7

Zodra ze de auto het terrein op zagen rijden, kwamen Bob en Charles hen tegemoet gelopen.

'Die Verberckmoes is onvindbaar', zei Charles. 'Ik denk dat we er maar beter mee ophouden. Waarschijnlijk is hij er daarstraks tussenuit geglipt. Niet dat er toen al iemand was die hem echt in het oog hield of zo...'

Hannah streek haar haren naar achteren en zuchtte.

'Die gast heeft de onhebbelijke gewoonte om overal in het decor te verdwijnen', zei ze geïrriteerd. 'Ik wil niet dat het nog eens gebeurt. Verberckmoes is geen doetje en als we hem laten gaan, richt hij nog meer schade aan.'

Hannah bracht haar collega's op de hoogte van wat ze ontdekt hadden, en terwijl ze verslag uitbracht voelde ze opeens hoe kwaad ze was op Stany Verberckmoes. Hij had aan minstens twee meisje gezeten op een taaikamp en waarschijnlijk had hij nog veel ergere zaken op zijn kerfstok. Het beeld van Sandy Ceurvels stond scherp in haar geheugen gegrift: een meisje een kind nog eigenlijk - met wie het waarschijnlijk nooit meer goed zou komen. Ze was ervan overtuigd dat de man intussen een spoor van vernieling had getrokken waar ze nog maar een klein stukje van uitgespit hadden. Het zou maanden, misschien wel jaren duren voor ze alles aan het licht hadden gebracht.

Haar collega's bleven in stilte staan wachten op instructies. Ze werd plots kregelig van hun gebrek aan initiatief.

'Bel iemand met een speurhond', zei ze slagvaardig. 'En vraag Inge Dierckx of ze plannen heeft van dit huis. Ik heb zo'n vaag vermoeden dat Verberckmoes nog ergens op het terrein verborgen zit. Onthoud dit maar: hij is een meester in zich verbergen waar niemand het vermoedt.'

Haar collega's keken haar niet-begrijpend aan. Hannah maakte een geirriteerd handgebaar.

'Kijk', zei Hannah, terwijl ze met een geïrriteerd handgebaar liet blijken dat ze het maar tijdverlies vond om alles zo in detail te moeten uitleggen.

'Die meisjes werden lastiggevallen in hun bungalow. Voor zover ik begrepen heb uit hun verhalen, zat er iemand met een hand tussen hun benen terwijl hij zichzelf aftrok met zijn andere hand. Het is een veronderstelling, maar ik denk dat ik er niet ver naast zit. Zodra ze begonnen te gillen, leek het alsof de man naast hen in het niets verdween. Niemand zag iets, niemand vond een spoor tijdens het onderzoek.'

Haar collega's keken naar de grond en lieten wat instemmende geluiden horen.

'Weet je nog hoe Verberckmoes naast het huis stond te roken, Bob?'

Hannah's collega knikte. 'We stonden op amper twintig meter bij hem vandaan, maar toen je achter hem aan ging, verdween hij spoorloos.'

Bob keek opzij en wees. 'Hij stond daar, aan de zijkant van het huis', zei hij. 'Daar is een trapje naar beneden dat naar een deur leidt. Ik heb niets kunnen ontdekken.'

'Het is ook de plaats waar die monitor, Kasper, hem 's nachts zag roken', zei Hannah. 'In zijn ondergoed, net zoals wij hem gezien hebben. Die Verberckmoes woont hier op het terrein en we moeten zijn schuilplaats zo snel mogelijk ontdekken.'

Kevin hield zijn gsm omhoog. 'Ik heb net bevestiging gekregen dat ze iemand gestuurd hebben met een hond', zei hij. 'Ze zijn hier binnen een kwartier.'

'Ik ga aan Dierckx vragen of ze de plannen van het huis bij de hand heeft', zei Charles. 'Het zou me verwonderen, want het is een heel oud huis, maar je weet nooit.'

Hannah liep met Bob naar de zijkant van het huis, naar het trapje dat naar de deur leidde, maar die zat op slot.

'Dit is zo'n huis met een verdieping half onder en half boven de grond', zei Hannah. 'Vroeger sliep het personeel daar waarschijnlijk. Meestal is zo'n ruimte onderverdeeld in een heleboel kleine kamers.'

