'Dit zijn de kromstaf en de scepter van de farao,' riep von Schiller met een van emotie haperende, zwakke stem, terwijl hij ze uit de cederhouten kist tilde.

'En dit zijn zijn valse baard en zijn ceremoniële borstmedaillon.' Nahoot knielde naast hem op de vloer van de tombe voor het grote beeld van Osiris. Alle haatgevoelens die ze elkaar toedroegen, waren vergeten terwijl ze de fabelachtige schatten van Egypte vol verwondering en ontzag bekeken. 'Dit is de grootste archeologische vondst aller tijden,' fluisterde von Schiller met bevende stem. Hij haalde zijn zakdoek uit zijn zak en veegde het zweet van opwinding weg dat over zijn wangen liep.

'Er ligt hier voorjaren werk,' zei Nahoot ernstig. 'Deze ongelooflijke collectie zal gecatalogiseerd en bestudeerd moeten worden. Ze zal voor altijd bekend blijven als de schat van von Schiller. Uw naam zal altijd voortleven. Het lijkt op de Egyptische droom van onsterfelijkheid. Uw naam zal nooit vergeten worden. U zult eeuwig leven.'

Er gleed een verrukte uitdrukking over von Schillers gezicht. Aan die mogelijkheid had hij nog niet gedacht. Tot op dit moment had hij niet overwogen zijn schat met iemand te delen, behalve dan op zijn eigen buitenissige manier met Ute Kemper. Maar Nahoots woorden hadden bij hem de oude onvervulbare droom van onsterfelijkheid weer tot leven gewekt. Misschien zou hij ervoor kunnen zorgen dat de schat toegankelijk werd voor het publiek - maar natuurlijk pas na zijn dood.

Toen verdrong hij de verleidelijke gedachte. Hij zou zijn schat niet verlagen door hem voor het plebs toegankelijk te maken. De kostbaarheden waren verzameld voor de begrafenis van een farao en von Schiller zag zichzelf als het moderne equivalent van een farao.

'Nee!' zei hij fel. 'Dit is van mij, helemaal van mij. Als ik sterf, neem ik het in mijn graf mee, alles. Ik heb daarvoor in mijn testament al voorbereidingen getroffen. Mijn zoons weten wat ze moeten doen. Dit zal allemaal bij mij in mijn graf komen. Mijn koninklijke graf.'

Nahoot staarde hem vol afgrijzen aan. Tot op dit moment had hij zich niet gerealiseerd dat de oude man gek was, dat zijn obsessies hem over de rand van de waanzin hadden geduwd. Maar de Egyptenaar wist dat het nu geen zin had met hem in discussie te gaan - hij zou later wel een manier vinden om te voorkomen dat deze schitterende collectie voorgoed in een andere tombe zou verdwijnen. Dus boog hij met voorgewende berusting zijn hoofd. 'U hebt gelijk, Herr von Schiller. Dat is er de enige passende bestemming voor. U verdient een dergelijke begrafenis. Maar op dit moment is onze grootste zorg alles in veiligheid te brengen. Helm heeft ons gewaarschuwd voor de rivier, voor het doorbreken van de dam. We moeten hem en Nogo roepen. Nogo's mannen moeten de tombe ontruimen. We kunnen de schat met de helikopter naar het kamp van Pegasus brengen waar ik de kostbaarheden zorgvuldig kan inpakken voor de reis naar Duitsland.' 'Ja. Ja.' Von Schiller krabbelde overeind, plotseling doodsbang door het vooruitzicht dat de vloed van de rivier hem van deze ontzagwekkende schat zou beroven. 'Laat de monnik - hoe heet hij ook al weer - Hansith Helm gaan roepen. Hij moet onmiddellijk komen.' Nahoot sprong overeind. 'Hansith!' schreeuwde hij. 'Waar ben je?' De monnik wachtte bij de ingang van de grafkamer. Hij lag in gebed verzonken op zijn knieën voor de lege sarcofaag waarin het lichaam van de heilige had gerust. Hij werd nu verscheurd tussen zijn religieuze overtuiging en zijn inhaligheid. Toen hij zijn naam hoorde roepen, boog hij diep. Daarna stond hij op en liep haastig naar von Schiller en Nahoot toe. 'Je moet teruggaan naar het bekken waar we de anderen hebben achtergelaten...' Nahoot begon hem zijn orders door te geven, maar plotseling gleed er een vreemde, afwezige uitdrukking over Hansiths knappe, donkere gezicht en hij bracht zijn hand omhoog om Nahoot tot stilte te manen. 'Wat is er?' vroeg Nahoot boos. 'Wat hoor je?' Hansith schudde zijn hoofd. 'Stil. Luister. Hoort u het niet?' 'Ik hoor helemaal...' begon Nahoot, maar toen zweeg hij abrupt en er verscheen een uitdrukking van wilde angst in zijn ogen. Er klonk een heel zacht geluid, vriendelijk als het kalme geruis van een zomerbriesje.

'Wat horen jullie?' vroeg von Schiller. Zijn gehoor was al heel lang slecht en zijn oude oren konden het geluid met geen mogelijkheid registreren. 'Water!' fluisterde Nahoot. 'Stromend water!'

'De rivier!' schreeuwde Hansith. 'De tunnel loopt onder!' Hij draaide zich razendsnel om en rende met grote, lenige passen de arcade door. 'We komen hier vast te zitten!' schreeuwde Nahoot en hij rende hem achterna.

'Wacht op me,' schreeuwde von Schiller. Hij probeerde hen te volgen maar raakte al snel achter op de twee veel jongere mannen. De monnik was hen echter allebei ver voor toen hij met twee treden tegelijk de trap vanuit de kamer waar het gas had gehangen, opstormde. 'Hansith! Kom terug! Ik beveel het je,' riep Nahoot hem wanhopig na, maar hij ving alleen een glimp van de wapperende witte mantel van de monnik op terwijl deze de eerste bocht van het labyrint om rende. 'Goeddabi, waar ben je?' Von Schillers trillende stem weergalmde door de stenen gangen. Maar Nahoot antwoordde niet en hij rende verder in de richting waarin hij de monnik had zien verdwijnen. Hij rende door de eerste bocht in de doolhof zonder zelfs maar naar de krijtmarkeringen op de muur te kijken. Hij dacht dat hij Hansiths rennende voeten voor zich uit hoorde, maar tegen de tijd dat hij de derde bocht om gelopen was, wist hij dat hij verdwaald was.

Hij bleef met wild kloppend hart staan en de bittere gal van de angst welde in zijn keel op.

'Hansith! Waar ben je?' schreeuwde hij buiten zinnen. Maar hij hoorde slechts von Schillers stem die vreemd door de gangen weergalmde. 'Goeddabi! Goeddabi! Laat me hier niet alleen.' 'Stil,' schreeuwde hij. 'Houd je kop, ouwe gek!'

Zijn bloed klopte in zijn oren terwijl hij zwaar hijgend het geluid van Hansiths voetstappen probeerde op te vangen, maar hij hoorde alleen het geluid van de rivier. Het zachte ruisende geluid leek zelfs uit de muren om hem heen te komen.

'Nee! Laat me hier niet achter!' schreeuwde hij en hij begon in paniek in het wilde weg door de doolhof te rennen.

***

Hansith rende door iedere bocht en draaiing zonder zich te vergissen en de angst voor een gruwelijke dood gaf hem vleugels. Maar toen hij boven aan de centrale trap was gekomen, verzwikte hij zijn enkel en viel zwaar neer. Hij buitelde stuiterend en rollend met steeds grotere snelheid de hele steile schacht door tot hij ten slotte onderaan languit op de agaattegels van de lange galerij bleef liggen.

Hij kwam moeizaam overeind, geschrokken en vol blauwe plekken door de val, maar toen hij probeerde door te lopen, begaf zijn been het en hij viel weer languit op de grond. Zijn enkel was zwaar verstuikt en kon zijn gewicht niet dragen.

Toch hees hij zichzelf weer overeind en hinkte de galerij door terwijl hij zich met zijn ene hand tegen de verbrijzelde muur ondersteunde. Hij bereikte de deuropening en toen hij erdoorheen kroop en naast de generator op de overloop terechtkwam, hoorde hij het geluid van water in de tunnel omhoogkomen. Het was nu veel luider - een laag, weergalmend gegrom dat het zachte, bescheiden geluid van de generator bijna overstemde. 'Lieve Jezus en Maria, red mij!' smeekte hij terwijl hij wankelend en slingerend de tunnel door liep en nog twee keer viel voordat hij het lagere niveau bereikte.

Op zijn knieën liggend tuurde hij voor zich uit en in het licht van de lampen die in een rij aan het plafond bevestigd waren, kon hij beneden zich het zinkgat onderscheiden. Eerst herkende hij het niet, want het zag er nu heel anders uit. Het water stond niet meer lager dan de geplaveide vloer waarop hij lag, maar kwam nu tot aan de rand. Het was één grote kolkende maalstroom. Het water dat de verborgen afvoer binnenstroomde, werd bijna net zo snel weggezogen als het vanuit de mond van de tunnel aan de overkant binnenkwam. De loopbrug lag half onder water en de pontons dreven deinend en kantelend heen en weer en rukten aan de kabels als een ongetemd paard aan zijn tuier.

Vanuit Taita's bekken raasde een bulderende rivier de tunnel aan de overkant van het zinkgat binnen. De tunnel liep snel vol en het water stond al tot halverwege de muren, maar hij wist dat het de enige ontsnappingsroute uit de tombe was. Hij had geen moment meer te verliezen want de vloed werd iedere seconde sterker.

Ik moet erdoorheen om weg te komen, dacht hij. Hij duwde zich weer overeind.

Hij bereikte de eerste ponton van de loopbrug, maar het houtblok bewoog zo wild dat hij er niet rechtop op durfde te staan. Hij liet zich op zijn handen en knieën zakken, kroop de wankele loopbrug op en slaagde erin zich van de ene ponton naar de andere te slepen.

'God en Sint Michaël, help me alstublieft. Laat me zo niet sterven,' bad hij hardop. Hij bereikte de andere kant van het zinkgat en zocht tastend houvast aan de ruw gehouwen wand van de tunnel.

Hij vond met zijn vingertoppen steun en trok zich de mond van de tunnel in, maar nu rukte het water dat de schacht in stroomde met volle kracht aan zijn onderlichaam. Hij bleef, vastgepind door het razende water, een ogenblik hangen, niet in staat een stap vooruit te komen. Hij wist dat hij in het zinkgat teruggesleurd en in die verschrikkelijke zwarte diepte gezogen zou worden. De elektrische lampen die aan het plafond hingen, brandden nog steeds helder zodat hij bijna tot aan Taita's open bekken kon kijken van waaruit hij langs de bamboesteiger naar de top van de kloof zou kunnen ontsnappen. Het was maar zestig meter voor hem uit. Hij verzamelde al zijn kracht en trok zich tegen het razende water in van het ene onzekere houvast naar het andere naar voren. Zijn nagels scheurden en het vlees van zijn vingertoppen bleef op het puntige rotsgesteente achter, maar hij hield dapper vol. Ten slotte zag hij het daglicht dat vanuit Taita's bekken naar binnen schemerde. Nog maar twaalf meter. Met opluchting en vreugde realiseerde hij dat het hem toch nog zou lukken uit de dodelijke val van de schacht te ontkomen. Toen hoorde hij een nieuw geluid; het felle, woeste geraas van het water dat zich door de gebroken dam over de waterval in Taita's bekken stortte. Het vond zijn weg naar de ingang van de tunnel en kwam in een compacte stortvloed naar binnen. Het vulde de gang tot aan het plafond en rukte de draden van de lampen los zodat het plotseling om hem heen volledig donker werd.

Het water stortte zich met zo'n kracht op hem dat het eerder op de harde steen van een lawine leek en hij kon zich er niet meer tegen verzetten. Hij werd van zijn wankele houvast weggeplukt en rondtollend de hele schacht die hij met zo veel inspanning had bedwongen, door gesleurd tot hij het zinkgat in werd geslingerd. Door de kracht van het woedende water sloeg hij over de kop en in zijn totale verwarring wist hij in het donker niet meer wat boven en wat onder was, maar het maakte geen verschil want hij kon toch niet tegen het water optornen.

Toen kreeg het zinkgat hem volledig in zijn greep en zoog hem snel de diepte in. De waterdruk begon hem te verpletteren. Een van zijn trommelvliezen barstte en toen hij van de pijn zijn mond opende om te schreeuwen, spoot het water zijn keel binnen en vulde zijn longen. Het laatste wat hij voelde, was dat hij met de snelheid van het voortrazende water tegen de zijwand van het zinkgat werd geworpen en dat de botten van zijn rechterschouder verbrijzeld werden. Doordat zijn longen met water waren gevuld, kon hij niet schreeuwen, maar al snel voelde hij geen pijn meer en het leven vloeide uit hem weg.

Terwijl zijn lijk snel door de onderaardse schacht werd gezogen, werd het vermorzeld en verminkt door de puntige rotswanden en het was niet meer als een menselijke vorm te herkennen toen het aan de andere kant van de berg door de fontein met de vlinders naar buiten kwam. Daarvandaan werden de verminkte lichaamsdelen door de omgeleide Dandera meegevoerd tot ze ten slotte de brede, indrukwekkende watermassa van de Blauwe Nijl bereikten.

***

Het water dat door de opening in de dam stroomde, greep de gele frontlader en gooide hem over de rand van de waterval in de kloof alsof het een stuk speelgoed was. Nicholas ving er in de lucht onder hem een glimp van op. Terwijl hij viel, besefte hij dat de machine hem verpletterd zou hebben als hij erbij in de buurt was gebleven. De enorme tractor raakte het wateroppervlak in een fontein van druppels en verdween.

Nicholas werd er door de waterval achteraan gesleurd en slaagde erin tijdens zijn val zijn hoofd rechtop en zijn voeten naar beneden te houden. De vloedgolf die hem meevoerde, brak zijn val, zodat hij niet tegen de stenen op de bodem werd geslagen, maar in het voortrazende water rondbuitelde en als een stuiterende bal op en neer bewoog. Hij kwam vijftig meter stroomafwaarts boven water, zwaaide met een ruk van zijn hoofd het natte haar uit zijn ogen en keek snel om zich heen.

De tractor was door het diepe water aan de voet van de waterval verzwolgen, maar vóór hem uit was midden in de rivier een eilandje van rotsgesteente. Met een stuk of tien crawlslagen zwom hij ernaar toe en klemde zich aan een uitstekende rotspunt vast. Vanaf deze plek keek hij omhoog langs de steile wanden van de kloof en herinnerde zich de vorige keer dat hij hier beneden vast in de val had gezeten. De vreugde die hij had gevoeld om de vernietiging van de dam en het vollopen van de tombe van de farao verdween.

Hij wist dat hij niet tegen die gladde, door het water gepolijste wanden op kon klimmen. Ze boden nergens houvast en klokten in een uitstulping boven zijn hoofd uit. In plaats daarvan probeerde hij vast te stellen hoe groot de kans was dat hij de voet van de waterval zou kunnen bereiken. Hiervandaan leek het erop dat er aan de oostkant van de waterval een soort trechter of spleet was waarlangs hij misschien naar boven zou kunnen komen, maar het zou een zware, gevaarlijke klim zijn.

Gezien de enorme watermassa die door de dam was tegengehouden, was de hoeveelheid water die nu via de waterval naar beneden stortte niet zo groot als hij had verwacht. Maar hij realiseerde zich dat het grootste deel van de wand van zinkstukken nog intact was en dat deze vloedgolf alleen werd gevormd door het water dat ontsnapte door de smalle opening die hij in het midden van de damwand had geforceerd. De overgebleven zinkstukken moesten nog steeds door hun eigen gewicht op hun plaats worden gehouden. Hij besefte echter dat ze het niet veel langer zouden uithouden en dat de rivier ze spoedig opzij zou werpen en zich met volle kracht in het bekken zou storten. Daarom liet hij het idee om naar de voet van de waterval terug te zwemmen, varen.

Ik zal er via deze kant uit moeten komen, dacht hij wanhopig terwijl hij zich voorstelde dat hij door de verschrikkelijke vloedgolf die ieder ogenblik naar beneden kon storten, meegesleurd zou worden. Als ik de zijkant van het bekken kan bereiken, vind ik misschien een richel zodat ik boven het water uit kan klimmen, dacht hij. Maar hij wist dat het valse hoop was. Hij was de hele kloof al een keer eerder door gezwommen zonder een houvast op de glibberige wanden te kunnen vinden.

Zou ik voor de vloedgolf uit kunnen zwemmen? dacht hij. De kans is klein, maar een andere mogelijkheid is er niet. Hij schopte zijn laarzen uit en vermande zich. Hij wilde zich net van zijn tijdelijke steunpunt afzetten toen hij hoorde dat de rest van de dam hoog boven hem bezweek. Er klonken een rommelend geraas, het gekraak van brekende boomstammen en het geschuur en geknars van de zware zinkstukken die als lege vuilnisbakken in het rond werden geslingerd. Daarna stortte zich plotseling een angstaanjagende, compacte vloedgolf van grijs water over de top van de waterval die een muur van puin en wrakstukken meevoerde. O moeder! Te laat. Dit is het einde!

Hij zette zich van de rots af, draaide zich met zijn rug naar de waterval en zwom uit alle macht met uitslaande armen en benen met een wilde crawlslag weg. Hij hoorde het geraas van de naderende vloedgolf en keek over zijn schouder om. De aan de top omkrullende stortvloed haalde hem snel in en vulde de kloof tot een hoogte van viereneenhalve meter van wand tot wand. Er kwam een vluchtige jeugdherinnering in zijn hoofd op, aan de keer dat hij op de beruchte golven van Cape St. Vincent had gesurft. Hij wachtte in de rij surfers en zag de enorme bult van de golf als een grote muur van water achter hem opdoemen, hoog en dreigend als een berg. Rijd erop mee! hield hij zichzelf voor. Laat je erdoor meevoeren als een surfer.

Hij klauwde door het water en probeerde genoeg snelheid te ontwikkelen om door de vloedgolf omhooggevoerd te worden. Hij voelde hoe hij erdoor gegrepen en met zo'n kracht opgetild werd dat hij een wee gevoel in zijn maag kreeg. Toen was hij op de top van de vloedgolf. Hij welfde zijn rug, hield zijn handen achter zich in de klassieke body-surfershouding en liet zich met zijn hoofd licht gebogen en met het voorste deel van zijn lichaam vrij van het water in de golf hangen terwijl hij met zijn benen stuurde. Na de eerste paar angstwekkende seconden besefte hij dat hij hoog op de vloedgolf reed en enige controle op zijn koers kon uitoefenen. Zijn paniek ebde weg en hij werd overmand door een gevoel van wilde vreugde. Dertig kilometer! Hij beoordeelde zijn snelheid aan de duizelingwekkende vaart waarmee de wanden van de kloof wazig voorbij schoten. Hij stuurde van de dichtstbijzijnde wand vandaan door schuin over de golf te glijden en nam een positie in het midden ervan in. Overmand door een opwindend gevoel van snelheid en gevaar werd hij door de golf meegevoerd. Doordat het water in de kloof sterk was gestegen, waren de gevaarlijke, messcherpe rotsen diep onder hem en liep hij niet het risico ze te raken. Door het hoge waterpeil werden de watervallen en stroomversnellingen glad getrokken zodat hij er soepeitjes overheen gleed zonder in de diepte geslingerd te worden en diep onder water te schieten. Hij wist zijn positie in de golf te behouden door af en toe een paar snelle bovenarmse bewegingen of een trappende beweging met zijn benen te maken.

