Georgina had haar huisarts in York gebeld om een afspraak te maken om de hechtingen uit Royans arm te laten halen. Ze vertrokken na het ontbijt naar Brandsbury. Georgina reed en Magie zat tussen hen in. Toen ze de dorpsstraat in draaiden, zag Royan een grote MAN-vrachtwagen die vlak bij het postkantoor geparkeerd stond, maar ze besteedde er verder geen aandacht aan.

Toen ze eenmaal buiten het dorp waren, merkten ze dat er dichte mistflarden hingen die het zicht op sommige plaatsen tot dertig meter beperkten, maar Georgina deed geen concessies aan de weersomstandigheden en liet de landrover ratelend en piepend op topsnelheid rijden. Gelukkig, dacht Royan dankbaar, lag die niet veel hoger dan negentig kilometer per uur. Ze keek over haar schouder om te controleren of er verkeer achter hen reed en zag dat de MAN-vrachtwagen hen volgde. Alleen de cabine die boven de zee van laaghangende mist uitstak als de commandotoren van een onderzeeër was zichtbaar. Terwijl ze ernaar keek, doemde er een mistbank op die de vrachtwagen verzwolg. Ze draaide zich om en luisterde naar haar moeder.

'Deze regering is een stelletje incompetente oelewappers.' Georgina kneep haar ogen halfdicht tegen de rook van haar sigaret die tussen haar lippen bungelde. Ze reed met één hand en streelde met de andere Magics zijdezachte, afhangende oor. 'Het kan me niet schelen dat ministers zich helemaal suf neuken, maar als ze aan mijn pensioen beginnen te knabbelen, word ik wél kwaad.' Haar moeders pensioen van de buitenlandse dienst was haar enige bron van inkomsten en het was niet veel. 'Zeg nou eens eerlijk, mama, je wilt toch niet echt een Labour-regering?' plaagde Royan haar. Haar moeder was altijd een Conservatief in hart en nieren geweest.

Georgina was even van haar stuk gebracht en omzeilde vervolgens de keus. 'Ik zeg alleen, geef ons Maggie terug.'

Royan draaide zich een stukje om en keek weer door de vuile achterruit. De vrachtwagen reed nog steeds achter hen en doemde op uit de mist en het spoor van blauwe uitlaatgassen dat Georgina achterliet als de condensatiestreep van een straalvliegtuig. Tot nu toe was de vrachtwagen rustig achter hen blijven rijden, maar nu verhoogde hij plotseling zijn snelheid. 'Ik geloof dat hij je wil passeren,' zei Royan goedmoedig. 'Iedereen wil me passeren,' zei Georgina klaaglijk. 'Dat is mijn hele leven al zo.' Ze bleef koppig in het midden van de weg rijden. Royan keek weer om en zag dat de vrachtwagen nog dichterbij was gekomen. Hij blokkeerde het uitzicht door de achterruit volledig. De chauffeur ontkoppelde en het geluid van de gigantische motor zwol dreigend aan. 'Je kunt maar beter opzij gaan. Ik geloof dat het hem menens is.' 'Laat hem maar wachten,' bromde Georgina met de sigaret tussen haar lippen geklemd. 'Geduld is een schone zaak. Ik kan hem hier trouwens niet laten passeren. Er is een smalle stenen brug vóór ons. Ik ken deze weg als mijn broekzak.'

Op dat moment claxonneerde de vrachtwagenchauffeur van zo dichtbij dat het oorverdovend was. Magie sprong op de achterbank en blafte verontwaardigd.

'Stomme klootzak,' schold Georgina fel. 'Wat denkt hij wel dat hij aan het doen is? Noteer zijn kenteken. Ik ga hem bij de politie van York aangeven.' 'Zijn kentekenplaat zit onder de modder. Ik kan het nummer niet lezen, maar het ziet eruit als een kenteken van het continent. Ik denk dat het een Duitser is.'

Alsof de chauffeur Georgina had horen protesteren, vertraagde hij zijn snelheid en liet zich terugzakken tot er een gat van ongeveer twintig meter tussen de beide voertuigen was gevallen. Royan had zich helemaal omgedraaid om naar hem te kijken.

'Zo is het beter,' zei Georgina zelfvoldaan. 'Die vervloekte Hun leert een beetje manieren.' Ze tuurde door de mist voor zich uit. 'Daar is de brug...'

Royan kon nu voor het eerst in de cabine van de vrachtwagen kijken. De chauffeur droeg een donkerblauwe, wollen bivakmuts die alleen zijn ogen en neus vrijliet. Het gaf hem iets boosaardigs en sinisters. 'Kijk uit!' schreeuwde Royan plotseling. 'Hij komt recht op ons af!' Het geluid van de motor van de grote vrachtwagen zwol aan tot een gebrul dat hen als een vloedgolf overspoelde. Een ogenblik zag Royan niets anders dan glinsterend staal en toen ramde de voorkant van de vrachtwagen hen van achteren.

Door de kracht van de botsing werd ze naar achteren half over de rug van haar stoel geslingerd. Ze hees zich overeind en zag dat de vrachtwagen hen had opgepakt als een vos die een vogel in zijn bek neemt. Hij voerde de landrover mee op de stalen koevanger die de glanzende, verchroomde radiator beschermde.

Georgina probeerde met al haar kracht de macht over het stuur te behouden, maar het was vergeefse moeite. 'Ik houd het niet. De brug! Probeer eruit te...'

Royan drukte de gesp van haar veiligheidsriem open en stak haar hand uit naar de hendel van het portier. De stenen muren van de brug naderden met angstaanjagende snelheid. De landrover zwenkte volkomen onbestuurbaar over de weg.

Het portier schoot open, maar voordat ze het helemaal kon openduwen werd de landrover tegen de massieve stenen pilaren geslingerd die langs de oprit van de brug stonden.

De twee vrouwen gilden in koor toen de auto ineengedrukt werd en ze door de klap naar voren werden geworpen. De voorruit werd verbrijzeld toen ze van de stenen pilaren terugkaatsten en de landrover sloeg over de kop toen hij de oever op schoot en naar beneden rolde.

Royan werd door het open portier uit de auto geslingerd. De schuin aflopende oever brak haar val, maar de lucht werd uit haar longen geperst. Ze rolde stuiterend van de helling en viel toen in het ijskoude water van de rivier die onder de brug door stroomde.

Vlak voordat ze kopje-onder ging, keek ze omhoog naar de lucht en de brug. Ze ving nog een glimp van de vrachtwagen op voordat hij wegscheurde. Hij had twee opleggers op sleeptouw. De hoge carrosserie van de opleggers kwam boven de vangrail van de brug uit.

De beide opleggers waren bedekt met een zwaar, groen nylondekzeil dat met touwen aan de haken op de carrosserie was bevestigd. Ze zag vluchtig een groot rood handelsmerk en de naam van het bedrijf die op de zijkant van de dichtstbijzijnde oplegger waren geschilderd, maar voordat ze de naam in haar geheugen kon vastzetten, zakte ze onder het wateroppervlak weg en door de kou en de harde val kwam ze onmiddellijk in ademnood. Ze worstelde zich naar het oppervlak en zag dat ze door de stroming een eindje was meegevoerd. Belemmerd door haar doorweekte kleding ploeterde ze naar de oever en hees zich aan een boomtak uit het water. Ze knielde in de modder, hoestte het water op dat ze had binnengekregen en probeerde vast te stellen of ze bij de botsing verwondingen had opgelopen. Ze vergat echter haar eigen ellende onmiddellijk toen ze haar moeder vanuit de richting van het gekantelde wrak van de landrover van pijn hoorde jammeren en kreunen.

Overmand door bezorgdheid klauwde ze als een razende in de grond en hees zich overeind. Ze liep wankelend door het natte, bevroren gras naar de landrover die ondersteboven aan de voet van de oever lag. De carrosserie was in elkaar gedrukt en opengereten, en op de plaatsen waar de donkergroene verf was weggeschraapt, was het glimmende zilverkleurige ijzer zichtbaar. De motor was afgeslagen en de voorwielen draaiden nog steeds doelloos rond toen ze het wrak bereikte.

'Mama! Waar ben je?' riep ze. Het afschuwelijke gejammer bleef doorgaan. Ze steunde op de metalen carrosserie om zich in evenwicht te houden toen ze zich in de richting van het geluid sleepte, doodsbang voor wat ze zou aantreffen.

Georgina zat op de natte grond met haar rug tegen de zijkant van de auto. Haar benen waren recht voor haar uitgestrekt. Het linkerbeen was zo verdraaid dat de teen van haar gelaarsde voet in een onnatuurlijke hoek naar beneden in de modder was gedrukt. Het been was kennelijk in het kniegewricht of er heel dichtbij gebroken.

Maar dit was niet de reden waarom Georgina zo jammerde. Ze had Magie op haar schoot en zat in een houding van tomeloos verdriet over hem heen gebogen terwijl ze ongecontroleerde, jammerende geluiden uitstootte die diep uit haar binnenste leken op te borrelen. De borst van de spaniël was tussen het metaal en de aarde verpletterd. Zijn tong hing in een laatste grijns uit zijn mondhoek en Georgina veegde met haar sjaal het bloed weg dat gestaag van het roze puntje ervan druppelde.

Royan liet zich naast haar moeder op de grond zakken en sloeg een arm om haar schouders. Ze had haar moeder nog nooit eerder zien huilen. Ze drukte haar hard tegen zich aan en probeerde door pure lichaamskracht het gejammer te laten ophouden, maar het bleef maar doorgaan. Hoe lang ze daar samen zo hadden gezeten wist ze niet, maar ten slotte kwam ze door de aanblik van het gewonde been van haar moeder en door de ontwakende angst dat de chauffeur zou terugkomen om de boel af te maken, in beweging. Ze kroop de oever op en liep wankelend op haar benen naar het midden van de weg om de eerste de beste auto aan te houden.

***

Pas toen Royan twee uur na het tijdstip waarop ze hadden afgesproken nog niet was verschenen, begon Nicholas zich echt zorgen te maken en hij belde de politie in York. Gelukkig was zijn aandacht op het nummerbord van de landrover gevallen en omdat het kenteken bestond uit de initialen van zijn moeder gecombineerd met het ongeluksgetal dertien had hij het gemakkelijk kunnen onthouden.

Hij moest even wachten terwijl de agente het nummer op de computer natrok. 'Het spijt me dat ik u moet vertellen dat de landrover vanmorgen bij een ongeluk betrokken is geweest, meneer.' 'Wat is er met de chauffeuse gebeurd?' vroeg Nicholas bruusk. 'De chauffeuse en een passagier zijn naar het York Minster Hospital gebracht.'

'Hoe is het met hen?'

'Het spijt me, meneer. Over die informatie beschik ik niet.'

Het duurde veertig minuten voordat Nicholas het ziekenhuis bereikt had en bijna net zo lang voor hij Royan had opgespoord.

Ze zat in de vrouwenzaal naast het bed van haar moeder die nog niet uit de narcose was bijgekomen.

Ze keek op toen Nicholas naast haar kwam staan. 'Is alles in orde met je? Wat is er in godsnaam gebeurd?'

'Mijn moeder - haar been is op enkele plaatsen gebroken. De chirurg moest een pin in haar dijbeen zetten.' 'Hoe is het met jou?'

'Een paar blauwe plekken en schrammen. Niets ernstigs.' 'Hoe is het gebeurd?'

'Een vrachtwagen - hij heeft ons van de weg gedrukt.'

'Toch niet opzettelijk?' Nicholas voelde zijn hart ineenkrimpen toen hij aan een andere vrachtwagen op een andere weg dacht.

'Ik denk het wel. De chauffeur droeg een masker, een bivakmuts. Hij ramde ons van achteren. Het moet opzettelijk zijn geweest.' 'Heb je dat de politie verteld?'

Ze knikte. 'Kennelijk was de vrachtwagen vanmorgen gestolen, lang voor het ongeluk. De chauffeur die aangifte heeft gedaan, zat op dat moment in een van die cafeetjes langs de weg. Het is een Duitser; hij spreekt geen Engels.'

'Dat is de derde keer dat ze hebben geprobeerd je te vermoorden,' zei Nicholas grimmig. 'Ik ga er nu wat aan doen.'

Hij liep naar de wachtkamer en belde van daaruit. Het hoofd van de politie in het graafschap was een goede vriend van hem, evenals de directeur van het ziekenhuis. Toen hij terugkwam, was Georgina uit de narcose ontwaakt. Hoewel ze nog een beetje suf was, voelde ze zich redelijk goed toen ze haar in een rolstoel naar de privé-kamer reden die Nicholas voor haar had geregeld. De orthopedisch chirurg kwam een paar minuten later binnen.

'Hallo, Nick. Wat doe jij hier?' zei hij. Het verbaasde Royan hoeveel mensen hij kende.

Toen richtte de chirurg zijn aandacht op Georgina. 'Hoe voelt u zich? U hebt een mooie gecompliceerde breuk opgelopen. Het lijkt vanbinnen wel confetti. Het is ons gelukt alles weer aan elkaar te zetten, maar u zult toch minstens een dag of tien bij ons moeten blijven.'

'Zo, jongedame,' zei Nicholas tegen Royan toen ze de slapende Georgina alleen lieten. 'Wat is er nog meer voor nodig om je te overtuigen? Mijn huishoudster heeft in het huis een kamer voor je in orde gemaakt. Ik laat je niet meer alleen rondlopen. Anders hebben ze de volgende keer dat ze proberen je van kant te maken, misschien meer succes.'

Ze was nog steeds te geschokt en te zeer overstuur om zich te verzetten en ze stapte gehoorzaam voor in de Range Rover. Ze liet zich eerst naar de dokter brengen om haar hechtingen te laten verwijderen en daarna reden ze naar Quenton Park. Zodra ze er aankwamen, stuurde hij haar naar boven, naar haar slaapkamer.

'De kokkin laat het avondeten wel boven brengen. Vergeet niet de slaappil in te nemen die de dokter je heeft gegeven. Als je de sleutel aan mevrouw Street geeft, zal iemand je spullen in Brandsbury ophalen. Mijn huishoudster heeft in je kamer al nachtgoed en een tandenborstel voor je klaargelegd. Ik wil vóór morgenochtend niets meer van je horen.' Het was prettig dat hij zich zo over haar ontfermde. Voor het eerst sinds die verschrikkelijke nacht in de oase voelde ze zich veilig. Toch bevestigde ze nog met één gebaar haar onafhankelijkheid; ze spoelde het slaaptablet door het toilet.

Op haar kussen lag een enkellange nachtjapon van zuivere zijde die bij de polsen en de hals was afgezet met het fijnste Cambrai-kant. Ze had nog nooit zo'n luxekledingstuk gedragen en het voelde sensueel aan op haar huid. Ze besefte dat het van zijn vrouw moest zijn geweest, en die wetenschap wekte gemengde gevoelens bij haar. Ze stapte in het hemelbed en hoewel ze in een onbekende omgeving alleen op die enorme, te zachte matras lag, viel ze snel in slaap.

***

De volgende ochtend werd ze gewekt door een jong dienstmeisje dat The Times en een pot Earl Grey-thee voor haar had meegebracht. Ze ging weg en kwam even later terug met Royans reistas. 'Sir Nicholas zou graag om halfnegen met u ontbijten in de eetzaal.' Toen ze onder de douche stond, inspecteerde Royan haar naakte lichaam in de manshoge spiegel die een hele muur van de badkamer bedekte. Afgezien van de steekwond in haar arm die nog steeds blauw verkleurd en maar gedeeltelijk genezen was, had ze aan het auto-ongeluk alleen een paar donkerblauwe plekken overgehouden; een op haar dij en een die van haar linkerzij tot op haar bil liep. Haar scheenbeen was opengeschaafd en ze trok haar broek voorzichtig over de verwonding omhoog. Ze liep een beetje mank toen ze de trap naar de eetkamer af liep.

'Tast toe!' Nicholas keek op van zijn krant toen ze aarzelend in de deuropening bleef staan. Hij gebaarde naar het uitgestalde ontbijt op de wandtafel. Toen ze roereieren op haar bord lepelde, herkende ze het landschapschilderij aan de muur tegenover haar als een Constable.

'Heb je goed geslapen?' Hij wachtte niet op antwoord, maar vervolgde: 'De politie heeft me gebeld. Ze hebben de MAN-vrachtwagen gevonden. Hij was achtergelaten op een parkeerplaats vlak bij Harrogate. Ze onderzoeken hem nu, maar ze verwachten niet dat ze veel zullen vinden. We lijken te maken te hebben met iemand die weet wat hij doet.' 'Ik moet het ziekenhuis bellen,' zei ze.

'Dat heb ik al gedaan. Je moeder heeft een rustige nacht gehad. Ik heb een boodschap achtergelaten dat je vanavond op bezoek komt.'

'Vanavond?' Ze keek met een ruk om. 'Waarom zo laat?'

'Ik ben van plan je tot die tijd bezig te houden. Ik wil waar voor mijn geld hebben.'

Hij stond op toen ze naar de tafel kwam en schoof een stoel voor haar aan. Zijn hoffelijkheid maakte dat ze zich niet helemaal op haar gemak voelde, maar ze maakte er geen opmerking over.

'De eerste aanslag op jou en Duraid in de oase - daaruit kunnen we geen conclusies trekken, behalve dan dat de moordenaars precies wisten wat ze zochten en waar ze het konden vinden.' Het bracht haar van haar stuk dat hij zo abrupt van onderwerp veranderde. 'Maar laten we de tweede aanslag in Cairo waarbij een handgranaat is gebruikt eens onder de loep nemen. Wie wist die middag dat je naar het ministerie zou gaan, behalve de minister zelf?'

Ze dacht na terwijl ze een hap ei naar binnen werkte. 'Dat weet ik niet precies. Ik geloof dat ik het aan Duraids secretaresse heb verteld en misschien aan een van de onderzoeksassistenten.'

Hij fronste zijn wenkbrauwen en schudde zijn hoofd. 'Dus de halve staf van het museum wist van je afspraak af?'

'Daar kom het wel zo'n beetje op neer, ja. Sorry.'

Hij dacht een ogenblik na. 'Goed. Wie wist dat je uit Cairo zou vertrekken? Wie wist dat je bij je moeder logeerde?'

'Een van de administratieve medewerkers heeft mijn dia's naar het vliegveld gebracht.'

'Heb je hem verteld met welke vlucht je zou vertrekken?' 'Nee, beslist niet.'

'Heb je het sowieso aan iemand verteld?' 'Nee. Tenminste...' Ze aarzelde. 'Nou?'

'Ik heb het tijdens het gesprek dat ik met hem had aan de minister zelf verteld toen ik om verlof vroeg. Maar hij zal het toch niet zijn?' Bij de gedachte kwam er een uitdrukking van ontzetting op haar gezicht. Nicholas haalde zijn schouders op. 'Er gebeuren rare dingen. De minister was natuurlijk op de hoogte van het werk aan de zevende rol van jou en Duraid.'

'Niet tot in detail, maar in grote lijnen wist hij waarmee we bezig waren, ja.' 'Goed. Volgende vraag. Koffie of thee?' Hij schonk koffie voor haar in en vervolgde: 'Je zei dat Duraid een lijst met namen van sponsors voor een expeditie had. Die zou ons een idee kunnen geven van mogelijke verdachten.' 'Het Getty Museum,' zei ze en hij glimlachte.

'Die kun je wegstrepen. Het is niet hun gewoonte om in de straten van Cairo met granaten te gooien. Wie stond er nog meer op de lijst?' 'Gotthold Ernst von Schiller.'

'Hamburg. Zware industrie. Raffinaderijen van metaal en legeringen. Productie van basismineralen.' Nicholas knikte. 'Wat was de derde naam op de lijst?'

'Peter Walsh,' zei ze. 'De Texaan.'

'Die ken ik.' Hij knikte. 'Woont in Fort Worth. Fast food franchising. Postorderbedrijven.' Er waren maar weinig verzamelaars die het geld hadden om met de grote instellingen te kunnen concurreren als het erom ging belangrijke stukken uit de oudheid te verwerven of archeologisch onderzoek te financieren. Nicholas kende hen allemaal, want het was een groepje van niet meer dan een man of twintig die elkaar allemaal vijandig gezind waren. Hij had tegen hen allemaal wel eens opgeboden bij veilingen van Sotheby's en Christie's, om nog maar te zwijgen van minder gezonde plaatsen waar 'verse' antiquiteiten werden verkocht. Met het woord 'vers' werd bedoeld 'vers uit de grond'.

'Dat zijn twee gemene bandieten. Ze zouden waarschijnlijk hun eigen kinderen opeten als ze honger hadden. Dus wat zouden ze dan niet doen als ze dachten dat jij hen in de weg zou staan bij het vinden van Mamoses tombe? Weet je of een van hen na de publicatie van het boek contact met Duraid heeft opgenomen, net als ik?' 'Ik weet het niet. Misschien.'

'Ik kan me niet voorstellen dat die fijne jongens zo'n schot voor open doel voorbij zouden laten gaan. We moeten aannemen dat ze allebei wisten dat Duraid een potje op het vuur had staan. We zullen hun naam op onze lijst met verdachten zetten.' Toen keek hij naar haar bord. 'Genoeg? Wil je nog meer ei? Nee? Goed, laten we dan naar het museum gaan om te kijken wat mevrouw Street voor ons heeft kunnen vinden.'

Toen ze zijn studeerkamer binnenliepen, was ze geïmponeerd door het werk dat hij in zo'n korte tijd had verzet. Hij moest de hele vorige avond bezig zijn geweest met de kamer in een soort militair hoofdkwartier te veranderen. Midden in de kamer stond een grote ezel met een bord waarop een paar elkaar overlappende satellietfoto's waren geprikt. Ze liep erheen om ze te bestuderen en keek toen naar het andere materiaal dat op het bord was geprikt.

Behalve een grootschalige kaart van hetzelfde gebied in het zuidwesten van Ethiopië als waarvan de satellietfoto's waren gemaakt, hingen er lijsten met namen en adressen, lijsten met benodigdheden en voorraden die hij kennelijk bij vorige expedities in Afrika had meegenomen, vellen papier met berekeningen van afstanden en met wat eruitzag als een voorlopig budget. Boven aan het bord hing een schema met de kop: 'Ethiopië - Algemene Informatie'. Het waren vijf volgetypte vellen klein-foliopapier, dus ze las niet het hele schema door, maar ze was onder de indruk van zijn grondige voorbereiding.

Royan besloot al dit materiaal zo snel mogelijk te bestuderen en ze liep naar een van de twee stoelen die hij aan een tafel tegenover het bord had neergezet. Hij bleef bij het bord staan, pakte een rottinkje met een zilveren knop van de tafel en zwaaide ermee alsof het de aanwijsstok van een schoolmeester was.

'Stilte in de klas.' Hij tikte op het bord. 'Eerst zul je me ervan moeten overtuigen dat we het spoor van Taita na bijna vierduizend jaar weer kunnen oppikken. Laten we eerst de geografische bijzonderheden van de bergengte waardoor de Abbay stroomt eens onder de loep nemen.' Nicholas volgde op de satellietfoto's de loop van de rivier met zijn aanwijsstok. 'In dit deel heeft de rivier haar bedding uitgeslepen in de basaltplateaus. Op sommige plaatsen zijn de rotsen aan weerskanten van de stroomengte honderdtwintig tot honderdvijftig meter hoog. Hier en daar stuitte de rivier op hardere lagen stollingsgesteente die ze niet kon eroderen. Die vormen een reeks reusachtige treden in de bedding van de rivier. Ik denk dat je gelijk hebt dat Taita's "treden" in feite watervallen zijn.' Hij liep naar de tafel en pakte een foto tussen de stapels papieren uit die erop lagen. 'Deze heb ik in de stroomengte genomen tijdens de expeditie van de strijdkrachten in 1976. Hij geeft een indruk van hoe sommige van die watervallen eruitzien.'

Hij overhandigde haar een zwart-witfoto van de rivier met aan weerskanten torenhoge klippen en een waterval die uit de hemel leek te komen en de kleine figuurtjes van de halfnaakte mannen in de boten op de voorgrond nietig deed lijken.

'Ik had er geen idee van dat het er zo uitzag.' Ze staarde er vol ontzag naar. 'De foto doet geen recht aan de schitterende verlatenheid van het gebied van de stroomengte,' zei hij. 'Vanuit het standpunt van een fotograaf gezien is er geen enkele plek waarvandaan je alles in het juiste perspectief kunt krijgen. Maar je kunt in ieder geval zien waarom die waterval een groep Egyptenaren zou tegenhouden die te voet, of in ieder geval met pakpaarden, stroomopwaarts reizen. Gewoonlijk loopt er een soort pad langs de stroomversnellingen dat in de loop der eeuwen door olifanten of andere wilde dieren is gemaakt. Maar er is gewoon geen enkele manier om watervallen zoals deze te omzeilen en om die klippen heen te komen.' Ze knikte en hij vervolgde: 'Zelfs op de terugweg moesten we onze boten en al onze uitrusting bij ieder stel watervallen aan touwen naar beneden laten zakken. Het was niet gemakkelijk.'

'Laten we aannemen dat ze door een waterval werden tegengehouden - de tweede waterval vanaf het westen gezien,' zei ze.

Nicholas pakte het rottinkje op en volgde op de satellietfoto de loop van de rivier omhoog vanaf de donkere wigvorm van de dam bij Roseires in Midden-Soedan. 'Het plateau verrijst aan de Ethiopische kant van de grens; daar begint de eigenlijke stroomengte. Er zijn daar geen wegen of steden; alleen ver stroomopwaarts twee bruggen. Er is zevenhonderdvijftig kilometer niets dan wild stromend Nijlwater en woeste, zwarte basaltrotsen.' Hij zweeg om dat tot haar te laten doordringen.

'Het gebied is een van de laatste wildernissen ter wereld en heeft de reputatie dat het de woonplaats van wilde dieren en nog wildere mensen is. Ik heb de grootste watervallen die je hier in het smalste deel van de stroomengte op de satellietfoto's kunt zien, gemarkeerd.' Met zijn stokje wees hij de plaatsen aan die allemaal netjes met een rode viltstift waren omcirkeld. 'Hier is waterval nummer twee, ongeveer honderdtachtig kilometer van de Soedanese grens. Er is echter een aantal factoren waar we rekening mee moeten houden; in de eerste plaats met het feit dat de rivier, sinds onze vriend Taita het gebied vierduizend jaar geleden bezocht, haar loop veranderd kan hebben.'

'Maar de rivier kan toch niet uit een kloof van dertienhonderd meter diep ontsnapt zijn,' wierp ze tegen. 'Zelfs de Nijl moet daardoor worden vastgehouden.'

'Ja, maar ze zal zeker de bestaande bedding hebben veranderd. In het overstromingsseizoen krijgt het water zo'n volume en kracht dat woorden tekortschieten om het te beschrijven. Het stijgt twintig meter tegen de wanden op en perst zich met een snelheid van bijna twintig kilometer per uur door de engte.'

'Heb je daarop gevaren?' vroeg ze sceptisch.

'Niet in het overstromingsseizoen. Dat zou niemand overleven.'

Ze staarden een minuut zwijgend naar de foto en stelden zich voor hoe angstaanjagend die machtige rivier in haar volle furie moest zijn.

Toen kwam ze weer ter zake. 'De tweede waterval?'

'Die is hier, waar een van de zijrivieren op de Abbay uitkomt. De zijrivier heet de Dandera en ze ontspringt hier, honderdvijftig kilometer van de stroomengte vandaan, op een hoogte van vierduizend meter, onder de top van de Sancai in het Tsjokke-gebergte.'

'Herinner je je de plek waar de Dandera op de Abbay uitkomt uit de tijd dat je daar was?'

'Dat is bijna twintig jaar geleden en we waren toen al een maand in de stroomengte, dus het leek allemaal één grote nachtmerrie. In mijn herinnering zijn de eentonige omgeving van de klippen en de dichte jungle op de bergwanden met elkaar vervloeid; bovendien waren onze zintuigen afgestompt door de hitte, de insecten, het bulderende water en het aanhoudende, slopende gezwoeg aan de riemen. Maar, vreemd genoeg, herinner ik me de plek waar de Dandera en de Abbay samenvloeien om twee redenen.' 'Ja?' Ze leunde gretig naar voren, maar hij schudde zijn hoofd. 'We hebben daar een man verloren. Het enige slachtoffer bij de tweede expeditie. Het touw schoot los en hij viel dertig meter naar beneden. Hij kwam op zijn rug op een rotspunt terecht.'

'Wat erg! Maar wat was de andere reden waarom je je de plaats herinnert?' 'Er is daar een Koptisch klooster dat ongeveer honderddertig meter boven de rivier in de rotswand is gebouwd.'

'Daar diep in de stroomengte?' Haar stem klonk ongelovig. 'Waarom zouden ze daar een klooster bouwen?'

