48

Zo, wanneer ontmoeten we jouw mensen, degenen die zuster Verna en mij naar het paleis zullen leiden?'
Du Chaillu keek over haar schouder, terwijl ze haar zwarte haar wegstreek om naar hem te kijken. Ze leidde haar paard. Richard had genoeg gekregen van haar geklaag, en toen ze tenslotte had geweigerd om nog langer te rijden, had hij besloten dat hij er geen twistpunt van zou maken om haar te laten lopen. Richard had besloten zelf ook een tijdje te lopen. Zuster Verna reed achter hen aan en hield Du Chaillu vanaf haar paard in de gaten als een uil.
'Gauw.' Haar koele, afstandelijke uitdrukking verontrustte hem. 'Heel gauw.'
Haar houding was langzaam veranderd sinds ze het Majendieland hadden verlaten en dieper het hare in gingen. Ze was niet langer praatziek en open, maar was hooghartig en afstandelijk geworden. Zuster Verna nam haar ogen zelden van Du Chaillu af, en op haar beurt ontging Du Chaillu niets wat de zuster deed. Het waren net twee katten met de haren overeind, stil en bewegingloos, maar klaar om te springen. Het zou hem niet verbazen als hij hen straks hun tanden zou zien ontbloten.
Richard had het gevoel dat het tweetal elkaar voortdurend op de proef stelde, maar op manieren die hij niet kon zien. Naar de houding van de zuster te oordelen dacht hij niet dat ze blij was met wat ze ontdekte. Richard wist uit ervaring wanneer de zuster haar Han aanraakte. Hij herkende de wazige blik die ze dan in haar ogen kreeg. Ze raakte hem nu aan. In de dichter wordende duisternis sloeg Du Chaillu abrupt van het brede bospad af en leidde hen een smal pad op door de verwarde vegetatie. Ernaast was donker water met dichte bosjes. Er groeiden rietstengels en planten met brede bladeren en roze-gele trompetvormige bloemen. Richards ogen zochten de schaduwen tussen de bomen af.
Du Chaillu bleef aan de rand van een zanderig open terrein staan. Ze hief de teugels van haar paard voor Richard op. 'De anderen zullen zich op deze plaats bij ons voegen. Wacht hier, magische man.' Door de term die ze gebruikte om hem aan te spreken gingen zijn haren overeind staan. Hij nam de teugels.
'Richard, ik heet Richard. Ik ben degene die je nek heeft gered, weet je nog?'
Du Chaillu keek hem peinzend aan. 'Denk alsjeblieft nooit dat ik niet waardeer wat je voor mij en mijn volk hebt gedaan. Je vriendelijkheid zal voor altijd in mijn hart leven.' Haar blik leek ongericht te worden en haar stem werd zacht van spijt. 'Maar je bent toch een magische man.' Ze rechtte haar rug. 'Wacht hier.'
Ze draaide zich om en verdween in het bos rond de open plek. Richard zag haar verdwijnen terwijl zuster Verna afsteeg. Ze pakte de teugels van alle paarden.
'Ze gaat nu proberen je te doden,' zei ze, alsof ze hem vertelde dat het de volgende dag zou gaan regenen.
Richard keek haar woedend aan. 'Ik heb haar het leven gered.' Zuster Verna maakte aanstalten de paarden naar de bomen te leiden. 'Jij bent een magische man voor deze mensen. Ze vermoorden magische mensen.'
Richard wilde haar niet geloven, maar hij deed het wel. 'Gebruik je Han dan om het te voorkomen, zuster, om het leven te behoeden, zoals jij Du Chaillu hebt gezegd dat zij met haar nieuwe kind moest doen.' Zuster Verna streelde de kin van haar paard. 'Zij kan ook haar Han gebruiken. Daarom hebben de zusters deze lieden altijd vermeden; sommigen kunnen hun Han gebruiken, maar op een manier die wij niet begrijpen. Ik heb kleine dingen op haar geprobeerd, om haar op de proef te stellen. De toverformules die ik op haar afstuur, verdwijnen als kiezels die in een put worden gegooid. Maar ze blijven niet onopgemerkt. Du Chaillu weet wat ik probeer te doen, en op de een of andere manier kan zij het ongedaan maken. Ik heb je eerder al gezegd dat deze mensen gevaarlijk zijn. Ik heb me tot het uiterste verzet om dit te voorkomen. Ik heb je gewaarschuwd niet met de bijl te zwaaien. Maar jij vond mijn inspanningen misplaatst.' Richard knarste met zijn tanden. Zijn linkerhand greep het gevest van het zwaard. Hij kon de bobbels van het woord waarheid dat in de draad was geweven voelen, en daardoor ook de hitte van zijn woede. 'Ik ben niet van plan om iemand te vermoorden.'
'Goed. Hou de woede van het zwaard erbuiten. Die zul je nog nodig hebben als je wilt overleven. Ze omsingelen ons terwijl wij hier staan te praten; zoveel kan mijn Han me wel vertellen.'