Tjezus! Dit is leuk! Hij lachte hardop. De mensen zouden hier geld voor over hebben. Daar kan bungee jumping niet tegenop.

Binnen de eerste anderhalve kilometer begon de vloedgolf zijn vorm en snelheid te verliezen en zich in de kloof uit te spreiden. Spoedig zou ze niet meer de kracht hebben hem in de surfpositie vast te houden en hij keek snel om zich heen.

Vlak bij hem dreef te midden van de wrakstukken van de dam een van de boomstammen die een onderdeel was geweest van het vlot waarmee Sapper de opening in de dam had gedicht.

Hij stuurde zichzelf naar dit zware stuk hout toe. Het was drie meter lang en dreef laag in de vloedgolf met de bovenkant ervan een stukje boven water als de rug van een walvis. Zijn takken waren door de houthakkers ruw weggekapt en de uitstekende punten die waren overgebleven, boden een stevig houvast. Nicholas hees zich op de boomstam en ging er met zijn gezicht stroomafwaarts gericht op zijn buik op liggen terwijl zijn benen nog in het water bungelden. Hij kwam snel op adem en voelde zijn kracht terugkeren.

Hoewel de vloedgolf afgevlakt was en haar golfvorm had verloren, raasde het water nog met een enorme snelheid door de kloof. Nog steeds niet ver onder de vijftien kilometer, schatte hij. Als deze watermassa Taita's bekken binnenstroomt, heb ik medelijden met von Schiller en zijn boeven als ze nog in de tombe zijn. Dan zullen ze daar de komende duizend jaar ook blijven. Hij gooide zijn hoofd in zijn nek en lachte triomfantelijk. Het heeft gewerkt! Ik mag doodvallen als het niet precies zo heeft gewerkt als mijn bedoeling was.

Hij hield abrupt met lachen op toen hij voelde dat de boomstam dwars over het water naar de wand van de kloof afdreef. O, o! Nog meer problemen.

Hij liet zich naar één kant van de boomstam in het water rollen en trapte krachtig met zijn benen. Zijn onhandige vaartuig reageerde en zwenkte log terug in de stroming. Het was zwaar sturen en het had niet genoeg effect om het contact met de wand geheel te vermijden, maar in plaats van er recht tegenaan te botsen, schampte hij de wand alleen maar en wist zich daarna weer in de stroming terug te duwen.

Zijn zelfvertrouwen en handigheid werden iedere seconde groter. 'Ik kan de boomstam helemaal naar het klooster sturen!' riep hij verrukt uit. 'Met deze snelheid ben ik misschien nog eerder bij de boten dan Sapper en Royan.' Toen hij voor zich uit keek, herkende hij het deel van de kloof waarin hij voortsnelde.

Dit is de bocht boven Taita's bekken. Binnen een paar minuten ben ik er. Ik denk dat de steiger nu wel weggeslagen is.

Hij trok zich zo hoog op de boomstam als mogelijk was zonder hem uit balans te brengen en tuurde voor zich uit terwijl hij het water uit zijn ogen knipperde. Hij zag de kop van de waterval boven Taita's bekken snel op zich af komen en hij zette zich schrap voor de duik in de diepte. De lange, gladde waterval opende zich voor hem en in het moment voordat hij naar beneden schoot, kon hij nog een blik in het rotsachtige bekken beneden hem werpen. Hij zag onmiddellijk dat hij voorbarige conclusies had getrokken. De bamboesteiger was niet, zoals hij had verwacht, volledig weggeslagen, hoewel hij wel zwaar beschadigd was. Het onderste deel was verdwenen, maar het bovenste deel hing nog slingerend langs de rotswand en raakte net het oppervlak van het voortrazende water. De steiger zwaaide losjes heen en weer terwijl de stroming eraan trok, en met ongeloof realiseerde hij zich dat er nog minstens twee mannen in het wankele geval hingen die zich wanhopig aan de ladder van slingerende, klepperende bamboestokken vastklampten. Beide mannen probeerden naar de top van de wand omhoog te klauteren.

In een onderdeel van een seconde zag Nicholas de glinstering van een stalen brilmontuur onder een kastanjebruine baret en hij realiseerde zich dat de man die zich het dichtst bij de top bevond Toema Nogo was. Toen zag hij dat Nogo de bovenste trede van de steiger wist te bereiken en over de top van de rots verdween.

Nicholas had alleen tijd voor die ene blik voordat zijn boomstam de waterval in werd geworpen en steeds meer snelheid kreeg tot hij in een steile hoek naar beneden schoot. De punt ervan boorde zich in het water van het bekken en de boomstam sloeg bijna over de kop, maar Nicholas klemde zich aan zijn steunpunten vast en geleidelijk kwam de stam vlak te liggen. Heel even bleef de stam in de draaikolk onder de waterval steken, maar bijna onmiddellijk werd hij door de stroming gegrepen en terwijl hij zich, log als een houten oorlogsschip, door Taita's bekken bewoog, kreeg hij steeds meer snelheid.

Nicholas had een seconde de gelegenheid om in het bekken rond te kijken. Hij zag onmiddellijk dat de ingang van de tombe, te oordelen naar het waterpeil tegen de rotswanden, al vijftien meter of meer onder water moest staan. Hij werd bevangen door een gevoel van triomf. De tombe was veilig voor de plunderingen van andere grafrovers.

Toen keek hij omhoog naar de gehavende overblijfselen van de bamboesteiger die half uit de oude nissen in de wand was losgerukt en hij zag dat de andere man zich er nog steeds aan vastklampte. Hij was zes meter boven het waterniveau en drukte zich krampachtig tegen de steiger aan als een kat in de hoge takken van een boom in de storm.

Op dat moment merkte Nicholas dat zijn boomstam in de greep van de rivier zwenkte en met een bocht de richting van de slingerende steiger uit ging. Hij wilde hem er net vandaan sturen toen de man op de steiger hoog boven hem zijn hoofd omdraaide en naar beneden keek. Nicholas zag dat hij een blanke was. Zijn gezicht was een bleke vlek in het halfduister van de kloof, maar een ogenblik later herkende Nicholas hem en hij voelde de haat in zich oplaaien. 'Helm!' riep hij uit. 'Jake Helm!'

Hij zag Tamre, de epileptische jongen die door de lawine was verpletterd en Tessays verbrande en mishandelde gezicht voor zich, en zijn verontwaardiging en haat schoten als een vlam door hem heen. In plaats van de boomstam van de steiger vandaan te sturen, zwenkte hij naar de rotswand. Een paar seconden leek het erop dat hij de steiger zou missen en hij hield zijn adem in, maar op het laatste moment draaide de voorkant van de boomstam scherp en de punt knalde tegen het loshangende uiteinde van de bamboeladder en haakte zich erin vast.

De steiger kon het gewicht en de snelheid van de boomstam niet weerstaan. De bamboestokken kraakten en braken als droog brandhout af en de hele gammele steiger werd van de wand losgerukt en stortte over de boomstam heen in het water. Helm klampte zich hoog in de lucht eerst nog even aan de steiger vast, maar liet toen los en kwam een halve meter naast de boomstam rechtop in het water terecht. Hij verdween diep onder het oppervlak. Terwijl hij onder water was, ging Nicholas schrijlings op de stam zitten en pakte een stuk van een afgebroken bamboestok die naast hem dreef.

De boomstam was in een draaikolk in de gezwollen rivier blijven steken en begon nu langzaam in het rustige water naast de stroming rond te draaien. Nicholas zat nog steeds hoog op de boomstam. Hij bracht de bamboestok omhoog en zwaaide hem als een honkbalknuppel heen en weer om de beweging in de vingers te krijgen. Toen legde hij hem schuin over zijn schouder en wachtte tot Helm zich zou vertonen.

Een seconde later kwam het hoofd van de Texaan druipend van het water boven. Hij had zijn ogen stijf dichtgeknepen, braakte een golf water en lucht uit en probeerde adem te halen. Nicholas richtte de stok op zijn hoofd en sloeg met al zijn kracht, maar precies op dat moment opende Helm zijn ogen en hij zag de klap aankomen.

Hij was zo snel als een waterslang en bewoog zijn hoofd opzij zodat de zwaaiende stok slechts de zijkant van zijn blonde hoofd raakte en afschampte. Nicholas was door zijn eigen beweging uit balans geraakt en voordat hij zijn evenwicht kon terugvinden, had Helm snel ingeademd en was onder water gedoken.

Nicholas hief de stok weer om opnieuw te kunnen toeslaan. Hij tuurde in het donkere water terwijl hij zichzelf vervloekte omdat hij, met het verrassingselement nog aan zijn kant, de eerste slag had gemist. Hij maakte zich geen illusies over wat hem te wachten stond nu Helm gewaarschuwd was. De seconden verstreken zonder dat hij een spoor van zijn tegenstander kon ontdekken en Nicholas keek angstig achterom en probeerde te raden waar Helm weer boven water zou komen. Een volle minuut gebeurde er niets. Hij liet de stok nerveus zakken en pakte hem anders vast zodat hij met de scherpe, afgebroken punt naar alle kanten zou kunnen steken. Plotseling werd zijn rechterenkel onder water in een ijzeren greep genomen en voordat hij houvast kon vinden, werd hij van de boomstam getrokken. Hij viel achterover in de rivier en terwijl hij onder water wegzakte, voelde hij Helms vingers naar zijn gezicht klauwen. Hij greep een van de vingers vast en drukte hem met kracht naar achteren. Hij voelde de vinger in zijn greep breken terwijl hij hem tegen Helms eigen pols aan duwde. Maar Helm was door de pijn in zijn gebroken vinger tot het uiterste geprikkeld en hij sloeg een van zijn lange gespierde armen als de tentakel van een octopus om Nicholas' nek.

Ze kwamen een ogenblik samen boven water en haalden allebei snel en diep adem. Toen trok Helm Nicholas' hoofd achterover en het water stroomde zijn open mond binnen. Nicholas voelde de druk op zijn wervels toen Helms wurggreep om zijn nek verstevigde. Het was een dodelijke greep en als Helm een stevig houvast had gehad, had hij het laatste beetje druk kunnen uitoefenen waardoor Nicholas' nek gebroken zou zijn. Maar Nicholas bleef in de richting van de druk meegeven zodat Helm niet al zijn kracht kon aanwenden. Terwijl hij over de kop sloeg, zag hij Helms gezicht vóór het zijne, vergroot en vervormd door het vuile, grijze water. Hij zag er monsterachtig en kwaadaardig uit.

Toen Helm over hem heen rolde, sloeg Nicholas zijn beide armen om Helms middel en hield hem stevig vast. Toen bracht hij zijn rechterknie hard in Helms kruis omhoog en hij voelde dat het bot van zijn knieschijf contact maakte. Helms genitaliën waren vol en rubberachtig. De Texaan verkrampte en zijn greep om Nicholas' nek ontspande zich. Nicholas maakte van de gelegenheid gebruik om onder water Helms beschadigde testikels vast te grijpen en ze met een ruk om te draaien. Helms gezicht bevond zich vlak voor het zijne en hij zag dat het in een grimas van pijn werd verwrongen. Helm liet Nicholas' nek los en greep met beide handen diens pols vast. Weer kwamen ze samen naast de drijvende boomstam boven water en Nicholas zag dat ze weer door de stroming waren gegrepen en door de afvoer uit Taita's bekken werden meegevoerd naar de eigenlijke rivier. Nicholas liet Helms ballen los en stompte met zijn andere hand naar zijn gezicht, maar ze waren te dicht bij elkaar zodat de stoot kracht miste en van Helms wang afschampte. Nicholas probeerde zijn uitgestrekte arm om Helms nek te slaan om hem zelf in een wurggreep te nemen, maar Helm trok zijn hoofd tussen zijn schouders en gleed onder Nicholas' arm door. Toen bracht hij met de snelheid van een aanvallende adder zijn hoofd naar voren en zette zijn tanden in Nicholas' kin.

Nicholas was volkomen verrast en de pijn was gruwelijk toen Helms tanden zijn vlees doorboorden. Nicholas schreeuwde het uit en klauwde naar Helms ogen om te proberen zijn nagels in de oogleden te drukken. Maar Helm kneep zijn ogen stijf dicht en zijn tanden drongen zo diep naar binnen dat Nicholas' bloed zijn mond vulde en langs zijn mondhoeken naar buiten stroomde.

De boomstam dreef nog naast hen, een klein stukje van Helms achterhoofd vandaan. Nicholas greep met beide handen Helms oren vast en draaide hem in het water opzij. Hij kon nu over Helms hoofd heen kijken terwijl hij Helms gezichtsveld blokkeerde. Er stak een stomp ruw hout uit de boomstam, het overblijfsel van een zijtak die schuin was afgehakt, zodat er een scherpe punt aan zat. Terwijl de tranen van de pijn zijn blik vertroebelden bracht Nicholas Helms achterhoofd in één lijn met de punt. Hij voelde dat Helms tanden elkaar in het vlees van zijn kin bijna raakten. Ze hadden zich door zijn onderlip geboord zodat Nicholas' mond zich met bloed begon te vullen. Helm rukte aan zijn gezicht als een pitbull in de arena en wrong zijn hoofd heen en weer. Spoedig zou hij een mondvol van Nicholas' vlees hebben afgebeten.

Met alle kracht die zijn pijn en wanhoop hem gaven, wierp Nicholas zich naar voren en door zijn bovenlichaam tegen Helm aan te drukken en zijn greep om zijn oren te verstevigen, stootte hij Helms hoofd tegen het scherpe houten uitsteeksel. De punt drong als een spijker de bovenste nekwervel onder aan Helms schedel binnen en doorboorde gedeeltelijk het ruggenmerg. Helms mond sprong open en hij raakte in een kramptoestand. Nicholas duwde zich van hem vandaan terwijl er een lap los vlees aan zijn kin hing en het bloed uit de diepe kartelige wond stroomde en spoot. Helm was op de punt vastgespietst als een karkas aan de haak van een slager. Zijn ledematen bewogen zich krampachtig, de spieren van zijn gezicht waren vertrokken, zijn oogleden trilden en schokten als die van een epilepticus en zijn ogen rolden in hun kassen naar achteren zodat alleen het wit te zien was dat in het halfduister van de kloof grotesk glinsterde. Nicholas hees zich op de boomstam naast het lichaam van de Texaan en bleef hijgend hangen terwijl de bloeddruppels van zijn kin op zijn borst dropen. Langzaam begon de boomstam door de ongelijkmatige verdeling van het gewicht rond te draaien en Helm gleed van de punt. Zijn huid werd opengereten met het geluid van scheurende zijde en zijn nekwervels schuurden knarsend over het hout. Toen zakte zijn lichaam, dat eindelijk niet meer bewoog, voorover in het water en begon te zinken. Nicholas was niet van plan hem zo gemakkelijk te laten gaan. 'Laten we het zekere voor het onzekere nemen, beste jongen,' zei hij. Zijn gezwollen, bebloede mond bracht een raspend geluid voort. Hij spuwde een mondvol bloed en speeksel uit terwijl hij Helm van achteren bij zijn boord greep en hem met zijn gezicht naar beneden onder de boomstam onder water hield. Ze kregen in het laatste stuk van de kloof snel meer vaart, maar Nicholas hield koppig vast tot er geen sprankje leven meer in Helms lichaam zat. Ten slotte werd het lijk door de stroming uit zijn greep gerukt en hij zag het in het grijze, kolkende water zinken.

'Ik zal Tessay de groeten van je doen,' riep Nicholas hem na toen hij verdween. Toen concentreerde hij zich volledig op het in evenwicht houden van de boomstam die in de kolkende, snelle stroming zijn enige redding was. Ten slotte werd hij door een van de roze rotspoorten in het onderste deel van de Dandera uitgespuwd. Toen hij tot onder de hangbrug van touw was meegesleurd, liet hij zich van de boomstam glijden en begon naar de westelijke oever te zwemmen, zich heel sterk bewust van het gevaar van de enorme waterval naar de Nijl, die achthonderd meter verderop was. Hij ging op de oever zitten en scheurde een stuk van zijn overhemd. Hij verbond zijn gewonde kin er zo goed mogelijk mee door de reep stof om zijn achterhoofd te wikkelen. Het bloed doordrenkte het dunne, natte katoen, maar hij trok de knoop strakker aan en het bloeden werd gestelpt. Hij stond wankel op en baande zich een weg door de strook struikgewas langs de rivier tot hij ten slotte het pad bereikte dat naar het klooster liep en hij strompelde op zijn blote voeten naar beneden. Hij bleef maar één keer staan toen hij het geluid van de helikopter hoorde die ver achter hem vanaf de top van de rots boven de kloof opsteeg.

Hij keek om. 'Jammer genoeg lijkt het erop dat Toema Nogo ontkomen is. Ik vraag me af wat er met von Schiller en de Egyptenaar is gebeurd,' mompelde hij grimmig terwijl hij zijn gewonde gezicht betastte. 'In ieder geval zullen ze de tombe niet kunnen binnenkomen, tenzij ze de rivier opnieuw indammen.' Plotseling bedacht hij iets.

Mijn God, als von Schiller nu eens al binnen was toen de dam doorbrak! Hij begon te grinniken en schudde zijn hoofd. Daar mag ik niet op hopen, dacht hij. Het zou te mooi zijn als het recht op die manier zijn loop heeft gekregen. Hij schudde weer zijn hoofd, maar door de beweging begon zijn wond hevig pijn te doen. Zijn verbonden kaak met één hand omklemmend liep hij verder het pad af en hij begon te draven toen hij de geplaveide weg bereikte die naar het klooster leidde.

***

Nahoot botste recht tegen von Schiller aan toen hij een bocht in de doolhof om rende. Hoewel von Schiller in deze crisis geen enkele nuttige bijdrage zou kunnen leveren, kalmeerde de aanwezigheid van de oude man hem op een vreemde manier en de paniek die hem ieder moment dreigde te overweldigen, werd erdoor in bedwang gehouden. Zonder Hansith was het griezelig en eenzaam in de doolhof, en gezelschap van wie ook was een zegen. Een ogenblik klampten ze zich aan elkaar vast als in het bos verdwaalde kinderen.

Von Schiller had nog steeds een deel van de schat bij zich die ze aan het onderzoeken waren toen Hansith in paniek was weggerend. In zijn ene hand had hij de kromstaf van de farao en in de andere de ceremoniële dorsvlegel. 'Waar is de monnik?' schreeuwde hij tegen Goeddabi. 'Waarom heb je me zo maar achtergelaten? We moeten de weg uit deze tunnels zien te vinden, idioot die je bent. Besef je niet welk gevaar we lopen?' 'U kunt van mij niet verwachten dat ik de weg...' begon Nahoot woedend, maar hij zweeg abrupt toen hij op de muur achter von Schillers schouder de met krijt geschreven markeringen zag. Nu pas drong tot hem door wat voor betekenis ze hadden.