'Ethiopië is een van de oudste christelijke landen ter wereld. Het heeft meer dan negenduizend kerken en kloosters, waarvan er heel veel op even afgelegen en bijna ontoegankelijke plaatsen in de bergen zijn gebouwd. Dat klooster bij de Dandera is de vermeende begraafplaats van Sint Frumentius, de heilige die in het begin van de derde eeuw vanuit Constantinopel in het Byzantijnse keizerrijk het christendom in Ethiopië heeft geïntroduceerd. Volgens de overlevering leed hij schipbreuk op de kust van de Rode Zee en werd naar Aksoem gebracht waar hij keizer Ezana bekeerde.' 'Heb je het klooster bezocht?'

'Geen sprake van!' zei hij lachend. 'We hadden het te druk met overleven en wilden zo graag uit de hel van de stroomengte ontsnappen dat we geen tijd over hadden voor bezienswaardigheden. We daalden de watervallen af en trokken stroomafwaarts verder. Het enige dat ik me van het klooster herinner zijn de uitgravingen in de wand van de klip hoog boven de rivier en de verre figuurtjes van de monniken in hun witte pijen die in een rij bij de balustrade van de holen onbewogen naar ons keken terwijl we langskwamen. Enkele leden van onze expeditie zwaaiden naar hen en ze waren behoorlijk gepikeerd toen er niet werd gereageerd.'

'Hoe kunnen we die plek ooit weer bereiken zonder een volledige rivierexpeditie te organiseren?' vroeg ze zich hardop af terwijl ze bedrukt naar het bord staarde.

'Laat je de moed nu al zakken?' Hij grijnsde tegen haar. 'Wacht maar tot je met de muskieten daar te maken krijgt. Ze pakken je op en vliegen met je naar hun hol voordat ze je opeten.'

'Zonder gekheid,' zei ze. 'Hoe moeten we daar ooit komen?' 'De monniken worden gevoed door de dorpsbewoners die in het hoogland boven de rivier wonen. Kennelijk loopt er een geitenpad langs de wand. Ze hebben ons verteld dat het drie dagen kost om via dat pad van de rand van het ravijn onder in de stroomengte te komen.' 'Weet jij de weg naar beneden?'

'Nee, maar ik heb er wel een paar ideeën over. We komen daar later nog wel op terug. Eerst moeten we vaststellen wat we daar na vierduizend jaar hopen te vinden.' Hij keek haar vol verwachting aan. 'Nu is het jouw beurt. Overtuig me.' Hij overhandigde haar de aanwijsstok met het zilveren uiteinde, liet zich in de stoel naast de hare zakken en vouwde zijn armen over zijn borst.

'Eerst moeten we terug naar het boek.' Ze verwisselde de aanwijsstok voor het exemplaar van Vallei der Koningen. 'Herinner je je Tanus uit het boek?' 'Natuurlijk. Hij was de bevelhebber van het Egyptische leger onder koningin Lostris en voerde de titel van Grote Leeuw van Egypte. Hij leidde de exodus uit Egypte toen ze door de Hyksos werden verdreven.' 'Hij was ook de geheime minnaar van koningin Lostris en, als we Taita mogen geloven, de vader van prins Memnon, haar oudste zoon,' zei ze. 'Tanus werd gedood tijdens een strafexpeditie in het hooggebergte tegen een Ethiopische krijgsheer die Arkoun heette. Zijn lichaam werd gemummificeerd en door Taita naar de koningin gebracht,' vulde Nicholas aan. 'Precies.' Ze knikte. 'Dit brengt me op de andere aanwijzing die Duraid en ik boven water hebben gekregen.'

'Uit de zevende rol?' Hij liet zijn armen zakken en leunde voorover in zijn stoel.

'Nee, niet uit de rollen, maar uit de inscripties in de tombe van koningin Lostris.' Ze stak haar hand in haar tas en haalde er nog een foto uit. 'Dit is een vergroting van een foto van een deel van de muurschilderingen in de grafkamer, van het deel van de muur dat later naar beneden viel zodat de albasten potten zichtbaar werden. Duraid en ik dachten dat het feit dat Taita deze inscriptie daar op die plek, voor de bergplaats van de rollen, had aangebracht, veelbetekenend was.' Ze overhandigde hem de foto en hij pakte een vergrootglas van de tafel om hem beter te kunnen bekijken. Terwijl hij de hiërogliefen bestudeerde, vervolgde Royan: 'Je zult je uit het boek wel herinneren dat Taita van puzzels en woordspelletjes hield en dat hij vaak pochte dat hij een onverslaanbare baospeler was.' Nicholas keek op van het vergrootglas. 'Dat herinner ik me. Ik ben het eens met de theorie dat bao de voorloper van het schaakspel was. Ik heb een stuk of tien borden in de museumcollectie, waarvan sommige uit Egypte en andere van verder uit het zuiden in Afrika afkomstig zijn.' 'Ja, die theorie onderschrijf ik ook. De beide spellen hebben veel stukken en regels gemeen, maar bao is een primitievere vorm. Het wordt gespeeld met gekleurde stenen met een verschillende rang in plaats van met schaakstukken. Ik geloof dat Taita de verleiding niet heeft kunnen weerstaan het nageslacht te laten zien hoe goed hij raadsels kon verzinnen en hoe slim hij was. Ik geloof dat hij zo verwaand was dat hij opzettelijk aanwijzingen over de locatie van de tombe van de farao heeft achtergelaten, zowel in de rollen als op de muurschilderingen die hij, zoals hij schrijft, eigenhandig in de tombe van zijn geliefde koningin heeft aangebracht.'.

'En je denkt dat dit een van die aanwijzingen is?' Nicholas tikte met het vergrootglas op de foto.

'Lees de tekst maar,' zei ze. 'Het zijn klassieke hiërogliefen - niet al te moeilijk in vergelijking met zijn cryptische codes.'

' "De vader van de prins die niet de vader is, de schenker van het blauw dat hem heeft gedood,"' vertaalde hij haperend, '"bewaakt hand in hand met Hapi eeuwig het stenen testament van het pad naar de vader van de prins die de vader niet is, de schenker van bloed en as."'

Nicholas schudde zijn hoofd. 'Nee, het slaat nergens op. Ik moet een fout hebben gemaakt in de vertaling,' zei hij.

'Wanhoop niet. Dit is je eerste kennismaking met Taita, de kampioen baospeler die zo goed was in het verzinnen van raadsels. Duraid en ik hebben er wekenlang over gepiekerd,' stelde ze hem gerust. 'Laten we voor de oplossing teruggaan naar het boek. Tanus was niet officieel de vader van prins Memnon, maar, als minnaar van de koningin, wel zijn biologische vader. Op zijn sterfbed gaf hij Memnon het blauwe zwaard waarmee de Ethiopische krijgsheer hem tijdens hun gevecht de dodelijke verwonding had toegebracht. Er staat een volledige beschrijving van het gevecht in het boek.' 'Ja, ik herinner me dat ik, toen ik die passage de eerste keer las, dacht dat het blauwe zwaard waarschijnlijk een van de allereerste ijzeren wapens was. In het bronzen tijdperk moet dat een wonder van wapensmeedkunst zijn geweest. Een geschenk een prins waardig,' zei Nicholas peinzend. 'Dus "de vader van de prins die niet de vader is," is Tanus!' vervolgde hij. Hij zuchtte berustend. 'Voorlopig accepteer ik je interpretatie.' 'Bedankt voor het vertrouwen,' zei ze sarcastisch. 'Maar om met Taita's raadsel verder te gaan - farao Mamose was alleen in naam Memnons vader, maar er bestond geen bloedband tussen hen. Weer de vader die niet de vader was. Mamose gaf aan de prins de dubbele kroon van Egypte door, de rode en de witte kroon van Boven- en Beneden-Egypte - het bloed en de as.' 'Dat kan ik gemakkelijker accepteren. Hoe zit het met de rest van de inscriptie?' Nicholas was duidelijk geïntrigeerd.

'De uitdrukking "hand in hand" is in het oude Egypte dubbelzinnig. Ze kan evengoed heel dichtbij, als in het zicht van iets betekenen.' 'Ga verder. Ik hang aan je lippen,' moedigde Nicholas haar aan.

'Hapi is de hermafrodiete god of godin van de Nijl, afhankelijk van het geslacht dat hij of zij op een bepaald moment aanneemt. Door alle rollen heen gebruikt Taita Hapi als een andere naam voor de Nijl.' 'Als we de zevende rol en de inscriptie uit de tombe van de koningin combineren, wat is dan jouw interpretatie?' vroeg hij dringend. 'Heel eenvoudig: Tanus is begraven binnen het zicht van, of heel dicht bij de rivier, bij de tweede waterval. Er is een stenen monument of een inscriptie op, of in, zijn tombe die de weg wijst naar de tombe van de farao.' Hij blies zijn adem tussen zijn tanden door uit. 'Ik ben uitgeput door al deze voorbarige conclusies. Wat voor andere aanwijzingen heb je voor me opgeduikeld?'

'Dat is alles,' zei ze. Hij staarde haar ongelovig aan. 'Dat is alles? Verder heb je niets?' vroeg hij en ze schudde haar hoofd. 'Laten we aannemen dat je tot dusver gelijk hebt. Laten we aannemen dat de rivier herkenbaar dezelfde loop volgt als bijna vierduizend jaar geleden. Laten we verder aannemen dat Taita inderdaad naar de tweede waterval bij de Dandera verwijst. Waar moeten we dan naar zoeken als we daar aankomen? Als er een inscriptie in de rotsen is aangebracht, is het heel goed mogelijk dat die door de invloed van het weer en het water is uitgewist.' 'Howard Carter had een even vage aanwijzing voor de locatie van de tombe van Toetanchamon,' bracht ze op vriendelijke toon naar voren. 'Eén enkel stukje papyrus waarvan de authenticiteit dubieus was.' 'Howard Carter hoefde alleen het gebied van de Vallei der Koningen te doorzoeken en het heeft hem toch nog tien jaar gekost,' antwoordde hij. 'Wij hebben met Ethiopië te maken, een land dat twee keer zo groot is als Frankrijk. Hoe lang denk je dat dat gaat duren?' Ze stond abrupt op. 'Je moet me excuseren. Ik denk dat ik mijn moeder in het ziekenhuis ga bezoeken. Het is duidelijk dat ik hier mijn tijd verdoe.' 'Het is nog geen bezoekuur,' zei hij. 'Ze heeft een privé-kamer.' Royan liep naar de deur. 'Ik breng je wel met de auto,' bood hij aan.

'Doe geen moeite. Ik bel wel een taxi,' antwoordde ze op ijzige toon. 'Een taxi doet er een uur over,' waarschuwde hij. Ze liet zich hierdoor enigszins vermurwen en volgde hem naar de Range Rover. Nadat ze een kwartier zwijgend hadden gereden, zei hij: 'Ik ben niet zo goed in het aanbieden van verontschuldigingen. Ik vrees dat ik er weinig ervaring in heb. Maar het spijt me. Ik was een beetje cru. Dat was niet de bedoeling. Ik heb me laten meeslepen door de opwinding van het moment.'

Ze antwoordde niet en na een minuutje voegde hij eraan toe: 'Je zult met me moeten praten, tenzij je alleen per brief met me wilt communiceren. Dat zal in de stroomengte van de Abbay wel een beetje onhandig zijn.' 'Ik had duidelijk de indruk dat je niet meer in het project geïnteresseerd was.' Ze staarde door de voorruit voor zich uit.

'Ik ben een bruut,' gaf hij toe en ze keek hem van opzij aan. Ze kon niet langer boos blijven. Zijn grijns was onweerstaanbaar en ze lachte. 'Ik veronderstel dat ik dat dan maar moet accepteren. Je bent een bruut.' 'Nog steeds partners?' vroeg hij.

'Op het ogenblik ben je de enige bruut die ik heb. Ik veronderstel dat ik met je opgescheept zit.'

Hij zette haar bij de hoofdingang van het ziekenhuis af. 'Ik haal je hier om drie uur op,' zei hij en hij reed verder het centrum van York in. Nicholas had sinds zijn studententijd een klein appartement in een van de smalle steegjes achter het ziekenhuis aangehouden. Het hele pand stond op naam van een bedrijf dat op een van de Kaaimaneilanden was gevestigd. Het telefoonnummer ervan was geheim en de verbinding liep niet via een intern schakelbord. Het eigendomsrecht van het pand was niet naar hem persoonlijk toe te traceren. Voordat hij Rosalind had leren kennen, had het appartement een belangrijke rol in zijn sociale leven gespeeld, maar tegenwoordig gebruikte hij het alleen voor geheime en clandestiene zaken. De expedities in Irak en Libië waren van hieruit gepland en georganiseerd. Hij had het appartement al jaren niet meer gebruikt en het maakte geen uitnodigende indruk. Het was er koud en er hing een muffe geur. Hij stak de gaskachel aan en vulde de fluitketel. Met een kop dampende thee voor zich, belde hij eerst een bank in Jersey en vervolgens een bank op de Kaaimaneilanden.

'Een verstandige rat heeft meer dan één uitgang in zijn hol.' Dit was een familiespreuk die generaties lang was doorgegeven. Je moest altijd wat achter de hand hebben voor onvoorziene gebeurtenissen. Hij zou kapitaal nodig hebben om de expeditie te financieren en de advocaten hadden het grootste deel van zijn banktegoeden bevroren.

Hij gaf de beide bankmanagers het wachtwoord en het rekeningnummer op en droeg hun op bepaalde stortingen te doen. Het verbaasde hem altijd hoe gemakkelijk alles te regelen was zolang je geld had. Hij keek op zijn horloge. Het was nog vroeg in de ochtend in Florida, maar Alison nam op toen de telefoon voor de tweede keer overging. Ze was de blonde, vrouwelijke motor van Global Safaris, een bedrijf dat jacht- en visexpedities naar afgelegen gebieden over de hele wereld organiseerde. 'Hallo, Nick. We hebben al langer dan een jaar niets meer van je gehoord. We dachten al dat je niet meer van ons hield.'

'Ik ben er een tijdje uit geweest,' gaf hij toe. Hoe vertel je de mensen dat je vrouw en je twee dochtertjes zijn overleden?

'Ethiopië?' Ze klonk absoluut niet van haar stuk gebracht door de aanvraag. 'Wanneer wil je vertrekken?' 'Kan het volgende week?'

'Je maakt zeker een grapje. We werken daar maar met één jager, Nassous Roussos, en hij is de komende twee jaar volgeboekt.'

'Is er niemand anders?' bleef hij aanhouden. 'De expeditie moet achter de rug zijn voor de regentijd begint.'

'Wat voor trofeeën wil je mee terugnemen?' vroeg ze om tijd te rekken. 'Bergnyala's? Meneliks bosbokken?'

'Ik ben van plan een expeditie langs de Abbay te houden om de collectie van het museum uit te breiden.' Dat was alles wat hij aan haar kwijt wilde. Ze draaide er nog even omheen en zei toen aarzelend: 'Dit is zonder onze aanbeveling, snap je? Er is maar één jager die je op zo'n korte termijn zou kunnen krijgen, maar ik weet niet eens of hij een kamp aan de Blauwe Nijl heeft. Het is een Rus en de rapporten die we over hem hebben, zijn niet onverdeeld gunstig. Sommige mensen zeggen dat hij een ex-KGB'er is en bij Mengistoe's moordenaarsbende hoorde.'

Mengistoe was de 'Zwarte Stalin' die de oude keizer Haile Selassie afgezet en vervolgens vermoord had. Gedurende een despotisch marxistisch bewind van zestien jaar had hij Ethiopië op de rand van de ondergang gebracht. Toen het Sovjet-imperium ineenstortte en hem geen financiële steun meer gaf, was Mengistoe ten val gebracht en het land uit gevlucht. 'Ik ben wanhopig genoeg om mijn ziel aan de duivel te verkopen,' zei hij. 'Ik beloof je dat je achteraf geen klachten van me zult horen.' 'Goed dan, geen klachten.' Ze gaf hem een naam en een telefoonnummer in Addis Abeba op.

'Ik houd van je, Allison, schat van me,' zei Nicholas. 'Was het maar waar,' zei ze en ze hing op.

Hij verwachtte niet dat het gemakkelijk zou zijn Addis te bellen. Hij werd in zijn verwachtingen niet teleurgesteld, maar uiteindelijk lukte het hem verbinding te krijgen. Een vrouw met een lieve, lispelende, Ethiopische tongval nam op en antwoordde hem in vloeiend Engels toen hij naar Boris Broesilov vroeg.

'Hij is op het ogenblik op safari,' zei ze. 'Ik ben Woizero Tessay, zijn vrouw.' In Ethiopië nam een vrouw niet de achternaam van haar man aan. Nicholas herinnerde zich nog genoeg van de taal om te weten dat de naam Lady Sun betekende, een mooie naam.

'Maar als het om een safari gaat, kan ik u ook helpen,' zei Lady Sun.

***

Nicholas haalde Royan af bij de ingang van het ziekenhuis 'Hoe gaat het met je moeder?'

'Met haar been gaat het goed, maar ze heeft nog steeds veel verdriet om Magie, haar hond.'

'Je moet haar een puppy geven. Een van mijn jachtopzieners fokt eersteklas springerspaniëls. Ik kan het wel met hem regelen.' Hij zweeg even en vroeg toen tactvol: 'Kun je je moeder wel alleen laten? Als we naar Afrika gaan, bedoel ik.'

'Ik heb het er met haar over gehad. Een vrouw van haar kerk blijft bij haar in huis tot ze genoeg hersteld is om weer voor zichzelf te zorgen.' Royan draaide zich op haar stoel helemaal opzij om zijn gezicht te bestuderen. 'Je hebt iets uitgehaald nadat je me hebt afgezet,' zei ze beschuldigend. 'Ik zie het aan je gezicht.'

Hij maakte het Arabische teken tegen het boze oog. 'Moge Allah me beschermen tegen heksen!'

'Kom op!' Hij kon haar zo gemakkelijk aan het lachen maken. 'Vertel me wat je in je schild hebt gevoerd.'

'Wacht tot we in het museum zijn.' Hij liet zich niet vermurwen en ze moest haar ongeduld bedwingen. Zodra ze het gebouw binnenkwamen, leidde hij haar door de Egyptische zaal naar de afdeling voor Afrikaanse zoogdieren en bleef voor een diorama van opgezette antilopen staan. Het waren enkele van de kleinere en middelgrote soorten: impala's, Thompson's en Grant's gazellen, en gerenoeks en dergelijke.

'Madoqua harperii.' Hij wees naar een klein dier in de hoek. 'Harper's dikdik, ook wel de gestreepte dikdik genaamd.'

Het was een onopvallend, klein dier, niet veel groter dan een haas. De bruine vacht had op de rug en schouders chocoladekleurige strepen en de neus was verlengd tot een soort grijpslurf.

'Een beetje versleten,' zei ze voorzichtig. Ze wilde hem niet krenken omdat hij buitengewoon trots op dit specimen leek te zijn. 'Is er iets bijzonders aan?'

'Bijzonders?' vroeg hij met een verbaasde klank in zijn stem. 'Dat mens vraagt of hij bijzonder is.' Hij liet zijn ogen omhoogrollen en ze moest lachen om zijn toneelspel. 'Het is, voor zover bekend, het enige bestaande specimen. Het is een van de zeldzaamste dieren op de wereld. Zo zeldzaam dat het nu waarschijnlijk uitgestorven is. Zo zeldzaam dat vele zoölogen niet geloven dat het ooit echt heeft bestaan. Ze denken dat mijn grootvader zaliger, naar wie het is vernoemd, het heeft uitgevonden. In een artikel van een geleerde werd gesuggereerd dat hij de huid van een gestreepte mangoeste heeft gehaald en die over het lichaam van een gevilde gewone dikdik heeft gespannen. Kun je je een gruwelijkere beschuldiging voorstellen?' 'Ik ben echt geschokt door dit onrecht,' zei ze lachend. 'En terecht. Dat moet je ook wel zijn, want we gaan naar Afrika om nog een exemplaar van de Madoqua harperii te vinden om de eer van de familie van deze smet te zuiveren.' 'Dat begrijp ik niet.'

'Kom mee, dan zal alles je duidelijk worden.' Hij leidde haar naar zijn studeerkamer en viste tussen de warboel op zijn bureau een in rood marokijnleer gebonden aantekenboek uit.

De omslag was vaal, en water en het tropische zonlicht hadden er vlekken op achtergelaten. De rug en de hoeken waren gerafeld en gehavend. 'Het jachtboek van de oude Sir Jonathan,' lichtte hij toe en hij opende het. Tassen de bladzijden zaten platgedrukte, verkleurde wilde bloemen en bladeren die bijna een eeuw oud moesten zijn. De tekst was geïllustreerd met gele, nu vaal geworden inkttekeningen van mensen, dieren en woeste landschappen. Nicholas las de datum boven aan een bepaalde bladzijde voor.

2 februari 1902.

Kamp opgeslagen aan de Abbay. De hele dag het spoor gevolgd van twee grote mannetjesolifanten. Ze niet kunnen inhalen. Hitte zeer intens. Mijn mannen waren uitgeput. Jacht opgegeven en teruggekeerd naar het kamp. Op de terugweg een kleine antilope bespeurd die op de rivieroever graasde. Ik heb hem met één schot met mijn kleine Rigby-geweer gedood. Bij nadere bestudering bleek het een lid van de Madoqua-familie te zijn. Het was echter van een soort dat ik nog nooit eerder had gezien, groter dan de gewone dikdik en met een gestreept lijf. Ik denk dat dit specimen in de wetenschap nog niet bekend is.

Hij keek op van het dagboek. 'Overgrootvader Jonathan heeft ons een perfect excuus gegeven om naar de stroomengte van de Abbay te gaan.' Hij sloot het boek en vervolgde:' Zoals je al opmerkte, zou het maanden van planning en organisatie vergen om onze eigen expeditie uit te rusten, om over de kosten nog maar te zwijgen. Het zou betekenen dat we goedkeuring en toestemming van de Ethiopische regering moeten krijgen. In Afrika kan dat maanden, zo niet jaren duren.'

'Ik kan me niet voorstellen dat de Ethiopische regering bereid zou zijn haar medewerking te geven als ze wist wat onze ware bedoelingen zijn,' zei ze. 'Aan de andere kant is er een aantal legitieme safaribedrijven die door het hele land opereren. Ze beschikken over alle noodzakelijke vergunningen, hebben goede contacten met de overheid en kunnen alle voertuigen, kampeeruitrusting en logistieke hulp leveren die nodig zijn om zelfs in de meest afgelegen gebieden te kunnen reizen en verblijven. De autoriteiten zijn eraan gewend dat buitenlandse jagers via deze bedrijven naar hun land komen terwijl een stel ferengi die op eigen houtje rondneuzen, erop kunnen rekenen dat de plaatselijke militairen en God mag weten wie nog meer zich als een kudde woedende buffels op hen zal storten.' 'Dus we gaan erheen onder het mom van een stel dikdikjagers?' 'Ik heb al geboekt bij een jager in Addis, de hoofdstad, die safari's begeleidt. Ik wil ons project in drie duidelijk van elkaar gescheiden fasen uitvoeren. De eerste fase is alleen verkenning. Als we de aanwijzing vinden waarop we hopen, gaan we terug met onze eigen mensen en uitrusting. Dat is fase twee. Fase drie is natuurlijk het weghalen van de buit uit Ethiopië en ik spreek uit ervaring als ik je verzeker dat dat niet het gemakkelijkste deel van de operatie zal zijn.'

'Hoe ga je dat doen?' vroeg ze, maar hij hief zijn handen omhoog. 'Vraag me dat niet, want ik heb er geen flauw idee van. Eén fase tegelijk.' 'Wanneer vertrekken we?'

'Voordat ik je dat vertel, wil ik je nog één vraag stellen. Jouw oplossing van het raadsel van Taita - heb je die vermeld in de aantekeningen die in de oase zijn gestolen?'

'Ja, alles stond in die aantekeningen of op microfilm. Het spijt me.' 'Dus de boeven hebben het allemaal keurig op een presenteerblaadje gekregen?'

'Ik vrees van wel, ja.'

'Dan is het antwoord op je vraag wanneer we vertrekken: zo snel mogelijk. We moeten ervoor zorgen dat we vóór de concurrentie in de stroomengte van de Abbay zijn. Ze hebben jouw conclusies en veronderstellingen al een maand in hun bezit. Het is heel goed mogelijk dat ze al onderweg zijn.' 'Wanneer vertrekken we?' herhaalde ze gretig.

'Ik heb voor zaterdag twee plaatsen geboekt op de vlucht naar Nairobi van British Airways - dat is dus over twee dagen. We stappen daar over op een vlucht van Kenya Airways naar Addis. We komen daar maandag rond het middaguur aan. We rijden vanavond naar Londen en slapen in het huis dat ik daar heb. Ben je recent nog ingeënt tegen gele koorts en hepatitis?' 'Ja, maar ik heb geen uitrusting en nauwelijks kleren bij me. Ik ben nogal overhaast uit Cairo vertrokken.'

'Dat regelen we in Londen wel. Het probleem met Ethiopië is dat het in het hoogland stervenskoud is terwijl het in de stroomengte wel een sauna lijkt.' Hij liep naar het bord en begon de lijst af te vinken. 'We zullen allebei direct beginnen met het slikken van pillen tegen malaria. We komen in een gebied van P. falciparum, muskieten die resistent zijn tegen chloroquine, dus ik zal je direct op Mefloquine zetten.' Hij werkte snel de lijst af. 'Natuurlijk zijn al je reisdocumenten in orde, anders zou je niet hier zijn. We hebben allebei een visum voor Ethiopië nodig, maar ik heb een contactpersoon die dat binnen vierentwintig uur kan regelen.' Zodra hij de lijst had afgewerkt, stuurde hij haar naar haar kamer om de paar persoonlijke bezittingen die ze uit Cairo had meegebracht in te pakken. Tegen de tijd dat ze gereed waren om Quenton Park te verlaten, was het buiten donker, maar toch ging hij bij het York Minster Hospital langs en gaf haar een uur de tijd om afscheid van haar moeder te nemen. Hij wachtte aan de overkant op haar in de Red Lion-pub en toen ze naast hem in de Range Rover ging zitten, merkte ze dat hij naar Theakston's Old Peculiar rook. Het was een aangename, gistachtige geur, en ze voelde zich in zijn gezelschap zo op haar gemak dat ze zich op haar stoel achterover liet zakken en in slaap viel.

***

Zijn huis in Londen was in Knightsbridge, maar ondanks het chique adres was het veel minder statig dan Quenton Hall en ze voelde zich hier meer op haar gemak, al was ze er maar twee dagen. In die tijd kreeg ze Nicholas weinig te zien, want hij moest op de valreep nog allerlei dingen regelen, waarvoor hij onder andere een aantal overheidsgebouwen in Whitehall moest bezoeken. Hij kwam terug met stapels introductiebrieven aan hoge functionarissen, Britse ambassades en Hoge Commissariaten in heel Oost-Afrika. 'Je kunt het iedere Engelsman vragen,' zei ze voor zich uit glimlachend. 'Zoiets als de privileges van de upper-class bestaat niet meer en evenmin wordt het land geregeerd door vriendjespolitiek.'

Terwijl hij weg was, ging ze eropuit met de boodschappenlijst die hij haar had gegeven. Zelfs nu ze door de straten van de veiligste hoofdstad ter wereld liep, betrapte ze zich erop dat ze telkens over haar schouder keek en ze dook damestoiletten en metrostations in en uit om er zeker van te zijn dat ze niet werd gevolgd.

'Je gedraagt je als een doodsbang kind zonder haar pappa,' berispte ze zichzelf.

Ze was echter iedere avond dat ze in het lege huis op hem wachtte buiten proporties opgelucht als ze hoorde dat hij zijn sleutel in het slot van de buitendeur omdraaide en ze moest zich beheersen om niet de trap af te rennen om hem te verwelkomen.

***

Toen een taxi hen op zaterdagmorgen in Heathrow ter hoogte van de vertrekhal van Terminal Vier afzette, inspecteerde Nicholas hun bagage met een goedkeurende blik. Zij had alleen een zachte canvastas, niet groter dan de zijne, en een schoudertas bij zich. Zijn jachtgeweer zat in een door het vele reizen versleten leren foedraal met op het deksel ervan in reliëf zijn initialen. Honderd kogels waren apart verpakt in een met koperen banden verstevigd magazijn en hij had een leren diplomatenkoffertje bij zich dat eruitzag alsof het uit het Victoriaanse tijdperk stamde. 'Reizen met weinig bagage is een van de grootste deugden. God behoede ons voor vrouwen met bergen bagage,' zei hij tegen haar. Hij weigerde van de diensten van een kruier gebruik te maken en gooide alles op een wagentje dat hij zelf voortduwde.

Ze moest flink aanstappen om hem te kunnen bijhouden terwijl hij door de drukke vertrekhal struinde. Als door een wonder ging de menigte voor hem uiteen. Hij zette zijn panamahoed schuin op zijn hoofd en grijnsde tegen de juffrouw achter de incheckbalie waardoor ze als een jong meisje in verwarring raakte.