Richard had het gevoel dat de dingen zich plotseling helemaal aan zijn controle onttrokken. Hij wilde niemand pijn doen. Hij had Du Chaillu niet gered alleen maar om tegen haar volk te moeten vechten. 'Dan stel ik voor dat je een beroep op je Han doet, zuster Verna. Ik ben de Zoeker, geen moordenaar. Ik ben niet van plan je vijanden voor je te vermoorden.' Ze deed een paar stappen naar hem toe. Haar stem was gespannen en beheerst. 'Ik heb je al gezegd dat mijn Han niet zal kunnen helpen. Ik zou een eind aan de dreiging maken als ik kon, maar ik kan het niet. Du Chaillu heeft macht tegen magie. Ik smeek je, Richard, verdedig jezelf.' Zijn ogen versmalden zich. 'Misschien wil je niet alleen maar helpen. Je bent boos omdat ik de overeenkomst die de zusters met de Majendie hadden heb bedorven. Je bent, zoals altijd, alleen maar van plan om te kijken wat ik ga doen.'
Teleurgesteld schudde ze langzaam haar hoofd. 'Denk je nou echt, Richard, dat ik mijn halve leven zou doorbrengen met mijn plicht te doen om jou te vinden en je veilig naar het Paleis van de Profeten te brengen, alleen om je vermoord te zien worden terwijl we op de drempel van mijn huis staan? Geloof je nou echt dat ik hier geen eind aan zou maken als ik kon? Heb je zo'n lage dunk van me?'
Hij wilde haar tegenspreken, maar in plaats daarvan dacht hij over haar woorden na. Wat ze zei, was zinnig. Richard schudde verontschuldigend zijn hoofd en keek toen snel naar de schaduwen. 'Hoeveel zijn het er?' 'Misschien dertig.'
'Dertig.' Hij sloeg in frustratie zijn armen over elkaar. 'Hoe moet ik me verdedigen tegen dertig man, helemaal alleen?'
Ze keek even de duisternis in en bracht toen haar handen naar voren. Er stak een briesje op, en het voerde een sluier van zand en stof naar buiten de zwartheid in. 'Dat zal ze een poosje vertragen, maar het zal ze niet tegenhouden.'
Ze richtte haar bruine ogen nogmaals op hem. 'Richard, ik heb mijn Han gebruikt om een antwoord te vinden. Het enige dat mijn Han me vertelt, is dat jij de profetie moet gebruiken om te overleven. Jij hebt jezelf de brenger van dood genoemd, zoals de profetie voorspelt. Die profetie gaat over jou.
Je moet de profetie gebruiken, wil je er zo velen verslaan. De profetie zegt dat de bezitter van het zwaard in staat is de doden op te roepen en het verleden in het heden te halen. Op de een of andere manier is dat wat je moet doen om te overleven: de doden oproepen, het verleden in het heden halen.'
Richard ontvouwde zijn armen. 'We staan op het punt om door dertig mensen onder de voet gelopen te worden van wie jij zegt dat ze zullen proberen mij te vermoorden, en jij geeft me raadseltjes op? Zuster, ik heb je al eerder gezegd dat ik niet weet wat het betekent. Als je wilt helpen, vertel me dan iets waar ik iets aan heb.'
Ze wendde zich af en liep terug naar de paarden. 'Dat heb ik gedaan. Soms sturen profetieën degene die genoemd wordt hulp door de tijd heen, en geven ze een sleutel die misschien een deur naar verlichting opent. Ik geloof dat het met deze profetie ook zo zit. Deze profetie gaat over jou; jij moet ontdekken hoe hij gebruikt kan worden. Ik weet niet wat de betekenis ervan is.'
Ze bleef staan en draaide zich om om over haar schouder te kijken. 'Je vergeet dat ik heb geprobeerd om ons uit handen van deze mensen te houden. Jij zei dat je in deze kwestie niet mijn leerling was, maar de Zoeker. Als de Zoeker moet je deze profetie gebruiken. Jij bent degene door wie we hierin verzeild zijn geraakt. Alleen jij kunt ons eruit halen.' Richard keek haar na terwijl ze de zenuwachtige dieren geruststelde. Hij had eerder over de profetie nagedacht en sinds ze die hem had verteld, had hij nagedacht over wat hij kon betekenen. Soms had hij het gevoel gehad dat hij het bijna begreep, maar dit gevoel ontglipte hem telkens weer voordat hij er iets mee kon doen.
Hij had het zwaard vele malen gebruikt en wist wat het kon uitrichten. Hij kende ook zijn eigen beperkingen. Tegen één man was het zwaard vrijwel onoverwinnelijk, maar hij was gemaakt van vlees en bloed. Hij was geen deskundige zwaardvechter; in het verleden was hij altijd afhankelijk geweest van de magie van het zwaard om de strijd te beslissen. Hij was maar alleen, en zij waren met velen. Het zwaard kon maar op één plaats tegelijk zijn.
