30
In een benauwd huis van tenen en leem naast het gat in de
stadsmuur keek Kahlan toe terwijl Chandalen een klein vuur voor
haar aanlegde in de centrale kuil. De twee broers waren nergens te
zien. 'Warm uzelf,' zei hij. 'Ik zal kijken of Prindin en Tossidin
in de buurt zijn, en hun zeggen waar wij wachten.'
Toen hij weg was, trok ze haar mantel uit, ook al wist ze dat
het geen goed idee was om aan de warmte te wennen, want de kou zou
er later alleen maar erger door lijken. Aangetrokken door de
verlokking van het vuur hurkte ze er vlakbij neer en wreef haar
handen boven de vlammen, rillend terwijl de warmte in haar botten
trok.
Het kleine vertrek was er een van slechts twee die een groot
deel van de wereld van een of ander gezin hadden uitgemaakt. Hier
en daar lagen wat kledingstukken, evenals verbogen tinnen borden en
een gebroken spinnewiel. Drie spoelen waren op de aarden vloer
vertrapt. Kahlan redde een gedeukte pot uit het puin en besloot dat
het gemakkelijker was om die te gebruiken dan een van haar eigen
potten uit te pakken. Ze vulde hem met sneeuw van buiten de deur,
zette de pot op drie stenen in het vuur, verwarmde toen haar
ijskoude vingers weer en drukte ze tenslotte tegen de koude huid
van haar gezicht. Er zat thee in een platgedrukt blik in de hoek,
maar in plaats daarvan haalde ze haar eigen spullen uit haar zak,
terwijl ze wachtte tot de sneeuw smolt en de mannen
terugkwamen.
Hoe ze het ook probeerde, ze kon de gezichten van de dode
jonge vrouwen niet uit haar gedachten bannen.
Verscheidene keren vulde ze sneeuw bij toen die in de pot
smolt. Net toen het water begon te borrelen, kwam Prindin de deur
door. Hij zette zijn boog tegen de muur en liet zich met een zucht
zwaar op de bank zakken. Kahlan stond op en keek naar de lege
deuropening. 'Waar is je broer?' 'Hij zal wel gauw hier zijn. We
zijn langs verschillende wegen teruggegaan, om naar meer sporen te
kunnen kijken.' Hij rekte zijn hals om door de deuropening de
tweede kamer in te kijken. 'Waar is Chandalen?' 'Hij is jou en
Tossidin gaan zoeken.' 'Dan is hij vast gauw terug. Mijn broer is
niet ver.'
'Wat heb je gevonden?' 'Meer dode mensen.'
Hij scheen er op dit moment niet over te willen praten, dus
besloot Kah-lan te wachten tot Chandalen met Tossidin terugkwam
alvorens hem te ondervragen.
'Ik was net water aan het verwarmen. We zullen wat warme thee
drinken.' Prindin knikte en schonk haar zijn knappe glimlach. 'Het
zou lekker zijn om warme thee te hebben.'
Kahlan boog zich over de pot en schudde met haar ene hand thee
uit een leren zak, terwijl ze met de andere haar lange haar uit
haar gezicht hield. 'Je hebt een mooi achterwerk,' kwam Prindins
stem van achteren. Ze ging rechtop staan en draaide zich naar hem
om. 'Wat zei je?' Prindin wees naar haar middel. 'Ik zei dat je een
mooi achterwerk hebt. Het heeft een mooie vorm.'
Kahlan had geleerd zich niet te laten verrassen of te laten
beledigen door de vreemde gewoonten van verschillende volken van
het Middenland. Wanneer een man een vrouw met haar borsten
complimenteerde, betekende dat onder het Moddervolk bijvoorbeeld
hetzelfde als wanneer hij zei dat ze eruitzag alsof ze in staat was
een fitte en gezonde moeder te zijn, die haar toekomstige kinderen
zou kunnen zogen. Het was een compliment dat een glimlach ontlokte
aan de gevleide familie van de vrouw, en het was een zekere manier
waarop een vrijer vriendschap kon sluiten met haar vader.
Tegelijkertijd zou het waarschijnlijk leiden tot het opheffen van
bogen wanneer iemand vroeg of hij een vrouw mocht zien bij wie de
kleverige modder uit haar haren was gewassen; dat stond gelijk met
de jonge vrouw om onfatsoenlijke gunsten vragen.
