10

ONDER EDE

Commissie: ‘Mijnheer Staal, in zijn managementletter schrijft de accountant kritische zaken over de vrijheid van uw kasbeheerder. Maar in plaats van daarnaar te luisteren en daarnaar te handelen heeft Vestia juist een tegenovergestelde beweging gemaakt. Namelijk door de treasurer, degene die met de derivaten aan de slag ging, meer bewegingsruimte te geven. Dat is verbazingwekkend. U weet niet meer hoe dat gegaan is?’

Erik Staal: ‘Ik vertel u mijn waarheid en mijn feiten.’

Commissie: ‘En die zijn dat u het niet meer weet?’

Staal: ‘Ik weet dat ik ergens in 2009 – al die managementletters heb ik niet in mijn hoofd zitten – dat soort gesprekken met de accountant heb gehad. Die managementletter wordt vervolgens in een goedkeurende verklaring van de accountant vertaald naar de raad van commissarissen. Daar stond die kritiek volgens mij niet meer in. Ik moet gewoon constateren dat ook de accountant na 2009 zeer lovend was over de wijze waarop Vestia dingen georganiseerd had.’

Thuis in Duitsland volgt Arjan Greeven met toenemende irritatie het verhoor van Erik Staal door de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties. Op zijn iPad kan hij de ondervraging in Den Haag live volgen. In eindeloze verhandelingen, die vaak beginnen met ‘dan moet ik u toch even meenemen naar het verleden’, presteert de oud-directeur van Vestia het om vier uur lang amper antwoord te geven op de gestelde vragen. Maar over één ding is hij wel helder, zoals hij bij herhaling laat weten: externe toezichthouders zijn altijd lovend geweest over het financiële beleid van Vestia en dat heeft hem gesterkt in de gedachte dat hij als bestuurder goed opereerde. ‘Kom op, man!’ schreeuwt Arjan tijdens het verhoor regelmatig tegen zijn scherm. ‘Draai er niet omheen. Vertel gewoon wat er gebeurd is. Erken je fouten.’

Vanaf 6 juni 2014 verhoort de enquêtecommissie zes weken lang onder ede 57 getuigen en deskundigen over het stelsel van woningcorporaties. Wat ging er mis sinds de bruteringsoperatie halverwege de jaren negentig? Hoe kon dat gebeuren? En wie zijn daarvoor verantwoordelijk? Dat zijn de vragen die de commissie onder leiding van Roland van Vliet, voormalig Tweede Kamerlid voor de PVV, beantwoord wil zien.

Een enquête is het zwaarste onderzoeksmiddel dat de Tweede Kamer ter beschikking staat. De enquêtecommissie mag alle binnenlandse documenten vorderen van particulieren, bedrijven en overheden. Zelfs de notulen van de ministerraad, die doorgaans vijfentwintig jaar geheim blijven, kan de commissie inzien. Nadat alle gewenste papieren gezien en gelezen zijn, worden nog bijna honderd mensen in beslotenheid gehoord. Een groot deel wordt daarna opgeroepen voor de openbare ondervragingen onder ede, het klapstuk van de parlementaire enquête. Die vinden plaats in de Enquêtezaal van het Logement, een monumentaal gebouw aan het Plein in Den Haag. De verhoren zijn live via internet te volgen en na afloop terug te kijken. Nederlanders die voor zo’n verhoor worden opgeroepen, zijn verplicht te komen en moeten antwoord geven op elke vraag die de commissie stelt. Wie weigert kan door de politie in gijzeling worden genomen en tot medewerking worden gedwongen.

Voorafgaand aan het verhoor moet een getuige opstaan en beloven de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen vertellen. Gelovigen leggen de eed ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’ af en steken daarbij hun rechterwijs- en middelvinger in de lucht. Niet-gelovigen bekrachtigen hun erewoord met de zin: ‘Dat beloof ik.’ Staal voegt daar zelfs nog aan toe dat hij ‘de hele waarheid en niets dan de waarheid’ belooft te vertellen. Wie daarna nog liegt, pleegt meineed en kan maximaal zes jaar gevangenisstraf krijgen.

Maar de waarheid is een lenig ding, blijkt al tijdens de eerste twee weken van de verhoren. Veel van de getuigen weten behendig om de vragen van de commissie-Van Vliet heen te draaien. En dan vooral om de vraag of zij zich verantwoordelijk voelen voor mismanagement, zelfverrijking of fraude.

Zelf zal Arjan op 16 juni voor de commissie verschijnen. Om zich daarop voor te bereiden, maar ook uit nieuwsgierigheid, probeert hij alle verhoren te volgen. Zo goed en zo kwaad als dat gaat, want sinds februari is zijn bestaan in Duitsland behoorlijk hectisch geworden. In de winter is de samenwerking met Clemens uiteengespat, een pijnlijke affaire. De manier waarop Clemens het jachtgebied in Dassel wil beheren strookt niet met Arjans opvattingen. Om aan de pacht te kunnen verdienen wordt er veel meer wild geschoten dan hem lief is. Tot zijn eigen schaamte en irritatie heeft Arjan deze situatie te lang geslikt. Hij was Clemens dankbaar dat die hem niet liet vallen en zelfs samen een nieuwe broodwinning wilde beginnen. Maar net als bij Marcel laat Arjan te veel over zich heen lopen. Met de steun van Kristina zoekt hij in februari toch de confrontatie en komt het tot een breuk.

Kort daarop draagt Arjan zijn jachtgebied over aan Carsten, zijn huisbaas. Sindsdien verricht hij hand- en spandiensten als jachtopziener. In een oude Landrover, die hij nog in betere tijden heeft gekocht, inspecteert hij waar de wilde zwijnen zich op de akkers aan de bosrand te goed hebben gedaan aan de maïs. Hij gaat de voederplekken in het bos af, zorgt dat er altijd wat te eten ligt en houdt in de gaten of daar wild op afkomt. Hij tuurt naar pootafdrukken en onderzoekt de omgewoelde legers op open plekken in het bos waar ’s nachts herten hebben gelegen. Na zijn ronde laat hij de jagers weten waar zij ’s nachts de beste kans maken.

Veel verdient Arjan niet met dit werk, maar hij kan blijven jagen en krijgt de kosten voor zijn auto vergoed. Hij is blij dat hij op deze manier contact kan houden met het gebied waar hij zoveel van houdt. Daarnaast klust hij bij door voor jagers zo nu en dan een dier uit te snijden. Ook krijgt hij af en toe wat handgeld toegestopt van dankbare jachtheren wanneer hij met zijn jonge ruigharige teckel Sammy een ‘nazoek’ moet doen naar een aangeschoten zwijn of ree.

Het is bij lange na niet genoeg om van rond te komen. Daarom heeft hij een baantje aangenomen als taxichauffeur. Iedere morgen staat Arjan om vijf uur op om verstandelijk gehandicapten naar de sociale werkplaats te brengen of nierpatiënten uit de omgeving van en naar het dialysecentrum te rijden. Met het geld dat Kristina als kamermeisje verdient kunnen ze er in goede maanden net mee rondkomen, maar regelmatig moeten ze een beroep doen op Arjans familie in Nederland om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.

Zijn werk geeft hem voldoening. Hij geniet van de mensen die hij dagelijks in zijn auto vervoert en is onder de indruk van de nierpatiënten die zich drie keer per week moeten laten dialyseren. Ook thuis met Kristina en Sammy, die zich ontwikkelt tot een geweldige speurhond, is hij gelukkig. In het bos kapt hij zijn eigen hout en de vriezer ligt vol met reerug, hertenbiefstuk en wilde zwijnenbout. Afgezien van het schuldgevoel over de Vestia-affaire en de zorgen over de afloop van het strafproces is hij gelukkiger nu hij niet meer in angst leeft dat zijn frauduleuze regeling met De Vries zal uitkomen.

Tussen de drukte door volgt hij de eerste verhoren. Hij ziet hoe kopstukken van andere affaires omringd door fotografen de Enquêtezaal binnenkomen. Zoals Hubert Möllenkamp, de voormalige bestuursvoorzitter van Rochdale die ook van fraude wordt verdacht. Möllenkamp zegt na lang aarzelen dat zijn Maserati met chauffeur niet passend was voor een woningcorporatie, maar ontkent stellig dat hij ooit geld of gunsten van derden heeft aangenomen. Bovendien blijft hij van mening dat hij voor Rochdale altijd heel goed werk heeft verricht.

Zo zijn er meer corporatiedirecteuren die het hoofd komen buigen, maar intussen hun straatje schoonvegen. Martien Kromwijk, de drijvende kracht achter de verbouwing van het stoomschip Rotterdam ter waarde van 250 miljoen euro, biedt als een van de weinigen zijn excuses aan. Hij betreurt de schade die hij de huurders van Woonbron heeft berokkend en het slechte imago waarmee de corporatiesector ook door zijn toedoen is opgezadeld. Hij heeft zijn positie ter beschikking gesteld aan de raad van commissarissen, zegt hij als illustratie van het feit dat hij destijds al doorhad hoezeer alles misliep. Maar een paar uur later blijkt dat Kromwijk daarmee de waarheid soepeltjes zijn kant opbuigt. Oud-commissaris André Thomsen verklaart namelijk dat Kromwijk zou opstappen als de raad van commissarissen van Woonbron het project niet wilde doorzetten, wat Thomsen heeft ervaren als een vorm van chantage.

Ook Rinie Teuben, die als directeur van de Deventerse corporatie Rentree mensen wilde emanciperen, blijkt nog altijd van zichzelf overtuigd. Hij is er ontslagen wegens een zeer verlieslatende grondaankoop en het kostbare plan een weg te ondertunnelen. In die tijd waren dat allemaal goede investeringen, houdt Teuben vol. Van enige zelfkritiek wil hij niet weten. Een vergelijkbaar verhaal krijgt de commissie van Leks Verzijlbergh, de ontslagen directeur van woningcorporatie Servatius in Maastricht. Hij was de grote gangmaker bij de bouw van een glanzend campuscomplex voor de universiteit, inclusief sporthallen en kantoorruimte voor beginnende ondernemers, en wilde sociale huurwoningen in België bouwen. Allemaal plannen die door de toezichthouders werden afgeblazen omdat ze een Nederlandse corporatie niet zouden passen. De vermanende brieven die ministers hem stuurden, lijstte Verzijlbergh in. Hij vond ze een mooi bewijs van zijn ondernemerschap. Servatius bleef uiteindelijk achter met een miljoenenschade. Dat was niet nodig geweest als hij niet zo was tegengewerkt, aldus Verzijlbergh.

‘Een eenmansbedrijf’

Op 13 juni beginnen de verhoren over het derivatendebacle bij Vestia. De vragen worden gesteld door Roland van Vliet en Farshad Bashir (SP). De overige vier leden van de commissie – Ed Groot (PvdA), Anne Mulder (VVD), Peter Oskam (CDA) en Wassila Hachchi (D66) – nemen slechts sporadisch het woord. Zij hebben zich verdiept in andere incidenten.

Voorzitter Van Vliet is opgeleid als fiscalist. Hij kwam namens de PVV in de Tweede Kamer, maar stapt in maart 2014 uit de partij nadat Geert Wilders zijn aanhangers laat scanderen dat ze ‘minder Marokkanen’ in Nederland willen. Dat gaat Van Vliet te ver. Hij gaat als eenmansfractie door en behoudt het voorzitterschap. Tijdens de verhoren speelt hij met verve de rol van strenge voorzitter. Met zijn plechtige, Limburgse stem verzoekt hij voor aanvang van elk verhoor de griffier de getuigen ‘binnen te leiden’.

Farshad Bashir is geboren in Kabul en vlucht op zijn negende met zijn familie naar Nederland. Ze komen terecht in een Fries dorp. Bashir bezoekt het vwo en studeert daarna wis- en natuurkunde in Groningen. Die studie zet hij tijdelijk stil als hij op 15 januari 2008 wordt beëdigd als het jongste Tweede Kamerlid ooit. Een dag eerder is hij twintig geworden. Tijdens de ondervragingen zet Bashir zijn pokerface op en houdt hij zijn diepliggende, donkere ogen priemend en expressieloos op de getuigen gericht.