Het was hetzelfde toen ze eenmaal in het vliegtuig zaten. De twee stewardessen giechelden om alles wat hij zei, voorzagen hem rijkelijk van champagne en schonken schandelijk veel aandacht aan hem, tot kennelijke irritatie van de andere passagiers, onder wie Royan zelf. Maar ze negeerde het overdreven gedoe en liet zich achteroverzakken om van de ongewone luxe van de leunstoel in de eerste klasse en haar eigen miniatuurvideoscherm te genieten. Ze probeerde zich op de beelden van Richard Gere te concentreren, maar merkte dat haar gedachten afdwaalden en dat er beelden van woeste ravijnen en duizenden jaren oude grafzuilen met inscriptie in haar hoofd opkwamen.

Pas toen Nicholas haar aanstootte, keek ze een beetje hooghartig naar hem opzij. Hij had een klein reisschaakbord op de leuning van de stoel tussen hen in gezet. Hij trok een wenkbrauw op en knikte bij wijze van uitnodiging naar het bord.

Toen ze op het Jomo Kenyatta-vliegveld in Kenia landde, waren ze nog steeds in het spel verdiept. Ze hadden allebei twee spelletjes gewonnen, maar ze stond nu in het beslissende spel een loper en twee pionnen voor. Ze was heel tevreden met zichzelf.

Hij had bij het Norfolk Hotel in Nairobi voor elk van hen een bungalow geboekt. Binnen tien minuten nadat ze zich op het bed had laten vallen, belde hij haar over de huistelefoon vanuit zijn eigen bungalow.

'We gaan vanavond met de Britse Hoge Commissaris dineren. Hij is een oude vriend van me. Je kunt je informeel kleden. Kun je om acht uur klaar zijn?'

Als je in gezelschap van deze man over de wereld reisde, hoefde je je niet te behelpen, dacht ze.

***

Het was een relatief korte vlucht van Nairobi naar Addis Abeba en het landschap onder hen ontvouwde zich in fascinerende afwisseling, waardoor ze aan het raam van het Air Kenya-vliegtuig gekluisterd bleef. De witte top van Mount Kenia was voor de verandering nu eens vrij van wolken en de met sneeuw bedekte dubbele piek glinsterde in het hoge zonlicht. De sombere, bruine woestijnen van het noordelijke grensdistrict werden slechts onderbroken door de groene heuvels rond de oase van Marsabit en, ver weg aan bakboordzijde, door het glinsterende water van het Toerkanameer dat vroeger het Rudolfmeer heette. De woestijn moest ten slotte wijken voor het hoogland van het grootste centrale plateau van het oude Ethiopië.

'In Afrika is alleen de Egyptische beschaving ouder dan de Ethiopische,' merkte Nicholas op terwijl ze samen naar beneden keken. 'De Ethiopiërs waren al een beschaafd volk toen de mensen in het noordelijke klimaat nog ongelooide dierenvellen droegen en in holen leefden. Ze waren al christenen toen de Europeanen nog heidenen waren en de oude goden, Pan en Diana, aanbaden.'

'Ze waren al een beschaafd volk toen Taita bijna vierduizend jaar geleden hier was,' stemde ze in. 'In zijn rollen beschrijft hij hen alsof ze, wat beschaving betrof, bijna zijn gelijken waren, wat voor hem iets bijzonders was. Hij sprak kleinerend over alle andere volken in de oude wereld en beschouwde ze in elk opzicht als inferieur.'

Vanuit de lucht leek Addis op zoveel andere Afrikaanse steden. Het was er een mengeling van oud en nieuw, van traditionele en exotische architectuur met huizen met strodaken naast huizen met een dakbedekking van gegalvaniseerd ijzer of dakpannen. De ronde muren van de oude toekoels die waren gebouwd van leem en twijgen, contrasteerden met de rechthoekige vormen en geometrische vlakken van de uit baksteen opgetrokken, hoge gebouwen, de blokken flats en de villa's van de rijken, de overheidsgebouwen en het schitterende, met vlaggen getooide hoofdkwartier van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid.

Kenmerkend voor het omringende landschap waren de plantages met hoge eucalyptusbomen, de alomtegenwoordige blauwe gombomen die als brandhout werden gebruikt. Het was voor veel mensen de enige beschikbare brandstof in dit arme, door oorlog verscheurde land dat in de loop van de eeuwen was geteisterd door plunderende legers en meer recent door geïmporteerde politieke doctrines.

Anders dan in Nairobi was de lucht koel en welriekend toen Royan en Nicholas uit het vliegtuig stapten en over het macadam naar de terminal liepen. Toen ze naar binnen gingen, riep iemand zijn naam, nog voordat ze de rij wachtende douanebeambten hadden bereikt.

'Sir Nicholas!' Ze draaiden zich allebei om naar de lange, jonge vrouw die met de gratie van een danseres naar hen toe zweefde terwijl een verwelkomende glimlach haar donkere, fijnbesneden gezicht deed oplichten. Ze droeg een traditionele rok die tot op haar enkels viel en haar bewegingen accentueerde.

'Welkom in Ethiopië. Ik ben Woizero Tessay.' Ze keek Royan geïnteresseerd aan. 'En u moet Woizera Royan zijn.' Ze gaf haar een hand en Nicholas zag dat de vrouwen elkaar onmiddellijk aardig vonden. 'Als u mij uw paspoort geeft, dan wikkel ik de formaliteiten af terwijl u zich in de VIP-bar ontspant. Er wacht een man van de Britse ambassade op u om u te begroeten, Sir Nicholas. Ik heb er geen idee van hoe hij wist dat u zou aankomen.'

Er zat maar één man in de VIP-bar. Hij was gekleed in een tropenkostuum van goede snit en droeg de Sandhurst-das met de diagonale oranje, gele en blauwe strepen. Hij stond op en kwam Nicholas onmiddellijk begroeten. 'Nicky, hoe gaat het met je? Ik ben blij je weer eens te zien. Het moet wel twaalf jaar geleden zijn, hè?'

'Hallo, Geoffrey. Ik had er geen idee van dat ze je hier hebben weggestopt.' 'Militair attaché. Zijne Excellentie heeft me hierheen gestuurd om je af te halen zodra hij hoorde dat we samen op Sandhurst hebben gezeten.' Geoffrey keek Royan met duidelijke belangstelling aan en Nicholas stelde hen berustend aan elkaar voor.

'Geoffrey Tennant. Wees voorzichtig met hem. Het is de grootste fokstier ten noorden van de equator. Geen enkel meisje binnen een omtrek van een kilometer is veilig voor hem.'

'Rustig aan, zeg,' protesteerde Geoffrey die tevreden leek met de beschrijving die Nicholas van hem had gegeven. 'Geloof alstublieft geen woord van wat hij zegt, doctor Al Simma. Hij staat erom bekend dat hij de feiten geweld aandoet.'

Geoffrey nam Nicholas apart en gaf hem snel een overzicht van de toestand in het land, vooral in de afgelegen gebieden. 'De ambassadeur maakt zich een beetje zorgen. Het idee dat je daar in je eentje gaat rondzwerven, staat hem niet aan. Er zijn heel veel nare mannen in de Gojam. Ik heb hem verteld dat je je mannetje staat.'

Woizera Tessay was opmerkelijk snel terug. 'Ik heb al uw bagage ingeklaard, met inbegrip van het wapen en de ammunitie. Dit is uw tijdelijke vergunning. U moet die te allen tijde bij u hebben zolang u in Ethiopië bent. Hier zijn de paspoorten - de visa zijn afgestempeld en in orde. Onze vlucht naar het Tanameer vertrekt over een uur zodat we ruimschoots de tijd hebben om in te checken.'

'Als u ooit een baan nodig hebt, moet u maar bij me langskomen,' zei Nicholas bij wijze van compliment voor haar efficiëntie.

Geoffrey Tennant liep met hen mee tot het hek van de vertrekhal en gaf hun een hand. 'Als ik iets voor je kan doen, dan hoefje maar te kikken. "Dienen om te leiden", Nicky.'

' "Dienen om te leiden"?' vroeg Royan toen ze naar het wachtende vliegtuig liepen.

'Het motto van Sandhurst,' verklaarde hij. 'Wat leuk, Nicky,' mompelde ze.

'Ik heb altijd gevonden dat Nicholas waardiger klinkt en beter bij me past,' zei hij.

'Ja, maar Nicky klinkt zo lief.'

***

In de hoge, ijle lucht steigerde en zwalkte het Twin Otter-vliegtuig waarin ze het laatste stuk van de reis naar het noorden maakten, in de opwaartse luchtstromen vanuit de bergen onder hen.

Hoewel ze vijfduizend meter boven zeeniveau vlogen, was de grond dichtbij genoeg om de dorpen en de spaarzame bouwgronden eromheen te kunnen onderscheiden. Omdat er zoveel eeuwen primitieve landbouwmethoden op waren toegepast en het vee het land ongecontroleerd had afgegraasd, zag het land er armetierig en uitgemergeld uit, en de rotsen staken door de dunne rode aarde heen als botten door de huid van iemand die uitgehongerd is. Vóór hen werd het plateau waar ze overheen vlogen plotseling verscheurd door een monsterlijke kloof. Het leek alsof de aarde door een machtige zwaardslag was getroffen en tot aan haar ingewanden was opengereten.

'De Abbay!' Tessay leunde voorover in haar stoel en tikte Royan op de schouder.

De rand van de kloof tekende zich scherp af en eronder liep de helling onder een hoek van meer dan dertig graden af. De kale vlakten van het plateau maakten onmiddellijk plaats voor de zwaarbeboste wanden van het ravijn. Ze konden de kaarsvormen van de reusachtige wolfsmelkplanten boven het dichte oerwoud zien uitsteken. Hier en daar waren de wanden ingestort en was de puinhelling bedekt met losse rotsstenen. Op andere plaatsen waren ze uitgestulpt in steile klippen en puntige uitsteeksels die door de erosie met monsterlijke kunstzinnigheid waren gemodelleerd tot torenhoge, mensachtige gedaanten en andere fantastische wezens van steen. De kloof leek eindeloos diep en ze vlogen over de afgrond tot ze anderhalve kilometer of meer recht naar beneden konden kijken en de glinsterende slang van de rivier in de diepte konden zien. Het bovenste deel van het ravijn had een trechtervorm die uitmondde op een tweede rand op de plaats waar de wanden de steile klippen van de secundaire kloof bereikten, honderdzeventig meter boven het water van de Nijl. Ver beneden hen, tussen de angstaanjagende klippen door, had de rivier donkere, diepe stukken en lange, kronkelige bochten in het rode zandsteen uitgehold. Op sommige plaatsen was het ravijn zestig kilometer breed, op andere versmalde het tot minder dan zes kilometer, maar de grootsheid en verlatenheid ervan waren over de hele lengte oneindig en eeuwig. De mens had er geen stempel op gedrukt. 'Jullie zullen spoedig daar beneden zijn,' zei Tessay met een stem zo vol ontzag dat ze bijna fluisterde. Royan en Nicholas zwegen allebei; woorden leken overbodig bij de aanblik van deze primitieve, woeste natuur. Bijna met opluchting zagen ze hoe de noordelijke wand van de kloof voor hen oprees en de hoge bergen van het Tsjokke-gebergte zich tegen de blauwe Afrikaanse hemel aftekenden, hoger dan hun kwetsbare, kleine vliegtuig vloog.

Het vliegtuig daalde hellend en Tessay wees over de vleugel aan stuurboord. 'Het Tanameer,' zei ze. Het was een brede, prachtige watervlakte, meer dan vijfenzeventig kilometer lang, die was bezaaid met eilanden op elk waarvan een klooster of een oude kerk stond. Terwijl ze over het water daalden om aan hun aanvliegroute te beginnen, konden ze de priesters in hun witte pij onderscheiden die in hun traditionele, van bundels papyrus gemaakte bootjes tussen de eilanden heen en weer pendelden. De Otter landde op de onverharde landingsbaan naast het meer en deed op het uitlooptraject een wolk stof achter zich opstuiven. Het toestel maakte een bocht en ze kwamen tot stilstand naast de vervallen terminal die uit stro en leem was opgetrokken.

Het zonlicht was zo scherp dat Nicholas een zonnebril uit de borstzak van zijn kaki-jasje haalde en die opzette toen hij boven aan de vliegtuigtrap stond. Hij keek naar de gaten die door kogels en granaatscherven in de vuile, witte muren van de terminal waren geslagen en naar het uitgebrande wrak van een Russische T35 tank die aan de rand van de landingsbaan in het gras stond. De loop van zijn koepelgeschut wees naar het oosten en er groeide gras tussen de verroeste rupsbanden.

Achter hen drongen de andere passagiers ongeduldig naar voren. Ze duwden tegen hem aan en brabbelden opgewonden toen ze vrienden en familieleden zagen die onder de eucalyptusbomen die het gebouw beschaduwden, stonden te wachten om hen te verwelkomen. Er was daar maar één voertuig geparkeerd, een zandkleurige Toyota Land Cruiser. In het midden van de identificatieplaat op het portier aan de chauffeurskant was de kop van een bergnyala met lange spiraalvormige horens geschilderd en op een lintvormige strook eronder de naam 'Wild Chase Safaris'. Achter het stuur zat een blanke man.

Toen Nicholas achter de twee vrouwen de trap af kwam, liet de chauffeur zich uit de truck glijden en kwam over de landingsbaan naar hen toe. Het was een lange, pezige, in een verkleurd safaripak geklede man die met veerkrachtige tred liep.

Een jaar of veertig, leidde Nicholas af uit de grijze plekken in zijn korte baard. Een harde jongen, dacht hij. Zijn rossige haar was kortgeknipt en hij had fletsblauwe killersogen. Een kartelig, wit litteken liep over zijn ene wang omhoog naar zijn neus die erdoor verwrongen en misvormd was. Tessay stelde Royan eerst aan hem voor en hij maakte een korte, schokkerige buiging toen hij haar een hand gaf. 'Enchanté,' zei hij met een afschuwelijk accent en vervolgens keek hij Nicholas aan.

'Dit is mijn echtgenoot, Alto Boris,' stelde Tessay hem voor. 'Boris, dit is Alto Nicholas.'

'Mijn Engels is slecht,' zei Boris. 'Mijn Frans is beter.'

Dat kan nooit veel schelen, dacht Nicholas, maar hij glimlachte ongedwongen en zei: 'Dan spreken we Frans. Bonjour, monsieur Broesilov. Het is me een genoegen kennis met u te maken.' Hij gaf hem een hand. Boris' handdruk was krachtig - te krachtig. Hij maakte er een wedstrijd van, maar Nicholas had dat verwacht. Hij kende dit type van vroeger en hij had zijn hand ver naar voren geschoven zodat Boris zijn vingers niet plat kon drukken. Nicholas hield Boris' hand omkneld zonder enig teken van inspanning te tonen en hij bleef zijn lome glimlach op zijn gezicht houden. Boris verbrak als eerste de handdruk en in zijn fletsblauwe ogen stond een vleugje respect te lezen.

'Dus u bent gekomen om op dikdiks te jagen,' vroeg hij bijna honend. 'De meeste van mijn cliënten willen op grote olifanten jagen, of minstens op bergnyala's.'

'Dat is mij een beetje te enerverend,' zei Nicholas grijnzend, 'al dat grote werk. Dikdiks zijn voor mij goed genoeg.'

'Bent u ooit in de stroomengte geweest?' vroeg Boris. Zijn Russische accent maakte dat zijn Frans moeilijk te verstaan was.

'Sir Nicholas was een van de leiders van de rivierexpeditie in 1976,' bracht Royan liefjes in het midden. Haar plotselinge tussenkomst amuseerde Nicholas. Ze had de vijandige sfeer tussen hen snel aangevoeld. Boris bromde iets en wendde zich tot zijn vrouw. 'Heb je alle voorraden die ik besteld heb?' vroeg hij.

'Ja, Boris,' antwoordde ze gedwee. 'Alles is aan boord van het vliegtuig.' Ze is bang voor hem, concludeerde Nicholas, en waarschijnlijk met reden. 'Laten we dan inladen. We hebben een lange reis voor de boeg.' De twee mannen zaten voor in de Toyota en de twee vrouwen achterin, tussen een groot deel van de dozen proviand die dicht om hen heen opgestapeld waren. Goede Afrikaanse manieren, dacht Nicholas inwendig glimlachend. Eerst de mannen en de vrouwen moeten maar zien hoe ze zich redden. 'U wilt toch niet de toeristische route volgen, hè?' Boris liet de vraag klinken als een dreigement. 'De toeristische route?'

'Het afvoerkanaal van het meer en de elektrische centrale,' verklaarde Boris. 'De Portugese brug over de stroomengte en het punt waar de Blauwe Nijl begint,' voegde hij eraan toe. Maar voordat ze konden antwoorden, zei hij waarschuwend: 'Maar als u dat wilt zien, zijn we pas lang na donker in het kamp.'

'Bedankt voor het aanbod,' zei Nicholas beleefd, 'maar ik heb het allemaal al gezien.'

'Mooi.' Boris liet zijn goedkeuring duidelijk blijken. 'Laten we dan maken dat we hier wegkomen.'

De weg zwenkte naar het westen, onder aan de hoge bergen. Dit was de Gojam, het land van de ontoeschietelijke bergbewoners. Het was een redelijk dichtbevolkt gebied en ze passeerden vele lange, magere mannen die langs de weg achter hun kudde geiten en schapen aan liepen met hun lange herdersstaf schuin over hun schouder. Zowel de mannen als de vrouwen droegen een sjamma, een wollen sjaal, een slobberige, witte jodhpur-broek en open sandalen.

Het waren mensen met een trots, knap gezicht. Hun dichte ruige haardos vormde een halo om hun hoofd en hun ogen hadden de felle blik van een adelaar. Sommige van de jonge vrouwen in dé dorpen die ze passeerden waren echt mooi. De meeste mannen waren zwaarbewapend. Ze droegen een tweehandig zwaard in een schede van gedreven zilver en een AK-47 geweer. 'Dat geeft hun het gevoel dat ze flinke kerels zijn,' zei Boris grinnikend. 'Heel dapper, heel macho.'

De hutten in de dorpen waren toekoels met ronde wanden en ze waren omringd door aanplantingen van gombomen en puntige sisalplanten. Boven de hoge pieken van het Tsjokke-gebergte kolkten geblutste, purperen donderwolken waaruit striemende regenvlagen op hen neerdaalden. De enorme druppels kletterden als zilveren munten tegen de voorruit van de Land Cruiser en veranderden de weg onder hun wielen in een stromende modderrivier.

De toestand van de weg was ontstellend slecht; op sommige plaatsen veranderde hij in een rotsachtige greppel waarmee zelfs de Toyota met vierwielaandrijving geen raad wist en Boris was verplicht over de rotsachtige helling zijn eigen weg te zoeken. Hoewel ze vaak met een slakkengangetje reden, werden ze toch in hun stoel door elkaar geschud als de wielen over het hobbelige terrein stuiterden.

'Die vervloekte zwarten kunnen zelfs niet verzinnen dat de wegen gerepareerd moeten worden,' gromde Boris. 'Ze zijn er tevreden mee als beesten te leven.' Niemand reageerde op zijn woorden, maar Nicholas keek in de achteruitkijkspiegel naar het gezicht van de twee vrouwen. Hun onbewogen, neutrale gelaatsuitdrukking verborg dat Boris' opmerking hen misschien had gekwetst.

Verderop werd de weg zo mogelijk nog slechter. Vanaf een bepaald punt was het zachte, modderige wegdek door de banden en rupsbanden van zware voertuigen opengereten.

'Militaire voertuigen?' Nicholas verhief zijn stem om boven het geluid van de striemende regenvlagen uit te komen en Boris gromde minachtend. 'Gedeeltelijk. Er zijn in de stroomengte veel sjoefta actief - bandieten en dissidente krijgsheren. Het grootste deel van het verkeer heeft te maken met het zoeken naar mineralen. Een van de grote mijnbouwbedrijven heeft concessies in Gojam en ze trekken het gebied in om er te gaan boren.' 'We zijn geen burgervoertuigen gepasseerd,' zei Royan. 'Zelfs geen bussen van het openbaar vervoer.'

'We hebben net een verschrikkelijke periode in onze lange, roerige geschiedenis achter de rug,' legde Tessay haar uit. 'De basis van onze economie is de landbouw. We stonden vroeger bekend als de graanschuur van Afrika, maar nadat Mengistoe de macht greep, heeft hij ons in armoede gestort. Hij gebruikte uithongering als politiek wapen. We lijden nog steeds verschrikkelijk. Weinig mensen kunnen zich de luxe van een motorvoertuig permitteren. De meesten leven in voortdurende zorg of ze nog wel voedsel voor hun kinderen kunnen kopen.'

'Tessay is aan de Addis Universiteit afgestudeerd in de economie,' zei Boris grinnikend. 'Ze is heel slim. Ze weet alles. Je kunt haar vragen wat je wilt en ze heeft altijd een antwoord voor je. Over geschiedenis, godsdienst, economie - vraag 't haar maar gerust.' Tessay verviel in stilzwijgen door zijn onvriendelijke commentaar.

Halverwege de middag ging het eindelijk minder hard regenen en een timide zonnetje gluurde tussen de wolkenbanken door. Boris stopte in een verlaten deel van het landschap. 'Sanitaire stop,' zei hij. 'Piespauze. Tijd voor een plasje.'

De twee vrouwen stapten uit en verdwenen tussen de rotsen. Toen ze naar de auto terugkwamen, bleken ze zich omgekleed te hebben. Ze droegen nu allebei een sjamma en een jodhpur-broek, de traditionele dracht in het land.

'Tessay heeft me traditioneel-Tigreaanse kleren cadeau gedaan,' zei Royan terwijl ze ronddraaide om ze aan Nicholas te laten zien. 'Ze staan je goed,' zei hij. 'En een broek zal heel wat lekkerder zitten.' De zon stond al laag aan de hemel toen de weg afdaalde in een volgende rotsige vallei waar een rivier met steile, geërodeerde oevers doorheen liep. Boven de rivier stond een ronde kerk met witte muren en een rieten dak met een houten Koptisch kruis erop. De toekoels van het dorp stonden er dicht op elkaar omheen.

'Debra Maryam,' kondigde Boris tevreden aan, 'de heuvel van de Heilige Maagd, en de rivier is de Dandera. Ik heb mijn mannen in de grote vrachtwagen vooruitgestuurd. Ze zullen inmiddels het kamp hebben opgeslagen en morgen zullen we de rivier stroomafwaarts volgen tot we de rand van het ravijn bereiken.'

Boris' personeel had vlak voorbij het dorp de tenten opgezet in een bosje gombomen.

'De tweede tent is voor jullie.' Boris wees ernaar. 'Die is prima voor Royan,' zei Nicholas. 'Ik heb een eigen tent nodig.' 'Dikdiks en aparte tenten.' Boris keek hem met zijn fletsblauwe ogen uitdrukkingsloos aan. 'Een geweldige vent. Ik ben onder de indruk.' Hij schreeuwde naar zijn mannen dat ze Nicholas' tent naast de andere moesten opzetten, dicht ertegenaan.

'Misschien dat je in de loop van de nacht moed vat,' zei hij met een vuile grijns. 'Ik wil niet dat je dan ver moet lopen.'

Ze wasten zich achter een canvasscherm onder een douche die bestond uit een ton die aan de onderste takken van een van de gombomen was opgehangen. Royan douchte eerst en kwam er opgewekt en verfrist onder vandaan met een vochtige handdoek om haar hoofd gewikkeld. 'Jouw beurt, Nicky!' riep ze tegen Nicholas toen ze langs zijn tent liep. 'Het water is heerlijk warm.'

Tegen de tijd dat Nicholas gedoucht en zich omgekleed had, was het donker. Hij liep naar de eettent waarin de rest van de groep al in kampeerstoelen om het vuur zat. De twee vrouwen zaten een beetje apart en praatten zachtjes met elkaar. Boris zat met een glas in zijn hand achterovergeleund in zijn stoel met zijn voeten op de lage tafel.

Hij gebaarde naar de fles wodka op de tafel toen Nicholas de lichtcirkel van het vuur binnenstapte. 'Neem een drankje. IJs zit in de emmer.' 'Ik heb liever een biertje,' zei Nicholas. 'Ik heb dorst gekregen van de rit.' Boris haalde zijn schouders op en schreeuwde naar de butler van het kamp dat hij een flesje bier uit de koelkast moest pakken. 'Ik zal je eens iets vertellen, een geheimpje.' Hij grijnsde tegen Nicholas terwijl hij nog een wodka voor zichzelf inschonk. 'Er mag hier dan vroeger een gestreepte dikdik zijn geweest, maar tegenwoordig bestaat dat dier niet meer. Je verspilt je geld en je tijd.'

'Uitstekend,' zei Nicholas vriendelijk. 'Het zijn mijn tijd en mijn geld.' 'Dat de een of andere ouwe zak er in de middeleeuwen eentje heeft geschoten, wil niet zeggen dat je er nu nog een zult vinden. We zouden de theeplantages in kunnen gaan om op olifanten te jagen. Ik heb daar nog maar tien dagen geleden drie bullen gezien. Allemaal met slagtanden van meer dan vijftig kilo.'

Terwijl ze erover doorpraatten, zakte het niveau van de wodka in de fles als de waterstand van de Nijl aan het eind van het overstromingsseizoen. Toen Tessay hun kwam vertellen dat het eten klaar was, nam Boris de fles mee; hij struikelde op weg naar de tafel. Tijdens de maaltijd was zijn enige bijdrage aan de conversatie dat hij Tessay afsnauwde.

'Het lamsvlees is rauw. Waarom let je er niet op dat de kok zijn werk goed doet? Vervloekte apen, je moet ze voortdurend in de gaten houden.' 'Is uw vlees ook niet gaar, Alto Nicholas?' vroeg Tessay zonder haar echtgenoot aan te kijken. 'Ik kan vragen of ze het nog wat doorbraden.' 'Het is perfect,' verzekerde hij haar. 'Ik houd ervan als het vlees roze is.' Aan het eind van de maaltijd was de wodkafles die naast Boris op de tafel stond, leeg en zijn gezicht was roodaangelopen en opgezet. Hij stond zonder iets te zeggen op en verdween in het duister in de richting van zijn tent. Hij slingerde op zijn benen en moest af en toe door een paar snelle tussenstapjes zijn evenwicht bewaren.

'Neeirit u het hem niet kwalijk,' zei Tessay. 'Het gebeurt alleen 's avonds. Overdag is er niets aan de hand. Het is een Russische traditie, de wodka.' Ze glimlachte stralend, alleen de uitdrukking in haar ogen bleef treurig. 'Het is een prachtige avond en nog te vroeg om te gaan slapen. Hebben jullie zin om naar de kerk te wandelen? Hij is heel oud en beroemd. Ik zal een van de bedienden een lantaarn laten brengen, zodat u de muurschilderingen kunt bewonderen.'

De bediende liep voor hen uit om hen bij te lichten en toen ze bij het ronde gebouw aankwamen, werden ze op de zuilengang door een oude priester verwelkomd. Hij was mager en zo zwart dat alleen zijn tanden in het halfduister oplichtten. In zijn handen had hij een schitterend Koptisch kruis van massief zilver dat was bezet met kornalijnen en andere halfedelstenen. Zowel Royan als Tessay liet zich voor hem op de knieën zakken om hem om zijn zegen te vragen. Hij tikte hen zachtjes met het kruis op de wang en boog zich over hen heen terwijl hij in het Amharisch zijn benedictie mompelde. Daarna leidde hij hen naar binnen.

De muren waren bedekt met schitterende, in primaire kleuren geschilderde schilderijen. In het lantaarnlicht leken ze op te gloeien als edelstenen. In de stijl waarin ze waren geschilderd, was de Byzantijnse invloed duidelijk zichtbaar: de ogen van de heiligen waren groot en stonden schuin en ze hadden grote goudkleurige halo's boven hun hoofd. Boven het altaar waarop offeranden van klatergoud en koper stonden, was een muurschildering van de Maagd Maria die het Kindeke wiegde terwijl de drie wijzen en een schare engelen in aanbidding voor haar knielden. Nicholas haalde de polaroidcamera uit de zak van zijn jasje en stelde de belichting in. Hij liep door de kerk rond en fotografeerde de muurschilderingen, terwijl Tessay en Royan naast elkaar geknield voor het altaar lagen.

Toen hij klaar was met foto's maken, ging Nicholas op de met de hand gemaakte houten kerkbank zitten en keek rustig naar hun geconcentreerde gezicht waarop het kaarslicht gouden vlekken wierp. Hij was ontroerd door de schoonheid van het moment.