Ze haalde diep adem voor ze naar binnen ging. De koele avondlucht deed haar goed. In het huis troffen ze Charles en Inge Dierckx aan in haar kantoor, allebei gebogen over een enorme tekening.

'Deze plannen zijn getekend toen het huis verbouwd werd', zei Inge Dierckx. 'Het is niet zeker dat alles er nauwkeurig op afgebeeld staat. De bovenste verdiepingen zijn toen aangepakt, maar de kelder niet, dus daar hebben we alleen een ruwe schets van.'

Hannah ging naast haar staan en probeerde de kleine handgeschreven letters op de tekening te onderscheiden. Toen voelde ze een hand op haar arm. Het was Inge Dierckx, die haar discreet wenkte. 'Kan ik u even spreken?' fluisterde ze. Hannah liep achter haar aan de gang in.

'Ik wil me excuseren', zei Inge Dierckx zacht, zonder Hannah aan te kijken. Ze stond daar een beetje bedremmeld met gebogen hoofd en van de zelfverzekerde vrouw die ze de vorige dag nog was, bleef niets meer over. Hannah wachtte zwijgend op het vervolg.

'Ik voelde dat er iets aan de hand was en ik heb niets gedaan', ging de vrouw verder. 'Het gebeurde vlak onder mijn neus. Ik probeerde waakzaam te zijn, ben op zoek gegaan, heb 's nachts uren over het terrein gedwaald, maar tevergeefs. Er ging haast geen kampweek voorbij of er was wel een kind dat gillend wakker werd met een verhaal dat ik afdeed als een nare droom.'

Inge Dierckx schuifelde even met haar voeten en kruiste haar armen in een beschermend gebaar om haar middel.

'Weet u wat er zo raar was? Alle ouders geloofden mij als ik zei dat hun dochter waarschijnlijk niet graag op het kamp was of dat ze waarschijnlijk een nare droom had gehad. Zelfs de monitors geloofden me. Ik kan nog altijd niet geloven dat er niemand klacht heeft neergelegd of iets heeft ondernomen. Elk kamp was uitverkocht. Het bleef goed draaien. Ik was zo bang om dat allemaal te verliezen...'

De laatste zin sprak ze uit met een snik. Ze hield haar hoofd nog altijd gebogen en Hannah vermoedde dat ze aan het huilen was. Toch kon ze geen sympathie voelen voor de vrouw, die de goede naam van haar instituut boven het welzijn van de kinderen had geplaatst. Dat was onvergeeflijk. Daardoor had een pedofiel al die tijd rustig zijn gang kunnen blijven gaan.

'Het is door mensen als u dat Verberckmoes al jarenlang zijn gang gaat', zei ze hard. 'De laatste jaren deed hij het hier, daarvoor deed hij het in andere instellingen of scholen, en overal werd wat hij deed toegedekt. Voor de lieve vrede of de goede naam. Hij heeft zich mettertijd rustig kunnen bekwamen in wat hij deed, zodat hij intussen een meester is geworden in verdwijnen.'

Inge Dierckx keek haar met roodbetraande ogen aan. 'Het spijt me echt', zei ze.

'Beetje laat voor spijt', zei Hannah. Ze draaide zich om en liep naar haar collega's, die nog altijd over de plannen gebogen stonden.

'We komen er niet uit', zei Bob. Hij wees naar de tekening waarop de tussenverdieping getekend stond. 'Dit is meer een ruwe schets dan een gedetailleerde tekening. Kunnen we niet gewoon alvast een kijkje gaan nemen tot de hond er is?'

Hannah knikte en liep met haar collega's op haar hielen de hal in waar Inge Dierckx intussen nog geen voet leek te hebben verzet.

'Hoe geraken we op de verdieping hieronder?' vroeg ze. Inge Dierckx toonde hen een deur onder de trap. Een kaal peertje liet de trap naar beneden in een fel licht baden.

'Dat zijn de waskelders en de voorraadruimtes', zei ze. 'Er staat ook een stookketel en er is een kamer met schoonmaakspullen.'

Hannah ging de trap af, op de voet gevolgd door haar collega's.

'Kevin!', riep ze. 'Jij blijft boven tot de hond komt.'

De benedenverdieping rook naar bruine zeep. Het was er uitzonderlijk proper en Hannah merkte op dat alle deuren stuk voor stuk netjes geschilderd waren. Ze opende er een aan haar rechterkant, knipte het licht aan en zag een enorm lokaal met wasmachines, droogtrommels en droogrekken. Er hing een prettige geur van waspoeder.

