Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina w e s t e r b o r k g i r l
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Van Steffie van den Oord verschenen eerder: Eeuwelingen
(2002)
Liefde in oorlogstijd (2004)
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Steffie van den Oord
Westerbork Girl
Uitgeverij Contact
Amsterdam/Antwerpen
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina ©
2008 Steffie van den Oord
Omslagontwerp Via Vermeulen/Rick Vermeulen © Afbeelding omslag
Herinneringscentrum Kamp Westerbork, tweede van links: Hannelore
Cahn
Foto achterplat Hannelore Cahn © Joods Historisch Museum Amsterdam
ISBN 978 90 254 3119 D/2008/0108/ NUR 301,
www.uitgeverijcontact.nl
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina Deel I
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
1
Op de harde bank van een derdeklascoupé deed Robert de Vries zijn
best om onopvallend te zijn. Niet nerveus met de voet tikken. Niet
te lang naar andere passagiers kijken en oogcontact mijden, dat
nodigt maar uit tot een gesprek. Voortdurende inspanning vergde dit
onzichtbaar zijn, voortdurende concentratie. Hoe zal ze straks
kijken, wie weet wanneer precies, als ik plotseling voor haar sta?
Uit het niets. Opwindende gedachte, kort voor station Zwolle.
Zonder al te zichtbare belangstelling voor het landschap achter het
bestofte treinraam gleed hij door het bezette land, van west naar
oost, maar vooral naar noord; dunne koeien dwaalden door vergeelde
weilanden, een boerderij leek in de late namiddagzon in slaap te
zijn gesukkeld. Vredig, bijna verveeld lag het platteland er- bij.
Het was een doordeweekse oorlogsdag, de dag dat hij deed wat hij al
lang, al drie maanden eerder had willen, ja had moeten doen. Dat
doodgewone, kalme, dat kwam goed uit vond hij. Robert de Vries
moest iemand lijken – nee, corrigeerde hij: iemand zíjn – die
regelmatig en dus achteloos op weg was naar Assen, een stad al net
zo gewoon, zo alledaags als hijzelf: Robert de Graaf, rangeerder.
In gedachten oefende hij zijn gegevens nog maar eens. Zodat hij
zich indien nodig terloops kon voorstellen: Robertdegraaf,
zijn naam uitgesproken als één woord. Routineus. Geboren? Wat was
het? 9 juni… 1915. Verdomd, dat 1915 kon vlotter. Precies drie jaar
ouder, niet vijfentwintig maar achtentwintig was hij. Hij zag een
opgeschrikt groepje koeien door de wei schieten, en daarna de
blaffende herder buiten het prikkeldraad waarvoor ze op de vlucht
moesten zijn. De zon leek groter te worden en zakte in het
uitgedroogde gras; nog kalm even haar gloed werpend over dorpen,
een enkele fabriekshal, buitenwegen. Zijn hemd plakte op zijn rug.
Voor een gesloten spoorwegovergang zag hij in een flits twee
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Duitsers op een motor met zijspan die stonden te wachten tot zijn
trein – ja, tot hij! – voorbij zou zijn. Hij voelde zijn mondhoeken
opkrullen.
Op station Zwolle stopte de trein net iets langer dan noodzake-
lijk leek. Koortsachtig speurde hij het perron af. Buikpijn kreeg
je ervan, een tintelend gevoel in armen en benen. ‘Slopend,’ zei
hij zacht voor zich uit, met een abrupt gebaar veegde hij de
zweetdrup- pels van zijn bovenlip en daarna, toen de trein
eindelijk optrok dacht hij: maar moorddadig. De tinteling trok weg,
hij slaagde er zelfs in te geeuwen. Aangenaam, Robert, zeg maar
Rob, de Vries: acteur. Jong talent! Wat weet ik van rangeren?
Voorbij het zich langzaam uitrekkende, ook al geeuwende sil- houet
van Meppel, waar de horizon nog kaler werd, begon hij er plezier in
te krijgen. Zijn voorlopige reisdoel was bijna bereikt en er was
godzijdank nog niets misgegaan. Hij was door de kaartcon- trole
gekomen. En zonder dat het tot een gesprek was gekomen, al was ze
niet onknap geweest, had hij een brunette met een kinder- wagen
geholpen bij de overstap in Amersfoort. Tegen elk voorne- men in
had hij uitdagend geknikt, met lachende ogen, naar een mevrouw op
een bankje verderop, die hem iets te lang had aange- keken; met een
kleur keek ze weg, haar haarband recht schikkend, zonder nog op te
durven zien.
Charisma, wist hij, was meegenomen als je op weg was om ie- mand te
gaan bevrijden. Iemand? Nee, dat was het woord niet. Háár. De enige
brunette die er werkelijk toe deed. Hij onderdrukte de aandrang
haar naam op de stoffige ruit te schrijven. Opvallend en dus
gevaarlijk zou het zijn. Kinderachtig bovendien. Zijn vingertop
bleef zo goed als schoon toen hij over het glas streek om toch even
de letter H achter te laten. Het vuil zat aan de buitenkant.
Hoogeveen – korte stop, de haarband is uitgestapt, één gozer van de
Wehrmacht gezien – lag achter hem. Nog twee stations te gaan.
Hij streek zijn donkerblonde krullen naar achteren, al wilden ze
omhoog, hij streek ze steeds weer plat. In golfjes lagen ze
voorlopig gehoorzaam op zijn schedel. Wat hij in Assen ging doen,
vermoed- de niemand. Alleen Eduard Veterman van het
falsificatiebureau –
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Keizersgracht 763 – had hij in vertrouwen genomen: zijn beste
vriend de meestervervalser, schilder eigenlijk, maar inmiddels bij-
na vergroeid met zijn loep. Had hem niet alleen een perfect ogend
persoonsbewijs geleverd, maar zelfs het diploma van rangeerder; op
dezelfde naam. ‘Nee,’ had Rob tegen Veterman, en alleen tegen hem
gezegd, terwijl zijn vingers hadden gespeeld met de stempel-
collectie en met de chirurgische mesjes, in het bescheiden lamp-
licht, de ramen van het souterrain hermetisch dicht, ‘ik geloof
niet dat ik verder kan werken. Niet zolang zij daar zit.’ Alleen
Veterman wist van deze reis. Niemand binnen Luctor et Emergo had
hem vermoedelijk gesteund. Te riskant, te dwaas. Zeker nu. ‘Gedekt
houden,’ was er gewaarschuwd, ‘er wordt op ons geloerd.’
Impulsief, nog op het nippertje nonchalant, tastte hij in zijn bin-
nenzak. God, in wie hij niet meer wilde geloven, zij dank! De pa-
pieren zaten er.
Kapotte kerktoren. Stukje land. Kaalgekapte knotwilgen. Meisje met
hond aan de waterkant – hij keek toch even om: hmmm, niet
lelijk.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
2
Waren we maar wie we spelen, dacht Hannelore Cahn en sloot haastig
de rits van het geruite rokje. Schoolmeisjes, bakvissen, dan viel
de zoom over mijn knie in plaats van ver erboven. De rits liep vast
in de dikke stof: kriebelende rotwol. Zes vrouwen, nou ja, jon-
gedames, in krappe schooluniformen, dat zijn we. Klam sjorden haar
vingers aan het lipje dat weggleed. De ‘Westerbork Girls’. Mondain,
op zijn Engels, in een Duits kamp, verstopt op de hei in de
godvergeten Hollandse provincie Drenthe, op een stoffige sep-
temberdag, een hete nazomer, 1943. De rits schoot los en gleed
eindelijk omhoog.
Schoolmeisjesachtig gegiechel was er de afgelopen dagen aan
voorafgegaan: om de pasjes, koket maar simpel, in de te korte kos-
tuums. Niemand die zoiets draagt! Al waren de bewegingen een-
voudig, ze waren geen professionals en om alles wat tijdens het re-
peteren was misgegaan hadden de Westerbork Girls krom gelegen; het
meisje naast haar had te grote pumps gedragen, Hannelore was over
die drie maten te groot gestruikeld en voorover gevallen, zittend
op haar knieën had ze het nog bijna in haar broek gedaan van het
lachen.
Daar stonden ze, alweer wat hinnikend om hun act, in de kleed-
kamer: een met tussenschotjes afgezette schemerige ruimte in de
grootste barak. De Grote Zaal. Deze keer was het toch anders, en
lang zo komisch niet.
‘Herr Obersturmführer, meine Damen und Herren…’ Een
donkere,
professionele stem kondigde de revue aan en daarom wist ze zeker:
dit gebeurde echt. ‘Gruppe Bühne Lager Westerbork!’ Ze
voelde vlin- ders – nee, bange motten – in haar buik rondbuitelen.
Mijn god, het gaat beginnen. Ik kan niet meer terug. De woorden van
het eerste nummer zetten haar op scherp: ‘Ap-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
pell, Appell, wenn das Signal ertönt, ist man zur Stel!’ Het
bekende fluit-
signaal, humoristisch bedoeld op het podium, miste zijn uitwerking
nooit helemaal; alles ging in een razende vaart. Revuetempo! Zat
haar kostuum goed? Kort was het wel, ultrakort, het voelde als- of
ze naakt was. Maar goed ook misschien, in deze dampende zaal. En
gelukkig heb ik niet de lelijkste benen. Integendeel – in alle be-
scheidenheid, al draag ik platte, lompe schoenen. Maar die
niet-lelijke benen staan straks wel vol in de schijnwer- pers. Wipt
die rok niet te hoog op? Een fatsoenlijke spiegel om dat nog even
te controleren was er niet. Voor die ene te kleine, ver- weerde
spiegel stonden de anderen zich al te verdringen. ‘Hup, een beetje
schever dat ding,’ riep een van de meiden uitgela- ten en trok de
schotsbonte baret over het voorhoofd van een andere danseres, ‘dat
staat mysterieus. Hahaa!’ Puberaal hoog, haast pie- pend klonk het
lachen. Ze waren toch al rond de twintig, zijzelf nog net
negentien. Ze hadden al zo veel gezien en gehoord: een heel le-
ven, had ze wel eens gedacht, een bestaan in synopsis, en toch –
toch was ze naïef, op een bepaalde manier, en ze wist het en wilde
het zo houden. ‘Ik ben achterlijk!’ kon ze soms, als het zo
uitkwam, roepen. De vierde act was achter de rug. Bijna onze beurt!
Een van de girls, viel haar nu op, zag grauwig bleek. Haar
gezicht was altijd zonverbrand van het aardappelrooien, maar leek
ineens van doorschijnend Chinees porselein, zoals de dunne kopjes
die ze thuis hadden gehad. Wie zouden daar nu uit drinken? Mooi,
maar uiterst breekbaar. De baret hing zwoel boven haar ogen, maar
ze begon er steeds grauwer uit te zien. Alsof ze elk moment kon
bre- ken. ‘Zeg eens eerlijk,’ hoorde Hannelore haar aan een van de
an- deren vragen, ‘staan we voor joker?’ Niemand gaf antwoord.
Gewone plankenkoorts was er niks bij. Zag zij ook zo wit? Nee,
vermoedelijk niet. En toch. Onbewust wist ze het: dat ze moest zin-
gen en dansen alsof haar leven ervan afhing. Wie optrad, ging niet
op de trein. Voorlopig. Ze mocht niet in paniek raken en nam nog
eens vliegensvlug de pasjes door.
Ze zag niets vanachter de coulissen, maar hoorde alles. ‘Und
jetzt…’ tijdens de getimede stilte die de revuestem liet
vallen kreeg
ze een knoop in haar maag: ‘Camilla Spira mit ihren schönen
Wester- bork Girls!’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Als tweede van de zes meiden liep ze de planken op – afkomstig uit
een gesloopte synagoge, dat had Vati moeten horen! – en ze was het
voor het eerst die dag even kwijt geweest: het transport dat die
ochtend was vertrokken, 1004 personen naar ‘Het Oosten’. Ze was
vergeten dat ze als een van de meisjes van de Fliegende
Kolonne koffers had gedragen, koffers van mensen die op
transport waren gegaan. Koffers die nu op weg waren naar Auschwitz:
zo stond het op het bord aan de trein. Ze was niet alleen de
koffers, rugzakken en het hele transport een moment vergeten, maar
ook haar broer, haar moeder, vader en stiefvader – moeder was na de
scheiding hertrouwd met haar volle neef. Zelfs Rob, de
hoofdrolspeler in haar drukbevolkte hoofd, was even naar de
achtergrond gedrukt, achter de coulissen: haar verloofde, of
voormalige verloofde, daar was ze nog niet uit. Met de ‘blinkende
blauwe, echt belachelijk mooie ogen. Én lichtgewicht
bokserspostuur’, zo had ze over hem verteld aan vriendinnen, maar
nu deed ze dat niet meer. De toneel- speler met de ‘springerige
krullen onder de brillantine. Een dubbe- le laag brillantine, en
nog springen ze omhoog.’ Wellicht stond ze hier op de bühne dankzij
hem. Dankzij zijn relaties met de arties- ten uit de Joodsche
Schouwburg in Amsterdam, toen het nog geen deportatieoord was, toen
ze zelf in de zaal zat en keek: naar hém. Even, merkte ze, vroeg ze
zich niet af waar hij was. Aan wie hij dacht. Wat hij deed. En met
wie.
De spanning was overgegaan in normale podiumangst. Lichte
plankenkoorts, diagnosticeerde ze; als kind al droeg ze gedichten
van haar moeder voor op een klein podium in Hamburg, vlak voor- dat
ze eind jaren dertig per vliegtuig naar Amsterdam waren ge- vlucht:
‘Auch heute ist’s dunkel in Israel. Und jeder fragt: Wann
wird’s wieder hell?’
Precies dat gevoel van lichte gêne, vermengd met enorme op- winding
gierde door haar lijf. Tintelend, energiek. Ze durfde de meisjes
naast zich niet meer aan te kijken. Ik krijg een lachstuip.
Gegarandeerd.
De muziek van de act mocht onwerkelijk vrolijk zijn, mocht door
sommigen worden afgekeurd als uiterst ongepast en smake- loos, maar
je knapte er wel van op.
