12
Meneer March
Twee avonden later leerde ik meneer March kennen. Mevrouw Duval kwam naar mijn kamer om me te vertellen dat we vroeger zouden eten dan gewoonlijk, en dat mevrouw March had gevraagd me naar de eetkamer te brengen.
‘Ze zei dat je alles mocht aantrekken wat je wilde, behalve een tanktop. Kan ik je helpen?’
‘Nee.’
‘Dan kom ik je over twintig minuten halen.’
Ik kon het niet helpen, maar ik was erg nerveus, zo nerveus dat ik beefde over mijn hele lichaam. Kiera had me verteld dat haar vader me wilde wegsturen, en al zei mevrouw March dat ik me er geen zorgen over moest maken en dat het háár probleem was, ik wist zeker dat ik me minder op mijn gemak zou voelen in bijzijn van meneer March dan in een kartonnen doos. Misschien omdat we bijna niets bezaten wat iemand zou willen hebben, waren mama en ik nooit erg bang geweest op het strand. Iedereen die op straat leefde, leek net zo onbezorgd. Misschien dachten we allemaal dat er niet veel meer met ons kon gebeuren. Nu was ik in een van de duurste huizen in het hele land, zo niet de hele wereld, en wist ik diep in mijn hart dat juist hier veel met me zou kunnen gebeuren.
Ik vond het moeilijk om te beslissen wat ik aan moest trekken. Als ik iets wilde kiezen, vroeg ik me af of het niet te mooi was of niet mooi genoeg. Ik twijfelde er niet aan of Kiera zou me uitlachen, misschien zelfs belachelijk maken, waar haar vader bij was, als ik de verkeerde jurk koos. Hij zou met een minachtende blik naar mevrouw March kijken alsof hij wilde zeggen: Hoe kon je zo’n ordinair en dom kind in huis halen? Het kan me niet schelen wat de reden daarvoor was.
Met dat gipsverband kon ik alleen maar een rok of een jurk dragen, en ik wist niet wat Alena’s nette jurken waren. Mevrouw March had het al zo belangrijk gevonden wat ik droeg als we met z’n tweeën waren. Waarom hielp ze me vanavond niet met de juiste kleren uit te zoeken? Was dit niet een veel belangrijkere gelegenheid? Misschien wilde ze dat ik zou bewijzen dat ik het ook zonder haar hulp kon.
Er waren al tien minuten voorbij, en ik had nog steeds geen beslissing genomen. Mama zou natuurlijk lachen om mijn paniekaanval over een jurk, dacht ik, en pakte ten slotte een eenvoudig uitziende donkere rok en een bijpassende blouse met korte mouwen en een V-hals. Het verbaasde me hoe goed de blouse me paste. Ik had mijn haar al naar achteren geborsteld en met een van Alena’s haarklemmen vastgezet. Ik aarzelde nog meer van haar te gebruiken. Ik had een mooi gouden horloge gezien, en armbanden en oorbellen en ringen, maar ik raakte niets aan.
Mevrouw Duval leek tevreden over mijn keus toen ze terugkwam. ‘Klaar?’
‘Ja,’ zei ik, en ze bracht me naar de lift.
‘Mevrouw Caro heeft een Iers gerecht gemaakt waar meneer March zo van houdt. Het heet Dublin Lawyer en wordt bereid met kreeft. Heb je weleens kreeft gegeten?’
‘Eén keer.’
‘Eén keer? Nou, dan staat je een heerlijke verrassing te wachten.’
De liftdeuren gingen open. Mijn hart leek te verschrompelen in mijn borst toen mevrouw Duval me naar de officiële eetkamer reed. Toen we binnenkwamen zag ik dat iedereen al aan tafel zat. Kiera droeg een gele strakke blouse met pofmouwen, en een zwarte rok. Ik had zoiets al door andere tienermeisjes zien dragen en had het graag zelf willen hebben. Het stond Kiera alsof ze erin geboren was, zo nauw sloot het om haar lichaam. Toen we dichter bij de lange, donkerhouten tafel kwamen, zag ik dat haar rok nauwelijks tot onder haar knieën reikte. Ze droeg een prachtige turkooizen ketting en straalde de glamour uit van een jonge film- of televisiester.