'Zijn het goede vechters?' vroeg hij.
'De Baka Ban Mana kennen hun gelijken niet. Ze hebben speciale vechters, zwaardmeesters, die van zonsopgang tot zonsondergang oefenen, elke dag. En daarna oefenen ze bij het licht van de maan. Vechten is bijna een godsdienst voor ze.
Toen ik jong was, zag ik een Baka Ban Mana-zwaardmeester die in het garnizoen in Tanimura was gekomen bijna vijftig goed bewapende soldaten doden voor hij werd verslagen. Ze vechten alsof het onoverwinnelijke geesten zijn. Sommige mensen geloven dat ze dat inderdaad zijn.' 'Dat is geweldig,' zei hij binnensmonds.
'Richard,' zei ze, zonder naar hem te kijken. 'Ik weet dat we niet met elkaar overweg kunnen. We zouden naar hetzelfde kunnen kijken en ieder iets anders kunnen zien. We komen uit verschillende werelden, we zijn allebei koppig, en we zijn allebei niet erg op elkaar gesteld. Maar ik wil dat je weet dat ik niet probeer op dit punt obstinaat te zijn. Jij sprak de waarheid voor zover dit over jou gaat als de Zoeker, niet als mijn leerling. Op een manier die ik niet begrijp, heeft het ook met profetie te maken. Jij wordt gedragen door de golven van gebeurtenissen. Ik ben in dezen maar een toeschouwer. Maar als jij sterft, sterf ik ook.'
Eindelijk sloeg ze haar ogen naar de zijne op. 'Ik weet niet hoe ik je moet helpen, Richard. Er komen mensen om ons heen staan om te kijken wat er gaat gebeuren, en ik weet dat ik, als ik me ermee probeer te bemoeien, door hen zal worden gedood. Dit gaat over profetie, over jou en de Baka Ban Mana. Mijn enige rol daarin is dat ik sterf als jij sterft. Ik weet niet wat de profetie betekent en ik besef dat jij dat ook niet weet. Maar denk eraan, en misschien wordt het nut vanzelf wel duidelijk wanneer je het nodig hebt. Probeer je Han te gebruiken, als je kunt.' Richard stond met zijn handen in zijn zij. 'Goed, zuster. Ik zal het proberen. Ik ben niet goed in raadseltjes. En als ik word gedood, nou, bedankt dat je hebt geprobeerd me te helpen.'
Hij keek op naar de hemel, naar de dunne sluier van wolken die het licht van de maan temperden. De duisternis hielp degenen die naar deze plek kwamen. Er was geen reden waarom die ook niet in zijn voordeel kon worden gebruikt.
Richard was een bosgids, thuis in de duisternis van de wouden. Hij had talloze uren doorgebracht met spelletjes als deze, met andere gidsen. Dit was ook zijn element, niet alleen het hunne. Hij hoefde het niet op hun manier te doen. In elkaar gedoken ging hij ervandoor, weg van de zuster en hun paarden, en werd één met de maanschaduwen.
Hij vond de eerste man toen die de verkeerde kant uitkeek. Stil en geluidloos sloeg hij de donkere gestalte, gehuld in losse kleren, gade terwijl die op één knie hurkte en naar de zuster keek. In een vuist hield hij stevig een korte speer geklemd, het uiteinde in het zand gestoken. Op de grond lagen nog twee speren.
Richard concentreerde zich erop dat zijn ademhaling geen geluid maakte terwijl hij dichterbij gleed. Bewegend, stilhoudend, en weer bewegend kwam hij steeds nader. Zijn hand strekte zich uit. Op een paar centimeter van de speer verstijfde hij toen het hoofd zich omdraaide. De gestalte sprong op, maar Richard was dichtbij genoeg. Hij griste de speer weg. Toen de man zich snel omdraaide, draaide Richard de speer rond en gaf hem een klap tegen de zijkant van zijn hoofd. Hij zakte neer voor hij de kans had gehad om alarm te slaan.
Eén buiten gevecht, dacht Richard terwijl hij rechtop ging staan, en dat zonder hem te hoeven doden. Tenminste, hij hoopte dat hij hem niet had gedood.
Uit de duisternis kwam een figuur te voorschijn. Daarnaast verscheen er nog een. En toen nog een. Richard draaide zich om en zag dat er meer mannen aankwamen. Voor hij kon weggaan, was hij omsingeld. De gedaanten waren in schorskleurige losse kleren gehuld, zodat ze in het omringende landschap opgingen. Lappen die om hun hoofden waren gewikkeld verborgen alles behalve hun donkere ogen, die grimmig en vastberaden straalden.
Hij kon nergens heen. Richard stapte opzij op de open plek toen de kring van gedaanten zich met hem mee bewoog. En er kwamen er meer van alle kanten. Richard draaide zich om en keek naar hen, terwijl ze twee kringen om hem heen vormden.
Misschien hoefde hij nog steeds niet te doden. 'Wie is jullie woordvoerder?'