'Kijk jij of hier nog deuren zijn?' zei Hannah tegen Charles, die vlak achter haar stond. 'Wij gaan intussen verder.'

Een voor een werden de deuren geopend en elke ruimte zag er even netjes en functioneel uit.

'Janina houdt het hier schoon', zei Inge Dierckx die hen naar beneden was gevolgd. 'Een paar maanden geleden heeft ze het hier helemaal laten opknappen.' Ze beet op haar lip en keek de agenten aan. 'Stany Verberckmoes heeft toen de deuren geschilderd en overal rekken aangebracht. Janina was de enige met wie hij leek te praten.'

'Bel haar', zei Hannah. 'Nu meteen. Ik wil dat ze hierheen komt. Misschien weet zij waar hij uithangt.'

'Haar telefoonnummer ligt boven', antwoordde Inge, en er klonk iets van haar oude energie door in haar stem. 'Ik ben zo terug.'

Hannah keek om zich heen. 'Het lijkt me niet evident dat iemand zich hier zou kunnen verbergen', zei ze. Ze wees naar een deur aan het einde van de gang waarachter een dof gezoem weerklonk.

Het duurde even voor ze een lichtknop vonden en het kleine, bestofte lampje dat ging branden verspreidde amper licht. Hannah liep de ruimte in en keek rond. Voor hen stond een enorme stookketel die een rommelend geluid maakte. Rechts lag een stapel dakpannen en links stonden een heleboel oude lege kratten.

'Dit gedeelte heeft Verberckmoes duidelijk nog niet onder handen genomen', zei Hannah, terwijl ze een kijkje nam achter de stookketel. Ze hoorden iemand de trap afkomen en liepen terug naar de gang. Inge Dierckx stond met de telefoon in haar handen en keek hen verbijsterd aan.

'Ik kreeg de buurvrouw van Janina aan de telefoon', zei ze. 'Janina was niet te bereiken via haar gsm, dus belde ik haar vaste nummer. Blijkbaar is Janina niet thuisgekomen vandaag. De buurvrouw zat bij de kinderen en zij had hen te eten gegeven. Ze was duidelijk ongerust. Ik weet niet.

'Godverdomme', zei Hannah. 'Dan zijn er twee verdwenen. Hoe goed ken jij Janina, Inge?'

'Ik...' De vrouw zweeg even. 'Janina werkt hier al een hele tijd. Ze is stipt en betrouwbaar. Ze is de enige van het vaste personeel met wie ik af en toe een praatje sla. Ik weet dat ze kinderen heeft, maar veel meer weet ik niet over haar persoonlijke leven...'

'Een man?' vroeg Hannah.

Inge Dierckx keek haar beschaamd aan. 'Dat weet ik niet', zei ze. 'Ze heeft het in elk geval nooit over een man gehad.'

Hannah zuchtte en keek rond. 'Ik hoop dat ze er snel zijn met die hond.'

'Wat ga je hem laten ruiken?' vroeg Bob. 'We moeten wel iets hebben dat ruikt naar de persoon die hij moet zoeken.'

Hannah keek Inge Dierckx aan. 'Heb je hier vuile overalls liggen van Verberckmoes?' vroeg ze. 'Iets dergelijks?'

Inge Dierckx liep naar de wasplaats. In verschillende manden lagen lakens en handdoeken, maar een overall lag er op het eerste gezicht niet tussen.

'Niks', zei ze.

Hannah liet haar ogen door de ruimte dwalen. Plots viel haar oog op een vuile schort die apart in een lege teil lag. Ze haalde hem eruit en toonde hem aan Inge Dierckx.

'Deze is van Janina, niet?' vroeg ze.

De directrice knikte bevestigend.

'Ik vermoed dat als we Janina vinden, we Verberckmoes ook hebben', zei ze.

Ze liep met de schort in haar handen de gang weer op en riep Kevin bij zich. Het leek wel of hij boven aan de trap had staan wachten want het antwoord kwam meteen.

'De agent met de hond is aangekomen', riep hij. 'We zijn er meteen!'

Hannah rook even aan de schort.