Het Moddervolk behandelde seksuele kwesties op een bijzonder
informele manier. Kahlan had meer dan eens gebloosd door Weselans
onverwachte en nonchalante beschrijvingen van vrijpartijen met haar
echtgenoot. Erger nog, ze zou er hoogstwaarschijnlijk ook wel over
vertellen waar hij bij was. Terwijl ze naar Prindin keek, zweefden
de beelden van de gezichten van de jonge vrouwen haar voor
ogen.
Hoewel Prindin haar niet met haar borsten had
gecomplimenteerd, scheen het haar toe dat een compliment over de
heupen van een vrouw op dezelfde moederlijkheid kon wijzen. Ze wist
dat hij niet oneerbiedig wilde zijn, maar toch, zijn stralende
glimlach maakte dat de haren op haar armen recht overeind gingen
staan. Misschien was het alleen maar de verkeerde timing, met de
doden overal om hen heen, die haar nerveus maakte. Maar Prindin had
de dode jonge vrouwen niet gezien.
Zijn glimlach verflauwde maar weinig toen er een frons op zijn
voorhoofd kwam. 'Je kijkt verbaasd. Vertelt Richard de
Heetgebakerde je nooit hoe mooi je achterste is?'
Kahlan zocht naar woorden, niet zeker wetend hoe ze dit tot
een goed einde moest brengen. 'Hij heeft er nooit in het bijzonder
over gesproken.' 'Andere mannen moeten je dit eerder hebben
verteld. Je achterste is te mooi om het niet op te merken. De vorm
van je lichaam is heel mooi om te zien.
Ik ga erdoor verlangen naar...' Hij fronste in verwarring. 'Ik
ken jouw woord niet voor...'
Het bloed steeg met een blos naar haar kaken terwijl ze een
stap naar hem toe deed. 'Prindin! Ik ben de Biechtmoeder.'
Hij knikte en zijn glimlach kwam terug, maar niet erg
zelfverzekerd. 'Ja, maar je bent ook een vrouw, en je
figuur...'
'Prindin!' Hij knipperde tegen haar terwijl ze tandenknarste.
'In jouw land mag het dan misschien gepast zijn om op deze manier
tegen een vrouw te praten, maar op andere plaatsen in het
Middenland is het dat niet. Daar is het beledigend om op deze
manier te spreken. Heel beledigend. Meer dan dat: ik ben de
Biechtmoeder, en het is niet fatsoenlijk om zoiets tegen me te
zeggen.'
Zijn glimlach verdween. 'Maar je bent nu iemand van het
Moddervolk.' 'Dat kan wel waar zijn, maar ik ben toch de
Biechtmoeder.' Prindins gezicht verbleekte. 'Ik heb je beledigd.'
Hij sprong van de bank op en viel op zijn knieën voor haar neer.
'Vergeef me, alsjeblieft. Het was niet mijn bedoeling oneerbiedig
te zijn. Ik wilde je alleen mijn genegenheid tonen.'
Kahlans rode gezicht gloeide van verlegenheid. Ze had het nu
gedaan: ze had hem vernederd.
'Ik begrijp het, Prindin. Ik weet dat je woorden onschuldig
zijn, maar je moet niet op die manier buiten je land spreken.
Anderen zouden jouw manieren niet begrijpen en zouden erg beledigd
zijn.'
Hij was bijna in tranen. 'Ik wist het niet. Zeg alsjeblieft
dat je Prindin vergeeft.' Hij hield zich aan haar broek vast, en
greep haar bovenbenen met zijn krachtige vingers.
'Ja... natuurlijk... Ik weet dat je geen kwade bedoelingen
had.' Ze pakte hem bij zijn polsen en haalde ze langzaam weg van
haar benen. 'Ik vergeef je...'
Chandalen kwam binnen, zijn gezicht grimmig vertrokken. Hij
wierp een snelle blik op Prindin voordat hij Kahlan in de ogen
keek. 'Wat is dit?'
'Niets.' Ze hielp Prindin haastig overeind, terwijl zijn broer
de kamer in kwam. 'Maar we hebben het nog wel eens over de juiste
manier om dames in het Middenland aan te spreken. Er zijn dingen
die jullie drieën geleerd moeten worden, opdat jullie geen
moeilijkheden krijgen.' Ze streek over de pijp van haar broek en de
plek waar Prindins sterke vingers een zeurende pijn hadden
achtergelaten, en ging toen rechtop staan. 'Vertel me wat jullie
hebben gevonden.'
Chandalen wierp Prindin een vernietigende blik toe. 'Wat heb
je eigenlijk gedaan?'