Camilla Spira, die ze met z’n zessen begeleidden, stapte in
haar
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
zijden jurk wat naar voren. Camilla was anders dan zij, meisjes van
het ballet: mooie maar gewone meiden. Camilla Spira was een ster.
Een helblonde – of helgeblondeerde – godin die furore had ge- maakt
in Berlijn. En op het witte doek. Ook kampcommandant Gemmeker,
afkomstig uit het meer provinciale Düsseldorf, was van de arisch
ogende Spira onder de indruk, wist ze. Zijn stille be- wondering
had niet lang stil kunnen blijven in dit dorp, dit roddel- dorp van
wel zesduizend zielen; het was de laatste tijd leger geraakt in de
zandstraten, en toch nog altijd tjokvol. Gemmekers bewonde- ring
leek niet te rijmen met zijn functie, maar zijn galante houding
paste precies bij het imago dat hij zich wilde aanmeten. Gemme-
ker, gentleman-kampcommandant. Ze had zelfs horen fluisteren dat
hij ‘La Spira’ na de vorige revue een kus op de hand had ge-
drukt.
Vlak voordat Camilla Spira aanhief – wat is het toch een verwaand
nest – schoot er van alles door Hannelores hoofd: zit Hans in de
zaal bij de mannen van de Joodse Ordedienst of staat hij op wacht?
Hij moet erbij zijn, móét me zien. Die eerste draai, ging die nou
linksom of rechtsom, maf dat ik het ineens niet meer weet –
linksom, niet bij nadenken. Als ik die schooltas voor mijn benen
houd, ben ik minder bloot – néé, juist niet doen.
Toen het erop aankwam, toen La Spira al ‘Wenn ein Paketchen
kommt, dann freut sich Gross und Klein’ had gezongen en zij,
meis-
jes van het ballet, invielen, was het in haar hoofd volledig opge-
ruimd: ‘Wenn ein Paketchen kommt, ist auch bei Regen Sonnen-
schein!’ Ze danste. Zong. En dacht alleen nog vederlichte
dingen.
Een stapje naar links, rechts, niks aan de hand. En ze luisterde
naar de meisjes naast haar. Zelf kon ze geen maat houden, vreesde
ze. Zij, dochter van een beroepszanger, een voorzanger, een
beroemde stem waar mensen van heinde en ver naar waren komen
luisteren in de grootste synagoge van Hamburg, ja, van heel
Noord-Duits- land: duizend zielen in het publiek, daar kon dit
zaaltje met drie- honderd man niet aan tippen. En zingen kan ik
niet, zei Vati altijd tegen me. Hij had vast gelijk. Dáár hebben ze
me niet op uitgeko- zen.
‘Ein Päckchen gut verschnürt’, de draai naar links! Stapje
naar
rechts: ‘ganz ohne Spesen’ – tuurlijk: zonder kosten, we
hebben
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
geen cent meer. Ja, kampgeld. Halve draai – yep! rokje blijft op
zijn plaats. ‘Man kann nicht schnell genug den Knoten
lösen!’ – ook lo- gisch, de pakketjes worden onmiddellijk
opengerukt op het stapel- bed. Zonder pottenkijkers. Soms zit er
boterkoek in. Ze cirkelde rond de pakketjes op het toneel. Echte
pakketjes! Maar zonder inhoud, wist ze zeker. Pakketjes met inhoud
waren nergens veilig.
Zit Hans nou in de zaal of niet?
Die eerste minuut had ze geweigerd naar ze te kijken: de kop-
stukken, met hun gasten vanbuiten, die op de eerste rijen luister-
den naar het slechts lichtelijk spottende lied over de pakketjes
met etenswaren die ze nog mochten ontvangen en die met de
posttrein, een boemeltje, werden aangeleverd. Ze concentreerde zich
op hun voeten. Zweetvoeten zeker, dat kan niet anders in een
overvolle ba- rak in die dikke laarzen; speciaal gepoetst voor de
joodse artiesten! Echte artiesten en amateurs, zoals ik,
geluksvogel. Mazzelaar. ‘Wenn ein Paketchen kommt, ist selbst
der Kranke nicht mehr
krank…’ Maar nu ze wat beter durfde te kijken, zag ze tot
haar ver-
bazing dat Gemmeker vanavond gewone schoenen droeg. Bruine, met
doodgewone veters. In het halfduister zat hij in een schelpvor-
mige fauteuil, in burger, met alleen zijn vinnige secretaresse
ofte- wel maîtresse Frau Hassel aan zijn zijde: helemaal vooraan,
een halve meter voor het rijtje met zijn vrienden, een
laarzenexpositie op de voorste rij. Daarachter pas de andere
prominenten, op gewo- ne stoelen. De dienstleiders. Schlesinger, de
hoogste joodse baas die je te vriend moest houden. En Pisk, de baas
van de Joodse Or- dedienst. De beroemde – beruchte zo je wilde,
maar dat wilde ze niet – OD.
Ineens zag ze hem. Daar zat Hans dan toch. Hans Eisinger. Háár
OD’er. Althans, ze waren bevriend en dat liet ze voorlopig maar zo.
Hij was ouder, kalend al, maar stapelgek op haar, hij zat te
stralen op rij vijf of zes.
Vaart maken, het gaat lekker. Been omhoog! Ze durfde nu de hele
zaal te overzien, ondanks het felle, veel- kleurige licht van de
modernste toneellampen die aan de nokbalk waren gemonteerd. De
gentleman-kampcommandant had het bes- te van het beste laten
aanrukken. Onverschrokken, best stoer vond
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
ze, keek ze recht vooruit en zag al die gezichten, ogen, monden,
zonder angst uit haar concentratie te raken; het ging eigenlijk
van- zelf. Iedereen baadde nu in groen licht. Een enkel gezicht
stond be- drukt; griezelig groengekleurd. Andere waren
uitdrukkingsloos, geremd leek het, met kleine strakke monden:
streepjes. Maar de meeste gezichten, de jonge gezichten, stonden
vrolijk; haar leef- tijdgenoten lieten zich gaan.
Achter de Arische kopstukken zaten de joodse kopstukken en
daarachter pas de gewone gevangenen die met moeite een schaars
kaartje – à tien cent kampgeld – hadden bemachtigd, waar soms om
werd gevochten, en die nu alles van zich af probeerden te schudden,
badend in de gloed van het rode toneellicht, dat de ge- zichten
iets blakends gaf. Allemaal appelwangen. Maar het warme licht
scheen rechtstreeks op hen, op het toneel. ‘Die Hauptsache ist
jedoch…’ – bijna zijn we al door de act heen –
‘man sendet öfters dir, ’ne Rolle weiches
Toilettenpapier!’
Een paar seconden lang keek ze Albert Konrad Gemmeker recht in de
ogen. Hij keek een moment naar haar, Hannelore – Hansje – Cahn,
niet naar Camilla Spira.
Buigen maar! Wat een gelach, zeg. Om de flauwe grap over zacht
toiletpapier, iets uit een andere wereld; al kan Hans er nog wel
aankomen. Er werd gebruld, geproest, rij aan rij, maar vooral
achterin.
Snel achter de coulissen de overall aantrekken voor het volgende
nummer. Straks komt de schoolscène, een heus toneelstukje. Ha! Met
die grote namen, ooit beroemdheden in Berlijn en na hun vlucht weer
in Amsterdam; het Theater der Prominenten – met die
grootheden, met Max Ehrlich, de pestkop, op de bühne staan… ‘Dit
zou toch op elk podium een succes zijn?’ hoorde ze iemand zeg- gen.
Nou en of. Zo was het. ‘Alsof we weer op de Ku’damm staan!’
vond een van de sterren.
Onder het luide applaus sprong ze in de gele overall; met haar voet
onhandig op de pijp, en daarna hup, snel de pijp omhoogtrek-
kend.
‘Danke für den Applaus’ hoorde ze Ehrlich zeggen aan de
andere
kant van het zwarte gordijn, ‘ab der ersten Reihe.’ Wat een
stunt! Vanaf rij één, met Gemmeker en zijn vrienden.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
3
Nauwgezet gleed zijn stevige wijsvinger over het papier naar bene-
den: nog een paar acts te gaan, zag Hans Eisinger in het program-
maboekje van Humor & Melodie en hij werd in afwachting
van haar hernieuwde vuurdoop alweer onrustig. Hoewel de houten
stoelen recht waren, probeerde hij zich toch na de lange dag
onderuit te la- ten zakken zoals ze in de rijen voor hem deden.
Zonder weg te glij- den natuurlijk, stel je voor! Maar de
ontspannen pose was hoogst ongemakkelijk. Een van de voorste
stoelpoten, vreesde hij nu zelfs, zat los.
Verflixt!
Daar kwam ze het podium oplopen, ditmaal in haar gele overall.
Ondanks zijn zorgen – onpeilbaar diep, soms aan de oppervlakte,
over een losse stoelpoot (zojuist nog), over het ontwerp voor een
manchetknoop of over het lot van zijn verwanten en van hemzelf,
praktisch dus of existentieel, wat hier vaak op hetzelfde neerkwam
– ja, ondanks alles voelde hij zich weer zoals op de dag dat ze de
trein was uitgestapt. Met haar kleine rugzak om. De dag dat ze hem,
OD’er die de mensen de trein uithielp, niet eens had zien staan. Ze
had natuurlijk zo veel indrukken tegelijkertijd gekregen. Ze had
een moment staan staren, wist hij nog, naar een vrouw op een van de
brancards op reusachtige, schouderhoge karrenwielen: middeleeuws
aandoende vervoermiddelen waarmee de OD’ers zich moesten behelpen.
De aanblik van de zieke op de merkwaardi- ge brancardkruiwagen, met
koffer bij de voeten, iets waaraan hij gewend was geraakt, had haar
diep getroffen; en precies zo diep, zij het op een heel andere
manier, maar even fataal, had hem het beeld geraakt van haar die
daar stond te staren, volstrekt verloren op de ‘Boulevard des
Misères’: het treurige perron, de enige verhar- de plek. Zijn
vrienden, alte Lagerinsassen die altijd op jacht waren
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
naar ‘natuurschoon’, had hij onmiddellijk ingelicht: ‘Nou heb ik me
toch een leuk klein ding gezien!’ Waarmee maar duidelijk was dat
hij haar voor zichzelf wilde.
Zijn stoel zwenkte naar opzij door de – o help, daadwérkelijk –
losse stoelpoot. Niet bewegen dus, vermaande hij zichzelf binnens-
monds. Blijf zo stil mogelijk zitten. Anders val je op je gat.
Achter een razendsnel aangelegd toneelplantsoen met echte hei-
deplanten stond inmiddels een groep mannen en vrouwen in
werkoverall met ster. Maar de beroemdheid Max Ehrlich zag hij niet
staan, noch de lange Camilla Spira. Zíj sprong eruit, dat zag hij
duidelijk. Het nummer begon.‘Ich liebe nur die Heide,’ zong
de groep. ‘Auf der Heide allein, kann ich glücklich
sein!’
Ze straalde, anderen waren naast haar maar bleke schepsels. En-
tourage.
‘Ich liebe nur die Heide…’ Nu zwaaide ze met heidebloemen.
Spe-
ciaal, zo leek het, voor hém. Dat de hele groep met heidetakken
zwaaide, deed er eigenlijk niet eens toe. Hij kon zich niet
herinne- ren ooit zó’n vrouw te hebben gezien. Ze had charme – nee,
allure. Glans. En hij bedacht zich ineens dat zijn moeder… vanuit
Wester- bork kon hij niets doen voor zijn lieve moedertje in
Oostenrijk. Was ze daar nog wel? De laatste tijd, al lange tijd
eigenlijk, had hij geen brieven ontvangen. Maar haar, dacht hij,
háár krijg ik de oor- log door – o jawel, hij wist zeker dat zijn
moeder ook zeer met dat meisje zou zijn ingenomen, al leek ze niet
erg huishoudelijk. Van- af rij zes zag hij haar goed. Zij had hem
nog niet opgemerkt. Maar och, dat kon nog komen.
Het was stiller geworden in de zaal. Sommigen, vooral achter hem,
hadden bij de voorafgaande scènes nog zitten snikken, nog
onverbloemd zitten janken van het lachen; ieder in zijn beste pak.
Zo leuk was het nou ook weer niet. Dit voorzag in een behoefte, in
een gapende leegte. In het speciale revuealbum dat hij had mogen
inzien, had hij het motto van deze revue gelezen: ‘Als je tot aan
je nek in de stront zit valt er niets te fluiten, en toch fluit
ik!’ Wenn man bis zum Hals im Dreck sitzt, hat man nicht zu
zwit-
schern, ich zwitschere trotzdem!
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Hier, in de drek kon je alleen fluitend overleven. Wie verliefd
was, bedacht hij, kon altijd wel fluiten, en dus overleven. Ha! Al
was niets zeker. Wie veilig dacht te zijn werd soms volstrekt
onverwacht toch op de lijst gezet.
Fluiten. Meer kon hij niet doen.
Hij was misschien niet objectief, maar toch: Hannelore bewoog het
sierlijkst. Wat een figuur had ze! Zelfs in zo’n mannenoverall.
Straks moest hij maar eens zien of hij even de kleedkamer in kon
glippen, om haar te complimenteren. Of nee, misschien stelde ze dat
niet op prijs. Hij zou wel wachten; hij kon wachten. Of zal ik het
erop wagen?
Hij moest voorzichtig zijn met haar. De tweede keer in zijn vijf-
endertigjarige bestaan dat hij haar had gezien, was hij misschien
te bot geweest; toch had ze wel om hem moeten lachen. Die keer, een
maand of drie geleden, was hij net bezig geweest om een voor de
kluizen van de door NSB’ers bemande Lipmann & Rosenthalbank
achtergehouden, schaars zilveren Wilhelminadubbeltje in een ge-
luksarmband te smeden, want edelsmid of liever gezegd sieraad-
kunstenaar was zijn vak. Je kon er aardig wat mee bijverdienen
hier, want iedereen smachtte naar een beetje schoonheid en geluk.