De eerste die de commissie in de Vestiazaak heeft opgeroepen is Gerard Erents, oud-directeur van WSW en enige tijd interim-bestuurder bij Vestia. Erents is inmiddels weg bij de corporatie, maar kan als relatieve buitenstaander uit de doeken doen wat hij bij Vestia aantrof toen hij het roer van Erik Staal overnam. Hij ziet twee hoofdschuldigen. In de eerste plaats Erik Staal, de man die een miljardenonderneming als ‘een eenmansbedrijf’ leidde. Vestia was Erik Staal, zegt Erents: een bestuurder die ‘geen enkele interne tegenspraak duldde’. Hij vindt ook dat ‘Vestia nooit zo ijdel en eager had moeten zijn om die derivaten te kopen’. Daarnaast legt hij de schuld bij de banken: ‘Zij hadden moet bekijken wie Vestia precies was en waartoe de derivatenportefeuille die werd aangeschaft diende ten opzichte van de rol die in de statuten was bepaald.’ Dat Vestia en de banken zo in de fout konden gaan, maakt hem kritisch ten aanzien van alle toezichthouders. ‘De accountant, de externe toezichthouder en WSW hadden veel alerter moeten reageren en moeten zeggen: jongens, wat gebeurt hier?’

Na Erents is het de beurt aan Erik Staal. De vraag naar de eigen verantwoordelijkheid van een bestuurder vindt Staal een lastige. Voortdurend probeert hij zijn imago als alleenheerser te downplayen. Hij zegt aan het einde van zijn verhoor dat hij ‘verscheurd’ is over wat er met Vestia is gebeurd, dat hij het verschrikkelijk vindt voor de huurders en zijn medewerkers, maar het lukt hem niet om spijt te betuigen voor zijn handelen. Van de fraude van De Vries heeft hij nooit geweten en zijn eigen rol bij de aanschaf van derivaten beschouwt hij niet als laakbaar. ‘Iedereen was altijd lovend over Vestia – de accountant, WSW – en we kregen ook elke keer een goede beoordeling door het Centraal Fonds Volkshuisvesting,’ zo blijft hij de bal tijdens het verhoor terugkaatsen.

Ook bij de verhoren van Siwart Kolthek en Peter Noordanus, de voormalige voorzitters van de raad van commissarissen bij Vestia, wordt er veel verwezen naar het CFV, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de accountants. Van hen kreeg Vestia altijd goede beoordelingen, dus wat moet je dan als commissaris? Hun worsteling met de schuldvraag lijkt vooral ingegeven door de angst voor claims. Zowel Staal als de oud-commissarissen worden door Vestia aansprakelijk gesteld voor het bijna-faillissement.

Arjan begrijpt dat deze mannen hun straatje schoonvegen omdat er nog schadeclaims boven hun hoofd hangen, maar hij ergert zich dood aan de ‘mooie meneren’ die zeggen van niets te hebben geweten en maar blijven volhouden dat Staal hen in 2011 niet over de problemen geïnformeerd heeft.

Anders is zijn emotie bij het verhoor van Kees Wevers, oud-financieel directeur van Vestia. Wevers is een schim van de zelfverzekerde man die ooit verantwoordelijk was voor de financiën bij een miljardenbedrijf. Niet lang nadat de FIOD in april 2012 een inval deed op het hoofdkantoor in Rotterdam heeft hij zich ziek gemeld. In mei 2013 is hij officieel ontslagen en moest zijn werkgever hem op gezag van de rechter een ton ontslagvergoeding meegeven. Niet veel, gezien zijn dienstverband van eenentwintig jaar en een jaarsalaris van bijna twee ton. Voor de rechtbank had de voormalige financieel directeur ten minste vijf ton geëist.

Hoewel Wevers tijdens het proces aanvoerde dat hij zijn werk altijd keurig had gedaan, oordeelde de rechter anders. Die was het met het nieuwe bestuur van Vestia eens dat Wevers te passief was geweest en te weinig kennis van derivaten had. De ‘handdruk’ die hij meekreeg vond de rechter gepast gezien de negatieve media-aandacht, zijn lange dienstverband en zijn arbeidsongeschiktheid.

Voorafgaand aan het verhoor verontschuldigt Wevers zich voor zijn slechte fysieke staat. ‘Door mijn gezondheidsproblemen kan ik mij lastig concentreren. Ik verzoek u, indien ik dat aangeef, een korte pauze van vijf minuten in te lassen.’ Wevers spreekt langzaam en articuleert moeilijk. Het doet vermoeden dat hij psychisch zwaar in de kreukels ligt. Om niet te vergeten waar hij antwoord op geeft, noteert hij regelmatig welke vraag de commissie hem stelt.

Als hij ziet hoezeer Wevers naar de filistijnen is, wordt Arjan weer boos op De Vries. Hij weet hoe laatdunkend Marcel destijds over de financieel directeur sprak en hoezeer Wevers binnen de treasurycommissie werd gedomineerd door Staal en De Vries. Arjan kan amper aanzien hoe Wevers zich door de vragen worstelt.

Een schorsing blijkt uiteindelijk niet nodig. Wevers dient zijn verhoor uit en beantwoordt alle vragen over de manier waarop het derivatenbeleid binnen Vestia geregeld was en de signalen dat er mogelijk iets niet goed zat. Een voorbeeld van zo’n signaal is de brief van Deutsche Bank uit 2005 waarover Arjan, Marcel en Claus Telaar destijds heen en weer mailden. In deze brief laat de bank weten dat ze het geweldig vindt om zaken te doen met Vestia, dat ze gebruikmaakt van tussenpersoon FIFA en daarvoor provisie betaalt.

Wevers: ‘Van deze brief heb ik kennisgenomen tijdens een conferencecall met Deutsche Bank. Dat was na de inval door de FIOD en het Openbaar Ministerie. Een van de medewerkers van Deutsche Bank sprak toen over het bestaan van deze brief. Ik kende de inhoud van de brief niet. Ik wist zelfs niet van het bestaan van FIFA.’

Van Vliet: ‘Wanneer was de conferencecall waarin u van die brief hoorde?’

Wevers: ‘Die zal geweest zijn één week of een paar weken nadat de FIOD inval had gedaan. Dat was eind april, begin mei.’

Van Vliet: ‘2012?’

Wevers: ‘Ja, 2012. Af en toe haal ik de jaartallen door elkaar.’

Bashir: ‘De heer Staal heeft hier verklaard dat hij de inhoud van de brief niet kent. Waar moet de brief dan in de organisatie zijn beland?’

Wevers: ‘Ik vind dat lastig. Ik weet niet of de brief aan iemand is meegegeven, misschien aan de heer De Vries met een... Ik weet zelfs niet of die met de post is meegegaan. Het enige wat ik zeg, is dat ik niet van de brief wist. Ik heb die ook nooit gelezen of wat dan ook. De heer Van Vliet refereert daaraan. Tja, ik heb die brief nooit gezien.’

Aan het einde van het verhoor krijgt Wevers de vraag naar zijn eigen verantwoordelijkheid, maar ook hij wijst vooral naar anderen.

Van Vliet: ‘Hebt u alle ruimte voor checks-and-balances weggegeven en hebt u zich overgeleverd aan één persoon, De Vries, of kon u het gewoon niet?’

Wevers: ‘De Vries heeft heel veel ruimte gekregen, maar naar mijn beleving had ik er voldoende zicht op. De signalen die we van buiten kregen, bevestigden het beeld van Vestia als een corporatie met veel expertise op het gebied van derivaten, voor een belangrijk deel in de persoon van De Vries. Dat beeld kwam van banken, accountants, WSW, Centraal Fonds Volkshuisvesting en BZK, of hoe de voorgangers van het ministerie van Binnenlandse Zaken ook moge heten. Er zijn beoordelingen geweest en er is ook nog door accountants een aantal jaren gekeken naar de wijze waarop de administratieve organisatie in elkaar stak. De uitkomst daarvan was dat die voldoende was. Ja, ik concludeer dat ik het niet gezien heb. Had ik het moeten zien? Dat is de vraag waar ik zelf mee worstel. Heb ik iets achtergehouden? Zeker niet.’

Ook accountant Piet Klop moet voor de commissie verschijnen. Klop heeft al bij de Accountantskamer verantwoording afgelegd voor zijn controle van de Vestiaboekhouding in de jaren 2008 en 2009. Dat pleit heeft hij gewonnen, in tegenstelling tot Marco Noorlander van KPMG. Noorlander heeft een berisping gekregen. Zijn werkgever heeft hem uit de maatschap gezet en hem de hoogst mogelijk interne boete opgelegd. Zowel KPMG als Deloitte is tegen de uitspraken van de tuchtrechter in beroep gegaan. Behalve een mogelijke berisping of schorsing staat er voor de accountants veel op het spel. Bij een eventuele veroordeling zal hun kantoor waarschijnlijk een stevige schadevergoeding moeten betalen.

Klop is niet meer actief als accountant. Hij is bij een andere controle op de vingers getikt door de Autoriteit Financiële Markten en heeft zich daarna laten uitschrijven uit het register. Maar hij is nog wel partner bij Deloitte en adviseert in die functie woningcorporaties.

Het betoog van de voormalige accountant komt erop neer dat de derivatenportefeuille van Vestia altijd keurig in de jaarrekeningen stond waar hij zijn handtekening onder heeft gezet. Toen Klop na de val van Lehman Brothers in 2008 doorkreeg hoe groot en riskant de derivatenberg was, heeft hij experts ingehuurd en in 2009 de commissarissen meegedeeld dat treasury hun aandacht vergde. Tegenover de enquêtecommissie laat hij geen mogelijkheid onbenut om te herhalen dat de tuchtrechter hem gelijk heeft gegeven. Maar Farshad Bashir benadrukt dat de commissie haar eigen onderzoek doet en dus wil hij weten of Klop bekeken heeft of het toezicht op Marcel de Vries binnen Vestia wel goed geregeld was.

Klop: ‘Ik heb vastgesteld dat er sprake is van een toereikende functiescheiding. Je had de beschikkende functie, Erik Staal, die de contracten ondertekende. Je had de uitvoerende functie, De Vries. Je had de registrerende functie, Marjolein Feteris, en je had de controlerende functie, mijnheer Wevers. Wij hebben gekeken of bij stukken en contracten datgene gebeurt wat er zou moeten gebeuren aan de hand van die functiescheiding. Ik controleerde of dat in de praktijk ook echt werkte. Er was een aparte treasurycommissie die met elkaar nadacht over hoe zij met die derivaten omging. Er werd jaarlijks een treasuryverslag gemaakt dat ook gecommuniceerd werd naar de raad van commissarissen.

Ik zag ook dat Vestia begreep wat zij aan het doen was. Als je namelijk kijkt naar de situatie van 2008 tot en met 2009, dan zie je dat er in 2008 een negatieve marktwaarde was van 762 miljoen en dat die negatieve marktwaarde een jaar later, in 2009, 149 miljoen was, dus 600 miljoen lager. Dat terwijl de rente van 2008 naar 2009 was gedaald. Dat kwam omdat ze maatregelen hadden genomen, die ook uitvoerig zijn toegelicht in het jaarverslag, om de rentegevoeligheid te verminderen. Dus ik zag dat het werkte.’

Met de buffers die De Vries achter de hand had, stelt Klop, kon Vestia een grote rentedaling opvangen. Tot 2009 waren de derivaten onder controle, is zijn impliciete conclusie. Pas in 2010, toen Marco Noorlander het toezicht op de boekhouding overnam en de netto derivatenportefeuille van Vestia verdubbelde van 5 naar 10 miljard euro, zou de kasbeheerder de controle definitief zijn kwijtgeraakt.

Piet Klop kan het leuk vertellen, vindt Arjan, en hij heeft de controle in de ogen van de tuchtrechter volgens de regels uitgevoerd, maar toch valt de accountant van Deloitte in het debacle wel degelijk iets te verwijten. Hij stond Marcel namelijk toe om de swaptions tegen kostprijs in de boeken op te nemen, zo weet Arjan. Veel andere corporaties moesten zulke optieproducten telkens opnieuw waarderen en die dalende waarden in de winst- en verliesrekening noteren. Als De Vries dat ook had moeten doen, dan was de jaarrekening bij het zakken van de rente dieprood geworden en hadden alle toezichthouders veel eerder het risico van de derivaten gezien, en zonder twijfel ingegrepen. Niet voor niets informeerden banken voortdurend bij Arjan hoe Vestia het toch voor elkaar kreeg om swaptions op deze voordelige manier in de boeken te krijgen. Wanneer dat andere corporaties ook zou lukken, zou hun dat mogelijk een nieuwe goudmijn opleveren.

