde… en in de wagen zat.’
Vledder stak in wanhoop zijn armen omhoog.
‘En waarom werd hij dan vermoord?’
De Cock grijnsde breed.
‘Dick Vledder,’ riep hij bedroefd, ‘dit is een ellendige zaak.’