'Ik hoop dat er genoeg van haar geur op zit', zei ze tegen Bob. De agent met de hond schudde iedereen formeel de hand. Hannah overhandigde hem de schort.

'Dit is niet van de persoon die we zoeken,' zei ze, 'maar we vermoeden dat zij ons kan helpen. Denk je dat de hond hier iets mee kan doen?'

Zonder iets te zeggen hield de man het kledingstuk voor de neus van de hond, die even snuffelde en dan aan de lijn begon te trekken. De agent vierde de lijn een eindje en liep achter het dier aan, dat opgewonden snuffelde aan elke deur voor het weer doorliep. Bij de deur van de stookkelder ging hij plots uit zijn dak. Hij blafte en bleef tegen de deur aanspringen. De agent liet de hond de stookkelder in lopen terwijl de andere agenten op de gang bleven wachten.

'Brave jongen', hoorden ze de agent zeggen en dan: 'Ik denk dat hij iets gevonden heeft.'

Hannah liep de kelderruimte in en zag de agent in een hoek achter de stookketel staan. Ze had eerder niet gemerkt dat de muur daar een knik maakte, waarachter de agent nu half verborgen stond.

'Volgens mij zit daar een deur', zei hij. In het licht van zijn XL zaklamp werd een oude houten deur zichtbaar. Hannah kwam naast hem staan en probeerde de deur te openen, maar ze zat op slot. De hond bleef opgewonden snuffelen aan de onderkant van de deur en krabbelde heftig aan het hout.

'Mag ik?' vroeg de agent met de hond. Hij zette een stap achteruit, trok zijn hond uit de weg en trapte hard tegen de deur, die in haar voegen kraakte. Bob, Charles en Kevin waren erbij komen staan en keken verbaasd toe. De man stopte Hannah de lijn van de hond toe. 'Neem hem even mee', zei hij. 'Dan kan ik beter mikken.'

Hannah ging met de hond bij haar collega's staan. Het dier stond te trillen op zijn poten, klaar om er bij het minste teken vandoor te gaan, en hield zijn baas gespannen in het oog.

Bij de derde stamp kwam de deur los. De hond trok hevig aan de lijn en Hannah had moeite om hem bij zich te houden. Ze overhandigde de lijn terug aan zijn eigenaar.

'Voorzichtig', zei hij. 'Je ziet daar niks.'

Hannah duwde de deur voorzichtig open. Het was aardedonker in de ruimte die voor hen lag en ze kon inderdaad geen enkele vorm onderscheiden. Ze kreeg de zaklamp aangereikt.

'Ik ga naar binnen', zei ze. 'Geeft er iemand mij dekking?'

Ze nam de zaklamp in haar linkerhand en haalde haar politiewapen uit de holster. Ze hield het wapen, boven de zaklamp, voor zich uit.

'Is hier iemand?' riep ze. Ergens voor haar klonk een zwak geritsel, maar het licht van de lamp reikte niet ver genoeg om iets te zien. Voorzichtig zette ze een paar passen in de kamer. Ze had geen flauw idee hoe groot het hier was en of er zich iets of iemand in de ruimte bevond...

'Meer licht', riep ze. 'Ik heb meer licht nodig.'

Achter haar hoorde ze iemand enkele schuifelende passen zetten.

'Ik ben het', zei Charles. 'Kevin en Bob zijn er ook. Bob zoekt naar een lichtschakelaar.'

Weer klonk er geritsel en ze bleven stokstijf staan.

'Er is hier iemand', fluisterde Hannah tegen Charles. 'Maar dit is te gevaarlijk. Als hij een wapen heeft...'

Plots baadde de kamer in het licht. Boven hen was een enorme neonlamp aangesprongen die een hoog, zoemend geluid maakte. Hannah bleef stokstijf staan en sloot onwillekeurig even haar ogen tegen de abrupte verandering in lichtintensiteit.

'Godallemachtig', zei ze toen ze haar open weer open deed. De vier agenten stonden naast elkaar te kijken naar een bed waarop een vrouw lag vastgebonden. Ze droeg een jeans en een rood T-shirt maar ze had geen kousen of schoenen aan. Er was een kussensloop over haar hoofd getrokken en haar enkels waren omwonden met tape. Haar armen waren boven haar hoofd met vuile lappen stof aan de spijlen van het bed gebonden. Hannah gaf Bob met een knikje te kennen dat hij de vrouw moest losmaken. Naar haar andere collega's gebaarde ze dat ze zich moesten verspreiden. Bob stak zijn wapen weg, knielde naast de vrouw neer en haalde voorzichtig de kussensloop weg. Hij keek recht in het gezicht van Janina die hem met grote, bange ogen aanstaarde. Over haar mond was dezelfde soort tape gekleefd als rond haar enkels zat. Bob nam een eindje vast en trok het met een ruk los, waarop de vrouw een gil van pijn moest smoren.