Wat zie ik er gewoontjes uit vergeleken met haar, dacht ik, maar het kwam niet bij me op met haar te willen concurreren, zeker niet om de aandacht van haar vader te trekken. Onwillekeurig vroeg ik me af of Alena zich ook zo zou hebben gevoeld. Twee dochters, die niet veel in leeftijd verschilden, moesten toch zeker voortdurend gewedijverd hebben om de gunst van hun vader. Toen Alena ernstig ziek werd, zou die rivaliteit beslist geëindigd zijn met een wanhopige liefde van meneer March voor Alena. Ik herinnerde me dat ik eens een verhaal had gelezen over twee zusjes, van wie de een ziek werd en de ander, jaloers op de aandacht die ze kreeg, voorwendde zelf ziek te zijn.
Als enig kind had ik me vaak afgevraagd hoe het zou zijn om een zus of broer te hebben en de liefde van mijn moeder te delen. Hoe kon een moeder liefde genoeg hebben? Het leek me duidelijk dat mevrouw March de voorkeur had gegeven aan Alena, en Kiera het haar misschien nog steeds niet kon vergeven, zelfs niet nu haar zusje dood en begraven was. Was ze daarom zo bang voor mijn verblijf hier? Ik wist dat ik haar geweten niet belastte, zoals mevrouw March gehoopt had. Ik wist niet eens of ze wel een geweten had.
Mijn blik ging naar meneer March, die aan het hoofd van de tafel zat met gevouwen handen en zijn ellebogen op de tafel. Ik zag zijn opvallende gouden pinkring met een lapis lazuli, zoals ik later ontdekte zijn geboortesteen. Hij droeg een donkerblauw fluwelen sportjasje en een zwart hemd met open kraag. Om zijn hals droeg hij een gouden ketting; wat er aan die ketting hing was verborgen onder zijn hemd.
Zijn lichtbruine haar was bijna blond. Het was voortreffelijk geknipt, van voren licht golvend. Zijn donkerblauwe ogen vormden een fel contrast met zijn lichte haar en gebruinde gezicht. Ze hadden bijna de kleur van de lapis lazuli in zijn ring. Ik zag dat Kiera haar aantrekkelijkheid aan haar vader te danken had, want zijn gelaatstrekken, zijn perfect gevormde neus en krachtige mond, leken gemodelleerd, net als die van haar. Hij zag er atletisch uit, en later, toen hij stond, zag ik dat hij zeker tien centimeter langer was dan mevrouw March.
Hij leunde achterover toen mevrouw March me overnam van mevrouw Duval.
‘Hier is ze,’ zei mevrouw March. Ze plaatste me rechts van meneer March. Kiera zat tegenover hem, en mevrouw March links van hem. ‘Sasha, mijn man, Donald.’
‘Hallo,’ zei ik, of dacht tenminste dat ik dat zei. Mijn stem leek gevangen in mijn bevende lichaam. Ik zag dat Kiera vol afkeer toekeek.
Donald March nam me van top tot teen op. ‘Hoe gaat het met je been?’ vroeg hij bij wijze van begroeting.
‘Het doet geen pijn meer.’
‘Bah!’ zei Kiera. ‘Had ze geen schoen aan die voet kunnen doen?’ Mevrouw March schoof me dichter naar de tafel. Mijn gebroken been verdween eronder, zodat mijn voet niet te zien was. Ze keek kwaad naar Kiera en ging op de stoel tegenover me zitten.
‘Ze zit op Alena’s plaats,’ zei Kiera.
Meneer March trok zijn wenkbrauwen op, alsof dat nu pas tot hem doordrong. De tafel was groot genoeg voor zeker twaalf mensen. Waarom zat Kiera aan het eind van de tafel? Moest mevrouw March niet tegenover haar man zitten?
‘Je zou dichterbij kunnen komen, Kiera.’
‘Ik zit hier best,’ zei ze. Toen glimlachte ze. ‘Zo kan ik papa beter zien.’
Ik keek even naar hem. Hij was er blijkbaar mee ingenomen, want hij glimlachte terug.
Mevrouw Duval bracht onze salades binnen. Meneer March leunde weer naar voren en nam zijn vork op. Was dat alles wat hij tegen me zou zeggen? vroeg ik me af toen hij begon te eten.
‘Sasha is voortreffelijk van start gegaan met mevrouw Kepler. Ze zegt dat ze er zeker van is dat Sasha vóór het eind van de zomer alles zal hebben ingehaald,’ zei mevrouw March.