De in gewaden gehulde figuren in de binnenste kring lieten hun ronde schilden vallen en gooiden hun extra speren op de grond met de punten naar Richard toe. Ieder klemde zijn overgebleven speer in twee handen, als een staf. Ze namen hun ogen geen moment van hem af. De krijgers in de buitenste kring wierpen hun schilden en al hun speren op de grond; toen brachten ze hun handen naar het gevest van hun zwaard, maar trokken het niet. Er werd een zacht ritmisch gezang aangeheven, en de twee kringen begonnen zich langzaam in tegengestelde richtingen te bewegen. Richard liep achteruit en probeerde hen allemaal in de gaten te houden. 'Wie is jullie woordvoerder?'
Het trage gezang ging verder op de maat van hun zijwaartse passen. Een figuur die van top tot teen was gekleed als de anderen, verrees op een rots achter de buitenste kring.
'Ik ben Du Chaillu. Ik spreek voor de Baka Ban Mana.'
Richard kon nauwelijks geloven dat dit gebeurde. 'Du Chaillu, ik heb je leven gered. Waarom zou je ons willen vermoorden?'
'De Baka Ban Mana zijn niet hier om je te vermoorden. We zijn hier om je terecht te stellen, omdat je onze heilige landen hebt gestolen.'
'Du Chaillu, ik heb je land nog nooit eerder gezien. Ik had niets te maken met wat er ook maar mag zijn gebeurd.'
'Magische mannen hebben onze landen van ons afgenomen. Ze hebben ons wetten voorgeschreven. Jij bent een magische man, jij draagt de zonden van die magische voorgangers van je. Je draagt zelfs hun merkteken om het te bewijzen. Jij moet doen wat iedereen voor jou deed die we konden pakken. Je moet de kring tegemoet treden, je moet sterven.' 'Du Chaillu, ik heb je al gezegd dat er een eind aan het moorden moet komen.'
'Het is makkelijk om te verkondigen dat het moorden moet ophouden wanneer jij degene bent die op het punt staat te sterven.' 'Hoe durf je dat tegen mij te zeggen? Ik heb mijn leven geriskeerd om een eind te maken aan het moorden. Ik heb mijn leven geriskeerd voor jou!' Ze sprak zacht. 'Ik weet het, Richard. Daarvoor zal ik je altijd eren. Ik zou je zonen hebben gedragen als je het me had gevraagd. Ik zou mijn leven voor je offeren. Voor wat je hebt gedaan, zul je bij mijn volk als een held voortleven. Ik zal een gebed aan mijn jurk binden, opdat de geesten je teder aan hun hart drukken.
Maar je bent een magische man. De oude wet zegt dat wij elke dag moeten oefenen en beter moeten worden met een zwaard dan enig ander volk dat ooit geboren is. We hebben de opdracht om iedere magische man te doden die we te pakken kunnen krijgen, of de Geest der Duisternis zal de wereld van leven in de duisternis brengen.'
'Je kunt niet blijven doorgaan met magische mannen te vermoorden, of anders...! Er moet een eind aan komen!'
'Er kan geen eind komen aan het moorden door iets wat jij doet. Het kan alleen eindigen wanneer de geesten met ons dansen.' 'Wat betekent dat?'
'Het betekent dat wij je moeten doden, of wat er is gezegd zal gebeuren: de Geest der Duisternis zal uit zijn gevangenis ontsnappen.' Richard wees met de speer. 'Du Chaillu, ik wil niemand van jullie doden, maar ik zal mezelf verdedigen. Hou nu alsjeblieft op, voordat er iemand anders gewond raakt. Dwing me niet een van jullie te doden, alsjeblieft.' 'Als je had geprobeerd te vluchten, zouden we speren in je rug hebben gestoken, maar omdat je ervoor hebt gekozen te blijven staan, heb je het recht verdiend om ons tegemoet te treden. Je zult in elk geval sterven, zoals iedereen die we eerder hebben gepakt. Als je niet tegen ons vecht, gaat het vlug en hoef je niet te lijden. Je hebt mijn woord.'
Ze draaide haar hand in de lucht om en het zingen begon weer. De buitenste kring van mannen trok zijn zwaarden: lange wapens met zwarte bladen, elk met een ring bij het gevest waaraan een koord zat dat met een lus om de nek van de zwaardvechter hing, zodat het in de strijd niet verloren kon gaan. Elk zwaard was gekromd en werd breder naar de afgeknotte punt toe.
De mannen lieten de zwaarden snel ronddraaien en pakten ze van hun rechterhand in de linker en weer terug. De zwaarden hielden geen moment op met draaien. De twee kringen bewogen nu weer in tegengestelde richting. De binnenste cirkel van mannen liet de speren als staven rondtollen. Richard had gidsen gekend die een staf droegen. Niemand viel ooit een gids met een staf lastig. Deze mensen waren beter dan welke gids ook die hij ooit had gezien. De houten schachten waren een veeg in het maanlicht, de stalen punten een cirkel van doffe weerspiegeling.