Waar zijn de Londense heren?

Al sinds het voorjaar, toen hij in beslotenheid door de commissie werd verhoord, beseft Arjan dat hij in de openbare hoorzitting de kans krijgt om publiekelijk zijn verhaal te doen. Bij de commissie kan hij uitgebreid vertellen over de fraude en hoe die tot stand is gekomen, en vooral vol de schijnwerpers zetten op de zakenbanken en hun kwalijke rol in het derivatendrama. Daar ziet hij naar uit, helemaal omdat hij de indruk heeft dat het Openbaar Ministerie maar weinig doet om de bankiers in Londen strafrechtelijk aan te pakken. Nadat hij alweer bijna een jaar geleden voor het laatst heeft getuigd bij de advocaten van Houthoff Buruma, heeft hij niets meer vernomen van een eventuele poging om de schade te verhalen op ABN Amro (vanwege Fortis), Deutsche Bank, Citi, Barclays, BNP Paribas en Société Générale, de banken die hij vertegenwoordigde. Tijdens het besloten verhoor hangt de commissie aan zijn lippen als Arjan vertelt over de omkoping, de mores bij de banken met het fêteren van klanten en hun tombstones, en de manier waarop vooral de meest exotische producten bij de corporaties gepusht werden.

De parlementaire enquête is een ideale setting voor Greeven, concludeert hij na afloop van dat besloten verhoor. Anders dan bij de FIOD of bij Houthoff Buruma gaat het niet alleen om de keiharde juridische waarheid, waarbij een bewering pas iets waard is wanneer die voor een rechter bewezen kan worden. De enquêtecommissie hecht ook waarde aan meningen, vermoedens en anekdotes die misschien geen keihard bewijs zijn, maar toch veelzeggend.

Het openbare verhoor zal in zekere zin een herhaling zijn van dat besloten gesprek in het voorjaar, is Arjans verwachting. Zijn grote zorg vooraf is: ‘Wat wil ik gezegd hebben?’ Hij moet in een paar uur beschrijven wat hij de afgelopen twintig jaar allemaal heeft meegemaakt. En hij krijgt maar één kans om onder ede en voor een groot publiek zijn verhaal te vertellen. Hoe voorkomt hij dat hij zichzelf na afloop van het verhoor voor zijn kop slaat omdat hij cruciale dingen niet gezegd heeft? Daar denkt hij in de maanden voor de parlementaire enquête in Dassel veel over na. Ook praat hij erover met zijn belangrijkste raadgevers: Willem Koops en zijn vader.

Op 16 juni om half tien staat het verhoor van Arjan op de rol. Diezelfde dag zullen ook achtereenvolgens Marcel de Vries en Jako Groeneveld voor de commissie moeten verschijnen. Juridisch is het een bijzondere aangelegenheid. Anders dan voor een strafrechter mag je als getuige voor de enquête niet zwijgen wanneer de commissie je een vraag stelt, maar wat je zegt kan in een rechtszaak niet tegen je gebruikt worden. Het maakt met name het verhoor van De Vries heel spannend. Die moet hier openhartiger zijn dan straks tegenover de rechter.

Het weekend vóór het verhoor is Arjan al naar Nederland gekomen en heeft hij in het vertrouwde logeerhuisje bij zijn vader de nacht doorgebracht. Op de publieke tribune zien Ad, Thea, Arjans zus en zijn moeder hoe Arjan de zaal binnenkomt. Willem Koops mag achter zijn cliënt plaatsnemen aan een tafeltje in een hoek van de verhoorzaal.

Nadat Arjan de belofte heeft afgelegd, leidt Roland van Vliet het verhoor in. Eerst schetst hij de omvang van het Vestiadebacle. ‘Er verdampt 2 miljard euro aan maatschappelijk vermogen. Dat is geld dat niet meer geïnvesteerd kan worden in sociale woningen, achterstandswijken et cetera. Het is bovendien geld dat door de huurders van Nederland opgebracht moet worden.’

Dan richt hij zich tot Arjan. ‘U was als financieel tussenpersoon betrokken bij het sluiten van veel derivatencontracten tussen Vestia en banken. Daaraan hebt u zelf ook forse bedragen verdiend. Daarnaast bent u verdachte in een daarmee samenhangende fraudezaak. U wordt ervan verdacht dat u als tussenpersoon een deel van de door de banken betaalde fee doorbetaalde aan De Vries, de voormalige kasbeheerder van Vestia. In dat verband heeft de commissie vragen aan u over hoe die contacten met Vestia ontstonden, hoe de transacties tot stand kwamen, wie er allemaal bij betrokken waren en wat de constructie van de feebetalingen was.’

Aanvankelijk gaan de vragen vooral over Arjans tijd bij BNG en Haighton & Ruth, over zijn eerste kennismaking met Marcel de Vries en hoe hun contact zich voortzette in de tijd dat hij als agent optrad voor de Duitse bank Sal. Oppenheim. Daarna informeert de commissie naar de kennismaking met Leroy van Dijk, hoe ze getweeën in de loop der jaren FIFA hebben opgebouwd – eerst met spaarproducten, de leningen van Kommunalkredit en later met derivaten – en waarom banken bereid waren om zulke enorme bedragen te betalen aan een klein bedrijfje.

Dan volgt de vraag naar het doorbetalen aan Marcel.

Bashir: ‘U weet wat dit juridisch betekent, hè?’

Greeven: ‘Ja, dat...’

Bashir: ‘Dat u degene bent die omkoopt.’

Greeven: ‘Nou... Ja, mij werd in 2012, nadat ik hier wat vragen over ben gaan stellen – hoe zit het nou precies? – inderdaad vrij snel duidelijk dat het ging om niet-ambtelijke omkoping. Het gekke is dat ik nog steeds vind dat ik niet heb omgekocht omdat hij het geld aan mij vroeg, maar juridisch gezien is het niet-ambtelijke omkoping, onafhankelijk van wie nou wat vraagt. Daar ben ik mij nu terdege van bewust. Maar ondanks dat ik mij daarvan bewust ben, ben ik uit mezelf naar voren gestapt om dit verhaal aan de kaak te stellen.’

Arjan draait niet om zijn verantwoordelijkheid heen, maar hij neemt ook de ruimte om te schetsen hoe de banken al die jaren te werk gingen. Bijvoorbeeld door hun klanten met snoepreisjes te paaien.

Bashir: ‘Kunt u daar voorbeelden van geven?’

Greeven: ‘U wilt weten wat ze deden? U moet denken aan uitnodigingen voor Wimbledon, uitgebreide lunches en diners, internationale voetbalwedstrijden, Roland Garros, concerten, seminars in Monaco... Je kon je afvragen waarom dat op zo’n mooi plekje moest gebeuren. Nou, dat soort dingen.’

Ook het Waarborgfonds Sociale Woningbouw komt in dat verband aan de orde.

Greeven: ‘Ik heb in de wandelgangen gehoord dat zij op al die plekken die ik net noemde in zekere mate aanwezig waren.’

Bashir: ‘Ook Rink van WSW?’

Greeven: ‘Met name Rink, maar ook Roland van der Post. Ik heb bijvoorbeeld een keer gehoord dat Roland van der Post samen met De Vries zich in een privéhelikopter liet afzetten bij de Tour de France. Daar zaten ze met z’n tweetjes in.’

WSW was een enthousiast aanjager van het gebruik van derivaten door corporaties, verklaart Arjan. Hoewel het fonds geen derivaten borgde, bekrachtigde WSW ze wel. Met name Claus Telaar van Deutsche Bank liet al zijn producten eerst door Martijn Rink goedkeuren, maar ook Fortis zorgde altijd voor een stempel van WSW.

Bashir: ‘Had Rink voldoende kennis van derivaten?’

Greeven: ‘Nee.’

Bashir: ‘Hoe kan het dan dat hij dit soort producten goedkeurde?’

Greeven: ‘Het zag er mooi uit. Achteraf gezien denk ik dat we allemaal veel te weinig kennis hadden van derivaten. De enige die wel echt die kennis hadden, waren de banken zelf.’

Arjan krijgt ruim baan om de commissie te wijzen op de verantwoordelijkheid van de banken en op het grote risico dat er aan indexen en swaptions kleefde.

Greeven: ‘Het risico heeft hem hierin gezeten – dat hebben de banken niet gezegd – dat in een heel beweeglijke markt met name die opties enorme negatieve marktwaarde gaan creëren. Ik heb van Marcel de Vries begrepen, in december 2011, dat meer dan de helft van de negatieve marktwaarde in de optionaliteit zat. Dat hebben de banken verzuimd te vertellen. Althans, mij hebben ze het nooit verteld.’

Bashir: ‘Waren er eigenlijk banken of medewerkers van banken op de hoogte van het feit dat u het geld doorbetaalde aan de kasbeheerder?’

Greeven: ‘Ze hebben het me in al die jaren nooit gevraagd. Behalve Jako Groeneveld, die heeft me gevraagd wat ik Marcel de Vries betaalde. Ik heb toen de opmerking gemaakt dat het goed ging met zijn wijnkelder. Andere banken hebben het me nooit rechtstreeks en officieel gevraagd, wat natuurlijk wel apart is.’

Arjan vertelt ook over de bijeenkomst waar Hakan Wohlin, binnen Deutsche Bank de grote baas over de derivaten- en valutahandel, zijn opmerking maakte over greed en waarschuwde dat ze met intermediairs moesten stoppen wanneer de bank geruchten zou horen over kickbacks. Hij voegt daaraan toe dat hij in zijn strafdossier een verklaring van Martijn Rink heeft gelezen die dit voorval bevestigt.

Greeven: ‘Martijn Rink heeft op het vliegveld een gesprek met iemand van Citi. Aan de hand van dat gesprek belt Martijn Rink Claus Telaar met de vraag of hij zich zorgen moest maken over de relatie tussen Marcel de Vries en Arjan Greeven. Waarop Claus Telaar volgens Martijn Rink antwoordt dat Hakan Wohlin heeft gezegd dat ik geen kickbacks mocht betalen. Met die verklaring was ik zelf heel erg blij omdat het min of meer een bewijs is dat dit gesprek op wat voor manier dan ook gevoerd is en dat de term “kickbacks” dus wel degelijk is genoemd. Op het moment dat een bank vermoedt dat ik kickbacks betaal, zou je zeggen dat die bank stappen moet ondernemen om dicht te timmeren dat dit niet het geval is. Dat is dus eigenlijk mijn... Ik weet dat de FIOD er verder bijzonder weinig aandacht aan heeft geschonken, maar voor mij was het belangrijk dat dit vanuit een compleet andere hoek werd bevestigd.’

Bashir: ‘Ja.’

Greeven: ‘Wat ik ook opvallend vind, is dat er niet gevraagd is aan Martijn Rink waarom hij zich zorgen maakte. Waarom zou hij anders dat gesprek met die medewerker van Citi gevoerd hebben? Die heeft ongetwijfeld verteld dat ik met Vestia bakken met geld verdiende, maar daar wordt verder niet op doorgevraagd. Dus in mijn beleving...’

Bashir: ‘Wat denkt u dat de reden is dat iedereen, ook iemand als Martijn Rink van het waarborgfonds die wellicht vermoedens had, niet doorvroeg en in uw beleving zijn ogen dichtkneep?’

Greeven: ‘Dat Martijn Rink op dat moment erg met zijn obligatieprogramma bezig was en Vestia nodig had om dat te laten slagen.’

Aan het einde van zijn verhoor krijgt Arjan van Bashir de vraag of hij nog namen mist in de lijst van mensen die de commissie later zal verhoren over de Vestia-affaire. Arjan voelt dat de jonge socialist de bal voor hem op de stip legt en zonder een lange aanloop te nemen, schiet hij hem keihard in: ‘De banken. Ik mis gewoon de banken.’

