De bijbel

Ik werd wakker van de rook, of van de koude lucht die binnenkwam door het open raampje. Toen ik mijn ogen opendeed, zag ik de gloeiende punt van een brandende sigaret, en de hand die hem losjes vasthield en over het stuur hing. Zonder mijn hoofd te bewegen, liet ik mijn blik langs zijn arm omhooggaan naar zijn profiel. Hij zat over het stuur heen te kijken alsof hij nog aan het rijden was, maar de auto stond stil. De motor was uit en tikte niet eens na, zoals een motor doet die pas is afgezet. Ik had er geen idee van hoelang we daar al stonden.

Ik zat met opgetrokken benen zijwaarts, naar hem toe gedraaid naast hem. Mijn wang drukte tegen de grofgeweven stof van de hoofdsteun. Mijn haren waren voor mijn gezicht gevallen en plakten aan mijn mond. Ik keek tussen de twee stoelen door naar achteren - de bijbel lag in een plastic zak op de achterbank.

Hoewel ik me niet verroerd had en ook niets had gezegd, draaide Jean- Paul zijn hoofd opzij en keek me aan. We bleven elkaar lange tijd zonder iets te zeggen aankijken. Het was een prettige stilte, hoewel ik er geen idee van had wat hij dacht - zijn gezicht was niet uitdrukkingsloos, maar het was ook niet open.

Hoelang heeft een mens nodig om over twee jaar huwelijk plus twee jaar vaste relatie heen te komen? Ik was nog nooit eerder in de verleiding gekomen; toen ik Rick eenmaal had gevonden, was het zoeken voor mij afgelopen geweest. Ik had geluisterd naar de verhalen van mijn vriendinnen die op zoek waren naar de ideale man, hun rampzalige afspraakjes en hun verdriet, en hen nooit om al hun avonturen benijd. Het was als het kijken naar een film over een land waarvan je van tevoren allang wist dat je er toch nooit naartoe zou gaan - Albanië of Finland of Panama. Maar nu had het er alle schijn van dat ik een ticket naar Helsinki in mijn hand had.

Ik legde mijn hand op zijn arm. Zijn huid was warm. Ik liet mijn hand omhooggaan over het holletje van zijn elleboog en de opgerolde mouw van zijn hemd. Toen ik halverwege zijn bovenarm was en niet goed wist wat ik verder moest doen, legde hij zijn hand op de mijne en hield hem tegen.

Zonder zijn arm los te laten, ging ik meer rechtop zitten en streek het haar uit mijn gezicht. Ik proefde de olijven van de martini's die Mathilde eerder die avond voor mij had besteld. Jean-Pauls zwarte jasje hing om mijn schouders - het was zacht en rook naar sigaretten, blaadjes en warme huid. Ricks jasjes droeg ik nooit - hij was zo veel langer en breder dan ik dat ik er in zijn jasjes uitzag als een doos, terwijl de mouwen mijn armen onbruikbaar maakten. Nu had ik het gevoel alsof ik iets droeg dat al jaren lang van mij was geweest.

Eerder, toen we met de anderen in de bar hadden gezeten, hadden Jean- Paul en ik de hele avond Frans met elkaar gesproken, en toen had ik me heilig voorgenomen om dat te blijven doen. Nu vroeg ik: 'Nous sommes arrivés chez nous?' en had er onmiddellijk spijt van. Wat ik had gezegd, was grammaticaal correct, maar door het chez nous klonk het alsof we samenwoonden. Al te vaak wanneer ik Frans sprak, bleek dat ik de taal slechts in de letterlijke betekenis meester was, maar dat de implicaties van bepaalde woorden en constructies mij nog ontgingen.

Jean-Paul moest het gehoord hebben, maar hij liet er niets van merken. 'Non, le Fina,' zei hij.

'Dank je voor het rijden,' vervolgde ik in het Frans.

'Graag gedaan. Kun je nu weer zelf rijden?'

'Ja.' Ik voelde me plotseling weer helemaal nuchter en was me sterk bewust van de druk van zijn hand op de mijne. 'Jean-Paul,' begon ik. Ik wilde iets zeggen, maar wist niet wat ik verder nog moest zeggen.

Het duurde een poosje voor hij reageerde, maar toen zei hij: 'Je draagt nooit felle kleuren.'

Ik schraapte mijn keel. 'Nee, dat is niet zo. Toen ik een tiener was, heb ik felle kleuren gedragen, maar daarna niet meer.'

'Ah. Goethe heeft gezegd dat alleen kinderen en simpele mensen felle kleuren dragen.'

'Is dat bedoeld als een compliment? Ik hou gewoon van natuurlijke stoffen, dat is alles. Met name katoen en wol - hoe zeg je dit in het Frans?' Ik wees op mijn mouw; Jean-Paul liet mijn hand los en voelde de stof tussen zijn duim en wijsvinger. Zijn andere vingers streken over mijn naakte huid.

'Le lin. En in het Engels?'

'Linen. Ik heb altijd linnen gedragen, en vooral in de zomer. Het ziet er beter uit in natuurlijke tinten, zoals wit en bruin en...' Ik maakte mijn zin niet af. Het vocabulaire van de kleuren van kleren ging mijn kennis ruimschoots te boven - hoe zei je karamel, roest, ecru, sepia en oker in het Frans?

Jean-Paul liet mijn mouw los en legde zijn hand op het stuur. Ik keek naar mijn eigen hand, die verloren op zijn arm lag en zoveel remmingen had moeten overwinnen om daar terecht te komen, en had opeens de behoefte om te huilen. Met tegenzin haalde ik mijn hand weg en klemde hem onder mijn arm. Door het draaien van mijn schouders hees ik zijn jasje weer wat hoger, en ik draaide me naar voren. Waarom zaten we hier over mijn kleren te praten? Ik had het koud - ik wilde naar huis.

'Goethe,' snoof ik, terwijl ik me schrap zette door mijn hielen tegen de vloer te drukken en mijn rug ongeduldig tegen de stoelleuning te duwen.

'Wat is er met Goethe?'

Ik schakelde over in het Engels. 'Echt iets voor jou om op zo'n moment als dit over Goethe te beginnen.'

Jean-Paul gooide zijn peuk naar buiten en draaide het raampje dicht. Hij deed het portier open, stapte uit de auto en schudde zijn stijve benen uit. Ik gaf hem zijn jasje en schoof achter het stuur. Hij trok zijn jasje aan en boog zich in de auto, waarbij hij één arm op het dak en de andere op de bovenkant van het portier had gelegd. Hij keek me aan, schudde het hoofd en zuchtte, terwijl er een wanhopig sissen tussenzijn opeengeklemde tanden door kwam.

'Ik hou er niet van om iets te beginnen met een vrouw die al bezet is,' zei hij in het Engels. 'Zelfs niet als ik mijn ogen niet van haar af kan houden en ze altijd ruzie met me maakt en me irriteert terwijl ik op hetzelfde moment naar haar verlang.' Hij boog zich helemaal naar binnen en kuste me wild op beide wangen. Hij begon alweer overeind te komen toen mijn hand, mijn brutale, verraderlijke hand, omhoogschoot, zich om zijn nek legde en zijn gezicht omlaagtrok naar het mijne.

Al jarenlang was Rick de enige die ik kuste. Ik was vergeten hoe verschillend iedereen is. Jean-Pauls lippen waren zacht maar stevig en lieten alleen maar vaag vermoeden wat erachter lag. Zijn geur was verdovend; ik haalde mijn lippen van de zijne, wreef mijn wang langs zijn stoppelige kin, drukte mijn neus in het holletje van zijn hals en snoof. Hij knielde, trok mijn hoofd naar achteren en kamde met zijn vingers door mijn haan Hij keek me aan en glimlachte. 'Je ziet er veel Franser uit met je rode haar, Ella Tournier.'

'Ik heb het niet geverfd.'

'Dat heb je mij ook nooit horen zeggen.'

'Nee, maar Ri...' We verstijfden alle twee; Jean-Pauls handen stokten.

'Het spijt me,' zei ik. 'Het was niet mijn bedoeling om...' Ik zuchtte en ging verder. 'Weet je, ik heb nooit gedacht dat ik niet gelukkig was met Rick, maar de laatste tijd heb ik steeds meer het gevoel dat er iets niet meer - het is net alsof we een puzzel zijn en alle stukjes keurig op de plaats liggen, maar dat de lijst ervan om het verkeerde plaatje zit.' Mijn keel werd dik en ik zweeg.

Jean-Paul liet zijn handen vallen. 'Ella, we hebben elkaar alleen maar gekust. Dat betekent toch zeker niet automatisch het einde van je huwelijk?'

'Nee, maar...' Ik zweeg. Wanneer ik twijfelde aan mijn relatie met Rick, zou ik daar met Rick over moeten praten.

'Ik wil je graag blijven ontmoeten,' zei ik. 'Kan dat?'

'In de bibliotheek, ja. Maar niet hier, bij de pomp.' Hij pakte mijn hand en drukte een kus op de binnenkant ervan. 'Au revoir, Ella Tournier. Bonne nuit.'

Hij stond op. Ik trok het portier dicht en keek hem na tot hij bij zijn auto was gekomen en was ingestapt. Hij startte de motor, toeterde zachtjes en reed weg. Ik was blij dat hij niet gewacht had tot ik als eerste was weggereden. Ik wachtte tot zijn achterlichten aan het einde van de lange, door bomen geflankeerde weg uit het zicht verdwenen waren. Terwijl ik de lucht uit mijn longen liet ontsnappen, pakte ik de bijbel van de Tourniers van de achterbank, legde hem op mijn schoot en bleef voor me uit op de weg staren.