Ik wou dat fk zo gelovig kon zijn, dacht hij zoals hij al zo vaak had gedaan. Het moet een troost zijn in moeilijke tijden. Ik wou dat ik zo kon bidden voor Rosalind en de kinderen. Hij kon hier niet langer blijven. Hij liep naar buiten, ging in de zuilengang zitten en keek naar de nachthemel. Op deze grote hoogte, in de ijle, niet-verontreinigde lucht, waren de sterren zo verblindend helder dat het moeilijk was de afzonderlijke sterrenbeelden eruit te pikken. Na een poosje ebde zijn droefheid weg. Het was fijn weer in Afrika terug te zijn.

Toen de twee vrouwen eindelijk uit de donkere kerk kwamen, gaf Nicholas de oude priester een biljet van honderd birr en een polaroidfoto die hij van hem had gemaakt. De oude man leek de foto meer te waarderen dan het geld. Daarna liepen ze met zijn drieën in vriendschappelijk stilzwijgen de heuvel af.

***

'Nicky!' Royan schudde hem wakker. Toen hij rechtop ging zitten en zijn zaklantaarn had aangeknipt, zag hij dat ze de wollen sjaal over een gestreepte herenpyjama had omgeslagen voordat ze zijn tent binnenkwam. 'Wat is er?' vroeg hij. Maar voordat ze kon antwoorden, hoorde hij in het donker een schorre, boze stem scheldwoorden schreeuwen, gevolgd door het onmiskenbare geluid van een gebalde vuist die op vlees en bot sloeg. 'Hij slaat haar.' Royans stem klonk schril van verontwaardiging. 'Je moet hem laten ophouden.'

Er klonk een kreet van pijn na de klap en daarna hoorden ze gesnik. Nicholas aarzelde. Alleen een dwaas komt tussenbeide als een man en een vrouw ruzie hebben en zijn beloning is meestal dat ze zich eendrachtig tegen hem keren en hun agressie op hem richten. 'Je moet iets doen, Nicky, alsjeblieft.'

Onwillig zwaaide hij zijn benen uit het veldbed en stond op. Hij sliep in zijn boxershorts en deed geen moeite zijn schoenen te vinden. Ze volgde hem, eveneens op blote voeten, naar het eind van het bosje waar Boris' tent naast de eettent stond.

Binnen brandde nog een lantaarn waarvan het licht vergrote schaduwen op het tentzeil wierp. Hij zag dat Boris zijn vrouw bij haar haar gegrepen had en haar over de grond sleepte terwijl hij in het Russisch tegen haar tekeerging. 'Boris!' Nicholas moest zijn naam drie keer roepen om zijn aandacht te trekken; toen zagen ze zijn schaduw over het tentzeil dansen terwijl hij Tessay op de grond liet vallen en de voorhang van de tent openzwaaide. Hij was slechts gekleed in een onderbroek. Zijn bovenlichaam was pezig en gespierd en zijn met koperkleurige krulletjes bedekte borst was plat en hard. Tessay lag op haar buik achter hem op de grond en snikte in haar tot een kom gevormde handen. Ze was naakt en haar lichaam was glad en glanzend als dat van een panter.

'Wat is er hier verdomme aan de hand?' vroeg Nicholas. Nu hij zag hoe verdrietig en vernederd de gracieuze, zachtaardige vrouw was, begon hij zich pas kwaad te maken.

'Ik geef deze zwarte hoer een lesje in goede manieren,' zei Boris met kwaadaardig genoegen. Zijn gezicht was nog opgezet en rood van de drank en de opwinding. 'Het gaatje niets aan, Engelsman, tenzij je me wilt betalen, dan kun je zelf ook wat plezier met haar maken.' Hij lachte met een onaangenaam geluid.

'Is alles in orde met je, Woizera Tessay?' Nicholas bleef Boris recht aankijken omdat hij wilde voorkomen dat de vrouw zich nog meer vernederd zou voelen omdat een andere man haar naakt zag.

Tessay ging rechtop zitten, drukte haar knieën tegen haar borst en sloeg haar armen eromheen om haar lichaam te bedekken.

'Het is goed zo, Alto Nicholas. Gaat u alstublieft weg voordat er echte narigheid van komt.' Het bloed druppelde uit een neusgat in haar mond en kleurde haar tanden roze.

'Je hebt mijn vrouw gehoord, Engelse klootzak. Ga weg! Bemoei je met je eigen zaken. Ga weg voordat ik jou ook een lesje in goede manieren geef.' Boris waggelde naar voren en wilde Nicholas met zijn open hand een duw tegen zijn borst geven. Nicholas bewoog zich even soepel en moeiteloos als een matador die de eerste, woeste aanval van de stier ontwijkt. Hij stapte opzij zodat Boris in het luchtledige duwde en door zijn eigen snelheid naar voren schoot. De Rus verloor volledig zijn evenwicht en wankelde over de open grond voor de tent tot hij tegen een van de kampeerstoelen botste en languit tegen de grond sloeg.

'Royan, neem Tessay mee naar jouw tent!' beval Nicholas. Royan rende de tent binnen en trok een laken van het dichtstbijzijnde veldbed. Ze sloeg het om Tessays schouders en tilde haar overeind.

'Doe dit alstublieft niet,' zei Tessay snikkend. 'U kent hem niet als hij in zo'n stemming is. Hij zal iemand verwonden.'

Terwijl ze nog steeds huilde en protesteerde, sleepte Royan haar de tent uit, maar inmiddels was Boris weer overeind gekomen. Hij brulde van woede en pakte de kampeerstoel waarover hij gestruikeld was op. Met één ruk trok hij er een van de poten af en hief die in zijn gebalde vuist omhoog. 'Wil je spelletjes spelen, Engelsman? Goed, dan doen we dat toch.' Zwaaiend met de stoelpoot als een ninja stormde hij op Nicholas af. Het geïmproviseerde wapen suisde in de lucht door de kracht waarmee hij naar Nicholas' hoofd sloeg. Toen Nicholas onder de stoelpoot door dook, sloeg Boris onmiddellijk weer, nu van de andere kant. Deze keer mikte hij op de zijkant van Nicholas' borst, onder diens opgeheven arm. Als hij hem had geraakt, zou hij zijn ribben hebben gebroken, maar weer wist Nicholas de slag te ontwijken.

Ze draaiden behoedzaam om elkaar heen tot Boris weer aanviel. Als de reflexen van de Rus niet door de wodka waren vertraagd, zou Nicholas met een tegenstander van dit kaliber nooit zo'n risico hebben genomen, maar Boris' bewegingen waren nu zo ongecontroleerd dat Nicholas de kans greep onder de zwaaiende stoelpoot door te duiken, terwijl hij tegelijkertijd naar voren kwam. Hij richtte zich op en stompte Boris, met zijn volle gewicht achter de stoot, in het kuiltje van zijn maag, vlak onder het borstbeen. De Rus boerde lang en luid toen de lucht uit zijn longen werd geperst. De stoelpoot vloog uit zijn hand, hij sloeg dubbel en zakte in elkaar. Met zijn armen om zijn middel geklemd en happend naar adem bleef Boris opgerold in het zand liggen. Nicholas boog zich over hem heen en zei zachtjes in het Engels: 'Dit soort gedrag kan echt niet door de beugel, ouwe jongen. We terroriseren geen vrouwen. Laat het alsjeblieft niet weer gebeuren.' Hij richtte zich op en zei tegen Royan: 'Breng haar naar jouw tent en houd haar daar.' Hij streek het haar uit zijn gezicht. 'Dan stel ik voor dat we nu gaan slapen als je er geen ernstige bezwaren tegen hebt.'

***

Diep in de nacht regende het weer. De zware druppels kletterden op de tent die vanbinnen door de bliksem griezelig fel werd verlicht. Maar toen Nicholas de volgende ochtend naar de eettent liep om te gaan ontbijten, was de lucht opgeklaard en scheen de zon helder waardoor hij zich onmiddellijk vrolijker voelde. De frisse berglucht rook naar natte aarde en paddenstoelen. Boris begroette Nicholas met joviale kameraadschappelijkheid. 'Goeiemorgen, Engelsman. We hebben gisteravond lol gehad, hè? Ik moet nog steeds lachen als ik eraan denk. Een mooie grap. Binnenkort gaan we samen weer wodka drinken en trappen we nog wat meer lol.' Vervolgens brulde hij naar de keukentent: 'Hé, Lady Sun, breng je nieuwe vriendje iets te eten. Hij heeft honger na die sportieve inspanningen van gisteravond.' Tessay was stilletjes en teruggetrokken terwijl ze toezicht hield op de bedienden die het ontbijt serveerden.

'We trekken verder,' zei Boris opgewekt toen ze koffiedronken. 'Mijn bedienden zullen het kamp opbreken en ons in de grote vrachtwagen volgen. Met een beetje geluk zullen we vanavond aan de rand van de bergengte kunnen kamperen en morgen beginnen we met de afdaling.' Toen ze in de truck stapten, zag Tessay kans even zachtjes met Nicholas te praten zonder dat Boris haar kon horen. 'Bedankt, Alto Nicholas. Maar het was niet verstandig. U kent hem niet. U moet nu voorzichtig zijn. Hij zal het niet vergeten, en het u ook niet vergeven.'

Toen ze uit het dorpje Debra Maryam kwamen, sloeg Boris een zijweg in die langs de Dandera direct naar het zuiden liep. De weg die ze de vorige dag vanaf het Tanameer hadden gevolgd, was op de kaart als een grote verkeersweg gemarkeerd. Die was al heel slecht geweest, maar de landweg waarop ze nu reden, werd aangeduid als een secundaire weg die 'niet in alle weersomstandigheden begaanbaar was'. Wat de zaak nog erger maakte, was dat het grootste deel van het zware verkeer dat de verkeersweg had opengereten, ook van deze zijweg gebruikgemaakt had. Ze kwamen bij een plek waar een reusachtig voertuig in de door de regen verzadigde grond was vastgelopen en de pogingen om het los te krijgen, hadden tot gevolg gehad dat hele stukken grond waren omgeploegd en dat er een uitgraving was achtergebleven die op een bomkrater op een oude foto uit de Eerste Wereldoorlog, van het slagveld in Vlaanderen, leek.

In de loop van de dag kwam de Toyota ook twee keer in de verraderlijke grond vast te zitten. Als dit gebeurde, kwam de grote vrachtwagen die hen volgde erbij; de bedienden zwermden uit de laadbak en duwden en tilden de Toyota over het slechte stuk. Zelfs Nicholas zwoegde met ontbloot bovenlijf samen met hen in de modder om de auto vlot te krijgen. 'Als je naar mijn advies had geluisterd,' gromde Boris, 'zouden we hier niet zijn. In het gebied waar je naar toe wilt, is geen wild en er zijn ook geen wegen die die naam waardig zijn.'

Vroeg in de middag stopten ze naast de rivier om in de open lucht te lunchen. Nicholas liep naar de waterkant om de modder en het vuil die door het zware werk van die ochtend waren achtergebleven, af te wassen. Hij had zichzelf bij de pogingen de auto vlot te krijgen, niet gespaard. Royan volgde hem de helling af en ging op een rotssteen aan de rand van de rivier zitten terwijl hij zijn overhemd uittrok en zich met het koude bergwater bespatte. De rivier had een modderig-gele kleur en was gezwollen door de stortbuien. 'Ik denk niet dat Boris je verhaal over de gestreepte dikdik gelooft,' waarschuwde ze hem. 'Tessay zegt dat hij argwaan koestert tegen wat we zogenaamd van plan zijn.' Ze keek geïnteresseerd toe terwijl hij het vuil van zijn borst en bovenarmen spoelde. Op de plaatsen waar zijn lichaam niet aan de zon had blootgestaan, was zijn huid heel wit en smetteloos. Zijn borsthaar was dik en donker. Ze vond het aangenaam om naar zijn lichaam te kijken. 'Hij is het type dat onze bagage zou doorzoeken als hij de kans krijgt,' zei Nicholas. 'Je hebt toch niets meegenomen dat aanwijzingen bevat? Geen papieren of aantekeningen?'

'Alleen een satellietfoto en mijn aantekeningen zijn allemaal in mijn eigen steno gemaakt. Hij zou er niets van begrijpen.' 'Let goed op wat je met Tessay bespreekt.'

'Ze is een schat. Ze heeft niets achterbaks.' Royan verdedigde haar nieuwe vriendin fel.

'Zij mag dan oké zijn, maar ze is met mijn vriendje Boris getrouwd. Ze zal toch in de eerste plaats loyaal tegenover hem zijn. Wat je gevoelens voor haar ook zijn, vertrouw hen geen van beiden.' Hij droogde zich met zijn overhemd af, trok het vervolgens aan en knoopte het dicht. 'Laten we wat gaan eten.'

Bij de geparkeerde truck ontkurkte Boris een fles Zuidafrikaanse witte wijn en hij schonk voor Nicholas een glas in. De in de rivier gekoelde wijn was fris en fruitig. Tessay bood hun koude gebraden kip en het typisch Ethiopische injera-brood aan: plat, dun, ongedesemd brood van met stenen gemalen graan. De beproevingen en inspanningen van die ochtend leken onbeduidend toen Royan naast Nicholas in het gras ging liggen en ze samen naar een lammergier keken die hoog in de blauwe lucht scheerde. De vogel zag hen en zweefde nieuwsgierig over hen heen terwijl hij zijn kop opzij draaide om naar beneden te kunnen kijken. Om zijn ogen had hij een zwart masker als een struikrover en zijn opvallende wigvormige staartveren dansten op de wind als de vingers van een concertpianist over de toetsen van zijn piano.

Toen het tijd was om verder te gaan, reikte Nicolas haar zijn hand en trok haar overeind. Het was een van de zeldzame momenten dat ze elkaar aanraakten en ze hield zijn vingers een paar seconden langer vast dan strikt noodzakelijk was.

De toestand van het wegdek werd er niet beter op toen ze de rand van de stroomengte naderden en tijdens de urenlang durende rit werden ze voortdurend hevig door elkaar geschud. De weg kronkelde zich een heuvel op en liep vervolgens met een scherpe bocht over de helling aan de andere kant naar beneden. Boris begon in het Russisch te vloeken toen ze halverwege de helling waren en de haarspeldbocht om een hoge aarden wal rondden. Een enorme dieseltruck stond schuin over de weg en versperde hun bijna de doorgang.

Hoewel ze de sporen van dit konvooi voertuigen al sinds de vorige dag volgden, was dit het eerste ervan dat ze tegenkwamen en Boris werd erdoor verrast. Hij trapte zo plotseling op de rem dat zijn passagiers bijna uit hun stoel werden geslingerd, maar ze kwamen op de steile helling in de modder niet volledig tot stilstand. Boris was gedwongen de auto in de laagste versnelling te gooien en de smalle opening tussen de wal en de truck in te rijden. Vanaf de achterbank keek Royan door het raam omhoog naar de hoge zijkant van de dieseltruck. Op de groene achtergrond waren met rode verf de naam en het logo van het bedrijf geschilderd.

Terwijl ze ernaar staarde, werd ze overmand door een sterk gevoel van déjd vu. Ze had die afbeelding kortgeleden ergens gezien, maar haar geheugen liet haar in de steek: ze kon zich niet herinneren waar en wanneer. Ze wist alleen dat het van cruciaal belang was dat ze het zich herinnerde. De Toyota schuurde de metalen zijkant van de truck en toen waren ze er voorbij. Boris leunde uit het raampje en schudde zijn vuist tegen de chauffeur van de grote vrachtwagen.

Het was een Ethiopiër en waarschijnlijk door de eigenaar van de truck in Addis gerekruteerd. Hij leunde grijnzend om Boris' woede-uitbarsting uit zijn cabine en schudde eveneens zijn vuist waaraan hij nog een aardig persoonlijk tintje gaf door zijn wijsvinger omhoog te steken. 'Strontvreter!' brulde Boris verontwaardigd omdat de ander hem had overtroefd, maar hij stopte niet. 'Het heeft geen zin met ze te praten. Die zwarte apen hebben toch geen verstand!'

De rest van de vermoeiende reis was Royan stil en teruggetrokken. Ze was geschokt en verontrust door haar overtuiging dat ze het logo met het gevleugelde rode paard met erboven in een wimpel de naam van het bedrijf, 'pegasus mijnbouw', al eerder had gezien.

Toen het eind van de tocht eindelijk in zicht kwam, passeerden ze een bord dat langs de weg stond. De palen die het bord ondersteunden, waren stevig in beton verankerd en de letters erop waren zo netjes aangebracht dat er een vakman aan het werk moest zijn geweest.

Boven aan het bord wees een pijl naar een onlangs geëgaliseerde weg die aan hun rechterkant het land in liep en de tekst erop luidde:

pegasus mijnbouw

basiskamp - één kilometer

privé-weg

geen toegang voor onbevoegden

Het vuurrode paard steigerde met wijd uitgespreide vleugels in het midden van het bord en leek op het punt te staan op te vliegen. Ze hapte naar lucht toen de herinnering met verbijsterende helderheid bij haar bovenkwam. Ze herinnerde zich waar ze het vliegende rode paard eerder had gezien. In een oogwenk werd ze in gedachten teruggevoerd naar het ijskoude water van een Engelse rivier, waarin ze terechtgekomen was nadat ze uit de landrover was geslingerd, die van de oever buitelde. Ze zag weer de reusachtige MAN-vrachtwagen die over de brug boven haar denderde met op zijn zijkant het steigerende rode paard dat ze in een flits onbewust had waargenomen.

Het is hetzelfde! schreeuwde ze bijna, maar ze beheerste zich. Ze voelde weer in volle hevigheid de angst die ze op dat moment had doorstaan en ze merkte dat ze hijgde en dat haar hart bonkte alsof ze lang hardgelopen had. Het kan geen toeval zijn, verzekerde ze zichzelf in stilte, en ik vergis me niet. Het is hetzelfde bedrijf: Pegasus Mijnbouw.

De laatste paar kilometer van de tocht was ze teruggetrokken en afwezig. Toen de weg abrupt eindigde aan de rand van de steile rotsen van het ravijn, stopte Boris op de grasberm en zette de motor uit.

'Verder gaan we niet. We kamperen vannacht hier. Mijn grote truck zit niet ver achter ons. Mijn mannen zullen het kamp opslaan zodra ze hier zijn. Morgen gaan we te voet het ravijn in.'

Toen ze uitstapten, trok Royan aan Nicholas' mouw. 'Ik moet je spreken,' fluisterde ze dringend en ze volgde hem over de oever van de rivier. Hij vond een plekje waar ze naast elkaar konden zitten en ze lieten hun benen over de rand van de afgrond bungelen. Naast hen leek de gezwollen gele rivier te voelen wat er vóór haar lag. Het koude bergwater ging sneller stromen, kolkte tussen de rotsen door en verzamelde zijn krachten voor de duizelingwekkende sprong in de lege ruimte. De steile rotswand van de klip onder hen was meer dan driehonderd meter hoog. De afgrond beneden hen was in het avondlicht donker en mysterieus en de bodem ervan was verborgen in de schaduw en de wolk van opstuivende druppels van de waterval. Toen Royan in de diepte keek werd ze plotseling duizelig en dreigde haar evenwicht te verliezen. Ze deinsde terug van de rand en leunde instinctief tegen Nicholas' schouder om in balans te blijven. Pas toen ze elkaar aanraakten, besefte ze wat ze deed en ze trok zich verlegen terug.

Het modderige water van de Dandera stortte vanaf de rand naar beneden en werd als door een wonder getransformeerd tot gordijnen van doorzichtige kant. Als de rokken van een walsende bruid draaiden ze glanzend rond en regenbogen van licht dansten erdoorheen, zodat het leek alsof ze weerkaatsten op een borduurwerk van zaadparels. De vallende zuilen van witte druppels wentelden zich en kregen prachtige, maar vluchtige vormen voordat ze op de onderste richels van zwarte rotssteen stortten en uiteenspatten in nieuwe witte nevelwolken die de bodem van de duistere afgrond met een iriserende sluier bedekten.

Royan moest moeite doen om zich van dit ontzagwekkende tafereel los te rukken en zich te concentreren op de verontrustende ervaring die ze zonet had gehad.

'Nicky, herinner je je dat ik je heb verteld over de vrachtwagen die mijn moeder en mij in de landrover van de brug heeft gedrukt?' 'Natuurlijk.' Hij keek haar aandachtig aan en er verscheen een niet-begrijpende uitdrukking op zijn gezicht. 'Je bent van streek. Wat is er, Royan?' 'Op de zijkant van de trailers van de vrachtwagen stond het logo met de naam van het bedrijf.'

'Dat heb je me verteld, ja. Het was er met rode verf op geschilderd. Je zei dat je geen tijd genoeg had om het goed te kunnen zien.' 'Het was hetzelfde logo dat op de vrachtwagen stond die we net zijn gepasseerd. Ik zag het vanuit dezelfde hoek als toen en ik herinnerde het me weer. De rode Pegasus, het vliegende paard.'

Hij bestudeerde haar gezicht een poosje. 'Weet je dat absoluut zeker?' 'Absoluut!' Ze knikte heftig.

Nicholas staarde naar het schitterende panorama van de stroomengte onder hen. De afstand tot de andere wand van het ravijn was zestig kilometer, maar in de heldere, door de regen schoongewassen lucht leek het alsof hij zo dichtbij was dat hij hem zou kunnen aanraken. 'Het kan toeval zijn,' zei hij ten slotte.

'Denk je dat? Dan is het wel een heel vreemd en wonderlijk toeval. Pegasus zowel in Yorkshire als in Gojam? Kun je dat geloven?' 'Het is niet logisch. De vrachtwagen die jullie heeft aangereden, was gestolen...'

'Was dat zo?' vroeg ze. 'Weten we dat zeker?'

'Veronderstel dat hij niet gestolen was, wat voor verklaring heb je er dan voor?'

'Als jij van plan was iemand te vermoorden, zou je er dan op rekenen dat iemand zo vriendelijk zou zijn voor een restaurant een vrachtwagen achter te laten die je kon stelen?' Hij schudde zijn hoofd. 'Ga verder.'

'Veronderstel dat je zou regelen dat je eigen vrachtwagen daar voor je neergezet werd en dat de chauffeur pas aangifte van diefstal zou doen als je al een flinke voorsprong op de politie had.'

'Het is mogelijk,' zei hij zonder veel enthousiasme. 'Degene die Duraid heeft vermoord en twee aanslagen op mij heeft gepleegd, beschikt kennelijk over ruime middelen. Hij kan in Egypte en Engeland zaken regelen en bovendien heeft hij de zevende rol in zijn bezit. Hij heeft onze aantekeningen en al onze bewerkingen en vertalingen die hem rechtstreeks naar deze plek aan de Abbay leiden. Veronderstel nu eens dat hij een bedrijf als Pegasus in handen heeft - is er dan een reden waarom hij op dit moment niet hier in Ethiopië kan zijn, net als wij?' Nicholas zweeg een poosje. Hij pakte een steen op van de richel naast hem en gooide die de afgrond in. Ze keken allebei toe hoe hij naar beneden viel en steeds kleiner werd tot hij ver in de diepte in de nevelsluiers verdween. Nicholas stond abrupt op en pakte haar hand om haar overeind te helpen. 'Kom mee,' zei hij. 'Waar gaan we naar toe?'

'Naar het basiskamp van Pegasus. Laten we daar eens een praatje met de voorman gaan maken.'

Boris protesteerde woedend en kwam snel aangelopen toen Nicholas in de Toyota stapte en de motor startte. 'Waar ga je verdomme naar toe?' 'Een beetje rondkijken.' Nicholas liet de koppeling opkomen. 'Ik ben over een uur terug.'

'Hé, Engelsman, mijn truck!' Hij rende achter hen aan, maar Nicholas trok snel op.

'Breng de huur maar in rekening.' Hij keek grijnzend in de achteruitkijkspiegel naar Boris.

Ze bereikten de afslag waar het bord stond en volgden de zijweg over de heuvel. Het kamp van Pegasus lag aan de andere kant. Nicholas stopte op de top van de heuvel en ze bestudeerden het zwijgend. Een gebied van ongeveer vier hectare was vrijgemaakt en geëgaliseerd. Het werd beveiligd door een omheining van prikkeldraad met één hek dat gesloten was. Drie enorme groene vrachtwagens met het rode logo stonden op een rij binnen de omheining geparkeerd, samen met enkele kleinere voertuigen en een hoge mobiele boortoren. De rest van het terrein stond vol met delfuitrusting en voorraden. Er stonden stapels boorijzers en stalen kisten met bodemmonsters, houten kisten met reserveonderdelen en verscheidene reusachtige vaten met dieselolie, olie en boormodder. De vaten en de voorraden waren zo keurig netjes opgestapeld dat ze een schril contrast vormden met het woeste, rotsachtige landschap. Vlak achter het hek lag een dorpje van een stuk of twaalf uit golfplaten opgetrokken barakken. Ook die waren met militaire precisie in een dubbele rij neergezet. 'Een groot, goedgeorganiseerd bedrijf,' merkte Nicholas op. 'Laten we naar beneden gaan en eens kijken wie de leiding heeft.'

Bij het hek stonden twee gewapende bewakers, gekleed in het camouflagepak van het Ethiopische leger. Ze waren duidelijk verrast door de komst van de onbekende Land Cruiser en toen Nicholas toeterde, kwam een van hen achterdochtig op hen af met zijn AK-47-geweer in de aanslag. 'Ik wil de manager hier spreken,' zei Nicholas in het Arabisch. Zijn stem klonk hooghartig en autoritair genoeg om de schildwacht een onzeker en ongemakkelijk gevoel te bezorgen.

De soldaat gromde iets en liep terug om zijn collega te raadplegen; daarna bracht hij de microfoon van zijn walkietalkie naar zijn mond en sprak er ernstig in. Nadat hij was uitgesproken, viel er een stilte van vijf minuten; toen ging de deur van het dichtstbijzijnde gebouwtje open en een blanke man kwam naar buiten.

Hij droeg een kaki-overall en een safarihoed van slappe stof. Zijn ogen waren verborgen achter een zonnebril met spiegelende glazen en de huid van zijn gezicht was leerachtig en diepgebruind. Hij was klein en gedrongen en zijn mouwen waren opgerold; aan zijn harige, gespierde armen was te zien dat hij altijd zwaar werk had gedaan. Nadat hij een paar woorden met de bewakers bij het hek had gewisseld, kwam hij naar de Toyota toe. 'Ja? Wat is er hier aan de hand?' vroeg hij met een lijzig Texaans accent. Hij had een niet brandend stompje sigaar in zijn mond.

'De naam is Quenton-Harper.' Nicholas stapte uit de truck en stak zijn hand naar de man uit. 'Nicholas Quenton-Harper. Hoe maakt u het?' De Amerikaan aarzelde en gaf Nicholas toen een hand alsof hij een sidderaal moest vastpakken.

'Helm,' zei hij. 'Jake Helm uit Abilene, in Texas. Ik ben hier de voorman.' Hij had de hand van een werkman, met eeltige palmen, bobbelig littekenweefsel op de knokkels en halve maantjes van zwart vet onder de nagels. 'Het spijt me dat ik u lastig moet vallen. Ik heb wat problemen met mijn truck. Ik vroeg me af of u misschien een monteur hebt die er even naar kan kijken.' Nicholas glimlachte innemend, maar de man reageerde niet bemoedigend.

'Dat is geen bedrijfsbeleid.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik wil graag betalen voor...'

'Luister, vriend, ik zei nee.' Jake haalde het sigarenstompje uit zijn mond en bekeek het aandachtig.

'Uw bedrijf - Pegasus. Kunt u me vertellen waar het hoofdkantoor is gevestigd? Wie is de directeur?'

'Ik heb het druk. U verknoeit mijn tijd.' Helm stopte de sigaar terug in zijn mond en wilde zich omdraaien.

'Ik jaag de komende weken in dit gebied. Ik wil niet dat uw werknemers het gevaar lopen dat ik hen met een verdwaald schot raak. Kunt u me een idee geven waar u aan het werk bent?'

'Ik ben hier met mijn jongens bezig met het zoeken naar bodemschatten. Ik geef geen informatie over de plaatsen waar we werken. En nou opdonderen!'

Hij draaide zich om, liep naar het hek en gaf op bruuske toon bevelen aan de bewakers voordat hij naar zijn kantoor terugbeende. 'Een satellietschotel op het dak,' merkte Nicholas op. 'Ik vraag me af met wie onze vriend Jake op dit moment praat.' 'Met iemand in Texas?' suggereerde Royan.

'Dat hoeft niet per se,' zei Nicholas. 'Pegasus is waarschijnlijk een multinational. Dat Jake Texaan is, hoeft niet te betekenen dat zijn baas dat ook is. Ik vrees dat het geen erg informatief gesprek was.' Hij startte de auto en maakte een U-bocht. 'Maar als iemand bij Pegasus de schurk is die hiermee te maken heeft, zal hij mijn naam herkennen. We hebben hun laten weten dat we zijn aangekomen. Laten we eens kijken wat we uit de bosjes gejaagd hebben.'