'Dat is het!' riep hij opgelucht. 'Harper of Al Simma heeft de weg voor ons aangegeven. Kom mee!' Hij liep de tunnel in en volgde de aanduidingen. Maar tegen de tijd dat ze bij de centrale trap kwamen, was het al een uur geleden sinds Hansith hen in de steek gelaten had. Terwijl ze zich de trap af haastten en de lange galerij binnenliepen, werd het geluid van de rivier een doordringend gesis, als de ademhaling van een slapende draak. Nahoot begon te rennen en von Schiller wankelde achter hem aan terwijl zijn oude benen slap werden van angst.

'Wacht!' schreeuwde hij Nahoot na, maar deze negeerde zijn smeekbede en dook door de opening in de met pleister verzegelde deur. Op de overloop zoemde de generator nog steeds zachtjes, maar Nahoot keek er geen moment naar terwijl hij zich in het felle licht van de lampen aan het plafond door de afhellende schacht haastte.

Hij ging, nog steeds rennend, de bocht om, maar bleef stokstijf staan toen hij zag dat de tunnel beneden hem precies tot aan de oude hoogwaterlijn op de steenblokken van de muur ondergelopen was. Het zinkgat en de pontonbrug waren nergens te bekennen. Ze lagen nu vijftien meter of meer onder water.

De Dandera die de tombe vanaf de oudheid had bewaakt, had zijn plicht weer hervat. Donker en onvermurwbaar sloot de rivier de ingang van de tombe af zoals ze de afgelopen vierduizend jaar had gedaan. 'Allah!' fluisterde Nahoot. 'Allah zij ons genadig.'

Von Schiller kwam de bocht om en ging naast Nahoot staan. Samen staarden ze vol afgrijzen naar de ondergelopen schacht en ten slotte liet von Schiller zich langzaam langs de zijmuur op de grond glijden. 'We zitten vast,' fluisterde hij. Na zijn woorden liet Nahoot zich met een zacht gejammer op zijn knieën zakken en begon met een hoge, monotone stem te bidden. Het maakte von Schiller woedend.

'Dat zal ons geen zier helpen. Houd ermee op!' Hij sloeg met de gouden dorsvlegel die hij in zijn rechterhand had op Nahoots gebogen rug. Nahoot slaakte een kreet van pijn en kroop van von Schiller vandaan. 'We moeten een manier vinden om hier uit te komen.' Von Schillers stem kreeg een kalmere klank. Hij was eraan gewend te bevelen en nu nam hij de leiding op zich.

'Er moet een andere weg uit de tunnel zijn,' besloot hij. 'We gaan zoeken. Als er ergens een open verbinding met de buitenwereld is, moeten we dat aan de luchtstroming kunnen voelen.' Zijn stem kreeg een vastberadener en zelfverzekerder klank. 'Ja! Dat zullen we doen. Zet die ventilator uit, dan zullen we kijken of we ergens beweging in de lucht kunnen ontdekken.' Nahoot reageerde bereidwillig op zijn autoritaire optreden en haastte zich terug naar de ventilator om hem uit te zetten.

'Je hebt een aansteker,' zei von Schiller. 'We zullen hiervan kleine fakkels maken.' Hij wees naar de papieren en de foto's die Royan op de schragentafel bij de deur had achtergelaten. 'Door de rook zullen we beweging in de lucht kunnen bespeuren.'

De volgende twee uur liepen ze, met de brandende papieren hoog geheven, door alle niveaus van de tombe en keken naar de beweging van de rook. Nergens konden ze ook maar de geringste luchtstroming in de tunnels ontdekken en ten slotte kwamen ze weer terug in de ondergelopen schacht en staarden wanhopig naar het zwarte, stille water dat hen de weg versperde. 'Dat is de enige weg naar buiten,' fluisterde von Schiller. 'Ik vraag me af of de monnik langs die weg is ontkomen,' zei Nahoot terwijl hij zich langs de muur op de grond liet zakken. 'Er is geen andere weg.'

Ze zwegen een poosje. Hoe lang precies wisten ze niet, want het was in de tombe moeilijk te beoordelen hoeveel tijd er was verstreken. Nu de rivier weer op zijn oude peil was teruggekomen, was er geen beweging van water meer in de schacht en het vage, verre geluid van het water dat door het zinkgat stroomde, leek de stilte waarin ze hun eigen ademhaling konden horen, alleen maar te accentueren.

Nahoot verbrak ten slotte de stilte. 'De benzine in de generator moet nu bijna op zijn. Ik heb geen reservevoorraad gezien...'

Ze dachten erover na wat er zou gebeuren als de kleine benzinetank leeg zou raken. Ze dachten aan de komende duisternis.

Plotseling schreeuwde von Schiller: 'Je moet door de schacht naar buiten gaan om hulp te halen. Ik beveel het je.'

Nahoot staarde hem ongelovig aan. 'Het is meer dan honderd meter door de tunnel naar buiten en de rivier is gezwollen.'

Von Schiller sprong overeind en boog zich dreigend over Nahoot heen. 'De monnik is op die manier ontkomen. Het is de enige manier. Je moet door de tunnel zwemmen om Helm en Nogo te waarschuwen. Helm weet wel wat hij moet doen. Hij zal een manier vinden om me hieruit te krijgen.' 'Je bent gek.' Nahoot deinsde voor hem terug, maar von Schiller volgde hem. 'Ik beveel het je!'

'Ouwe gek die je bent!' Nahoot probeerde overeind te krabbelen, maar von Schiller gaf Nahoot met de zware gouden dorsvlegel onverwacht een klap in het gezicht waardoor hij met gespleten lippen en twee afgebroken tanden achterover viel.

'Je bent krankzinnig!' jammerde hij. 'Je kunt dit niet doen...' maar von Schiller haalde opnieuw uit. Hij reet Nahoots gezicht en schouders open waarbij de zware gouden staarten van de dorsvlegel door het dunne katoen van diens overhemd sneden.

'Ik vermoord je,' schreeuwde von Schiller terwijl hij een regen van slagen op Nahoot liet neerdalen. 'Als je me niet gehoorzaamt, vermoord ik je.' 'Stop!' jammerde Nahoot. 'Nee, alstublieft, stop. Ik zal het doen als u ophoudt.'

Hij kroop van von Schiller vandaan en sleepte zich over de vloer van de tunnel tot hij tot aan zijn middel in het water zat. 'Geef me de tijd om me voor te bereiden,' smeekte hij. 'Ga nu!' zei von Schiller dreigend terwijl hij de zweep weer hief. 'Hoogstwaarschijnlijk zal er lucht in de tunnel opgesloten zitten. Je komt er wel doorheen. Schiet op!'

Nahoot schepte twee handen vol water op en gooide die in zijn gezicht om het bloed weg te spoelen dat uit een van de diepe sneden in zijn wang stroomde.

'Ik moet mijn kleren en mijn laarzen uittrekken,' jammerde hij om tijd te winnen, maar von Schiller stond hem niet toe uit het water te komen.

 'Doe dat daar maar,' beval hij terwijl hij met de zware zweep zwaaide. In zijn andere hand had hij de zware gouden kromstaf en Nahoot realiseerde zich dat hij met dat wapen zijn schedel zou kunnen inslaan. Terwijl het water tot aan zijn knieën stond, sprong Nahoot op één voet op en neer om zijn schoenen uit te trekken. Toen kleedde hij zich langzaam en onwillig tot op zijn onderbroek uit. Zijn schouders hadden diepe wonden door de zweepslagen en er welde vers bloed uit op dat als vuurrode slangen over zijn rug gleed.

Hij wist dat hij deze oude krankzinnige tevreden moest stellen. Hij zou onder water duiken en een klein stukje de tunnel in zwemmen. Dan zou hij zich zo lang als hij onder water kon blijven aan de zijmuur vasthouden en weer terugzwemmen.

'Schiet op!' schreeuwde von Schiller. 'Je verspilt tijd. Denk maar niet dat je er onderuit kunt komen.'

Nahoot waadde dieper de schacht in tot het water boven zijn borst uitkwam. Hij bleef een paar minuten staan en haalde een aantal keren diep adem. Ten slotte hield hij zijn adem in en dook onder water. Von Schiller stond aan de rand van het water te wachten en staarde erin, maar hij kon onder het zwarte, onheilspellende oppervlak niets zien. In het lamplicht kleurde Nahoots bloed het oppervlak.

Een minuut kroop voorbij en toen zag hij het water plotseling heftig wervelen en een menselijke arm rees uit het water omhoog, en de hand en de vingers strekten zich in een smekend gebaar uit. Daarna zakte de arm weer langzaam terug.

Von Schiller boog zich voorover. 'Goeddabi!' riep hij boos. 'Wat heeft dit te betekenen?'

Hij zag weer een werveling in het water en er glinsterde in de diepte iets als een spiegel.

'Goeddabi!' Von Schillers stem klonk luid en geërgerd. Bijna alsof er op zijn roep werd gereageerd, kwam Nahoots hoofd boven water. Al het bloed was uit zijn gezicht weggetrokken; zijn huid was wasachtig geel en zijn mond was geopend in een geluidloze schreeuw. Het water om hem heen kolkte alsof er een school grote vissen aan het eten was. Terwijl von Schiller niet begrijpend toekeek, kwam er rond Nahoots hoofd een donkere vloedgolf omhoog die het water de rode kleur van rozebladeren gaf. Een ogenblik realiseerde von Schiller zich niet dat het Nahoots bloed was. Toen zag hij de lange, slangachtige vormen onder water om Nahoot heen schieten en kronkelen en zich te goed doen aan zijn vlees. Nahoot tilde zijn hand weer op en strekte hem smekend naar von Schiller uit. De arm was halfverslonden en verminkt door diepe halvemaanvormige wonden op de plaatsen waar brokken vlees waren weggevreten.

Von Schiller schreeuwde van afgrijzen en deinsde terug van de rand van het water. Nahoots grote, donkere ogen keken beschuldigend. Hij staarde von Schiller aan en een wild krassend geluid dat niet menselijk meer was, perste zich door zijn keel omhoog.

Terwijl von Schiller toekeek, stak een van de reuzenalen zijn kop boven water. Zijn tanden glinsterden als gebroken glas in zijn wijd geopende bek en toen sloot hij zijn kaken om Nahoots keel. Nahoot deed geen poging het beest weg te duwen. Hij was al te ver heen. Hij bleef von Schiller aanstaren terwijl de aal aan zijn keel hing en zich kronkelend tot een glanzende bal van glibberige windingen oprolde.

Langzaam zakte Nahoots hoofd onder water weg. Minutenlang bleef het water onrustig door de bewegingen in de diepte en af en toe zag von Schiller nog een van de slangachtige vissenlijven glanzen. Toen kwam het water geleidelijk tot rust en het oppervlak werd roerloos en sereen als een zwartglazen plaat.

Von Schiller draaide zich om en rende terug de schuin oplopende schacht in, voorbij de overloop waarop de generator nog zachtjes stond te zoemen. Hij probeerde blindelings zo ver mogelijk van die afschuwelijke poel vandaan te komen. Hij wist niet waar hij heen ging, maar volgde elke gang die zich voor hem opende. Aan de voet van de centrale trap rende hij tegen de hoek in de muur op en hij viel verdoofd op de agaattegels waar hij brabbelend bleef liggen terwijl zich een grote paarse bult op zijn voorhoofd vormde. Na een poosje wist hij overeind te krabbelen en hij liep slingerend de trap op. Hij was gedesoriënteerd en in verwarring en hij begon van angst en afgrijzen half waanzinnig te worden. Hij viel weer en kroop op handen en voeten verder in de tunnel tot aan de volgende bocht in de doolhof. Pas toen was hij in staat overeind te komen en verder te strompelen.

Hij bereikte de steile trap naar de kamer waar Taita de val met het gas had gezet, zonder dat hij het trapgat zag. Hij viel naar beneden en bezeerde zijn armen en borst. Hij stond weer op en liep wankelend op zijn benen door de voorraadkamer langs de rijen amfora's, de trap aan de andere kant op en de beschilderde arcade in die naar de tombe van farao Mamose leidde. Toen hij met zijn kleren in wanorde, half waanzinnig en met een verwilderde blik in zijn ogen de arcade half door gestrompeld was, werden de lichten plotseling een ogenblik getemperd tot ze nog maar een vage gele gloed verspreidden. Terwijl de generator de laatste druppels benzine op de bodem van de tank opgebruikte, werden ze weer helder. Von Schiller bleef midden in de arcade staan en keek wanhopig naar de lampen omhoog. Hij wist wat er ging gebeuren. De lampen brandden nog een paar minuten helder en vrolijk door en toen werd het licht zwakker en doofde vervolgens helemaal. De duisternis daalde op hem neer als een zwaar fluwelen lijkkleed. Ze was zo intens en volledig dat ze gewicht en structuur leek te hebben. Hij kon de duisternis op zijn tong proeven terwijl het leek alsof ze zijn lichaam binnendrong en hem verstikte.

Hij begon weer blindelings en in het wilde weg te rennen en hij verloor in het duister ieder richtinggevoel. Hij knalde met zijn hoofd tegen steen aan en viel weer verdoofd op de grond. Hij voelde het warme bloed kriebelend over zijn gezicht stromen en hij kon geen lucht meer krijgen. Hij jammerde en hapte naar adem en begon zich toen langzaam, terwijl hij op zijn zij lag, tot een bal op te rollen als een foetus in de baarmoeder. Hij vroeg zich af hoe lang hij nog te leven zou hebben. Hij wist dat het dagen en zelfs weken zou kunnen duren voordat hij zou sterven en hij verloor alle hoop en moed. Hij bewoog zich een beetje en schoof dichter naar het stenen voorwerp toe waartegen hij aan gebotst was. In het donker kon hij niet zien dat het de grote sarcofaag van Mamose was die hem beschutting gaf. Zo bleef hij, omringd door de begrafenisschatten van een farao, in het donker liggen, wachtend op zijn langzame, maar onafwendbare dood.

***

Het klooster van Sint Frumentius was verlaten. Zodra de monniken het geweervuur en de geluiden van het gevecht door de kloof hoorden echoën, hadden ze hun kostbaarheden verzameld en waren gevlucht. Nicholas rende door de lange, lege kloostergang en bleef even staan om op adem te komen toen hij boven aan de trap kwam die naar de Nijl en het Epifanieheiligdom waar hij de boten had verborgen, leidde. Hijgend speurde hij het diepe, halfdonkere bekken waar het zonlicht zelden kwam af, maar de bewegende wolken zilveren druppels van de twee watervallen schermden de bodem af. Hij kon er op dit moment op geen enkele manier achter komen of Royan en Sapper daar beneden op hem wachtten of dat ze op het pad op moeilijkheden waren gestuit.

Hij schoof het gerafelde en met bloed bevlekte verband om zijn kin recht en liep de trap af. Toen hoorde hij haar stem in de zilverkleurige nevel onder hem zijn naam roepen en ze kwam over de glibberige, met slib bedekte trap naar hem toe rennen.

'Nicholas! O godzijdank! Ik dacht dat je niet zou komen.' Ze wilde hem omhelzen, maar zag toen zijn verbonden en met bloed besmeurde gezicht. Ze bleef staan en staarde hem geschokt aan.

'Godallemachtig!' fluisterde ze. 'Wat is er met je gebeurd, Nicky?' 'Ik heb een beetje onenigheid met Jake Helm gehad. Het is maar een schrammetje, maar kussen gaat me op het ogenblik niet zo goed af,' mompelde hij en hij probeerde om het verband heen te grijnzen. 'Je zult nog even geduld moeten hebben.'

Hij sloeg een arm om haar schouders en ze verloor bijna haar evenwicht toen hij haar naar de trap omdraaide.

'Waar zijn de anderen?' Hij spoorde haar met zijn hand tot haast aan.

'Ze zijn er allemaal,' antwoordde ze. 'Sapper en Mek zijn de boten aan het oppompen en inladen.' 'Tessay.' 'Ze is veilig.'

Ze klommen het laatste deel van de trap af naar de pier onder het Epifanieheiligdom. De Nijl was drie meter gestegen sinds Nicholas hier de laatste keer was geweest. De snel stromende rivier was gezwollen, onstuimig en modderig. Hij kon door de zwevende wolken van druppels heen de rotsen op de andere oever nauwelijks onderscheiden.

De vijf Avon-boten waren al op de pier getrokken. Vier ervan waren al volledig opgepompt en de laatste zwol op terwijl de lucht uit de cilinder erin geperst werd. Mek en Sapper waren de munitiekisten in de opgepompte boten aan het inladen en ze bonden ze vast onder de groene nylon vrachtnetten.

Sapper keek naar Nicholas op en een komische uitdrukking van verbazing verspreidde zich over zijn open gezicht. 'Wat is er in godschristusnaam met je gezicht gebeurd?'

'Dat vertel ik je nog wel eens,' beloofde Nicholas. Hij draaide zich om naar Mek en omhelsde hem.

'Bedankt, oude vriend,' zei hij oprecht. 'Je mannen hebben goed gevochten en je hebt op me gewacht.' Nicholas keek naar de rij gewonde guerrillastrijders die tegen de voet van de rots lagen. 'Hoeveel slachtoffers?' 'Drie doden en deze zes gewonden. Het had veel erger kunnen zijn als Nogo ons zwaarder onder druk had gezet.' 'Het is toch te veel,' zei Nicholas. 'Zelfs een is te veel,' beaamde Mek nors. 'Waar is de rest van je mannen?'

'Op de vlucht naar de grens. Ik heb net genoeg mannen bij me gehouden om de boten te bemannen.' Mek wikkelde het vuile verband van Nicholas' kin. Royans adem stokte toen ze de wond zag, maar Mek grijnsde. 'Het lijkt wel alsof je door een haai bent gebeten.' 'Dat klopt ook,' zei Nicholas.

Mek haalde zijn schouders op. 'Er moeten minstens zes hechtingen in.' Hij schreeuwde naar een van zijn mannen dat hij zijn rugzak moest brengen. 'Sorry, ik heb geen verdovingsmiddel,' waarschuwde hij toen hij Nicholas op de spiegel van een van de boten duwde en het ontsmettingsmiddel zo uit het flesje op de wond goot.

Nicholas' adem stokte van de pijn. 'Dat brandt, hè?' zei Mek zelfvoldaan. 'Wacht maar tot ik de wond ga hechten.'

'Deze goede daad zal in het gouden boek achter je naam geschreven worden,' zei Nicholas en Mek opende het pakje hechtingen met een boosaardige uitdrukking in zijn ogen.

Terwijl Mek de randen van de wond naar elkaar toe duwde en de draad strak aantrok, praatte hij zacht tegen Nicholas zodat niemand anders hem kon verstaan. 'Nogo laat de rivier stroomafwaarts door op zijn minst een hele compagnie bewaken. Mijn verkenners hebben me verteld dat hij zijn mannen zo opgesteld heeft dat ze het pad op beide oevers kunnen bestrijken.' 'Hij weet niet dat we boten hebben, hè?' vroeg Nicholas tussen zijn opeengeklemde tanden door.