Ik was er geschokt over hoe gemakkelijk het was tegen Rick te liegen. Ik had altijd gedacht dat hij het meteen zou weten als ik iemand anders had, dat ik mijn schuldgevoelens nooit voor hem zou kunnen verbergen omdat hij me te goed kende. Maar kennelijk ziet een mens alleen maar wat hij wil zien. Rick had een bepaald beeld van mij, en dat betekende dat hij me alleen maar op die manier zag. Toen ik, een half uurtje nadat ik Jean-Paul had gekust, met de bijbel onder mijn arm het huis binnenkwam, keek Rick op van zijn krant en zei vrolijk: 'Hallo, schat.' Het was alsof er niets was gebeurd. Zo voelde het aan, thuis met Rick, die zo zuiver en goudblond in het licht van de leeslamp zat, ver weg van de donkere auto, de rook en Jean-Pauls jasje. Zijn gezicht was open en argeloos; hij verborg niets voor mij. Ja, ik kon bijna zeggen dat er niets was gebeurd. Het was werkelijk verrassend hoe je het leven in aparte vakjes kon opdelen.

Het zou allemaal veel gemakkelijker zijn als Rick een rotzak was, dacht ik. Maar aan de andere kant zou ik nooit met een rotzak zijn getrouwd. Ik gaf hem een zoen op zijn voorhoofd. 'Ik wil je iets laten zien,' zei ik.

Hij legde zijn krant neer en ging rechtop zitten. Ik knielde naast hem op de grond, haalde de bijbel uit de zak en legde hem op zijn schoot.

'Hé, zeg. Wat een ding!' zei hij, terwijl hij zijn hand over de omslag liet gaan. 'Hoe kom je eraan? Je hebt niet duidelijk gezegd aan de telefoon waar je heen ging.'

'Die oude man die me in Le Pont de Montvert had geholpen, Monsieur Jourdain, heeft hem in het archief gevonden en aan mij gegeven.'

'Is hij van jóu?'

'Ja. Kijk eens naar de eerste bladzijde. Zie je wel? Mijn voorouders. Dat zijn ze.'

Rick liet zijn blik over de lijst gaan, knikte en keek me glimlachend aan.

'Het is je gelukt. Je hebt ze gevonden!'

'Ja. Maar wel met een flinke dosis geluk en veel hulp. Ja, ik heb ze gevonden.' Ik kon er niets aan doen dat het me opviel dat Rick de bijbel lang niet zo geïnteresseerd en liefdevol bekeek als Jean-Paul had gedaan. Die gedachte bezorgde me onmiddellijk een schuldgevoel: dit soort vergelijkingen was volkomen oneerlijk. Hou daarmee op, sprak ik mijzelf in gedachten ernstig toe. En met Jean-Paul moet het ook afgelopen zijn. Het is mooi geweest, zo.

'Je weet zeker wel dat hij een heleboel geld waard is,' zei Rick. 'Weet je heel zeker dat je hem van Jourdain hebt gekrégen? Heb je een bewijs- je gevraagd?'

Ik keek hem stomverbaasd aan. 'Nee, ik heb niet om een bewijsje gevraagd! Vraag jij dan altijd om bewijsjes en bonnetjes wanneer iemand je een cadeautje geeft?'

'Toe, Ella, ik probeer alleen maar behulpzaam te zijn. Je wilt toch zeker niet dat hij van gedachten verandert en hem terugvraagt? Als je het zwart op wit hebt, blijft hij ook van jou. Hoe dan ook, we zullen hem ergens in een kluis moeten leggen. Dat zal wel in Toulouse gebeuren. Ik kan me niet voorstellen dat de bank hier kluisjes heeft.'

'Hoe kom je erbij dat ik hem in een kluis zou willen stoppen? De bijbel blijft hier, bij mij!' Ik keek hem woedend aan. En toen gebeurde het. Zoals van die ééncellige wezentjes die je onder de microscoop hebt liggen en zich opeens, zonder schijnbare reden, in tweeën delen. Ik voelde hoe we uiteen werden getrokken in twee afzonderlijke eenheden met verschillende levensverwachtingen. Het was werkelijk heel vreemd: ik had me helemaal niet gerealiseerd dat we een eenheid vormden, totdat we opeens ver van elkaar af stonden.

Rick leek niet te merken dat er iets veranderd was. Ik bleef hem net zolang strak aankijken tot er een rimpel op zijn voorhoofd verscheen. 'Wat is er?' vroeg hij.

'Ik - nou, ik leg hem niet in een kluis, dat staat vast. Daar is hij veel te waardevol voor.' Ik pakte hem van zijn schoot en drukte hem tegen mij aan.

Tot mijn opluchting vertrok Rick de volgende dag naar Duitsland. Ik was zó van streek door deze nieuwe afstand tussen ons dat ik een poosje alleen wilde zijn. Hij gaf me een afscheidszoen en merkte niets van mijn innerlijke onrust. Ik vroeg me af of ik even blind was voor zijn innerlijke leven als hij voor het mijne scheen te zijn.

Het was woensdag, en ik snakte ernaar om naar het café bij de rivier te gaan en Jean-Paul te zien. Mijn hoofd won het van mijn hart - ik wist dat het beter zou zijn om de zaken een tijdje te laten rusten. Ik wachtte met opzet tot ik wist dat hij veilig en wel in zijn krant verzonken zou zijn alvorens het huis te verlaten voor mijn dagelijkse ronde. Een toevallige ontmoeting op straat in aanwezigheid van zo veel mensen die al onze gangen nagingen, was bepaald een onaanlokkelijk vooruitzicht. Ik was echt niet van plan de hele stad getuige te laten zijn van dit drama. Toen ik bij het plein kwam, moest ik er opeens weer aan denken hoe Jean-Paul het dorp had beschreven - ik moest me echt beheersen om me niet om te draaien en terug te vluchten naar de privacy van mijn huis, en zelfs de luiken dicht te doen.

Ik dwong mijzelf om verder te lopen. Toen ik de Herald Tribune en Le Monde kocht, was de vrouw die ze verkocht heel aardig - ze keek me niet op een vreemde manier aan en maakte zelfs een praatje over het weer. Ik kreeg werkelijk niet de indruk dat ze aan mijn wasmachine, mijn luiken of mouwloze jurken dacht.

Madame was evenwel de proef op de som. Ik liep met vastberaden pas naar de boulangerie. 'Bonjour, Madame/' jubelde ik, toen ik binnenkwam. Ze was in gesprek met iemand anders en fronste haar voorhoofd. Ik keek naar degene met wie ze in gesprek was, en stond oog in oog met Jean-Paul. Hij probeerde zijn verrassing te onderdrukken, maar Madame had het gezien, en ze observeerde ons met triomfantelijke walging en vreugde.

O, dacht ik, verdomme, nu moet het toch eens afgelopen zijn. 'Bonjour, Monsieur,' zei ik op opgewekte toon.

'Bonjour, Madame,' zei hij terug. Hoewel er aan zijn gezicht niets te zien was, sprak hij alsof hij zijn wenkbrauwen had opgetrokken.

Ik wendde me weer tot Madame. 'Madame, ik zou graag twintig van uw quiches willen hebben. U weet toch hoe dol ik daarop ben. Ik eet ze de hele dag, bij het ontbijt, de lunch en het avondeten.'

'Twintig quiches,' herhaalde ze met open mond.

'Ja, graag.'

Madame deed haar mond dicht en perste haar lippen zó stevig op elkaar dat ze niet meer te zien waren. Ze bleef me aankijken terwijl ze achter zich een papieren zak pakte. Ik hoorde Jean-Paul zachtjes zijn keel schrapen. Toen Madame zich bukte om de quiches in de zak te doen, keek ik hem even aan. Hij keek strak naar de hoek van de toonbank, naar een schaaltje met gesuikerde amandelen. Zijn mond vormde een strakke lijn en hij streek met zijn wijsvinger en duim over zijn kin. Ik keek weer naar Madame en glimlachte. Ze kwam overeind van de vitrine en draaide de hoekjes van de zak dicht. 'Ik heb er maar vijftien voor u,' mompelde ze, waarbij ze me nijdig aankeek.

'O, dat is jammer. Dan ga ik maar naar de patisserie om te kijken of ze er daar misschien hebben.' Ik nam aan dat Madame niets van de patisserie wilde weten; wat ze daar verkochten, moest haar, een serieuze vrouw, veel te frivool voorkomen. Ik had gelijk: ze zette grote ogen op en haar adem stokte, waarna ze het hoofd schudde en een onbeleefd geluid maakte. 'Daar hebben ze toch geen quiches!' riep ze uit. 'Ik ben de enige in Lisle-sur-Tarn die quiches bakt!'

'O,' zei ik. 'Nou, misschien dat ik bij de Intermaché meer geluk heb.'

Toen ik dat had gezegd, maakte Jean-Paul een sissend geluid en liet Madame de zak met quiches bijna vallen. Ik had de zonde begaan om haar aartsrivaal en de grootste bedreiging voor haar bakkerij te noemen: de supermarkt aan de rand van het dorp die geen geschiedenis, geen waardigheid en geen finesse had. Zoiets als ik, eigenlijk. Ik glimlachte. 'Hoeveel krijgt u van mij?' vroeg ik.

Madame antwoordde niet meteen; ze zag eruit alsof ze een stoel nodig had. Jean-Paul maakte van de gelegenheid gebruik om 'Au revoir, Mesdames' te mompelen en het pand te verlaten.

Opeens had ik geen zin meer in die worsteling met haar. Toen ze 150 francs van me wilde hebben, betaalde ik die gedwee. Ze kostte me elke cent die ik had, maar dat was het waard geweest.

Jean-Paul stond buiten op me te wachten, en hij liep met me mee op.

'Je bent slecht, Ella Tournier,' mompelde hij in het Frans.

'Wil je een paar quiches van me hebben?' We lachten.

'Is dacht dat we elkaar niet meer in het openbaar mochten ontmoeten. Dit...' ik gebaarde op het plein, 'is wel heel erg openbaar.'

'Ja, maar ik heb vanuit mijn beroep een reden om met je te praten. Heb je je bijbel goed bekeken?'

'Nog niet. Ben jij altijd ergens mee bezig? Slaapje nooit?'

Hij glimlachte. 'Ik heb nooit veel slaap nodig gehad. Kom morgen met de bijbel naar de bibliotheek. Ik heb een paar interessante dingen over je familie ontdekt.'