***

Toen ze bij de waterval in de Dandera terugkwamen, zagen ze dat Boris' vrachtwagen inmiddels was gearriveerd. Het kamp was opgeslagen en de kok had thee voor hen gezet. Boris ontving hen minder hartelijk dan de kok en bleef nors zwijgen terwijl Nicholas probeerde goed te maken dat hij de truck had ingepikt. Pas na zijn eerste wodka van die avond verbeterde Boris' humeur voldoende om zijn stilzwijgen te verbreken. 'De muilezels hadden hier al moeten zijn toen we aankwamen. Tijd betekent niets voor deze mensen. We kunnen het ravijn niet in voordat ze zijn gearriveerd.'

'Dan heb ik in ieder geval de kans om mijn geweer in te stellen terwijl we wachten,' merkte Nicholas berustend op. 'In Afrika loont het nooit om haast te hebben. Slecht voor de zenuwen.'

Nadat ze de volgende ochtend op hun gemak hadden ontbeten en de muilezels nog steeds niet waren gearriveerd, haalde Nicholas zijn geweer voor den dag.

Toen Nicholas het wapen uit de groene stoffen hoes tilde, pakte Boris het uit zijn handen en bestudeerde het aandachtig. 'Een oud geweer?'

'Uit 1926,' zei Nicholas met een knikje. 'Mijn grootvader heeft het laten maken.'

'Toen wisten ze nog hoe ze een geweer moesten maken. Niet die rotzooi die tegenwoordig van de lopende band rolt.' Boris tuitte kritisch zijn lippen. 'Een korte Mauser Obendorf, double-action en met een vierkante brug. Prachtig! Maar er is ook een andere loop opgezet, hè?' 'De oorspronkelijke loop was versleten. Ik heb hem laten vervangen door een bijpassende Shilen-loop. Je kunt er op een afstand van honderd meter de vleugels van een muskiet mee afschieten.' 'Kaliber 7 x 57, niet?' vroeg Boris.

'Eigenlijk 275 Rigby,' corrigeerde Nicholas hem, maar Boris snoof minachtend.

'Dat is exact dezelfde patroon - alleen door jullie Engelse eigenwijsheid noemen jullie hem anders.' Hij grijnsde. 'Je kunt er een kogel van 270 gram met een snelheid van achteneenhalve kilometer per seconde mee afschieten. Het is een goed geweer, een van de beste.'

'Je kunt je niet voorstellen hoeveel je goedkeuring voor me betekent, beste kerel,' mompelde Nicholas in het Engels. Boris grinnikte toen hij hem het geweer teruggaf.

'Engelse humor! Ik houd van jullie Engelse humor.' Toen Nicholas het kamp met het kleine geweer in zijn foedraal verliet, liep Royan met hem mee langs de rivier en hielp hem met het vullen van twee canvaszakken met wit rivierzand. Hij legde ze boven op een geschikte rotssteen waar ze een stevige, maar kneedbare steun voor het geweer vormden. De open helling vormde een veilige achtergrond en hij zette tweehonderd meter verder weg een kartonnen doos neer waarop hij met plakband een doelwit had geplakt. Hij liep terug naar Royan en installeerde zich achter de rotssteen waarop het wapen lag.

Royan was niet voorbereid op de knal van het eerste schot uit het sierlijke, bijna vrouwelijk ogende wapen. Ze sprong onwillekeurig overeind en haar oren tuitten.

'Wat een afschuwelijk, boosaardig ding!' riep ze uit. 'Hoe kun je het over je hart verkrijgen om met zo'n krachtig geweer prachtige dieren te doden?' vroeg ze. Hij keek door zijn verrekijker of zijn schot doel getroffen had en zei: 'Zou je liever hebben dat ik het met een geweer van een licht kaliber deed, of dat ik ze met een stok doodsloeg?'

De kogel had het doel zeveneneenhalve centimeter te ver naar rechts en vijf centimeter te laag getroffen. Terwijl hij het telescoopvizier van zijn geweer verstelde, probeerde hij het haar uit te leggen. 'Een goede jager doet alles wat in zijn vermogen ligt om zijn prooi zo snel en pijnloos mogelijk te doden. Dat betekent dat hij probeert zo dicht mogelijk bij het dier in de buurt te komen en een zo goed mogelijk ingesteld wapen gebruikt dat krachtig genoeg is.'

Zijn volgende schot was precies in het verlengde van de roos en maar tweeëneenhalve centimeter te hoog. Hij wilde dat het geweer op die afstand zeveneneenhalve centimeter te hoog schoot. Hij stelde het vizier opnieuw bij. 'Ik begrijp niet waarom je een van Gods schepselen zou willen doden,' protesteerde ze.

'Dat zal ik je nooit kunnen uitleggen.' Hij richtte weloverwogen en vuurde één keer. Zelfs nu de lens van het vizier minder sterk vergrootte, zag hij dat de kogel het doelwit precies zeveneneenhalve centimeter te hoog had geraakt.

'Het heeft iets te maken met een primitieve drang die weinig mannen, hoe ontwikkeld en beschaafd ook, volledig kunnen ontkennen.' Hij vuurde weer. 'Sommige van hen bevredigen die in de directiekamer, anderen op het golfterrein en weer andere door in de rivier of de oceaan te vissen of door te jagen.' Hij vuurde voor de zekerheid nog een derde schot af en vervolgde toen: 'En wat Gods schepselen betreft, Hij heeft ze aan ons gegeven. Van ons tweeën ben jij de gelovige. Citeer de Handelingen 10, vers 12 en 13 maar.' 'Sorry.' Ze schudde haar hoofd. 'Vertel me maar wat erin staat.' *"... al de viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de vogelen des hemels,'" citeerde Nicholas, ' "En er geschiedde een stem tot hem: Sta op Petrus, slacht en eet."'

'Je had advocaat moeten worden,' zei ze met voorgewende wanhoop. 'Of priester,' suggereerde hij. Hij liep weg om het doelwit op te halen. Hij zag dat de laatste drie schoten zeveneneenhalve centimeter boven de roos een kleine symmetrische rozet vormden en dat de kogelgaten elkaar net raakten.

Hij klopte op de kolf van het kleine geweer. 'Je bent mijn kleine schat, Lucretia Borgia.' Hij had het geweer naar haar genoemd om zijn schoonheid en zijn vermogen te doden.

Hij liet het geweer in het leren foedraal terugglijden en ze liepen samen terug. Toen ze in het zicht van het kamp kwamen, stond Nicholas plotseling stil.

'We hebben bezoek,' zei hij en hij bracht zijn verrekijker omhoog. 'Ha! We hebben iets uit het struikgewas gejaagd. Er staat daar een Pegasus-vrachtwagen geparkeerd en, als ik me niet vergis, is een van onze bezoekers onze charmante vriend uit Abilene. Laten we eens gaan kijken wat er aan de hand is.' Toen ze dichter bij het kamp kwamen, zagen ze dat er een dozijn of meer zwaarbewapende, geüniformeerde soldaten rondom de rood-met-groene Pegasus-vrachtwagen stond en dat Jake Helm en een Ethiopische officier onder het zonnescherm van de eettent in een ernstig gesprek met Boris gewikkeld waren.

Zodra Nicholas de tent binnenkwam, stelde Boris hem aan de gebrilde Ethiopische officier voor. 'Dit is kolonel Toema Nogo, de militaire bevelhebber van het zuidelijk district van Gojam.'

'Hoe maakt u het?' vroeg Nicholas, maar de kolonel negeerde de beleefdheidsfrase.

'Ik wil uw paspoort en uw wapenvergunning zien,' beval hij hooghartig. Jake Helm kauwde intussen zelfvoldaan op het kwalijk ruikende stompje van een uitgedoofde sigaar.

'Ja, natuurlijk,' antwoordde Nicholas. Hij liep naar zijn eigen tent om zijn koffertje te pakken en toen hij terugkwam, opende hij het op de eettafel terwijl hij tegen de officier glimlachte. 'U zult vast ook mijn introductiebrief van de Britse minister van Buitenlandse Zaken in Londen en deze van de Britse ambassadeur in Addis Abeba willen zien. Hier hebt u er nog een van de Ethiopische ambassadeur in Engeland en deze firman is van uw eigen minister van Defensie, generaal Siye Abraha.'

De kolonel staarde in verwarring naar de bonte verzameling sierlijke officiële briefhoofden en vuurrode zegels met linten. Achter zijn goudomrande brilleglazen hadden zijn ogen een verbijsterde, beduusde uitdrukking. 'Sir!' Hij sprong overeind en salueerde. 'U bent een vriend van generaal Abraha? Dat wist ik niet. Niemand heeft me daarvan op de hoogte gesteld. Neemt u me niet kwalijk dat ik u lastig heb gevallen.' Hij salueerde weer en door zijn gêne werd hij onhandig en onbeholpen. 'Ik kwam u alleen maar waarschuwen dat het bedrijf Pegasus hier in de buurt boringen verricht en met dynamiet werkt. Dat kan enig gevaar opleveren. Let u alstublieft goed op. Bovendien opereren er hier in de buurt veel bandieten en misdadigers, sjoefta.' Kolonel Nogo was nerveus en had zichzelf nauwelijks meer in de hand. Hij zweeg en haalde diep adem om kalm te worden. 'Ik heb opdracht gekregen om de werknemers van Pegasus een escorte te geven, begrijpt u. Als u tijdens uw verblijf hier problemen mocht krijgen of om wat voor reden ook behoefte aan hulp hebt, hoeft u alleen maar een beroep op me te doen, meneer.' 'Dat is buitengewoon geschikt van u, kolonel.'

'Ik zal u niet langer ophouden, meneer.' Hij salueerde voor de derde keer, pakte de Texaanse voorman bij zijn schouder en liep samen met hem naar de vrachtwagen van Pegasus. Jake Helm had sinds hun aankomst nog geen woord gezegd en hij vertrok nu zonder afscheid te nemen. Toen de vrachtwagen wegreed, salueerde kolonel Nogo voor de vierde en laatste keer voor het raampje van de cabine.

'Bingo!' zei Nicholas tegen Royan terwijl hij het saluut met een nonchalant wuivend gebaar beantwoordde. 'Die slag was zonder meer voor ons. We weten nu tenminste dat meneer Pegasus ons, om wat voor reden ook, het liefst kwijt wil. Ik denk dat we heel snel weer van hem zullen horen.' Ze liepen terug naar de eettent en Nicholas zei tegen Boris: 'We hebben nu alleen je muilezels nog nodig.'

'Ik heb drie van mijn mannen naar het dorp gestuurd om ze te zoeken. Ze hadden hier gisteren al moeten zijn.'

***

De muilezels arriveerden de volgende ochtend; zes grote, stevig gebouwde dieren die elk werden begeleid door een drijver die de gebruikelijke jodhpur-broek en hoofddoek droeg. Halverwege de ochtend waren ze bepakt en kon de afdaling in het ravijn beginnen.

Boris bleef aan het begin van het pad staan en keek uit over de vallei. Zelfs hij leek geïntimideerd door en vol ontzag voor de immens steile afgrond en de woeste pracht van het ravijn.

'Jullie zullen een volkomen onbekend gebied uit een ander tijdperk binnengaan,' waarschuwde hij hen, filosofischer gestemd dan ze van hem gewend waren. 'Ze zeggen dat dit pad tweeduizend jaar oud is. Even oud als Christus.' Hij spreidde zijn handen in een geringschattend gebaar. 'De oude zwarte priester in de kerk in Debra Maryam zal jullie vertellen dat de Maagd Maria dit pad heeft gevolgd toen ze na de kruisiging uit Israël vluchtte.' Hij schudde zijn hoofd. 'Maar ja, die mensen geloven ook alles.' Vervolgens stapte hij het pad op.

Het leek tegen de rotswand aangeplakt te zijn en liep zo steil naar beneden dat de pezen en zenuwen in hun liezen en knieën bij iedere stap van de hoge, in de rotssteen uitgehouwen treden werden gerekt en hun rug het zwaar te verduren had. Ze waren gedwongen hun handen te gebruiken bij de afdaling van de ruwere en steilere stukken waar het bijna leek alsof ze van een ladder afklommen.

Het leek onmogelijk dat de muilezels hen met hun zware bepakking konden volgen. De dappere beesten sprongen van iedere rotstrede, landden zwaar op hun voorpoten en verzamelden dan moed voor de volgende sprong. Het pad was zo smal dat hun omvangrijke last aan de ene kant langs de rotswand schuurde en aan de andere kant boven de duizelingwekkend diepe afgrond uitstak.

Toen het pad een scherpe bocht maakte, konden de muilezels de draai niet in één keer maken. Ze waren gedwongen eerst naar achteren te gaan voor ze verder konden, en zwetend van angst en met rollende ogen waarvan het wit af en toe opflitste, volgden ze voorzichtig de bocht in het smalle pad. De drijvers joegen hen met wilde kreten en geknal van hun zweep voort. Op sommige plaatsen liep het pad de bergwand binnen, achter rotsklompen en puntige pieken langs die door de tijd en de erosie aan de rotswand ontworsteld waren. Deze rotsige doorgangen waren zo nauw dat de muilezels afgeladen moesten worden. De drijvers namen hun last dan over en bepakten de dieren weer als ze terug op het pad waren.

'Kijk!' riep Royan verbaasd en ze wees in het ravijn. Een zwarte gier verrees met wijd uitgespreide vleugels uit de diepte en zweefde bijna op armslengte langs hen. Hij draaide zijn afschuwelijke kale kop met de roze lubberende huid naar hen opzij en staarde met zijn ondoorgrondelijke, zwarte ogen naar hen voordat hij wegzeilde.

'Hij laat zich als een zweefvliegtuig op de warme luchtstromingen uit de vallei meevoeren,' legde Nicholas haar uit. Hij wees langs de wand naar een uitsteeksel dat zich op gelijke hoogte met hen bevond. 'Daar is een van hun nesten.' Het was een verwarde berg takken en twijgen op een ontoegankelijke richel. De uitwerpselen van de vogels die het in de loop van de eeuwen hadden bewoond, hadden eronder op de rotswand helderwitte strepen achtergelaten, en zelfs op deze afstand kregen ze de geur van het rottende vlees van aasdieren in hun neusgaten.

Die hele dag volgden ze moeizaam het steile pad langs de verschrikkelijke rotswand. Laat in de middag, toen ze pas halverwege waren, hoorden ze op een punt waar het pad plotseling weer een lus maakte, het gerommel van de waterval vóór hen. Het geluid werd luider en veranderde in een donderend geraas toen ze de bocht in een volgend uitstekend gedeelte omsloegen en de waterval voor hun ogen opdoemde.

De wind die door de stortvloed van water werd veroorzaakt, rukte aan hen zodat ze gedwongen waren houvast te zoeken. De opstuivende druppels maakten hun opgeheven gezicht nat, maar de Ethiopische gids leidde hen gewoon verder tot ze het gevoel kregen dat het water hen zou meesleuren in de vallei die nog altijd meer dan honderd meter beneden hen lag. Toen opende het grote, doorzichtige gordijn van water zich als door een wonder voor hen en ze stapten een diepe grot binnen die door de kracht van het water in de loop van eonen in de rotswand was uitgeslepen. De glimmend natte wanden waren met mos bedekt en het enige licht in deze sombere ruimte filterde door de waterval naar binnen, groen en mysterieus als dat in een onderzeese spelonk.

'Hier slapen we vanavond,' kondigde Boris aan, kennelijk genietend van hun verbazing. Hij wees naar stapels brandhout die achter in de grot lagen en naar de door de rook zwartgeblakerde wand boven de stenen haard. 'De muilezeldrijvers die voedsel en voorraden naar de priesters in het klooster brengen, gebruiken deze plek al eeuwenlang.'

Toen ze de spelonk verder binnengingen, werd het geluid van het vallende water gedempt tot een dof gerommel op de achtergrond en het rotsgesteente onder hun voeten was droog. Toen een van de bedienden het vuur had aangestoken, werd het een warm en behaaglijk, om niet te zeggen romantisch onderkomen.

Met het oog van een soldaat voor de comfortabelste plek, rolde Nicholas zijn slaapzak in een hoek achter in de grot uit en Royan installeerde zich heel ongedwongen naast hem. Ze waren allebei uitgeput door de ongewone inspanning van de afdaling en na het eten strekten ze zich in een vriendschappelijk stilzwijgen in hun slaapzak uit en keken naar het licht van de vlammen die over het plafond van de grot dansten.

'Stel je voor!' fluisterde Royan. 'Morgen zullen we in de voetsporen van de oude Taita zelf treden.'

'Om nog maar te zwijgen over die van de Maagd Maria,' zei Nicholas glimlachend.

'Je bent een vreselijke ouwe cynicus,' zei ze zuchtend. 'En bovendien snurk je waarschijnlijk ook nog.'

'Dat zul je straks wel aan den lijve ondervinden,' zei hij, maar ze was al in slaap gevallen. Haar ademhaling was zacht en regelmatig en maar net boven het geluid van het water uit hoorbaar. Het was lang geleden sinds er een mooie vrouw naast hem had gelegen. Toen hij zeker wist dat ze diep onder zeil was, stak hij zijn hand naar haar uit en streelde zachtjes haar wang. 'Droom prettig, kleintje,' zei hij teder. 'Je hebt een drukke dag gehad.' Op deze manier had hij vaak zijn jongste dochter toegesproken voordat ze in slaap viel.

***

De muilezeldrijvers waren al lang voor zonsopgang in de weer en het hele gezelschap was terug op pad zodra het licht helder genoeg was om te kunnen zien waar ze hun voeten neerzetten. Toen de vroege zon het bovenste deel van de rotswand bescheen, waren ze nog ver genoeg boven de vallei om een goed uitzicht over het terrein beneden hen te hebben. Nicholas trok Royan opzij en ze lieten de rest van de karavaan vóór hen naar beneden gaan. Hij vond een plek waar ze konden zitten en ze rolde de satellietfoto tussen hen in uit. Ze oriënteerden zich door de grootste pieken en bijzondere kenmerken van het landschap op te zoeken en wisten in de woeste chaos van het gebied dat zich beneden hen uitstrekte, enige ordening aan te brengen. 'We kunnen de Abbay hiervandaan niet zien,' zei Nicholas. 'De rivier ligt diep in de secundaire kloof. We zullen haar waarschijnlijk voor het eerst zien als we er recht boven zijn.'

'Als we onze huidige positie goed bepaald hebben, zal de rivier daar, bij die klip twee U-bochten maken.'

'Ja, en de Dandera vloeit daar, onder die klippen, met de Abbay samen.' Hij gebruikte de knokkel van zijn duim als globale maat voor de schaal. 'Iets minder dan vijfentwintig kilometer hiervandaan.'

'Het lijkt erop dat de Dandera haar bedding in de loop der eeuwen vaak heeft veranderd. Ik zie minstens twee kleine valleien die op oude beddingen lijken.' Ze wees naar beneden. 'Daar, en daar. Ze zijn nu dicht begroeid met oerwoud.' Ze leek ontmoedigd. 'O, Nicholas, het is zo'n enorm, chaotisch gebied. Hoe zullen we ooit de ingang van een tombe die tussen dat alles verborgen is, kunnen vinden?'

'Tombe? Wat voor tombe?' vroeg Boris geïnteresseerd. Hij was over het pad teruggelopen om hen te zoeken. Ze hadden hem niet horen aankomen en nu stond hij bij hen. 'Over welke tombe hebben jullie het?'

'De tombe van Sint Frumentius natuurlijk,' zei Nicholas gladjes, zonder enige bezorgdheid te tonen dat hij hen had afgeluisterd.

'Is het klooster niet aan die heilige gewijd?' vroeg Royan even gladjes terwijl ze de foto oprolde.

'Da.' Hij knikte en keek teleurgesteld, alsof hij iets interessanters had verwacht. 'Ja, Sint Frumentius. Maar ze zullen jullie de tombe niet laten bezoeken. Ze zullen jullie niet in het binnenste deel van het klooster toelaten. Alleen de priesters hebben daar toegang.'

Hij zette zijn pet af en krabde in het korte, stugge stekelhaar dat zijn hoofd bedekte. De haren maakten onder zijn nagels een raspend geluid als van ijzerdraad. 'Deze week vindt de plechtigheid van Timkat plaats, de Zegening van de Tabot. Er zal daarbeneden een groot feest worden gehouden. Jullie zullen het heel interessant vinden, maar jullie zullen het heilige der heiligen niet kunnen binnengaan en jullie zullen evenmin de tombe mogen zien. Ik heb nog nooit een blanke gesproken die haar heeft gezien.' Hij keek met halfdichtgeknepen ogen omhoog naar de zon.'We moeten verder. Het lijkt dichtbij, maar het zal nog minstens twee dagen duren voor we de Abbay bereiken. Het is daarbeneden moeilijk begaanbaar terrein. Een lange tocht, zelfs voor een beroemde dikdikjager.' Hij lachte uitgelaten om zijn eigen grapje en liep het pad af.

Toen ze het onderste deel van de rotswand naderden, werd het pad minder steil; de treden werden lager en lagen verder uit elkaar. Het lopen ging gemakkelijker en ze vorderden sneller, maar de lucht veranderde van kwaliteit en smaak. Het was niet langer de koele, verfrissende lucht van de bergen, maar de lusteloos en vermoeid makende lucht van de equator die de geur en de smaak van de oprukkende jungle had. 'Warm!' zei Royan terwijl zij haar wollen sjaal afdeed. 'Minstens tien graden warmer,' stemde Nicholas in. Hij trok zijn oude legertrui over zijn hoofd uit waardoor zijn haar krullerig in de war raakte. 'En we kunnen verwachten dat het nog warmer wordt voordat we de Abbay bereiken. We moeten nog steeds duizend meter afdalen.' Het pad volgde de Dandera een poosje. Soms waren ze er meer dan honderd meter boven en kort daarna plasten ze tot hun middel door een doorwaadbare plaats in de rivier waarbij ze zich aan de draagmanden van de muilezels vasthielden om niet door de stroom meegesleurd te worden. Toen werd het ravijn waardoor de Dandera stroomde te diep en de rotswand te steil om de rivier nog langer te kunnen volgen. Ze verlieten de rivier en volgden een pad dat zich als een stervende slang tussen geërodeerde heuvels en hoge rotsen van rode steen door kronkelde.

Een kilometer of drie verder stroomafwaarts kwamen ze weer bij de rivier uit die nu door een dicht woud kabbelde. De van de bomen bungelende lianen slierden door het water en het mos dat verward als de onverzorgde baard van de oude priester in Debra Maryam de bomen bedekte, streek langs hun hoofd als ze erlangs liepen. Groene meerkatten kwetterden tegen hen vanuit de boomtoppen en doken met wijd opengesperde ogen van verontwaardiging weg omdat deze mensen het hadden gewaagd hun geheime gebied binnen te dringen. Eén keer rende een groot dier met veel geraas door het struikgewas weg en Nicholas keek Boris onmiddellijk aan.

De Rus schudde lachend zijn hoofd. 'Nee, Engelsman. Geen dikdik. Het was maar een koedoe.'

De koedoe bleef op de heuvelhelling boven hen staan en keek om. Het was een grote stier met volle draaiingen in zijn wijd uiteenstaande spiraalvormige horens; een prachtig beest met een halskwab met manen en rechtopstaande oren in de vorm van een trompet. Hij staarde naar hen met enorme, verschrikte ogen. Boris floot zachtjes en zijn houding veranderde abrupt. 'Die horens zijn meer dan één meter vijfentwintig lang. Ze zouden in Rowland Ward boven aan de lijst komen te staan.' Hij verwees naar het register van geschoten groot wild dat de bijbel van de trofeeënjager was. 'Wil je hem niet hebben, Engelsman?' Hij rende naar de dichtstbijzijnde muilezel, trok het Rigby-geweer uit zijn foedraal, rende toen terug en hield Nicholas het wapen voor.

'Laat hem gaan.' Nicholas schudde zijn hoofd.' Voor mij alleen dikdiks.' Met een zwaai van zijn donzige staart verdween de stier over de heuveltop. Boris schudde vol afkeer zijn hoofd en spuwde in de rivier. 'Waarom wilde hij per se dat je hem doodde?' vroeg Royan toen ze hun weg vervolgden.

'Een foto van een paar horens van recordgrootte zou goed staan in zijn reclamebrochure. Daarmee zou hij meer cliënten binnenhalen.' De hele dag volgden ze het kronkelige pad en laat in de middag sloegen ze op een open plek boven de rivier, waar kennelijk vaak andere karavanen hadden gekampeerd, hun tenten op. Het was duidelijk dat deze route al heel lang in vaste trajecten werd verdeeld: alle reizigers deden er drie volle dagen over om vanaf het punt boven de waterval het klooster te bereiken en ze kampeerden allemaal op dezelfde plaatsen.

'Sorry, er is hier geen douche,' zei Boris tegen hen. 'Als jullie je willen wassen is er om de eerste bocht stroomopwaarts een veilige plek in de rivier.' Royan keek Nicholas smekend aan. 'Ik ben zo warm en bezweet. Wil je alsjeblieft voor me op wacht staan, zodat ik je kan roepen als ik je nodig mocht hebben.'

Dus ging hij vlak voorbij de bocht op de met mos begroeide oever liggen. Hij kon haar niet zien, maar was dichtbij genoeg om te kunnen horen hoe ze in het water rondspetterde en gilletjes slaakte omdat het zo koud was. Toen hij een keer omkeek, realiseerde hij zich dat ze door de stroming in zijn richting meegevoerd moest zijn, want hij ving tussen de bomen door een glimp op van een naakte rug en de welving van een roomkleurige bil die glinsterend nat van het water was. Hij wendde met een schuldig gevoel zijn blik af, maar hij schrok van de intense opwinding die zich van hem meester maakte doordat hij in een flits haar glanzende huid had gezien, goudkleurig gevlekt door het late zonlicht dat tussen de bomen door viel. Toen ze zachtjes zingend en haar haar afdrogend over de oever zijn richting uit kwam, riep ze naar hem: 'Jouw beurt. Wil je dat ik de wacht voor je houd?' 'Ik ben al een grote jongen.' Hij schudde zijn hoofd, maar toen ze langs hem liep, zag hij de ondeugende glans in haar ogen en hij vroeg zich plotseling af of ze niet opzettelijk zo ver stroomafwaarts was gezwommen en wist wat hij had gezien. Het was een prikkelende gedachte.

Hij liep in zijn eentje stroomopwaarts naar de veilige plek in de rivier en toen hij zich uitkleedde en op zijn lichaam neerkeek, voelde hij zich schuldig toen hij zag hoe opgewonden hij van haar was geraakt. Sinds Rosalind had geen enkele vrouw dit effect op hem gehad.

Een lekker koud bad zal je geen kwaad doen, jongen, dacht hij. Hij gooide zijn spijkerbroek over een struik en dook in de rivier.

***

Toen ze na het avondeten bij het kampvuur zaten, keek Nicholas plotseling op en hield zijn hoofd schuin.

'Verbeeld ik het me nu, of hoor ik iets?' vroeg hij.

'Nee,' zei Tessay lachend. 'U hoort gezang. De priesters uit het klooster komen ons welkom heten.'

Op dat moment zagen ze de fakkels die in een kronkelige stoet de heuvel op kwamen en tussen de bomen flakkerden toen ze het kamp naderden. De muilezeldrijvers en de bedienden drongen zich zingend en ritmisch in hun handen klappend naar voren om de afvaardiging van het klooster te verwelkomen.

Het geluid van de diepe, mannelijke stemmen werd luider, daalde vervolgens bijna tot een fluistertoon om daarna weer melodieus aan te zwellen. Het was een prachtig, indringend gezang; het geluid van Afrika in de avond. De ijskoude rillingen liepen Nicholas erbij over de rug en hij huiverde onwillekeurig.

Daarna zagen ze de witte pijen die in het licht van de fakkels fladderden als motten terwijl de priesters zich over het kronkelige pad voortbewogen. De kampbedienden vielen op hun knieën toen de eerste heilige mannen het kamp binnenkwamen. Het waren jonge acolieten, blootshoofds en barrevoets. Ze werden gevolgd door de monniken die een lange pij en een hoge tulband droegen. Ze gingen uiteen en vormden een eregarde voor de schare dekens en gewijde priesters die een schitterend geborduurde pij of een ambtsgewaad droegen.

Elk van hen droeg op een lange staf een zwaar Koptisch kruis van gedreven inlands zilver dat met ingewikkelde patronen was bewerkt. Nog steeds zingend gingen zij op hun beurt in twee rijen uiteen om vier zwaargebouwde acolieten de gelegenheid te geven de van een baldakijn voorziene draagkoets naar het midden van het kamp te dragen. De vuurrood-met-gele zijden gordijnen glansden in het licht van de kamplantarens en de fakkels van de processie.

'We moeten naar voren komen om de abt te verwelkomen,' zei Boris op luide fluistertoon tegen Nicholas. 'Hij heet Jali Hora.' Terwijl ze naar de palankijn liepen, werden de gordijnen theatraal opzij geschoven en een lange man stapte uit.