'Dat is onwaarschijnlijk, maar hij weet een heleboel over onze bewegingen. Misschien had hij een informant onder je arbeiders.' Mek zweeg toen hij de naald in Nicholas' vlees stak en vervolgde toen: 'En Nogo heeft nog steeds de helikopter. Hij zal ons op de rivier ontdekken zodra dit wolkendek breekt.'

'De rivier is onze enige ontsnappingsroute. Laten we hopen dat de lucht potdicht blijft zitten, zoals nu.'

Tegen de tijd dat Mek de laatste hechting had vastgeknoopt en een pleister op Nicholas' kin had geplakt, was Sapper klaar met het oppompen en inladen van de laatste boot.

Vier van Meks mannen droegen Tessay op haar brancard naar een van de boten. Mek hielp haar aan boord en installeerde haar op het dek waarbij hij erop lette dat ze een van de veiligheidsriemen bij de hand had. Daarna haastte hij zich naar zijn gewonde mannen om hen ook aan boord te helpen. De meeste konden lopen, maar twee van hen moesten gedragen worden. Daarna kwam hij naar Nicholas terug. 'Ik zie dat je je radio hebt gevonden,' zei hij met een blik op de fiberglaskoffer die Nicholas aan de draagriem over zijn schouder had gezwaaid.

'Zonder de radio zouden we grote problemen hebben.' Nicholas klopte liefdevol op de koffer.

'Ik neem het bevel over de boot waar Tessay in zit op me.' 'Goed!' stemde Nicholas in. 'Royan komt bij mij in de voorste boot.' 'Je kunt mij beter voorop laten varen,' zei Mek.

'Wat weet jij nu van varen op de rivier?' vroeg Nicholas. 'Ik ben de enige die deze rivier ooit heeft bevaren.'

'Dat was twintig jaar geleden,' wierp Mek tegen.

'Ik ben nu nog beter dan toen,' zei Nicholas grijnzend. 'Houd er maar over op, Mek. Jij neemt de tweede boot en Sapper de derde. Heb je mannen die de rivier kennen zodat ze het commando over de andere twee boten op zich kunnen nemen?'

'Al mijn mannen kennen de rivier,' antwoordde Mek en hij schreeuwde zijn bevelen. Iedereen haastte zich naar de boot die hem was toegewezen. Nicholas gaf Royan een kontje over het dolboord van hun boot en hielp daarna zijn mannen het vaartuig over de rotsachtige oever te water te laten. Zodra de romp vrij van de wal was, klommen ze aan boord en elke man greep een roeispaan.

Toen ze zich over de roeispanen bogen, zag Nicholas dat al zijn bemanningsleden inderdaad goed konden varen, zoals Mek had beweerd. Ze trokken krachtig, maar soepel aan hun roeispanen en het lichte vaartuig schoot snel in de richting van de Nijl.

De Avons waren erop gemaakt om zestien opvarenden ruimte te bieden en ze waren licht beladen. De munitiekisten die de kostbaarheden uit de tombe bevatten, waren omvangrijk, maar wogen weinig, en elke boot had maar twaalf mensen aan boord. Ze lagen allemaal hoog op het water en waren goed bestuurbaar.

'Er ligt zwaar water vóór ons,' zei Nicholas ernstig tegen Royan. 'Helemaal tot aan de Soedanese grens.' Hij stond aan de helmstok op de achtersteven waar hij een goed uitzicht had. Royan zat gehurkt aan zijn voeten. Ze klemde zich aan een van de veiligheidsriemen vast en probeerde de roeiers niet te hinderen.

Ze staken de stroming in het grote stenen bekken onder de watervallen over en Nicholas stuurde in de richting van de smalle riffen waar tussendoor de rivier in westelijke richting het bekken verliet. Hij keek omhoog naar de hemel en zag door de druppelnevel heen de laaghangende purperen wolken die op de rotstoppen leken te zakken.

'Ik denk dat we geluk hebben,' zei hij tegen Royan. 'Zelfs met de helikopter zullen ze ons in dit weer niet kunnen vinden.'

Hij keek op zijn Rolex waarvan het glas met druppels bedekt was. 'Nog een paar uur voor het donker wordt. We moeten toch wel een kilometer of vijf verder zijn voordat we gedwongen zijn te stoppen om te overnachten.' Hij keek om en zag de rest van de kleine vloot achter hem deinen. De Avons waren reflecterend geel zodat ze zelfs in de nevelige, halfdonkere kloof duidelijk zichtbaar waren. Hij hief zijn gebalde vuist, het teken om door te varen. Mek gaf het vanuit de volgende boot door en grijnsde door zijn baard naar hem.

Ze werden door de stroming gegrepen en schoten tussen de rotswanden door de smalle kronkelige stroomengte van de Nijl in. De mannen aan de riemen hielden op met roeien en lieten zich door de rivier meevoeren. Het enige wat ze nu nog konden doen, was Nicholas helpen de boot door moeilijke stukken te loodsen en ze hurkten langs het dolboord, gereed om de boot af te duwen.

Het hoge water in de stroomengte had veel van de rotsriffen bedekt, maar hun aanwezigheid werd duidelijk gemarkeerd doordat de rivier op die plaatsen in staande golven omhoogkwam en in de smalle doorgangen ertussen wit schuimde. Het water stond hoog tegen beide oevers en spatte tegen de rotsen van de kloof. Als een van de boten kapseisde, of zelfs wanneer een van de bemanningsleden overboord sloeg, zou er hier op de rivier geen ruimte zijn om bij te draaien en overlevenden op te pikken. Nicholas stond rechtop en keek gespannen vooruit. Hij moest zijn route ruim van tevoren bepalen en als hij eenmaal een keuze had gemaakt, moest hij zich eraan houden. Alles hing af van zijn vermogen om de rivier te lezen en haar stemmingen te beoordelen. Hij was uit training en zijn maag was van angst tot een harde, strakke bal samengetrokken toen hij de lange helmstok overhaalde en de eerste stroomversnelling in het groene water in stuurde. Ze schoten erdoor naar beneden en Nicholas hield de boeg met subtiele bewegingen van de helmstok op het juiste spoor. Ze kwamen onder aan de stroomversnelling terwijl alle andere boten hen in een rij volgden. 'Er is niets aan!' zei Royan lachend tegen hem.

'Zeg dat niet!' smeekte Nicholas. 'De duivel luistert mee.' Hij richtte de boeg naar de kop van het volgende stel stroomversnellingen die met angstaanjagende vaart dichterbij kwamen.

Nicholas stuurde door de opening tussen twee hoge riffen en ze schoten met steeds grotere snelheid naar beneden. Pas toen ze halverwege waren, zag hij de hoge staande golf onder hen waarover de rivier heen sprong. Hij haalde de helmstok over en probeerde eromheen te varen, maar de rivier had hen stevig in haar greep.

Als een jager die over een hek springt, schoten ze op de staande golf omhoog en kwamen toen met een misselijkmakende slingerbeweging erachter neer. De Avon vouwde in het midden dubbel en de boeg raakte bijna de achtersteven terwijl de boot uit het water omhoog probeerde te komen. De bemanningsleden buitelden over elkaar heen en Nicholas zou overboord geslagen zijn als hij niet met een touw om zijn middel aan de boot bevestigd was en de helmstok niet in zijn handen had gehad. Royan wierp zich plat op het dek en klemde zich met al haar kracht aan de veiligheidsriem vast terwijl de boot door de opwaartse kracht van het water hoog in de lucht werd geworpen en elastisch in zijn oorspronkelijke vorm terugveerde. De Avon bleef een ogenblik in de lucht hangen en kapseisde bijna voordat hij met de rechterkant omhoog met een klap in het water terugviel. Een van de bemanningsleden was overboord geslingerd en werd door het water met dezelfde snelheid als de boot meegesleurd, zodat zijn kameraden hem aan boord konden hijsen. De lading van munitiekisten was omgevallen en verschoven, maar de netten hadden voorkomen dat ze overboord sloegen.

'Waarom deed je dat?' schreeuwde Royan tegen Nicholas. 'Net nu ik je begon te vertrouwen.'

'Ik stelde je alleen even op de proef,' schreeuwde hij terug. 'Ik wilde zien of je echt tegen een stootje kon.'

'ik geef toe dat ik een doetje ben,' verzekerde ze hem. 'Je hoeft het niet nog een keer te doen.'

Toen Nicholas omkeek, zag hij Meks boot op dezelfde ongelukkige manier als zij door de stroomversnelling komen, maar het volgende vaartuig was genoeg gewaarschuwd om de staande golf te ontwijken en naar de zijkant van de stroomversnelling te sturen. Hij keek weer voor zich uit en er leek niets anders meer te bestaan dan het woeste water van de rivier vóór hem. De hoge rotsen van de kloof vormden zijn hele wereld terwijl hij vocht om de Avon door de stroomversnelling te loodsen. Hij wist niet of het regen of stuifwater was dat in zijn wangen en gewonde kin prikte en horizontaal in zijn ogen vloog waardoor hij half verblind raakte. Af en toe was het een mengeling van beide.

Een uur later beoordeelde Nicholas de stroomversnelling weer verkeerd. Ze kwamen er zijwaarts in terecht en kapseisden bijna. Twee van zijn bemanningsleden werden overboord geslingerd. Door behendig manoeuvreren wisten ze dicht genoeg bij een van hen te komen om hem aan boord te kunnen hijsen, maar de andere man raakte een rots voordat ze hem konden bereiken. Hij verdween onder water en kwam niet meer boven. Niemand zei iets of rouwde om hem, want ze hadden het allemaal te druk met in leven blijven.

Op een bepaald moment schreeuwde Royan door het kletterende geluid van het stuifwater en het gebulder van de rivier naar hem omhoog: 'Helikopter! Hoor je het?'

Halfverdoofd keek hij op naar de dalende grijze buik van het wolkendek dat ter hoogte van de toppen van de rotsen hing en hij hoorde vaag het gegier en geratel van de rotoren.

'Boven de wolken!' schreeuwde hij terug terwijl hij met de rug van zijn hand de druppels uit zijn ogen veegde. 'Ze zullen ons nooit kunnen zien.' Het vallen van de Afrikaanse avond werd versneld door de lage bewolking. In de toenemende duisternis werden ze zonder enige aankondiging door een nieuw gevaar overvallen. Het ene moment voeren ze snel en veilig door een vlak deel van de rivier en het volgende opende het water zich vóór hen en werden ze de ruimte in geslingerd. Het leek of ze eindeloos vielen hoewel de waterval niet dieper was dan tien meter. Toen ze beneden in het bekken onder de waterval waren neergekomen, dreven de boten door elkaar en de mannen lagen verspreid over de dekken. De stroming werd hier een moment vertraagd en het water draaide rond terwijl het zijn krachten verzamelde voor de volgende woeste stormloop door de stroomengte. Een van de Avons was omgeslagen en dreef met zijn buik omhoog in het water - zelfs de zeer stabiele romp had de val in de diepte niet goed kunnen doorstaan. De bemanningsleden van de andere boten namen hun plaats weer in en roeiden erheen om de overlevenden uit het water te trekken en de riemen en andere ronddrijvende spullen te redden. Met vereende krachten wisten ze de omgeslagen Avon recht te trekken en tegen de tijd dat ze klaar waren, was het bijna volledig donker. 'Tel de kisten!' beval Nicholas. 'Hoeveel zijn we er kwijt?' Hij kon zijn oren nauwelijks geloven toen Sapper terugschreeuwde: 'Er zijn er nog elf aan boord! Niets verloren en allemaal onbeschadigd.' De ladingnetten hielden het goed. Maar ze waren allemaal uitgeput en doorweekt en ze rilden van de kou. Het zou zelfmoord zijn als ze probeerden in het donker verder te gaan. Nicholas keek naar Mek die in de dichtstbijzijnde boot zat en schudde zijn hoofd.

'Er is daar rustig water in een inspringend deel van de rots.' Mek wees naar het eind van het bekken. 'Er zijn daar misschien afmeerplaatsen te vinden waar we de nacht kunnen doorbrengen.'

Er groeide een klein, maar sterk boompje uit de verticale spleet in de rots. Ze bevestigden er een touw aan en gebruikten het als meerpaal. Daarna bonden ze alle Avons in een rij langs de rots aan elkaar vast en maakten zich gereed voor de nacht. Ze konden geen warm voedsel of een warme drank bereiden, dus moesten ze genoegen nemen met koude noodrantsoenen uit blik die ze met het blad van een bajonet naar binnen lepelden en een paar stukken doorweekt injerabrood.

Mek klom vanaf zijn eigen boot op die van Nicholas en hurkte naast hem. Hij sloeg een arm om zijn schouder en praatte tegen hem met zijn lippen dicht bij zijn oor.

'Ik heb appel gehouden. Na de val is er nog een man vermist. We zullen hem nu niet meer kunnen vinden.'

'Ik doe het niet erg goed,' gaf Nicholas toe. 'Misschien moet jij morgen voorop varen.'

'Het was jouw schuld niet.' Mek haalde zijn schouders op. 'Niemand zou het beter hebben gedaan. Het kwam door die laatste waterval...' Hij zweeg en ze luisterden in het duister naar het bulderende geluid ervan.

'Hoe ver zijn we gekomen?' vroeg Nicholas. 'En hoeveel verder moeten we nog?'

'Dat is heel moeilijk te zeggen, maar ik vermoed dat we halverwege zijn. We moeten morgen in de loop van de middag de grens bereiken.' Ze zwegen een poosje en toen vroeg Mek:' Wat is de datum van vandaag? Ik ben de tel kwijtgeraakt.'

'Ik ook.' Nicholas hield zijn polshorloge schuin zodat hij de lichtgevende wijzerplaat in het laatste licht kon zien. 'Goeie God!' Het is de dertigste al,' zei hij.

'Het vliegtuig dat je komt halen, wordt overmorgen op de landingsbaan van Roseires verwacht.'

"Eén april,' beaamde Nicholas. 'Halen we dat?'

'Beantwoord jij die vraag maar voor me.' Mek grijnsde zonder humor in het donker. 'Hoe groot is de kans dat je dikke vriend te laat komt?' 'Jannie is een professional. Hij is nooit te laat,' zei Nicholas. Er viel weer een stilte en toen vroeg Nicholas: 'Wat wil je dat ik met jouw deel van de buit doe als we in Roseires aankomen?' Nicholas schopte tegen een van de munitiekisten. 'Wil je ze meenemen?'

'Nadat jij met het vliegtuig van je dikke vriend bent vertrokken, zullen we als de gesmeerde bliksem voor Nogo moeten vluchten. Ik wil geen extra bagage bij me hebben. Neem jij mijn deel maar mee. Verkoop het voor me - ik heb geld nodig om hier de strijd te kunnen voortzetten.' 'Vertrouw je me?' 'Je bent mijn vriend.'

'Vrienden zijn het gemakkelijkst te bedriegen - ze verwachten het nooit,' zei Nicholas en Mek stompte hem grinnikend tegen zijn schouder. 'Ga slapen. We zullen er morgen hard aan moeten trekken.' Mek stond op terwijl de boot zachtjes op de stroming helde en deinde. 'Welterusten, oude vriend,' zei hij en hij klom aan boord van de boot naast die van Nicholas waar Tessay op hem wachtte.

Nicholas steunde met zijn rug tegen het zachte, verende dolboord van de Avon en nam Royan in zijn armen. Ze ging tussen zijn knieën zitten en leunde, rillend in haar doorweekte kleren, tegen zijn borst achterover. Na een poosje werd het rillen minder en ze zei zacht: 'Je bent een heel goede warmwaterkruik.'

'Dat is al één reden om me permanent bij je te houden,' zei hij en streelde haar natte haar. Ze antwoordde niet, maar vlijde zich dichter tegen hem aan. Een poosje later werd haar ademhaling langzamer en viel ze uitgeput in slaap.

Hij had het koud en was stijf. Zijn schouders deden pijn en zijn handen zaten onder de blaren door het geworstel met de helmstok. Daarom kon hij de slaap niet zo gemakkelijk vatten als zij. Nu hij het vooruitzicht had dat ze de landingsbaan van Roseires binnen enkele dagen zouden bereiken, werd hij geplaagd door andere problemen dan hoe hij veilig de rivier kon afvaren en aan de dreiging van een gevecht met Nogo's mannen kon ontkomen. Dat waren vijanden die hij kon herkennen en bevechten, maar er was ook nog iets anders waarmee hij spoedig de confrontatie zou moeten aangaan. Royan bewoog in zijn armen en mompelde iets dat hij niet kon verstaan. Ze droomde en praatte in haar slaap.

Hij hield haar teder vast en ze werd weer rustig. Hij begon net zelf weg te dommelen toen ze weer iets zei, deze keer heel duidelijk. 'Het spijt me, Nicky. Haat me er niet om. Ik kon niet toestaan dat je...' Ze begon te brabbelen en de rest van wat ze zei, kon hij niet volgen.

Hij was nu klaarwakker en haar woorden hadden zijn twijfels en bange voorgevoelens versterkt. Tijdens de rest van de nacht werd hij regelmatig wakker en wanneer hij sliep werd hij gekweld door dromen die even verontrustend waren als die van haar moesten zijn geweest.

***

In de duisternis voor zonsopgang schudde hij zachtjes aan Royans schouder. Ze kreunde en werd langzaam en onwillig wakker.

Ze werkten een paar happen van de koude noodrantsoenen die van de vorige avond waren overgebleven naar binnen en toen de opgaande zon de stroomengte net genoeg verlichtte om de rivier en de obstakels erin te kunnen zien, gooiden ze de meertouwen los en de gele boten voeren achter elkaar de stroming in. De strijd tegen de rivier begon opnieuw. Het laaghangende wolkendek was nog niet opengebroken en de regenvlagen daalden met tussenpozen op hen neer. Ze voeren de hele ochtend aan één stuk door en de rivier begon langzaam minder onstuimig te worden. De stroming was minder snel en niet zo verraderlijk meer en de oevers waren minder hoog en woest.

Halverwege de middag vormden de wolken nog een gesloten front en de rivier kronkelde zich tussen een reeks klippen en plateaus door, toen ze op een nieuwe stroomversnelling stuitten. Misschien was Nicholas' techniek inmiddels verbeterd, want ze kwamen erdoorheen zonder dat er iets misging en hij had de indruk dat het wit schuimende water steeds minder grimmig werd.

'Ik denk dat we het ergste nu achter de rug hebben,' zei hij tegen Royan die bij hem op het dek zat. 'Het verval van de rivier is nu beslist minder. Ik denk dat ze steeds meer afvlakt naarmate we dichter bij de vlakten van de Soedan komen.'

'Hoe ver is het nog naar Roseires?' vroeg ze. 'Dat weet ik niet, maar de grens kan nu niet ver meer weg zijn.' Nicholas en Mek lieten de boten van de kleine vloot vrij dicht aaneengesloten achter elkaar varen, zodat er orders over de ruimte ertussen geschreeuwd konden worden.