Richard brak de schacht van een speer over zijn knie en trok zijn zwaard. Het geluid van staal klonk boven het gefluit van de speren en zwaarden uit.
'Doe dit niet, Du Chaillu! Hou er nu mee op, voordat er iemand anders gewond raakt.'
'Vecht niet tegen ons, tovenaar, en dan zullen we je een snelle dood toestaan. Dat is het minste dat ik je verschuldigd ben.'
Richards borst zwoegde; zijn kaakspieren spanden zich terwijl hij met zijn tanden knarste. De snelheid van het zingen nam toe, en de kringen van mannen bewogen sneller.
Richard keek naar Du Chaillu terwijl ze op de rots stond. 'Ik neem geen verantwoordelijkheid voor wat er gaat gebeuren, Du Chaillu. Jij bent degene die hiertoe de aanzet geeft. Wat er gebeurt, is jouw verantwoordelijkheid. Jij brengt het teweeg!'
Ze sprak zacht, haar stem vol spijt. 'Wij zijn met velen. Jij bent maar alleen. Het spijt me, Richard!'
'Alleen een dwaas zou vertrouwen hebben in deze overmacht, Du Chaillu. Die is niet wat hij lijkt. Jullie kunnen niet allemaal tegelijk op me afkomen. Je kunt maar met één, twee, of hoogstens drie man tegelijk aanvallen. Je kansen zijn niet wat ze lijken.' Richard vroeg zich vaag af waar zijn eigen woorden vandaan kwamen.
Hij kon haar in het maanlicht zien knikken. 'Je begrijpt de dans van de dood, tovenaar?'
'Ik ben geen tovenaar, Du Chaillu! Ik ben Richard, de Zoeker naar Waarheid. Ik ga niet met de zuster mee om uit vrije wil te leren hoe ik tovenaar moet worden. Ik ben een gevangene, dat weet je. Maar ik zal me verdedigen.'
Du Chaillu sloeg hem in het maanlicht gade. 'De geesten weten dat ik medelijden met je heb, Zoeker Richard, maar je moet sterven. Je hebt de Baka Ban Mana nooit zien vechten. Wij zullen niet worden aangeraakt, alleen jij zult staal voelen. Laat je bezorgdheid varen. Wij zijn veilig. Jij zult geen moorden hoeven te betreuren.'
Richard liet de magie van het zwaard en de woede ervan de vrije loop. De twee kringen bewogen en zongen sneller, de mannen draaiden hun wapens sneller rond. De storm van de woede van het zwaard raasde door de Zoeker heen. Zelfs in de greep van de behoefte om moedwillig te doden, wist hij dat het niet genoeg zou zijn. Zij waren met te veel, en hij had nooit iemand zo wapens zien hanteren als deze mensen.
Onvoorzichtig trok hij meer van de magie naar zich toe. Hij trok tot de genadeloosheid van de haat in zijn hoofd bonsde en hem bijna misselijk maakte. Hij trok haar de diepten van zijn ziel in.
Richard stond stil in het midden van de bewegende cirkels. Hij raakte met het glanzende staal zijn voorhoofd aan. Het was koud tegen zijn warme huid en zijn zweet. 'Zwaard, wees trouw vandaag.'
Hij riep de magie verder. Voor hij ook maar besefte wat hij deed, trok hij zijn hemd uit en gooide het weg, zodat hij op geen enkele manier in zijn bewegingen zou worden belemmerd. Waarom zou hij eraan denken dat te doen? Het leek juist om te doen, maar hij had geen idee waar de gedachte vandaan kwam. Hij richtte het zwaard recht voor zich omhoog. Zijn spieren spanden zich en glinsterden van het zweet.
Hij vond het centrum in zichzelf, die plaats van rust en scherpte. Hij zocht zijn Han in het withete midden van zijn woede.
Gebruik wat je hebt, zei een stem in hem. Gebruik wat daar is. Laat het los. In de rust van zijn geest herinnerde Richard zich de keer dat hij op Zedds tovenaarsrots had gestaan, om de magie ervan te gebruiken met het doel de wolk te verbergen die Darken Rahl had gestuurd om hem op te sporen. De rots was door vele tovenaars voor Zedd gebruikt. Toen Richard erop had gestaan en de magie had opgeroepen en door zich heen had laten stromen, had hij de essentie gevoeld van degenen die hem waren voorgegaan. Hij herinnerde zich hoe het was geweest om de dingen te voelen die zij hadden gevoeld, om de dingen te weten die zij hadden geweten. Het had hem inzicht gegeven in degenen die de magie eens hadden gebruikt. Plotseling wist hij wat de profetie betekende.
Hij vroeg zich af hoe het mogelijk was dat hij het zwaard eerder had gebruikt zonder het te zien, zonder te zien wat de magie behelsde. Net als de tovenaarsrots.
