33
De aanblik van de badkuip bracht Ellen zweetdruppels op haar voorhoofd. Een moment lang dacht ze dat ze zich vergiste, maar ze beefde inderdaad over haar hele lichaam.
Deze keer lag het niet aan de kou. Marks badkamer was niet al te groot, en de verwarming verspreidde op zijn hoogste stand een weldadige warmte.
Ja, ze beefde, toen ze haar handdoeken op het toiletdeksel neerlegde, en ze kon het niet onder controle krijgen.
Het maakte niet uit dat ze zich ervan probeerde te overtuigen dat er geen reden voor was. Dat ze in veiligheid was.
In haar autobiografie schreef de actrice Janet Leigh dat ze zich na het draaien van Hitchcocks Psycho, waarin ze het slachtoffer speelde dat onder de douche wordt vermoord, jarenlang niet meer prettig had gevoeld als ze onder de douche stond en daarom voorkeur gaf aan de badkuip. Het boek was ongeveer drie decennia na de première van de film op de markt gekomen, waardoor Ellen er bij het lezen zeker van kon zijn dat de vrouw dat niet om publiciteitsredenen had beweerd.
Als iemand aan het spelen van zo’n scène alleen al een trauma kon overhouden, was het niet meer dan natuurlijk dat iemand die een paar uur eerder op het punt stond daadwerkelijk onder het deksel van een therapiebadkuip te verdrinken, nu sidderde bij de aanblik van een gewone badkuip.
Zelfs al was dit een leuke kleine badkamer met een foto van een palmenstrand boven de badkuip en geen voormalige hydrotherapieruimte.
Dit alles probeerde ze zich voor te houden terwijl ze vocht tegen het paniekgevoel dat haar de adem dreigde af te knijpen nu het trauma nog vers was. En ze wilde het trauma niet de gelegenheid geven om langdurige schade te veroorzaken.
Dus concentreerde ze zich op datgene wat er om haar heen was: dat is de badkuip. Dit is Marks badkamer. Dat is zijn badolie, dat is zijn handdoek… Dat is de afgesloten deur.
Niemand kan me hier iets aandoen. Zelfs de Zwarte Man niet.
Niettemin moest ze haar oren dichthouden, terwijl het badwater volliep.
Eenzaamheid.
Een volgend stuk van de weg voert haar door een koude nacht in het bos. Ergens roept een uiltje. De echo van zijn kreet maakt haar bang.
Ze hoort takjes onder haar blote voeten breken, kan daartussen een paar kiezelstenen zien, maar ze let niet op het hout, noch op de stenen of de dennennaalden, die in haar voetzolen prikken.
Waar is Bormann? Moet hij niet uitleggen dat het weer maar een droom is?
Ze wil hem roepen, maar dat gaat niet. Het enige wat ze uit weet te brengen is een dof geluid en als ze haar gezicht betast, stelt ze met ontzetting vast dat ze geen mond heeft. Daar waar ooit haar lippen hadden gezeten, spant zich een gladde, strakke huid, waardoorheen ze haar tanden en tong kan voelen.
Een droom, het is een droom! roept ze zich in herinnering, maar de ontzetting blijft.
Angstig kijkt ze om zich heen. Waarom is ze hier, waarom in dit donkere, koude bos?
Boven haar prijkt de smalle sikkel van de maan aan de heldere sterrenhemel. De zwakke zilveren maneschijn valt op een open plek. Tegen de nachtblauwe hemel versmelten de silhouetten van een huis en diverse stallen met het zwart van de aangrenzende rij dennen.
Al van verre ziet ze de man met de fakkel. Zijn andere hand houdt verkrampt de resten van een touw vast. In het schijnsel van het vuur is het vuile grijs van de stenen te zien, waarvan de boerderij vele decennia geleden is gebouwd.
De man kijkt in haar richting, terwijl zij naar hem toe loopt. Zijn gezicht is met roet besmeurd, oud en rimpelig, en verschrikkelijk verwrongen. Ze ziet zijn vertwijfeling, zijn radeloosheid en de woede die deze radeloosheid in hem losmaakt.
Achter hem hameren kleine vuistjes tegen het raam. Ze zijn te zwak om het raam te breken. Het gezicht van een jongen drukt zich tegen het glas. Ze hoort hem huilen, ziet dat ook de man met de fakkel huilt. Zijn tranen laten witte sporen achter op de beroete huid.
De waarheid is niet altijd wat er lijkt te zijn, zegt de man met de fakkel, en dan laaien er vlammen op achter het raam.
Het kind krijst en met hem nog een tweede kind. In het flikkerende licht van het vuur ziet ze de lange schaduw van een opgehangen vrouw tegen de muur van de kamer dansen. Een kort ogenblik verschijnt het hoofd van een meisje voor het raam. Haar haren branden als de lont van een menselijke kaars. Het kind brult het uit van pijn, slaat met haar handen op haar brandende hoofd en verdwijnt weer.
Ze wil de kinderen te hulp komen, wil iets doen, maar iemand houdt haar tegen. Het is het meisje met het bonte zomerjurkje, dat plotseling voor haar staat en haar treurig aankijkt.
Wat is gebeurd, is gebeurd, daar kun je niets aan veranderen. zegt het meisje met een treurige blik. Het haalt niets uit, hoe graag je het ook wilt.
Nu gaat de man met de fakkel naast haar staan.
Dit is wat er gebeurt als je je verstand verliest, verzucht hij. Je wilt het niet, maar het gebeurt toch.
Ze staart naar zijn arm, waarmee hij de fakkel vasthoudt, ziet de bloederige krassen in zijn vlees. Zijn vrouw had zich tegen de dood verzet. Tegen haar dood en die van haar kinderen.
De greep van het kleine meisje is bovenmenselijk krachtig en houdt haar tegen alsof het stalen boeien zijn.
Niet in staat zich te bewegen moet ze toezien hoe de man de fakkel bij haar lichaam houdt. De vlammen likken aan haar, totdat ze begint te branden.
Ze staat in een oplaaiende golf van vuur, wacht op de pijn, kan zich niet bewegen, met haar dichtgegroeide mond kan ze niet schreeuwen. Ze…
‘Ellen!’
Verweer je niet, schreeuwt de man door de vlammen heen. Of de zwarte hond komt je halen!
Hij heft de fakkel en…
‘Ellen!’
Ze schoot omhoog, zag het water, raakte even in paniek en besefte toen dat ze in Marks badkuip zat.
Rustig, het was maar een droom.
Ze klampte zich aan de badrand vast en ademde een paar keer diep in. Toen betaste ze haar gezicht, om te voelen of haar mond nog steeds was dichtgegroeid. Om zichzelf het tegendeel te bewijzen, beet ze op haar vinger, proefde zeepwater en giechelde nerveus. Wat een rare droom.
Weer werd er op de badkamerdeur geklopt. Ellen kromp zo hevig geschrokken in elkaar, dat er water over de rand van het bad liep.
‘Ellen? Alles in orde?’
Het was Mark.
Ze legde haar hoofd achterover, ademde nogmaals diep in. ‘Ja, niks aan de hand. Ik was alleen in slaap gevallen.’
‘Schiet op, anders wordt je pizza koud. Bovendien hebben we iets interessants gevonden.’