Nicholas stuurde zijn boot naar het diepere water aan de buitenkant van de volgende wijde bocht en toen hij de bocht door was, zag hij dat de rivier vóór hem open en helemaal vrij van stroomversnellingen en ondiepten was. Hij ontspande zich en glimlachte tegen Royan.

'Hoe zou je het vinden om aanstaande zondag in de Dorchester-grill met me te lunchen? Ze hebben daar de beste roastbeef van Londen.' Hij dacht dat hij de uitdrukking in haar ogen even zag versomberen voordat ze stralend glimlachte en zei: 'Dat klinkt goed.'

'En daarna kunnen we thuis voor de tv gaan zitten en naar Match of the Day kijken of zelf ons eigen wedstrijdje spelen.' 'Je bent grof,' zei ze lachend, 'maar het klinkt verleidelijk.' Hij wilde zich net over haar heen buigen om haar te kussen zodat hij weer het genoegen zou smaken haar te zien blozen, toen hij een eind voor hun boeg witte dansende fonteintjes uit het water omhoog zag spuiten die snel dichterbij kwamen. Een paar seconden later hoorde hij het geratel van automatisch geweervuur, het typische geluid van een Russische rpd. Hij wierp zich boven op Royan en beschermde haar met zijn eigen lichaam. Toen hoorde hij Mek vanaf de boot achter hen brullen: 'Beantwoord het vuur! Zeg dat ze hun hoofd omlaag moeten houden.'

Zijn mannen gooiden hun roeispaan neer, grepen hun wapen en openden het vuur op de binnenbocht van de oever waar de aanval vandaan kwam. De aanvallers waren volledig verborgen tussen de rotsen en het struikgewas en er was geen duidelijk doelwit om op te schieten. Maar bij dit soort hinderlagen was het van cruciaal belang de aanvallers zwaar te bestoken zodat ze hun hoofd omlaag moesten houden en daardoor minder goed konden richten.

Een kogel boorde zich vlak bij Royans hoofd door de nylonhuid van de Avon en sloeg daarna in een van de munitiekisten in. De wand van hun vaartuig bood geen enkele bescherming tegen de fusillade die hen geselde. Een van hun bemanningsleden werd in het hoofd geraakt. De kogel sloeg de bovenkant van zijn schedel weg als het topje van een zachtgekookt ei en hij werd overboord geslingerd. Royan gilde eerder van afgrijzen dan van angst terwijl Nicholas het geweer dat de dode had laten vallen van het dek griste. Hij schoot het magazijn met korte series van drie schoten leeg op het struikgewas op de oever waarin hun aanvallers zich verborgen hielden. De Avon werd nog steeds door de snelle stroming meegesleurd en tolde doelloos rond nu er niet gestuurd werd. In minder dan een minuut waren ze langs de hinderlaag en om de volgende bocht in de rivier gevoerd. Nicholas liet het geweer zakken en schreeuwde naar Mek: Alles in orde met je?'

'Er is hier één man getroffen,' schreeuwde Mek terug. 'Het is niet al te ernstig.'

De boten meldden allemaal hoeveel slachtoffers ze hadden: in totaal waren er één dode en drie gewonden. De toestand van geen van de gewonden was ernstig en hoewel er in drie van hun boten gaten waren geschoten, leverde dat geen gevaar op omdat de romp uit waterdichte compartimenten bestond, en ze dreven nog steeds hoog op het water.

Mek kwam bij Nicholas langszij en riep: 'Ik begon al te denken dat we Nogo hadden afgeschud.'

'We zijn er deze keer gemakkelijk van afgekomen,' riep Nicholas terug. 'Waarschijnlijk waren ze verrast. Ze hadden niet verwacht dat we over het water zouden komen.'

'In ieder geval zal hij nu niet meer verrast worden. Ik wed dat ze al radiocontact met hem hebben opgenomen. Nogo weet precies waar we zijn en waar we naar toe gaan.' Hij keek op naar het wolkendek. 'We kunnen alleen maar hopen dat de bewolking laag en dicht blijft.' 'Hoe ver is het nog naar de Soedanese grens?'

'Dat weet ik niet precies, maar het kan niet langer dan een paar uur duren.' 'Wordt de grens bewaakt?'

'Nee. Er is daar niets. Alleen aan weerskanten leeg struikgewas.'

'Laten we hopen dat het leeg blijft,' mompelde Nicholas.

Binnen dertig minuten na het vuurgevecht hoorden ze de helikopter weer.

Hij vloog boven de wolken en ze hoorden hem onzichtbaar stroomafwaarts overvliegen. Twintig minuten later hoorden ze hem vanuit dezelfde richting terugkomen en kort daarna vloog hij weer stroomafwaarts, nog steeds boven de wolken.

'Wat is Nogo verdomme aan het doen?' riep Mek naar Nicholas. 'Het klinkt alsof hij langs de rivier patrouilleert, maar hij kan niet onder het wolkendek komen.'

'Ik vermoed dat hij mannen stroomafwaarts brengt om ons de weg af te snijden. Hij weet nu dat we boten gebruiken, maar hij weet ook dat we maar één richting uit kunnen. Nogo is niet iemand die zich druk maakt om internationale grenzen. Misschien dat hij nu ook beseft dat we naar Roseires op weg zijn. Het is de dichtstbijzijnde onbemande landingsbaan langs de rivier. Hij zou ons op kunnen wachten als we aan land gaan.'

Mek stuurde zijn boot dichter bij die van Nicholas en gooide een touw over om de boten aan elkaar te binden zodat ze op een normale spreektoon konden praten.

'Het bevalt me niet, Nicholas. We lopen weer recht in hun val. Wat stel jij voor?'

Nicholas dacht ruim een minuut na. 'Herken je dit deel van de rivier niet? Weet je niet precies waar we nu zijn?'

Mek schudde zijn hoofd. 'Ik blijf altijd ruim uit de buurt van de rivier als we de grens oversteken, maar de oude suikerfabriek bij Roseires herken ik wel als we er vlak bij zijn. Ze ligt ongeveer vijf kilometer stroomopwaarts vanaf de landingsbaan.'

'Staat de fabriek leeg?' vroeg Nicholas.

'Ja. Al sinds de oorlog twintig jaar geleden begon.'

'Met deze bewolking is het over een uur donker,' zei Nicholas. 'De stroming is nu trager en minder gevaarlijk. We kunnen het risico nemen om na donker door te varen. Misschien verwacht Nogo dat niet. Misschien kunnen we hem in het donker afschudden.'

'Kun je niets beters verzinnen?' vroeg Mek grinnikend. 'Je plan komt er zo'n beetje op neer dat we onze ogen sluiten en er maar het beste van moeten hopen.'

'Als iemand me zou kunnen vertellen waar we in vredesnaam zijn en hoe laat Jannie morgen aankomt, zou ik misschien met iets beters op de proppen kunnen komen.' Nicholas grijnsde tegen hem terug. 'Voor die tijd ga ik maar op mijn gevoel af.'

Ze waren allemaal gespannen en nerveus toen ze onder de dikke deken van wolken en regen door de voortijdig inzettende schemering verder roeiden. Zelfs in het vallend duister hielden de mannen hun geweer op de oevers gericht, gereed om vijandelijk vuur onmiddellijk te beantwoorden. 'We moeten de grens een uur geleden gepasseerd zijn,' riep Mek naar Nicholas. 'De oude suikerfabriek kan niet ver weg meer zijn.' 'Hoe kun je haar in het donker vinden?'

'Er is langs de oever nog een deel van een oude havendam overgebleven waar de boten die vroeger de suiker naar Chartoem brachten, werden geladen.'

Het duister viel abrupt en Nicholas was opgelucht toen de oevers in het donker verdwenen en ze voor de ogen van de vijand op de wal verborgen waren. Zodra het volledig donker was, bonden ze de boten aan elkaar vast om te voorkomen dat ze elkaar zouden kwijtraken en ze lieten zich geruisloos door de rivier meevoeren. Ze bleven zo dicht bij de rechteroever dat ze verscheidene keren aan de grond liepen en een paar van de mannen moesten zich dan overboord laten zakken om hen naar dieper water te duwen. De stenen pieren van de havendam bij Roseires doken plotseling voor hen op en Nicholas was er met de voorste Avon al tegenop gebotst voordat hij de kans had om uit te wijken. De bemanningsleden stonden echter al klaar en ze sprongen overboord en sleepten de boot naar de oever. Mek sprong onmiddellijk aan land en verspreidde zich met twintig mannen in de overwoekerde suikerrietvelden langs de oever om het gebied te bezetten en tegen een verrassingsaanval van Nogo's mannen te beschermen. Er waren meer commotie en lawaai dan Nicholas veilig achtte toen de mannen de rest van de vloot naar de oever trokken, de gewonden van boord droegen en de munitiekisten uitlaadden. Nicholas droeg Royan op zijn schouders naar de oever en waadde toen terug om Tessay te halen. Ze was nu al veel sterker. De gedwongen rust tijdens de tocht over de rivier had haar de kans gegeven zich te herstellen en ze stond op eigen kracht in de boot op en klom op Nicholas' schouders zodat hij haar aan land kon brengen. Toen ze eenmaal op het droge waren, liet hij haar van zijn rug glijden en vroeg zachtjes: 'Hoe voel je je?' 'Het gaat nu wel. Dank je, Nicholas.'

Hij ondersteunde haar nog een ogenblik tot ze haar evenwicht had hervonden en zei toen snel: 'Ik heb niet de kans gekregen om het je eerder te vragen, maar is het je nog gelukt Royans boodschap vanuit Debra Maryam door te bellen?'

'Ja, natuurlijk,' antwoordde Tessay trouwhartig. 'Ik heb al tegen Royan gezegd dat ik haar boodschap aan Moussad op de Egyptische ambassade heb doorgegeven. Heeft ze je dat niet verteld?'

Nicholas kromp ineen alsof hij een stoot onder de gordel had geïncasseerd, maar hij glimlachte en praatte op achteloze toon verder. 'Dat moet haar ontschoten zijn. Het is trouwens niet belangrijk. Maar in ieder geval bedankt, Tessay.'

Op dat moment kwam Mek uit het duister te voorschijn en hij zei op een scherpe fluistertoon: 'Het is hier een lawaai als op een kamelenmarkt. Nogo kan ons op een afstand van acht kilometer horen.' Hij nam snel het bevel op zich en begon de landing te organiseren.

Toen de laatste munitiekisten aan land waren gebracht, sleepten ze de boten de suikerrietvelden in, schroefden de ventielen los om ze leeg te laten lopen en bedekten ze daarna met suikerriet. Nog steeds in het donker verdeelden ze de munitiekisten onder Meks mannen en Sapper nam onder elke arm een kist. Nicholas zwaaide de radiokoffer over zijn ene en zijn rugzak met noodrantsoenen over de andere schouder en balanceerde de kist die het gouden dodenmasker van de farao en de oesjabti van Taita bevatte, op zijn hoofd. Mek stuurde zijn verkenners vooruit om de route naar de landingsbaan af te speuren en te controleren of er een hinderlaag was gelegd. Mek nam de kop van de colonne en de anderen liepen in ganzenpas over het oneffen, overwoekerde pad achter hem aan. Voordat ze anderhalve kilometer hadden afgelegd, brak het wolkendek plotseling open. De maansikkel en de sterren schenen ertussendoor en gaven hun net genoeg licht om de schoorstenen van de vervallen fabriek te kunnen zien die zich tegen de avondhemel aftekenden.

Maar zelfs bij het maanlicht vorderden ze langzaam en ze hielden lange rustpauzes, want de mannen die de brancards droegen hadden er moeite mee het tempo te volgen. Tegen de tijd dat ze de landingsbaan bereikten, was het al drie uur in de ochtend en de maan was ondergegaan. Ze stapelden de munitiekisten in hetzelfde bosje acacia's aan het eind van de landingsbaan op waar ze op de heenreis de pallets met de bouwmaterialen voor de dam en de gele tractor hadden verstopt.

Hoewel ze allemaal uitgeput waren, zette Mek wachtposten om het kamp uit. De twee vrouwen verzorgden de gewonden bij het licht van een klein afgeschermd vuur en gebruikten Meks laatste restje medicijnen op. Terwijl Nicholas de radio installeerde en de antenne uittrok, scheen Sapper hem met de laatste lantaarn waarvan de batterijen nog niet leeg waren bij en schermde het bescheiden licht met zijn hand af. Nicholas was enorm opgelucht geweest toen hij de fiberglaskoffer opende en zag dat de rubberstrips waarmee het deksel was afgesloten de radio, ondanks de onderdompeling in de Nijl, droog hadden gehouden. Toen hij hem aanzette, lichtte het lampje op. Hij stemde af op de kortegolf en ving het vroege-ochtendprogramma van Radio Nairobi op.

Yvonne Chaka Chaka zong. Hij hield van haar stem en haar stijl, maar hij zette het toestel snel uit om de batterij te sparen. Hij installeerde zich weer tegen de stam van de acacia en probeerde nog wat te slapen voor het licht zou worden. Maar hij kon de slaap niet vatten - zijn woede en het gevoel verraden te zijn waren te sterk.

***

Toema Nogo keek naar de zon die voor hem uit zijn grote vurige hoofd uit de Nijl omhoogduwde. Ze vlogen minder dan een meter boven het water om onder het bereik van de Soedanese radarinstallaties te blijven. Hij wist dat er een radarstation in Chartoem was dat hen misschien zou kunnen oppikken, zelfs op deze afstand. De betrekkingen met de Soedanezen waren gespannen en hij kon een snelle, harde reactie verwachten als ze ontdekten dat hij hun grens geschonden had.

Nogo was in verwarring en hij maakte zich zorgen. Sinds het fiasco in de kloof van de Dandera had alles hem tegengezeten. Hij was al zijn bondgenoten kwijtgeraakt. Tot ze verdwenen waren, had hij zich niet gerealiseerd hoe sterk hij zich op Helm en von Schiller was gaan verlaten. Nu was hij helemaal op zichzelf aangewezen en hij had al veel fouten gemaakt. Ondanks dit alles was hij vastbesloten de voortvluchtigen tot het bittere einde te achtervolgen, hoe ver hij het Soedanese grondgebied ook moest binnendringen. In de afgelopen weken was het Nogo langzamerhand duidelijk geworden, hoofdzakelijk doordat hij de gesprekken tussen von Schiller en de Egyptenaar had afgeluisterd, dat Harper en Mek Nimmoer een schat in bezit hadden die zo onmetelijk veel waard was dat hij zich er nauwelijks een voorstelling van kon maken. Hij had de anderen bedragen van tientallen miljoenen dollars horen noemen, maar zelfs één miljoen dollar was voor hem al zo'n groot bedrag dat het zijn bevattingsvermogen te boven ging. Wel had hij een vaag vermoeden van wat hij ermee zou kunnen doen, hoeveel bezit, luxe en vrouwen hij zich ermee zou kunnen kopen. Even langzaam was het tot hem doorgedrongen dat de schat helemaal voor hem zou kunnen zijn nu Helm en von Schiller er niet meer waren. De enigen die hem nog in de weg stonden, waren de door Mek Nimmoer en de Engelsman geleide, vluchtende sjoefta op wie hij een groot militair overwicht had. Bovendien had hij de helikopter tot zijn beschikking. Nogo was er zeker van dat hij zijn vluchtende tegenstanders zou kunnen uitroeien als hij hen ergens kon vastpinnen. Er mochten geen overlevenden zijn. Hij kon niet het risico nemen dat een van hen in Addis zijn verhaal zou doen. Als Mek en de Engelsman en al hun metgezellen eenmaal dood waren, hoefde hij de buit alleen nog maar in de helikopter het land uit te smokkelen. Zowel in Nairobi als in Chartoem was er iemand met wie hij al eerder zaken had gedaan: ze hadden ivoor en hasjiesj van hem gekocht die hij het land uit gesmokkeld had. Zij zouden weten hoe de buit het best te gelde gemaakt kon worden, hoewel ze geen van beiden echt te vertrouwen waren. Hij had al besloten dat hij de schat niet aan één man zou toevertrouwen, maar het risico zou spreiden. Zelfs als een van hen hem bedroog, zou er....  Zijn gedachten dwaalden af en hij verlustigde zich in het vooruitzicht van grote rijkdom. Wat hij niet allemaal zou kunnen kopen! Mooie kleren, auto's, land, vee en vrouwen - blanke, zwarte en bruine vrouwen, zoveel hij wilde en elke dag een andere. Hij rukte zich los uit zijn dagdromen. Eerst moest hij de vluchtelingen zien te vinden.

Hij had niet geweten dat Harper en Mek Nimmoer vlak bij het klooster opblaasboten hadden verstopt. Hansith had hem dat niet verteld. Hij en Helm hadden verwacht dat ze zouden proberen te voet te ontsnappen, en zijn plannen om hen te onderscheppen voordat ze de Soedanese grens hadden bereikt, waren op die veronderstelling gebaseerd geweest. Op bevel van Helm had hij zelfs in de buurt van de plek waar ze verwachtten dat Mek Nimmoer de grens zou oversteken een reservevoorraad brandstof verstopt, zodat de helikopter zou kunnen bijtanken. Zonder die brandstofvoorraad zou hij allang gedwongen zijn geweest de achtervolging te staken. Nogo had zijn mannen zo neergezet dat ze het pad naar het westen langs beide rivieroevers in de gaten konden houden en hij had er zelfs niet aan gedacht de rivier zelf te laten bewaken. Het was blind toeval geweest dat een van zijn patrouilles de vloot van gele boten in de rivier had ontdekt. Er was echter geen tijd genoeg geweest om een goede hinderlaag te leggen en ze hadden de boten maar kort onder vuur kunnen nemen voordat ze buiten bereik waren. Ze hadden de boten geen ernstige schade toegebracht - in ieder geval niet voldoende om ze tegen te houden.

De compagniescommandant had onmiddellijk over de radio verslag uitgebracht van zijn treffen met Mek Nimmoer en Nogo was begonnen mannen naar de Soedanese grens te vliegen om de vloot te kunnen onderscheppen. Helaas kon de Jet Ranger niet meer dan zes volledig bewapende mannen tegelijk vervoeren en het transport was een tijdrovende aangelegenheid geweest. Voor het duister was gevallen, had hij maar zestig manschappen in positie kunnen brengen.

De hele nacht had hij zich er zorgen over gemaakt dat de vloot langs hem zou glippen en bij zonsopgang was hij alweer in de lucht. Gelukkig was het wolkendek in de loop van de nacht opengebroken. Er waren nog wel wat hoge stapelwolken, maar ze konden nu laag langs de rivier vliegen om Mek Nimmoers kleine vloot te zoeken.

Ze waren eerst aan de Ethiopische kant van de grens teruggevlogen naar de plaats waar ze op Mek Nimmoer en Harper hadden geschoten, maar ze hadden geen spoor van de boten kunnen ontdekken. Daarom had Nogo de piloot bevolen om te keren, de grens over te steken en het Soedanese deel van de Nijl af te zoeken. Maar Nogo had de piloot er niet toe kunnen bewegen verder dan tachtig kilometer langs de Nijl Soedan binnen te vliegen. De man protesteerde hevig en het hielp zelfs niet dat Nogo zijn Tokarev-pistool tegen zijn hoofd zette. Hij maakte een bocht van honderdtachtig graden en vloog laag langs de rivier terug.