‘Wie is mevrouw Kepler ook weer?’ vroeg meneer March.
‘Haar lerares, weet je nog, Donald?’
‘O, ja.’ Hij keek naar mij en knikte.
‘Ik heb er een hekel aan om over het eind van de zomer te praten. Ik kan de gedachte niet uitstaan dat er een eind aan komt,’ mompelde Kiera. Ze schoof haar salade opzij. ‘Kijk nou! Ik vertel haar altijd weer dat ik niet van bieten en artisjokken hou. Waarom kan ze daar niet eens aan denken?’
‘Waarom kan jij er niet eens aan denken je kleren op te hangen, vooral die we voor je hebben laten stomen en persen?’ kaatste mevrouw March terug.
‘Ik dacht dat we daarvoor personeel hadden,’ zei Kiera.
‘Als je niet om de dingen geeft die we voor je aanschaffen, zullen we minder voor je moeten kopen.’
‘Zoals je wilt,’ zei Kiera schouderophalend. Toen lachte ze. ‘Ik koop mijn eigen spullen wel.’
Meneer March scheen de woordenwisseling niet te horen. Hij had het te druk met zijn wijn, brood en salade. Ik begon te eten en vond de salade heerlijk. Het was een combinatie van veel smaken en hij was knisperig, precies waar ik van hield. De salades in het ziekenhuis, en ook die ik al eerder in het huis van de Marches had gegeten, waren minder goed, dacht ik. Misschien werden de specialiteiten bewaard voor de diners met meneer March.
‘We zullen iets moeten doen aan je nagels,’ zei mevrouw March glimlachend tegen mij. ‘Ik zal je meenemen naar mijn manicuurster.’
Ik keek naar mijn vingers. Mijn nagels waren ongelijk, maar de gedachte aan vijlen en lakken was al een hele tijd niet bij me opgekomen. Al in eeuwen niet meer, leek het wel. Het was bijna een wereldvreemd idee. Mama verzorgde ze altijd voor me, maar dat was zo lang geleden, dat het leek op iets dat ik had gezien in een oude film op de televisie.
Toen meneer March zijn salade op had, leunde hij weer achterover en richtte zich tot mij. ‘Hoe lang waren jij en je moeder dakloos?’ vroeg hij.
‘Bijna een jaar.’
‘Ze woonden in een kartonnen doos. Ja toch? Dat heb je me zelf verteld,’ ging Kiera verder voordat ik het kon toegeven of ontkennen.
‘Ja, dat is zo,’ beaamde ik.
‘Hoe waste je je?’ vroeg Kiera. ‘Of deden jullie dat niet?’
‘We wasten ons in openbare badgelegenheden en toiletten. Mama deed altijd haar best ons schoon te houden.’
‘Ja,’ mompelde Kiera. ‘Je moet dringend in bad als je uit een van die gelegenheden komt. Ik zou liever mijn lange broek aanhouden.’
‘Kiera!’ snauwde mevrouw March.
‘Hm, Kiera heeft niet helemaal ongelijk. Het is heel moeilijk voor dat soort mensen om hun hygiëne op peil te houden,’ zei meneer March. ‘Het is nog een geluk dat ze niet een of andere ziekte had.’
‘Wie weet wat ze hier in huis heeft gebracht – of wat moeder hier heeft gebracht, moet ik eigenlijk zeggen,’ zei Kiera.
‘Ik denk dat van iedereen jij het beste kunt weten wat ik in huis heb gehaald, Kiera, toen ik Sasha hier bracht,’ zei mevrouw March met een roodaangelopen gezicht.
‘Nee, moeder, dat weet ik niet. Vertel eens.’
‘Alsjeblieft, zeg. Laten we genieten van het eten,’ zei meneer March op scherpe toon.
Rosie kwam binnen en begon de saladebordjes af te ruimen. Mevrouw Duval volgde met het hoofdgerecht, dat ze Dublin Lawyer had genoemd. Ze serveerde eerst meneer March en toen ons.
‘Er wacht je een speciale traktatie,’ zei mevrouw March.
‘Binnen eten is al een speciale traktatie voor haar,’ zei Kiera.
Meneer March schonk nog wat witte wijn in zijn glas en keek toen naar mevrouw March.
‘Ik ben voorzien,’ zei ze.
‘Papa, mag ik ook wat alsjeblieft?’ vroeg Kiera met een suikerzoet stemmetje.