Toch staat die dag het verhoor van Jako Groeneveld op het programma en zullen later in de week nog twee Nederlandse bankiers voor de enquêtecommissie verschijnen: Jacques Sevat van ING en Paul van der Zouw van ABN Amro. Sevat is opgeroepen om over het conflict van 2009 te vertellen toen ING uit argwaan over de derivatenberg besloot niet langer zaken te doen met Vestia, maar het uiteindelijk Staal was die de relatie met de huisbankier beëindigde. Vooral het verhoor met Van der Zouw is voor Arjan interessant, ABN Amro gaat immers over de Fortisportefeuille. Maar hij mist de hoofdverantwoordelijken onder de bankiers, zegt hij tegen de commissie.

Greeven: ‘Dat zijn de banken in Londen. Die zie ik hier niet en ook de FIOD heeft ze niet ondervraagd. Deze banken hebben hun ogen gesloten voor het vermoeden van mijn onzakelijke relatie met Marcel de Vries. Uiteindelijk zijn het juist díé partijen geweest die grote exotische posities bij Vestia naar binnen hebben gepompt ter meerdere eer en glorie van hun eigen balans. Ze hebben natuurlijk wel af en toe tegen Vestia geroepen: “Gaat dat wel goed?”, maar ze zijn er gewoon mee doorgegaan. Ook in 2011, zo begrijp ik, hebben ze enorme optieposities ingenomen om al die indexswaps eruit te werken met als reden: over die indexswaps zouden we weleens vragen kunnen krijgen, die zijn niet helemaal chic. Die zijn er dus allemaal uitgewerkt. Er was volgens mij geen index meer over toen alles naar boven kwam. In die indexderivaten zat juist een grote negatieve marktwaarde en die is helemaal verdwenen in bizar grote optieposities. [...] Ik heb zelf dingen niet goed gedaan, absoluut, maar waar zijn de heren die met een miljoen bonus per jaar aan de haal gingen? Ik denk zelfs dat er binnen de banken groepjes waren die hun eigen bazen het bos in stuurden. Dat zou zomaar kunnen.’

Tijdens het verhoor wordt er een plaspauze ingelast. In het wachtkamertje voor de getuigen krijgen Arjan en Koops kort de tijd om even op adem te komen. Arjan voelt dat het goed gaat, maar vermoedt dat hij misschien te vaag is geweest over zijn inkomsten. Toen de commissie hem vroeg hoeveel hij precies aan de Vestiadeals heeft verdiend, heeft hij gezegd dat ongeveer 80 procent van zijn omzet afkomstig was van de corporatie. Hij wil proberen wat duidelijker te zijn over zijn miljoenenverdiensten en benadrukken dat hij zich op het moment dat hij zijn bekentenis deed realiseerde dat hij al zijn geld zou verliezen.

In het tweede deel van het verhoor maakt Arjan tot twee keer toe deze opmerking. Onder meer nadat hij de vraag heeft gekregen of hij niet vond dat hij zulke grote bedragen betaald kreeg. Hij antwoordt dat hij dat niet zo gek vond omdat hij wist dat de banken nog veel meer verdienden.

Greeven: ‘Ik weet dat bepaalde medewerkers ook een miljoen bonus kregen. Ik heb weleens te horen gekregen dat Deutsche Bank in één jaar 50 miljoen verdiende op Vestia. In één jaar! Daar zaten ook meerdere medewerkers die daar... En ook hun baas. Dat was hosanna. Ik vond mijzelf dan ook – dat zeiden de banken ook weleens – onderdeel van het team van die banken, om hun producten goed weg te zetten. Zo heb ik dat toen ervaren. Achteraf gezien kun je daar natuurlijk wel vraagtekens bij zetten. Ik wil nog wel even duidelijk maken: het is heel veel geld geweest, maar ik ben het nu ook kwijt.’

Later stelt hij nogmaals dat hij ervan uitgaat dat hij financieel niets aan de affaire zal overhouden. Dat wordt opgepikt door CDA-Kamerlid Peter Oskam, zelf rechter en oud-officier van justitie. Oskam mag als laatste de samenvattende vraag van het verhoor stellen.

Oskam: ‘Ik heb het zo eens tweeënhalf uur aan zitten horen. Het is heel goed dat u open kaart speelt, dat u namen en rugnummers noemt. Dat hebt u ook bij het Openbaar Ministerie gedaan. Dat betekent dat u in deze zaak te boek staat als een spijtoptant. Dat geeft u veel sympathie in de sociale media, anders dan de andere getuigen, die draaien. Wat vandaag vooral blijft hangen, is dat wat u vertelt ontluisterend is. Het is ontluisterend wat hier gebeurt. Die derivaten waren producten om renterisico’s mee af te dekken. Maar het is natuurlijk not done om giftige, speculatieve, exotische producten te verkopen aan woningcorporaties, die opgebouwd zijn met maatschappelijk geld. Wat ook al aan de orde is gekomen is dat die kickbackvergoedingen in de fraudesfeer terechtkomen. Hoe De Vries ook dacht, er ging een perverse prikkel uit van deze vergoedingen. Het betalen van kasgelden aan mensen die meedoen aan dit spel, aan dit circus, maakt u, maar anderen ook, chantabel. Nu is er één zin die twee keer terugkwam en die mij enorm raakte en triggerde. U zei: “Ik geloof niet dat ik er veel aan zal overhouden.” Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met de strafzaak die u boven het hoofd hangt. Wij zullen daar inhoudelijk niet op ingaan, maar ik kan me voorstellen dat het Openbaar Ministerie beslag heeft gelegd.’

Greeven: ‘Dat klopt.’

Oskam: ‘Twee miljard schade voor Vestia, de sector en de huurders. U kreeg het geld van de bank. De bank kreeg het geld van Vestia. Vestia heeft veel te veel aan de banken betaald. Die conclusie hebt u zelf ook getrokken. Mijn vraag is: wie heeft er nu recht op het geld dat u hebt gekregen?’

Greeven: ‘Vestia.’

Oskam: ‘Dus als de rechter straks zegt dat u wordt vrijgesproken, dat zou zomaar kunnen, dan geeft u dat geld aan Vestia?’

Greeven: ‘Die kans is vrij groot, ja.’

Oskam: ‘Oké. Ik heb verder geen vragen.’

Uit de opmerking van Oskam leidt Arjan af dat zijn betoog goed is overgekomen. Opgelucht stapt hij dan ook minuten later de Enquêtezaal uit. Anders dan de meeste getuigen verlaat hij het pand niet via de achterdeur, maar neemt hij uitgebreid de tijd om met de pers te praten. Aan de gezichten van zijn familie ziet hij dat zij ook vinden dat hij het er goed heeft afgebracht. Hij is geraakt door het berichtje dat Pascal heeft gestuurd. Ze schrijft dat ze ondanks alles wat Arjan gedaan heeft vandaag toch trots op hem is.

‘Hij wilde mij wel geld betalen’

De opluchting over zijn eigen optreden maakt daarna snel plaats voor spanning over dat van Marcel, die na hem verhoord zal worden. De laatste keer dat Arjan zijn vroegere vriend zag, was op de parkeerplaats van The Red Sun in Laren, inmiddels tweeënhalf jaar geleden. Hoe zou hij er tegenwoordig uitzien en hoe zal hij zich opstellen?

Zijn verhoor volgt Arjan thuis bij Ad en Thea. Op dezelfde stoel waar Arjan de ochtend doorbracht, doet De Vries zijn verhaal. Hij lijkt onaangedaan door alles wat hem de afgelopen tijd is overkomen. De twee maanden in de cel, de publieke verontwaardiging, het beslag op zijn bezittingen en de dreigende rechtszaak lijken zijn zelfvertrouwen nauwelijks te hebben aangetast. Met een glimlach spreekt hij de Tweede Kamerleden toe, alsof hij gevraagd is een schoolklasje wat over zijn werk te vertellen. In korte, heldere zinnen geeft de kasbeheerder Van Vliet en Bashir antwoord op hun vragen over zijn carrière binnen Vestia, hoe hij zich de kennis van derivaten eigen maakte en over de betrokkenheid van Erik Staal bij de derivatencontracten. Hij heeft altijd in het belang van Vestia gehandeld, stelt De Vries, en daarbij de volle steun gekregen van zijn directeur. Ook dat hij in 2011 een nieuw treasurystatuut schreef, waarin stond dat een kasbeheerder eigenhandig contracten kon afsluiten en het niet langer nodig was dat Vestia de kennis van financiële producten in huis had, deed hij natuurlijk met medeweten van Staal.

Dat Staal tegen de commissie heeft gezegd dat hij de derivatencontracten niet las en slechts tekende bij het kruisje, bevreemdt De Vries. ‘Ik weet dat hij heel snel kan lezen, dus volgens mij las hij alles. Hij was niet voor niks enig bestuurder. Die verantwoordelijkheid wilde hij nemen en niet bij anderen laten. Hij heeft volgens mij wel alle contracten gelezen. Dus als hij beweert dat hij ze blind tekende, vind ik dat vreemd.’

Ook wanneer de fraude ter sprake komt, blijft De Vries monter antwoord geven. Maar zijn verklaring wijkt op een belangrijk punt af van die van Arjan.

Van Vliet: ‘Ik zal het eerst gewoon als vraag formuleren. Hebt u kickbacks ontvangen van Arjan Greeven? Dus hebt u een deel van de fees doorbetaald gekregen?’

De Vries: ‘Dat is een goede vraag. Juristen zullen daar een antwoord op moeten geven. Ik heb in ieder geval wel geld gekregen van Greeven.’

Van Vliet: ‘U hebt van Greeven geld ontvangen. Hoeveel was dat?’

De Vries: ‘Zoals u in de krant hebt kunnen lezen, was dat rond de 10 miljoen.’

Van Vliet: ‘Wij horen het graag van u. U bent onze getuige, niet de kranten.’

De Vries: ‘Opgeteld in al die jaren, hè?’

Van Vliet: ‘Opgeteld van wanneer tot wanneer, nog even for the record?’

De Vries: ‘Volgens mij was dat vanaf 2002.’

Van Vliet: ‘Tot en met...?’

De Vries: ‘2010, 2011.’

Van Vliet: ‘Even terug. U zei net dat Greeven vanaf 2004 agent was, zoals u het noemt, en fees kreeg. Al vanaf 2002 had u met Greeven die afspraken?’

De Vries: ‘Nee, Greeven heeft mij in 2002 geld aangeboden voor Oppenheim. Daar heb ik over nagedacht en dat heb ik voor mezelf gerechtvaardigd.’

Van Vliet: ‘Van wie kwam nu het initiatief c.q. het idee dat u een deel van de fees doorgestort zou krijgen?’

De Vries: ‘Het is begonnen bij Oppenheim. Hij vroeg aan mij... Hij wilde mij wel geld betalen. Dat heb ik voor mezelf gerechtvaardigd. Daar is het begonnen.’

Aan de Meije komt deze verklaring hard aan. Arjan heeft in zijn verhoor gezegd dat de omkoping officieel in 2004 is begonnen. Vanaf het moment dat de Inventusconstructie werd opgetuigd en er honderdduizenden tot miljoenen euro’s per jaar werden overgemaakt. Het is niet zijn bedoeling geweest om de fase daaraan voorafgaand te verzwijgen. Bij de FIOD en bij De Brauw Blackstone Westbroek heeft hij ook verteld over de contanten en de pinpas die hij Marcel tussen 2002 en 2004 heeft gegeven. Arjan had dat voor de commissie moeten vertellen, beseft hij. Maar hij was in zijn verhaal te veel gespitst op de grote sommen geld die hij na 2004 heeft overgemaakt.

De suggestie van Marcel dat Arjan destijds heeft voorgesteld om smeergeld te betalen, is volgens hem grote onzin. Maar als zijn woede is gezakt, begint hij te twijfelen. Het is ondenkbaar dat hij uit zichzelf heeft voorgesteld om Marcel geld toe te schuiven. Dat heeft hij immers bij geen enkele andere treasurer gedaan. Maar misschien heeft Marcel er al die tijd op aangestuurd en was het inderdaad Arjan die uiteindelijk heeft gezegd dat hij hem best wat wilde toestoppen. De uitkomst blijft hoe dan ook dezelfde: in de tijd dat Arjan de fondsen van Oppenheim vertegenwoordigde, is besloten om Marcel cash geld uit te keren.