Nogo wist nu dat de vluchtelingen hem te slim af waren geweest en dat hij verslagen was. Hij zat naast de piloot somber te piekeren en probeerde te bedenken waar zijn prooi gebleven kon zijn. Hij zag de hoge schoorsteen van de verlaten suikerfabriek in Roseires verrijzen en keek er boos naar. Ze waren de fabriek nog maar kortgeleden, toen ze stroomafwaarts vlogen, gepasseerd.

'Vlieg naar de noordelijke oever,' beval hij de piloot. De man aarzelde en keek hem even aan voor hij gehoorzaamde.

Ze vlogen recht over het gebouw heen, lager dan de schoorsteen. De fabriek had geen dak meer en de ramen waren lege rechthoeken in de vervallen muren. De kookketels en de machines waren twintig jaar geleden weggehaald en Nogo keek in het lege skelet van het gebouw. De piloot bleef boven de ruïne hangen terwijl Nogo naar beneden tuurde, maar er was nergens een plaats waar iemand zich zou kunnen verbergen en Nogo schudde zijn hoofd. 'Niets! We zijn ze kwijtgeraakt. Vlieg maar stroomopwaarts verder.' De piloot gehoorzaamde maar al te graag. Hij liet de neus van de helikopter omhoogkomen en draaide naar de rivier. Terwijl het toestel steil overhelde, keek Nogo recht in de overwoekerde suikerrietvelden langs de rivier en hij ving een glimp van iets met een heldergele kleur op. 'Wacht!' schreeuwde hij in zijn microfoon. 'Ik zie daar iets. Ga terug!' De helikopter vloog terug en bleef boven het veld hangen. Nogo gebaarde ongeduldig naar beneden. 'Landen! Zet ons aan de grond.' Zodra het landingsgestel de grond raakte, doken de zes zwaar bewapende paratroepers de cabine uit en renden het veld in om een verdedigende positie in te nemen. Nogo klom door de deur van de cockpit naar buiten en rende eveneens het overwoekerde suikerrietveld in. Eén blik was voldoende. De vluchtelingen hadden de boten laten leeglopen, opgevouwen en haastig bedekt. De aarde eromheen was omgewoeld door gelaarsde voeten en er leidden sporen landinwaarts. De mannen die ze hadden achtergelaten waren zwaar bepakt, want hun voetafdrukken in de zachte, zanderige bodem waren diep.

Nogo rende terug naar de helikopter en stak zijn hoofd door de open deur van de cockpit naar binnen. 'Is er hier een landingsbaan in de buurt?' schreeuwde hij tegen de piloot, maar de man schudde zijn hoofd. 'Er staat op de kaart niets aangegeven.'

'Er moet er een geweest zijn. De suikerfabriek moet een landingsbaan hebben gehad.'

'Als er een geweest is, moet hij al jaren buiten gebruik zijn.' 'We vinden hem wel,' verklaarde Nogo. 'Mek Nimmoers sporen zullen ons ernaar toe leiden.' Hij kwam onmiddellijk tot bezinning. 'Maar ik zal eerst meer mannen moeten overvliegen. Aan het spoor te zien, heeft Mek Nimmoer minstens vijftig van zijn sjoefta bij zich.'

Hij liet zijn mannen bij de suikerfabriek achter en vloog met een lege cabine terug naar de grens om de eerste lading versterkingen op te halen.

***

'Big Dolly! Meld je, Big Dolly. Farao hier. Ontvang je me?' Nicholas deed een uur voor zonsopgang zijn eerste oproep.

' Jannie kennende denk ik dat het zijn plan is om in het donker aan te vliegen en hier te landen zodra het licht genoeg is om de landingsbaan te kunnen zien.'

'Als die dikke tenminste komt,' zei Mek.

'Hij komt heus wel,' zei Nicholas vol vertrouwen. 'Jannie heeft me nog nooit in de steek gelaten.' Hij schakelde de microfoon in en deed een nieuwe oproep. 'Big Dolly! Meld je, Big Dolly.'

Hij hoorde slechts het zachte gezoem van de statische elektriciteit en hij legde de microfoon voorzichtig terug. Hij herhaalde zijn oproep om de vijftien minuten terwijl ze dicht bij elkaar onder de acacia's om het toestel gehurkt zaten.

Plotseling sprong Royan overeind en riep opgewonden: 'Daar heb je 'm. Ik hoor Big Dolly's motoren. Luister maar!'

Nicholas en Mek renden onder de bomen vandaan en keken in noordelijke richting omhoog.

'Dat is de Hercules niet,' riep Nicholas plotseling. 'Dat is een ander toestel.' Hij draaide zich om naar het zuiden, naar de rivier. 'Het geluid komt trouwens ook uit de verkeerde richting.'

'Je hebt gelijk,' beaamde Mek. 'Dat is maar één motor en je kunt de rotoren horen.'

'De helikopter van Pegasus!' riep Nicholas verbitterd. 'Ze zijn ons weer op het spoor.'

Terwijl ze luisterden, ebde het geluid van de rotoren weg. Nicholas keek opgelucht. 'Ze hebben ons gemist. Ze kunnen de Avons niet gezien hebben.' Ze liepen samen terug naar het acaciabosje en Nicholas probeerde weer radiocontact met Jannie op te nemen, maar hij kreeg geen antwoord. Twintig minuten later hoorden ze de Jet Ranger terugkomen en ze luisterden er angstig naar.

'Hij is weer weg,' zei Nicholas na een poosje, maar twintig minuten later hoorden ze de helikopter weer.

'Nogo voert iets in zijn schild,' zei Mek verontrust.

'Wat denk je dat hij aan het doen is?' Nicholas werd door Meks ongerustheid aangestoken. Als Mek zich zorgen maakte, was er meestal een verdomd goede reden voor.

'Ik weet het niet,' antwoordde Mek. 'Misschien heeft Nogo de Avons ontdekt en brengt hij meer mannen hierheen voordat hij achter ons aan komt.' Hij liep de open plek weer op en luisterde aandachtig. Daarna kwam hij terug naar Nicholas die over de radio gebogen zat. 'Blijf het proberen,' zei Mek. 'Ik ga naar mijn mannen om te controleren of ze gereed zijn om Nogo tegen te houden als hij aanvalt.' De helikopter vloog in de volgende drie uur met korte tussenpozen langs de Nijl heen en weer, maar door het uitblijven van verdere ontwikkelingen begonnen ze zich geruster te voelen en Nicholas keek nog nauwelijks op van zijn radio als ze het verre geluid van de rotoren weer hoorden. Plotseling begon de radio te knetteren en Nicholas schrok hevig. 'Farao! Big Dolly hier. Ontvang je me?'

De opluchting klonk duidelijk in Nicholas' stem door toen hij antwoordde: 'Hier Farao. Zeg wat liefs tegen me, Big Dolly.'

'Geschatte aankomsttijd op jullie positie over anderhalf uur.' Jannies accent was onmiskenbaar.

'Je bent van harte welkom!' zei Nicholas welgemeend.

Hij legde de microfoon terug en keek de beide vrouwen stralend aan. 'Jannie is op weg en hij komt over...'

Hij zweeg en zijn glimlach ging over in een uitdrukking van ontzetting. Uit de richting van de rivier kwam het onmiskenbare geratel van snelvuur van AK-47 geweren dat een paar seconden later werd gevolgd door de doffe explosie van een granaat.

'Verdomme-nog-aan-toe!' gromde hij. 'Ik dacht al dat het te mooi was om waar te zijn. Nogo is gearriveerd.'

Hij pakte de microfoon weer op en sprak er onbewogen in. 'Big Dolly! De boeven zijn op het toneel verschenen. Het zal een heel snelle evacuatie moeten worden.'

'Houd je aan je kroon vast, Farao!' zei Jannie. 'Ik kom eraan.' In de loop van het volgende halfuur werden de geluiden van het gevecht langs de rivier heviger tot ten slotte het geratel van handvuurwapens continu te horen was en geleidelijk dichter bij het andere eind van de landingsbaan kwam. Het was duidelijk dat Meks mannen die door hun geringe aantal langs de rivierkant van de landingsbaan sterk verspreide posities innamen, zich onder Nogo's aanval moesten terugtrekken. En ongeveer om de twintig minuten hoorden ze weer het geluid van de terugkerende helikopter die nieuwe manschappen aanvoerde om de druk op Meks armzalige verdediging te verhogen.

Nicholas en Sapper waren de enige gezonde mannen die in het acaciabosje achterbleven, want alle anderen waren vertrokken om de strijd met Nogo aan te binden. Samen droegen ze de munitiekisten naar de rand van het bosje, zodat ze snel ingeladen konden worden als de Hercules was geland. Nicholas sorteerde de lading en las op het deksel van de kisten de inhoudsaanduidingen af die Royan erop had geschreven. De kist met het dodenmasker en de oesjabti van Taita zou het eerst aan boord gaan, gevolgd door de drie kronen: de blauwe oorlogskroon, de Nemes-kroon en de rood-met-witte kroon van de verenigde koninkrijken van Boven- en Beneden-Egypte. De waarde van die drie kisten was groter dan die van de rest van de schat bij elkaar.

Toen ze met dit karwei klaar waren, liep Nicholas naar de rij gewonde mannen en praatte om de beurt met hen. Eerst bedankte hij hen voor hun hulp en hun inzet en daarna bood hij hun aan hen met de Hercules naar een plaats te brengen waar ze een goede medische behandeling konden krijgen. Bovendien beloofde hij hun dat hij ervoor zou zorgen dat degenen die zijn aanbod accepteerden weer naar Ethiopië konden terugkeren als ze van hun wonden hersteld waren.

Zeven van hen - degenen die het minst ernstig gewond waren en konden lopen - weigerden Mek Nimmoer in de steek te laten. Hun loyaliteit was een ontroerende demonstratie van het respect dat Mek onder zijn mannen genoot. De anderen stemden er onwillig in toe geëvacueerd te worden, maar pas nadat Tessay tussenbeide was gekomen en hen verzekerd had dat Nicholas zich aan zijn woord zou houden. Daarna droegen Nicholas en Sapper hen naar de plaats aan de rand van het bosje waar Jannie met Big Dolly zou stoppen om hen op te pikken.

'En jij?' vroeg Nicholas aan Tessay. 'Ga jij ook met ons mee? Je bent er nog steeds niet al te best aan toe.'

Tessay lachte. 'Zolang ik nog op allebei mijn benen kan staan, zal ik Mek Nimmoer nooit verlaten.'

'Ik begrijp niet wat je in die ouwe schurk ziet,' zei Nicholas ook lachend. 'Ik heb met Mek gesproken. Hij heeft me gevraagd zijn deel van de buit mee te nemen. Hij kan op het ogenblik geen extra bagage vervoeren.' 'Ja, dat weet ik. Mek en ik hebben het erover gehad. We hebben het geld nodig om de strijd hier voort te zetten.'

Ze zweeg en dook onwillekeurig in elkaar toen een oorverdovende explosie hun trommelvliezen bijna deed barsten en een hoge zuil van stof vlak bij de rand van het bosje omhoogschoot. Granaatscherven floten over hun hoofd en een regen van twijgen en takken daalde op hen neer. 'Heilige Maria! Wat was dat?' riep Tessay.

'Een kleine mortiergranaat,' zei Nicholas. Hij had zich niet bewogen en geen moeite gedaan dekking te zoeken. 'Veel geschreeuw, maar weinig wol. Nogo moet ze met zijn laatste vlucht hebben meegebracht.'

'Wanneer arriveert de Hercules?'

'Ik zal contact met Jannie opnemen en het hem vragen.'

Terwijl Nicholas naar de radio slenterde, fluisterde Tessay tegen Royan:

'Zijn jullie Engelsen altijd zo koelbloedig?'

'Dat moet je niet aan mij vragen - ik ben meer Egyptische en ik ben doodsbang.' Royan glimlachte ontspannen en sloeg een arm om Tessay heen. 'Ik zal je missen, Woizero Tessay.'

'Misschien zien we elkaar weer in betere tijden.' Tessay draaide haar hoofd naar haar toe en kuste haar impulsief en Royan omhelsde haar stevig. 'Ik hoop het. Ik hoop het met heel mijn hart.'

Nicholas praatte in de microfoon. 'Big Dolly, hier Farao. Wat is je positie nu?'

'Farao, we zijn over twintig minuten bij jullie. We zetten er vaart achter. Heb je gebakken bonen gegeten of hoor ik mortiervuur op de achtergrond?' 'Met jouw humor zou je op de planken moeten staan,' zei Nicholas. 'De boeven hebben de zuidkant van de landingsstrip in handen. Vlieg vanuit het noorden aan. Er staat een westenwind van ongeveer zeven kilometer per uur, dus je hebt zijwind, van welke kant je ook komt.' 'Roger, Farao. Hoeveel passagiers en hoeveel vracht heb je voor me?' 'Negen passagiers van wie zes gewonden. De lading bestaat uit zesenveertig kisten. Ongeveer een halve ton.'

'Nauwelijks de moeite waard om helemaal naar jullie toe te komen, Farao.' 'Let op, Big Dolly. Er is nog een ander toestel in de lucht. Een Jet Rangerhelikopter. Kleur is groen-met-rood. Het is een vijandig toestel, maar onbewapend.'

'Roger, Farao. Ik neem vlak voor de landing contact op.' Nicholas liep terug naar de twee vrouwen en de gewonden. 'Het duurt niet lang meer,' zei hij opgewekt. Hij moest zijn stem verheffen om boven de explosies van de mortiergranaten en het snelvuur van de geweren uit te komen.

'We hebben nog net genoeg tijd voor een kopje thee,' zei hij. Hij duwde een paar twijgen tussen de kolen van het vuur van de vorige avond en viste het laatste theezakje uit zijn kleine rugzak met noodrantsoenen terwijl Sapper de door de rook zwartgeblakerde kampeerpot op het opflakkerende vuur zette.

Ze hadden nog maar één beker. 'Dames gaan voor,' zei Nicholas en hij overhandigde hem aan Royan. Ze nam een slok en verbrandde haar lippen. 'Lekker!' zei ze zuchtend. Toen hield ze haar hoofd schuin. 'Deze keer hoor ik beslist Big Dolly.'

Nicholas luisterde en knikte toen. 'Ik denk dat je gelijk hebt.' Hij stond op en liep naar de radio. 'Big Dolly. Je bent al te horen.' 'Ik land over vijf minuten, Farao.'

Vanaf de plaats waar hij stond, keek Nicholas uit over de lange landingsbaan. Meks mannen trokken zich terug. Ze bewogen zich snel als rook tussen de doornstruiken door en vuurden in de richting van de rivier. Nogo zette hen nu zwaar onder druk.

'Haast je, Jannie,' mompelde hij. Hij zette snel een ander gezicht op toen hij zich naar de twee vrouwen omkeerde. 'Volop tijd om jullie thee op te drinken. Gooi 'm niet weg.'

Het geronk van Big Dolly's motoren was nu luider dan het geweervuur. Toen kwam ze plotseling in zicht en ze vloog zo laag dat ze de toppen van de doornbomen leek te raken. Ze was enorm groot en haar vleugelwijdte overspande de hele breedte van de overwoekerde landingsbaan. Jannie landde helemaal aan het begin van de baan en het vliegtuig blies een lange rollende wolk stof achter zich op toen hij de motoren in de omkeerstand zette.

Big Dolly denderde langs het acaciabosje en Jannie zwaaide vanuit de hoge cockpit naar hen. Zodra hij genoeg snelheid was kwijtgeraakt, ging hij op de remmen staan en trok het roer om. Big Dolly draaide om haar lengteas en raasde terug over de landingsbaan naar hen toe terwijl de laadbrug nog voor ze hen had bereikt, begon te zakken.

Fred stond al in het open luik gereed en rende naar beneden om Sapper en Nicholas te helpen met het dragen van de gewonden op de brancards. Het duurde maar een paar minuten om hen de laadbrug op te dragen en daarna begonnen ze de munitiekisten in te laden. Zelfs Royan hielp mee en ze wankelde de laadbrug op met een van de lichtere kisten tegen haar borst geklemd.

Een mortiergranaat ontplofte honderdvijftig meter achter de Hercules en een halve minuut later ontplofte de volgende op een afstand van honderd meter.

'Ze zijn aan het inschieten,' gromde Nicholas terwijl hij onder beide armen een kist pakte en de laadbrug op rende.

'Ze hebben ons nu in het vizier!' schreeuwde Fred. 'We moeten hier weg. Laat de rest van de lading achter. Wegwezen! Vlug!' Er stonden nog maar vier kisten onder de uitgespreide takken van de acacia. Nicholas en Sapper negeerden zijn bevel en renden terug de laadbrug af. Ze pakten allebei onder elke arm een kist en renden terug. De laadbrug werd al opgehaald en Big Dolly's motoren brulden terwijl ze wegtaxiede. Ze gooiden de kisten over de achterklep en grepen de laadbrug vast om zich aan boord te hijsen. Nicholas was het eerst boven en hij stak zijn hand naar Sapper uit om hem omhoog te trekken.

Toen Nicholas omkeek, was Tessay een klein, eenzaam figuurtje onder de acacia's.

'Doe Mek de groeten en bedank hem van me,' brulde hij naar haar.

'Je weet hoe je ons kunt bereiken,' schreeuwde ze terug.

'Tot ziens, Tessay.' Royans stemgeluid ging verloren in het geraas van de grote motoren en het stof werd met zo'n kracht over Tessay heen geblazen dat ze haar gezicht met haar handen bedekte en zich afwendde. Voordat de hydraulische pompen de laadbrug met een sissend geluid sloten, vingen ze nog een laatste glimp van haar op.

Nicholas sloeg een arm om Royans schouders en leidde haar door het spelonkachtige ruim naar een van de klapstoelen bij de ingang van de cockpit. 'Maak je riemen vast!' beval hij en hij rende het trapje naar de cockpit op. 'Ik dacht dat je had besloten achter te blijven,' zei Jannie vriendelijk zonder van zijn controlepaneel op te kijken. 'Houd je vast! Daar gaan we.' Nicholas klemde zich aan de rugleuning van Jannies stoel vast terwijl Fred en Jannie samen de batterij gashendels helemaal naar voren duwden. Big Dolly kreeg steeds meer snelheid en daverde nu over de landingsbaan. Nicholas keek over Jannies schouder en zag aan het eind van de landingsbaan de vage omtrekken van mannen in camouflagepakken in de doornstruiken. Sommige van hen vuurden op het reusachtige vliegtuig terwijl het op hen af raasde.