De bijbel had een vreemd formaat - hij was lang en onverwacht smal. Maar hij was niet echt zwaar en lag prettig in mijn armen. De omslag was gemaakt van versleten, gebarsten leer, dat door het vele gebruik dof en zacht was geworden en verschillende tinten kastanjebruine spikkels vertoonde. Het leer was gebarsten en gekreukt, en een insect had er op meerdere plaatsen kleine gaatjes in geboord. Aan de achterkant was de omslag zwartgeblakerd en half weggebrand, maar op de voorzijde was het gecompliceerde, met goud gestempelde motief van lijnen en blaadjes nog helemaal bewaard gebleven. Op de rug van het boek waren gouden bloemen gestempeld, en een lichtelijk gewijzigd patroon van het motief was met een hamer en een spijker in de zijkanten van de bladzijden geslagen.

Ik sloeg de tekst op bij het begin van Genesis: 'Diev crea av commen- cement le ciel & la terre'. De tekst stond in twee kolommen, het lettertype was duidelijk, en hoewel de spelling anders was dan ik die kende, kon ik het Frans - of wat ervan over was - goed volgen. De achterkant van het boek was verbrand, en de middelste pagina's waren zó verschroeid dat ze onleesbaar waren.

In de bar hadden Mathilde en Monsieur Jourdain er uitvoerig over gediscussieerd hoe oud de bijbel kon zijn, en Jean-Paul had zich van tijd tot tijd ook met het gesprek bemoeid. Ik kon ze maar gedeeltelijk volgen, want Monsieur Jourdain had een voor mij onverstaanbaar accent, en Mathilde sprak verschrikkelijk snel. Ik vond het altijd moeilijker om een gesprek in het Frans te volgen wanneer er niet rechtstreeks tegen mij werd gesproken. Van hetgeen ik ervan begreep, waren ze het erover eens dat hij waarschijnlijk in Genève was gedrukt en mogelijk vertaald was door een zekere Lefèvre d'Etaples. Monsieur Jourdain legde bijzonder veel nadruk op de naam.

'Wie was hij?' vroeg ik aarzelend.

Monsieur Jourdain grinnikte. 'La Rousse wil weten wie Lefèvre was,' herhaalde hij meerdere keren achter elkaar, en hij schudde het hoofd. Tegen die tijd had hij al drie longdrinks op. Ik knikte geduldig en gunde hem zijn plezier - door de martini's vond ik het niet zo erg om geplaagd te worden.

Uiteindelijk vertelde hij dat Lefèvre d'Etaples de eerste was geweestdie de bijbel uit het Latijn in het Frans had vertaald, waardoor het werkvoor iedereen, en niet uitsluitend voor de priesters, leesbaar was gewor-den. 'Dat was het begin,' zei hij. 'Dat was het begin van alles. De wereldwerd in tweeën gereten!' Met die woorden stortte hij vanaf zijn kruk naarvoren en belandde halverwege over de bar.

Ik deed mijn best om mijn gezicht in de plooi te houden, maarMathilde sloeg haar hand voor haar mond, Sylvie schaterde het uit enJean-Paul glimlachte terwijl hij in de bijbel bladerde. Nu herinnerde ik'me weer dat hij lange tijd naar de bladzijde met de lijst van Tourniers hadgekeken en iets op de achterkant van een envelop had geschreven. Ik wasop dat moment te aangeschoten geweest om hem te vragen wat hij daardeed.

Tot Mathildes ergernis en mijn teleurstelling kon Monsieur Jourdainzich niet precies meer herinneren van wie hij de bijbel had gekregen. 'Datis nu precies de reden waarom u de dingen op moet schrijven!' verweet zehem. 'Belangrijke vragen, voor iemand zoals Ella!' Monsieur Jourdainkeek gepast beschaamd, waarna hij de namen opschreef van alle familie-leden die in de bijbel werden genoemd en beloofde dat hij zou probereniets over hen aan de weet te komen, met inbegrip van de laatste twee ach-ternamen die geen Tournier waren.

Ik nam aan dat de bijbel afkomstig was uit de streek rondom Le Pontde Montvert, maar ik wist heel goed dat hij in principe overal vandaankon komen, aangezien er mensen van elders hierheen kwamen en vanalles met zich meebrachten. Toen ik dat opmerkte, schudde zowelMathilde als Monsieur Jourdain het hoofd.

'Als die mensen niet van hier waren, dan zouden ze de bijbel nooit naarde mairie hebben gebracht,' zei Mathilde. 'Alleen een familie met eenlange geschiedenis in de Cévennes zou hem aan Monsieur Jourdain heb-ben gegeven. De mensen hier zijn erg gevoelig voor de geschiedenis vande streek, en familiestukken zoals deze bijbel blijven in de Cévennes.'

'Maar er zijn ook families die vertrekken. Mijn familie is vertrokken.'

'Dat was vanwege het geloof,' zei ze, en ze wuifde mijn bezwaar weg.'Het is alleen maar logisch dat ze toen zijn weggegaan, en daarna, na1685, zijn er nog veel meer families vertrokken. Weetje, het is eigenlijkgrappig dat jouw familie toen is weggegaan. Honderd jaar later hebben deprotestanten in de Cévennes het nog veel zwaarder te verduren gehad. Demassamoorden van de Bartholomeusnacht waren een...' Ze zweeg enhaalde haar schouders op, en toen wees ze op Jean-Paul. 'Vertel jij hetmaar, Jean-Paul.' Ze droeg een roze body en een geruit minirokje.

'Het was vooral een aangelegenheid van de bourgeoisie,' vervolgde hij, terwijl hij haar glimlachend aankeek. 'Het betekende de ondergang van de protestantse adel. Maar de hugenoten van de Cévennes waren boeren, en de Cévennes lagen zó geïsoleerd dat het er nooit tot echte moordpartijen is gekomen. Aan de andere kant is het evenwel niet ondenkbaar dat er spanningen waren tussen hen en de paar plaatselijke katholieken. De kathedraal in Mende is bijvoorbeeld katholiek gebleven. Het zou best kunnen zijn dat ze besloten hadden om een paar hugenoten eens een lesje te leren. Hoe ziet u dat, jongedame?' vroeg hij aan Sylvie. Ze keek hem recht aan, waarna ze haar benen vóór zich uitstrekte, met haar tenen wiebelde en zei: 'Kijk, Maman heeft mijn teennagels wit gelakt!'

Nu boog ik me over de lijst van Tourniers heen en las hem aandachtig door. Dit was de familie die uiteindelijk in Moutier terechtgekomen moest zijn: Etienne Tournier, Isabelle du Moulin en hun kinderen Jean, Jacob en Marie. Volgens de brief van mijn neef kwam Etiennes naam voor op een militaire lijst uit 1576, en was Jean in 1590 getrouwd. Ik controleerde de jaartallen, en ze konden kloppen. En deze Jacob was één van de vele Jacobs in de familie, van wie mijn neef de laatste was. Hij moet dit weten, dacht ik. Ik zal hem schrijven om het hem te vertellen.

Mijn blik dwaalde af naar iets dat op de binnenkant van de omslag stond en door niemand voorheen gezien was. Het was vuil en vaag, maar ik ontcijferde de woorden als 'Mas de la Baume du Monsieur'. De knullige vertaling daarvan luidde: Boerderij van de Balsem des Heren. Ik pakte de gedetailleerde kaart die ik van de streek rond Le Pont de Montvert had gekocht en begon te zoeken. Ik nam het dorp als middelpunt en zocht in concentrische cirkels naar een naam die daarop leek. Na ongeveer vijf minuten had ik het gevonden, ongeveer twee kilometer ten noordoosten van Le Pont de Montvert. Het was een heuvel, net iets ten noorden van de Tarn, die half begroeid was met bos. Ik knikte. Dit was iets voor Jean-Paul.

Als hij de naam van de boerderij de vorige avond gezien had, zou hij er zeker een opmerking over hebben gemaakt. Waar had hij het over, toen hij zei dat hij iets van mijn familie wist? Ik keek naar de namen en de jaartallen, maar het enige opvallende dat ik aan de opsomming kon ontdekken, was dat er een Tournier met een Tournier was getrouwd en dat één van de Jeans op nieuwjaarsdag was geboren.

Toen ik de volgende dag, met de bijbel in een plastic draagtasje, in de bibliotheek kwam, stelde Jean-Paul me heel overdreven voor aan zijn collega. Vanaf het moment waarop ze de bijbel zag, was ze niet achterdochtig meer.

'Monsieur Piquemal is een deskundige op het gebied van oude boeken,

van de geschiedenis,' zei ze met een zangerige stem. 'Dat is zijn terrein. Zelf weet ik meer van romans en dergelijke. Van de meer populaire boeken.'

Ik was me ervan bewust dat dit bedoeld was als een steek onder water voor Jean-Paul, maar ik knikte alleen maar en glimlachte. Jean-Paul wachtte tot we waren uitgesproken, waarna hij me meenam naar een tafel in de andere kamer. Ik sloeg de bijbel open terwijl hij de envelop uit zijn zak haalde.

'Nou,' begon hij vol verwachting, 'wat heb je gevonden?'

'Je achternaam is Piquemal.'

'Ja, en?'

' "Gemene steek." Schitterend.' Ik keek hem grinnikend aan en hij fronste zijn voorhoofd.

'Piqué kan net zogoed "lans" betekenen,' mompelde hij.

'Nog beter!'

'Nou,' herhaalde hij, 'wat heb je gevonden?'

Ik wees op de naam op de binnenzijde van de omslag, vouwde mijn kaart open en wees hem de plek aan. Jean-Paul knikte. 'Mooi,' zei hij, de kaart bestuderend. 'Er staan daar nu geen huizen meer, maar we weten nu in ieder geval zeker dat de bijbel uit deze streek is. En verder?'

'Er is een Tournier met een andere Tournier getrouwd.'

'Ja, waarschijnlijk neef en nicht. Dat kwam in die tijd wel vaker voor. En verder?'

'Eh, één van de twee is op nieuwjaarsdag geboren.'