Met de rest van Marcels verklaring is Arjan wel gelukkig. Marcel bevestigt wat Arjan eerder heeft verklaard. Over de manier waarop Marcel de Inventusrekening heeft opgezet, waarom hij voortaan de helft van de fee wilde hebben en ook over het feit dat ze eind 2010 hun regeling hebben stopgezet en dat Marcel dat eigenlijk niet wilde. En dat FIFA in 2011 nog een ‘kleine’ cashbetaling heeft gedaan van een paar duizend euro. Marcel herhaalt ook de argumenten waarmee hij Arjan al die jaren heeft overtuigd dat het wel door de beugel kon: dat nergens in zijn arbeidscontract stond dat het niet mocht, dat hij er altijd belasting over heeft betaald en dat hij zich nooit door de fee heeft laten leiden. Het belang van Vestia stond altijd voorop.

Interessant wordt het verhoor als De Vries over anderen begint te praten. Want er waren er meer die geld betaalden of aannamen, antwoordt hij op een vraag van Roland van Vliet.

Van Vliet: ‘Van wie heeft u nog meer geld aangenomen?’

De Vries: ‘In 2002 en misschien ook wel in 2003 van de heer Postuma. In 2011 heb ik ook geld ontvangen, van de heren Postuma, Van Dijk en Greeven. In totaal was dat 20.000, 25.000 euro, denk ik. En van Groeneveld.’

Van Vliet: ‘Van Groeneveld hebt u ook geld ontvangen?’

De Vries: ‘Ja, in 2011.’

Van Vliet: ‘Hoeveel was dat?’

De Vries: ‘Ik denk dat het in totaal 30.000, 40.000 euro is geweest.’

Van Vliet: ‘Contant of op de rekening?’

De Vries: ‘Contant.’

Van Vliet: ‘Weet u ook van andere partijen waar ditzelfde is gebeurd?’

De Vries: ‘Andere corporaties? Ja, dat weet ik.’

Van Vliet: ‘Ja? Welke?’

De Vries: ‘Ik weet niet hoe ze tegenwoordig heten, maar toen was dat PWS.’

Van Vliet: ‘PWS?’

De Vries: ‘Ja.’

Van Vliet: ‘Wat gebeurde daar dan?’

De Vries: ‘Ik weet niet exact wat daar gebeurde, maar ik weet wel dat de treasurer daar betaald werd. Dat is mij verteld door zowel degene die het geld heeft gegeven als door Greeven.’

PWS, of Patrimonium Woning Stichting zoals de corporatie heet, heeft een verleden met fraude. In 2006 werd de directeur, die in Rotterdam bekendstond om de rode Porsche waarin hij zich verplaatste, op staande voet ontslagen. Maar dat treasurer Arjan Hoogeboom ook over de schreef ging, is nieuws. Ook voor Arjan. Hij wist er niets van, bezweert hij zijn vader. Maar hij weet wel dat oud-compagnon Remco Postuma een erg warme band had met de kasbeheerder van PWS. In de loop der jaren heeft Remco ervoor gezorgd dat PWS regelmatig via FIFA leningen en derivaten afsloot. Postuma kreeg daarbij steeds een derde van de fee, Arjan en Leroy verdeelden de rest.

De Vries suggereert ook dat hij van plan was de fraude in 2011 door te zetten met Jako Groeneveld. In 2010 heeft hij Arjan in elk geval gevraagd om ‘Jako Groeneveld in te schuiven’, erkent hij. Maar FIFA wilde de handel met Vestia niet kwijt. ‘Daarom heeft hij mij toen gewoon 500.000 euro gegeven,’ verklaart De Vries.

Aan het einde van het verhoor proberen de commissieleden Van Vliet en Hachchi De Vries opmerkingen te ontlokken over zijn verantwoordelijkheid en de rol die de fraude heeft gespeeld in het hele debacle. Maar Marcel voelt zich niet verantwoordelijk voor de miljardenschade. Die rekening schuift hij resoluut door naar minister Liesbeth Spies. Zij besloot in het voorjaar van 2012 om de portefeuille met stoom en kokend water af te kopen, en dat had ze volgens De Vries nooit moeten doen.

De Vries: ‘Als je het afwikkelt, heb je verlies. Als je niet had afgewikkeld, had je het verlies niet gehad. Het probleem had veel makkelijker met andere oplossingen kunnen worden opgelost. Men heeft 1 miljard aan kredieten van de banken weggegooid. Men heeft 400 miljoen aan kasgelden weggegooid. Als je kijkt naar de berichtgeving in de kranten zie je dat Het Financieele Dagblad eind april aangeeft dat de minister wil dat de bankendeal er eind mei komt. Drie weken later meldt het FD dat de markt inmiddels al 1 miljard is gezakt. Door grootspraak van de minister, zo vind ik zelf, is het verlies van 2 miljard er eigenlijk gewoon doorheen gepropt omdat zij dat graag wilde. Dat had heel anders gekund.’

Van Vliet: ‘Hmm. Wat zou u met de kennis van nu anders hebben gedaan?’

De Vries: ‘Stel dat WSW 2 miljard aan garanties had gegeven, waardoor Vestia een lening kon aantrekken. Die 2 miljard zou ongeveer tegen 3 procent geleend moeten worden. Dat had ik dertig jaar kunnen volhouden.’

Volgens de kasbeheerder heeft Spies dus veel te gemakkelijk besloten dat Vestia de portefeuille snel en tegen extreem hoge kosten moest afwikkelen. Met een geborgde lening om de margin calls mee te betalen, weliswaar voor het dubbele aan faciliteringsruimte dan de corporatie oorspronkelijk bij WSW wilde regelen, had Vestia decennia de tijd gehad om de portefeuille af te bouwen en te wachten tot de rente er gunstiger voor zou staan. Maar de commissievoorzitter wil De Vries duidelijk niet de kans geven om de schuld af te schuiven.

Van Vliet: ‘Ik wil even terug naar uw langjarige rol als treasurer bij Vestia en het optuigen van de derivatenkerstboom. Wat zou u, terugkijkend daarop, anders hebben gedaan?’

De Vries: ‘Eigenlijk niets.’

Van Vliet: ‘Niks? Oké.’

De Vries: ‘Vestia had als beleid om veel te investeren en eigenlijk nauwelijks te verkopen, om welke reden dan ook. Dat betekende dat je heel veel moet financieren en veel met derivaten moet doen. Ik wilde voor Vestia natuurlijk lage rentelasten realiseren, met een bepaald risico. Dat was ook beleid van Vestia. Dat heb ik gewoon uitgevoerd.’

Hachchi: ‘Dat is uw enige drijfveer geweest ten aanzien van de manier waarop u de derivatenstrategie uitvoerde?’

De Vries: ‘De enige drijfveer, ja.’

Hachchi: ‘Daarbij speelde geen rol dat u er zelf ook geld aan verdiende?’

De Vries: ‘Nee, dat speelde geen rol.’

Hachchi: ‘Geen enkele rol?’

De Vries: ‘Geen enkele rol.’

Hachchi: ‘Vanochtend hebben we de heer Greeven gehoord. Die gaf aan dat het beheersbaar begon, maar dat het later om grote volumes ging. Het ging om transacties van een kwart miljard. U stapelde derivaten. Was er geen sprake van overmoed, zoals de heer Greeven onderstreepte, of misschien zelfs hebzucht?’

De Vries: ‘Nee.’

‘In mijn beleving’

Met zijn verklaring heeft De Vries de spanning opgevoerd voor het verhoor met oud-Fortisbankier Jako Groeneveld. Nadat Groeneveld geduldig heeft verteld hoe hij zijn carrière als dealer begon bij de ABN Amro en later bij de Generale Bank, legt hij uit hoe hij gestructureerde leningen begon te bouwen. En waarom corporaties voor de banken zulke aantrekkelijke partijen waren om die leningen aan te verkopen.

Van Vliet: ‘Klopt het dat u op enig moment meldde bij de heer Greeven van FIFA dat gestructureerde leningen ook voor de bank veel interessanter waren dan standaardleningenproducten?’

Groeneveld: ‘Het enige wat ik mij wel kan herinneren – dat staat dan los van de heer Greeven – is dat het risicotechnisch voor de bank interessanter was om derivaten en leningen te koppelen als één product. Een los derivaat werd niet geborgd, maar wanneer het verwerkt was in de lening, kon het wel geborgd worden. Dat betekende dat je als bank daardoor uiteindelijk minder risico liep.’

Van Vliet: ‘Omdat het geborgd werd?’

Groeneveld: ‘Omdat het in zijn geheel geborgd werd.’

Van Vliet: ‘Door dat triple-A-instituut WSW, met achtervang van de staat?’

Groeneveld: ‘Ja, uiteindelijk wel.’

Groeneveld stelt dat zijn bank Vestia en andere corporaties altijd als professionele klanten heeft beschouwd.

Bashir: ‘Extra waarschuwingen voor risico’s en dergelijke waren niet nodig omdat het een professionele partij was?’

Groeneveld: ‘Hoe bedoelt u?’

Bashir: ‘Ik kan me voorstellen dat als je een product afsluit je aan niet-professionele partijen uitlegt welke risico’s eraan zitten, maar als het om een professionele partij gaat – en u zegt dat Vestia dat was – dan kan ik me voorstellen dat u dat niet hebt gedaan.’

Groeneveld: ‘Desalniettemin legden wij wel degelijk de risico’s uit.’

Bashir: ‘Waar zit dan het verschil tussen professioneel en niet-professioneel?’

Groeneveld: ‘Het verschil heeft te maken met de MiFID, de Europese beleggingsrichtlijn. Dat betekent dat je de klant moet laten zien wat er gebeurt binnen verschillende scenario’s. Richtlijnen voor niet-professionele partijen zijn veel en veel uitgebreider. Dat wil echter niet zeggen dat we de professionele klanten niet op de risico’s van het product wezen.’

Bashir: ‘Werden liquiditeitsrisico’s ook meegenomen?’

Groeneveld: ‘Ja. Daar hebben wij uitdrukkelijk op gewezen.’

Bashir: ‘Ook wat zeer lage rentes zouden betekenen?’

Groeneveld: ‘Ja.’

Bashir: ‘Japanse scenario’s, waarbij er zelfs een negatieve rente is?’

Groeneveld: ‘Absoluut.’

Volgens de voormalige Fortisdealer is het met Vestia vooral misgegaan toen Marcel de Noordzee over trok om daar zijn derivaten te kopen.

Groeneveld: ‘Ik denk dat je in zijn algemeenheid kunt zeggen dat de banken in Londen meer capaciteit hadden om ingewikkeldere producten aan te bieden. Fortis was wat het productenpalet betrof een relatief eenvoudige bank. De meeste producten die wij hadden, waren eigenlijk plain vanilla. Dat betekende dat wij ook niet hebben meegedaan in de indexgerelateerde producten die meerdere malen ter sprake zijn geweest.’

Van Vliet: ‘Die gestructureerde derivaten?’

Groeneveld: ‘De écht gestructureerde derivaten.’

Van Vliet: ‘Was er een Nederlandse bank die in de buurt kwam van de aanpak van bijvoorbeeld Angelsaksische banken uit de Londense City, qua glamour en ingewikkelde producten?’

Groeneveld: ‘Nee, ik denk het niet. Dat staat me niet direct bij.’

De antwoorden van Groeneveld worden minder eenduidig wanneer het gaat over de tijd dat hij voor zichzelf begon als intermediair. De commissie vraagt naar de onderhandse betalingen die Arjan en Leroy aan hem zouden hebben gedaan in de tijd dat hij overwoog compagnon van FIFA te worden. Arjan heeft daarover tijdens zijn verhoor verklaard dat hijzelf of Leroy, dat weet hij niet meer zeker, een bedrag tussen de 10.000 en 15.000 euro in contanten aan Jako heeft gegeven als teken dat ze het serieus met hem meenden.