'Die proppeschieters kunnen haar niet veel kwaad doen,' bromde Jannie. 'Big Dolly is een taaie, harde, oude dame.' Hij tilde haar van de grond. Ze schoten over de hoofden van de vijandelijke soldaten op de grond heen en Jannie richtte de neus van het vliegtuig omhoog om te kunnen klimmen. 'Welkom aan boord, mensen, en bedankt dat u met Africair vliegt. Volgende stopplaats is Malta,' teemde Jannie en toen schoot zijn stem scherp de hoogte in. 'O o! Waar komt die kleine pissebed opeens vandaan?' Recht vóór hen rees de Jet Ranger uit het dichte struikgewas langs de oever van de Nijl op. Door de hoek waaronder de helikopter steeg, kon de piloot de naderende Hercules niet zien en hij bleef recht in hun baan klimmen. 'We zitten maar op een hoogte van honderdzestig meter met een snelheid van honderdtien knopen,' schreeuwde Fred waarschuwend vanuit de rechterstoel tegen zijn vader. 'Te laag om uit te wijken.' De Jet Ranger was zo dichtbij dat Nicholas Toema Nogo duidelijk voor in de cockpit kon zien zitten. Zijn brilleglazen weerspiegelden het zonlicht als de ogen van een blinde en zijn gezicht verkrampte in een grimas van doodsangst toen hij de grote machine plotseling op hen af zag komen. Op het allerlaatste nippertje liet de piloot de helikopter wild opzij duiken om de neus van de naderende Hercules te ontwijken. Het leek onmogelijk de botsing te voorkomen, maar hij slaagde erin het lichte, manoeuvreerbare toestel over te laten hellen tot het bijna op zijn rug rolde. Het gleed onder de buik van de Hercules door en de mannen in de cockpit van Jannies vliegtuig voelden nauwelijks meer dan een lichte aanraking. De helikopter sloeg echter door de klap over de kop tot zijn neus recht naar de grond wees die maar honderddertig meter lager was.

Terwijl Big Dolly rustig verder vloog, spande de piloot van de Jet Ranger zich tot het uiterste in om zijn als een krankzinnige naar beneden duikende toestel onder controle te krijgen. Zeventig meter boven de grond werd de helikopter met de kracht van een lawine geraakt door de turbulentie die werd veroorzaakt door de enorme T56-A-15 turbomotoren van de Hercules die allebei 4900 PK hadden.

Als een dor blad in een herfststorm werd de helikopter over de kop tollend weggeblazen en toen hij de grond raakte, loeiden zijn motoren nog op volle kracht.

Door de klap verkreukelde de romp als een vel aluminiumfolie en Nogo was al dood voordat de benzinetanks explodeerden en de Jet Ranger door een laaiende vuurbal werd verzwolgen.

Zodra Jannie op veilige hoogte was gekomen, draaide hij Big Dolly in noordelijke richting en konden ze over de vleugel achterom kijken naar de landingsbaan van Roseires die achter hen snel kleiner werd. Er steeg een zuil van dichte, zwarte rook uit de brandende helikopter op die op de lichte westenwind wegdreef.

'Je zei toch dat ze bij de boeven hoorden?' vroeg Jannie. 'Dus beter zij dan wij!'

***

Toen Jannie Big Dolly eenmaal op een noordelijke koers had gebracht en ze laag over de open, verlaten Soedanese woestijn vlogen, ging Nicholas terug naar het ruim.

'Laten we de gewonden even een beetje comfortabeler neerleggen,' stelde hij voor. Sapper en Royan maakten hun veiligheidsriemen los en liepen met hem mee naar achteren naar de mannen, die nog steeds op de plek lagen waar hun brancards in de haast van het vertrek uit Roseires waren gedumpt. Na een poosje liet Nicholas het werk verder aan hen over en liep naar de kleine, goed bevoorrade pantry achter de cockpit. Hij opende een paar blikken soep en sneed flink wat sneden van de verse broden die hij in de koelkast vond. Toen het theewater kookte, pakte hij zijn kleine rugzak met de noodrantsoenen en haalde er het nylonetui uit dat zijn medicijnen en slaapmiddelen bevatte. Hij schudde uit een van de flesjes vijf witte tabletten in de palm van zijn hand. Hij stampte ze in de pantry fijn en roerde het poeder door twee van de bekers thee die hij inschonk. Royan was Engelse genoeg om nooit een beker warme thee af te slaan.

Nadat ze de gewonde mannen soep en beboterde toost hadden gegeven, nam Royan haar beker dankbaar van Nicholas aan. Terwijl zij en Sapper hun thee opdronken, liep Nicholas terug naar de cockpit en leunde over de rugleuning van Jannies stoel.

'Hoe lang doen we erover naar de Egyptische grens?' vroeg hij. 'Vier uur en twintig minuten,' antwoordde Jannie.

'Is er een manier om het Egyptische luchtruim te omzeilen?' wilde Nicholas weten.

Jannie draaide zich in zijn stoel om en staarde hem verbaasd aan. 'We zouden naar het westen kunnen draaien en over het land van Khadaffi vliegen. Natuurlijk zou dat zeven extra vlieguren betekenen en we zouden waarschijnlijk zonder brandstof komen te zitten en ergens in de Sahara een noodlanding moeten maken.' Hij keek Nicholas met een opgetrokken wenkbrauw aan. 'Vertel me eens, m'n jongen, hoe kom je op zo'n stomme vraag?' 'Ik wilde het gewoon eens weten,' zei Nicholas.

'Nou, dan weet je het nu,' zei Jannie. 'Vraag me zo iets stompzinnigs nooit meer.'

Nicholas sloeg hem op de schouder. 'Vergeet het maar.'

Toen hij in het ruim terugkwam, zaten Royan en Sapper op twee van de uitklapbare kooien die aan de wand vastgeschroefd waren. Royans lege beker stond voor haar voeten op de grond. Nicholas ging naast haar zitten en ze raakte de met bloed bevlekte pleister op zijn kin aan. 'Ik zal je wond eens even verzorgen.' Haar bedreven vingers voelden koel aan op zijn warme, ontstoken huid toen ze de hechtingen met een in alcohol gedrenkt watje schoonmaakte en een schone pleister op zijn kin plakte. Nicholas werd overmand door schuldgevoel terwijl ze met hem bezig was. Het was echter Sapper bij wie als eerste de effecten van de gedrogeerde thee merkbaar werden. Hij liet zich zachtjes achteroverzakken en sloot zijn ogen. Even later deed een zacht gesnurk zijn lippen trillen. Een paar minuten later zakte Royan slaperig tegen Nicholas' schouder aan. Toen ze vast in slaap was, legde hij haar voorzichtig achterover op de kooi, tilde haar voeten op het bed en spreidde een kleedje over haar uit. Ze bewoog zich zelfs niet en een ogenblik kwam het angstige vermoeden bij hem op dat de tabletten misschien te sterk waren geweest.

Toen kuste hij zachtjes haar voorhoofd. 'Hoe zou ik je ooit kunnen haten?' fluisterde hij. 'Wat je ook hebt gedaan.'

Hij liep het toilet binnen en sloot de deur. Hij had tijd genoeg. Het zou uren duren voordat Sapper en Royan wakker werden, en Jannie en Fred zaten in de cockpit over het instrumentenpaneel gebogen en luisterden tevreden naar Dolly Parton-tapes.

Toen hij eindelijk klaar was, keek hij op zijn horloge en zag dat het karwei hem bijna twee uur had gekost. Hij deed de bril naar beneden en waste zorgvuldig zijn handen. Daarna keek hij in het kleine hokje nog een keer nauwlettend rond en opende de deur.

Sapper en Royan lagen nog vast te slapen op de kooien. Hij liep door naar de cockpit en Fred schoof zijn koptelefoon naar beneden om zijn nek en grijnsde tegen hem.

'Dat Nijlwater is puur vergif. Je hebt wel een paar uur op de plee gezeten. Het verbaast me dat er nog iets van je over is.'

Nicholas negeerde het grapje en leunde over de rugleuning van Jannies stoel. 'Waar zijn we nu?'

Jannie prikte met een dikke wijsvinger op de kaart die op zijn vooruitstekende buik balanceerde. 'We zijn bijna veilig,' zei hij. 'Over een uur en twaalf minuten bereiken we de Egyptische grens.'

Nicholas bleef achter zijn stoel staan tot Jannie kreunde en de microfoon oppakte. 'Het is tijd om mijn act op te voeren.'

'Hallo, Aboe Simbel Verkeerstoren!' zei hij met het accent van de Golfstaten. 'Hier Zoeloe Whisky Uniform Five Zero Zero.' Het bleef stil bij de Egyptische verkeerstoren en Jannie bromde: 'De verkeersleider heeft waarschijnlijk een vrouwtje bij zich. Ik moet hem de tijd geven om zijn broek aan te trekken.'

De verkeerstoren van Aboe Simbel antwoordde bij de vijfde oproep en Jannie begon zijn beproefde act op te voeren waarbij hij zich in vloeiend Arabisch van de domme hield.

Na vijf minuten gaf Aboe Simbel hem toestemming in noordelijke richting door te vliegen met de instructie dat hij zich 'dwars van Assoean' weer moest melden.

Ze vlogen nog een uur rustig verder, maar Nicholas werd iedere minuut nerveuzer.

Zonder enige waarschuwing dook er plotseling in een zilverkleurige flits een straaljager voor hen op. Hij kwam van onder hen vandaan en vloog steil voor hun boeg langs. Jannie schreeuwde van verbazing en woede toen nog twee andere gevechtsvliegtuigen van onder hen vandaan schoten, zo dichtbij dat ze door de uitstoot van hun straalmotoren werden gebeukt. Ze herkenden allemaal het type vliegtuig. Het waren MiG21 'Fishbeds' met de kentekenen van de Egyptische luchtmacht. Ze waren uitgerust met air-to-air raketten die onder hun naar achteren gebogen vleugels dreigend in hun houders hingen.

'Ongeïdentificeerd vliegtuig!' schreeuwde Jannie in zijn microfoon. 'U dreigt ons te rammen! Geef uw zendercode door!'

Ze rekten allemaal hun nek en staarden omhoog door de plexiglaskap van de cockpit. Hoog boven hen zagen ze de drie MiG-straaljagers in formatie tegen de achtergrond van de blauwe Afrikaanse hemel rondcirkelen. 'ZWU 500 Hier Rode Leider van de luchtmacht van het Egyptische volk. Volg mijn bevelen op.'

Jannie keek met een treurige uitdrukking op zijn gezicht naar Nicholas om. 'Er is hier iets verkeerd gegaan. Hoe hebben ze ons in godsnaam in de peiling gekregen?'

'Je kunt maar beter doen wat de man zegt, pa,' adviseerde Fred op ongelukkige toon, 'anders schiet hij ons aan stukken.'

Jannie haalde hulpeloos zijn schouders op en zei toen droevig in zijn microfoon: 'Rode Leider. Hier ZWU 500. We werken mee. Zeg maar wat we moeten doen.'

'Uw nieuwe koers is 053. Volg die onmiddellijk!'

Jannie draaide Big Dolly naar het oosten en keek vervolgens op zijn kaart. 'Assoean!' zei hij neerslachtig. 'De Egyptenaren brengen ons naar Assoean. Dan kan ik de verkeerstoren van Assoean net zo goed melden dat we gewonden aan boord hebben.'

Nicholas liep terug naar Royan die nog steeds op haar kooi lag en schudde haar wakker. Ze was nog versuft door het slaapmiddel en liep wankel op haar benen naar het toilet. Maar toen ze tien minuten later naar buiten kwam, was haar haar gekamd en leek ze klaarwakker en volledig hersteld van het effect van het slaapmiddel dat hij door haar thee had gemengd.

***

Weer strekte de Nijl zich voor hen uit. Assoean dat op beide oevers was gebouwd, lag voorbij de eerste stroomversnelling en het stuwwater van de Hoge Dam. Kitchener's Eiland in het midden van de rivier leek op een groene vis.

Toen de stem van de militaire verkeersleider van het vliegveld van Assoean Jannie zijn orders gaf, maakte Big Dolly zich kalm en waardig gereed voor de rechtstreekse aanvliegroute naar de landingsbaan. De MiG-straaljagers die hen vanuit de woestijn hadden geëscorteerd, waren niet langer zichtbaar, maar hoog boven hen verried hun aanwezigheid zich door de korte radioboodschappen waarmee ze hun gevangene aan de vluchtleiding overdroegen.

Big Dolly zweefde over het hek en landde, en de stem van de verkeersleider beval: 'Neem de eerste taxibaan rechts.'

Jannie gehoorzaamde en toen hij de hoofdlandingsbaan verliet, zagen ze een klein voertuig met een bord op het dak waarop in het Engels en het Arabisch stond: 'volg mij'.

Het voertuig leidde hen naar een rij gecamoufleerde, betonnen hangars. Het in een kaki-overall geklede grondpersoneel dat ervoor stond, gaf hun met paddels aan waar ze moesten gaan staan. Zodra Jannie Big Dolly tot stilstand had gebracht, kwam er snel een rij van vier gepantserde halfrupsvoertuigen aan rijden die hen omsingelden en hun geschut op het vliegtuig richtten.

Jannie volgde de bevelen op die hem via de radio werden gegeven en zette de motoren uit en liet de laadbrug zakken. In de cockpit had niemand meer een woord gezegd sinds ze waren geland. Ze stonden met een ongelukkige uitdrukking op hun gezicht dicht bij elkaar en tuurden door de ramen van de cockpit.

Plotseling reed er een witte Cadillac met een escorte van gewapende motorrijders en gevolgd door een legerambulance en een drietons-transportwagen door het hek in de omheining en koerste recht op de laadbrug van de Hercules af. De chauffeur stapte uit, opende het portier en de inzittende stapte het late middagzonlicht in. Aan zijn waardige, beheerste houding viel duidelijk af te lezen dat hij iemand was die met gezag was bekleed. Hij droeg een licht tropenkostuum, witte schoenen, een panamahoed en een zonnebril. Ze wachtten met zijn vijven in het ruim op hem en toen hij de laadbrug op liep, werd hij gevolgd door twee secretarissen.

Hij zette zijn zonnebril af en stopte hem in zijn borstzak. Toen hij Royan herkende, glimlachte hij en lichtte zijn hoed even. 'Doctor Al Simma - Royan! Het is je gelukt. Gefeliciteerd.' Hij schudde haar hartelijk de hand en hield die vast toen hij Nicholas recht aankeek.

'U moet Sir Nicholas Quenton-Harper zijn. Ik heb er enorm naar uitgezien u te ontmoeten. Wil je ons aan elkaar voorstellen, Royan?' Royan meed Nicholas' beschuldigende, doordringende blik toen ze zei: 'Mag ik je Zijne Excellentie, Atalan Abou Sin, de Egyptische minister van Cultuur en Toerisme, voorstellen.'

'Natuurlijk mag je dat,' zei Nicholas op ijskoude toon. 'Wat een onverwacht genoegen, Excellentie.'

'Ik wil u graag namens de president en het Egyptische volk mijn dank betuigen omdat u deze kostbare relikwieën uit ons glorieuze verre verleden naar dit land heeft teruggebracht.' Met een breed armgebaar omvatte hij de stapel munitiekisten.

'Het was een kleine moeite,' zei Nicholas. 'Stelt u zich er vooral niet te veel van voor.' Maar zijn blik bleef strak op Royan gericht die haar gezicht half van hem afgewend hield.

'We stellen ons er juist heel veel van voor. We vinden dat u een fantastische prestatie hebt geleverd, Sir Nicholas.' Abou Sins glimlach was charmant en beminnelijk. 'We zijn ons ervan bewust dat u grote kosten heeft moeten maken en we willen niet dat u door uw buitengewoon edelmoedige gebaar in financiële moeilijkheden zult komen. Doctor Al Simma heeft me verteld dat de expeditie om deze schatten terug te halen u een kwart miljoen pond heeft gekost.' Hij haalde een envelop uit zijn binnenzak en overhandigde die aan Nicholas.

'Dit is een door de Centrale Bank van Egypte uitgeschreven cheque ten bedrage van tweehonderdvijftigduizend pond. Hij is niet intrekbaar en kan overal ter wereld geïnd worden.'

'Dat is heel edelmoedig van u, Excellentie.' Nicholas' stem was doordrenkt van ironie toen hij de envelop in zijn zak liet glijden. 'Ik neem aan dat dit een idee van doctor Al Simma was.'

'Natuurlijk,' zei Abou Sin stralend. 'Royan heeft de grootst mogelijke hoogachting voor u.'

'Is dat zo?' mompelde Nicholas terwijl hij nog steeds uitdrukkingsloos naar haar staarde.

'Het andere blijk van onze waardering was echter een idee van onze president zelf.' De minister knipte met zijn vingers en een van zijn secretarissen stapte naar voren met een met leer beklede medailledoos in zijn handen die hij opende voordat hij hem aan Abou Sin overhandigde. Op een bedje van rood fluweel lag een schitterende onderscheiding, een ster die met zaadparels en kleine dicht bij elkaar geplaatste diamanten was bezet. In het midden van de ster was een klimmende leeuw afgebeeld. Abou Sin pakte de ster uit de doos en liep naar Nicholas toe. 'De Orde van de Grote Leeuw van Egypte, Eersteklas,' zei hij terwijl hij het vuurrode lint over Nicholas' hoofd liet glijden. De ster hing in al haar pracht op Nicholas' vuile overhemd dat nog onder de vlekken zat van het zweet, het stof en de modder van de Nijl.

Toen stapte de minister opzij en gebaarde naar de kolonel die aan de voet van de laadbrug in de houding stond. Onmiddellijk snelden geüniformeerde mannen gedisciplineerd de laadbrug op. Het detachement soldaten had duidelijk zijn orders en ze pakten eerst de brancards met de gewonde Ethiopiërs op.

'Ik ben blij dat uw piloot zo verstandig is geweest via de radio door te geven dat u gewonden aan boord had. U kunt ervan verzekerd zijn dat ze de best mogelijke medische behandeling zullen krijgen,' beloofde Abou Sin terwijl ze naar de wachtende ambulance werden gedragen. Daarna kwamen de soldaten terug en begonnen de munitiekisten de laadbrug af te dragen. Ze werden keurig in de drietonner geladen en binnen tien minuten was Big Dolly's ruim kaal en leeg. Een dekzeil werd stevig voor de achterkant van de vrachtwagen gebonden; het escorte van zwaarbewapende motorrijders nam zijn positie eromheen in en vervolgens scheurde het kleine konvooi met gillende sirenes weg.

'Goed, Sir Nicholas.' Abou Sin stak zijn hand hoffelijk naar hem uit en Nicholas schudde hem berustend. 'Het spijt me dat ik u zo uit uw koers heb laten halen. Ik weet dat u uw reis graag wilt voortzetten, dus zal ik u niet langer ophouden. Kan ik nog iets voor u doen voordat u vertrekt? Hebt u voldoende brandstof?'

Nicholas keek Jannie aan die zijn schouders ophaalde. 'De voorraad is ruimschoots voldoende. Dank u.'

Abou Sin vervolgde: 'We zijn van plan een speciale vleugel aan het museum in Luxor te bouwen om deze artefacten van farao Mamose die u hebt teruggehaald in onder te brengen. Te zijner tijd zult u van president Moebarak een persoonlijke uitnodiging ontvangen om de opening ervan als eregast bij te wonen. Doctor Al Simma, die zoals u wel zult weten tot directeur van het Departement van Oudheden is benoemd, zal de leiding van het museum op zich nemen. Ik ben ervan overtuigd dat ze het heerlijk zal vinden bij die gelegenheid de stukken samen met u in ogenschouw te nemen.' Hij boog voor Sapper en de twee piloten.