Toen hij het zweet van zijn voorhoofd had geveegd en zijn blik naar
buiten had laten zwerven, zag hij tot zijn verbijstering een ranke,
blauwe gestalte in de lucht zwieren. Pas toen hij beter keek, door
het open raam van de werkplaats schuin de weg over en door het raam
van een barak aan de overkant, zag hij dat het een meisje in
overall was, ingespannen oefenend op een gymnastiekbrug. Door het
open raam had hij naar haar staan staren. Naar haar bewegin- gen in
de verte. Als in een droom. Het leek alsof ze traag de lucht in
zwaaide en draaide. In zijn drie maanden oude herinnering al-
thans. ‘Ik bega nu een grote vergissing,’ had hij tegen een collega
in de werkplaats gezegd. Het volgende moment verliep in zijn her-
innering juist sneller dan normaal: hij liet alles waarmee hij
bezig was uit zijn handen vallen, een tang viel op zijn teen, hij
sprong door het open venster, holde de opstuivende zandweg over,
klau- terde door dat andere venster en liep met grote passen, alsof
hij wil- de voorkomen dat ze hem zou ontsnappen, door het zaaltje
waar de gymnastiekbrug stond; een overblijfsel uit de tijd dat het
door-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
gangskamp nog een vluchtelingenkamp was. Ze zag hem niet, toen ook
al niet, of had ze gedaan alsof ze hem niet zag? Dat moest wel. Wie
kwam er nou binnen via het raam? Hij had zich er niets van
aangetrokken. Hij was, zo leek het wel, buiten zichzelf geweest en
had geroepen: ‘Wat doe je? Pass auf! Hier krijg je
spierballen van!’ Ze had gelachen, dus was hij doorgegaan: ‘Ik zie
ze groeien! Je overall gaat scheuren, stop nou toch…’ Algauw had ze
de slappe lach gekregen. Niet meer in staat om verder te gymmen,
had ze met de mouw van de overall haar kastanjekleurige krullen uit
haar gezicht geveegd. Had ze hem aangekeken. Had ze gezegd: ‘Nee,
jij! Met je teddybeerogen.’
Hij glimlachte er weer om: teddybeerogen. Halverwege het heidelied
waren de mannen en vrouwen in blauwe en gele overalls verliefde
paartjes gaan vormen. Sommige mannen, zag hij, omarmden zelfs twee
vrouwen in een idyllische flirtscène: ‘Ich liebe nur die Heide,
auf der Heide allein, kann ich glücklich sein.’ En dat
in een arcadisch landschap; nou ja, voor een
beschilderd doek, meters breed, dat een zonnig beeld opriep van de
heide. Geen barak en geen wachttoren te zien, dacht Hans, dus het
lijkt niet eens. Geflirt werd er natuurlijk wel volop. Een droge
brok bleef in zijn keel steken. Wie omhelsde Hanne- lore daar? Hij
kon het net niet zien, slikte een paar keer, maar de brok verdween
niet. Ze stond niet langer vooraan, maar achter twee overdreven
acterende geliefden die wang aan wang – senti- mentéél – zijn
uitzicht op haar ontnamen. Nu zag hij wie haar had omhelsd: Wietje,
haar Fliegende Kolon- ne-collega. Vooruit dan maar, dat kon geen
kwaad. Het doek viel. Een man kwam op en vertelde wat mopjes.
Mopjes?
Hans vergat de losse stoelpoot en schoot overeind. Hier gebeur- de
iets wat niet gepland was, hij voelde het. Een van de oudere ko-
mieken, Franz Engel, liet een te lange stilte vallen na een grap en
lachte op een vreemde, kalme manier; lachte hij het publiek uit?
Daarna keek hij ernstig en verklaarde: ‘Ich bin stolz, dass ich
ein Jude bin.’
De zaal verstijfde. De revue was mild, lichte kost. Een subtiele
bespotting van het kampleven kon door de beugel, maar dit?
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
‘Bin ich nicht stolz, bin ich doch Jude’ zei Engel, en Hans
rilde.
‘Bin ich Jude, bin ich gleich stolz!’
De gevangenen leken hun adem in te houden. Angstig, getrof- fen.
Ook de gevangenen met de goede baantjes, zoals hijzelf. Het was
afgelopen! En zonder de revue… hoe moet het dan met Hanschje?
De verstikkende stilte werd pas doorbroken toen de geünifor-
meerden vooraan begonnen te lachen; aarzelend, maar steeds lui-
der. Alsof het de beste Witz van de voorstelling was. Hans
was ge- troffen. De Witz was waar, het was geen Witz, en toch ook
wel. Dat Engel hem had durven maken, getuigde van moed. Onvervalste
moed, dacht hij, zeldzaam. Een emotionele voltreffer. Het doek
viel. En ging weer open. Hij merkte het nauwelijks, was te zeer
onder de indruk van de geladen sfeer in de zaal, van de grap die
wel geïmproviseerd moest zijn. Zoiets was nooit door de censuur
gekomen. Gemmeker schrapte persoonlijk in de teksten. Uit het
niets, zo leek het, stond er een postkoets op het toneel. Model
vroeg negentiende eeuw, aangespannen door bordkarton- nen,
vriendelijk lachende paarden. Een heer met hoge hoed nam zijn
biedermeierdame bij de hand voor een picknick in het gras. De koets
zou voorlopig toch niet vertrekken, verzekerde Max Ehrlich die nu
een koetsier in mantel, met zweep was. De muziek begon met kalme
klanken, kalmpjes aan, want het was postkoetsentijd. Traag zong
Ehrlich: ‘Immer langsam, immer langsam,
immer mit Gemütlichkeit,
wir haben noch lange Zeit,
es ist noch nicht so weit…’
Nee, het is nog niet zover, besefte hij, we hebben nog tijd. Tijd!
– daar draaide het om. Tijdrekken, weken, maanden. Jaren, des-
noods, in niemandsland.
Hoeveel rek zat erin?
‘Wir haben noch lange Zeit,’ zong Ehrlich weer en er ging
een
zucht door de zaal merkte Hans, van voor naar achter, tot aan de
slechtste plaatsen, de zaal ontspande, waande zich misschien op
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
een andere plaats, in een trager, romantisch tijdperk. Met koetsen
in plaats van treinen. Subtiel bedacht.
Niet denken, niet voelen; vergeten.
Tranen welden op in zijn ogen, een prikkend gevoel waar hij zich
aan over wilde geven, al kon hij niet te sentimenteel worden; even
gaf hij zich toch over en liet zich weer in de ongemakkelijke stoel
zakken. De man naast hem, een collega van de Ordedienst, kreeg het
zo te zien ook te kwaad en slikte. ‘Es ist noch nicht so
weit.’ Sommigen lieten hun tranen vrijelijk stromen, zag hij,
zonder gê- ne; een ontlading, en waarom ook niet, wat was erop
tegen, mócht het misschien een keer?
De voorstelling, hoe humoristisch ook, was emotioneel. Hij werd
door een mangel gehaald, van het ene dramatische moment naar het
andere geslingerd. Wellicht was het zelfs louterend. Hij veerde op,
krachtiger. Nu leefde hij, niet straks, overmorgen, volgend jaar,
of gisteren, jaren terug, toen er niets aan de hand was, toen hij
in Wenen voor edelsmid leerde en elk weekeinde naar huis ging, naar
het laaggelegen dorp Drösing. Háár had ik daar nooit ontmoet.
Weer zwenkte de stoel met de losse poot. Pass auf! ‘En ik
dank u dan ook, Herr Kommandant,’ hoorde hij Max Ehr- lich
zeggen voor het gevallen doek, ‘ik dank u dat u deze avond mo-
gelijk maakt.’
Zelfs Gemmeker leek losser dan anders, voor zover hij hem kon zien.
Es ist noch nicht so weit. Zolang zijn koninkrijkje op de
hei bleef bestaan, werd hij niet overgeplaatst naar het oostfront.
Ook de koning, de mecenas zelf wil niet nach Osten, dacht
Hans. En hij zag hoe het revuealbum – met pikante tekeningen en
foto’s – aan de kampcommandant werd overhandigd: met een lichte
buiging. Hoe had Gemmeker het ook alweer gezegd? ‘Ich bitte
dringend um ein Happy-End.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
4
Rob de Vries probeerde te lopen zoals de mannen van het spoor naar
zijn idee liepen. Losjes, verveeld. Handen in de zakken? Toe maar.
Late reizigers haastten zich de violette avond in om nog voor het
donker hun verduisterde, rouwende huizen te bereiken. Hij niet, hij
was de nieuwe hulprangeerder, al wist niemand van zijn komst; hij
had geen haast, hij moest zo lang mogelijk op het station zien te
blijven, of rondom het station, maar zonder dat het zou opvallen.
In de hoop die ene man te vinden, want alleen hem kon hij aan-
spreken. ‘Stevig, zeg maar rónd postuur.’ Veel meer wist hij niet.
‘Ergens achter in de veertig.’
Vrij overtuigend, hoopte hij, kuierde hij met slechts lichtelijk
klamme handen in zijn zakken over het perron van het grijswitte
station. Een negentiende-eeuws standaardontwerp van Rijkswater-
staat dat hij op een foto had gezien, en waarbij hij zich de
platte- grond had voorgesteld. Gespannen kuierde hij naar de
centrale hal die in het hoge middengedeelte moest liggen van het
klassieke ge- bouw op maat, Klasse III, voor een
provinciehoofdstad. Misschien was de man niet op het station.
Misschien zat hij er- gens in een loods of in een seinhuis,
misschien op een andere typi- sche spoormannenplek waarvan hij het
bestaan niet eens vermoed- de. Als de man al dienst had. Zo de
beschrijving – ‘Stevig dus, en misschien toch eerder in de vijftig’
– al klopte. Eigenlijk had hij geen idee waar hij hem zou kunnen
vinden: de machinist-rangeer- der van het treintje dat Westerbork
in reed met brieven, pakketjes, voedselvoorraden, en misschien één
keer met hem. Een paar weken eerder waren twee gevangenen het kamp
uitge- smokkeld; die jongens hadden Amsterdam bereikt en hun
verhaal had hem niet meer losgelaten. Het kon dus, al was het
uitzonder- lijk. Het was mogelijk.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Hij liep onder de overkapping door, hij moest dicht bij de hal
zijn.
Het angstzweet, pure paniek, kwam toch weer, ongewild, uit zijn
poriën: maar zal ik haar vinden tussen de duizenden? Daar had je de
boogvormige poorten, met daarachter inderdaad een lichte hal.
‘Ausweis!’ klonk het raspend. Hierop was hij voorbereid, hij
tast-
te al in zijn binnenzak, maar toch werkte het op zijn zenuwen. Een
geüniformeerde Duitser staarde vermoeid voor zich uit. Waar zit-
ten die papieren nou…? Rustig, daar zijn ze al. Het moegestreden
uniform, dat al in de Eerste Wereldoorlog moest hebben gediend,
bestudeerde het valse persoonsbewijs en keek hem aan. Een tel
misschien. Strak terugkijken, recht in de ogen, op boksles geleerd.
En misschien nog een tel: hij ziet het, schoot het paniekerig door
zijn hoofd, íéts ziet hij, de watermerkleeuwtjes, hartstikke nep,
met één strakke linkse ligt hij als het moet, maar wat dan? Bij
grondige controle liep hij tegen de lamp. Dit persoonsbewijs was
verdorie gedrukt door Familiedrukwerk Van Velzen op de
Ruysdaelkade! En hij werd gezocht – een ander klein detail – door
de Gestapo, die Luctor et Emergo op het spoor was gekomen; hoe, dat
wist nie- mand, maar er waren al drie invallen geweest aan de
Keizers- gracht… en ze hadden níks gevonden. De Duitser knikte mat,
met treurige ogen die de drie leeuwtjes – geen watermerk maar dood-
gewoon drukwerk – niet hadden doorgrond. Doorlopen nu. Snel! En
doelgericht.
Weer voelde hij twijfel. Zit ze er eigenlijk nog wel? Een vraag
waarmee hij zichzelf kwelde. Elke dinsdag vertrok de trein. Van-
daag, 28 september 1943, goeddeels voorbij al, was een dinsdag. Te
laat! Een duistere weemoed die op maagpijn leek, een pijn- scheut,
overweldigde hem een moment, niet langer, waarna er weer gewone
nervositeit voor in de plaats kwam; een andere buikpijn.
Willekeurig liep hij een paar stappen vooruit en zag een man in
blauwzwart spooruniform: lang, chagrijnige kop, jaartje of dertig
hooguit, nee. Absoluut níét aanspreken.
De centrale hal was kleiner dan hij had verwacht. Hoe kon hij hier
onopvallend rondhangen? Zonder vastomlijnd plan. Al zijn
acteertalent moest hij inzetten.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Hij stond stil, versteend, in de betegelde ruimte die steeds klei-
ner leek te worden. In paniek zette hij zijn voet op een zitbank,
wreef er met zijn Deutsche Zeitung in den Niederlanden
overheen om de neus te laten glanzen.
Welk acteertalent?
Iemand botste tegen hem op. Hij moest in beweging komen, stilstand
was achteruitgang of erger. Het tochtte onder de open bo- gen; de
luchtstroom zoog de seconden weg, seconden die minuten leken. Hij
moest bewegen. Hij liep naar het bord met vertrektijden. Welke
rangeerder keek naar zo’n bord? Een béétje rangeerder kent de
tijden vanbuiten.
Toen zag hij hem binnenkomen, onder de middelste van de vijf bogen
door. Een veertiger of vijftiger in spoorkiel, petje op. Het kon
hem zijn. De man sprak met een dametje en wees met zijn mollige arm
naar een loket.
Door schelle luidsprekers werd iets onverstaanbaars omgeroe- pen.
Ergens rinkelde een telefoon. De enigszins ronde man stond nu naast
de lange spoorman, die inmiddels nog ellendiger keek; een soort
toezichthouder?
Toch moest hij eropaf. De dikste aanspreken. Hoe, dat wist hij nog
niet, en dan was het erop of eronder, die gok moest hij wagen, het
kon evengoed de verkeerde vent zijn, of een met Duitse sympa-
thieën. Van die lange kreeg hij de kriebels. Maar blijven dralen
zou de aandacht trekken.