Hij trok zijn wenkbrauwen op, en ik had er spijt van dat ik iets gezegd had. 'Verder nog iets?' drong hij aan.

'Nee.' Ik vond hem weer irritant, en ik vond het ook moeilijk om naast hem te zitten en met hem te praten alsof er de vorige avond niets gebeurd was. Zijn arm lag zó dicht naast de mijne op tafel dat ik hem bijna aan kon raken. Dichterbij dan nu kunnen we niet komen, dacht ik. Tot hier en niet verder. Het had voor mij iets verdrietigs, iets zinloos om zo dicht naast hem te zitten.

'Je hebt verder niets interessants kunnen ontdekken?' vroeg Jean-Paul op honende toon. 'Bah, dat is jullie Amerikaanse schoolsysteem. Je zou geen goede detective zijn, Ella Tournier.' Toen hij mijn gezicht zag, zweeg hij en keek beschaamd. 'Neem me niet kwalijk,' zei hij, overschakelend in het Engels, alsof hij me daarmee kon troosten. 'Je houdt niet van mijn grapjes.'

Ik schudde het hoofd en hield mijn blik op de bijbel gericht. 'Dat is het niet. Als ik je gevoel voor humor niet leuk zou vinden, dan zou het heel gemakkelijk voor mij zijn om nooit meer met je te praten. Nee, het is alleen dat...' Ik maakte een wuivend gebaar, als om het onderwerp weg te waaien. 'Het komt door gisterenavond,' zei ik zacht. 'Ik vind het erg moeilijk om hier zo met jou te zitten.'

'O.' We zaten naast elkaar, keken naar de lijst met namen en waren ons scherp van elkaar bewust.

'Grappig,' zei ik, de stilte verbrekend, 'dat was me nog niet eerder opgevallen. Etienne en Isabelle zijn op de dag vóór-zijn verjaardag getrouwd. 28 mei en 29 mei.'

'Ja.' Jean-Paul tikte losjes met zijn vinger op mijn hand. 'Ja. Dat is mij als eerste opgevallen. Vreemd. Ik vroeg me dus af of dat toeval was. Toen zag ik hoe oud hij was. Op de dag na zijn huwelijk werd hij vijfentwintig. En voor de hugenoten van die tijd was het zo dat wanneer een man die leeftijd bereikte, hij zonder toestemming van zijn ouders kon trouwen.'

'Maar toen hij trouwde, was hij nog vierentwintig, dus moeten zijn ouders het met zijn keuze eens zijn geweest.'

'Ja, maar toch is het vreemd dat hij zo kort voor zijn vijfentwintigste verjaardag getrouwd is. En toen heb ik verder gekeken.' Hij wees op de bladzijde. 'Kijk eens naar de geboortedatum van hun eerste zoon.'

'Nieuwjaarsdag, ja, dat zei ik al. Nou, en?'

Hij keek me onderzoekend aan. 'Kijk nog eens, Ella Tournier. En gebruik je verstand.'

Ik staarde naar de bladzijde. Toen ik begreep wat hij bedoelde, snapte ik niet dat me dat niet eerder was opgevallen, dat uitgerekend ik dat niet eerder had gezien. Ik gebruikte mijn vingers om het snel uit te rekenen.

'Je hebt het begrepen.'

Ik knikte, rekende nog wat verder en zei: 'Ja, ze moet rond de tiende april bevrucht zijn.'

Jean-Paul keek mij geamuseerd aan. 'De tiende april, hè? Wat is dit?' Hij deed alsof hij op zijn vingers telde.

'Grofweg liggen er tussen het moment van de bevruchting en de bevalling 266 dagen. Dat is een ruwe schatting. De duur van de zwangerschap verschilt van vrouw tot vrouw, en in die tijd was het waarschijnlijk een beetje anders dan nu. Andere eetgewoonten, een andere lichaamsbouw. Maar laten we het in ieder geval op april houden. Dan was ze zeker zeven weken zwanger toen ze trouwden.'

'En hoe weet jij dat van die 266 dagen, Ella Tournier? Je hebt zelf toch geen kinderen, of wel? Heb je ze soms ergens verstopt?'

'Ik ben verloskundige. Ik weet dat soort dingen.'

Hij keek me niet-begrijpend aan, en daarom zei ik het toen maar in het Frans. 'Une sage-femme. Je suis une sage-femme.'

'Une sage-femme ?'

'Ja. Je hebt me nooit gevraagd wat ik voor de kost doe.'

Hij keek teleurgesteld, een ongewone uitdrukking voor hem, en ik voelde me triomfantelijk; bij wijze van uitzondering stond het nu eens één-nul voor mij.

'Ik sta altijd weer van je te kijken, Ella,' zei hij hoofdschuddend, en hij glimlachte.

'Kom, hou op met dat flirten, of anders vertelt je collega het nog aan het hele dorp.'

We keken alle twee op hetzelfde moment naar de deur en gingen meer rechtop zitten. Ik schoof iets van hem vandaan.

'Dus dan was het een moet je,' zei ik, om weer terug te komen op ons gesprek.

'Een moet je?' herhaalde hij verbaasd.

'Haar ouders kwamen erachter dat ze zwanger was, en ze hebben hem gedwongen om met haar te trouwen. Dat noemen ze bij ons zo.'

Jean-Paul dacht even na. 'Ja, dat kan zijn.' Hij maakte geen overtuigde indruk.

'Maar?'

'Maar daarmee - met dat het een moet je was - is nog niet verklaard waarom ze één dag voor zijn verjaardag zijn getrouwd.'

'Nou, misschien was het gewoon toeval dat dit gebeurd is. Nou, en?'

'Jij en je toeval, Ella Tournier. Je bepaalt zelf wat voor jou toeval is en wat niet. Voor jou is dit een toeval, en Nicolas Tournier is dat niet.'

Ik verstijfde. Sinds we het zo duidelijk oneens waren geweest over de schilder, hadden we niet meer over hem gesproken.

'Datzelfde zou ik van jou kunnen zeggen!' riep ik uit. 'We kiezen alleen andere toevalligheden waar we in geloven, dat is alles.'

'Ik heb me met Nicolas Tournier beziggehouden tot ik zeker wist dat hij geen familie van je was. Ik heb hem een kans gegeven. En dit geef ik ook een kans.'

'Goed. Zeg me dan maar eens waarom dit meer dan alleen maar toeval zou zijn.'

'Het gaat me om de datum en de dag van het huwelijk. Beide zijn verkeerd.'

'Hoe bedoel je, verkeerd?'

'In de Languedoc heerste het bijgeloof dat je nooit in mei of november moest trouwen.'

'Waarom niet?'

'Mei is de maand van regen, van tranen, en november is de maand van de dood.'

'Maar dat is toch gewoon bijgeloof? Ik dacht juist dat de hugenoten niet bijgelovig wilden zijn. Bijgeloof werd immers beschouwd als iets van de katholieken.'

Hij wist even niet goed wat hij daarop moest zeggen. Hij was niet de enige die boeken las.

'Dat neemt niet weg dat er in die maanden aanzienlijk minder vaak getrouwd werd. Verder viel 28 mei 1563 op een maandag, en meestal werd er op dinsdag of op zaterdag getrouwd. Dat waren de favoriete dagen.'

'Wacht eens eventjes! Hoe weetje dat het een maandag was?'

'Ik heb een vriend in de buurt wonen, en zijn computer is aangesloten op die van de universiteit. Ik ben gisteren bij hem geweest en we hebben er een kalender op gevonden.'

De idioot. Ik zuchtte. 'Je hebt dus kennelijk een theorie over hetgeen er gebeurd is. Ik vraag me af hoe ik erbij kom dat ik hier ook iets over in te brengen zou hebben.'

Hij keek me aan. 'Pardon. Ik heb je onderzoek van je afgepikt, bedoel je dat?'

'Ja. Luister, ik ben je dankbaar voor je hulp, maar ik heb het gevoel dat wanneer je dat doet, je met je hoofd bezig bent en niet met je hart. Snap je wat ik bedoel?'

Hij tuitte zijn lippen en knikte.

'Dat neemt niet weg dat ik die theorie van je toch graag zou willen horen. Maar het is alleen maar een theorie, goed? Ik kan rustig bij mijn idee blijven dat het een moet je was?'

'Ja. Misschien waren zijn ouders tegen het huwelijk, totdat ze hoorden dat het meisje zwanger was. Toen hebben ze de twee zo vlug mogelijk laten trouwen, zodat de buren zouden denken dat de ouders het er altijd mee eens waren geweest.'

'Maar zouden die buren dat, gezien de data, dan toch niet hebben vermoed?' Het kostte me geen enkele moeite om me voor te stellen hoe een zes- tiende-eeuwse versie van Madame alles zorgvuldig uitgerekend zou hebben.

'Dat kan zijn, maar het was altijd nog beter om de indruk te wekken dat ze het ermee eens waren.'

'Omwille van de buren.'

'Ja.'

'Dat betekent dat er in de afgelopen vierhonderd jaar eigenlijk nauwelijks iets veranderd is.'

'Had je dat dan verwacht?'

De bibliothecaresse verscheen op de drempel. We moesten er diep geconcentreerd hebben uitgezien, want ze glimlachte alleen maar en verdween weer.

'En dan is er nog iets,' zei Jean-Paul. 'Een kleinigheid, maar toch. De naam Marie. Dat is voor hugenoten een vreemde naam om aan een kind te geven.'

'Hoezo?'

'Calvijn wilde dat de mensen ophielden de Maagd Maria te aanbidden. Hij geloofde in een rechtstreeks contact met God, in plaats van via een figuur zoals zij. Zij werd beschouwd als een afleiding van God. En ze maakt deel uit van het katholieke geloof. Het is vreemd dat ze haar naar de Maagd hebben vernoemd.'

'Marie,' herhaalde ik.

Jean-Paul sloot de bijbel. Ik keek hoe hij de omslag aanraakte en zijn vingers over het gouden motief liet gaan.

'Jean-Paul.'

Hij keek me aan met heldere ogen.