Anderen hadden de magie van het Zwaard van de Waarheid gebruikt, en bovendien behield de magie een herinnering aan hun talenten bij het vechten, aan elke beweging waarin het ooit was gebruikt. Het talent van talloze honderden die dit zwaard hadden gehanteerd, zowel mannen als vrouwen, lag daar voor het grijpen. De vaardigheid zowel van de goeden als van de slechten lag in de magie verankerd. In zijn stilte zag hij de eerste man van links komen. Wees een veer, geen steen. Zweef op de wind van het noodweer. Richard ontketende zijn magie en draaide mee met de aanval, die hij langs zich heen liet gaan. Hij viel niet aan, maar liet zich drijven op de druk van de charge. Hij liet zich leiden door de magie van het zwaard. De aanvaller viel op de grond toen hij niet het verwachte contact maakte. Meteen kwam er een tweede, die zijn speer liet tollen. Richard draaide weer rond en toen de aanvaller langskwam, gebruikte hij het zwaard om de schacht in tweeën te splijten. Een speerpunt kwam op hem af. Zonder stil te houden gleed hij erlangs, hief het zwaard op en sneed de schacht middendoor. Een andere aanval kwam vanachteren. Hij weerde die af met een voet tegen de borst van de man, waardoor die achteroverviel. Richard gaf zich over aan de magie van het zwaard en aan de vrede in zichzelf. Dingen die hij zelf niet eens begreep, deed hij zonder erbij te denken. Hij beheerste de woede om niet te moorden. Hij gebruikte hier de stompe kant van het zwaard om op de achterkant van een hoofd te slaan, en daar zijn voet om een opmars te verhinderen door de mannen te laten struikelen. Hoe sneller ze kwamen, hoe sneller hij reageerde: de magie werd aangewakkerd door hun energie. Soepel gleed hij tussen de aanvallers door en versplinterde hun speren waar hij kon in een poging de Baka Ban Mana te ontwapenen zonder hen te doden.
'Du Chaillu! Maak hier een eind aan voor ik ze moet verwonden!' Het was verkeerd om tegen haar te schreeuwen. Het leidde hem af. Het liet een speer door zijn vloeiende verdediging heen komen. Hij had een keus, omdat de woede onmiddellijk bij de dreiging explodeerde: hij kon de aanvaller doden, of alleen doen wat nodig was om hem tegen te houden. Zijn zwaard draaide rond, de punt floot door de lucht en hakte de hand af die de speer wierp. Bloed en stukken bot vervulden de lucht. De kreet was die van een vrouw.
Sommigen van de Baka Ban Mana waren vrouwen, besefte hij. Het hinderde niet. Ze zouden hem doden als hij zich niet verdedigde. Het was beter om een hand te verliezen dan een hoofd. Eerst bracht bloed de woede, de behoefte om te doden, die in hem opkwam, heet en dorstend naar meer. Hij vocht tegen de aanvallers en vocht tegen de dingen in zichzelf die de aanval tegen degenen om hem heen wilden inzetten. Hij wilde de aanval niet inzetten. Hij wilde alleen dat ze zouden ophouden. Maar als ze niet ophielden...
Wanneer hij hun speren brak, pakten ze andere op en stortten zich weer op hem. Hij glipte te midden van hen rond als een spook en bewaarde zijn energie terwijl zij zich uitputten.
De buitenste kring die was blijven ronddraaien terwijl de binnenste had aangevallen, bleef staan en kwam toen met tollende zwaarden naar voren. Degenen met de speren - degenen die nog stonden - stapten achteruit door de buitenste kring terwijl die naar voren kwam.
Zwaarden draaiden rond in de lucht. In plaats van te wachten tot ze naar hem toe kwamen, ging Richard op hen af. Ze deinsden verbaasd terug toen het Zwaard van de Waarheid twee van de flitsende zwaarden verbrijzelde. 'Du Chaillu! Alsjeblieft! Ik wil niemand van jullie doden!' Degenen met de zwaarden waren sneller dan degenen met de speren. Te snel. Het was een gevaarlijke afleiding te praten en te proberen hen te ontwapenen zonder te doden. Richard voelde een hete pijnflits door de huid van zijn borstkas gaan. Hij had het zwaard niet eens zien komen, maar hij had instinctief bewogen en had een oppervlakkige snee in plaats van een dodelijke wond opgelopen.
Zijn eigen bloed dat te voorschijn kwam, riep de magie van het zwaard tot zijn verdediging - de woede, de vaardigheid van hen die het vóór hem hadden gehanteerd. Hun wezen schroeide door hem heen en hij kon het niet tegenhouden. Er was geen keus meer. Het overweldigde zijn zelfbeheersing. Hij had ze alle kans gegeven en was nu niet meer tegen te houden. Brenger van dood.
De zwaardvechters stormden aan in een dodelijke golf. Hij liet nu de magie helemaal los. Het talmen was voorbij. Nu de barrières waren neergehaald, danste hij met de dood.