Van Vliet: ‘Bankiers in Nederland zijn gebonden aan allerlei strenge toezichtsnormen, zeker als het gaat om contanten. Dat is een kwestie van de kat op het spek binden. Ik zou dan zeggen dat bij u alle stoppen doorslaan, in de zin van: “Wow, contanten! Ho jongens, maak het maar netjes over. Ik vertel zelf wel aan de fiscus wat het is.”’

Groeneveld: ‘Nee, nee, nee. Ten eerste, ik heb open kaart gespeeld hierover binnen de bank. Het was bekend dat ik met FIFA zou gaan samenwerken. Men stimuleerde dat ook. Men vond dat een prima idee. Dus het is niet zo dat er iets voor is gedaan of nagelaten.’

Van Vliet: ‘Maar wisten ze bij Fortis ook van die contante betalingen en dat u dat geld dan in uw binnenzak stak?’

Groeneveld: ‘Nou ja, op die manier ging het niet. Nogmaals, wat ik mij ervan kan herinneren, is dat het een stukje aanbetaling was op de investeringen die ik moest gaan maken. Dat is het verhaal. Ik kan er niet meer van maken dan het is.’

Van Vliet: ‘Dat zat dan in een envelop of zo?’

Groeneveld: ‘Dat zal ongetwijfeld.’

Marcel de Vries was geen vriend van hem, zegt Groeneveld. Hij ging wel ‘vriendschappelijk met hem om’, ook privé. Ze hebben tijdens een vakantie in Portugal weleens twee dagen met elkaar opgetrokken, maar een echte vriend was het niet. Hij ontkent ook dat hij wist dat Arjan fee doorbetaalde aan de kasbeheerder van Vestia.

Bashir: ‘Greeven vertelde dat u hem weleens gevraagd heeft wat hij aan De Vries doorbetaalde...’

Groeneveld: ‘Nee. Nee, dat is niet waar.’

Bashir: ‘En dat hij daarop heeft geantwoord dat hij goed voor de wijnkelder van De Vries zorgde. Daar kunt u zich niks meer van herinneren?’

Groeneveld: ‘Ik kan mij daar absoluut niks van herinneren, nee.’

Ook de transactie waar De Vries het eerder die dag over had, dat Groeneveld hem in 2011 tussen de 30.000 en 40.000 euro heeft betaald, ontkent hij. Groeneveld verrast de commissie met een ander verhaal: hij heeft De Vries in september of oktober 2011 inderdaad een bedrag gegeven, omdat de kasbeheerder ‘tegen een dure verbouwing was aangelopen’, maar daar heeft hij ook iets voor teruggekregen. Hij heeft wat ‘wijnfutures’ overgenomen van De Vries.

Bashir: ‘Wat hebt u gedaan?’

Groeneveld: ‘Wijnfutures.’

Bashir: ‘Wijnfutures?’

Groeneveld: ‘Dat zijn eigenlijk termijncontracten.’

Bashir: ‘Die futures hebt u op papier staan?’

Groeneveld: ‘Ik heb daar wat van op papier staan, ja.’

Bashir: ‘Wat was de afspraak?’

Groeneveld: ‘De afspraak is dat eh...’

Bashir: ‘Als de prijs van wijn zou stijgen, dan zou dat in uw voordeel zijn?’

Groeneveld: ‘Nee. Ik zou die wijn gewoon afnemen.’

Bashir: ‘Daarvoor hebt u een betaling uitgevoerd?’

Groeneveld: ‘Ik heb hem betaald, ja.’

Bashir: ‘Hoeveel was dat?’

Groeneveld: ‘Uit mijn hoofd – ik weet het niet meer exact – is dat iets tussen de 10.000, 15.000 euro geweest. In die orde van grootte.’

Bashir lijkt het een ongeloofwaardig verhaal te vinden. Hij herinnert Groeneveld eraan dat hij onder ede staat, maar die bezweert dat het zo gegaan is. Hij heeft contracten gekregen voor pallets met flessen bordeaux uit het jaar 2014. De wijn is nooit geleverd, maar Groeneveld is er nadat de fraude uitkwam ook niet achteraan gegaan. ‘Ik was er wel klaar mee.’

De commissie is op haar beurt na een tijdje wel klaar met de verklaringen van Groeneveld. Vooral dat hij telkens in cruciale antwoorden het zinnetje ‘in mijn beleving’ frommelt.

Van Vliet: ‘De Vries heeft onder ede verklaard dat uw totale betalingen aan hem tussen de 30.000 en 40.000 euro lagen.’

Groeneveld: ‘Zo staat het mij niet bij. Dan moet hij daarvoor maar met bewijzen komen.’

Van Vliet: ‘Wat wel opvalt, is dat de heren die vanochtend hier onder ede zijn verhoord vrij precieze verklaringen doen en bij die verklaringen een bepaalde zekerheid uitstralen. U zegt de hele tijd: in mijn beleving.’

Groeneveld: ‘Ja.’

Van Vliet: ‘Dat is een gigantische nuance op de vragen van onze commissie, die toch echt aan waarheidsvinding doet en u erop wijst dat u onder ede staat. Het is de hele tijd: “Ik heb dat in mijn beleving niet zo verteld”, “In mijn beleving ging het om zo’n bedrag”, “In mijn beleving wist ik niet van de contanten...”. Dat gaat wel in de richting van gigantisch eromheen draaien.’

Op één punt draait Groeneveld bepaald niet om de hete brij heen. Hij is, net als De Vries, van mening dat het afkopen van de volledige derivatenportefeuille in juni 2012 een zeer slecht idee was.

Groeneveld: ‘De uiteindelijke keuze van Erents en minister Spies destijds om de hele portefeuille op te ruimen, is een heel drastische geweest. Ik vraag mij serieus af of dat de enige juiste oplossing zou zijn. Ik weet dat wij vanuit Fortis in 2010 duidelijke alternatieven hebben aangedragen voor het liquiditeitsprobleem als gevolg van derivaten. In artikel 4 van de leningovereenkomst, over de zogenaamde dienst van de lening, staat onder andere de mogelijkheid om derivaten te koppelen. Daar is men niet op ingegaan. Ik kan mij ook voorstellen dat je ervoor kiest om een garantie op de kasstromen af te geven. Ook daarvan weet ik dat genoeg banken eind 2011, begin 2012 bereid waren om te zeggen: wij gaan niet door met het vragen om bijstortingen.’

Doordat Spies besloot dat binnen zeer korte tijd een dikke streep door de derivatenportefeuille van Vestia gezet moest worden, zijn de huurders van Nederland volgens Groeneveld het slachtoffer geworden van speculatie door banken.

Groeneveld: ‘Toen de problemen bij Vestia bekend werden, stond de vijftigjaarsrente op 2,3 procent. Toen de portefeuille ge-unwind was, stond de rente op 1,8, om vervolgens binnen een jaar weer terug te gaan naar een niveau van ongeveer 2,8. Het verschil daartussen – ik heb dat later nog eens nagerekend – is ongeveer 1,5 tot 2 miljard.’

Bashir: ‘Welke partijen hebben de rente dan naar 1,8 gestuurd en vervolgens naar 2,8?’

Groeneveld: ‘De hele markt. Op het moment dat dit naar buiten kwam...’

Bashir: ‘... heeft iedereen hierop geanticipeerd.’

Groeneveld: ‘In alle professionele media werd geschreven dat er problemen waren bij Vestia. Iedereen in de City praat met elkaar. Men wist op een bepaald moment hoe groot die portefeuille potentieel kon zijn. Dan word je een slachtoffer van de trades die je zelf wilt gaan doen. Dat is hier gebeurd.’

De verhoordag levert in elk geval nieuws op. In de wandelgangen vertelt Arjan Schakenbos, sinds juni 2013 de nieuwe bestuurder van Vestia, dat de corporatie in 2013 aangifte heeft gedaan tegen Jako Groeneveld. Woningcorporatie Havensteder, de rechtsopvolger van PWS, doet aangifte tegen Remco Postuma en tegen treasurer Arjan Hoogeboom. Hoogeboom geldt binnen de corporatie als een grijze muis die in de zomer met zijn caravan op vakantie gaat. Niemand binnen Havensteder had ooit kunnen vermoeden dat hij zich zou laten omkopen. Op de dag van De Vries’ verhoor wordt de kasbeheerder direct op non-actief gesteld. En enkele dagen later, als hij toegeeft dat hij 106.000 euro heeft aangenomen, op staande voet ontslagen. Uit een forensisch onderzoek blijkt later dat het ten minste om 140.000 euro gaat.

Een onnavolgbaar instituut

Maar daarmee zijn de Vestiaverhoren niet ten einde. Op 18 juni staan de ondervragingen van Martijn Rink en de bankiers op het programma. Tijdens het verhoor van Rink, die inmiddels bij WSW het veld heeft geruimd en een nieuwe baan vervult als directeur bij een woningcorporatie in Rhenen, komt het waarborgfonds over als een onnavolgbaar instituut. Een instituut dat steeds derivatencontracten en raamovereenkomsten goedkeurde zonder ze goed te begrijpen, dat derivaten officieel niet borgde, maar toen de nood aan de man was toch garant ging staan voor margin calls. Kortom: een instituut dat door zijn gedrag het gebruik van derivaten stimuleerde.

Groot: ‘Hoe ging het met de beoordeling van die producten? Gaf u dan een schriftelijk ja of nee? Gaf u aan wat wel of niet mocht?’

Rink: ‘Dat werd vaak in een mail bevestigd. Waarbij we ook nog moeten aantekenen dat het product op zich beoordeeld werd, dus niet gekoppeld aan de desbetreffende corporatie. Dan werd er een mailtje gestuurd van: oké, je kunt het product gebruiken. Er werd echter ook gewezen op de zorgplicht van de bank.’

Groot: ‘Of iets passend is bij een woningcorporatie: banken hebben dat wel opgevat als een soort zegen van WSW. Zo van deze producten mogen we aanbieden en zijn ook geborgd.’

Rink: ‘Nou, geborgd niet, want wij mogen geen derivatenproducten borgen.’

Groot: ‘Maar WSW stond er wel achter.’

Rink: ‘Dat realiseerden wij ons achteraf ook. Daarom hebben wij in 2011 gezegd: daar stoppen wij mee. Wij realiseerden ons dat het zo opgevat kon worden. Dat was zo niet bedoeld, maar je moet ook niet naïef zijn. Als je op een gegeven moment constateert dat het zo weleens opgevat kan worden, moet je maatregelen nemen.’

Groot: ‘Ja, want waarom wil bijvoorbeeld Deutsche Bank zo graag weten of WSW achter dat product staat?’

Rink: ‘Ik moet zeggen dat Deutsche Bank een van de partijen was die de producten altijd voorlegden. Andere partijen verkochten ze gewoon.’

Groot: ‘Dat doet de bank natuurlijk niet zonder reden.’

Rink: ‘Achteraf moet je inderdaad concluderen dat de bank dat met een reden deed. Enerzijds uit zorgvuldigheid – daar ga ik nog steeds maar van uit – maar anderzijds ook omdat er een beeld ontstaat dat er een zegen op rust.’

Er werden volgens Rink ook weleens derivaten door WSW afgekeurd, maar voorbeelden daarvan kan hij de enquêtecommissie niet geven.

Rink: ‘Ik zou geen namen kunnen noemen van producten, maar die zijn ongetwijfeld terug te vinden in de stukken.’

Groot: ‘Wij hebben ze niet kunnen vinden.’

Rink: ‘Ik weet dat er producten zijn. Mijn collega’s weten dat ook. Ik zou op dit moment geen naam kunnen noemen van een concreet product. Overigens geldt dat ook voor de goedgekeurde producten. Er zijn er een aantal geweest. Er zaten wel degelijk dat soort producten tussen.’

Groot: ‘Stond u bekend als iemand die veel nee verkocht of als iemand die veel ja zei tegen producten?’

Rink: ‘Daar kan ik geen antwoord op geven. Ik heb daar geen indruk van. Ik weet niet of ik bekend stond als iemand die veel ja of veel nee zei. Daar heb ik geen blijk van gekregen.’