Ik moet iets doen. Nú.
De man was hem voor. Hij kwam al op hem toelopen: klein maar fors,
kauwend op pruimtabak: ‘Wat bent u aan het zoek’n?’ Hij
klemde de Duitse krant onder zijn oksel en stak ongemakke- lijk
zijn arm uit. Schlemiel! ‘Ik ben Robertdegraaf, rangeerder.
En ik…’
‘Rangeerder?’ De man bekeek hem op zijn gemak en schamper- de:
‘Ach, jongen, daar ben jij helemaal niet geschikt voor. Dat zie ik
zo wel aan je.’
‘Ik moet het vak nog zo’n beetje leren,’ opperde Rob benauwd, ‘en
ik wil het leren in de praktijk.’ Gelooft hij me? Ontspannen kij-
ken. Ontspán, goddomme!
Met een trage armbeweging wenkte de man hem mee naar bui-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
ten, naar een zijkant van het station. Daar spuugde hij in alle –
ver- ontrustende – rust zijn tabak op de grond, spreidde zijn grove
vin- gers en zei: ‘Dit zijn de hand’n van een spoorman.
Zwart van de olie, in elke groef. Die mooie handjes van jou,’ hij
lachte, ‘die heb- ben nog nooit een wagon ontkoppeld.’
‘Tuurlijk, tuurlijk,’ zei Rob haastig en toch zo luchtig mogelijk,
‘dat komt zo: ik ben op de opleiding geweest, maar heb het niet ge-
haald.’ Hij zette zijn zelfverzekerde, brede lach op van kameraden
onder elkaar. ‘En daarom wil ik les krijgen. Van een vakman.’ De
man begon nog harder te lachen, bulderend, het kletterde te- gen de
stationsmuur op, terwijl hij Rob in de arm kneep en mee- trok.
Even overwoog hij het op een rennen te zetten.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
5
Zo’n hoog stapelbed had ook voordelen, bedacht Hannelore terwijl ze
zonder trap omhoogklom; je moest jezelf min of meer omhoog- hijsen
en het was mooi meegenomen dat ze altijd fanatiek had ge- turnd. Op
driehoog kon je alleen zijn, je alleen wanen. Dicht onder het dak.
En je kon er net rechtop zitten. Onderop of op tweehoog stootte je
je kop.
Wanneer het regende, roffelden de druppels vlak boven haar, en goot
het, dan overstemden ze de eeuwigdurende herrie in de barak met
driehonderd vrouwen; maar nu was het driehoog subtropisch. Alles
beter dan kou. Hoe moest het als het winter werd, als ze hier nog
zat? Ho, stop, nou deed ze het weer. Morgen, prentte ze zich- zelf
direct in, maak ik me zorgen. Eerder niet. Een schijnbaar sim- pel
besluit dat ze maanden geleden, nog voor het afscheid van haar
ouders, had genomen. Je moest het wel steeds herhalen, tot je er
gek van werd, anders werkte het niet. Misschien moest je er ook wel
gek voor zijn.
Bukkend, want het bleef laag, ging ze op haar knieën zitten en
verschikte de stromatras die bulten vertoonde; met haar vuist
stompte ze de hinderlijkste bulten plat, trok daarna pas gedachte-
loos haar sandalen uit en hing ze aan twee spijkers in de hoge
dwarsbalk, haar garderobebalk, kasten bestonden niet. Alles hing
aan spijkers. Haar rugzak, met het noodzakelijke aluminium bord,
het bestek, wat kleren – te weinig – en in het zijvak opgeborgen de
foto’s, ook te weinig en zeker zo noodzakelijk. Van haar ouders,
van haar broer Erich. Alleen die ene, een ansichtkaart, lag
verstopt in de scheur in haar strooien matras. Ter hoogte van haar
kussen: een extra hoge, gewenste bult.
Verstopt maar niet weggegooid.
Haar benen rustten op het taaie stro onder vaal katoen. Nee, de
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
barak was te slecht verlicht op dit uur. Beneden in de hoek één
kaal peertje, dat straks zou worden uitgedraaid. De afbeelding
stond toch op haar netvlies gebrand. Ze moest hem maar laten liggen
want ze was te moe om nog iets te doen.
Omdat hij er te ernstig opstond was de ansichtkaart zo grappig. De
houding van een ouwe vent; een oude jongeman, een kanjer in een
belachelijk pak. Alle details zag ze zo ook wel voor zich: de zware
rookstoel, zijn arm in krijtstrepen mouw die zijn peinzende gezicht
ondersteunde op de rechterleuning geplant. Een soort goedgeklede
denker van Rodin. Zo keek hij in werkelijkheid nooit. Alleen op het
toneel kon hij zo kijken. Hij acteerde op de fo- to en het lag er
te dik bovenop. Het leukste was dat hij niet de lens inkeek, maar
verdiept was in een lijvig boek, de titel opzettelijk zichtbaar:
Rembrandt, schilderijen. Met één hand hield hij het lood-
zware boekwerk vast; wie kan op die manier lezen? Reuze onge-
makkelijk.
Het lichte gesnurk van de vrouw op driehoog naast haar gaf de
doorslag; het moest er een keer van komen. Nu kon het. Half over-
eind komend zocht ze met haar hand onder het katoen en diepte zijn
portret op uit het klamme stro. In het schemerduister hield ze het
schuin voor zich zodat er nog wat licht op viel. Scherp uitgete-
kende jukbeenderen had hij, een machtige, geprononceerde bok-
sersneus: zijn gezicht, gericht op een of ander meesterwerk van
Rembrandt, werd op de ansichtkaart beschenen door een nogal
burgerlijk gebloemde schemerlamp. Hij was zelf een meester- werk.
Zwarte vegen onder zijn ogen, erop geschilderd door gebrek aan tijd
voor zoiets saais als slapen, maakten die ogen nog lichter. Nu kan
het. Dóé het dan.
Met trillende vingers begon ze te scheuren. Vlak boven zijn ge-
zicht. Het licht van de gebloemde schemerlamp speelde over zijn
voorhoofd, over zijn perfect uitgelichte, volle lippen. En verder
scheurde ze, zo precies mogelijk, rondom zijn krullen. Rembrandt
speelde met licht en schaduw, schoot haar te binnen;
zoiets had ze hem wel eens horen beweren. Allemachtig! Dat had hij
zeker ook uit dat boek en op de gevoelige plaat, op deze ansicht-
kaart, in praktijk gebracht.
Oeps, een scheur in zijn oor. Ik heb verdorie te weinig licht.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Ze scheurde verder, rakelings boven zijn hoofd, dwars door de
boekenkast waarvoor hij zich had gepositioneerd, dwars door een
opengetrokken gordijntje dat zijn boeken toonde. Dikke pillen.
Zelfs bij daglicht had ze de titels niet kunnen ontcijferen. Maar
het waren er heel wat minder dan bij haar thuis, vroeger, in
Hamburg: honder- den in leer gestoken, weerloze banden hadden daar
gestaan, sommi- ge eeuwenoud. Op een avond waren de boeken uit de
kast getrokken door een jonge SA-man, die ze de volgende dag weer
verontschuldi- gend terugbracht; hun boeken werden niet in beslag
genomen want moeder was behalve jodin van origine ook Nederlandse:
‘Entschuldi- gen Sie, bitte.’ In de verkeerde
volgorde waren ze weer teruggeplaatst
op de zware eiken planken… Maar daar ging het nu even niet om, je
moest je gedachten hier voortdurend wegdrukken, ze dooddrukken als
de luizen die haar tot nu toe bespaard waren gebleven; nog wel.
Nee, ze wilde aan zíjn boeken denken. Waar hij duidelijk trots op
was. Al had zij er nu dwars doorheen gescheurd, uit angst, een
bange opwelling, woede, wanhoop, verliefdheid, gekte, dadendrang
des- noods of een combinatie van dat alles. Of zomaar. Intuïtie.
Rob de Vries kon maar beter verdwijnen.
Hij kwam niet uit een intellectueel milieu, zoals zij. Had hij dat
met deze zelfbewuste ansichtkaart willen compenseren? ‘Wat een
giller!’ had ze op z’n Amsterdams kunnen roepen als hij hier was
geweest; hij was hier natuurlijk niet maar zat veilig – of niet zo
vei- lig – in Amsterdam, met een hele collectie persoonsbewijzen.
Zij had een vals persoonsbewijs altijd geweigerd. Al had hij het
haar honderdmaal aangeboden – nee, vaker. Waarom had ze het eigen-
lijk geweigerd? Uit een soort solidariteit met haar vrienden, van
wie sommigen al weg waren, naar ‘het oosten’. Uit angst ook,
misschien. Achterlijk, achteraf. Haar ogen stonden nu wijd open in
de barak waar nu bijna volledige duisternis heerste, waar iedereen
sliep, of deed alsof. Ik ben écht achterlijk. Zijn moeder zat ook
ondergedoken. Een vrouw die haar niet had gemogen, maar goed, zij
zat verstopt; waarom ik niet? Het had gekund. Een hele
toneelvoorstelling lang had ze naast zijn mollige moe- der – Bertha
– gezeten, die haar al meteen had toegesist: ‘Verbeeld je maar
niks. Je bent me te verwend.’
Als ze de verscheurde foto schuin hield en haar ogen toekneep,
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
zag ze onder de planken met dikke pillen zijn dunnere bandjes
staan, schots en scheef. Toneelstukken die hij vanbuiten leerde,
voor het geval dat. Als iemand uitviel, kon hij direct invallen.
Zo, had hij verteld, was hij zonder opleiding aan het toneel
gekomen. Daarvoor was hij met sponzen langs de deur gegaan. In
Rembrandt, schilderijen had hij houdingen bestudeerd, en ge-
zichtsuitdrukkingen; dat kwam hem van pas ‘op de planken’. Ze
scheurde zo voorzichtig mogelijk verder omlaag. De ansicht- kaart
vertelde alles over hem, haar verloofde, dat was hij nog altijd,
onuitgesproken. Al was het uit geraakt, ook onuitgesproken. Toch
raakte het steeds weer aan. Vanonder scheurde ze eerst alleen zijn
benen eraf, op goed geluk, want ze waren nauwelijks te onder-
scheiden. En ten slotte toch maar zijn hele lijf. Wat hield een
woord als aan, of uit in, als alles zonder hem leeg
was; vol of leeg was misschien beter dan aan en uit, overwoog ze
terwijl ze zijn lichaam versnipperde.
‘Ich hab es bei Nacht den Sternen erzählt, ich liebe dich.’
Het mooi-
ste revuelied, vond iedereen. Hij kent het niet eens. Irritant
mooi, op het sentimentele af – hoe simpeler, des te
hartverscheurender – maar het ging over hem. De stapel werd te dik
om te versnipperen. Ze stak de stukjes Rob onder het vale katoen.
Schuin beneden, op tweehoog, zag ze een vierkant zwarte lucht;
eigenlijk vier vierkantjes zwart, gescheiden door afbladderende
vensterlatten. Het gordijn, een ouwe lap, zat niet dicht. Het was
nog een heldere nacht, een sterrennacht ook, krankzinnig donker kon
het worden boven de godverlaten vlakte, waarvan ze maar een klein
deel kon zien.
Wie vertelde er nou werkelijk iets aan de sterren? Echt iets voor
een stom liedje. Ze pasten niet in dit barakkendecor; het
uitspansel straalde, dát was pas ongepast. Het mag opgedoekt worden
– oprol- len maar! – of weggezet, als een paneel. Zijn gezicht op
het eironde stukje, een centimeter groot, hield ze nog in haar
gesloten hand. Zijn ogen in zijn ernstige gezicht dat ze had
gespaard; bloedserieus keek hij haar aan. En dan was er die andere,
oudere man. Hans Eisinger. Die haar geliefde wilde worden, zo leek
het; nee, zo was het, dat was duide- lijk genoeg. Van hem had ze
geen foto.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Maar ook hem zag ze zo wel voor zich, in zijn groene overall met
zwarte cape van de Ordedienst: gevreesd, geminacht maar ook be-
nijd. In de pauze was hij nog even naar de kleedkamer gekomen. Over
gillers gesproken! Besuchen Sie uns bitte nicht hinter der
Bühne, stond duidelijk op de deur geschreven, wir haben
genug zu tun! De deur had op een kier gestaan, zijn typische
stem had ze direct her- kend. O nee, niet nu, had ze gedacht, nogal
opgelaten, maar ze had zich er snel overheen gezet en was toch even
naar hem toegegaan, had zijn complimenten met een kwinkslag in
ontvangst genomen, zijn zachte woorden die haar toch wel goed deden
en ze had ge- zegd: ‘Tot straks misschien ja, na de voorstelling.’
Zijn bemoedi- gende – jawel, ze gaf het toe: vaderlijke –
aanwezigheid had haar gerustgesteld.
Vati… Al jaren had ze hem niet meer gezien of gehoord. Zijn stem!
Zijn bidden was intens, als wenen geweest, wondermooi, mensen
hadden hem geadoreerd. Aan zijn hand, wandelend langs de Elbe, had
ze trots om zich heen gekeken terwijl hij zong, terwijl iedereen
hen nakeek. Na de Kristallnacht, ze was net in Amster- dam met
moeder en stiefvader, had ze nog gehoord dat de synago- ge van
rabbijn Carlebach in brand was gestoken. Een bunker was ervoor in
de plaats gekomen. Zong Vati nog, ergens? ‘Grandioos optreden,
Hanschje…!’ had Hans Eisinger net buiten de kleedkamer
gezegd. ‘Oder moet ik voluit Hannelore zeggen nu je een ster
bent? Ik zal maar gauw gaan, je moet je natuurlijk omkleden en
dergelijke. Tschuldigung…’ Alleen Camilla Spira had gedaan
alsof ze niets in de gaten had gehad: lucht was hij, waren zij,
voor haar. De meiden hadden op de achtergrond staan giebelen.
Zijzelf ook, toen Hans weer de zaal in was gelopen.