'Kom met me mee naar huis.' Ik had niet eens geweten dat ik dat zou gaan zeggen.

Aan zijn gezichtsuitdrukking veranderde niets, maar tussen ons was het alsof de wind van richting veranderde.

'Ella, ik ben aan het werk.'

'Na het werk.'

'En je man?'

'Hij is weg.' Ik begon me vernederd te voelen. 'Laat maar zitten,' mompelde ik. 'Vergeet dat ik het gevraagd heb.' Ik wilde opstaan, maar hij legde zijn hand op de mijne en hield me tegen. Toen ik weer ging zitten, keek hij naar de deur en haalde zijn hand van de mijne.

'Heb je zin om vanavond ergens met mij naartoe te gaan?' vroeg hij.

'Waarheen?'

Jean-Paul schreef iets op een papiertje. 'Zo tegen elven is een goede tijd om te komen.'

'Maar wat is het?'

Hij schudde het hoofd. 'Een verrassing. Kom nu maar. Dan zul je het wel zien.'

Ik nam een douche en besteedde meer tijd en aandacht aan mijn uiterlijk dan ik in vele jaren had gedaan, hoewel ik er geen idee van had waar ik naartoe ging. Jean-Paul had me alleen maar een adres in Lavaur gegeven,

een stadje achttien kilometer van Lisle vandaan. Het kon een restaurant zijn, maar voor hetzelfde geld was het het adres van een vriend of van een bowling, of van wat dan ook.

Ik was zijn opmerking van de vorige avond over mijn kleren niet vergeten. Hoewel ik niet zeker wist of hij het als kritiek had bedoeld, zocht ik in mijn kast naar iets met kleur. Uiteindelijk koos ik opnieuw voor de mouwloze gele jurk, want ik had niets dat nóg meer kleur vertoonde dan die. Ik voelde me er tenminste prettig in, en met bruine sandalen en een beetje lippenstift zag ik er nog zo beroerd niet uit. Ik zou het toch nooit kunnen opnemen tegen de Franse vrouwen, die het voor elkaar kregen om er in een spijkerbroek en een T-shirt al chic uit te zien, maar ik kon ermee door.

Net toen ik de voordeur achter me had dichtgetrokken, ging de telefoon. Ik vloog ernaartoe om op te nemen voordat het antwoordapparaat dat deed.

'Hé, Ella, lag je al in bed?'

'Rick. Nee, eh, eigenlijk wilde ik net een eindje gaan lopen. Naar de brug.'

'Om elf uur 's avonds?'

'Ja. Het is erg warm en ik verveelde me. Waar ben je?'

'In het hotel.'

Ik probeerde me te herinneren of hij in Frankfurt of in Hamburg was. 'Is de bespreking goed verlopen?'

'Fantastisch!' Hij bracht verslag uit van zijn dag en gaf me tijd om van de schrik van zijn onverwachte telefoontje te bekomen. Maar toen hij me vroeg wat ik die dag had gedaan, wilde me niets te binnen schieten dat hij graag zou willen horen.

'Niet veel,' haastte ik me te antwoorden. 'Wanneer kom je weer thuis?'

'Zondag. Op de terugweg moet ik nog even in Parijs zijn. Hé, schat, wat heb je aan?' Dat was een oud spelletje dat we vroeger altijd aan de telefoon speelden: één van ons beschreef wat hij aan had en de ander beschreef hoe hij hem of haar die kleren zou uittrekken. Ik keek naar mijn jurk en schoenen. Ik was niet in staat om hem te vertellen wat ik aanhad of waarom ik geen zin had in het spelletje.

Gelukkig kwam de redding van Rick zelf, die zei: 'Oei, er komt een ander gesprek binnen. Ik hang op.'

'Best. Tot over een paar dagen.'

'Ik hou van je, Ella.' Hij hing op.

Met een misselijk gevoel in mijn maag bleef ik nog een paar minuten wachten, om er zeker van te zijn dat hij niet terugbelde.

In de auto zei ik om de paar minuten tegen mijzelf: 'Je kunt teruggaan, Ella. Je hoeft dit niet te doen. Je kunt daarheen rijden, tot aan de deur van dat adres, en dan teruggaan. Je kunt ook naar binnen gaan en een tijdje heel onschuldig met hem praten zonder dat er ook maar fets gebeurt, en dan kun je teruggaan zonder dat je overspel hebt gepleegd.'

Lavaur was een stadje met een kathedraal dat ongeveer drie keer zo groot was als Lisle-sur-Tarn, met een oud centrum en iets van een uitgaansleven: een bioscoop, meerdere restaurants en een paar bars. Ik bestudeerde een plattegrond, parkeerde bij de kathedraal - een log, uit bakstenen opgetrokken bouwwerk met een octagonale toren - en liep de oude stad in. Zelfs met al die verlokkelijke mogelijkheden om uit te gaan, was er niemand op straat - alle luiken waren gesloten en nergens brandde licht.

Het adres was niet moeilijk te vinden, het was zelfs, door het grote neonlicht boven de ingang van de kroeg, moeilijk over het hoofd te zien. De ingang was in een zijstraatje, en de luiken van de ramen naast de deur waren beschilderd met iets wat eruitzag als soldaten zonder gezicht, die een vrouw in een lange avondjapon bewaakten. Ik bleef staan en bekeek de luiken wat beter. Het beeld bracht me van mijn stuk en ik haastte me naar binnen.

Het contrast tussen buiten en binnen had niet groter kunnen zijn. Het was een kleine bar met weinig licht en het was er lawaaierig en rokerig. De paar bars die ik in kleine Franse stadjes bezocht had, waren ongastvrije, onaangename, mannelijke gelegenheden geweest. Dit was als een sprankje licht te midden van de duisternis. Het was zó onverwacht dat ik op de drempel bleef staan en met grote ogen om mij heen keek.

Vlak voor mij stond een opvallend knappe vrouw in spijkerbroek en een bruine zijden blouse met een zwaar Frans accent 'Every Time We Say Goodbye' te zingen. En hoewel hij met zijn rug naar me toe over de witte piano gebogen zat, herkende ik Jean-Paul in zijn lichtblauwe hemd meteen. Hij keek naar zijn handen en af en toe ook even naar de zangeres, en er lag een geconcentreerde maar ook serene uitdrukking op zijn gezicht.

Er wilden nieuwe mensen naar binnen, en ik moest verder de bar in stappen om hen erdoor te laten. Ik raakte maar niet uitgekeken op Jean- Paul. Toen het nummer was afgelopen, werd er geroepen en langdurig geklapt. Jean-Paul keek om zich heen, zag me en glimlachte. Een man die rechts van mij stond, gaf me een tikje op mijn schouder. 'Kijk maar uit, dat is een echte versierder, die daar!' riep hij, terwijl hij knikte en naar de piano wees. Ik kreeg een kleur en ging ergens anders staan. Toen Jean-

Paul en de vrouw aan een volgend nummer begonnen, baande ik me door de menigte een weg naar de bar, waar ik tot mijn stomme verbazing een vrije kruk vond.

De olijfkleurige huid van de zangeres leek van binnenuit verlicht te zijn, en haar donkere wenkbrauwen hadden een volmaakte vorm. Haar lange bruine haren waren golvend en zaten in de war, en onder het zingen kamde ze met haar vingers erdoorheen en schudde ze naar achteren. En wanneer ze een hoge toon zong, drukte ze haar polsen tegen haar slapen. Jean-Paul was aanzienlijk minder flamboyant. Zijn kalme uitstraling vormde een aangenaam tegenwicht voor haar theatrale optreden, en zijn spel was de ideale begeleiding voor haar sprankelende stem. Ze waren goed samen - ontspannen en zó zelfverzekerd dat ze elkaar plaagden en grapjes maakten. Ik voelde een steek van jaloezie.

Twee nummers later was het pauze, en Jean-Paul kwam naar me toe. Het duurde een poosje voor hij bij me was, want bijna alle mensen die hij passeerde wilden even iets tegen hem zeggen. Ik plukte zenuwachtig aan mijn jurk en wilde dat hij lang genoeg was geweest om mijn knieën te bedekken.

Toen hij bij me was gekomen, zei hij:'Salut, Ella,' waarna hij me, zoals hij al zeker met tien andere vrouwen in de bar had gedaan, op beide wangen kuste. Ik werd rustiger en voelde me opgelucht, maar aan de andere kant stoorde het me ook dat hij me geen speciale aandacht schonk. Wat wil je dan eigenlijk?, vroeg ik mijzelf nijdig af. Jean-Paul moest de verwarring op mijn gezicht hebben gezien. 'Kom, dan stel ik je voor aan een paar vrienden,' zei hij.

Ik liet me van mijn kruk glijden, pakte mijn bier en wachtte tot de barkeeper een whisky voor hem had ingeschonken. Hij wees op een tafel aan de andere kant van de ruimte en legde zijn hand op mijn rug om me erheen te leiden. Hij liet zijn hand daar liggen tot we bij zijn vrienden waren - en liet hem toen vallen.

Zes mensen, met inbegrip van de zangeres, zaten op banken aan weerszijden van een lange tafel. Ze schoven dichter naar elkaar toe om plaats voor ons te maken. Ik kwam naast de zangeres te zitten en Jean-Paul kwam tegenover mij terecht. Het was allemaal zó nauw dat onze knieën elkaar raakten. Ik keek naar de tafel, die vol stond met bierflesjes en wijnglazen, en moest glimlachen.

De groep sprak over muziek. Ze hadden het over Franse zangers waar ik nog nooit van had gehoord, en lachten luid over culturele referenties die mij absoluut niets zeiden. Het was zo'n lawaai en ze spraken zó snel dat ik het na een poosje opgaf en niet langer mijn best deed om hen te volgen.

Jean-Paul stak een sigaret op en grinnikte om de grapjes, maar hij nam geen deel aan het gesprek. Ik voelde dat hij van tijd tot tijd naar me keek, en toen onze blikken zich een van die keren kruisten, vroeg hij: 'fa va?'