'Ga met God,' zei hij en hij liep de laadbrug af. Royan wilde hem volgen, maar Nicholas riep zachtjes haar naam.

'Royan!' Ze verstijfde, draaide toen haar hoofd langzaam en onwillig om en keek hem voor het eerst sinds ze waren geland aan. 'Dit heb ik niet verdiend,' zei hij en toen realiseerde hij zich met een steek van emotie dat ze zachtjes huilde. Haar lippen trilden en de tranen liepen langzaam over haar wangen.

'Het spijt me, Nicky,' fluisterde ze, 'maar je moet hebben geweten dat ik geen dief ben. De schat behoort aan Egypte toe, niet aan ons.'

'Dus alles wat ik dacht dat er tussen ons bestond, was een leugen?' vroeg hij meedogenloos.

'Nee!' zei ze. 'Ik...' Ze zweeg abrupt en rende vervolgens de laadbrug af en het zonlicht in naar de limousine van de minister. De chauffeur hield het achterste portier al voor haar open en ze schoof, zonder nog om te kijken, op de plaats naast Abou Sin. De Cadillac startte en reed het hek door. 'Laten we maken dat we hier wegkomen, voordat die Egyptenaren van gedachte veranderen,' zei Jannie. 'Wat een geweldig idee,' zei Nicholas bitter.

***

Toen ze weer in de lucht waren, kregen ze van de verkeerstoren van Assoean toestemming rechtstreeks in noordelijke richting, naar de kust van de Middellandse Zee, door te vliegen. Jannie, Fred, Sapper en Nicholas bleven in de cockpit zitten en keken naar de lange, groene slang van de Nijl die langs hun rechtervleugelpunt leek te kruipen.

Ze spraken heel weinig tijdens het laatste deel van de vlucht. Alleen Jannie zei op een bepaald moment: 'Dus ik veronderstel dat ik naar mijn geld kan fluiten?'

'Ik ben niet echt voor het geld meegegaan,' zei Sapper, 'maar het zou leuk zijn geweest als ik betaald was. Er moet toch brood op de plank komen.' 'Wil iemand een kopje thee?' vroeg Nicholas alsof hij hen niet had gehoord. 'Lekker,' zei Jannie. 'Ik had liever die zestig rooien gekregen die je me schuldig bent, maar ik sla het niet af.'

Ze vlogen over het slagveld van El Alamein en zelfs op een hoogte van zesduizend meter konden ze de twee monumenten zien die voor de geallieerde en Duitse gevallenen waren opgericht. Daarna strekte alleen de blauwe zee zich voor hen uit.

Nicholas wachtte tot de Egyptische kust achter hen uit het zicht verdween en slaakte toen een lange, diepe zucht.

'Jullie hebben ook weinig vertrouwen in me,' zei hij beschuldigend. 'Heb ik jullie ooit teleurgesteld? Jullie krijgen volledig betaald.' Ze staarden hem lang en doordringend aan en toen bracht Jannie hun twijfel onder woorden. 'Hoe?' vroeg hij.

'Help me eens even, Sapper,' zei Nicholas en hij liep het trapje af. Jannie kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en liet het vliegen verder aan Fred over. Hij volgde de twee Engelsen naar het toilet in de cabine. Sapper en Jannie keken vanuit de deuropening toe terwijl Nicholas het grote Zwitserse legermes uit zijn zak haalde en het deksel en de bril van het chemische toilet optilde. Jannie grijnsde toen Nicholas de schroeven los begon te draaien die het verborgen paneel op zijn plaats hielden. Big Dolly was een smokkelaarsvliegtuig en deze kleine aanpassingen bewezen hoeveel moeite Jannie en Fred zich hadden getroost om haar voor die rol geschikt te maken.

Een aantal van deze bergplaatsen was geraffineerd in de ombouw van de motoren en andere delen van de romp ingebouwd. Toen ze uit Libië waren teruggevlogen, waren de Hannibal-bronzen in het geheime compartiment achter dit paneel verborgen geweest. Doordat het paneel achter in het toilet was aangebracht, was het heel onwaarschijnlijk dat een volgeling van de islam zo'n onreine plaats zou willen onderzoeken. 'Dus daarom zat je hier zo lang,' zei Jannie lachend toen Nicholas het paneel wegtrok.

Zijn grijns vervaagde toen Nicholas zijn hand in de vrijgekomen ruimte stak en er voorzichtig een opmerkelijk voorwerp uit haalde. 'Mijn God, wat is dat?'

'De blauwe oorlogskroon van het oude Egypte,' zei Nicholas. Hij overhandigde hem aan Sapper. 'Leg hem maar in de kooi, maar doe voorzichtig.' Hij stak zijn hand weer in het compartiment. 'En dit is de Nemes-kroon.' Hij overhandigde hem aan Jannie.

'En dit is de rood-met-witte kroon van de twee koninkrijken en hier hebben we het dodenmasker van farao Mamose. En, last but not least, de oesjabti van de schrijver Taita.'

Toen alle relikwieën in de uitklapbare kooi lagen, gingen ze eromheen staan en staarden er eerbiedig naar.

'Ik heb je geholpen stenen friezen en bronzen beeldjes op te halen,' zei Jannie zacht. 'Maar nog nooit iets zoals dit.'

Sapper schudde zijn hoofd. 'Maar wat zat er dan in die munitiekisten die de Egyptenaren in Assoean hebben uitgeladen?' vroeg hij. 'Vijf viereneenhalve literflessen met chemicaliën voor het toilet,' zei Nicholas, 'plus zes reservezuurstofcilinders om het gewicht aan te vullen.' 'Je hebt ze verwisseld,' zei Sapper stralend. 'Maar hoe wist je dat Royan ons zou belazeren?'

'Ze had gelijk toen ze zei dat ik moest hebben geweten dat ze geen dief was. Deze onderneming paste helemaal niet bij haar karakter. Ze is' - hij zocht naar de juiste woorden'- veel te oprecht en eerlijk. In tegenstelling tot het gezelschap dat hier aanwezig is.'

'Bedankt voor het compliment,' zei Jannie droog, 'maar ze moet je toch meer reden hebben gegeven om je wantrouwen te wekken.' 'Ja, natuurlijk,' antwoordde Nicholas. 'Ik kreeg voor het eerst echt argwaan toen we de eerste keer uit Ethiopië terugkwamen en ze onmiddellijk naar Cairo vertrok. Ik vermoedde toen al dat ze iets in haar schild voerde. Maar ik wist het pas absoluut zeker toen ik erachter kwam dat ze via Tessay een boodschap aan de Egyptische ambassade in Ethiopië had doorgegeven. Het was toen duidelijk dat ze hen ervan op de hoogte had gesteld wanneer precies we zouden terugvliegen.'

'De doortrapte teef,' zei Jannie met een bulderende lach.

'Let op je woorden,' zei Nicholas stijfjes. 'Ze is een fatsoenlijke, eerlijke, vaderlandslievende jonge vrouw met een warm hart en...'

'Nou, nou!' Jannie knipoogde tegen Sapper. 'Neem me vooral niet kwalijk dat ik me even liet gaan.'

***

Slechts twee van de grote Egyptische kronen waren op de notenhouten vergadertafel uitgestald. Nicholas had ze op het hoofd gezet van twee echte Romeinse bustes die hij had geleend van een handelaar met wie hij hier in Zürich regelmatig zaken deed. Hij had de jaloezieën van de ramen op de negende verdieping van het gebouw van Bank Leu in de Bahnhofstrasse dichtgetrokken en de verlichting zo ingesteld dat de kronen zo gunstig mogelijk uitkwamen. Hij had de vergaderruimte voor deze gelegenheid van de bank gehuurd.

Terwijl hij in zijn eentje wachtte tot zijn gast zou arriveren, controleerde hij zijn voorbereidingen en constateerde dat er niets op aan te merken viel. Hij liep naar de manshoge spiegel aan de muur en trok de strik van zijn oude Sandhurst-das aan. De hechtingen waren uit zijn kin verwijderd. Mek Nimmoer had uitstekend werk gedaan en er was een keurig, recht litteken achtergebleven. Zijn kostuum was door zijn kleermaker in Savile Row gemaakt, dus het was een stemmige krijtstreep en vaak genoeg gedragen om net de juiste mate van nonchalante slobberigheid te hebben. De handgemaakte schoenen van Lobb in St. James's Street waren het enige glimmende onderdeel van zijn kleding. De intercom zoemde zacht en Nicholas nam op.

'Er is een zekere meneer Walsh voor u, Sir Nicholas,' zei de receptioniste achter de balie in de hal beneden.

'Vraagt u hem alstublieft of hij naar boven wil komen.' Nicholas opende de deur onmiddellijk nadat er gebeld was en Walsh keek hem vanaf de drempel dreigend aan.

'Ik hoop dat u mijn tijd niet verspilt, Harper. Ik ben hiervoor helemaal uit Fort Worth gekomen.' Het was nog maar dertig uur geleden dat Nicholas hem op zijn ranch in Texas had gebeld. Walsh moest bijna onmiddellijk in zijn privévliegtuig zijn gesprongen, anders had hij hier niet zo snel kunnen zijn. 'Niet Harper. Quenton-Harper,' zei Nicholas. 'Goed, goed, Quenton-Harper. Maar nu geen gelul meer,' zei Walsh boos. 'Wat hebt u voor me?'

'Ik ben ook heel blij u weer eens te zien, meneer Walsh.' Nicholas stapte opzij. 'Komt u binnen.'

Walsh beende de kamer in. Hij was lang, had gebogen schouders en uitgezakte, gerimpelde wangen en een haakneus. Met zijn achter zijn rug gevouwen handen leek hij op een buizerd die op de paal van een hek zit. Het tijdschrift Forbes had zijn privévermogen op 1,7 miljard dollar geschat. Twee mannen volgden hem de kamer in en Nicholas herkende hen allebei. De wereld waarin oudheden werden verhandeld was klein en incestueus. De ene was professor in de oude geschiedenis aan de universiteit van Dallas. Walsh had het geld voor de leerstoel gefourneerd. De andere was een van de meest gerespecteerde en deskundige antiquairs van de Verenigde Staten. Walsh bleef zo abrupt staan dat ze allebei van achteren tegen hem aan botsten, maar hij leek het niet te merken.

'Potverdomme!' zei hij zacht en er verscheen een fanatieke gloed in zijn ogen. 'Zijn dat vervalsingen?'

'Het zijn evenmin vervalsingen als de Hannibal-bronzen en het Hammoerabi bas-reliëf dat u van me hebt gekocht,' zei Nicholas. Walsh liep naar de stukken toe alsof ze de communieschaal van de kathedraal waren en hijzelf de aartsbisschop.

'Dan moeten ze pas ontdekt zijn,' fluisterde hij. 'Anders zou ik ervan geweten hebben.'

'Ze komen zo uit de grond,' bevestigde Nicholas. 'U bent de eerste die ze te zien krijgt.'

'Mamose!' Walsh las de cartouche op de uraeus van de Nemes-kroon. 'Dus de geruchten zijn waar. U hebt inderdaad een nieuwe tombe geopend.' 'Als je een tombe van bijna vierduizend jaar oud nieuw kunt noemen.' Walsh en zijn adviseurs verzamelden zich bleek en sprakeloos door de schok om de tafel.

'Laat ons alleen, Harper,' zei Walsh. 'Ik roep u wel wanneer ik met u verder wil praten.'

'Sir Nicholas,' zei hij tegen de Amerikaan. Hij wist dat hij nu sterk stond. 'Wilt u ons alstublieft alleen laten, Sir Nicholas?' smeekte Walsh. Een uur later slenterde Nicholas de vergaderruimte weer binnen. De drie mannen zaten om de tafel alsof ze het niet zouden kunnen verdragen van de twee grote kronen te worden gescheiden. Walsh knikte naar zijn adviseurs en ze stonden op en liepen gehoorzaam, maar onwillig achter elkaar de kamer uit. Zodra de deur gesloten was, vroeg Walsh bruusk: 'Hoeveel?' 'Vijftien miljoen dollar,' antwoordde Nicholas. 'Dat is dus zeveneneenhalf miljoen per stuk.' 'Nee, dat is vijftien miljoen per stuk. Dertig miljoen voor allebei.' Walsh kromp in zijn stoel in elkaar. 'Ben je soms niet goed bij je hoofd?' 'Er zijn mensen die dat denken,' zei Nicholas glimlachend. 'Laten we het verschil delen,' zei Walsh. 'Tweeëntwintigeneenhalf.' Nicholas schudde zijn hoofd. 'Daar valt niet over te praten.' 'Wees redelijk, Harper!'

'Redelijkheid is nooit een van mijn deugden geweest. Het spijt me.' Walsh stond op. 'Het spijt mij ook. Misschien tot een volgende keer, Harper.'

Hij vouwde zijn handen op zijn rug en liep met grote passen naar de deur.

Toen hij hem opende, riep Nicholas hem na.

'Meneer Walsh!'

Hij draaide zich gretig om. 'Ja?'

'De volgende keer mag u me Nicholas noemen en dan noem ik u Peter, als oude vrienden.'

'Is dat alles wat u te zeggen hebt?'

'Natuurlijk. Wat valt er verder nog te zeggen?' Nicholas keek verbaasd. 'Krijg ook het lazarus,' zei Walsh. Hij kwam terug naar de tafel en liet zich op zijn stoel ploffen. 'Krijg toch het leplazarus.' Hij zuchtte, tuitte zijn lippen en vroeg toen: 'Hoe wilt u het hebben?' 'lWe bankcheques. Allebei voor vijftien miljoen.' Walsh pakte de hoorn van de intercom op. 'Wilt u vragen of monsieur Montfleuri, uw hoofdaccountant, naar boven wil komen,' zei hij op terneergeslagen toon.

***

Nicholas zat aan zijn bureau in zijn studeerkamer in Quenton Park. Hij staarde naar het paneelwerk dat de muur tegenover hem bedekte. Het paneelwerk was oorspronkelijk afkomstig uit een van de kloosters die in 1536 door Henry VIII waren ontbonden en hoewel het al bijna honderd jaar geleden door zijn grootvader was gekocht, had Nicholas het pas onlangs in zijn studeerkamer laten installeren. Hij stak zijn hand onder het bureau en drukte op de verborgen knop van de elektronische besturing. Een deel van de panelen gleed soepel en geruisloos opzij zodat de kast van gewapend glas werd onthuld die in de muur erachter was ingebouwd. Tegelijkertijd gingen de spotlights in het plafond automatisch aan en hun lichtstralen vielen op de inhoud van de kast. De spotlights waren zo geplaatst dat hun licht niet op het glas van de kast weerspiegelde en ze de dubbele kroon en het dodenmasker van Mamose in hun volle glorie deden uitkomen. Hij schonk whisky in een kristallen glas en terwijl hij ervan nipte, genoot hij van het bezit van deze artefacten. Maar na een poosje maakte zich een gevoel van gemis van hem meester. Hij pakte de oesjabti van Taita die vóór hem op het bureau stond op en praatte ertegen alsof hij tegen de afgebeelde persoon zelf sprak. 'Jij wist wat echte eenzaamheid betekent, hè?' vroeg hij zacht. 'Je wist hoe het was om van iemand te houden die je nooit zou kunnen krijgen.' Hij zette het beeldje neer, pakte de telefoon en draaide een internationaal nummer. De telefoon ging drie keer over voordat er werd opgenomen en een mannenstem in het Arabisch zei: 'Met het kantoor van de Directeur van het Departement van Oudheden. Waarmee kan ik u van dienst zijn?'

'Kan ik doctor Al Simma spreken?' vroeg hij, eveneens in het Arabisch. 'Een ogenblikje. Ik verbind u door.' 'Doctor Al Simma.' Er liep een huivering over zijn rug. 'Royan,' zei hij en hij merkte aan de lange stilte die volgde dat ze hevig geschrokken was.

'Jij!' fluisterde ze. 'Ik had niet gedacht dat ik ooit nog iets van je zou horen.' 'Ik belde even om je met je benoeming te feliciteren.' 'Je hebt me bedrogen,' zei ze. 'Je hebt de inhoud van drie kisten verwisseld.' 'Zoals een wijze man eens heeft gezegd, vrienden zijn het gemakkelijkst te bedriegen - ze verwachten het niet. Jij zou toch zeker moeten inzien dat dat een waar woord is, Royan.'

'Je hebt ze natuurlijk verkocht. Ik heb gehoord dat Peter Walsh er twintig miljoen voor heeft betaald.'

'Dertig miljoen,' corrigeerde Nicholas haar. 'Maar alleen voor de blauwe en de Nemes-kroon. Op dit moment staan de rood-met-witte kroon en het dodenmasker voor me.'

'Dus nu kun je de verliezen dekken die je bij Lloyd's hebt geleden. Dat moet een grote opluchting voor je zijn.'

'Je zult het niet geloven, maar het Lloyd's syndicaat waarbij ik een "name" ben, heeft veel betere resultaten geboekt dan werd verwacht. Ik bleek uiteindelijk toch niet platzak te zijn.'

'Zoals mijn moeder zou zeggen: "Wat een opsteker voor je."' 'De helft ervan is al naar Mek Nimmoer en Tessay gegaan.' 'Dat is dan in ieder geval goed besteed.' Haar stem sidderde van vijandigheid. 'Belde je alleen om me dat te vertellen?'

'Nee. Er is nog iets anders wat je misschien leuk zult vinden. Je favoriete schrijver, Wilbur Smith, heeft erin toegestemd het verhaal van onze ontdekking van de tombe te schrijven. Hij gaat het boek Het koningsgraf noemen. Het komt begin volgend jaar uit. Ik stuur je wel een getekend exemplaar op.' 'Ik hoop dat hij zich deze keer aan de feiten houdt,' zei ze droogjes. Ze zwegen allebei een tijdje tot Royan de stilte verbrak. 'Ik heb stapels werk voor me liggen. Als je verder niets te zeggen hebt...' 'Dat heb ik eigenlijk wel.' 'Ja?'

'Ik zou graag willen dat je met me trouwt.'

Hij hoorde dat ze haar adem scherp naar binnen zoog en na een lange stilte vroeg ze: 'Waarom zou je zo iets vreemds willen?'

'Omdat ik ben gaan beseffen hoeveel ik van je hou.'

Ze zweeg weer en toen zei ze met een klein stemmetje: 'Goed.'

'Hoe bedoel je "goed".'

'Ik bedoel goed. Ik wil met je trouwen.'

'Waarom stem je in zo iets vreemds toe?' vroeg hij.

'Omdat ik ben gaan beseffen dat ik, ondanks alles, ook veel van jou houd.'

'Er vertrekt vanmiddag om halfzes een vlucht van Air Egypt. Als ik als een gek rijd, haal ik die misschien nog net. Maar ik kom dan wel erg laat in Cairo aan.'

'Ik wacht op het vliegveld op je, hoe laat het ook wordt.'

'Ik kom eraan.' Nicholas legde de hoorn op de haak en liep naar de deur, maar plotseling draaide hij zich om en pakte de oesjabti van Taita van het bureau.

'Kom mee, ouwe schurk. Je gaat naar huis, als huwelijkscadeau.'