Maar na de pauze was ze zelfbewust de bühne opgegaan voor het
komische stukje met de andere Westerbork Girls: in school- banken,
weer in de korte rokjes, speciaal voor deze scène genaaid. Komiek
en regisseur Max Ehrlich had in zijn matrozenpakje voor haar
gezeten. Een beetje flauw was het wel geweest, maar ze had het de
meiden beloofd: Ehrlich te grazen nemen, omdat hij hen tij- dens de
repetities voortdurend had gepest en opgejaagd. Toen de leraar het
klasje had gevraagd hoeveel vier plus vier was, en Ehrlich trots
was opgestaan en ‘negen!’ had gegild, had ze de schoensmeer
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
tevoorschijn getoverd die klaar lag in haar schoolbank. Vermoede-
lijk had niemand gezien dat ze zijn bankje insmeerde; alle ogen
waren gefixeerd op de beroemdheid, die was gaan zitten. Toen hij
weer op was gestaan en de klas uit werd gestuurd, had de zaal toch
maar mooi gelachen om zijn bruine achterwerk. Alleen de komiek had
er de lol niet van ingezien. Ziedend was hij na afloop geweest.
Snapten de girls niet hoe belangrijk het was dat er énig
niveau was? Met deze puberale grap was dat omlaag gehaald:
‘Verdammt noch- mal! Laat de grappen aan míj over.
Beseffen jullie wat er gebeurt
als de revue wordt opgedoekt?!’
Tijdens de act had hij nog niets van zijn woede laten merken, had
hij het gewoon meegespeeld en jolig achteromgekeken naar zijn bruin
uitgeslagen, volgescheten broek. En daarna hadden ze dat vreemde
liedje gezongen dat maar door je hoofd bleef zeuren. Over hoe
moeilijk je het hebt als je vroegwijs bent en meer van de wereld
weet ‘dan je leraar en je moeder bij elkaar’: ‘Wenn man noch zur
Schule geht, wie schrecklich hat man’s da,
besonders wenn man mehr versteht als Lehrer und Mama.
Mägdelein, du bist noch viel zu klein,
drum schau die Männer nicht so an.
Mägdelein, du sollst recht artig sein!
Sonst holt dich noch der Schwarze Mann…’
Geen moment had ze gedacht aan een dubbele bodem – ja, een
erotische dubbele bodem. Verwees het naar de dood? Der
Schwarze Mann was toch gewoon een kinderlijke
uitdrukking? Maar wakker
liggend op het harde stro begon ze daar ineens aan te twijfelen.
Opnieuw draaide ze zich om. Ik moet ontspannen, anders wordt het
slapen alweer niets. Stil liggen dan. De dinsdagavond was de
moeilijkste avond, de avond na de trein, na het vertrek. Waar na
afloop nooit over werd gesproken. Niet waar zij bij was
althans.
Door het optreden was de dinsdagavond gemakkelijker voor haar
geworden. Lichter. Na de voorstelling hadden ze staan kletsen en
grappen staan maken. Een bevrijdend gevoel. Weer een week voorbij.
We zijn er nog.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Wat een show ook! Alleen Hans had het gezien: ‘Je was vlug met je
schoensmeer, meesterlijk.’
‘We moeten lachen in het donker,’ had ze iemand van het caba- ret
horen zeggen toen ze terugliep naar barak 65. Met de meiden, maar
zonder hem. Na de voorstelling had Hans haar naar huis wil- len
brengen, naar haar barak. Dat had nou ook weer niet gehoeven. Ze
kon haar ogen net zo goed openhouden. Ze staarde naar het dak, naar
het patroon van balken en dwarsbalken daaronder met silhouetten van
kousen, onderbroeken, korsetten, als aan spook- achtige
waslijnen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
6
Door een scheur in het verduisteringspapier drong een blauwbleke
streep maanlicht binnen. Het behang van de arbeiderswoning had zijn
beste tijd gehad, lang geleden al, en het liet op enkele plekken
los; maar in de sierlijke krulpatronen die zich wisten te handhaven
op de vochtige, maanbeschenen wand zag Rob moeiteloos haar sil-
houet, en in het schijnsel met wat goede wil de schittering van
haar ogen. Donkergroen? Of lichtbruin? Hij wist het niet, had daar
nooit zo op gelet, maar hij wist hoe ze konden kijken: helder. Een
beter woord had hij er zo gauw niet voor. Argeloos en alwetend, te-
gelijkertijd. Tussen groen en bruin in. Precies, zo was het. Ze
moest nu, op dit moment, op een stapelbed liggen. Waar- schijnlijk
op een harde strozak, en dus was ze misschien nog wak- ker. Soms
gokte hij erop dat zij – ja, nú – ook aan hem dacht, en leek ze
nabij. Een pijnlijke frustratie stak de kop op: waarom had hij in
hemelsnaam in België gezeten op de dag dat Hansje Cahn was
opgepakt? Precies die zondag 20 juni, bij de grote razzia, was híj
er niet geweest. Goed, hij had een geallieerde vlieger de grens
over gesmokkeld. Maar toch.
In wezen was ze nu niet ver weg. Nog geen tien kilometer in vo-
gelvlucht en toch ver, mogelijk te ver.
Hij zag nauwelijks iets, maar wist dat hij in een sjofele pronkka-
mer lag waar maar zelden iemand kwam, waar niet veel te pronken
viel trouwens; onder een oude paardendeken, op een bobbelige so- fa
waarop hooguit een enkele keer visite plaatsnam. Het zat ook nogal
beroerd, erop liggen ging maar net. Waar had hij ook naartoe moeten
rennen? Een bevlieging was het geweest. De spoorman met het volle,
bijna maanvormige gezicht had niet onsympathiek geleken en was met
zijn ‘zwarte hand’n van de olie, in elke groef’ in ieder
geval doortastend geweest. Een pre. Terwijl ze naar een loods
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
waren gelopen achter het station, had de man lachend zijn geïm-
proviseerde excuus herhaald: ‘Ik ben op de opleiding geweest, maar
heb het niet gehaald!’ Was het dan zo leuk geweest? Binnen, in de
loods, was de man eindelijk uitgelachen, en had hij hem nog eens
goed bekeken. Vervolgens had hij gezegd: ‘We halen een kiel voor
je.’
Rob probeerde zijn andere zij, maar die lag niet veel beter. De man
die zich had voorgesteld als Roelof van Hasseld, gewoon zijn eigen
naam natuurlijk, had deze sofa – het enige pronkstuk – zelf
gemaakt. Timmeren, doek spannen; een praktisch ingesteld type, had
Rob direct gehoopt, een schot in de roos. Door de dunne wanden
drong gesnurk. Van wie? In het kleine, overvolle arbeidershuis
lagen Van Hasseld, zijn vrouw en zeven van hun acht zonen – een was
tewerkgesteld in Duitsland. De jon- gens en hun moeder wisten van
niets, want ze hadden al op bed ge- legen toen hij was aangekomen;
roekeloos gaven ze zich over aan de nacht. Hij kon het niet, hij
kon de slaap onmogelijk vatten. Hij was te opgewonden. Ik heb me in
een avontuur gestort, met over- gave en met alle gevolgen van dien,
dacht hij. Het leek wel een tekst uit een dramatisch stuk. Hij had
regelmatig geoefend, op ge- dragen toon, de toon van Albert van
Dalsum, de grote toneelspeler met de grootse gebaren. En hij voelde
hoe zijn spieren ontspanden: dit inspireerde direct. Ik weet niet
wanneer ik sterven zal, morgen misschien. Maar ik wil verdomme m’n
best hebben gedaan – dit was weer meer zijn eigen stijl. Liever
dood dan levenslang weten dat ik het niet eens heb geprobeerd. Dát
is levenslang. Daar stond ze, bloedmooi, ongenaakbaar, in de
Beethovenstraat– 66-I. Tot een jaar geleden had ze daar gewoond.
Een tamelijk deftig, nog nieuw bovenhuis, een bel-etage met een
steile trap. Zeventien treden. Onderaan, in de hoek, kon je je zo’n
beetje verschuilen, al was het krapjes; tegen regen, tegen
nieuwsgierige blikken van de straat en van boven, van haar ma en
stiefpa. Onder zes deurmatten hadden ze daar gestaan, in gebroken
glas-in-loodlicht. ‘Het soen- plekkie,’ had Hansje lachend gezegd.
Ze wilde Amsterdams leren zoals hij het spreken kon, en hij had op
z’n platst gereageerd: ‘Wat een moordgozer, die architect van deze
wijk, dat-ie rekening met ons heb gehouwen.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
7
Knieën in de modder, regen op de rug, schuilen kan niet. Een klei-
ne ruzie, een lachbui en dan het koken, met woorden althans, om de
tijd te doden: de laatste aardappels werden gerooid door de bui-
tendienst. Onder het rapen had ze een half kookboek aan recepten
horen vertellen. ‘Op de Amsterdamse Huishoudschool konden ze me
niet zo boeien als hier in de blubber,’ zei Hannelore lachend. Na
hun vlucht uit Duitsland had ze nog geen zin gehad om te stu-
deren, al had moeder dat gewild en al had ze al wat Nederlands ge-
kend.
Chocolademousse werd nauwgezet beschreven door een van de oudere
vrouwen; toetjes waren het populairst, je proefde ze bijna, het
water liep haar in de mond. Een van de meiden wroette met haar
handen in de aarde: ‘Hemelse modder!’ ‘Tien tegen één dat ik het
recept vergeten ben als de oorlog voor- bij is,’ zuchtte een
vermagerde vrouw met een scheef lachje. ‘Nog een tip:
Stacheldraht,’ riep iemand. ‘De snijbonen niet af- halen,
lekker met de dikke haar eraan de pan in en klaar is uw ge- recht:
de Prikkeldraadboon die in uw keel blijft steken, Wester- borkse
specialiteit!’ De OD’er die hen buiten het kamp bewaakte, lachte
net iets te uitbundig. Hij wist nog een leuke anekdote om de dames
die niet mochten ontvluchten nog harder aan het la- chen te
krijgen. Alsof iemand ook maar een poging tot vluchten zou doen,
dacht Hannelore. Voor elke geslaagde vluchtpoging moesten anderen
op transport. Laatst, hoorde ze hem vertellen, had een OD’er een
kip van de kampboerderij gestolen en bij de controle onder zijn
cape verstopt; hij hield vol dat er niets aan de hand was, al
vertoonde de cape een rare bult: ‘Begint dat kreng te kakelen!’
Na een sobere veldlunch, die haar hongergevoel maar voor even
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
verdreef, waren de sauzen aan de beurt. Recepten die haar zelfs in
de blubber niet interesseerden.
Haar vingers waren rood en opgezet. Met een takje stak ze de modder
onder haar nagels vandaan. Weg met die rouwranden! Haar huid trok.
Hoe kom ik hier ooit aan handzalf? Toen hoorde ze iemand roepen:
‘Hannelore Cahn?’
Een jongetje kwam haar halen, gestuurd door ene Wertheim. ‘Die
beeldhouwer,’ zei hij. Ze moest meteen meekomen. Een ba- rakgenote
floot uitdagend, zoals bouwvakkers fluiten. ‘Waar lopen we
naartoe?’ vroeg ze de jongen van een jaar of elf die gehaast,
volwassen voor haar uitliep. Het kind leek haar te ken- nen. Van de
revue?
‘Naar zijn atelier.’
Een atelier in het kamp? De aangekoekte modder probeerde ze nog
gauw van haar overall te vegen.
‘Hier moet je wezen,’ zei de jongen bij een kleine barak en was
meteen weer verdwenen.
Ze tikte tegen een halfopen venster.
‘Loop maar door,’ klonk een zware stem.
De man die bij de stem hoorde, stond achter een bonk klei in een
heus, al was het bescheiden, atelier. Rustig kwam hij voor haar
staan. Zijn ogen onder borstelige grijze wenkbrauwen bekeken haar
van top tot teen, vakmatig, minutenlang. ‘Draai je eens en profil.’
En ze vermoedde het, al voordat hij zei: ‘Je gaat model staan.’
Hier zat Gemmeker achter.
Ze hebben me nodig! Ze zullen me niet wegsturen. ‘Goed,’ zei ze zo
koel mogelijk. ‘Wanneer wilt u beginnen?’ ‘Nu meteen maar.’
Wel erg rap. Misschien was dat maar beter ook, dan kon ze zich niet
meer bedenken.
‘Kleed je maar uit achter dat scherm,’ wees hij. ‘Alleen vanboven.’
Even raakte ze in paniek: krijgt de kampcommandant mij bloot te
zien? Ach, nee, onzin. Alleen deze oudere man, die al talloze
naakten moest hebben geschapen, zou haar zien. Terwijl de
beeldhouwer quasiverstrooid naar zijn tekenblok zocht, kroop ze
achter een klein kamerscherm. Opgelucht ademha- lend.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Dit was beter dan aardappels sorteren, stenen sjouwen, koffers en
pakketjes slepen voor de Fliegende Kolonne; alles moest je
hier aanpakken, naast de repetities voor de revue. Eerder was ze
ook tandartsassistente geweest in het kampziekenhuis, een makkie
want haar moeder was tandarts. Met een verzorgd gebit waren de
patiënten naar Polen vertrokken.
Alleen vanboven! Best een giller. Hard werken kon je het niet
noemen: halfbloot op een kruk zitten. De kruk had ze al zien staan.
Even aarzelde ze. Wie had haar ooit zo gezien, zelfs Rob niet, het
was er nooit van gekomen. En bovendien, dacht ze, ben ik hem kwijt,
het is te laat, het is menens, oorlog, hij heeft allang een an-
der, wat wil je ook, het is oorlog en te laat. Morgen maak ik me
pas zorgen, toch?
Verlegenheid mocht haar niet in de weg staan. Dit was een eer. Ze
knoopte haar overall open.
Gemmeker had de koudste blauwe ogen die ze ooit had gezien, maar
toch was hij niet oncharmant: knap met ijskoude ogen. Sinds kort
werkte ze in de tuin van zijn groene houten villa naast het kamp.
Ze verzorgde zijn bloemen, nou ja, deed een poging daar- toe. Ook
daar was ze schijnbaar toevallig voor gevraagd via een
dienstleider. ‘Maar ik weet niks van tuinieren,’ had ze verbaasd
ge- reageerd. ‘Hou je mond nou maar,’ had de dienstleider gezegd.