'Hij is hier', fluisterde ze paniekerig, op hoge, bange toon. 'Hij is in  kamer.'

Bob legde een vinger op zijn lippen. Hij maakte de vodden om haar polsen los en probeerde de tape rond haar enkels weg te trekken. Terwijl de vrouw zat te trillen op het bed deed Bob verwoede pogingen om het plastic met zijn nagels te scheuren. Janina boog voorover en duwde zijn handen weg.

'Ik doe zelf', fluisterde ze. Ze vond het uiteinde van de tape en wikkelde hem snel en behendig van haar enkels. Dan nam Bob haar bij de hand en sleurde haar de gang in, waar ze neerzakte tegen de muur. Hij bukte zich en haalde uit zijn zak een half leeggedronken plastic flesje met water en een muntje - niet erg smakelijk of hygiënisch, maar ze had nu vocht en suiker nodig.

Janina bleef hem aankijken met doodsangst in haar blik, terwijl de tranen over haar gezicht stroomden.

'Hij is daar', fluisterde ze. 'Ik bang hij me vermoorden. Pas op collega's. Zeg dat ze pas op!'

Bob trok zijn wapen, liep terug het kamertje in en ging naast Hannah staan. Ze hielden allebei hun wapen in de aanslag.

'Hij zit hier', fluisterde hij. 'Ze is er zeker van.'

'Hij kan hier niet weg', zei Hannah. Ze keek de helverlichte kamer rond en schatte dat ze amper drie meter op drie mat. Er waren geen andere deuren in de ruimte, alleen een vuil gordijn. Bob keek naar de twee collega's die aan het andere eind van het bed met getrokken wapen klaarstonden en knikte.

'Ik weet waar hij staat', fluisterde Hannah plots. Ze knikte naar het gordijn en gebaarde naar haar collega's dat ze daar weg moesten. Muisstil deden Charles en Kevin wat van hen gevraagd was.

'Gang', lipte ze en wees met haar kin naar de plek waar Janina nog altijd tegen de muur geleund zat. Inge Dierckx zat naast haar neergeknield en zat zachtjes met Janina te praten.

'Breng haar naar boven', fluisterde Hannah dwingend tegen de directrice. 'Nu.'

Dan boog ze voorover en gebaarde dat haar collega's hetzelfde moesten doen, zodat ze haar konden verstaan zonder dat het geluid van haar woorden te ver zou dragen.

'Hij staat achter dat gordijn', fluisterde ze zo stil mogelijk. 'Ik vermoed dat er een nis is waarin hij zich kan verbergen. Kevin, jij gaat ernaast staan en trekt het gordijn weg. Wij staan aan de kant en houden hem onder schot.'

Ze keek haar jongste collega aan. 'Kevin, maak dat je weg bent zodra je aan dat gordijn trekt, oké?'

Kevin stak zijn duim omhoog als teken dat hij het begrepen had. De vier agenten gingen de kamer weer in en namen hun posities in. Het ging razendsnel. Kevin trok het gordijn opzij, waarop een man tevoorschijn sprong en met een rotvaart de gang op rende, waar hem de weg versperd werd door Bob, die hem tegen de grond worstelde en in de boeien sloeg. Een plastic fles rolde langzaam door de gang en de vloeistof die er uit klokte verspreidde een scherpe, onaangename geur.

'We hebben hem', riep Bob naar zijn collega's, die de gang op liepen.

'Hij is ongewapend.'

Hannah bukte zich en raapte voorzichtig de fles op.

'Het is maar hoe je het bekijkt', zei ze. Ze toonde de fles aan Bob. Op het vuile etiket stond 'zoutzuur' geschreven.

'Al een chance dat de kleine dat niet over zich heeft gekregen', zei Bob hoofdschuddend. 'Dat zou zijn gezichtje geen goed gedaan hebben.'