Ik knikte. Janine, de zangeres, wendde zich tot mij en vroeg: 'Wie hoor je liever, Ella Fitzgerald of Billie Holiday?'

'O, nou, eigenlijk luister ik naar geen van beiden.' Dit klonk onvriendelijk. Ze had me immers een kans gegeven om deel te nemen aan het gesprek. Ik wilde mijzelf graag bewijzen dat ik niet jaloers op haar was, dat ik niet jaloers was op haar schoonheid, haar ontspannen manier van doen en haar band met Jean-Paul, en daarom haastte ik mij eraan toe te voegen: 'Ik hou van Frank Sinatra.'

De kalende man met een babyface en een baard van twee dagen die naast Jean-Paul zat, snoof. 'Veel te sentimenteel. Te veel "show-bizz".' Hij gebruikte de Engelse uitdrukking en liet daarbij zijn handen naast zijn oren wapperen en grijnsde hij. 'Dan heb ik altijd nog liever Nat King Cole, dat is héél wat anders.'

'Ja,' begon ik, 'maar...' De tafel keek me afwachtend aan. Ik herinnerde me iets dat mijn vader had gezegd over de Sinatra's techniek en probeerde het in gedachten snel te vertalen, iets waarvan Madame Sentier had gezegd dat ik dat nooit moest doen.

'Frank Sinatra zingt zonder adem te halen,' zei ik, en zweeg toen. Dat had ik niet bedoeld. Ik had willen zeggen dat hij zo gladjes en gelijkmatig zong dat je hem nooit hoorde ademhalen, maar mijn Frans was ontoereikend. 'Zijn...'

Maar het gesprek was alweer verder gegaan; ik was niet snel genoeg geweest. Ik fronste mijn voorhoofd en schudde het hoofd. Ik ergerde me aan mijzelf en schaamde me een beetje, zoals je dat wel vaker hebt wanneer je een verhaal begint te vertellen en merkt dat er helemaal niet naar je geluisterd wordt.

Jean-Paul legde zijn hand even op de mijne. 'Je doet me denken aan mijn tijd in New York,' zei hij in het Engels. 'Soms, in een bar, verstond ik geen woord en iedereen schreeuwde en gebruikte woorden die ik niet kende.'

'Ik kan nog niet snel genoeg in het Frans denken. Geen gecompliceerde gedachten.'

'Dat komt nog wel. Als je maar lang genoeg blijft, komt dat vanzelf.'

De man met het babygezicht hoorde ons in het Engels praten en hij nam me van top tot teen op. 'Tus es américaine?, vroeg hij.

'Om/.'

Mijn antwoord had een vreemde uitwerking: het was alsof iedereen rond de tafel opeens onder stroom stond. Allemaal gingen ze plotseling rechtop zitten en keken van mij naar Jean-Paul. Ik keek ook naar hem, terwijl ik me afvroeg wat deze reactie te betekenen had. Jean-Paul pakte zijn glas op en dronk het in een uitdagend gebaar leeg.

De man glimlachte sarcastisch. 'Ach, maar je bent helemaal niet dik. Waarom ben je niet dik, zoals alle Amerikanen?' Hij blies zijn wangen op en legde zijn handen op een denkbeeldige dikke buik.

In één opzicht had ik intussen al geen enkele moeite meer met mijn Frans - wanneer ik boos was, dan spoot het eruit. 'Ja, er zijn dikke Amerikanen, maar gelukkig hebben ze niet van die grote monden zoals de Fransen!'

Iedereen aan tafel schoot in de lach, met inbegrip van de man zelf. Sterker nog, hij zag eruit alsof hij graag nog meer wilde horen. Verdomme, dacht ik, ik heb gehapt en nu kom ik voorlopig niet meer van hem af.

Hij boog zich naar mij toe.

Vooruit, Ella, de beste verdediging is de aanval. Dat was Ricks lievelingsmotto; ik kon het hem bijna horen zeggen.

Ik viel hem in de rede vóór hij een hele zin had kunnen voltooien. 'Tja, Amerika. En nu wilt u natuurlijk meteen beginnen over, wacht, laat ik vooral de goede volgorde aanhouden. Vietnam. Nee, misschien de eerste Amerikaanse films en televisie, Hollywood, McDonald's op de Champs- Elysées.' Ik telde af op mijn vingers. 'En dan Vietnam. En geweld en wapens. En de CIA, ja, de CIA moet minstens een paar keer worden genoemd. En misschien, voor het geval u communist bent - bent u communist, Monsieur? - maakt u ook nog een opmerking over Cuba. En uiteindelijk komt er dan iets over de Tweede Wereldoorlog, dat de Amerikanen zich er te laat mee bemoeid hebben en nooit bezet zijn geweest door de Duitsers, zoals die arme Fransen. Dat is immers de pièce de résistance, n'est-ce-pas?'

Vijf mensen keken me grinnikend aan, terwijl de man beteuterd keek en Jean-Paul zijn lege glas aan zijn lippen zette om zijn lachen te verbergen.

'En nu,' vervolgde ik, 'zou ik u, aangezien u Fransman bent, graag eens willen vragen of de Fransen de Vietnamezen beter hebben behandeld toen het land nog een Franse kolonie was. En bent u trots op wat er in Algerije is gebeurd? En op het feit dat Le Pen nu zo populair is? En bent u trots op de manier waarop de Noord-Afrikanen hier gediscrimineerd worden? En op de proeven met de atoombom in de Stille Oceaan? U bent namelijk Fransman, lid van het Franse volk dat de Franse regering heeft gekozen,

en dat betekent automatisch dat u het eens bent met alles wat die regering doet, of niet? Vuile klootzak,' voegde ik er zachtjes in het Engels aan toe. Alleen Jean-Paul had het maar gehoord, en hij keek me verbaasd aan. Ik glimlachte. Nou, dan was ik maar geen dame.

De man zette zijn vingertoppen tegen zijn borst en zwaaide ze in een gebaar van overgave naar voren.

'We hadden het dus over Frank Sinatra en Nat King Cole. U moet maar niet op mijn Frans letten, want soms duurt het even voor ik heb kunnen zeggen wat ik in werkelijkheid bedoel. Wat ik had willen zeggen, was dat je zijn - hoe noem je dat?' Ik legde mijn hand op mijn borst en ademde in.

'Respiration,' zei Janine.

'Ja. Die kun je niet horen wanneer hij zingt.'

'Ze zeggen dat dat komt door een soort van circulerende ademhalingstechniek, die hij geleerd heeft van...' Een man aan de andere kant van de tafel had het thema, tot mijn opluchting, van me overgenomen.

Jean-Paul stond op. 'Ik moet weer spelen,' zei hij zachtjes tegen me. 'Blijf je nog?'

'Ja.'

'Fijn. Je laat je niet gemakkelijk kisten, hè?'

'Nee. Maak je maar geen zorgen, ik red me wel.'

En dat was ook zo. Er werden geen Amerikaanse stereotypen meer ter sprake gebracht, en het lukte me om van tijd tot tijd ook iets aan het gesprek toe te voegen. En wanneer ik niet begreep waar ze het over hadden, luisterde ik naar de muziek.

Jean-Paul speelde een paar maten honky-tonk, en Janine begon te zingen. Ze speelden en zongen een aantal nummers van Gershwin, Cole Porter en een aantal Franse nummers. Op een gegeven moment overlegden ze samen even, waarna Janine me aankeek en begon te zingen: ' You say po-tay-to, I say po-tah-to, you say to-may-to, and I say to-mah-toh'. Jean-Paul speelde de begeleiding en zat glimlachend over zijn toetsen gebogen.

Later werd het aanzienlijk rustiger in de bar, en Janine kwam tegenover me zitten. We zaten nog maar met z'n drieën aan onze tafel en hadden ons overgegeven aan die prettige stilte, zo laat op de avond, wanneer alles al gezegd is. Zelfs de kalende man hield zijn mond.

Jean-Paul speelde verder - rustige, contemplatieve muziek, een simpele melodie met een aantal eenvoudige akkoorden. Het hield het midden tussen klassiek en jazz, een mengeling tussen Erik Satie en Keith Jarrett.

Ik boog me naar Janine toe. 'Wat speelt hij daar?'

Ze glimlachte. 'Zijn eigen muziek. Hij componeert zelf.'

'Prachtig.'

'Ja. Hij speelt het alleen maar wanneer het zo laat is.'

'Hoe laat is het?'

Ze keek op haar horloge. Het was bijna twee uur.

'Ik wist niet dat het al zo laat was!'

'Heb je geen horloge?'

Ik toonde haar mijn polsen. 'Ik heb het thuis laten liggen.' We keken op hetzelfde moment naar mijn trouwring, en als vanzelf trok ik mijn handen snel weer terug. De ring maakte zozeer deel uit van mijzelf dat ik hem helemaal vergeten was. Als ik er wel aan gedacht had, zou ik hem waarschijnlijk ook niet hebben afgedaan - dat zou te berekenend zijn geweest.

Ik keek haar recht aan en bloosde, waardoor ik het nog erger maakte. Ik overwoog even om naar de wc te gaan en hem af te doen, maar ik wist dat ze dat zou merken. Ik legde mijn handen dus maar op mijn schoot en begon over iets anders te praten. Ik vroeg haar waar ze haar blouse had gekocht, waarop ze me de winkel noemde, en over mijn ring werd niet gesproken.

Enkele minuten later stond de rest van de mensen aan tafel op en ging weg. Tot mijn verbazing gingen Janine en de kalende man samen weg. Ze wuifden vrolijk naar me, Janine blies Jean-Paul een handkus toe en ze verdwenen. We waren alleen met de barkeeper, die de glazen verzamelde en de tafels afwiste.

Jean-Paul beëindigde het stuk dat hij gespeeld had en bleef even stil zitten. De barkeeper floot een toonloos deuntje terwijl hij de stoelen op de tafels zette. 'Eh, Frangois, twee whisky's hier, als je wilt.' Frangois trok een gezicht, maar liep terug naar de bar en schonk drie glazen in. Hij zette een van de glazen met een korte buiging voor mij neer en zette een ander op de piano. Toen pakte hij de kassa van de bar, nam hem in zijn ene hand en het derde glas in zijn andere hand en verdween ermee naar achteren.