Poseren moest ze, acteren. Zoals Rob op de foto. De mouwen van haar
overall knoopte ze om haar smalle middel zodat de overall daar
bleef hangen. Vroeger, als ze haar moeder vroeg of ze knap was, had
ze te horen gekregen: ‘Je bent niet knap, je bent charmant en dat
is meer waard.’ Maar wie wilde er nou charmant zijn?
Zo losjes mogelijk kwam ze achter het kamerscherm vandaan en liep
snel, een beetje voorover en met haar armen over haar bor- sten
gevouwen naar de kruk.
‘Ga zitten zoals je zelf wilt,’ zei de beeldhouwer, ‘en noem mij
gewoon Jobs.’
Gewoon Jobs? Zo gewoon was dit anders niet. En profil, zodat ze hem
niet hoefde aan te kijken, nam ze plaats op de kruk. ‘Kin wat
omhoog,’ instrueerde hij, ‘nog een centimetertje. En ontspan.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Ontspan? Tuurlijk. Nog meer aanwijzingen? ‘Schouders omlaag. Dat
maakt je hals langer.’ Met houtskool maakte hij een schets, zag ze
vanuit haar oog- hoek. Zolang ze hem niet aankeek viel het mee. Ze
kreeg alleen een stijve nek.
Ondertussen knoopte hij een praatje aan, want stilte maakte ge-
spannen: ‘Waar kom je vandaan oorspronkelijk? Ik hoor een licht
accent.’
‘Hamburg.’
‘Ook toevallig. Daar heb ik ooit leren boetseren, toen ik als leer-
ling bij een bank werkte. Ik kom uit een bankiersfamilie, maar heb
een weerzin tegen de getalletjes van de beurs. En een grote liefde
voor de beeldhouwkunst, vooral voor Rodin. Ken je zijn werk?’
‘Alleen De Denker.’ Ze schoot in de lach. ‘Wat lach je nou?
Een bloedserieus beeld.’ ‘Ik kende iemand.’ Het floepte eruit. ‘Hij
had er wat van weg.’ ‘Die wil ik onder handen nemen! Leuk
oefenmateriaal.’ De beeldhouwer pakte een fototoestel: ‘Nog even
wat plaatjes schieten. Hulpmiddeltje. Scheelt tijd.’
Ze hoorde de flitser, voelde het warme licht op haar lijf. Ze werd
vastgelegd.
De deur piepte open. Doordat ze nog steeds wat stijfjes en profil
op haar kruk zat, kon ze niet zien wie er binnenkwam en vervol-
gens een paar tellen bleef staan. De deur viel weer in het slot.
Door het raam kon ze Gemmeker nog net zien weglopen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
8
Hij wierp de mottige paardendeken van zich af en sprong overeind
alsof hij van de sofa werd gesleurd. Ochtendgestommel in de keu-
ken had hem gewekt uit een ondiepe slaap. Verdwaasd stond hij in
een vreemde, duistere ruimte. Verdwaasd, maar met kriebels in de
onderbuik: plankenkoorts. Alleen door de scheur in het verduiste-
ringspapier drong een stoffige baan vroege zon binnen, die precies
viel op hem, midden in de kamer, in spotlicht op een verduisterd
toneel. Rook hij koffie?
Er was niets aan de hand, hij was nog niet gepakt, hij werd niet
gepakt.
Slordig vouwde hij de deken op en schoot zijn blauwzwarte kiel van
de Nederlandsche Spoorwegen aan – jammer dat het geen Staats
Spoorwegen meer heette, dan was hij nu verkleed als SS’er. Hij nam
plaats op de doorgezakte sofa, spuugde nog gauw in zijn handen,
streek zijn krullen plat en bleef wachten. Sliep hij vast zo- als
gewoonlijk, al was het kort, dan had hij nergens last van. Juist in
zijn halfslaap beleefde hij gebeurtenissen opnieuw. Sluimerend had
hij zich weer omgekleed in de loods. Zo was het gisteren ge- gaan:
de spoorkiel had als gegoten gezeten, alleen de mouwen wa- ren iets
te kort. Van Hasseld had hem in de ogen gekeken, de han- den op
zijn schouders: ‘Open kaart nu.’ Aarzelend had hij herhaald dat hij
wilde leren rangeren. ‘Geen gekkigheid,’ had de machinist-
rangeerder geïrriteerd gereageerd, ‘de waarheid.’ Vanuit de keuken
drongen nu stemmen door: ‘Hij is blijv’n sla- pen, ’t was al
buiten spertijd,’ ving hij op. ‘Wie dan?’
‘Een nieuwe hulprangeerder. Een groentje.’ Schuifdeuren weken
piepend, als met tegenzin, uiteen. ‘Koffie?’ vroeg een tengere
vrouwengestalte tussen de deuren. Tegen de zon-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
verlichte achtergrond was haar gezicht nauwelijks te onderscheiden.
Mompelend haalde de spoorman het verduisteringspapier voor het raam
weg: ‘Dat ding wil nooit eens gemakkelijk los.’ Met zijn zwart
uitgeslagen duim drukte hij een glimmende bromvlieg dood tegen de
ruit en schonk in één beweging door een kopje surrogaat- koffie in.
Die moest van goede kwaliteit zijn want de overrompe- lende geur –
Arabië – verdreef direct de bedompte lucht uit de on- bewoonde,
doodse voorkamer.
‘Moeders was ev’n bezorgd wie er nu weer op de sofa lag,’
sprak de machinist luid zodat zijn vrouw, nog altijd tussen de
schuifdeu- ren, het ook kon horen. ‘Er blijven er wel meer over als
het te laat wordt, voor een nachtje.’
Plompverloren had hij het de vorige dag in de loods bekend: ‘Er zit
een meisje in het kamp. Ze moet eruit.’ ‘Een meisje?’ Van Hasseld
was argwanend geweest. ‘Jouw meis- je, bedoel je.’
‘Min of meer, ja,’ had hij noodgedwongen toegegeven. ‘Min of meer!’
had Van Hasseld spottend herhaald, weer iets te hard en hij was
bang geweest dat er iemand de loods in zou ko- men. ‘En daar kom je
helemaal voor naar Assen? Je bent niet goed snik.’
Snel had hij gezegd: ‘Luister, ik heb me goed voorbereid en…’ ‘Je
had niets eens een kiel!’
Geroutineerd stelde hij zich nu voor aan de vrouw in de flodderi-
ge ochtendjas die hem nog onderzoekend aankeek:
‘Robertdegraaf, hulprangeerder,’ zei hij. En met een gulle
lach die zijn gezicht op- lichtte: ‘Dank u voor de gastvrijheid.’
Ze glimlachte al voorzichtig mee en verschikte haar warrige haren,
kamde ze met haar vingers naar achteren.
Toen, in het nauw gedreven, had hij Van Hasseld op de man af
gevraagd: ‘Durf je mij mee te nemen?’
De spoorman had gezwegen, had met fletse ogen staan staren naar de
smerige vloer van de loods naast het spoor, waar juist met veel
kabaal een trein vertrok.
‘Ik heb een perfect persoonsbewijs,’ had hij net boven het geluid
van de trein uit gefluisterd terwijl hij zijn papieren liet zien,
‘en het diploma van rangeerder.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
De man had flauwtjes geglimlacht. Had daarna in alle ernst ver-
klaard: ‘Nou, ik vind het moeilijk. Maar het mot maar.’ En achter
op de fiets had Roelof van Hasseld hem meegenomen, door het git-
zwarte, verduisterde Assen, een minuut of tien, naar deze arbei-
derswoning in de Gasfabriekstraat, vlak bij een kazerne vol Duit-
sers. Zijn hand had hij al die tijd stevig om zijn papieren
geklemd, in de zak van de nog onwennige spoorkiel. Ik vind het
moeilijk, maar het mót maar. Geniale tekst.
‘Kom jongen,’ zei Van Hasseld terwijl hij een stuk brood in zijn
koffie doopte, ‘werk aan de winkel.’
‘Ach, laat hem nog even wat water over zijn gezicht gooien,’ zei de
vrouw terwijl ze hem voorging naar een piepkleine keuken aan de
achterzijde van het arbeidershuisje. ‘Zo kan hij niet
beginn’n, het is zijn eerste werkdag. Kom Robert, dat was je
naam toch? Hier is de gootsteen.’ De kleine vrouw drukte een kam in
zijn hand. ‘Je haar zit wild. Slecht geslap’n?’ Hierbij keek
ze hem peilend aan; een beetje schrikachtig ook, alsof ze
instinctief wist dat er iets niet klop- te. Hij wist niets te
zeggen om haar gerust te stellen. ‘Zeg maar gewoon Rob,’ bracht hij
zo ontspannen mogelijk uit. ‘Morgen,’ had Van Hasseld in de loods
gezegd, en dat was dus vandaag, ‘morgen gaan wij eerst maar eens
wat oefenen,’ herinner- de Rob zich toen hij een magere waterstraal
opving. Oefenen? Wat stelt hij zich daarbij voor? Dat kost tijd.
Meer tijd, meer risico – is hier nergens een spiegel?
‘Wacht,’ zei Van Hasseld toen zijn vrouw naar boven ging, ‘ik heb
nog een idee.’ Hij gaf hem een gitzwart kooltje en wees naar een
kleine spiegel op de keukenplank: ‘Voor je handen. En mis- schien
je wang’n.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
9
Hans Eisinger zag het heus wel aankomen, ver van tevoren al, maar
ondernam nog geen actie. Door een raam aan de achterzijde van de
keuken stak een hand naar buiten die, ja, inderdaad, iets weggaf.
Wortelen zo te zien – Karotten hadden ze die thuis ge-
noemd. Aan een verdorde dame die ze behendig in haar handtas
schoof; zogenaamd onopvallend. Er waren er zelfs die op stroop-
tocht gingen met deftige aktetassen onder hun arm, alsof ze op weg
waren naar kantoor. Geen wonder. De porties waren schraal. Van de
ene vermoeide voet ging hij op de andere staan. Liever de keuken
bewaken dan de strafbarak met dat akelige schrikdraad eromheen. Hij
durfde de zogenoemde strafgevallen geen extraatjes toe te stoppen
zoals een van zijn collega’s, zijn barakgenoot Margu- les, deed.
Wat zouden de sancties zijn, voor hem, voor hen? Hij had te doen
met strafgevallen, veelal opgepakte onderduikers; nogal een
misdaad, zeg. Hij ergerde zich aan zijn onvermogen verder tegen de
regels in te gaan. Waarom was hij toch altijd zo verstandig? Maar
ach, het bewaken van de strafbarak was nog altijd beter dan het
assisteren bij een vertrekkend transport: het ergste, het ver-
schrikkelijke. Mensen die hij soms persoonlijk kende de veewa- gons
in helpen. Mannen, vrouwen, ouden van dagen of kleuters met tranen,
nu en dan met gekrijs. Helpen? Het afschuwelijke op- jagen… Ook hij
moest dat doen als het niet snel genoeg opschoot, al probeerde hij
het zo vriendelijk mogelijk. Vriendelijk opjagen, dat was zijn
taak. Dan de dichtslaande deuren. Dan de hendel: hij, OD’er, moest
de deur vergrendelen.
‘Je moet het zo zien,’ had hij laatst aan Hanschje uitgelegd tij-
dens een wandeling, een barakje om, ‘het is beter dat wij de weige-
raars naar binnen duwen, dan dat ze de trein in worden geknup- peld
door de SS en gewond aankomen in Polen.’ Misschien had hij
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
niet alleen haar, maar ook zichzelf willen overtuigen, bedacht hij
terwijl hij kort knikte naar de passerende dame met de wortelen in
haar tasje; fel oranje staken ze er bovenuit. Hup, doorlopen, dacht
hij. Hoe sneller jij je uit de voeten maakt, hoe minder risico ik
loop. Met de handen op zijn rug kuierde hij verder. Op een dag, al-
weer jaren terug, was een gigantische brandspuit die op een oud
kanon leek het vluchtelingenkamp in gereden. Wie van de Duits-
joodse vluchtelingen bij de brandweer wilde? Dat was spannender dan
het monotone grond omspitten voor de Nederlandsche Heide-
maatschappij en hij had zich meteen aangemeld. Had hij toen kunnen
vermoeden dat het brandweerclubje drie jaar later zou worden
omgedoopt tot een Joodse Ordedienst – in een Duits door- gangskamp?
Had hij ook maar kunnen raden dat die joodse politie, die nodig
was, zoals in elke stad; dat die zou worden ingezet bij transporten
in veewagons naar een werkkamp, ver weg, in het oos- ten, een
streng werkkamp waar zelfs hoogbejaarden en baby’s heen werden
gejaagd – maar tóch een werkkamp, met goede zie- kenhuizen,
bejaardenhuizen en crèches, zo werd tenminste ver- teld. Zo werd
soms geloofd. Maar vaak ook niet. Hij wist niet wat te geloven.
Hij liep nog maar een ronde om de keukenbarak waaruit uien- dampen
opstegen. Door het open raam blikkend zag hij dat er weer stamppot
op het menu stond. Was het niet beter dat híj dan maar die
duivelsarbeid verrichtte, in plaats van een of andere bruut? Bij
het inroosteren, zo had hij Hanschje verzekerd, zette de leiding
van de Ordedienst de ruwste OD’ers, die schopten of sloegen als ie-
mand ook maar treuzelde, zo min mogelijk in voor vertrekkende
transporten. Al lukte het niet altijd. En een enkele uitslover had
je nodig om de SS tevreden te houden.
De meeste gevangenen – vooral de Hollandse joden – begrepen het
niet, nee, wílden het niet begrijpen. Voor de Hollanders waren de
Duitse en Oostenrijkse joden in de eerste plaats Duitsers, ‘rot-
moffen’. En de OD was zelfs ‘de joodse SS’ genoemd. Hij was uit-
gescholden voor verrader en had zich daar behoorlijk druk over ge-
maakt. Het knaagde, maar wat moest hij dan? De Duitstalige jo- den,
vluchtelingen die hier al jaren zaten, kregen de beste baantjes.