De nacht barstte los in een warme mist van bloed. Hij hoorde zichzelf schreeuwen en hij voelde zich bewegen; hij zag mannen en vrouwen vallen terwijl afgeslagen hoofden over de grond rolden. De begeerte ernaar woedde door hem heen.
Geen zwaard raakte hem meer. Hij weerde elke slag af alsof hij het duizend keer eerder had gezien, alsof hij altijd had geweten wat hij moest doen. Elke aanval bracht een snelle en zekere dood voor de aanvaller. Stukken bot en bloed explodeerden in de nachtelijke lucht. Bloed stroomde over de grond. De gruwelijkheid van dit alles versmolt tot een lang beeld van moorden. Brenger van dood.
Hij besefte alleen nog dat hij zijn mes in zijn linkerhand en zijn zwaard in zijn rechter had toen er twee mannen tegelijk van tegenovergestelde kanten kwamen. Hij haakte zijn arm om de nek van degene aan de linkerkant en sneed zijn keel door, terwijl hij tegelijkerijd degene rechts aan zijn zwaard reeg. Beiden vielen op de grond terwijl Richard stond te hijgen. Stilte weerkaatste om hem heen. Er was geen beweging, met uitzondering van iemand die op haar knieën zat en zich met één hand rechtop hield. Haar andere hand ontbrak. Ze stond op en haalde een mes uit haar riem. Nors sloeg Richard de vastberadenheid in haar ogen gade. Ze kwam met een schreeuw op hem afrennen. Richard stond alsof hij dood was in een koude cocon van magie. De woede dreunde terwijl hij haar zag aankomen. Ze hief het mes op.
Richards zwaard schoot omhoog en doorstak haar hart. Haar dode gewicht trok het zwaard omlaag en ze gleed eraf op de grond. Haar laatste adem reutelde, terwijl haar vingers het zwaard grepen en langs de hele bebloede lengte gleden. Toen glipte ze weg in de handen van de dood. Brenger van dood.
Richard lichtte zijn smeulende blik op de vrouw die op de rots stond. Du Chaillu kwam omlaag, ontblootte haar hoofd, liet de lange doek omlaag-hangen en boog op één knie.
Richard, wiens woede brandde, liep naar haar toe. Hij lichtte Du Chaillu's kin met de punt van zijn zwaard op.
Haar donkere ogen staarden omhoog in de zijne. 'De Caharitt is gekomen.' 'Wie is de Caharin V
Du Chaillu keek zonder te knipperen in zijn ogen. 'Degene die met de geesten danst.'
'Met de geesten danst,' herhaalde Richard op effen toon. Hij begreep het.
Hij had gedanst met de geesten van degenen die het zwaard vóór hem hadden vastgehouden. Hij had de dood opgeroepen, had met hun geesten gedanst. Hij lachte bijna.
'Ik zal het je nooit vergeven, Du Chaillu, dat je me die mensen hebt laten doden. Ik heb je het leven gered, omdat ik het vreselijk vind om te doden, en jij hebt ervoor gezorgd dat het bloed van dertig mensen aan mijn handen kleeft.'
'Het spijt me, Caharin, dat je die last moet dragen. Maar alleen door het bloed van dertig Baka Ban Mana kon er een eind aan het moorden komen. Alleen op deze manier kunnen we de geesten dienen.' 'Hoe dient doden de geesten?'
'Toen de magische mannen ons land afpakten, verbanden ze ons naar deze plaats. Ze zadelden ons op met de plicht om de Caharin met de geesten te leren dansen. Alleen de Caharin kan de Geest der Duisternis beletten zich de wereld van de levenden toe te eigenen. De Caharin wordt aan de wereld gegeven als een pasgeboren zuigeling, die moet worden onderwezen. Een deel van deze plicht is ons opgelegd - om hem te leren met de geesten te dansen. Jij hebt vanavond iets geleerd, nietwaar?' Richard knikte grimmig.
'Ik ben de hoeder van de wetten van ons volk. Het was onze roeping om je dit te leren. Als we zouden negeren wat de oude woorden ons vertellen dat we moeten doen, dan zou de Caharin niet leren wat er in hemzelf schuilt, en hij zou weerloos zijn tegen de krachten van de dood. Uiteindelijk zou de dood iedereen te pakken krijgen.
De Majendie offeren ons om ons altijd aan onze plicht tegenover de geesten te herinneren, en om ons eraan te herinneren dat we met de zwaarden moeten oefenen. De heksen aan de andere kant helpen de Majendie, zodat we omsingeld zullen zijn zonder dat we kunnen ontsnappen, en nergens heen kunnen, zodat we altijd bedreigd worden en onze plicht nooit kunnen vergeten.
Er is verkondigd dat de Caharin zijn komst zal aankondigen door met de geesten te dansen en het bloed van dertig Baka Ban Mana te vergieten, een prestatie die niemand anders dan de uitverkorene, behalve met behulp van de geesten, zou kunnen volbrengen. Ze zeggen dat wanneer dit gebeurt, hij over ons kan regeren. Wij zijn niet langer een vrij volk, maar we zijn aan zijn wensen gebonden. Aan jouw wensen, Caharin.