‘Ik denk niet...’ begon mevrouw March.
‘Witte wijn past hier uitstekend bij,’ zei hij. ‘Een beetje wijn is onschuldig,’ voegde hij eraan toe met een blik op mevrouw Duval. Ze pakte de fles en liep om de tafel heen om een glas in te schenken voor Kiera.
‘Dank je, papa.’
Hij knikte. ‘Dit is voortreffelijk, zoals gewoonlijk,’ zei hij, na een hap te hebben geproefd. ‘Geef mevrouw Caro alstublieft een compliment van me, mevrouw Duval.’
‘Dat zal ik doen, meneer. Heeft iemand nog iets nodig?’
‘Mijn waterglas is leeg,’ zei Kiera.
De fles mineraalwater stond vlak voor haar neus. Mevrouw Duval pakte hem op en schonk wat in haar glas. Ik wachtte tot ze dank u zou zeggen, maar ze nam slechts een slok water. Mevrouw Duval keek naar mij en ging toen terug naar de keuken. Ik begon te eten. Het was overheerlijk. Ik herinnerde me de kreeft die mama en ik eens hadden gegeten, maar die was niet te vergelijken hiermee.
‘Wat deed je moeder voor jullie wereld instortte?’ vroeg meneer March terwijl hij at.
Ik keek hem aan. Instortte? Bedoelde hij voordat het ongeluk gebeurde of nadat papa ons in de steek had gelaten of voordat mama papa ontmoet had? Ik wist niet wat ik moest antwoorden.
‘Voordat je op straat terechtkwam,’ voegde hij eraan toe toen hij mijn verwarring zag.
‘Ze was serveerster en maakte kalligrafieën.’
‘Heus? Kalligrafieën?’ Hij keek naar mevrouw March. ‘Je hebt toch nog iets dat we vijf jaar geleden tijdens onze reis door China hebben gekocht, Jordan?’
‘In de badkamer,’ antwoordde ze.
‘O, ja. Dus zoiets deed je moeder?’
‘Ja. Er hangt er een aan de muur in de Gravediggers Bar,’ zei ik trots.
Kiera lachte. ‘Gravediggers. Wat is dat, een bar voor doodgravers op een kerkhof?’
‘Ik heb erover gehoord,’ zei meneer March, en Kiera’s lach verdween.
‘Nou, wat is dat dan voor iets, hoe ze dat ook noemde?’
‘Ze noemde die heaven,’ zei ik.
‘De bar?’ vroeg meneer March me.
‘Nee, het woord dat ze had getekend en geschilderd, de kalligrafie. Ze zei dat de mensen naar de Gravediggers gingen om de hemel te zien.’
Hij staarde me even aan en begon toen te lachen. ‘Heel knap,’ zei hij.
Ik keek naar Kiera. Ze perste haar lippen op elkaar en stortte zich op haar kreeft alsof ze die haatte en het liefst wilde vermoorden. Mevrouw March lachte ook. ‘Inderdaad, heel knap,’ zei ze. ‘Kun jij ook kalligraferen?’
‘Ja. Ik deed het vaak samen met mijn moeder, zoals zij het met haar moeder had gedaan.’
Meneer March trok zijn wenkbrauwen op.
‘Goed, we zullen alles moeten aanschaffen wat je nodig hebt, zodat je er hier aan kunt werken,’ zei mevrouw March.
‘Ik dacht dat je zei dat je sleutelhangers verkocht op het strand,’ snauwde Kiera.
‘Dat deed ik ook,’ zei ik. ‘Mijn moeder verkocht kalligrafieën.’
En wat heb jij verkocht, had ik haar willen vragen, behalve ongeluk?
Maar ik hield mijn mond. Ik keek naar mijn bord en at verder, dacht alleen maar aan mama en hoe blij ze zou zijn als ze me zou zien zitten aan zo’n fantastisch diner in een elegante eetkamer met kostbaar zilveren bestek en porselein.
Ze zou hebben gezegd: ‘Je zit op rozen, kind.’
Ik wist zeker dat ik het gehoord had.
‘Wat is er voor grappigs?’ vroeg Kiera.
‘Hè?’
‘Je lacht. Waarom lach je?’
Ik schudde mijn hoofd. Ik had me niet gerealiseerd dat ik lachte.
‘Nou zie je,’ zei Kiera met een knikje naar mij. ‘Lachend als een halvegare. Mag ik me excuseren? Ik moet een dringend telefoontje plegen.’