De commissie legt Rink ook voor wat Arjan heeft verteld: dat Rink destijds wel degelijk vermoedens had dat de relatie tussen Marcel de Vries en Arjan Greeven geen zuivere koffie was.

‘Dat is een interpretatie die niet klopt,’ aldus Rink. Hij was bij de afdeling Riskmanagement van Citi in Londen geweest en had zich toen afgevraagd welke risico’s er in de corporatiesector zijn ‘op fraude of wat dan ook’. Maar dat ging volgens Rink ‘niet specifiek over Vestia’. Hij heeft daar Claus Telaar over gebeld. ‘Die zei dat Wohlin had gezegd: “No kickbacks whatsoever.” Dat is althans mijn interpretatie van de woorden van de heer Telaar.’

Groot: ‘U hebt dus nooit ook maar zachte signalen gehad dat er financiële stromen...’

Rink: ‘Nee, helaas.’

Groot: ‘... liepen die het daglicht niet konden verdragen?’

Rink: ‘Nee, nee.’

Thuis in Duitsland ontploft Arjan wanneer hij het verhoor van Rink bekijkt. ‘Wat zit jij kansloos veel onzin te vertellen,’ roept hij tegen zijn scherm. De gedweeë Rink die daar zit is een totaal andere man dan de kerel met wie hij zo vaak op het terras van Rust Wat in Blaricum heeft geborreld. Rink probeert zijn rol en de warme banden die hij met de banken onderhield veel kleiner te maken dan ze in werkelijkheid waren, vindt Arjan.

Ook commissievoorzitter Roland van Vliet laat in zijn slotvraag duidelijk doorschemeren dat hij geen hoge pet opheeft van Martijn Rink en het waarborgfonds. Hij geeft de gewezen manager Investor Relations een stevige nabrander.

Van Vliet: ‘Wij zien als enquêtecommissie een heleboel brieven en e-mails van uw kant. Onder die brieven staat het motto van WSW: “Het zekere voor het onzekere”.’

Rink: ‘Ja.’

Van Vliet: ‘Dat komt wel in een merkwaardig daglicht te staan, hè, bij het goedkeuren van al die gestructureerde derivaten. Het zekere voor het onzekere, mijnheer Rink? Ik sluit de vergadering. Dank u.’

De voormalige baas van Rink, Roland van der Post, komt er een dag later niet veel beter van af. Ook Van der Post is er na de Vestia-affaire uitgezet bij het waarborgfonds. Hoe meer hij probeert het beleid van WSW uit te leggen, des te duidelijker wordt het dat dit beleid niet uit te leggen valt. Binnen het kantoorgebouw in Huizen lijken ze het zelf nog wel te snappen, maar voor de buitenwereld geldt dat al lang niet meer. Daar kwam bij dat WSW de regels constant oprekte wanneer de corporaties ze overtraden. Bijvoorbeeld bij het risico van margin calls. In 2008 stuurt Martijn Rink een geruststellende brief aan ABN Amro waarin hij zegt dat WSW voor de betaling van margin calls garant staat. Daarmee borgt het waarborgfonds in principe toch derivaten, vindt de commissie.

Van der Post: ‘Het stelsel kent een zodanige vorm van zekerheid dat er vanuit mag worden gegaan dat corporaties niet failliet gaan. In dat kader heeft de heer Rink begin december, toen er behoorlijk wat hectiek op de kapitaalmarkt was, geprobeerd om rust te creëren door te zeggen: uiteindelijk, at the end of the day in goed Nederlands, gaat uw corporatie niet failliet. Met andere woorden: er komt liquiditeitssteun voor de corporaties die dat nodig hebben.’

Van Vliet: ‘Daarmee zegt u dan toch tegen de banken: u kunt onbeperkt doorgaan, want er wordt altijd wel weer geborgd?’

Van der Post: ‘Dat is eigenlijk wat in het stelsel altijd al tegen banken gezegd is: ofwel u valt onder de borging en dan weet u zeker dat u via de borging rente en aflossing terugkrijgt, ofwel de corporaties gaan niet failliet dankzij de saneringssteun.’

Het gaat ook bij Van der Post nog even over de innige relatie met de zakenbanken en vooral over de helikoptervlucht die de WSW-bestuurder door de vele mediaberichten inmiddels tot een landelijke beroemdheid heeft gemaakt.

Van der Post: ‘Mag ik dat verhaal wat nuanceren?’

Groot: ‘U kunt uw verhaal daarover nu vertellen, ja.’

Van der Post: ‘We kregen in juni 2011 een uitnodiging van de Rabobank om een dag naar de Tour de France te komen. Dat vond ik een heel leuke uitnodiging – laat daar geen misverstand over zijn – maar ik realiseerde me ook dat een evenement in het buitenland wat gevoelig ligt. Ik heb dus contact opgenomen met mijn raad van commissarissen. Dat is standaard bij zo’n uitnodiging. Ik heb de meningen gehoord en gepeild. Ik heb als bestuurder het volgende besluit genomen: mijn raad van commissarissen gehoord hebbende vind ik het gepast om op deze uitnodiging in te gaan. Op dat moment had ik geen flauw idee dat er überhaupt in een helikopter gezeten zou gaan worden. Mijn afweging is dus niet geweest: hoi, hoi, hoi, ik mag in een helikopter! De afweging was wel: fijn, ik mag naar de Tour de France, dat vind ik leuk. Een uitnodiging van de Rabobank? Helemaal goed.’

Voor Arjan is het verhoor van Paul van der Zouw, de riskmanager van ABN Amro, het interessantst. Als hoofd van de afdeling die de risico’s op de handelsvloer in de gaten houdt en waar honderden mensen werken, heeft Van der Zouw veel met Vestia te maken gehad. Eerst toen ABN Amro besloot geen zaken met de corporatie meer te doen omdat De Vries geen inzicht wilde geven in zijn portefeuille. En in 2010 nog eens toen Fortis Bank Nederland deel ging uitmaken van ABN Amro. De bank had zelf voor vele honderden miljoenen aan derivaten uitstaan bij Vestia en kreeg er plotseling een portefeuille bij met een nominale waarde van rond de 2 miljard euro: de producten die Jako Groeneveld en zijn collega’s sinds 2004 met zoveel enthousiasme aan De Vries hadden verkocht.

Dat de Vestiaportefeuille groot was, kwam voor Van der Zouw niet als een verrassing. Maar, zo vertelt hij de commissie, in augustus 2010 gingen wel ‘alle alarmbellen af’ toen er een forse feebetaling van Fortis boven tafel kwam. Op de vraag of ABN Amro weleens gebruikmaakte van tussenpersonen bij derivatentransacties in de corporatiesector, antwoordt Van der Zouw: ‘Nee, absoluut niet. Door ABN Amro is bij mijn weten nooit een dubbeltje betaald.’ ‘Bij Vestia,’ voegt hij er heel zachtjes aan toe. Dat is een slimme toevoeging, weet Arjan, want ABN Amro betaalde FIFA in al die jaren ten minste 270.000 euro voor deals met andere corporaties.

Van Vliet: ‘Kende u FIFA eigenlijk, dat optrad als een soort intermediair richting Vestia?’

Van der Zouw: ‘Nee, ik kende ze niet. Ik moet u ook eerlijk zeggen: toen we er in augustus 2010 achterkwamen, hebben we daar onmiddellijk een eind aan gemaakt en Internal Audit gevraagd om die fees te onderzoeken.’

Bashir: ‘Wat is daar uitgekomen?’

Van der Zouw: ‘De uitkomst daarvan is niet met mij gecommuniceerd, want ook de commerciële man had gevraagd om een zekere check door Veiligheidszaken. Naar mijn weten kwam daar wel de conclusie uit naar voren: doe maar geen zaken.’

Bashir: ‘Bent u toen wakker...?’

Van der Zouw: ‘Verder heb ik daar geen details over.’

Kamerlid Ed Groot vraagt door naar het ‘gevoel’ dat Van der Zouw eerder in het verhoor aanstipte, zijn gevoel dat er iets niet in de haak was tussen De Vries, Greeven en Groeneveld.

Groot: ‘Waar baseerde u dat gevoel op? Gingen dat soort geruchten in de markt?’

Van der Zouw: ‘In de eerste plaats was dat gebaseerd op vijfendertig jaar bankieren. Laat ik maar zeggen dat dit niet de eerste nare zaak is die ik meemaak.’

Groot: ‘Gingen er in de bancaire kringen waarin u verkeerde informeel weleens verhalen rond van dat hier toch...?’

Van der Zouw: ‘Er gingen wel wat verhalen...’

Groot: ‘Wat geruchten?’

Van der Zouw: ‘Wat geruchten, ja.’

Groot: ‘Dan is het toch logisch dat WSW, dat toch ook zijn ogen en oren in de markt heeft, dit soort geruchten hoort?’

Van der Zouw: ‘Eh... Er was geen gerucht dat er geld werd doorgeschoven. Dat heb ik pas in 2012 gehoord. Er gingen wel geruchten dat de heren elkaar goed kenden, zeg maar...’

Groot: ‘Ja, en?’

Van der Zouw: ‘Er gingen naar mijn weten geen geruchten dat daar, zeg maar, over en weer betaald werd.’

Arjan veert op achter zijn iPad als Van der Zouw over zijn vermoedens en het interne onderzoek vertelt. Er waren geruchten, er waren enorme feebetalingen zonder dat FIFA grote inspanningen leverde, en toch deed niemand moeite om na te gaan of de nauwe band tussen De Vries en FIFA wel in de haak was? Extra navrant is dat ABN Amro de bank was van Marcel de Vries en van de Inventusrekening. Als de afdeling Internal Audit enig werk heeft gemaakt van dat onderzoek, hadden ze dat toch moeten zien? Dan had toch ook duidelijk moeten worden dat op die rekening grote betalingen binnenkwamen van Greeven Invest? En, vraagt Arjan zich verder af, wat gaat er schuil achter de conclusie: doe maar geen zaken? Ondanks alle onduidelijkheid put hij uit de verklaring van Van der Zouw de hoop dat er in een rechtszaak nog wat bij de banken te halen valt.

In de laatste week van de verhoren laat de commissie tot slot een aantal ministers opdraven. Zij moeten uitleggen waarom ze de corporaties in de voorgaande twee decennia zoveel ruimte hebben gegeven en verantwoording afleggen voor hun handelen bij individuele incidenten. Voor de Vestiazaak is met name het verhoor van Liesbeth Spies interessant. Zij wordt gevraagd naar het verwijt van Marcel de Vries dat het verlies van 2 miljard euro ‘door grootspraak van de minister’ tot stand is gekomen.

Spies: ‘Dan tel ik eerst maar tot tien. Dat lijkt mij wijs. Het mag duidelijk zijn dat ik een andere opvatting heb. Laat ik maar zo feitelijk mogelijk proberen te reageren. De heer De Vries gaat er dan vanuit dat de rente nooit meer gedaald zou zijn, dat er nooit meer margin calls geweest zouden zijn en dat Vestia dus nooit meer opnieuw naar WSW had gehoeven voor nieuwe liquiditeitssteun. Ik denk niet dat het voor Vestia nog heel erg makkelijk zou zijn geweest om iedere keer leningen verstrekt te krijgen, laat staan een borging van die leningen door WSW. Daar rekent hij zichzelf dus iets te makkelijk rijk, denk ik.’

Bashir: ‘Er is ook weleens gesuggereerd dat ze bij Vestia net zo goed vijftig jaar hadden kunnen uitzitten, maar u zegt dat dit geen serieuze optie is geweest?’

Spies: ‘Dat is zeker geen serieuze optie geweest. Ik denk dat niemand de financiële risico’s van Vestia nog veertig of vijftig jaar met zich mee had willen dragen. Het lijkt me ook niet acceptabel als je als wetgever en als toezichthouder willens en wetens, terwijl je weet wat er aan de gang is, nog veertig of vijftig jaar met je armen over elkaar blijft staan en accepteert dat je nog veertig of vijftig jaar geen toezicht mag houden. Dat is nog erger.’

Bashir: ‘Toen ik net het citaat van de heer De Vries voorlas, zei u dat u eerst tot tien moest tellen. Hoe is het mogelijk dat de heer De Vries, met zo’n citaat over een termijn van vijftig jaar, zo lang bij Vestia heeft kunnen opereren terwijl de hele sector naar hem opkeek? Hoe kijkt u daarop terug?’