Prindin deed een halve stap achteruit, terwijl hij zijn ogen
afwendde. 'Ik wist niet dat het verkeerd zou zijn. Ik heb tegen
haar gezegd dat ze een mooi...'
'Ik zei dat het niets voorstelde,' viel Kahlan hem in de rede.
'Het is alleen maar een klein misverstand. Vergeet het maar.' Ze
draaide zich om naar het vuur. 'Ik heb thee gezet. Haal wat
koppen, er liggen er daar een paar op de grond die we kunnen
gebruiken - en we zullen thee drinken terwijl jullie mij vertellen
wat je hebt gevonden.'
Tossidin ging de koppen halen en gaf zijn broer in het
voorbijgaan een klap op zijn achterhoofd, waaraan hij fluisterend
een standje toevoegde. Chan-dalen schudde zijn mantel af en hurkte
voor het vuur neer om zijn handen te warmen. De broers brachten de
koppen, terwijl Prindin over zijn achterhoofd wreef, en deelden ze
rond.
In een poging om iedereen te laten weten dat Prindin in haar
ogen geen eer had verloren, richtte Kahlan haar aandacht op hem en
ondervroeg hem het eerst. 'Vertel me wat je hebt gevonden.'
Prindin keek heel even naar de twee anderen en trok toen een
ernstig gezicht. 'Tien, misschien twaalf dagen geleden is deze
massamoord gepleegd. De vijand kwam voornamelijk uit het oosten,
maar ze waren met velen en sommigen kwamen van verder in het
noorden en zuiden. Ze streden op de nauwe plaatsen in de bergen met
mannen van deze stad. De mannen uit de stad die niet werden gedood,
vluchtten terwijl ze onder de voet werden gelopen, en verzamelden
zich hier en probeerden stand te houden. Terwijl zij hiernaartoe
vluchtten, werden ze door de vijand achtervolgd, en ze vochten en
stierven al vluchtende.
Meer en meer van de invallers stroomden door de passen en
trokken om naar het zuiden, hier, waar ze slag leverden. Nadat ze
die manmen hadden verslagen en degenen die ze gevangen hadden
genomen hadden gedood, kwam de vijand door de muur. Toen ze klaar
waren in deze stad, gingen ze allemaal weer naar het oosten.'
Tossidin leunde een beetje naar voren. 'Voor ze vertrokken,
namen ze hun doden mee uit de stad. Ze gebruikten wagens; er zijn
veel sporen van wielen. Ze hebben er misschien twee dagen voor
nodig gehad om al hun doden hiervandaan mee te nemen. Vele
duizenden. De mensen hier moeten als duivelsgeesten hebben
gevochten. Degenen die dit deden, verloren meer mannen dan zij
doodden.' 'Waar zijn de lijken?' vroeg Kahlan.
'In een kom in een pas naar het oosten,' zei Prindin. 'De
wagens brachten de doden over de weg, en daarna werden ze in een
diepte gegooid. Ze zijn zo hoog opgestapeld dat we niet weten hoe
laag het terrein daar is.' 'Hoe zagen ze eruit?' Kahlan nam een
slokje thee terwijl ze de tinnen kop met twee handen vasthield en
de warmte ervan in zich opnam. 'Hoe waren ze gekleed?'
Prindin stak zijn hand onder zijn hemd en haalde er een
opgevouwen doek uit. Hij overhandigde haar het bloedrode bundeltje.
'Er waren palen waar deze lappen op zaten. Veel mannen droegen
kleren met dezelfde symbolen erop, maar we wilden de kleren niet
van de doden afpakken.' Kahlan ontvouwde de banier en keek geschokt
naar de lange rode driehoek die over haar handen was gedrapeerd. In
het midden bevond zich een zwart schild met een sierlijke zilveren
letter erop. De letter R. Het was een oorlogsbanier, met het schild
en symbool van het huis van Rahl.
'Soldaten van D'Hara,' fluisterde ze. 'Hoe kon dat?' Ze keek
op. 'Waren er ook Keitanen?'
De drie mannen keken elkaar aan. Ze begrepen het niet. Ze
kenden de Keitanen niet.
'Er waren er een paar bij met andere kleren,' zei Prindin.
'Maar de meesten hadden dit symbool erop, of het stond op hun
schilden.' 'En ze gingen naar het oosten?'
Tossidin knikte. 'Ik weet niet hoe ik moet zeggen hoeveel het
er waren, maar het waren er zoveel dat je, als je op dezelfde
plaats op de brede weg stond die zij namen, daar de hele dag zou
moeten blijven staan om ze te zien voorbijgaan.'