Tessay en Royan lieten zich eerbiedig op hun knieën zakken en vouwden hun handen voor hun borst, maar Nicholas en Boris bleven staan. Nicholas nam de abt geïnteresseerd op.

Jali Hora was skeletachtig mager. Onder de rokken van zijn gewaad leken zijn benen op gedroogde tabaksstelen, teerzwart en knoestig en met uitgedroogde pezige spieren. Zijn gewaad was groen en goudkleurig en bestikt met gouddraad dat glinsterde in het licht van de vlammen. Op zijn hoofd droeg hij een hoge, van boven afgeplatte hoed die was geborduurd met een patroon van kruisen en sterren.

Het gezicht van de abt was roetzwart en de tijd had er rimpels en diepe groeven in geëtst. Hij had nog maar een paar tanden en zelfs die waren geel en stonden scheef tussen zijn gerimpelde lippen. Zijn baard was verbluffend zilvergrijs en brak als de branding op de oude botten van zijn kaak. Zijn ene oog was doorschijnend blauw en blind door tropische oftalmie, maar het andere glinsterde als dat van een jachtluipaard.

Hij begon met een hoge, bevende stem te spreken. 'Hij gaat ons zegenen,' waarschuwde Boris Nicholas en ze bogen allebei eerbiedig hun hoofd. De verzamelde priesters vielen iedere keer dat de oude man zweeg, in met een tegenzang.

Toen hij eindelijk klaar was met het uitspreken van zijn zegen maakte Jali Hora, zich langzaam naar de vier windstreken draaiend, het kruisteken terwijl de vier acolieten heftig met hun zilveren wierookvaten zwaaiden en de lucht met wolken scherp ruikende wierook bezwangerden. Na de zegen kwamen de twee vrouwen naar voren en knielden voor de abt. Hij boog zich over hen heen en raakte hen met zijn zilveren kruis lichtjes op beide wangen aan terwijl hij hen met een falsetstem psalmodiërend zegende. 'Ze zeggen dat de oude man meer dan honderd jaar is,' fluisterde Boris tegen Nicholas. Twee in witte pijen geklede debteras brachten hem een kruk van Afrikaans ebbenhout die zo mooi gebeeldhouwd was dat Nicholas er begerig naar keek. Hij vermoedde dat de kruk eeuwenoud was en waarschijnlijk een mooie toevoeging aan zijn museumcollectie zou zijn. De twee debteras pakten Jali Hora bij de ellebogen en lieten hem voorzichtig op de kruk zakken. Daarna gingen de monniken om hem heen op de grond zitten en hieven hun zwarte gezicht aandachtig naar hem op.

Tessay ging aan zijn voeten zitten en vertaalde de woorden die haar echtgenoot tegen de abt sprak, zacht in het Amharisch. 'Het is me een eer en een genoegen u weer te mogen begroeten, heilige vader.'

De oude man knikte en Boris vervolgde: 'Ik heb een Engelse edelman van koninklijken bloede meegebracht om het klooster van Sint Frumentius te bezoeken.'

'Houd je een beetje in, ouwe jongen!' protesteerde Nicholas, maar de congregatie keek geïnteresseerd en vol verwachting naar hem. 'Wat moet ik nu doen?' vroeg hij uit een mondhoek aan Boris. 'Waarom denk je dat hij helemaal hiernaar toe is gekomen?' vroeg Boris met een boosaardige grijns. 'Hij wil een geschenk hebben. Geld.' 'Maria Theresia-dollars?' vroeg Nicholas. Hij verwees naar de eeuwenoude traditionele munteenheid van Ethiopië.

'Dat hoeft niet. De tijden zijn veranderd. Jali Hora zal heel graag Amerikaanse dollars accepteren.' 'Hoeveel?'

'Je bent een edelman van koninklijken bloede. Je gaat in zijn vallei jagen. Minstens vijfhonderd dollar.'

Nicholas vertrok zijn gezicht en liep naar een van de muilezels om zijn tas uit de draagmand te pakken. Toen hij terugkwam, boog hij voor de abt en legde een bundeltje geld in de roze palm van zijn uitgestrekte, klauwachtige hand. De abt ontblootte zijn gele stompjes van tanden in een glimlach en sprak enkele woorden.

Tessay vertaalde voor hem. 'Hij zegt: "U bent welkom in het klooster van Sint Frumentius en bij het feest van Timkat." Hij wenst u een goede jacht op de oevers van de Abbay.'

Onmiddellijk daarna veranderde de plechtige stemming van het vrome gezelschap. Ze begonnen te glimlachen en te lachen en de abt keek Boris hoopvol aan.

'De heilige abt zegt dat het een dorstige tocht is geweest,' vertaalde Tessay. 'De ouwe boef houdt wel van een cognacje,' zei Boris en hij schreeuwde naar de kampbutler dat hij een fles moest brengen. Met enig vertoon werd er een fles cognac gebracht en op de kampeertafel voor de abt neergezet, naast de fles wodka die voor Boris stond. Ze proostten met elkaar en de abt sloeg zijn neutje zo snel achterover dat zijn goede oog ervan traande en toen hij Royan een vraag stelde, klonk zijn stem schor.

' "Waar kom je vandaan, mijn dochter, dat je de ware weg van Christus de verlosser der mensen volgt?"' vertaalde Tessay.

'Ik ben een Egyptische van het oude geloof,' antwoordde Royan. De abt en al zijn priesters knikten goedkeurend en hun gezicht straalde. 'De Egyptenaren en de Ethiopiërs zijn broeders en zusters in Christus,' zei de abt. 'Zelfs het woord Koptisch is afgeleid van het Griekse woord voor Egyptenaar. Meer dan zestienhonderd jaar werd de Aboena, de bisschop van Ethiopië, benoemd door de patriarch in Caïro. Keizer Haile Selassie heeft dat pas in 1959 veranderd, maar we volgen nog steeds de ware weg van Christus. Je bent welkom, mijn dochter.'

Zijn debtera schonk nog een glas cognac voor hem in en de oude man goot het met één slok naar binnen. Zelfs Boris leek onder de indruk. 'Waar laat die magere, ouwe zwarte schildpad het?' vroeg hij zich hardop af. Tessay vertaalde het niet, maar ze sloeg haar ogen neer en aan haar madonna-achtige gezicht was te zien dat het haar pijn deed dat de heilige man werd beledigd.

Jali Hora wendde zich tot Nicholas. 'Hij wil weten op welke dieren u hier in de vallei wilt gaan jagen,' zei Tessay.

Nicholas vermande zich en gaf toen voorzichtig antwoord. Er viel een lange, ongelovige stilte; daarna barstte de abt uit in een vrolijk, kakelend gelach en de verzamelde priesters slaakten ongelovige kreten van plezier. 'Een dikdik? U komt op een dikdik jagen! Maar er zit geen vlees aan zo'n klein dier.'

Nicholas liet hen over de eerste verbazing heen komen, haalde toen een foto van het opgezette exemplaar van de Moquoada harperii in het museum te voorschijn en legde die voor Jali Hora op de tafel.

'Dit is geen gewone dikdik. Het is een heilige dikdik,' zei hij op gewichtige toon. Hij knikte naar Tessay voor de vertaling. 'Laat me u de legende vertellen.' Ze werden stil bij het vooruitzicht van een goed verhaal met religieuze aspecten. Zelfs de abt stopte midden in zijn beweging toen hij het glas naar zijn mond bracht en zette het terug op de tafel. Zijn goede oog draaide van de foto omhoog naar Nicholas' gezicht.

'Toen Johannes de Doper in de woestijn van honger stervende was,' begon Nicholas en enkele priesters sloegen een kruis bij het horen van de naam van de heilige, 'had hij dertig dagen en dertig nachten geen hap gegeten...' Nicholas smukte het verhaal flink op en weidde uit over de extreme honger die de heilige had moeten lijden. Zijn gehoor dat ervan hield dat hun heiligen in naam der rechtschapenheid leden, genoot van deze details. 'Ten slotte betoonde de Heer zijn dienaar erbarmen en zette een kleine antilope in een bosje acaciastruiken waar het door de doornen werd vastgehouden. Hij sprak tot de heilige: "Ik heb een maal voor u bereid opdat ge niet zult sterven. Neem dit vlees en eet." Toen Johannes de Doper het kleine dier aanraakte, bleven de afdrukken van zijn duim en vingers voor altijd op de rug van deze antilope en van al zijn toekomstige soortgenoten staan.' Zijn gehoor was onder de indruk en er viel een diepe stilte. Nicholas overhandigde de abt de foto. 'Ziet u de afdrukken van de vingers van de heilige?'

De oude man hield de foto voor zijn ene oog en bestudeerde de foto aandachtig. Ten slotte riep hij uit: 'Het is waar. De afdrukken van de vingers van de heilige zijn duidelijk te zien.'

Hij gaf de foto door aan zijn dekens. Aangemoedigd door de woorden van de abt, bogen ze zich uitroepen slakend over de foto van het onbeduidende dier met zijn gestreepte vacht.

'Is er iemand onder u die een van deze dieren ooit heeft gezien?' vroeg Nicholas, maar ze schudden een voor een hun hoofd. Toen de foto de kring was rondgegaan, werd hij doorgegeven aan de rij hurkende acolieten. Plotseling sprong een van hen zwaaiend met de foto overeind en riep struikelend over zijn woorden van opwinding: 'Ik heb dit heilige dier gezien. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien.' Het was een jonge jongen, eigenlijk nog een puber.

De anderen slaakten spottende en ongelovige kreten. Een van hen griste de foto uit zijn hand en zwaaide er plagerig mee boven zijn hoofd zodat de jongen er niet bij kon.

'Het kind is niet helemaal goed bij zijn hoofd. Hij wordt vaak bezeten door demonen en lijdt aan toevallen,' verklaarde Jali Hora op verdrietige toon. 'Let maar niet op de arme Tamre!'

Tamre had een wilde uitdrukking in zijn ogen terwijl hij langs de rij acolieten rende en wanhopig probeerde de foto terug te pakken. Maar ze gaven hem plagerig aan elkaar door zodat hij steeds net misgreep en ze lachten hem joelend uit om zijn capriolen.

Nicholas stond op om in te grijpen. Het ergerde hem dat deze zwakzinnige jongen zo werd getreiterd, maar op dat moment leek er iets in Tamres hoofd te knappen en hij viel op de grond alsof iemand hem een klap met een knuppel had gegeven. Zijn rug welfde zich en zijn ledematen begonnen oncontroleerbaar te schokken en te trekken. Zijn ogen rolden in hun kassen tot alleen het wit zichtbaar was en op zijn lippen die in een krampachtige starre grijns vertrokken waren, vormde zich wit schuim.

Voordat Nicholas bij hem kon komen, werd de jongen door vier andere acolieten opgepakt en weggedragen. Hun gelach ebde in het donker langzaam weg. De anderen deden alsof dit heel gewoon was en Jali Hora knikte naar zijn debtera ten teken dat deze zijn glas weer moest vullen. Het was laat toen Jali Hora ten slotte afscheid nam en door zijn dekens in de draagkoets werd geholpen. Hij nam de overgebleven cognac mee en omklemde de halflege fles met zijn ene klauwachtige hand terwijl hij met de andere zegeningen rondstrooide.

'Je hebt een goede indruk gemaakt, milord Engelsman,' zei Boris tegen Nicholas. 'Je verhaal over Johannes de Doper beviel hem, maar je geld beviel hem nog meer.'

***

Toen ze de volgende ochtend op weg gingen, volgde het pad de rivier een tijdje. Maar binnen anderhalve kilometer begon het water eerst sneller te stromen, raasde vervolgens tussen de smalle opening tussen de hoge rode rotsen door en stortte daarna in een volgende waterval naar beneden.

Nicholas verliet het veelbetreden pad en liep naar de rand van de waterval. Hij keek in een zeventig meter diepe kloof in de rots die maar net breed genoeg leek om de onstuimige, kolkende rivier door te laten. Hij had een steen over de afgrond kunnen gooien. Er was geen pad in het ravijn en zijn voeten zouden er nergens steun kunnen vinden. Hij draaide zich om en voegde zich weer bij de karavaan die zich nu van de rivier vandaan bewoog en een andere dichtbegroeide vallei binnenging.

'Dit was waarschijnlijk vroeger de bedding van de Dandera voordat de rivier een nieuwe bedding door de kloof uitsleep.' Royan wees naar de hoge rotsen aan weerskanten van het pad en vervolgens naar de door het water gladgeslepen zwerfstenen waarmee de grond bezaaid was. 'Ik denk dat je gelijk hebt,' zei Nicholas. 'Deze rotsen lijken een intrusie van kalksteen in het basalt en het zandsteen te zijn. Het hele gebied is ernstig verschoven en opgebroken door erosie en de constant veranderende loop van de rivier. Je kunt er zeker van zijn dat die kalksteenrotsen vol zitten met grotten en bronnen.'

Het pad daalde nu snel af naar de Blauwe Nijl; in de laatste drie tot vier kilometer was het hoogteverval bijna vijfhonderd meter geweest. De vegetatie op de hellingen van de vallei was dicht en op vele plekken ontsprongen kleine bronnen in het kalksteen en het water dat eruit sijpelde, druppelde de oude rivierbedding in.

Naarmate ze verder afdaalden, werd de hitte geleidelijk intenser en al snel zaten er zelfs op Royans kakiblouse donkere zweetplekken tussen de schouderbladen.

Op een bepaald moment gutste er uit een met dicht struikgewas bedekt, hooggelegen deel van de helling een helder stroompje dat aanzwol tot een kleine rivier. Toen ze een bocht in de vallei omgingen en de Dandera weer bereikten, zagen ze dat de stroom op de rivier uitkwam. Toen ze in de bergengte omkeken, zagen ze de plaats waar de kleine rivier uit een smalle poort in de rotswand uit de kloof te voorschijn was gekomen. De steen om de poort had een merkwaardige roze kleur en was glad en glanzend waardoor het op het slijmvlies aan de binnenkant van de lippen van een mens leek. De rotssteen had zo'n bijzondere kleur en structuur dat ze er allebei door getroffen werden. Ze bleven staan om hem te bestuderen terwijl de muilezels hun weg vervolgden en ze hoorden hun hoefgekletter en de stemmen van de mannen vreemd echoën en weergalmen in deze omsloten en onaardse ruimte.

'Het lijkt op de een of andere monsterachtige waterspuwer,' fluisterde Royan terwijl ze naar de spleet en de vreemde rotsformaties omhoogkeek. 'Ik kan me voorstellen hoe geïmponeerd de oude Egyptenaren onder leiding van Taita en prins Memnon zouden zijn geweest als ze deze plaats ooit hadden bereikt. Wat voor mystieke betekenis zouden ze niet aan zo'n natuurverschijnsel hebben toegeschreven?'

Nicholas bestudeerde zwijgend haar gezicht. Haar ogen waren donker van verwondering en ze had een ernstige uitdrukking op haar gezicht. In deze omgeving deed ze hem sterk denken aan een portret dat hij in zijn collectie in Quenton Park had. Het was een fragment van een uit de Vallei der Koningen afkomstig fresco waarop een prinses uit de Ramses-dynastie was afgebeeld.

Waarom zou je dat verbazen? vroeg hij zich af. Hetzelfde bloed stroomt door haar aderen.

Ze wendde zich naar hem toe. 'Geef me hoop, Nicky. Zeg me dat ik dit alles niet heb gedroomd en dat we Duraids dood zullen wreken.' Haar gezicht was naar het zijne opgeheven en het leek door de kracht van haar toewijding onder het lichte waas van transpiratie op te lichten. Hij werd bevangen door een bijna overweldigende aandrang haar in zijn armen te nemen en haar vochtige, halfgeopende mond te kussen, maar hij wendde zich af en begon het pad af te lopen.

Hij durfde niet naar haar om te kijken voor hij zich weer volledig onder controle had. Na een poosje hoorde hij haar snelle, lichte voetstappen op het rotsgesteente achter zich. Ze liepen zwijgend naar beneden en hij was zo gepreoccupeerd met zijn gevoelens dat hij niet was voorbereid op het verbijsterende vergezicht dat zich abrupt vóór hen ontrolde. Ze stonden op een hoge uitstekende rand boven de secundaire stroomengte van de Nijl. Onder hen was een reusachtige kookpot van rode rotssteen van honderdzeventig meter diep. De legendarische rivier stortte zich in een groene vloedgolf in de halfdonkere afgrond die zo diep was dat het zonlicht niet tot op de bodem doordrong en naast hen dook de veel kleinere Dandera ook in de kloof. Haar vallende water was wit als de veren van een zilverreiger en het werd vervormd en weggeblazen door de onechte wind in het ravijn. In de diepte vermengde hun water zich ziedend en kolkend met elkaar in een baaierd van schuim, ronddraaiend als een groot wiel en zwaar en dik als olie, tot het ten slotte de uitgang in de engte vond en met een onweerstaanbare kracht naar beneden raasde.

'Ben je daar in een boot doorheen gevaren?' vroeg Royan met een klank van ontzag in haar stem.

'We waren toen jong en onbezonnen,' zei Nicholas, gekweld door oude herinneringen, met een treurige glimlach.

Ze zwegen lange tijd. Toen zei Royan zacht: 'Het is duidelijk dat Taita en de prins hierdoor tegengehouden zouden zijn toen ze stroomopwaarts trokken.' Ze keek om zich heen. 'Ze hadden hier in ieder geval nooit via de secundaire engte kunnen komen. Ze moeten over de toppen van de rotsen zijn getrokken, precies langs de plek waar wij nu staan.' Haar stem kreeg een opgewonden klank bij de gedachte.

'Tenzij ze langs de overkant van de rivier zijn gekomen,' opperde Nicholas om haar te plagen en haar gezicht betrok.

'Daar had ik niet aan gedacht. Dat is natuurlijk mogelijk. Hoe moeten we de rivier in 's hemelsnaam oversteken, als we aan deze kant geen aanwijzingen vinden?'

'Daar zullen we ons pas mee bezighouden als we ertoe gedwongen worden. We hebben zo al genoeg problemen op te lossen. Laten we niet op mogelijke tegenvallers vooruitlopen.'

Ze zwegen weer en waren in gedachten bij de enorm zware taak met haar onzekere afloop die ze op hun schouders hadden genomen. Royan vermande zichzelf als eerste. 'Waar is het klooster? Ik zie het nergens.' 'Het ligt recht onder ons in de rots.' 'Kamperen we daarbeneden?'

'Dat betwijfel ik. Laten we Boris gaan vragen wat hij van plan is.' Ze liepen langs de rand van de afgrond verder en haalden de karavaan in op een plek waar het pad zich splitste. De ene tak liep van de rivier vandaan een beboste kom binnen, terwijl de andere de rand van de rots bleef volgen. Boris stond op hen te wachten en hij wees naar het pad dat van de rivier vandaan liep. 'Er is daar boven tussen de bomen een geschikte plaats om ons kamp op te slaan. De vorige keer dat ik hier heb gejaagd, heb ik daar ook overnacht.'

Om de open plek waar ze zouden overnachten, stonden verscheidene hoge, wilde vijgenbomen die voor schaduw zorgden en aan het begin ervan was een bron met koel water. Om de muilezels niet te zwaar te belasten, had Boris geen tenten mee het ravijn in genomen. Zodra ze waren afgeladen, gaf Boris zijn mannen opdracht drie kleine rieten hutten te bouwen en ver uit de buurt van de bron een kuil te graven die als latrine dienst zou doen. Terwijl de mannen hiermee bezig waren, wenkte Nicholas Royan en Tessay en ze gingen met zijn drieën op weg om het klooster te bekijken. Bij de tweesprong leidde Tessay hen over het pad dat dicht langs de top van de rots liep en al snel kwamen ze bij een brede, in de rots uitgehouwen trap die langs de wand naar beneden liep.

Een groepje monniken in een witte pij kwam de stenen trap op en Tessay bleef even staan om met hen te praten. Toen ze hun weg vervolgden, zei Tessay: 'Vandaag is het Katera, de vooravond van het feest van Timkat dat morgen begint. Ze zijn erg opgewonden. Het is een van de belangrijkste gebeurtenissen van het religieuze jaar.'

'Ter gelegenheid waarvan is het feest?' vroeg Royan. 'Het staat in Egypte niet op de kerkelijke kalender.'

'Het is de Ethiopische Epifanie waarbij de doop van Christus wordt gevierd,' verklaarde Tessay. 'Tijdens de plechtigheid wordt de tabot meegenomen naar de rivier om opnieuw gewijd en versterkt te worden, en de acolieten krijgen de doop toegediend, zoals Johannes de Doper Jezus Christus heeft gedoopt.'

De treden van de steile trap langs de rotswand waren in de loop van de eeuwen door talloze blote voeten uitgesleten en terwijl ze afdaalden, kolkte en ziedde de woeste watermassa van de Nijl in de diepte beneden hen onder doorzichtige wolken opstuivende druppels.

Plotseling kwamen ze uit op een breed terras dat door mensenhanden in de rots was uitgehouwen. De rode rots erboven vormde het dak van de kloostergalerij dat werd ondersteund door stenen bogen die de steenhouwers in een ver verleden in de rots hadden uitgespaard. In de achtermuur van het lange overdekte terras zat een groot aantal openingen die de ingangen vormden van de erachter gelegen catacomben. In de loop van de eeuwen waren er gangen en cellen, portalen, kerken en kapellen in de rotswand uitgehouwen en gegraven die de kloostergemeenschap al ruim duizend jaar onderdak boden.

Over het hele terras verspreid zaten groepen monniken. Sommige van hen luisterden naar een van de dekens die voorlazen uit een met ornamenten versierd exemplaar van de Schrift.

'Heel veel van hen zijn analfabeet,' verzuchtte Tessay. 'De bijbel moet zelfs aan de monniken worden voorgelezen en uitgelegd.' 'Zo was het ook bij de Kerk van Constantijn, de Kerk van Byzantium,' zei Nicholas zacht. 'En het is bij een overwegend ongeletterd volk tot op de dag van vandaag de Kerk van het kruis en het boek en van uitgebreide, overdadige rituelen.'

Terwijl ze langzaam over de kloostergalerij liepen, passeerden ze andere groepjes zittende monniken die onder leiding van een voorzanger de Amharische psalmen en hymnen zongen. Vanuit de cellen en holen klonk het geroezemoes van stemmen die in smeekbeden werden verheven en er hing een doordringende geur van honderden jaren van menselijke bewoning in de lucht, de geur van verbrand hout en wierook, van muf voedsel en uitwerpselen, van zweet en vroomheid, van lijden en ziekte. Tussen de groepen monniken bevonden zich pelgrims die, al dan niet gedragen door hun familieleden, de reis naar de stroomengte hadden gemaakt om een smeekbede tot de heilige te richten of bij hem genezing van hun ziekte en lijden te zoeken. Er waren blinde kinderen die in de armen van hun moeder huilden, lepralijders bij wie het vlees van hun botten rotte, mensen die door de slaapziekte in coma waren geraakt of aan een andere verschrikkelijke tropische kwaal leden. Hun smartelijk gejammer en gekreun vermengden zich met het gezang van de monniken en het verre geraas van de Nijl die zich in de diepte van het ravijn stortte.

Ten slotte kwamen ze bij de ingang van de grotkathedraal van Sint Frumentius. Het was een cirkelvormige opening die op de bek van een vis leek, maar de sierrand om de poort was dichtbeschilderd met kruisen, sterren en de hoofden van heiligen. De portretten waren primitief en geschilderd in oker en zachte aardetinten die door hun eenvoud des te aantrekkelijker waren.

De ogen van de heiligen waren heel groot en met houtskool omrand en hun gelaatsuitdrukking was vredig en minzaam.

Een deken in een groezelig groenfluwelen gewaad bewaakte de ingang, maar toen Tessay met hem sprak, glimlachte en knikte hij en gebaarde hen naar binnen te gaan. De latei was laag en Nicholas moest bukken toen hij eronderdoor liep, maar toen hij eenmaal binnen was, kon hij zich oprichten en hij keek verbaasd om zich heen.

Het dak van de grot was zo hoog dat het in het halfduister niet te zien was. De rotswanden waren overdekt met muurschilderingen van een hemelse schare engelen en aartsengelen die in het flakkerende licht van de kaarsen en olielampen leken te bewegen. Ze werden gedeeltelijk aan het gezicht onttrokken door de lange handgeweven wandkleden die aan de muren hingen. Ze waren vuil door het roet van de wierook en hun randen waren gerafeld en gescheurd. Op een ervan bereed Sint Michaël een steigerend wit paard, op een andere knielde de Maagd Maria voor het kruis waaraan het bleke lichaam van Christus hing, bloedend uit een wond in zijn zij die hem door de speer van een Romein was toegebracht.

Dit was de hoofdruimte van de kerk. In de wand aan de andere kant leidden openstaande, dubbele houten deuren naar het middelste vertrek. Ze liepen er gedrieën over de stenen vloer heen, zigzaggend tussen de knielende, in lompen geklede rekestranten en pelgrims in al hun misère en religieuze extase. In het zwakke licht van de lampen en de blauwe nevel van wierook leken ze verloren zielen die voor eeuwig moeten smachten in het vagevuur. Ze bereikten de drie stenen treden die naar de deuren leidden, maar ze werden op de drempel tegengehouden door drie dekens die een lang gewaad en een hoge hoed met een platte bovenkant droegen. Een van hen richtte zich op strenge toon tot Tessay.

'Ze willen ons zelfs niet in de qiddist, het middelste vertrek, binnenlaten,' zei Tessay op spijtige toon. 'Erachter is de maqdas, het heilige der heiligen.' Ze tuurden langs de bewakers en in de halfduistere qiddist konden ze nog net de deur van het sanctuarium onderscheiden.

'Alleen gewijde priesters hebben toegang tot de maqdas want daar bevinden zich de tabot en de ingang van de tombe van de heilige.' Teleurgesteld liepen ze door de grot terug naar het terras.

***

Ze aten hun avondmaal onder een met sterren bezaaide hemel. Het was nog drukkend warm en wolken muskieten zweefden net buiten bereik van de insektenwerende middelen waarmee ze zich hadden ingesmeerd. 'Zo, Engelsman, nu heb ik je gebracht waar je wilde zijn. Hoe ga je nu dat dier vinden waarvoor je helemaal hiernaar toe bent gekomen om erop te jagen?' De wodka maakte Boris weer agressief.

'Ik wil dat je je spoorzoekers hiervandaan stroomopwaarts stuurt zodra het licht wordt,' zei Nicholas. 'Dikdiks zijn gewoonlijk in de vroege ochtend en in de late avond actief.'

'Het kuiken wil wijzer zijn dan de haan,' zei Boris, het gezegde verhaspelend. Hij schonk nog een wodka voor zichzelf in.

'Zeg dat ze naar sporen moeten zoeken.' Nicholas spon zijn instructies opzettelijk uit. 'De sporen van de gestreepte variant zullen, denk ik, wel heel sterk op die van de gewone dikdik lijken. Als ze iets vinden, moeten ze stil aan de rand van het dichtste struikgewas gaan zitten en wachten tot ze een glimp van de dieren opvangen. Dikdiks zijn heel sterk aan hun territorium gebonden. Ze zullen niet ver uit de buurt van hun leefgebied rondzwerven.' 'Da! Da! Ik zal het hun zeggen. Maar wat ga jij dan doen? Blijf je de hele dag bij de dames in het kamp?' Hij grijnsde sluw. 'Als je geluk hebt, zul je al gauw geen aparte hut meer nodig hebben.' Hij schaterde om zijn eigen grap en Tessay kreeg een gegeneerde uitdrukking op haar gezicht. Ze stond op onder het voorwendsel dat ze naar de keuken ging om te kijken of daar alles goed ging.

Nicholas negeerde zijn platvloerse humor. 'Royan en ik zullen in het struikgewas langs de oevers van de Dandera gaan zoeken. Dat gebied leek me een zeer geschikte habitat voor de dikdik. Waarschuw je mensen dat ze uit de buurt van de rivier blijven. Ik wil niet dat eventuele dikdiks onrustig worden.'

Ze verlieten het kamp de volgende ochtend bij het krieken van de dag. Nicholas had het Rigby-geweer bij zich en droeg een lichte bepakking. Hij leidde Royan langs de oever van de Dandera. Ze bewogen zich langzaam voort en bleven om de tien passen staan om te kijken en te luisteren. Overal in het struikgewas hoorden ze het geritsel en de geluiden van kleine zoogdieren en vogels.

'De Ethiopiërs zijn traditioneel geen jagers en ik vermoed dat de monniken het wild in het ravijn nooit verontrusten.' Hij wees naar het spoor van een kleine antilope in de vochtige aarde van de oever. 'Een bosbok,' zei hij. 'Meneliks bosbok. Komt alleen in dit deel van de wereld voor. Een zeer gewilde trofee.'