De oude woorden zeggen dat als degene die de gebedsjurk draagt elk jaar naar ons land gaat om onze gebeden aan de geesten te geven, zij dan in een bepaald jaar de Caharin zullen sturen, en als wij onze plicht vervullen zal hij ons land aan ons teruggeven.'
Richard stond op, als in een droom, en staarde op de vrouw neer. 'Je hebt vanavond iets kostbaars van me afgenomen, Du Chaillu.' Ze ging staan en rekte zich voor hem uit. 'Praat me niet van offers, Caharin. Mijn vijf echtgenoten, van wie ik hield, van wie mijn kinderen hielden, die mij niet hebben gezien sinds ik gevangen werd genomen, waren onder de dertig die je net hebt gedood.'
Richard zonk op zijn knieën. Hij had het gevoel dat hij misselijk zou worden. 'Du Chaillu, vergeef me wat ik vanavond heb gedaan.' Ze legde zacht een hand op zijn gebogen hoofd. 'Het is me een eer geweest om de geestvrouw van ons volk te zijn toen de Caharin kwam, om degene te zijn die de gebedsjurk droeg en hem naar zijn volk bracht. Jij moet nu je plicht doen en ons land teruggeven, zoals de oude woorden ons vertellen.' Richard hief zijn hoofd op. 'En zeggen de oude woorden ook hoe ik die taak moet volbrengen?'
Ze schudde langzaam haar hoofd. 'Alleen dat wij je moeten helpen, en dat je het zult doen. We staan tot je beschikking.'
In het donker voelde Richard een traan over zijn wang lopen. 'Dan beveel ik dat het moorden moet ophouden. Je zult doen wat ik al bevolen heb. Je zult de vogelfluit gebruiken om vrede met de Majendie te brengen. Terwijl je dat doet, zul je doen wat je beloofd hebt en ons door iemand naar het Paleis van de Profeten laten leiden.'
Zonder op te kijken knipte Du Chaillu met haar vingers. Richard besefte, voor het eerst, dat mensen in de schaduwen de bloederige open plek omgaven. Ze lagen allemaal op hun knieën, naar hem toe gebogen. Toen Du Chaillu met haar vingers knipte, sprongen er een paar naar voren. 'Breng ze naar het grote stenen huis.'
Richard ging voor haar staan en keek in haar donkere ogen. 'Du Chaillu, het spijt me erg dat ik je echtgenoten heb gedood. Ik heb je gesmeekt er een einde aan te maken, maar het spijt me erg.'
Haar ogen hadden de tijdloze blik die hij in de ogen van anderen had gezien: in die van zuster Verna, van Shota, de heks, en van Kahlan. Hij wist nu dat hij de gave zag. Een zweem van een glimlach kwam op haar lippen. Hij wist niet hoe ze op een momoent als dit kon glimlachen. 'Ze hebben zo hard gevochten als welke Baka Ban Mana ooit gevochten hebben. Ze hadden de eer om de Caharin te onderwijzen en hebben hun leven voor hun volk gegeven. Ze hebben zichzelf eer gebracht en zullen verder leven als legenden.'
Ze strekte haar arm uit en legde haar hand op zijn blote borst. Op de handafdruk. 'Nu ben jij mijn man.' Richard zette grote ogen op. 'Wat?'
Ze fronste eigenaardig. 'Ik draag de gebedsjurk. Ik ben de geestenvrouw van ons volk. Jij bent de Caharin. Het is de oude wet. Jij bent mijn echtgenoot.'
Richard schudde zijn hoofd. 'Nee, dat ben ik niet. Ik heb al...' Hij wilde zeggen dat hij al een geliefde had, maar de woorden bleven in zijn keel steken. Kahlan had hem weggestuurd. Hij had niets. Ze haalde haar schouders op. 'Het had erger voor je kunnen zijn. De laatste die de gebedsjurk droeg, was oud en gerimpeld. Ze had geen tanden. Ik hoop dat ik je ogen althans enig plezier doe, en misschien je hart eens aan het zingen maak, maar ik behoor aan de Caharin toe. Het is niet aan mij of jou om te beslissen.'
'Ja, dat is het wel!' Hij keek om zich heen en pakte toen zijn hemd op.
Toen hij het aantrok, zag hij zuster Verna aan de rand van de open plek staan. Ze sloeg hem gade alsof hij een insekt in een doosje was. Hij wendde zich tot Du Chaillu.
'Jij hebt een taak te volbrengen. Dat zul je ook doen. Er is een einde aan het moorden gekomen. De zuster en ik moeten naar het paleis gaan, zodat ik deze halsband eraf kan krijgen.'
Du Chaillu boog zich naar voren en kuste zijn wang. 'Tot weerziens, Richard, Zoeker, Caharin, echtgenoot.'