'Toen ze gingen,' zei Prindin, 'sloten ook anderen zich bij
hen aan uit het noorden, waar ze hadden gewacht, en gingen met hen
mee.' Kahlans ogen vernauwden zich tot spleetjes terwijl ze
fronsend nadacht. 'Hadden ze veel wagens? Grote wagens?'
Prindin lachte snuivend. 'Ze moeten er honderden hebben gehad.
Deze mensen dragen niets; ze gebruiken wagens. Ze behalen de
overwinning, omdat ze met velen zijn, maar ze zijn lui. Ze rijden
in wagens, of gebruiken die om hun spullen te vervoeren.'
'Er zijn veel voorraden voor nodig,' zei Kahlan, 'om zo'n
groot leger te ondersteunen. Als ze in wagens rijden, houdt dat ze
fris voor de strijd.' 'Het maakt ze ook slap,' zei Chandalen
uitdagend. 'Als je draagt wat je nodig hebt, zoals wij, dan word je
sterk. Als je loopt zonder te dragen wat je nodig hebt, of in
wagens of op paarden rijdt, word je slap. Deze mannen zijn niet
sterk zoals wij.'
'Ze waren sterk genoeg om deze stad te verpletteren,' zei
Kahlan terwijl ze opkeek. 'Ze waren sterk genoeg om de strijd te
winnen en hun tegenstander te vernietigen.'
'Alleen omdat ze met velen zijn,' sprak Chandalen haar tegen,
'zoals de Jo-copo; niet omdat ze sterk of goede strijders zijn.'
'Grote aantallen,' zei ze rustig, 'hebben een heel eigen kracht.'
Geen van de drie mannen was het daarmee oneens.
Prindin sloeg het laatste restje thee achterover en zei toen:
'Hun aantallen zijn nu allemaal verdwenen. Ze blijven samen terwijl
ze naar het oosten gaan.'
'Het oosten.' Kahlan dacht een ogenblik na terwijl het drietal
wachtte. 'Zijn ze door een pas gegaan waar een dunne trouwbrug
boven hangt? Een brug die maar door één iemand tegelijk lopend kan
worden overgestoken?' De broers knikten.
Kahlan ging staan. 'De Jara Pas,' fluisterde ze bij zichzelf
terwijl ze zich omdraaide en door de deur naar buiten staarde. 'Het
is een van de weinige passen die groot genoeg is voor hun
wagens.'
'Er is meer,' zei Tossidin, terwijl hij ook opstond.
'Misschien vijf dagen nadat ze vertrokken, kwamen er hier meer
mannen.' Hij hield de vingers van zijn twee handen gespreid omhoog.
'Zoveel hebben er hier gemoord.' Hij sloot alle vingers behalve de
pink aan zijn rechterhand. 'Zoveel mannen kwamen er hier nadat
het gedaan was.'
Kahlan keek naar Chandalen. 'Degenen die de deuren sloten.'
Hij knikte, terwijl de twee broers fronsten.
'Ze doorzochten de stad,' ging Tossidin verder. 'Er waren daar
geen mensen meer over om te doden, dus volgden ze de sporen,
volgden de sporen die naar het oosten gingen, om zich bij hen aan
te sluiten.' 'Nee,' zei Kahlan. 'Ze waren geen bondgenoten van
degenen die dit deden. Ze hebben zich niet bij hen aangesloten.
Maar ze gaan hen wel achterna.' Prindin dacht hier een ogenblik
over na. 'Als ze degenen pakken die dit hebben gedaan, zullen zij
ook sterven. Zij zijn niet met velen, zoals degenen die ze
achternazitten. Ze zullen zijn als vliegen die proberen een hond op
te eten.'
Kahlan pakte haar mantel op en wierp die om haar schouders.
'Laten we gaan. De Jara Pas is breed en gemakkelijk genoeg voor
grote wagens, maar hij is ook heel lang en kronkelig. Ik ken kleine
passen - zoals die met die touwbrug over de Jara, en vandaar omhoog
door de Harpijenkloof - waar een leger niet door komt, maar wij
wel, en die is veel korter. De afstand die zij in drie of vier
dagen afleggen, kunnen wij in een dag afleggen.' Chandalen ging
staan, maar op een gemakkelijke manier. 'Biechtmoeder, als we deze
mannen volgen, komen we niet in Aydindril.' 'We moeten over een van
de passen gaan om in Aydindril te komen. De Harpijenkloof is even
goed als welke ook.'