Spies: ‘Ik vind dat onvoorstelbaar. Hij schijnt in de sector ook weleens als een goeroe gezien te zijn. Dat was denk ik toen het steeds mooi weer was en de bomen tot in de hemel groeiden. Ik vind dat de heer De Vries en Vestia in het algemeen zich er geen rekenschap van hebben gegeven dat ze er primair voor de sociale volkshuisvesting zijn. Ze zijn geen financiële instelling.’

‘Gelegenheid maakt de dief’

Op 30 oktober 2014 presenteert de commissie-Van Vliet haar bevindingen in de oude zaal waar vroeger de Tweede Kamer vergaderde. Ver van huis luidt de titel van het eindrapport. Als eerste worden de individuele corporatiedirecteuren verantwoordelijk gehouden voor de vele incidenten in de sector. Door hun ‘zelfoverschatting, overambitie en soms zelfs fraude en zelfverrijking’ ging het mis, schrijft de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties. Het haperend moreel kompas van individuele bestuurders is het hoofdprobleem. Dat blijkt onder meer uit het feit dat een overgrote meerderheid van de corporaties haar taak al die jaren wel goed heeft vervuld. Daar beschikten de bestuurders blijkbaar over de juiste normen en waarden.

Maar ‘gelegenheid maakt de dief’, schrijft de commissie. De politiek heeft de bestuurders van corporaties sinds de verzelfstandiging van 1994 veel te weinig grenzen gesteld, zodat het heel moeilijk was te beoordelen of een corporatie haar werk goed deed. Dat valt de verantwoordelijke ministers en Tweede Kamerleden aan te rekenen.

Daarnaast is de tegenkracht, de governance, in de corporatiesector onvoldoende georganiseerd. Bestuurders hadden het binnen hun organisatie vaak alleen voor het zeggen. Ze werden slechts gecontroleerd door commissarissen die over onvoldoende kennis beschikten en vaak te nauwe banden onderhielden met de bestuurders. Huurders, gemeenten of het Rijk hadden amper zeggenschap over de beslissingen die bestuurders namen. De externe toezichthouder, het Centraal Fonds Volkshuisvesting, beschikte over veel te weinig middelen om corporaties te corrigeren. Directeur Jan van der Moolen heeft jarenlang wel om die extra bevoegdheden gevraagd. Dat daar niets mee gebeurd is, rekent de enquêtecommissie vooral Tweede Kamerleden en de ministers Piet Hein Donner en Liesbeth Spies aan.

Ten slotte noemt de commissie geld als de belangrijke omstandigheid die maakte dat het zo mis kon gaan. Dankzij de florissante economie, de lage rente en de stijgende vastgoedprijzen werden de corporaties afgelopen decennia steeds rijker. Daardoor waren ze in staat grote projecten aan te pakken terwijl ze amper risico liepen. Het garantiesysteem, waarbij corporaties onderling voor elkaar en uiteindelijk het Rijk en gemeenten voor de hele sector garant staan, zorgt ervoor dat de investeringen zonder risico zijn. Dat geldt zowel voor de corporaties als voor de banken die het geld uitleenden. Corporaties kunnen niet failliet gaan. Dat gebrek aan risico leidt tot roekeloze investeringen als het stoomschip Rotterdam van Woonbron.

Ook oordeelt de commissie-Van Vliet bikkelhard over het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. WSW was niet alert genoeg op onverantwoorde investeringen door corporaties en stimuleerde zelfs het gebruik van riskante derivaten. De bestuurders van het waarborgfonds worden expliciet ‘medeverantwoordelijk’ gehouden voor het Vestiadebacle en enkele andere incidenten in de sector.

De belangrijkste aanbeveling voor de sector die de commissie doet, betreft een sterke, onafhankelijke toezichthouder. Die moet veel meer bevoegdheden krijgen, informatie kunnen vorderen, boetes kunnen opleggen, benoemingen van commissarissen en directeuren kunnen goed- of afkeuren.

Van Vliet neemt ook een voorschot op de grenzen die de politiek moet trekken. Corporaties dienen voortaan alleen nog maar te zorgen voor sociale huisvesting. Investeringen in leefbaarheid, koophuizen en maatschappelijk vastgoed, zoals scholen en zorgcentra, moeten sterk worden ingeperkt en lopende investeringen dienen geleidelijk te worden afgebouwd. Corporaties moeten ook weer kleiner worden. Wanneer verhuurders met tienduizenden huizen in tientallen gemeenten zichzelf langzaam opsplitsen in kleinere organisaties, kunnen huurders en gemeenten beter invloed op het volkshuisvestelijk beleid uitoefenen.

Om de risico’s bij corporaties en hun financiers te beperken, wil de commissie ten slotte dat corporaties voortaan bij mismanagement failliet kunnen gaan en dat collega-corporaties dus niet onder alle omstandigheden de nota voorgelegd krijgen. Ook banken die geld lenen aan woningcorporaties moeten voortaan een risico lopen, zodat zij niet verleid worden om onverantwoorde producten te verkopen.

Het zijn politiek gezien scherpe conclusies en aanbevelingen, die een definitief einde maken aan de positie van corporatiedirecteuren als maatschappelijk ondernemers met een grote vrijheid om plannen uit te voeren zonder dat er serieus op wordt toegezien.

In de dagen na de publicatie leest Arjan het eindrapport van de commissie. Hij is het eens met de harde kritiek op WSW. Uiteindelijk heeft dat instituut jarenlang megalomane corporatiedirecteuren de ruimte geboden en bovenal banken de juridische dekking gegeven om in veel te riskante producten te handelen. Arjan begrijpt de gedachte dat corporaties failliet kunnen gaan, want het gebrek aan risico heeft corporaties en financiers inderdaad roekeloos gemaakt. Maar het systeem van borging, waardoor de corporaties goedkoop kunnen lenen, moet naar zijn mening wel overeind blijven. Wanneer dat goed wordt gebruikt kan het woningcorporaties veel geld besparen. Volgens hem mag de corporatiesector zich gelukkig prijzen met banken als BNG en NWB. Dat zijn prima, goedkope en solide financiers. Om de verhouding met de sectorbanken te verbeteren zou het goed zijn wanneer de corporaties zelf aandeelhouder worden. Dan profiteren ze mee van eventuele winsten en zijn er minder scheve ogen.

Maar Arjans interesse gaat vooral uit naar een apart boekwerk dat de commissie heeft gemaakt over de casus-Vestia. Van Vliet cum suis stellen in de eerste plaats dat de schade van het debacle niet 2,1 miljard is maar minimaal 2,7 miljard euro omdat ook de doorzakoperatie uit 2012 bij dat bedrag moet worden opgeteld. Zij wijzen bestuurder Erik Staal aan als hoofdverantwoordelijke voor het debacle. ‘Niet alleen omdat hij formeel eindverantwoordelijk is bij Vestia, maar ook omdat zijn stijl van besturen alle tegengeluid deed verstommen.’ Het was weliswaar Marcel de Vries die de derivaten kocht, en zijn zelfoverschatting neemt de commissie hem ook ernstig kwalijk, maar het was uiteindelijk Erik Staal die de kasbeheerder ‘onbegrensd vertrouwen’ en bevoegdheden gaf.

Ook nadat Staal van zijn accountant, van ABN Amro en ING de kritiek krijgt dat De Vries wel erg veel vrijheid geniet bij het sluiten van derivaten, doet Staal niets om zijn lievelingsmedewerker te beteugelen. Daardoor veronachtzaamt hij de kans op fraude en financiële risico’s die Vestia loopt. De commissie constateert dat de directeur-bestuurder tot en met zijn vertrek ‘in financiële zin prima voor zichzelf weet te zorgen’. De teleurstellende houding van Staal tijdens de verhoren maakt het volgens de commissie extra erg: ‘Hij (h)erkent zijn formele en morele verantwoordelijkheid onvoldoende en lijkt niet in staat tot zelfreflectie.’

Martijn Rink krijgt er eveneens duchtig van langs. ‘Rink was een warm pleitbezorger van derivaten, hij keurde ze feitelijk goed. WSW stimuleerde zo het “volladen” van Vestia met derivaten, ook als die speculatief waren, grote liquiditeitsrisico’s kenden en renterisico’s niet beperkten maar juist verhoogden.’ Roland van der Post en Marcel van Dam, respectievelijk directeur en voorzitter van de raad van commissarissen bij WSW, komen er niet veel beter af. De commissie rekent het deze mensen extra aan dat zij tijdens de verhoren ‘niet hebben laten merken dat zij hun fouten erkennen’.

En zo gaat de ene na de andere betrokkene door de gehaktmolen. De raad van commissarissen die door Staal weliswaar op belangrijke momenten niet goed werd ingelicht, maar zelf veel te veel vertrouwen en een gebrek aan financiële kennis had. Accountants die te beperkt controleerden en onvoldoende waarschuwden voor de risico’s van derivaten (Klop) of zelfs nauwelijks naar de derivatenportefeuille omkeken (Noorlander). Het Centraal Fonds Volkshuisvesting, de ‘tandeloze tijger’, liet als toezichthouder in 2008 ook steken vallen toen er bij Vestia al voor bijna een miljard aan margin calls waren binnengekomen. De club van Jan van der Moolen vertrouwde er ten onrechte op dat WSW dit risico onder controle had.

Ook de derivatenbanken komen aan de beurt. De commissie wil ze niet allemaal over één kam scheren. Met name ING heeft zich kort na de rentedaling bezorgd getoond en daarop besloten de relatie met Vestia te verbreken. Lang niet alle banken hebben ook dubieuze producten verkocht, maar veel banken, ‘ook Nederlandse’, zijn volgens de commissie totaal niet open geweest over de risico’s van de producten. Welke laat Van Vliet in het midden. En dat er in de raamcontracten van de derivaten toezicht belemmerende clausules zaten die het minister Spies eind 2011 onmogelijk maakten bij Vestia in te grijpen, ‘getuigt van een buitengewone brutaliteit’.

Vooral over Deutsche Bank staan veel kritische zinnen in het eindrapport: ‘Deutsche Bank heeft zich pünktlich verzekerd van schriftelijke bewijzen die haar handelen juridisch rechtvaardigen, maar verkoopt veel niet-passende producten, handelt naar het oordeel van de commissie puur uit eigenbelang en gaat daarmee dus voorbij aan het klantbelang van Vestia.’

Arjan is blij met het harde oordeel dat de commissie over het Vestiadebacle velt, maar tot zijn spijt krijgt hij op een aantal vragen geen antwoord. Waarvan misschien wel de belangrijkste is wat er nou in het interne onderzoek stond dat voor ABN Amro reden was om met FIFA geen zaken meer te doen. Hij had gehoopt dat daarin het bewijs te lezen was dat ABN Amro al lang wist dat hij Marcel miljoenen heeft betaald.

Het valt hem ook tegen dat de commissie niet erg diep ingaat op het verwijt dat De Vries en Jako Groeneveld aan minister Spies hebben gemaakt. Vooral de constatering dat de lange rente gekelderd is nadat bekend werd dat Vestia de gehele derivatenportefeuille wilde afwikkelen. De speculatie door derivatenbankiers heeft de prijs van het debacle aanzienlijk vergroot, maar de commissie besteedt er amper aandacht aan en houdt het bij een zinnetje waarin de keuze voor het afkopen wordt beoordeeld als ‘verdedigbaar’.

Uitgebreider is het oordeel over Arjan zelf. Het geld dat hij verdiend heeft, staat volgens Van Vliet in geen enkele verhouding tot het werk dat hij ervoor heeft gedaan. Banken die met zulke betalingen aan een klein bedrijf als FIFA akkoord gaan, nemen een frauderisico, schrijven de parlementariërs in hun rapport. Verder hebben ze ‘waardering voor de openheid die Greeven uiteindelijk betracht’, maar ‘dit ontheft hem niet van zijn verantwoordelijkheid, want ook zijn gedrag is ten koste van Vestia gegaan. Het oordeel hierover laat de commissie aan het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht.’

Arjan leest het met instemming. Nu de rechtszaak nog.