Ja, makkelijk voor de Duitse kampleiding. Kon hij het helpen?
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Je moest keihard worden hier, maar hij was niet van steen, en ook
niet van diamant. De revueavond had hem goed gedaan, een warm bad
was het geweest; wanneer had hij dat voor het laatst ge- had?
Mein Gott, jaren terug.
Hij zette zijn pet af die begon te irriteren in de hitte, krabde
zich op het hoofd. Bij de voorbereidingen al had hij er lol om
gehad. Zijn collega, de durfal die strafgevallen extraatjes gaf,
had het al- bum geïllustreerd dat Max Ehrlich aan de kampcommandant
had aangeboden; uit dank dat hij, de grote komiek en regisseur,
niet op transport hoefde, zurückgestellt was. Voorlopig
tenminste, bis auf weiteres. Het album was pikanter
geweest dan de voorstelling, met
op de eerste pagina al, bij het motto, het getekende achterwerk van
een koe die een dampende vlaai produceerde; daaruit rees het
grijnzende gezicht van Ehrlich op: ‘En toch fluit ik!’ En een van
de meiden van het ballet, overduidelijk Hanschje, getekend met nóg
fijner postuurtje dan in werkelijkheid en in een nog korter rokje –
ach, ook best geschikt. Onder een afbeelding van de zes Wester-
bork Girls plus La Spira was geschreven: ‘Der Text ist beinah
literarisch
Die Spira wird schon langsam arisch…’
Binnenkort mocht de Halbjüdin Camilla Spira het kamp
verlaten, wist hij, ze had buiten kennelijk goede contacten:
UFA-relaties wil- den haar contracteren, ging het gerucht.
Een flinke dosis Vitamine R. Zoiets was voor Hanschje niet te
regelen, want zijn invloed was beperkt, uiterst beperkt. Maar toch.
Vitamine R, kamptaal voor re- laties, was van levensbelang. Ook
Hannelore kon niet zonder. Hij zette zijn pet weer op, wipte de
keuken in. ‘Panneninspec- tie!’ riep hij en zonder erom te vragen
kreeg hij al iets toegestopt in een geruite theedoek. Straks kon
hij haar gaan verblijden met een heus stuk worst.
Opgewonden, maar heel zacht, zong hij een kampdeuntje: ‘Ik zoek een
relatie, die vol consideratie wat meebrengt voor dat eeuwi- ge
gerammel in mijn maag!’
Zijn collega’s van de Ordedienst hadden grappen lopen maken en
waren verbaasd, wellicht jaloers geweest: wat ziet die knappe
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
griet in een kalende Oostenrijker? Zelfs tussen de Oostenrijkse en
Duitse OD’ers was nog rivaliteit. Vanzelfsprekend ging hij hun niet
vertellen wat ze laatst tegen hem had gezegd: ‘Je hebt een mooi
accent. Zo zangerig. Zacht.’
Meine Güte! Daar was alwéér iemand bezig. Wel zeer in het
oog
springend, met een kleine koffer wagenwijd open onder het keu-
kenraam. Voor de vorm liep hij eropaf, liet de onhandige heer in
kwestie zijn voorraadje behouden maar zei luid: ‘Sofort weg
hier!’ En zachter, bijna onhoorbaar erachteraan: ‘Pas toch op,
zeg.’ Als je jat, jat dan subtiel. Dit kan me mijn baan kosten en
jou de strafbarak in jagen, sukkel.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
10
‘Voor je handen en je wangen.’ Dat hij daar zelf niet op gekomen
was. Eigenaardig. Wat heb ik nog meer over het hoofd gezien, vroeg
hij zich koortsachtig af terwijl hij met het kooltje onder zijn
nagels schraapte: rouwrandjes, authentiek spoormannenzwart,
verfijnden de vermomming.
Zijn gezicht schminkte hij zo subtiel mogelijk met zijn vinger-
toppen, gespannen als voor een première. Een veeg kolengruis bij
het rechteroor moest voldoende zijn.
In de kleine, gebarste spiegel probeerde hij zichzelf te bekijken
als een buitenstaander: onmogelijk, wist hij toen hij zich kritisch
in de bijna doorzichtig blauwe ogen zag. Het is en blijft toch mijn
eigen smoel.
Hij draaide zijn hoofd en profil. Hield de gebarsten spiegel schuin
omhoog om een blik op zijn achterzijde te kunnen wer- pen: was er
iets, een detail, dat hem kon verraden? Alles onder- zocht hij,
haastig maar wel tot vier keer toe, alsof hij zichzelf niet langer
vertrouwde: is mijn plan realistisch? Maar wat is re- alisme, is
dat niet gewoon wat we doen, wat ik doe: een opeen- volging van
handelingen, goed uitgevoerd, met een portie maz- zel. Ik vind het
moeilijk maar het mót maar. Het kooltje stak hij in zijn zak.
Hij zag er niet gek uit. Zijn kleding, zelfs zijn schoenen leken in
orde: Van Hasseld had ze van een collega geleend, gisteravond laat
nog, omdat Rob een grotere maat had.
En waarom – ja, waarom zou ik eigenlijk níét bij het spoor wer-
ken, pepte hij zich op. Knappe jongen die ziet dat ik een joodse
jon- gen ben, vrijwillig op weg naar Westerbork. De mot, dacht hij,
die op de kaars afvliegt. Aangetrokken door haar vuur. En wat voor
een mot. Een joodse jongen die wordt gezocht.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Het gerinkel van een fietsbel schudde hem uit zijn mijmerin- gen.
Roelof van Hasseld stond klaar.
Dan ook maar zo gauw mogelijk! Hij kwam in zijn rol, sloot de deur
zacht achter zich om niemand te wekken op het vroege uur. De
machinist-rangeerder zette er vaart in: ‘We zijn aan de late kant.’
Een opeenvolging van handelingen, wist hij op de riante baga-
gedrager ineens zeker, dat was alles. Goed uitgevoerd, uiteraard.
Gis- teravond laat had Van Hasseld nog uitgelegd hoe het rangeren
in zijn werk ging. ‘Je theorieles,’ was hij zijn korte betoog
begonnen. Het was goed geweest het allemaal te horen. In Amsterdam
had hij zich al voorbereid, maar veel details – en enkele
hoofdzaken – waren nieuw geweest. Van Hasseld reed op een
locomotiefje dat hij ‘de Sik’ noemde het kamp in, en hij had
uitgelegd hoe het ding grofweg functioneerde. De Sik. Een term die
hij direct had onthouden. ‘Pak ev’n aan.’ Hij kreeg een
bovenmaatse broodtrommel in zijn handen gedrukt. ‘Ik geef weleens
een bammetje weg. Daar dan, hè. In het kamp,’ hijgde Van Hasseld
half achteromkijkend, ‘maar vandaag is de helft van mijn
boterhammen voor jou.’ Kan het een beetje zachter, vroeg Rob zich
af en riep: ‘Prima bestemming zou ik zeggen!’
Moeiteloos meerijdend door de geluidloze, nog slapende straten van
Assen, opende hij de trommel en nam alvast een dikke boter- ham. In
de schouwburg had hij haar aangekeken; wat was het vreemd dat hij
nu niet meer wist welke kleur haar ogen hadden. De Joodsche
Schouwburg: hij op de planken, zij in de zaal, op de vijfde
of de zesde rij. Het smáákte; proefde hij echte roomboter? Maar
haar lach kon hij moeiteloos horen. Na de voorstelling was ze in de
kleedkamer verschenen, aan hem voorgesteld door een van de spelers.
De Hollandsche Schouwburg was door de Duitsers omgedoopt tot
Joodsche Schouwburg, nog voordat de deportaties plaatsvonden, ook
daarvandaan: ‘Toegang uitsluitend voor Joodsch publiek.’ Met
uitsluitend joodse spelers. Verrek, dacht hij ineens verbijsterd,
het is dankzij de Duitsers… ‘We zijn er zo,’ zei Van Hasseld over
zijn schouder heen. ‘Ik stel je aan iedereen voor tijdens het werk,
dat is het handigst lijkt me. Meteen beginn’n maar.’
Dankzij de moffen heb ik haar leren kennen! Een absurde ge-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
dachte, die hem vermaakte. ‘Doen we!’ riep hij terug. Doen we, geen
probleem. Hij sprong van de bagagedrager. Van Hasseld zette de
dienstfiets tegen een loods en maande: ‘Meekomen!’ Minder
vriendelijk ineens. Misschien ging hij zo ge- woonlijk om met
nieuwelingen.
‘Hoe ziet ze er eigenlijk uit?’ had Van Hasseld voor het
slapengaan, nog tussen de schuifdeuren, gevraagd. Hij had alleen
wat gegrijnsd. ‘Knap ding, zeker?’
‘Niet gek geraden, collega.’
‘Het is dat ik van de blauwe knoop ben en niks in huis heb, an-
ders had ik je nu een borrel geschonken. Mijn vader is kapotge-
gaan aan de drank.’
Een borrel! Daar had hij naar gehunkerd. Toch was hij geen drinker,
maar de laatste tijd…
‘Probeer wat slaap te krijg’n.’ Piepend waren de
schuifdeuren dichtgeschoven. Dat deel was minder goed geslaagd:
zijn oogbol- len lagen gespannen, hard als kogels, in hun kassen.
‘Hier, aanpakken die hendel!’ Hij kreeg korte instructies over het
bedienen van een handwissel. ‘En duwen…’ Behoorlijk zwaar, maar het
ging hem goed af. Niet voor niets had hij nog les gehad van Bennie
Bril, de beroemde joodse bokser, vóór de inval Neder- lands
kampioen. Dat had hij Van Hasseld in zijn enthousiasme ’s avonds op
de divan toevertrouwd. En daarna had hij abrupt ge- zwegen: hij
was, tot zijn schrik, te vertrouwelijk geworden. Bij een rel –
zieke bejaarden waren weggehaald, ouwe mensjes uit de Jood- se
Invalide – had hij vier Schalkhaarders tegen het plaveisel ge-
mept, met dank aan Bennie Bril. Gelukkig had hij daarover gister-
avond gezwegen. Later, toen knokken te link werd, had hij de oud-
jes geleerd te simuleren: gebit uit en in bed blijven, zodat ze er
nog minder transportfähig uitzagen.
‘Oók een goede morg’n,’ riep Van Hasseld naar twee collega’s
die aan kwamen sjokken nu het zware werk gedaan was. ‘Dit is mijn
nieuwe hulpje: een bokser. Heeft nog les gehad van… wie was het ook
alweer, Rob?’
Bescheiden wuifde hij het compliment weg, zo snel mogelijk de
wereld uit. ‘Robertdegraaf, hulpje,’ stelde hij zich met een
grijns- lach voor.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
De mannen knikten maar keken hem niet bijzonder vriendelijk – zelfs
vijandig? – aan. Wat zette Van Hasseld op het spel… of be- greep
hij het niet?
Ach, die Van Hasseld rijdt niet met de eerste de beste het kamp in.
Logisch. Volkomen logisch, dwong Rob zichzelf te denken. Hij stelt
mijn zenuwen op de proef.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
11
Doorstappen. Voet voor voet, in het stoffige zand dat in je ogen
prikte bij het minste briesje, en het woei hier altijd. Het stof
kroop in je neus, in je oren. Maar ze was buiten: een groot
uitgevallen, zwaar omheinde zandbak. Kin omhoog. Schouders omlaag.
Blik op oneindig, op de horizon achter het draad. Als ze haar ogen
tot spleetjes kneep dan werd het schimmig, geen prikkeldraad maar
vage lijnen; daarachter de heide, in bloei. Als ze het per se wilde
en zich concentreerde, kon ze zich vrij wanen op een zomeravond. Ze
dacht niet verder vooruit dan een dag, een week. Niet verder dan
één trein: de volgende. De pronkerig ondergaande zon zette de ein-
der in brand; een rossige gloed lag over barakken, wachttorens,
over de paarsgrijze heide die nu zachtbruin opkleurde. In een
flits, haar ogen weer opengesperd, zag ze dat een van de SS’ers
haar volgde met zijn blik, wachtend op het moment dat ze
voorbijslenterde. De kersen-SS’er. Met een tot fruitmand omgeto-
verde helm vol uit hun vel knappende kersen was hij een week ge-
leden op Hans Eisinger toegelopen; half verscholen achter een ba-
rak had ze het tafereel gadegeslagen. ‘Voor je meisje,’ zou hij
tegen Hans hebben gezegd, ‘ze wordt te mager.’ Zij gelukkig – vers
fruit was schaars – en hij gelukkig; behield ze haar figuur, dan
behield hij een postuur om naar te staren vanuit de vermoedelijk
stomver- velende hoogte.
Ze liep nu voorbij de wachttoren en knikte zelfs even omhoog. Hij
keek weg. Om iets anders in de gaten te houden, ineens drin- gend
kennelijk. Even leek hij bang en niet zij. Wat moesten zijn
collega’s niet denken?
Geen kersen vandaag. Een lichte honger kwam alweer opzetten. Het
laatste wat ze gegeten had – vanavond nog, maar te weinig – was
stamppot; menu van de dag, van elke dag. Wachten in de rij en
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
dan, flats!, kreeg je een oranjegrijze of groengrijze plak op je
alumi- nium bord gesmeten. Hollen, vervolgens, om er voordat het
koud werd het stapelbed mee op te klauteren: dierlijk boog ze zich
dan over het bord, schrokte het naar binnen, likte de kerven
schoon. En dan, nog onvoldaan, keek ze naar beneden. Naar de dame.
Dezelf- de stamppot, maar de dame dineerde; aan de houten
baraktafel ge- dekt met een smetteloos wit servet en glimmend
gepoetst bestek. Kaarsrecht en beheerst, met mes en vork, viel ze
aan. Wat meer rechtop wandelde Hannelore verder, damesachtig langs
het draad. Alsof ze de bühne op liep. Daar, achter een barak,
verschool zich een verliefd stel, haastig en hongerig vrijend – een
waanzinnig gezicht; zo had zij staan zoe- nen in Amsterdam.