Chandalen deed nog steeds niets om zijn mantel terug te
krijgen. 'Maar aan die kant ligt een leger van duizenden. U wilde
met zo weinig mogelijk moeilijkheden in Aydindril komen. Die
richting uit zijn er moeilijkheden.' Kahlan zette gehurkt haar
laars op een sneeuwschoen en begon de riemen vast te maken. De
gezichten van de dode jonge vrouwen flikkerden voor haar ogen. 'Ik
ben de Biechtmoeder. Ik zal niet toestaan dat dit in het
Mid-denland gebeurt. Het is mijn verantwoordelijkheid.' De mannen
keken elkaar ongerust aan. De broers stonden op om hun
sneeuwschoenen te halen. Chandalen deed dat niet. 'U zei dat het uw
verantwoordelijkheid was om naar Aydindril te gaan, zoals Richard
de Heetgebakerde gevraagd heeft. U zei dat u moest doen wat hij
vroeg.'
Kahlan hield even op met het vastbinden van haar tweede
sneeuwschoen. Angst schroeide door haar heen. Ze dacht over
Chandalens woorden na, maar slechts heel even. 'Ik geef die
verantwoordelijkheid niet op.' Ze bond de schoen verder vast en
ging staan. 'Maar wij zijn Moddermensen. Wij hebben ook andere
verantwoordelijkheden.' 'Andere verantwoordelijkheden?'
Kahlan tikte op het benen mes dat aan haar arm was gebonden,
onder haar mantel. 'Tegenover de geesten. De Jocopo, de Bantaks, en
nu deze mensen, hebben geluisterd naar geesten die hen groot kwaad
zouden willen laten doen - geesten die door de scheur in de sluier
komen. Wij hebben verantwoordelijkheden tegenover de geesten van
onze voorouders, en hun levende nakomelingen.' Ze wist dat ze, om
de sluier te dichten, Zedd moest bereiken, hulp moest zien te
krijgen voor Richard. Het was mogelijk dat Ri-chard de enige was
die de sluier kon sluiten. Chandalen had gelijk: ze moesten naar
Aydindril.
Maar de gezichten van de jonge vrouwen spookten haar nog
steeds door het hoofd. Ze voelde nog steeds afgrijzen van wat hun
was aangedaan. De twee broers zaten op de bank hun sneeuwschoenen
aan te trekken. Chandalen kwam vlak bij haar staan, zodat ze zacht
sprak. 'Wat voor goeds zal ervan komen wanneer we dit leger
inhalen? Het is verkeerd.'
Ze keek in zijn bruine ogen. Ze stonden niet uitdagend zoals
in het verleden, maar oprecht bezorgd.
'Chandalen, de mannen die deze moorden hebben bedreven en naar
het oosten zijn gegaan, zijn misschien wel met vijftigduizend.
Degenen die de deuren in het paleis hebben gesloten en dat leger
najagen, zijn misschien met vijfduizend. Ze zijn vreselijk kwaad,
maar als ze degenen die ze achternazitten te pakken krijgen, zullen
zij ook worden afgemaakt. Als ik een kans heb om te verhinderen dat
er vijfduizend mannen sterven, moet ik die kans aangrijpen.'
Chandalen trok een wenkbrauw op. 'En als u hierbij wordt
gedood, welk groter kwaad zal dan zijn grenzen doorbreken?' 'Dat
worden jullie drieën geacht te verhinderen: dat ik gedood word.'
Kahlan ging naar de deur. Chandalen pakte haar voorzichtig bij de
arm en hield haar staande. Hij sprak kalm.
'Straks is het donker. We kunnen hier vannacht rusten, en eten
koken. We kunnen morgenochtend vertrekken, als we zijn
uitgerust.'
'De maan komt straks op om onze weg te verlichten. We hebben
geen tijd te verliezen.' Ze boog zich naar hem toe. ik ga nu.
Als jullie zo sterk zijn als je zegt, zullen jullie met me
meegaan. Zo niet, dan mag je hier rusten.'
Chandalen zette zijn handen in zijn zij. Zijn lippen
verstrakten toen hij diep uitademde. Hij nam haar gefrustreerd
op.
'Je kunt niet meer lopen dan Chandalen. Wij gaan ook.'
Kahlan wierp hem een vlugge, strakke glimlach toe en ging snel
de deur door. De broers gristen hun bogen bij elkaar en
sprongen achter haar aan, terwijl Chandalen zich bukte om zijn
sneeuwschoenen vast te binden.