‘Je hebt nog geen dessert gehad,’ zei mevrouw March. ‘Mevrouw Caro heeft een speciale taart gebakken ter ere van Sasha.’
‘Die hoef ik niet. Dit was meer dan genoeg,’ zei ze en schoof haar bord weg. Haar halve maaltijd was nog over. Ik had alles tot de laatste kruimel opgegeten. ‘Papa?’
‘Ga je gang,’ zei hij. Mevrouw March sperde haar ogen open. ‘Ze zal alleen maar ons goede humeur bederven als ze daar zit te pruilen, Jordan.’
Mevrouw March keek even naar mij. Ik kon zien dat ze wilde reageren, maar in plaats daarvan sloeg ze haar ogen neer.
‘Dank je, papa,’ zei Kiera. Ze stond op en liep naar hem toe om hem een zoen te geven. Ze keek naar haar moeder en liep rakelings langs me heen toen ze naar de deur liep.
Meneer en mevrouw March zeiden geen woord.
‘Je hebt een goede kledingkeus gemaakt voor vanavond, Sasha,’ zei mevrouw March.
Meneer March keek me aan. Aan zijn ogen en mond kon ik merken dat hij nu pas besefte dat ik een van Alena’s outfits droeg. Ik wachtte of hij iets zou zeggen, maar hij wendde snel zijn blik af en draaide zich om naar mevrouw March.
‘Ik kan die reis naar Hawaï niet langer uitstellen,’ zei hij. ‘Het is een te mooie kans om die te laten lopen. Ga je wel of niet mee?’
‘Ik kan niet weg op het ogenblik, Donald,’ zei ze met een knikje naar mij.
‘Je hebt dokters, docenten en personeel om voor haar te zorgen, Jordan.’
‘Ik kan gewoon niet.’
Mevrouw Duval kwam binnen met het dessert. Chocoladetaart met frambozen; hij zag er verrukkelijk uit. Mevrouw Caro had mijn naam gevormd met de frambozen. Ik was blij dat Kiera weg was. Waarschijnlijk zou ze het hebben uitgespuugd.
‘Prachtig!’ zei mevrouw March.
Na het dessert zei meneer March dat hij een paar telefoongesprekken moest voeren en stond op. Hij keek naar mij en zei: ‘Aangenaam kennis met je te hebben gemaakt.’
Tijdens het dessert had hij niets gezegd. Voor hij bij de deur was, zei mevrouw March: ‘Ik kom zo terug’, en volgde hem.
Ik duwde mijn rolstoel van de tafel af en reed naar de deur. Misschien kon ik zelf met mijn rolstoel naar de patio. Maar voor ik bij de deur was, stopte ik, omdat ik ze kon horen discussiëren.
‘Kun je niet wat aardiger tegen haar zijn, Donald?’ vroeg mevrouw March.
‘Ik begrijp niet waarom je ons hiertoe dwingt.’
‘We kunnen onze verantwoordelijkheid niet ontlopen, Donald.’
‘Wie zegt dat dat moet? We kunnen toch een trust voor haar oprichten en haar bij een of ander pleeggezin onderbrengen. Daar kun je bij betrokken blijven, als je dat wilt.’
‘Maar dat is nu juist waarom ze hier is, Donald. Wij zijn haar pleeggezin. Maar je hebt gelijk, we zouden ook een trust voor haar moeten oprichten.’
‘Ik weet het niet, Jordan. Je hebt gezien hoe Kiera reageert op dit alles. Ik weet het echt niet.’
‘Ik wel. Ze mag niet de kans krijgen om te vergeten, te negeren en te bagatelliseren dat ze een dodelijk ongeluk heeft veroorzaakt.’
‘Hoe kan ze dat vergeten als jij er voortdurend over doorzeurt?’ zei hij scherp. Ik hoorde dat hij wegliep.
Ik wist dat ik me vreselijk zou schamen als ik erop betrapt werd dat ik hun gesprek had afgeluisterd, en wilde mijn stoel omdraaien. Mevrouw Duval stond vlak achter me. Zij had ook alles gehoord.
‘Mensen zeggen vaak dingen die ze niet echt menen,’ zei ze.
Dat deed mama ook, dacht ik, maar zij kon niet goed denken door de goedkope gin.
Wat was zijn excuus?