We hieven ons glas en dronken op hetzelfde moment.

'Er schijnt een mooi licht op je hoofd, Ella Tournier.' Ik keek op naar het zachte gele licht boven mij; het deed mijn haren koperkleurig en goud oplichten. Ik keek weer naar hem - hij speelde een zacht, diep akkoord.

'Heb je een klassieke opleiding gehad?'

'Ja, als kind.'

'Ken je iets van Erik Satie?'

Hij zette zijn glas neer en begon een stuk te spelen dat ik herkende - het was in vijfkwartsmaat en had een regelmatige, duidelijk herkenbare melodie. Het paste perfect bij de omgeving, het licht en het late uur.

Terwijl hij speelde, hield ik mijn handen op mijn schoot, deed mijn ring af en liet hem in het zakje van mijn jurk glijden.

Toen hij klaar was, liet hij zijn handen even op de toetsen rusten, daarna pakte hij zijn glas en dronk het leeg, 'We moeten gaan,' zei hij. 'Franfois heeft zijn slaap nodig.'

Naar buiten gaan, was als na een griep van een week weer op straat komen: de wereld voelde groot en vreemd aan, en ik wist niet precies waar ik was. Het was een stuk koeler nu, en er stonden sterren aan de hemel. We liepen langs de luiken met de schildering van de vrouw en de soldaten. 'Wie was dat?' vroeg ik.

'Dat is la Dame du Plö. Een martelares van de Katharen uit de dertiende eeuw. Ze werd verkracht door de soldaten, die haar vervolgens in een put gooiden en die met stenen vulden.'

Ik huiverde, en hij sloeg een arm om mijn schouders. 'Kom,' zei hij, 'voordat je me begint te verwijten dat ik op het verkeerde moment over de verkeerde dingen begin.'

Ik lachte. 'Zoals met Goethe.'

'Ja, zoals met Goethe.'

Eerder had ik me afgevraagd of er een moment zou komen waarop we een duidelijke keuze moesten maken, of we het zouden bespreken en analyseren. Nu het moment daar was, bleek dat we er de hele avond stilzwijgend over onderhandeld hadden en de beslissing al vaststond. Het was een opluchting dat er niet over werd gesproken, dat we gewoon naar zijn Eend liepen en instapten. Tijdens de rit terug spraken we ook nauwelijks. Toen we langs de kathedraal kwamen, zag hij mijn auto, die eenzaam op de parkeerplaats stond. 'Je auto,' zei hij, en het was geen vraag.

'Ik kom morgen wel terug met de trein.' Dat was dat. Geen moeilijk gedoe.

Toen we het stadje uit waren, vroeg ik hem of hij het dak wilde opendoen. Hij maakte het canvas los zonder ervoor te stoppen. Ik legde mijn hoofd op zijn schouder; hij sloeg zijn arm om mij heen en liet zijn hand heen en weer over mijn blote arm gaan, terwijl ik naar achteren leunde en naar de esdoorns keek die boven mijn hoofd voorbijschoten.

Pas toen we bij de brug over de Tarn waren en het dorp inreden, ging ik weer rechtop zitten. Zelfs om drie uur 's nachts leek het noodzakelijk om de schijn op te houden. Jean-Paul woonde aan de andere kant van het dorp als ik, in een flat vlak bij de weilanden. Het was maar tien minuten lopen van zijn huis naar het mijne, een feit waar ik niet aan wilde denken.

We parkeerden en stapten uit, waarna we het dak samen weer dichtdeden. De huizen in de straat waren donker en de luiken gesloten. Ik volg de hem een buitentrap op naar zijn voordeur. Ik stond in het halletje terwijl hij het licht aandeed en er een netjes opgeruimde kamer met pla- fondhoge boekenkasten zichtbaar werd.

Hij draaide zich om en stak zijn hand naar mij uit. Ik slikte; mijn keel zat dicht. Het moment van de uiteindelijke beslissing was aangebroken en ik was doodsbang.

Toen ik mijn hand uiteindelijk naar hem uitstak, pakte ik hem stevig vast, trok hem naar mij toe en klampte mij, met mijn neus in het holletje van zijn nek gedrukt, aan hem vast. Even later was mijn angst verdwenen.

De slaapkamer was amper gemeubileerd, maar bevatte het grootste bed dat ik ooit had gezien. Een venster keek uit over de velden; toen hij de luiken wilde sluiten, vroeg ik hem ze open te laten.

Het voelde aan als één lange beweging. Er was niet één moment waarop ik dacht: en nu moet ik dit doen, en nu doet hij dat. Er waren geen gedachten, alleen maar twee lichamen die elkaar herkenden en samen een eenheid werden.

We vielen pas in slaap toen de zon was opgekomen.

Toen ik wakker werd, scheen de zon volop de kamer binnen en lag ik alleen in bed. Ik ging zitten en keek om mij heen. Er waren twee nachtkastjes, op het ene lag een stapel boeken, boven het bed hing een ingelijste zwart-witposter van een piano jazzconcert en op de vloer lag een grof geweven mat in de kleur van goudgeel koren. De velden buiten waren heldergroen en reikten tot aan een rij esdoorns en een weg. Alles ademde dezelfde eenvoud uit als Jean-Pauls kleren.

De deur ging open en Jean-Paul kwam binnen. Hij was gekleed in zwart en wit en hield een kopje zwarte koffie in zijn hand. Hij zette het op het nachtkastje en ging naast me op de rand van het bed zitten.

'Dank je voor de koffie.'

Hij knikte. 'Ella, ik moet aan het werk.'

'Weet je dat zeker?'

Hij reageerde met een glimlach.

'Ik voel me alsof ik geen oog heb dichtgedaan,' zei ik.

'Je hebt drie uur geslapen. Als je wilt, kun je hier rustig blijven liggen en nog wat langer slapen.'

'Dat lijkt me vreemd, om hier zonder jou in dit bed te liggen.'

Hij streek met zijn hand over mijn been. 'Misschien is het een goed idee om te wachten tot er niet zo veel mensen op straat zijn.'

'Ja, dat is zo.' Nu pas hoorde ik het roepen van kinderen die langsliepen; het was alsof er een barrière omver werd geschopt, het eerste binnendringen van de buitenwereld. En daarmee diende zich ook het akelige gevoel aan van voorzichtig te moeten zijn. Ik wist niet of ik daar al aan toe was of dat hij zo verstandig was.

Het was alsof hij mijn gedachten gelezen had. 'Ik zeg het omwille van jou. Mij kan het niet schelen. Voor mij is het anders. Het is hier altijd anders voor een man.'

Het was zo ontnuchterend, dit bijna zakelijke gesprek. En het dwong me om na te denken.

'Dit bed...' Ik zweeg. 'Het is veel te groot voor één persoon. En je zou ook niet twee nachtkastjes en twee lampen hebben als je hier in je eentje sliep.'

Jean-Paul keek me onderzoekend aan. Toen haalde hij zijn schouders op, en met dat gebaar gingen we daadwerkelijk weer de wereld binnen.

'Ik heb een tijdje met een vrouw samengewoond. Ze is ongeveer anderhalf jaar geleden weggegaan. Het bed was haar idee.'

'Waren jullie getrouwd?'

'Nee.'

Ik legde mijn hand op zijn knie en kneep er zachtjes in. 'Het spijt me,' zei ik in het Frans. 'Ik had er niet over moeten beginnen.'

Hij haalde opnieuw zijn schouders op, waarna hij me aankeek en glimlachte. 'Weet je, Ella Tournier, al dat gepraat gisteravond in het Frans heeft je een grotere mond bezorgd. Ik weet het zeker!'

Hij kuste me. Zijn wimpers glommen in de zon.

Toen de voordeur achter hem was dichtgevallen, leek alles opeens heel anders. Ik had me nog nooit zo vreemd gevoeld in het huis van iemand anders. Ik ging stijfjes zitten, nipte van de koffie en zette het kopje neer. Ik luisterde naar de kinderen buiten, naar de langsrijdende auto's en zo nu en dan een brommer. Ik miste hem verschrikkelijk en wilde eigenlijk het liefste zo snel mogelijk weg, maar ik was een gevangene van de buitenwereld.

Ten slotte stond ik op en nam een douche. Mijn gele jurk was gekreukeld en stonk naar rook en zweet. Toen ik hem aantrok, voelde ik me een sloerie. Ik wilde naar huis, maar dwong mijzelf om te wachten tot het rustiger was op straat. Onder het wachten bekeek ik zijn boeken in de zitkamer. Hij had een heleboel boeken over Franse geschiedenis en een talloze romans. Er stonden ook een paar Engelse boeken: John Updike, Virginia Woolf, Edgar Allan Poe. Een vreemde combinatie. Het verbaasde me dat de boeken op geen enkele manier geordend waren en zelfs niet op alfabetische volgorde stonden. Kennelijk nam hij zijn werkgewoonten niet mee naar huis.

Na een tijdje was het buiten rustig geworden en kon ik weg, maar ik zag ertegenop om te gaan omdat ik wist dat ik, wanneer ik eenmaal gegaan was, niet meer terug zou kunnen komen. Ik keek nog een keertje om mij heen. In de slaapkamer haalde ik het lichtblauwe hemd uit de kast dat Jean-Paul de vorige avond gedragen had, rolde het op tot een bal en stopte het in mijn tas.

Toen ik de straat opging, had ik het gevoel alsof ik het toneel op stapte, hoewel ik, voorzover ik kon zien, geen publiek had. Ik rende de trap af en liep haastig naar het centrum van het dorp. Pas toen ik in het gedeelte was gekomen waar ik elke ochtend mijn ronde maakte, begon ik wat langzamer te lopen, maar ik had nog steeds het gevoel dat er van alle kanten naar mij werd gekeken. Ik wist zeker dat iedereen naar de kreukels in mijn jurk en naar de kringen onder mijn ogen keek. Vooruit, Ella, ze kijken tóch altijd naar je, probeerde ik mijzelf gerust te stellen. Dat komt doordat je een buitenlandse bent, en echt niet omdat je vannacht... Ik kon mijzelf er niet toe brengen om die gedachte af te maken.