'Verwacht je echt de dikdik van je overgrootvader te vinden?' vroeg ze. 'Je leek zo vastbesloten toen je het er met Boris over had.' 'Natuurlijk niet,' zei hij grijnzend. 'Ik denk dat de oude man de boel bedrogen heeft. Het dier had eigenlijk Harpers monstrum moeten heten. Waarschijnlijk heeft hij inderdaad de huid van een gestreepte mangoeste gebruikt. Wij Harpers zijn niet in de wereld vooruitgekomen door ons altijd strikt aan de waarheid te houden.'

Ze bleven staan om naar een Tacazze-zonnevogel te kijken die hoog boven hen in het bladerdak van het bos boven de gele bloemen van een klimplant fladderde. Het gevederte van de kleine vogel glinsterde als een smaragden diadeem.

'Toch geeft het ons een prachtig excuus om in het bos rond te snuffelen.' Hij keek achterom om zich ervan te vergewissen dat ze een flink eind uit de buurt van het kamp waren en gebaarde toen dat ze op een omgevallen boomstam naast hem moest komen zitten. 'Laten we dan nu eens duidelijk vaststellen waar we precies naar zoeken. Vertel jij het me maar.' 'We zoeken naar de overblijfselen van een begrafenistempel of naar de ruïnes van een necropolis waar de arbeiders woonden toen ze de tombe van farao Mamose uitgroeven.'

'Dus naar alles wat gemetseld of door steenhouwers uitgehouwen is,' zei hij, 'in het bijzonder naar een soort zuil of monument.'

'Taita's stenen testament,' zei ze knikkend. 'Er moeten hiërogliefen in gegraveerd of uitgehouwen zijn. Waarschijnlijk sterk verweerd, omgevallen en bedekt met vegetatie... Ik weet het niet. Het kan van alles zijn. Het zal een heksentoer worden.'

'Waarom zitten we hier dan nog? Laten we gaan zoeken.' Halverwege de ochtend vond Nicholas de sporen van een dikdik langs de rivieroever. Ze installeerden zich tegen de stam van een van de grote bomen en bleven een tijdje stilletjes zitten tot ze werden beloond met een glimp van het kleine dier dat sierlijk op vederlichte hoeven vlak langs hen trippelde. Het wriggelde met zijn slurfachtige neus, hapte een blad van een laaghangende tak en kauwde er bedrijvig op. Zijn vacht was echter egaal vaalbruin, zonder enige tekening die ook maar in de verste verte op strepen leek. Toen het in het kreupelhout was verdwenen, stond Nicholas op. 'Geen geluk. De gewone soort,' fluisterde hij. 'Laten we maar verdergaan.' Iets na de middag bereikten ze de plek waar de rivier tussen de roze, vleeskleurige rotsen van de kloof ontsprong. Ze verkenden dit gebied zo ver mogelijk, tot de rotsen hen de weg versperden. De wanden daalden steil de rivier in en er was aan de rand van het water nergens steun voor hun voeten te vinden, zodat ze het gebied niet verder konden binnengaan. Ze keerden stroomafwaarts terug en staken de rivier over via een primitieve hangbrug van lianen en ruw vlastouw, die door de monniken uit het klooster gemaakt moest zijn. Opnieuw probeerden ze de kloof verder binnen te dringen. Nicholas probeerde zelfs om de eerste uitstekende rotspunt die hen de weg versperde heen te waden, maar de stroming was te sterk en dreigde hem mee te sleuren zodat hij zijn poging moest opgeven. 'Als wij er niet door kunnen, is het heel onwaarschijnlijk dat het Taita en zijn arbeiders wel gelukt is.'

Ze liepen terug tot de hangbrug en vonden daar een schaduwrijke plek waar ze de lunch die Tessay voor hen had ingepakt, konden opeten. Het was halverwege de dag zo warm dat ze er versuft van raakten. Royan maakte haar katoenen zakdoek nat in de rivier en depte haar gezicht toen ze naast hem ging liggen.

Nicholas lag op zijn rug en bestudeerde iedere centimeter van de roze rotsen door zijn verrekijker. Hij zocht naar een spleet of een opening in de gladde, glanzende wand.

Zonder zijn verrekijker te laten zakken, zei hij: 'Als je Vallei der Koningen leest, lijkt het erop dat Taita hulp heeft ingeroepen bij het verwisselen van het lichaam van Tanus, de Grote Leeuw van Egypte, en de farao zelf.' Hij liet de verrekijker zakken en keek Royan aan. 'Ik vind dat onbegrijpelijk, want het zou in zijn tijd en vanuit zijn geloof gezien een schandelijke daad zijn geweest. Is dat een redelijke vertaling van de rollen? Heeft Taita de lichamen echt verwisseld?'

Ze lachte en draaide zich naar hem opzij. 'Je oude vriend Wilbur heeft een overspannen fantasie. De enige basis voor dat deel van het verhaal is één enkele zin in de rollen. "Voor mij was hij méér koning dan de farao ooit was geweest." Ze rolde zich weer op haar rug. 'Dat is een goed voorbeeld van wat ik op het boek tegen heb. Hij vermengt fantasie en feiten tot een onontwarbaar kluwen. Voor zover ik weet rusten Tanus en de farao allebei in hun eigen tombe.'

'Jammer!' Nicholas zuchtte. 'Het was een romantisch detail waarvan ik genoten heb.' Hij keek op zijn horloge en stond op. 'Kom mee, ik wil de andere tak van de vallei verkennen. Toen we gisteren aankwamen, heb ik daarboven een interessant terrein gezien.'

Het was laat in de middag toen ze in het kamp terugkwamen en Tessay kwam haastig de keuken uit om hen te begroeten.

'Ik heb op jullie gewacht. We hebben een interessante uitnodiging gehad van Jali Hora, de abt. Hij heeft ons uitgenodigd voor een banket in het klooster om de Katera, de vooravond van Timkat, te vieren. De bedienden hebben de douche voor jullie gereedgemaakt en het water is warm. Jullie hebben nog net tijd om je te verkleden voordat we naar het klooster gaan.

***

De abt had een groep jonge acolieten naar hen toe gestuurd om hen naar de banketzaal te begeleiden. De jongemannen arriveerden in de kortdurende Afrikaanse schemering en droegen fakkels om hen bij te lichten. Royan herkende een van hen als Tamre, de epileptische jongen. Toen ze speciaal hem met haar warmste glimlach begroette, kwam hij verlegen naar haar toe en bood haar een boeket wilde bloemen aan die hij langs de rivier had geplukt. Ze had deze attentie niet verwacht en zonder erover na te denken, bedankte ze hem in het Arabisch.

'Shoekran.'

'Taffadali,' antwoordde de jongen onmiddellijk. Hij gebruikte het juiste geslacht en ze hoorde direct aan zijn accent dat hij haar taal vloeiend sprak. 'Hoe komt het dat je zo goed Arabisch spreekt?' vroeg ze nieuwsgierig. De jongen liet zijn hoofd verlegen hangen en mompelde: 'Mijn moeder komt uit Massawa, aan de Rode Zee. Het is de taal waarmee ik ben grootgebracht.'

Toen ze naar het klooster vertrokken, volgde de jongen Royan als een puppy.

Weer daalden ze de rots via de trap af tot ze op het met fakkels verlichte terras uitkwamen. De smalle kloostergalerij was volgepakt en terwijl de erewacht van acolieten de weg voor hen vrijmaakte, hieven de monniken hun zwarte gezicht naar hen op en begroetten hen in het Amharisch, en overal werden zwarte handen naar hen uitgestrekt die hen aanraakten. Ze gingen gebukt door de lage ingang de kathedraal binnen. De ruimte was verlicht met olielampen en fakkels, zodat de muurschilderingen van de heiligen en engelen in het flakkerende licht leken te dansen. De stenen vloer was bedekt met een tapijt van versgesneden riet en biezen en de muffe, rokerige lucht was doortrokken van hun zoete, grasachtige geur. De hele broederschap van monniken zat in kleermakerszit op dit veerkrachtige tapijt. Ze begroetten het kleine gezelschap van ferengi bij binnenkomst met welkomstkreten en geschreeuwde zegeningen. Naast elke zittende gestalte stond een kruik tej, de honingwijn van het land. Het was aan de vrolijke, bezwete gezichten duidelijk te zien dat de kruiken al goede diensten hadden bewezen.

De bezoekers werden naar een plek recht voor de houten deuren van de qiddist, het middelste vertrek, geleid die voor hen vrijgehouden was. Hun escorte spoorde hen aan te gaan zitten en het zich gemakkelijk te maken. Zodra ze zich hadden geïnstalleerd, kwam er een andere groep acolieten vanaf het terras binnen die kruiken tej bij zich hadden. Ze knielden en zetten voor elk van hen een kruik neer.

Tessay boog zich naar Nicholas en Royan toe en fluisterde: 'Jullie moeten mij deze tej maar eerst laten proeven voordat jullie eraan beginnen. Er kunnen, afhankelijk van de plaats waar de drank wordt gemaakt, grote verschillen in sterkte, kleur en smaak optreden en soms is het spul heel erg koppig.' Ze bracht de kruik naar haar lippen en dronk direct uit de lange hals. 'Dit is goed spul. Als jullie er voorzichtig mee zijn, kan er weinig misgaan.' De monniken die om hen heen zaten, spoorden hen aan om te drinken en Nicholas zette de kruik aan zijn mond. De monniken klapten in hun handen en lachten toen hij de drank proefde. De smaak was licht en aangenaam, met een sterk bouquet van wilde honing. 'Niet slecht!' merkte hij op, maar Tessay waarschuwde hem: 'Ze zullen u later bijna zeker katikala aanbieden. Wees daar heel voorzichtig mee! Het wordt gedestilleerd uit gegist graan en het is echt of je een klap met een moker krijgt.'

De monniken richtten nu hun gastvrijheid op Royan. Het feit dat ze een Koptische christin was, een echte gelovige, had indruk op hen gemaakt en het was ook duidelijk dat haar schoonheid door dit gezelschap van heilige, celibataire mannen niet onopgemerkt was gebleven. Nicholas boog zich dicht naar haar toe en fluisterde: 'Om hun een plezier te doen, zul je toneel moeten spelen. Breng de kruik naar je mond en doe net of je drinkt, anders laten ze je niet met rust.'

Toen ze haar kruik omhoogbracht, juichten de monniken van vreugde en ze proostten met haar met hun eigen opgeheven kruik. Ze liet de kruik zakken en fluisterde tegen hem: 'Het is heerlijk. Het smaakt naar honing.' 'Ik dacht dat je gezworen had dat je nooit zou drinken!' berispte hij haar lachend. 'Je hebt je eed gebroken, of niet soms?'

'Een heel klein slokje maar,' gaf ze toe. 'En trouwens, ik zweer nooit iets.' De acolieten knielden voor elke gast en boden hun een kom heet water aan waarin ze, ter voorbereiding op het feestmaal, hun rechterhand moesten wassen.

Plotseling hoorden ze het geluid van muziek en trommels, en door de open deuren van de qiddist kwamen de muzikanten achter elkaar het schip binnen. Ze gingen langs de zijwanden staan terwijl de gemeente reikhalzend en vol verwachting de halfdonkere qiddist in tuurde.

Ten slotte verscheen Jali Hora, de oude abt, boven aan het trapje. Hij was gekleed in een lange mantel van vuurrood satijn en had een met gouddraad geborduurde stola om zijn schouders geslagen. Op zijn hoofd droeg hij een zware kroon. Hoewel deze glinsterde als goud, wist Nicholas dat ze van verguld koper was gemaakt en dat de veelkleurige stenen waarmee ze bezet was, bijna zeker glazen imitatiediamanten waren.

Jali Hora hief zijn staf waarop een geornamenteerd zilveren kruis was bevestigd en er viel een diepe stilte. 'Nu gaat hij bidden,' zei Tessay en ze boog haar hoofd. Jali Hora's gebed was lang en vurig, en het geluid van zijn schrille falsetstem werd onderbroken door de vrome tegenzang van de monniken. Toen hij eindelijk zijn gebed beëindigde, hielpen twee in schitterende gewaden geklede debteras hem de trap af en lieten hem aan het hoofd van de kring oudere dekens en priesters op zijn gebeeldhouwde jimmera-kruk plaatsnemen. De religieuze stemming van de monniken maakte plaats voor feestelijke opgewektheid toen vanaf het terras een stoet acolieten binnenkwam die elk een platte, gevlochten rieten mand ter grootte van een wagenwiel op hun hoofd droegen. Ze zetten er een in het midden van iedere kring gasten. Op een teken van Jali Hora trokken ze allemaal tegelijk het deksel van de manden. Een vrolijk gejuich steeg uit de rijen monniken op, want elke mand bevatte een ondiepe, koperen schaal die tot de rand was gevuld met de ongedesemde, platte, ronde, grijze injera-broden.

Twee acolieten kwamen vanaf het terras binnen, wankelend op hun benen door het gewicht van een grote koperen pot boordevol war, een kruidige stoofpot van vet schapenvlees, die ze tussen hen in torsten. Ze hielden de grote pot schuin boven elk van de koperen schalen en kwakten een flinke plens van de vloeibare, roodbruine wat, waarvan het oppervlak glinsterde van het hete vet, over de injera-broden.

De aanwezigen stortten zich gulzig op het voedsel. Ze scheurden een stuk van het injera af, schepten daarmee de wat op en stopten het in hun open mond, die open bleef terwijl ze kauwden. Ze spoelden het voedsel weg met grote slokken uit de kruiken met tej voordat ze een nieuw stuk brood in de wat sopten. Al snel zat iedereen tot aan zijn elleboog onder het vet en het droop van hun glinsterende kin terwijl ze aten, dronken en brulden van het lachen.

De acolieten die hen bedienden, lieten naast iedere gast dikke plakken van een ander soort injera vallen. Dit brood was stijver dan de eerste soort die een slappe, rubberachtige structuur had, en bovendien smaakte het minder naar gist en was het bros en kruimelig.

Nicholas en Royan probeerden hun waardering voor het voedsel te tonen zonder zich, zoals de anderen, met een dikke laag ervan te bedekken. De wat was eigenlijk heel lekker al zag hij er niet zo smakelijk uit en het droge, gele myera-brood zorgde ervoor dat je het vet niet zo duidelijk proefde. De koperen schalen waren in opmerkelijk korte tijd leeg. Alleen het restant van het met elkaar vermengde vet en broodkruimels was op de bodem achtergebleven toen de acolieten wankelend onder het gewicht van nieuwe potten binnenkwamen. Deze keer waren ze tot aan de rand gevuld met wat van kip die met kerrie was gekruid. Ze plensden deze brij boven op wat er nog van de schapenstoofpot over was en weer vielen de monniken aan. Terwijl ze de kip naar binnen schrokten, werden de tej-kruiken opnieuw gevuld en de monniken werden luidruchtiger.

'Ik denk niet dat ik hier nog meer van op kan,' zei Royan. 'Ik word er een beetje misselijk van.'

'Doe je ogen dicht en denk aan Engeland,' adviseerde Nicholas. 'Je bent de ster van de avond. Ze zullen je niet laten ontsnappen.' Zodra de kip op was, brachten de bedienden nieuwe potten binnen, deze keer boordevol scherpgekruide runderstoofpot. Ze gooiden die boven op de restanten van de schapen- en de kippenwat.

De monnik die tegenover Royan zat, leegde zijn kruik en toen een acoliet probeerde die te vullen, wuifde hij hem weg en schreeuwde: 'Katikala!' De kreet werd door de andere monniken overgenomen. 'Katikala! Katikala!'

De acolieten haastten zich naar buiten en kwamen terug met tientallen flessen met de jeneverkleurige drank en kleine koperen kommetjes zo groot als theekopjes.

'Dit is het spul waarmee je moet oppassen,' zei Tessay. Royan en Nicholas slaagden erin hun kommetje stiekem in de rieten mat waarop ze zaten te laten leeglopen, maar de monniken goten hun drank begerig naar binnen. 'Boris komt niets te kort,' zei Nicholas tegen Royan. De Rus had een hoogrode kleur en zweette en hij grijnsde als een idioot terwijl hij weer een kommetje achteroversloeg.

Opgewonden door de katikala begonnen de monniken een spelletje te spelen. Een van hen bedekte een stuk injera met runderwaf, klapte het dubbel en, terwijl het vet van zijn opgeheven rechterhand droop, wendde hij zich tot zijn buurman. Het slachtoffer opende zijn mond en het brood werd er door zijn attente buurman ingepropt. Het stuk was natuurlijk zo dik dat het nauwelijks in een zo wijd mogelijk opengesperde mond paste en het slachtoffer liep het risico te stikken.

De regels van het spel leken te zijn dat degene die het brood in zijn mond gepropt kreeg zijn handen niet mocht gebruiken om het naar binnen te werken, niet op zijn pij mocht morsen en degenen die naast hem zaten niet met jus mocht bespatten. De gezichten die hij trok, vormden in combinatie met zijn moeizame geslik en gehap naar lucht een bron van onbedaarlijke hilariteit. Wanneer hij er ten slotte in slaagde het brood naar binnen te krijgen, werd er als beloning een koperen kommetje katikala aan zijn lippen gehouden. Er werd van hem verwacht dat hij de inhoud ervan achter het injera-brood aan in zijn keelgat zou laten verdwijnen. Jali Hora, die inmiddels door de tej en de katikala aardig op temperatuur was gekomen, kwam slingerend overeind. In zijn rechterhand hield hij een dampend stuk dubbelgevouwen injera met wat omhoog. Terwijl hij zich wankelend op zijn benen en met zijn glinsterende kroon scheef op zijn hoofd door de kerk bewoog, begreep eerst niemand wat hij van plan was en het hele gezelschap volgde hem vol belangstelling met hun blik. Toen verstijfde Royan plotseling en ze fluisterde vol afgrijzen: 'Nee. Alsjeblieft niet. Red me, Nicky. Laat me dit niet overkomen.' 'Dit is de prijs die je ervoor moet betalen dat je de koningin van het feest bent,' zei hij. Jali Hora kwam op onvaste benen naar haar toe waggelen. De jus droop uit het stuk brood dat hij in zijn hand had over zijn onderarm en druppelde van zijn elleboog. De muzikanten die langs de zijwand stonden, zette een vrolijk deuntje in. Toen de abt, zwiepend als een jonge boom in de wind, voor Royan tot stilstand kwam, bereikten de violen en de fluiten een crescendo en de drummers sloegen als dollemannen op hun trommels. De abt bood zijn geschenk aan en met een laatste wanhopige blik op Nicholas legde Royan zich bij het onvermijdelijke neer. Ze sloot haar ogen en opende haar mond.

Aangemoedigd door de brullende monniken en de luide klanken van de fluiten en de trommels probeerde ze de homp brood al kauwend naar binnen te werken. Haar gezicht werd roze en de tranen sprongen in haar ogen. Op een bepaald moment dacht Nicholas dat ze haar nederlaag zou moeten erkennen en het brood op de met riet bedekte vloer zou uitspuwen. Maar langzaam en dapper wist ze het hapje voor hapje weg te werken en liet zich vervolgens uitgeput achteroverzakken.

Haar juichende en applaudisserende publiek genoot met volle teugen. De abt zakte stijfjes voor haar op zijn knieën en omhelsde haar waarbij de kroon bijna van zijn hoofd gleed. Daarna ging hij naast haar zitten zonder zijn omhelzing te laten verslappen.

'Het ziet ernaar uit dat je een nieuwe verovering hebt gemaakt,' zei Nicholas droogjes. 'Ik zou me maar uit de voeten maken, want volgens mij kan hij ieder ogenblik op je schoot gaan zitten.'

Royan reageerde snel. Ze griste een fles katikala van de grond en vulde een kommetje tot de rand.

'Drink maar lekker op, paps!' zei ze tegen hem en ze bracht het kommetje naar zijn lippen. Jali Hora nam haar uitdaging aan, maar hij moest haar loslaten om uit het kommetje in haar hand te kunnen drinken. Plotseling schrok Royan zo hevig dat ze wat er nog in het kommetje zat op het gewaad van de oude man morste. Het bloed trok uit haar gezicht weg en ze begon te beven alsof ze hoge koorts had terwijl ze naar Jali Hora's kroon staarde die over zijn ogen naar voren was gezakt.

'Wat is er?' vroeg Nicholas zacht, maar dringend. Hij pakte haar bij haar arm om haar in evenwicht te houden. Niemand anders had opgemerkt dat ze overstuur was, maar hij had inmiddels een feilloos gevoel voor haar stemmingswisselingen ontwikkeld.

Terwijl ze nog steeds met een lijkwit gezicht naar de kroon staarde, liet ze het kommetje vallen en greep zijn pols vast. Hij schrok van haar kracht en haar greep was bovendien pijnlijk, want ze had haar nagels zo hard in zijn vlees gedrukt dat zijn huid opensprong.

'Kijk eens naar zijn kroon! Het zegel! Het blauwe zegel!' bracht ze hijgend uit.

Toen zag hij het tussen de bontgekleurde glasscherven, halfedelsteentjes en rotskristallen. Het was een volmaakt rond zegel van blauw aardewerk, zo groot als een zilveren dollar, en gebakken tot het keihard en glanzend was. In het midden van de schijf was een Egyptische strijdwagen gegraveerd, met erboven de duidelijke en onmiskenbare contour van de havik met de gebroken vleugel. Langs de rand was in hiërogliefen een opschrift gegraveerd. Het kostte hem maar een paar seconden om het te ontcijferen:

ik voer het bevel over tienduizend strijdwagens ik ben taita, opperstalmeester van de farao

Royan wilde wanhopig graag weg uit de benauwende atmosfeer van de grot. Het brood met wat dat de abt haar had opgedrongen, lag haar in combinatie met de paar slokjes tej die ze had genomen, zwaar op de maag en dit gevoel werd nog versterkt door de stank van de vuile schalen met stollend vet en de scherpe lucht van de onversneden katikala. Enkele van de monniken waren al kotsmisselijk van de drank en de stank van braaksel vermengde zich met de allesdoordringende geur van wierook die in de ruimte hing. Ze had echter nog steeds de onverdeelde aandacht van de abt. Hij zat naast haar en streelde haar blote arm, terwijl hij met dubbelslaande tong Amharische bijbelcitaten opdreunde. Tessay had het al lang opgegeven voor haar te vertalen. Royan keek hoopvol naar Nicholas, maar hij was teruggetrokken en stil en leek zich van zijn omgeving niet bewust te zijn. Ze wist dat hij aan het keramische zegel in de kroon van de abt dacht, want zijn blik werd er steeds opnieuw naar toe getrokken.

Ze wilde alleen met hem zijn om deze buitengewone ontdekking te bespreken. Haar opwinding deed haar het onaangename gevoel in haar overvolle maag vergeten en ze voelde dat haar wangen gloeiden van emotie. Iedere keer dat ze naar de kroon van de oude man opkeek, begon haar hart sneller te kloppen en ze moest zich beheersen om haar hand niet naar het glanzende blauwe zegel uit te strekken en het uit zijn zetting te rukken om het beter te bekijken.

Ze wist hoe onverstandig het was om de aandacht op het stukje aardewerk te vestigen, maar toen ze in de kring rondkeek, zag ze dat Boris niet meer in staat was zich op iets anders dan het kommetje met katikala in zijn hand te concentreren. Uiteindelijk verschafte Boris haar het excuus waarnaar ze had gezocht. Hij probeerde overeind te komen, maar zijn benen begaven het. Hij zakte heel gracieus voorover en viel met zijn gezicht in de schaal met het van vet doordrenkte injera-brood. Hij bleef luid snurkend liggen en Tessay wendde zich smekend tot Nicholas. 'Alto Nicholas, wat moet ik doen?'

Nicholas keek peinzend naar het onappetijtelijke tafereel. De jager lag languit voorover, en stukjes brood en rundvlees kleefden als confetti in zijn kortgeknipte, rossige haar.

'Ik denk eigenlijk dat onze sprookjesprins voor vanavond wel genoeg heeft,' mompelde hij.

Hij stond op, boog zich over Boris heen en greep zijn pols vast. Met een plotselinge ruk trok hij hem naar achteren tot hij zat en tilde hem vervolgens in de brandweergreep over zijn schouder.

'Een goedenavond allemaal,' zei hij tegen de monniken, van wie er nog maar weinig in staat waren te reageren. Toen droeg hij Boris, wiens hoofd en benen slap naar beneden bungelden, weg. De twee vrouwen moesten hun best doen om hem bij te houden terwijl hij zonder te stoppen over het terras liep en daarna de stenen trap beklom.

'Ik wist niet dat Alto Nicholas zo sterk was,' zei Tessay. Ze hijgde want de trap was steil en Nicholas zette er flink de pas in.

'Ik ook niet,' bekende Royan. Ze werd bevangen door een belachelijk en bezitterig gevoel van trots om zijn huzarenstukje en ze glimlachte in het donker voor zich uit toen ze het kamp naderden.

Doe niet zo raar, vermaande ze zichzelf. Waarom zou je trots op hem zijn? Hij is niet van jou.

Nicholas gooide Boris op diens bed in de rieten hut, stapte achteruit en bleef zwaar hijgend staan terwijl het zweet over zijn gezicht stroomde.

'Dat is een prima methode om een hartaanval te krijgen,' zei hij naar adem happend.

Boris kreunde, rolde zich om en braakte uitgebreid over de kussens en de lakens.

'Dan wens ik jullie hierbij een goede nacht en plezierige dromen,' zei Nicholas tegen Tessay en hij stapte de hut uit, de warme Afrikaanse nacht in. Opgelucht zoog hij de geur van het bos en de rivier diep in zijn longen en daarna wendde hij zich tot Royan die zijn arm had vastgepakt. 'Heb je gezien wat...?' barstte ze opgewonden los. Maar hij legde zijn vingers op haar lippen om haar te doen zwijgen en met een waarschuwende blik in de richting van Boris' hut leidde hij haar naar haar eigen hut. 'Heb je het gezien?' vroeg ze, niet in staat zich te beheersen. 'Kon je het lezen?'

' "Ik voer het bevel over tienduizend strijdwagens,"' citeerde hij. ' "Ik ben Taita, opperstalmeester van de farao,"' vulde ze aan. 'Hij was hier. O Nicky! Hij was hier. Taita was hier. Dit is het bewijs dat we nodig hadden. Nu weten we dat we onze tijd niet verknoeien.'

Ze liet zich op haar kampeerbed ploffen. 'Denk je dat de abt ons het zegel zal laten onderzoeken?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Ik vermoed van niet. De kroon is een van de schatten van het klooster. Zelfs jou zal hij het niet toestaan, denk ik, al heb je dan een bijzondere plaats in zijn hart veroverd. Het zou trouwens niet verstandig zijn er veel belangstelling voor te tonen. Jali Hora heeft er kennelijk geen idee van hoe belangrijk het zegel is. Bovendien willen we Boris niet op een idee brengen.'

'Ik veronderstel dat je gelijk hebt.' Ze schoof op het bed een eindje op om ruimte voor hem te maken. 'Ga zitten.'

Hij ging naast haar zitten en ze vroeg: 'Waar denk je dat het zegel vandaan is gekomen? Wie heeft het gevonden? Waar en wanneer?'

'Rustig aan, meid. Dat zijn vier vragen tegelijk en ik kan ze geen van alle beantwoorden.'

'Raad er eens naar,' opperde ze. 'Speculeer maar wat! Laat een paar ideeën horen!'

'Goed dan,' stemde hij in. 'Het zegel is in Hongkong gemaakt. Ze fabriceren ze daar bij duizenden. Jali Hora heeft het bij een souvenirwinkel in Luxor gekocht toen hij vorige maand in Egypte met vakantie was.' Ze stompte hem hard op zijn arm. 'Wees nou ernstig,' beval ze.

'Laat maar eens horen of jij iets beters weet,' stelde hij voor terwijl hij over zijn arm wreef.

'Oké, daar gaat ie dan. Taita heeft het zegel hier in de kloof verloren toen hij de tombe van de farao aan het bouwen was. Drieduizend jaar later heeft een oude monnik, een van de eersten die hier in het klooster kwamen wonen, het gevonden. Natuurlijk kon hij de hiërogliefen niet lezen. Hij heeft het meegenomen naar de abt die het tot een relikwie van Sint Frumentius heeft uitgeroepen en het in de kroon heeft laten zetten.'

'En ze leefden nog lang en gelukkig,' zei Nicholas. 'Geen slechte poging.' 'Kun je er fouten in ontdekken?' vroeg ze en hij schudde zijn hoofd. 'Dan ben je het dus met me eens dat dit bewijst dat Taita hier echt is geweest en dat erdoor aangetoond wordt dat onze theorie klopt.'

'Bewijst" is te sterk uitgedrukt. Laten we het erop houden dat het in die richting wijst,' wierp hij tegen.

Ze draaide zich op het bed om tot ze hem recht kon aankijken. 'O Nicky, ik ben zo opgewonden. Ik weet zeker dat ik vannacht geen oog zal dichtdoen. Ik kan gewoon niet wachten tot we er morgen naar toe kunnen gaan om verder te zoeken.'