Pas toen ik bij onze straat was gekomen, realiseerde ik mij dat ik niet haar huis wilde: ik zag ons huis en voelde me op slag misselijk. Ik bleef staan en leunde tegen het huis van de buren. Als ik naar binnen ga, dacht ik, zal ik hetgeen ik gedaan heb onder ogen moeten zien.

Ik bleef daar lange tijd staan. Toen draaide ik me om en liep naar het station. Ik zou eerst de auto gaan halen, en daarmee had ik een concreet excuus om het vervolgen van mijn leven nog even uit te stellen.

Half verdoofd, half gelukkig en half verdrietig zat ik in de trein en vergat bijna om uit te stappen voor mijn overstap op de trein naar Lavaur. Om mij heen zaten zakenlieden, vrouwen met boodschappentassen en flirtende tieners. Het kwam me uitermate vreemd voor dat er zoiets fantastisch was gebeurd en dat niemand daar iets van wist. 'Weet je wel wat ik vannacht gedaan heb?' wilde ik vragen aan de grimmig kijkende vrouw die tegenover mij zat te breien. 'Zou je hetzelfde hebben gedaan?'

De gebeurtenissen van de afgelopen nacht maakten evenwel geen enkel verschil voor de trein of de rest van de wereld. Het brood werd nog steeds gebakken, de benzine getankt, de quiches lagen in de oven en de treinen gingen op tijd. Zelfs Jean-Paul was aan het werk en adviseerde oude dametjes over het lezen van romans. En Rick was in Duitsland, waar hij, nietsvermoedend, besprekingen voerde. Mijn adem stokte. De enige die uit de pas liep, was ik, ik, die niets anders te doen had dan een auto ophalen en me schuldig voelen.

Vóór ik mijn auto ging halen, dronk ik eerst nog een kop koffie in een café in Lavaur. Ik wilde net instappen, toen ik links van mij iemand 'Eh, l'américaine!' hoorde roepen. Ik keek om en zag de kalende man met wie ik de avond tevoren geruzied had op me af komen. Inmiddels had hij een baard van drie dagen. Ik duwde het portier zo ver mogelijk open en leunde er met mijn buik tegenaan, als een schild tussen hem en mij. 'Salut,' zei ik.

'Salut, Madame: Het ontging me niet dat hij me Madame had genoemd.

'Je m'appelle Ella: zei ik op kille toon.

'Claude.' Hij gaf me formeel een hand. Ik voelde me een beetje belachelijk. Hij kon zo aan mijn uiterlijk en alles wat ik deed afleiden wat ik gedaan had: mijn auto die hier nog stond, mijn jurk, die vol zat met de kreukels van de afgelopen avond, mijn vermoeide gezicht en zelfs mijn vochtige haren waren als een open boek. De vraag was of hij zo tactvol was om er geen opmerking over te maken. Op de een of andere manier betwijfelde ik dat.

'Heb je zin in een kop koffie?'

'Nee, dank u, ik heb er net een op.'

Hij glimlachte. 'Kom, laten we samen een kop koffie drinken.' Hij maakte een gebaar alsof hij me mee wilde voeren, en begon vooruit te lopen. Ik bleef staan waar ik stond. Hij keek om, bleef staan en schoot in de lach. 'O, jij, je bent echt een moeilijke tante. Net een katje met zulke...' hij kromde zijn vingers om lange nagels na te doen '... klauwen, dat tegen zijn vacht in wordt gestreken. Goed, je wilt dus geen koffie. Zou je dan even met me hier op de bank willen komen zitten? Dat is alles. Ik wil je graag iets zeggen.'

'Wat?'

'Ik wil je graag helpen. Nee, dat is niet helemaal waar. Ik wil Jean-Paul helpen. Ga dus even zitten. Heel even maar.' Hij ging op het bankje vlakbij zitten en keek me afwachtend aan. Ten slotte sloot ik het portier, liep naar hem toe en ging naast hem zitten. Ik keek hem niet aan, maar hield mijn blik gericht op het parkje vóór ons, waar de eerste bloemen begonnen te ontluiken.

'Wat wilde u me zeggen?' Ik sprak hem opzettelijk met 'u' aan, als tegenwicht voor zijn familiaire manier van doen. Het haalde niets uit.

'Jean-Paul is een goede vriend van Janine en mij. Van ons allemaal in La Taverne.' Hij haalde een pakje sigaretten uit zijn zak en bood me er een aan. Ik schudde het hoofd. Hij stak er een op, leunde naar achteren, sloeg zijn benen bij de enkels over elkaar en strekte ze uit.

'Weet je dat hij ruim een jaar met een vrouw heeft samengewoond?' vervolgde hij.

'Ja. En?'

'Heeft hij je over haar verteld?'

'Nee.'

'Ze was een Amerikaanse.'

Ik keek Claude aan, om te zien wat voor reactie hij van mij verwachtte, maar hij keek naar het langsrijdende verkeer en zijn gezicht was uitdrukkingsloos.

'En was zij dik?'

Claude schaterde het uit van de lach. 'Jij!' riep hij uit. 'Je bent me er eentje! Ik kan me heel goed voorstellen dat Jean-Paul je mag. Een katje!'

'Waarom is ze weggegaan?'

Hij haalde zijn schouders op en werd weer ernstig. 'Ze miste haar land en had het gevoel dat ze hier niet thuishoorde. Ze vond de mensen niet aardig. Ze voelde zich hier niet op haar plaats.'

'Jezus,' mompelde ik, voor ik mij had kunnen beheersen. Claude boog zich naar voren, plaatste zijn benen wijd uit elkaar, zette zijn ellebogen op zijn knieën en liet zijn handen losjes omlaaghangen. Ik keek hem aan. 'Houdt hij nog steeds van haar?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ze is intussen getrouwd.'

Dat is geen antwoord - kijk me aan, dacht ik, maar ik zei het niet.

'Je moet namelijk weten,' zei hij, 'dat we Jean-Paul een beetje beschermen. We zien een mooie Amerikaanse vrouw met veel pit, een kleine, felle kat, die getrouwd is maar een oogje op Jean-Paul heeft, en dan denken we...' Hij haalde opnieuw zijn schouders op. 'Dan denken we: misschien is dit wel niet zo goed voor hem, maar we weten dat hij dat zelf niet inziet. Of dat hij het misschien wel inziet maar dat de verleiding eenvoudigweg te groot is.'

'Maar...' Ik wist niet hoe ik mijzelf moest verdedigen. Als ik zou zeggen dat niet alle Amerikaanse vrouwen met de staart tussen de benen naar huis afdropen - niet dat ik zelf niet op mijn meer eenzame momenten met die gedachte gespeeld had - dan zou hij er nogmaals op wijzen dat ik getrouwd was. Ik kon ook niet precies zeggen welk argument voor hem zwaarder woog, maar misschien was dat wel onderdeel van zijn strategie. Ik had een te grote hekel aan hem om dat verder uit te willen zoeken.

Waar zijn betoog op neerkwam, was dat ik niet goed genoeg was voor Jean-Paul.

Die gedachte - in combinatie met het feit dat ik te weinig geslapen had, plus de absurditeit van het feit dat ik hier op dit bankje zat te luisteren naar deze man, die mij dingen vertelde die ik zelf allang wist - werd mij opeens te veel. Ik boog me naar voren, zette mijn ellebogen op mijn knieën en sloeg mijn handen voor mijn gezicht als om ze tegen het felle zonlicht af te schermen. En toen begon ik zachtjes te huilen.

Claude ging rechtop zitten. 'Het spijt me, Ella. Ik heb deze dingen niet gezegd om je verdriet te doen.'

'Wat voor reactie had je dan van mij verwacht?' vroeg ik op scherpe toon. Hij maakte hetzelfde verslagen gebaar als hij de avond tevoren had gemaakt.

Ik veegde mijn vochtige handen af aan mijn jurk en stond op. 'Ik moet gaan,' mompelde ik, terwijl ik mijn haren uit mijn gezicht streek. Ik kon mezelf er niet toe brengen hem te bedanken of afscheid van hem te nemen.

Ik huilde tot ik thuis was.

De bijbel lag als een verwijt op mijn bureau. Ik kon het niet verdragen om alleen thuis te zijn, maar had geen andere keus. Wat ik nodig had, was een goed gesprek met een vriendin; het waren doorgaans vrouwen die me door mijn momenten van crisis heen sleepten. Maar in Amerika was het midden in de nacht, en daarbij was het door de telefoon toch nooit hetzelfde. De meeste zielsverwantschap hier had ik met Mathilde, maar zij had het zó heerlijk gevonden om met Jean-Paul te flirten dat ze het waarschijnlijk helemaal niet zo leuk zou vinden om te moeten horen wat er gebeurd was.

Laat in de ochtend herinnerde ik me dat ik die middag naar Franse les moest in Toulouse. Ik belde Madame Sentier en zei mijn les af. Ik zei haar dat ik ziek was. Toen ze vroeg wat ik had, zei ik: zomergriep.

'O, je moet iemand vinden die voor je kan zorgen!' riep ze uit. Haar woorden deden me denken aan mijn vader, aan zijn bezorgdheid dat ik hier helemaal in mijn eentje zou stranden zonder iemand die bereid was mij te helpen. 'Bel Jacob Tournier als je hulp nodig hebt,' had hij gezegd. 'Wanneer je hulp nodig hebt, is het altijd goed om familie in de buurt te hebben.'

Jean-Paul,

Ik ga naar mijn familie. Dat lijkt me de beste oplossing. Als ik hier blijf,

verdrink ik in mijn schuldgevoelens.

Ik heb je blauwe overhemd meegenomen.

Vergeef me.

Ella

Rick kreeg geen briefje. Ik belde zijn secretaresse en liet een korte boodschap achter.