Haar ogen glansden en haar wangen hadden een warme, rozebruine kleur. Haar lippen waren vaneen en hij kon de roze punt van haar tong ertussen zien. Deze keer kon hij zich niet beheersen. Hij boog zich heel langzaam en teder naar haar toe om haar alle kans te geven zich terug te trekken als ze dat zou willen. Ze bewoog zich niet, maar er verscheen een bezorgde uitdrukking op haar eerst stralende gezicht. Ze keek hem diep in de ogen, alsof ze probeerde er iets in te lezen dat haar gerust zou stellen. Toen hun lippen nog maar een paar centimeter van elkaar waren, ging Nicholas niet verder en zij was het die het laatste stukje overbrugde. Ze drukten hun lippen op elkaar. In het begin was het een zachte kus, niet meer dan een lichte vermenging van hun adem, maar daarna werd hij feller en dringender. Een lang moment waarbij het leek of hun hart bijna stilstond, verslonden ze elkaar en haar mond smaakte zacht en zoet als een rijpe vrucht. Toen maakte ze plotseling een jammerend geluid en ze rukte zich met een enorme wilsinspanning uit zijn armen los. Ze staarden elkaar geschokt en in verwarring aan. 'Nee,' fluisterde ze. 'Alsjeblieft, Nicky, nog niet. Ik ben nog niet zo ver.' Hij pakte haar hand vast en draaide die tussen zijn handpalmen om. Toen kuste hij lichtjes haar vingertoppen, genietend van de geur en de smaak van haar huid.

***

'Ik zie je morgenochtend.' Hij liet haar hand los en stond op. 'Vroeg! Zorg dat je klaar bent!' zei hij en hij liep gebukt door de deuropening van de hut naar buiten.

Toen hij zich de volgende ochtend aankleedde, hoorde hij haar in haar hut rondlopen en ze stapte, onmiddellijk nadat hij voor haar deur had gefloten, geheel aangekleed en verlangend om te beginnen, naar buiten. 'Boris is nog niet wakker,' zei Tessay toen ze hun het ontbijt serveerde. 'Daar sta ik echt versteld van,' zei Nicholas zonder van zijn bord op te kijken. Hij en Royan gedroegen zich nog een beetje onhandig in elkaars gezelschap door de herinnering aan de omstandigheden waarin ze de vorige avond afscheid van elkaar hadden genomen. Toen Nicholas echter zijn geweer en zijn rugzak over zijn schouder zwaaide en ze de vallei in trokken, werd hun stemming verwachtingsvol.

Toen ze een uur onderweg waren, keek Nicholas over zijn schouder en waarschuwde haar met een blik. 'We worden gevolgd.'

Hij pakte haar pols vast en trok haar achter een groot brok zandsteen. Hij drukte zich dicht tegen de steen aan en gebaarde haar hetzelfde te doen. Toen spande hij zijn spieren en sprong plotseling naar voren. Hij greep een magere figuur bij de kladden die achter hen aan de helling van de vallei op was geslopen. Het creatuur dat een vuile, witte sjamma aanhad, viel jammerend op zijn knieën en begon te brabbelen van angst. Nicholas hees hem overeind. 'Tamre! Waarom volg je ons? Wie heeft je gestuurd?' vroeg hij in het Arabisch.

De jongen draaide zijn ogen naar Royan omhoog. 'Nee, alstublieft, effendi, doe me geen pijn. Ik had geen kwaad in de zin.'

'Laat de jongen met rust, Nicky. Straks krijgt hij door jouw toedoen nog een aanval,' kwam Royan tussenbeide. Tamre ging haastig achter haar staan om bescherming te zoeken. Hij omklemde haar hand terwijl hij om haar schouder heen naar Nicholas tuurde alsof zijn leven in gevaar was. 'Rustig maar, Tamre,' kalmeerde Nicholas hem. 'Ik zal je niets doen tenzij je tegen me liegt. Maar als je dat doet, zal ik je afranselen tot je geen huid meer op je rug over hebt. Wie heeft je achter ons aan gestuurd?' 'Ik ben uit mezelf gekomen. Niemand heeft me gestuurd,' snotterde de jongen. 'Ik ben achter u aan gekomen om u te wijzen waar ik het heilige dier met de vingerafdrukken van de Doper op zijn vacht heb gezien.' Nicholas staarde hem een ogenblik aan en begon toen zachtjes te lachen. 'Ik mag doodvallen als de jongen niet echt gelooft dat hij de dikdik van mijn overgrootvader heeft gezien.' Toen keek hij Tamre dreigend aan. 'Denk eraan wat er zal gebeuren als je liegt.'

'Het is waar, effendi,' snikte Tamre en Royan kwam hem te hulp. 'Pest hem niet zo. Hij bedoelt het goed. Laat die arme jongen met rust.' 'Goed dan, Tamre. Ik zal je een kans geven. Breng ons naar de plek waar je het heilige dier hebt gezien.'

Tamre weigerde Royans hand los te laten en hield die stijf omklemd terwijl hij naast haar huppelde en haar meevoerde. Maar binnen een paar honderd meter was zijn angst weggeëbd en hij glimlachte en giechelde verlegen tegen haar.

Een uur lang leidde hij hen van de Dandera vandaan en daarna voerde hij hen over de hooggelegen grond boven de vallei een gebied met veel dicht struikgewas en veel kalkstenen uitlopers met scherpe kammen in. De doornige takken van de struiken waren dicht verstrengeld en groeiden zo laag bij de grond dat er geen doorkomen aan leek. Tamre leidde hen echter naar een smal, kronkelig pad dat net breed genoeg was om de gehaakte rode punten van de doornen aan weerskanten van hen te kunnen ontwijken. Toen bleef hij abrupt staan en trok Royan naast zich. Hij wees naar beneden, bijna naar zijn eigen tenen.

'De rivier!' kondigde hij op gewichtige toon aan. Nicholas kwam naast hen staan en floot zachtjes van verbazing. Tamre had hen in een grote cirkel naar het westen geleid en hen daarna teruggebracht naar de Dandera, naar een punt waar de rivier nog steeds in de bedding van het diepe ravijn stroomde. Nu stonden ze op het uiterste randje van de kloof. Hij zag onmiddellijk dat, hoewel het rotsachtige ravijn bovenin maar dertig meter breed was, de kloof onder de rand uitwaaierde. Vanaf het wateroppervlak ver beneden hen verbreedde de rotswand zich in de klokvorm van de re;-kruiken en werd dicht bij de top weer smaller.

'Ik heb het heilige dier daar gezien.' Tamre wees naar de overkant van de kloof waar een kleine bron tussen het doornige struikgewas ontsprong. Slierten heldergroen mos die door de bron werden gevoed, hingen over de rand van de holle rotswand. Het water droop erlangs naar beneden en druppelde van de uiteinden ervan in de rivier, zeventig meter lager. 'Als je het daar hebt gezien, waarom heb je ons dan naar deze kant van de rivier gebracht?' vroeg Nicholas.

Tamre zag eruit alsof hij op het punt stond in huilen uit te barsten. 'Deze kant is gemakkelijker. Er is aan de andere kant geen pad door het struikgewas. De doornen zouden Woizera Royan pijn doen.' 'Je hoeft hem niet uit te foeteren,' zei Royan tegen Nicholas en ze sloeg haar arm om de schouder van de jongen.

Nicholas haalde zijn schouders op. 'Het lijkt erop dat jullie tegen me samenspannen. Maar goed, nu we hier toch zijn, kunnen we net zo goed een poosje gaan zitten en kijken of overgrootvaders dikdik zich vertoont.' Hij zocht een plek in de schaduw van een van de onvolgroeide bomen die aan de rand van de kloof stonden uit en veegde met zijn hoed de gevallen doornen weg zodat ze konden zitten. Hij leunde met zijn rug tegen de stam van de doornboom en legde het Rigby-geweer dwars over zijn schoot. Het was inmiddels al na de middag en de hitte was verstikkend. Hij overhandigde Royan de waterfles en terwijl ze dronk, keek hij naar Tamre en zei in het Engels tegen haar: 'Dit is misschien een goede gelegenheid om uit te vinden of de jongen iets over Taita's zegel in de kroon weet. Hij is weg van je. Hij zal je alles vertellen wat je wilt weten. Hoor hem uit.' Ze begon zachtjes en vriendelijk tegen de jongen te praten. Af en toe aaide

ze hem over zijn hoofd en liefkoosde hem alsof hij een jong hondje was. Ze praatte met hem over het banket van de vorige avond, over de schoonheid van de ondergrondse kerk en over de oude muurschilderingen en wandkleden en ten slotte begon ze over de kroon van de abt. 'Ja. Ja. Dat is de steen van de heilige,' gaf hij onmiddellijk toe. 'De blauwe steen van Sint Frumentius.' 'Waar komt hij vandaan?' vroeg ze. 'Weet je dat?'

De jongen raakte in verlegenheid. 'Dat weet ik niet. Hij is heel oud, misschien wel even oud als Christus de Verlosser. Dat zeggen de priesters tenminste.'

'Weet je niet waar hij gevonden is?'

Hij schudde zijn hoofd, maar zei toen omdat hij haar graag een plezier wilde doen: 'Misschien is hij uit de hemel gevallen.'

'Misschien.' Royan keek Nicholas even aan. Hij liet zijn ogen omhoogrollen en schoof daarna zijn hoed naar voren om zijn gezicht te bedekken. 'Of misschien heeft Sint Frumentius hem toen hij stierf aan de eerste abt gegeven.' Tamre begon zich helemaal in het onderwerp in te leven. 'Of misschien lag hij bij hem in zijn kist toen hij in zijn tombe werd gelegd.' 'Dat is allemaal mogelijk, Tamre,' stemde Royan in. 'Heb je de tombe van Sint Frumentius gezien?'

Hij keek schuldig om zich heen. 'Alleen de gewijde priesters hebben toegang tot de maqdas, het heilige der heiligen,' fluisterde hij met gebogen hoofd. 'Je hebt de tombe gezien, Tamre,' zei ze zacht terwijl ze hem over zijn hoofd aaide. Ze was geïntrigeerd door het schuldgevoel van de jongen. 'Je kunt het me rustig zeggen. Ik zal het niet aan de priesters doorvertellen.' 'Eén keer maar,' gaf hij toe. 'De andere jongens hebben me naar binnen gestuurd om de tabotsieen aan te raken. Ze zouden me geslagen hebben als ik het niet had gedaan. Alle nieuwe acolieten worden gedwongen het te doen.' Hij begon te brabbelen bij de afschuwelijke herinnering aan de beproeving van het inwijdingsritueel. 'Ik was alleen. Ik was heel bang. Het was na middernacht en de priesters sliepen. Het was donker. De geest van de heilige waart rond in de maqdas. Ze zeiden dat de heilige me door de bliksem zou laten treffen als ik hem onwaardig was.'

Nicholas schoof de hoed van zijn gezicht en ging langzaam rechtop zitten. 'Ik weet zeker dat de jongen de waarheid vertelt,' zei hij zacht. 'Hij is écht in het heilige der heiligen geweest.' Toen keek hij Royan aan. 'Blijf hem uitvragen. Misschien kan hij ons iets nuttigs vertellen. Vraag hem over de tombe van Sint Frumentius.'

'Heb je de tombe van de heilige gezien?' vroeg ze. De jongen knikte heftig.

'Ben je in de tombe geweest?' Deze keer schudde hij zijn hoofd.

'Nee. Er zijn tralies voor de ingang. Alleen de abt mag de tombe binnengaan, op de geboortedag van de heilige.'

'Heb je tussen de tralies door gekeken?'

'Ja, maar het is binnen heel donker. Ik heb de kist van de heilige gezien. Hij is van hout en het gezicht van de heilige is erop geschilderd.' 'Is hij een zwarte man?'

'Nee - een blanke man met een rode baard. De beschildering is heel oud. De kleuren zijn vervaagd en het hout van de kist is aan het rotten en brokkelt af.' 'Staat de kist op de vloer van de tombe?'

Tamre vertrok peinzend zijn gezicht en schudde, na zorgvuldig te hebben nagedacht, zijn hoofd. 'Nee, hij staat op een stenen richel in de muur.' 'Herinner je je nog iets anders over de tombe van de heilige?' vroeg Royan, maar Tamre schudde zijn hoofd.

'Het was erg donker en de openingen tussen de tralies zijn smal,' zei hij verontschuldigend.

'Het maakt niet uit. Is de tombe in de achterwand van de maqdas?' 'Ja, achter het altaar en de tabotsteen.' 'Waar is het altaar van gemaakt - van steen?'

'Nee, van hout, cederhout. Er zijn kaarsen, een groot kruis, de kronen van de abt en de miskelk en de staf.' 'Is het beschilderd?'

'Nee, er zijn afbeeldingen in uitgesneden. Maar ze zijn anders dan de afbeeldingen in de tombe van de heilige.' 'Wat is er dan anders aan? Vertel me dat eens, Tamre.' 'Ik weet het niet. De gezichten zijn raar. Ze dragen andere kleren. Er zijn ook paarden bij.' Hij raakte in verwarring. 'Ze zijn anders.' Royan probeerde een poosje een duidelijker beschrijving uit hem los te krijgen, maar hij raakte steeds meer in verwarring en gaf tegenstrijdige informatie zodat ze op een andere aanpak overstapte.

'Vertel me eens over de tabot,' stelde ze voor, maar Nicholas kwam tussenbeide.

'Nee, vertel jij mij eerst maar eens over de tabot,' zei hij. 'Lijkt hij op het joodse tabernakel?'

Ze keek hem aan. 'Ja, in de Egyptische Kerk in ieder geval wel. Hij wordt gewoonlijk bewaard in een met juwelen bezette kist en is in een geborduurde, goudkleurige doek gewikkeld. Het enige verschil is dat de tien geboden in het joodse tabernakel zijn gebeeldhouwd, maar in onze Kerk zijn dat de toewijdingswoorden van de kerk waarin hij zich bevindt. Het is het levende hart van de Kerk.'

'Wat is de tabotsteen?' vroeg Nicholas met gefronste wenkbrauwen van concentratie.

'Dat weet ik niet,' bekende ze. 'Onze Kerk heeft geen tabotsteen.' 'Vraag het aan hem.'

'Vertel me eens over de tabotsteen, Tamre.'

'Hij is zó hoog en zó breed.' Hij wees een stukje boven zijn schouder en spreidde zijn handen om de breedte aan te geven.

'En de tabot staat boven op deze steen?' vroeg Royan. Tamre knikte.

'Waarom hebben ze je naar binnen gestuurd om de tabotstéén aan te raken en niet de tabot zelf?' vroeg Nicholas, maar Royan schudde haar hoofd om hem tot zwijgen te brengen.

'Laat mij maar met hem praten. Jij bent te streng tegen hem.' Ze wendde zich weer tot de jongen. 'Waarom de steen in plaats van de tabot die erbovenop staat?'

Tamre haalde hulpeloos zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Dat deden ze nu eenmaal.'

'Hoe ziet de steen eruit? Is hij ook beschilderd?'

'Dat weet ik niet.' Hij leek verontrust omdat hij haar geen bevredigend antwoord kon geven. Hij wilde haar heel graag van dienst zijn. 'Ik weet het niet. De steen is in een doek gewikkeld.'

Nicholas en Royan wisselden een gealarmeerde blik voordat Royan zich weer tot de jongen richtte.

'Is hij bedekt?' Royan boog zich naar hem voorover. 'Is de steen bedekt?' 'Ze zeggen dat hij alleen op de verjaardag van Sint Frumentius door de abt wordt onthuld.'

Weer staarden Nicholas en Royan elkaar aan en toen glimlachte hij peinzend. 'Ik zou graag de tombe van de heilige eens willen bekijken - en de tabotsien wanneer het doek eraf is.'

'Dan zul je tot de geboortedag van de heilige moeten wachten', zei ze, 'en jezelf tot priester laten wijden. Alleen de priesters....' ze zweeg en staarde hem weer aan. 'Je bent toch niet van plan om... Nee, dat kan ik echt niet geloven.'

'Wie, ik?' vroeg hij grijnzend. 'Het zou niet in me opkomen.' 'Als ze je in de maqdas betrappen, scheuren ze je aan stukken.' 'Dan moet ik ervoor zorgen dat ze me niet betrappen.' 'Als je gaat, ga ik met je mee. Hoe moeten we dat aanpakken?' 'Rustig aan, liefje. De gedachte is pas tien seconden geleden bij me opgekomen. Zelfs op mijn goede dagen heb ik minstens tien minuten nodig om met een briljant actieplan voor den dag te komen.'

Ze staarden allebei zwijgend over de kloof tot Royan zachtjes fluisterde: 'De bedekte steen. Taita's stenen testament?'

'Zeg het niet hardop,' smeekte hij en hij maakte het teken tegen het boze oog. 'Denk het zelfs niet. De duivel luistert mee.'

Ze zwegen weer en dachten allebei koortsachtig na.

'Nicky, als we...' Ze maakte haar zin niet af. 'Nee, dat lukt niet.' Ze zweeg weer en dacht met gefronste wenkbrauwen na.

Tamre verbrak plotseling de stilte met een opgewonden kreet. 'Daar heb je hem. Kijk!'

Ze schrokken allebei. 'Wat is er?' vroeg Royan.

Tamre greep haar arm beet en schudde eraan. Hij beefde van emotie. 'Daar heb je hem. Ik heb het toch gezegd.' Met zijn andere hand wees hij over de rivier. 'Daar, aan de rand van de doornstruiken. Ziet u het niet?' 'Wat is het? Wat zie je dan?'

'Het dier van Johannes de Doper. Het heilige, gestreepte dier.' Ze keek in de richting van zijn uitgestrekte arm en zag aan de rand van de struiken op de andere oever vaag iets bruinachtigs bewegen. 'Ik kan het niet goed zien. Het is te ver weg...'

Nicholas graaide in zijn rugzak en haalde zijn verrekijker eruit. Hij bracht hem omhoog, stelde hem in en begon toen te grinniken.

'Halleluja! De reputatie van mijn overgrootvader is eindelijk gered.' Hij overhandigde Royan de verrekijker. Ze stelde hem in en ontdekte het diertje aan de rand van een open plek. Het was driehonderd meter van haar vandaan, maar door de tienmaal vergrotende lens kon ze het heel duidelijk zien.

Het was bijna half zo groot als de gewone dikdik die ze de vorige dag hadden gezien en in plaats van vaalbruin was zijn vacht diep roodbruin. Zijn opvallendste kenmerk was echter dat het op zijn schouders en rug een duidelijke, donkere chocoladekleurige tekening had - vijf strepen op gelijke afstand van elkaar die inderdaad op de afdruk van vingers en een duim leken. 'Madoqua harperii, jawel,' fluisterde Nicholas tegen haar. 'Het spijt me dat ik aan u getwijfeld heb, overgrootvader.'

De dikdik stond half in de schaduw en bewoog zijn neus heen en weer terwijl hij de lucht opsnoof. Hij hield zijn kop omhoog, wantrouwig en waakzaam. Het zachte briesje woei tussen hen en het dier recht door de vallei, maar af en toe ving het dier door een dwarrelwindje een vleugje mensengeur op en dat alarmeerde hem.

Royan hoorde de klik van het geweer toen Nicholas de vergrendeling terugschoof en een kogel in het magazijn drukte. Ze liet haastig de verrekijker zakken en keek naar hem. 'Je gaat hem toch niet doodschieten?' vroeg ze. 'Nee, niet vanaf deze afstand. Het is meer dan driehonderd meter en het doelwit is klein. Ik wacht wel tot hij dichterbij komt.' 'Hoe kun je het over je hart verkrijgen?'

'Ik kan hem toch niet laten lopen? Daarvoor ben ik hier gekomen; in ieder geval is dat een van de redenen.' 'Maar hij is zo mooi.'

'Dus als hij lelijk was, zou je het prima vinden als ik hem te grazen nam?' Ze zei niets, maar bracht de verrekijker weer omhoog. Het dwarrelwindje moest van richting zijn veranderd, want de dikdik liet zijn kop zakken en knabbelde aan een bosje grof, bruin gras. Toen tilde hij zijn kop weer op en kwam, sierlijk trippelend, over de open plek tussen de doornstruiken naar beneden. Hij bleef om de paar passen staan om te eten. Ga terug! Ze probeerde hem met haar wil te dwingen zich in veiligheid te brengen, maar hij bleef zigzaggend naar de rand van de kloof lopen.

Nicholas rolde zich op zijn buik en installeerde zich achter de wortel van de boom. Hij verfrommelde zijn hoed tot een zacht kussen om zijn geweer ermee te ondersteunen.

'Tweehonderd meter,' mompelde hij voor zich uit. 'Dat is een redelijke afstand. Niet verder.' Hij liet het geweer op het kussentje op de kronkelige wortel rusten en richtte door het telescoopvizier. Toen tilde hij zijn hoofd op en wachtte tot het dier binnen de juiste schootsafstand zou komen. Plotseling tilde de dikdik zijn kop weer op en bleef trillend van spanning staan.

'Er bevalt hem iets niet. Verdomme, de wind moet weer gedraaid zijn,' gromde Nicholas. Op dat moment sloeg de kleine antilope op de vlucht. Hij schoot over de open plek terug naar waar hij vandaan was gekomen en verdween in de doornstruiken.

'Vooruit, dikdik, vooruit!' zei Royan tevreden. Nicholas ging overeind zitten en kreunde van afkeer.

'Ik heb er geen idee van wat hem angst heeft aangejaagd.' Toen veranderde zijn uitdrukking en hij hield zijn hoofd schuin. Er klonk een vreemd geluid in de lucht dat met iedere seconde sterker werd - een scherp, aanzwellend gekletter en een schril gierend gefluit.

'Een helikopter! Wat krijgen we nou, verdomme!' Nicholas herkende het geluid onmiddellijk. Hij pakte de verrekijker uit Royans hand, richtte die op de hemel en speurde de wolkeloze blauwe leegte boven de gekartelde toppen van de bergwand af.

'Daar heb je 'm,' zei hij grimmig. 'Een Bell Jet Ranger,' voegde hij eraan toe toen hij het profiel herkende. 'Zo te zien, komt hij deze kant uit. We kunnen maar beter geen aandacht trekken. Laten we dekking zoeken.' Hij leidde Royan en de jongen onder de uitgespreide takken van de doornboom. 'Verroer je niet,' zei hij. 'Hier onder de boom kunnen ze ons nooit zien.'

Hij keek door de verrekijker naar de naderende helikopter. 'Waarschijnlijk van de Ethiopische luchtmacht,' zei hij zacht. 'Ze patrouilleren om sjoefta te zoeken, denk ik. Zowel Boris als kolonel Nogo heeft ons gewaarschuwd dat er hier in het ravijn veel rebellen en bandieten opereren...' Hij zweeg abrupt. 'Nee, wacht even. Dat zijn geen militairen. Een groen-met-rode romp en het embleem met het rode paard. Niemand minder dan onze vrienden van Pegasus.'

Het geluid van de rotoren zwol aan en Royan kon nu met het blote oog het vliegende paard op de romp onderscheiden. De helikopter vloog ongeveer achthonderd meter van hen vandaan voor hen langs in de richting van de Nijl.

Ze besteedden geen van beiden aandacht aan Tamre die achter Royan hurkte en probeerde zich achter haar te verbergen. Hij klappertandde van angst en zijn ogen rolden in hun kassen tot het wit zichtbaar was.

'Het lijkt erop dat onze vriend Jake Helm over uitstekend vervoer beschikt. Als Pegasus op de een of andere manier bij de moord op Duraid en de aanslagen op jou betrokken is, dan kunnen we verwachten dat we van nu af aan hun hete adem in onze nek zullen voelen. Ze zijn nu in een positie dat ze ons overal in de gaten kunnen houden.' Nicholas keek nog steeds door de verrekijker naar het toestel.

'Het geeft je een machteloos gevoel als je vijand in de lucht is.' Royan ging instinctief dichter bij hem staan en staarde omhoog. De groen-met-rood gekleurde machine verdween over de bultige top van het ravijn en daalde af in de richting van het klooster. 'Tenzij hij een pleziervluchtje maakt, is hij waarschijnlijk op zoek naar ons kamp,' zei Nicholas. 'Orders van de grote baas om ons in de smiezen te houden.'

'Het zal niet lastig voor hem zijn het te vinden. Boris heeft geen moeite gedaan het te verbergen,' zei Royan bezorgd. 'Laten we hier weggaan.' Ze stond op.

'Een goed idee.' Nicholas stond op het punt haar te volgen toen hij plotseling haar hand vastgreep en haar naar de grond trok. 'Wacht. Ze komen terug.' Het geluid van de motor zwol weer aan en daarna vingen ze tussen het dak van bladeren en doorntakken boven hun hoofd door een glimp van de helikopter op.

'Hij volgt nu de rivier. Zo te zien, zoekt hij nog steeds iets.' 'Ons?' vroeg Royan nerveus.

'Als ze orders van de grote baas uitvoeren, zou dat kunnen,' antwoordde Nicholas. Het toestel was nu heel dichtbij en het schrille gegier van de motoren was oorverdovend.

Op dat moment begaven Tamres zenuwen het en hij slaakte een jammerende angstkreet. 'Het is de duivel die me komt halen. Red mij, Jezus Christus de Verlosser, red mij!'

Nicholas stak zijn hand naar hem uit om hem in bedwang te houden, maar hij was niet snel genoeg. Tamre dook eronderdoor en sprong overeind. Nog steeds jammerend van angst voor de vlammen van de hel vloog hij het pad af de doornstruiken in. De rokken van zijn sjamma wapperden om zijn dunne benen; zijn hoofd was naar achteren gedraaid en zijn glanzend zwarte gezicht was opgeheven naar de naderende helikopter. De piloot kreeg hem onmiddellijk in het oog en de neus van de helikopter zakte naar beneden in hun richting. Het toestel kwam recht op hen af en minderde snelheid toen het de rand van de kloof naderde. Ze konden het hoofd van de twee inzittenden achter de ruit van de voorste cabine zien. Nog steeds snelheid minderend, bleef het vliegtuigje boven de rivier hangen en draaide om zijn as aan de rondtollende schijf van zijn rotor terwijl Nicholas en Royan in het struikgewas gehurkt bleven zitten om te voorkomen dat ze gezien zouden worden.

'Dat is de Amerikaan uit het kamp van Pegasus.' Royan herkende Jake Helm ondanks zijn zonnebril met spiegelende glazen en de omvangrijke koptelefoon van de radio die hij op zijn hoofd had. Hij en de zwarte piloot strekten hun nek uit om de rivieroever te kunnen afspeuren. 'Ze hebben ons niet ontdekt...' Maar op hetzelfde moment dat Nicholas dit zei, keek Jake Helms over de open afgrond recht in hun richting. Hoewel zijn gelaatsuitdrukking niet veranderde, tikte hij de piloot op de schouder en wees naar hen.

De piloot liet de helikopter nog verder dalen tot hij in de opening van de kloof hing, bijna op dezelfde hoogte met hen. Ze waren nog maar dertig meter van elkaar gescheiden. Nicholas deed geen moeite meer zich te verbergen. Hij leunde achterover tegen de stam van de boom, trok zijn panamahoed schuin over één oog naar voren en zwaaide laconiek naar Jake Helm. De voorman beantwoordde de groet niet. Hij keek met een uitdrukkingsloze, onheilspellende blik naar Nicholas, stak toen een lucifer aan en hield het vlammetje bij de punt van de halfopgerookte sigaar die hij tussen zijn lippen had. Hij gooide de afgebrande lucifer weg en blies een rookwolkje in Nicholas' richting. Nog steeds met een onbewogen uitdrukking op zijn gezicht, zei hij vanuit zijn mondhoek iets tegen de piloot. De helikopter steeg onmiddellijk verticaal omhoog en vloog overhellend naar het noorden, rechtstreeks naar de top van de bergwand waar het basiskamp van Pegasus was.

'Opdracht volbracht. Hij heeft gevonden wat hij zocht.' Royan ging rechtop zitten. 'Ons!'

'En hij moet het kamp hebben ontdekt. Hij weet nu waar hij ons kan vinden.' zei Nicholas.

Royan huiverde even. 'Ik krijg zo nu en dan de kriebels van die man. Hij lijkt op een pad!'

'Ach, ga weg!' plaagde Nicholas haar. 'Wat heb je tegen padden?' Hij stond op. 'Ik denk niet dat we de dikdik van mijn overgrootvader vandaag nog te zien krijgen. Hij is behoorlijk geschrokken van de helikopter. Ik probeer het morgen nog wel een keer.'

'We moeten Tamre gaan zoeken. De arme stakker heeft waarschijnlijk weer een aanval gekregen.'

Ze had het mis. Ze vonden de jongen naast het pad. Hij beefde en huilde nog steeds, maar hij had geen toeval gekregen. Hij werd snel kalm toen Royan hem geruststelde en volgde hen terug naar het kamp. Toen ze echter in de buurt van het bosje kwamen, glipte hij weg in de richting van het klooster.

***