Geschrokken keek de jongen op, het meisje was geïrriteerd en maakte
een wegwerpend gebaar met haar hand: ophoepelen.
Terug maar naar de Boulevard des Misères, waar druk gefla- neerd
werd. Stad op de heide. Gewoon een houten stadje, als in
Scandinavië, in de zomer. Onmiddellijk verzette ze zich tegen die
gedachte; ze zag de trein voor zich met de open wagondeur, de
mensen dicht opeen in hun degelijkste of hun beste goed, char-
mante hakjes in een dunne laag stro, het bevrijdende gevoel was
verdwenen.
De vertrouwde paniek kwam weer op. Moeder en stiefvader za- ten in
kamp Vught, ze had post van hen ontvangen; voorlopig wa- ren ze
vrijgesteld van transport, en ze waren samen. Maar vader was alleen
achtergebleven in Hamburg. Daar zat hij vast niet meer. En Rob? Het
was onwaarschijnlijk dat ze hem nog zou zien. Ze moest hem
eindelijk uit haar hoofd zetten, hem er voorgoed uit verbannen, het
was voorbij, schluss, afgelopen uit. Bovendien was er die
ander, het was niet eerlijk tegenover hem; Hans Eisinger bracht
brood, worst in een geruite theedoek, liefdesverklaringen. Hij
stond kennelijk al bekend als haar verkering bij de SS. Hij ken- de
een paar Oostenrijkse SS’ers. Ook het hoofd van de OD, Pisk, moest
Oostenrijker zijn.
Verbijsterd vertraagde ze haar pas. Een week, een maand was hier
geen week of maand maar zoveel langer. Zijn foto, in stukken, die
zou ze toch maar behouden: de den-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
ker. Ze kon er nog wel even naar gaan kijken in de barak, de stuk-
jes bij elkaar leggen, iets om je op te verheugen. Zijn gezicht zat
in haar beha.
Doorstappen, voet voor voet in het stoffige zand dat in je haren
woei. Kinderen speelden tikkertje tussen de barakken. Straks, over
een halfuur, dacht ze verheugd, tref ik Hans.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
12
Een jonge spoorman hing verveeld tegen de grijze loodswand, tot Van
Hasseld hem ander werk gaf – ‘Ik heb vandaag al hulp’ – en de
jongen verdween. Het bleef dus niet bij oefenen. Van Hasseld gaf
hem een trage por in de zij: ‘En nu de Sik op.’ De kleine
locomotief die tweemaal per week het kamp in reed, stond klaar in
de loods.
Niemand had doorgevraagd: hij was leerling, hulpje. Van Has- seld
had gezag over de jongere collega’s, zoals hij gisteravond al zei:
‘En niemand wil te veel weten. Zo werkt het hier.’ Hij had ge-
leerd hoe je een wagon koppelt en weer ontkoppelt, kon inmiddels de
zware handwissel bedienen; het schminken van zijn handen was
overbodig geweest, want na een paar minuten al hadden ze zwart
gezien van het smeer.
In de krappe cabine legde Van Hasseld nu zijn grove, onvervals- te
spoormannenhanden op een metalen hendel en zijn ogen flon- kerden
als knikkers: ‘Hiermee bedien je deze schoonheid.’ Als hij de
hendel naar voren duwde dan ging de Sik vooruit, doodeenvou- dig,
duwde hij hem naar achteren dan ging de Sik achteruit. Rob bewoog
wat met de hendel heen en weer. Goedkeurend stond Van Hasseld te
knikken, gaf nog wat instructies en daarna een stevig
schouderklopje: ‘Zo moeilijk is het niet, jong’n.’ Maar hij
moest wel blijven nadenken bij alles wat hij deed: ‘Dus laat je in
het kamp niet afleiden. Ook niet door dat grietje!’ Rob schrok bij
het idee, wat kon er niet allemaal misgaan, maar wilde zich niet
laten kennen en lachte zo joviaal mogelijk terug: ‘Man, als je haar
ziet, ben je je Sik vergeten.’ Alsof ze werkelijk collega’s waren.
Natuurlijk had Van Hasseld niets bedoeld met zijn toespeling op de
joodse bokser Bril; deze man, die hij nauwelijks kende, stelde zijn
leven in de waagschaal,
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
en dat van zijn vrouw en al die zonen. Voor het leven van zíjn
meis- je.
‘En voor ik het vergeet,’ hoorde hij Van Hasseld zeggen, ‘met de-
ze ketting geef je natuurlijk gas, hè.’ Ze was zijn meisje niet
eens meer. Het was uit gegaan. ‘Rijd ’m nou de loods maar
uut.’ Hij bewoog de hendel naar voren, trok voorzichtig aan
de ket- ting: met een schok kwam het ding in beweging en reed, een
meter of tien. Een jongensachtige opwinding maakte zich van hem
mees- ter. De Sik stond toch maar mooi buiten. Zíj had het, min of
meer, uitgemaakt. Niet hij. Met het motief: Hannah. Zonder dat ze
haar naam wist. Zijn andere verloofde, een jeugdvriendin die hij
niet Hannah maar Hans noemde sinds ze el- kaar op korfbal hadden
leren kennen, jaren en jaren voor de oorlog, een eeuw geleden,
kinderen waren ze geweest. En Hannelore was Hansje. Hans en Hansje:
in een klassiek stuk hoorde je zoiets nou nooit, zoiets verzon je
niet maar overkwam alleen hem. Zijn moe- der wilde, nee, eiste
Hans, de korfbalster, het buurtgenootje dat van jongs af aan bij
hen thuis kwam. Hijzélf wilde Hansje, Hanne- lore, maar stelde de
beslissing voor de duur van de oorlog nog even uit. Hansje moest er
iets over hebben gehoord, via via, geen idee hoe, en was er kapot
van geweest. En daarna, in die chaotische we- ken waarin niets nog
zeker was, waren ze elkaar uit het oog verlo- ren. Door de chaos,
louter en alleen door de chaos, bezwoer hij. Nadrukkelijk luchtig
zei Van Hasseld: ‘Kom, ik stel je nog even voor aan onze Duitser.
Een reuz’nkerel.’ Moet dat? dacht Rob, en zei: ‘O, ja.
Natuurlijk.’ Van Hasseld ging hem voor op de trap naar een
hooggelegen seinhuis en mompelde iets: ‘Een oostfrontsoldaat…
gewond.’ Zijn woorden woeien weg met de lauwe bries, hij was maar
half te ver- staan: ‘Geen zorgen… zit de oorlog uit.’ Louter en
alleen door de chaos… Toen hij was teruggekeerd uit België en
hoorde van de grote razzia, had hij aan niets, aan nie- mand anders
kunnen denken. Zijn moeder die haar niet zag zitten kon hem nog
meer vertellen.
Nou ja, natuurlijk dook ook Hans – Hannah – regelmatig in zijn
gedachten op, dat wel, maar ze zat veilig ondergedoken in Zeist;
hij was er al eens naartoe gefietst, daar zat ze goed. In
tegenstelling tot
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Hansje, die onmiddellijk gevaar liep; en zij, had hij toen pas met
zekerheid geweten, moest zijn vrouw worden. Al had hij dat ook aan
Hans beloofd. ‘Als je later met een meisje vrijt, moet je er wel
mee trouwen,’ had vader hem bezworen; hoewel hij nog maar ne- gen
jaar oud was toen zijn vader stierf, aan het hart, had hij dat toch
altijd onthouden. En had hij al met twee vrouwen plannen zitten
maken.
Had hij ook zo’n raar hart? Misschien een andere afwijking? Een
hart dat zijn zin moest krijgen. Een hart dat niet sloeg maar
beukte…
Kop erbij nu! Slapjes schudde een bleekrossige Duitser zijn hand.
Een rilling ging door zijn lijf, een kriebeling van boven tot
onder, maar hij wist een mislukte glimlach op te brengen. Aange-
naam, Rob de Vries, joods acteur en verzetsman, dacht hij en
mompelde: ‘Robertdegraaf.’ En zelfs nog iets als:
‘Gutentag, sehr an- genehm.’ Zijn woorden werden
nauwelijks gehoord. Van Hasseld
sprak geanimeerd met ‘onze Duitser’, op wie hij nogal gesteld leek.
En hij, onbetekenende leerling, werd genegeerd. Voor een immens,
schoongewassen raam in het hooggelegen huisje schoof hij de klep
van zijn pet omhoog en keek uit over het emplacement onder de
Drentse hemel, wijd en wolkeloos, naar het blinkende
speelgoedlocomotiefje dat hij naar buiten had gereden.
Onbegrijpelijk eenvoudig. Daar stond hij, rokkenjager pur sang.
Vrouwenmagneet. Alleen háár heb ik daarna, na de razzia, toen ík er
niet was, nog voor me gezien.
Gelach deed hem opzij kijken; toen pas zag hij de lege mouw.
‘Also, Hals- und Beinbruch!’ riep de Duitse seinhuisman.
Begreep
hij dat het zijn eerste dag was? Terwijl hij de deur al uitliep,
zag Rob dat de man zijn enige duim in de lucht stak. Het duizelde
hem. De wereld was een schouwtoneel. Waar had hij dat gehoord?
Vondel, ja, die was het. Van Dalsum moest hem hebben geciteerd
tijdens een van zijn privélessen. Ze hielden van grote namen. ‘Elk
speelt zijn rol en krijgt zijn deel.’ Gelul natuurlijk. Mechanisch
greep hij naar de metalen trapleuning. ‘Ze is on- misbaar, ze heeft
veel geholpen,’ had hij gezegd tegen zijn beste vriend, de
meestervervalser. Dat had hij wel moeten zeggen. An- ders had hij
toch nooit de juiste papieren gekregen? Een hele klus
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina was het geweest. Ze was ook onmisbaar, vond hij. Maar niet voor het verzet. Daar had hij Hansje juist zorgvuldig buiten gehouden. Als een haas was hij ervandoor gegaan toen hij de papieren had. Nu niet naar beneden kijken, tussen de ijzeren treden met de ronde gaten door, dan duizelt het nog meer. Deze vreemde, onwer- kelijke wereld was een schouwtoneel waarin hij kon doen wat hij wilde. Een betere leerschool dan het verzet was er niet. Het gedrag van de gestrande piloten die hij naar België had gesmokkeld – óók op de dag dat Hansje was gepakt – dat gedrag had hij in wezen ge- regisséérd. Doofstom waren ze; onderweg met hun Hollandse per- soonsbewijzen hadden ze alleen met gebaren mogen reageren, al hadden de Engelse of vet Amerikaanse woorden op het puntje van hun tong gelegen. Eenmaal had een Brit toch gesproken, midden in de tram, een enge plek want je kon er geen kant op; langzaam stervend van angst had hij naast de Brit gezeten. Stuurs uit het raam kijken was de beste strategie geweest. Een glansrol: ze waren niet gepakt. Een dag later, terug in Amsterdam, had hij alles nauw- keurig beschreven gekregen; hij had het per se, en uitvoerig, willen horen. Politieauto’s hadden rondgereden door Zuid en Oost, álle joden moesten hun huizen uit, Sperr-stempels voor Joodse Raad- medewerkers golden niet meer. Op het moment dat Hansje was gepakt, met duizenden anderen, naar het Daniël Willinkplein was gejaagd en daarna naar het Muiderpoortstation, door de Grüne en met de hulp van de Joodse Ordedienst uit Westerbork; op dat mo- ment zo ongeveer, die junidag althans, een zondag, was hij het rog- geveld in gereden bij de Belgische grens. Met fiets en al. Hij had petten gezien in de verte, maar voordat de petten hem zagen was hij verdwenen. Na lang aarzelen had hij zijn kop weer boven het roggeveld uitgestoken. Niets te zien meer. Trappen maar.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
13
Net buiten de slagboom lag de tuin, in laatste bloei, die hoorde
bij de landelijk groen geschilderde villa van hout. Anjers,
uitdrogende rozen. Iets verderop de stokrozen, vlak daarachter en
mijlenver ver- wijderd in strakke rijen de barakken, van hetzelfde
hout als de villa, maar slechter in de lak, in kale straten.
Nauwelijks straten. Vanuit de geurende, groene tuin bezien
onwezenlijker dan wanneer ze er- doorheen liep: van de centrale
keuken naar vrouwenbarak 65, van de 65 naar het houten huisje van
Hans – een kleine Prominenten- barak met eigen slaapkamer – , van
zijn huisje naar de Grote Zaal of naar het naaiatelier waar ze uit
parachutezijde hemden en on- derbroeken naaide voor nazi’s.
Ze bukte, min of meer bevallig, in haar getailleerde overall.
Snoeide de witte rozen, schaafde zich aan een doorn. Ze hadden
nooit een tuin gehad, altijd woonden ze in bovenhuizen. Ze had al-
lesbehalve groene vingers. Straks pik ik een bloem, nam ze zich
voor, en zet ’m in een leeg jampotje voor Hans. Ineens viel over
het witte perk een scherpe schaduw, een scha- duw met pet. Ze zag
schone laarzen en keek schuin omhoog, knip- perend tegen hard
zonlicht in. Toen besefte ze dat ze overeind moest komen. Ze stond
al, duizelig, en knikte naar Albert Konrad Gemmeker die haar direct
de rug toekeerde, zijn summiere wan- deling over het strakke
tuinpad vervolgend, samen met zijn her- dershond.
Hij floot! Onmiddellijk boog ze zich weer over de rozen. Floot hij
een revuedeuntje?
Opgelaten, ronduit belachelijk voelde ze zich ineens in haar ge-
tailleerde overall; de meiden hadden in een deuk gelegen toen ze
hoorden dat ze het ding al op dag twee ‘een vrouwelijke snit’ had
gegeven. Mijn haar is gewassen. Ik ben een bloem, decoratie,
zo-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
lang ik niet verwelk of ga vervelen. En ik mag blij zijn dat ik
decora- tie bén… en druk bezig; ik heb echt geen tijd om op te
kijken. De schaduw kwam terug, gevolgd door de hond, en kuchte.
Angst joeg door haar keel, kloppend. Vlug stond ze weer op.
‘Stutz die Rosen nicht zu kurz.’ Met een zachtere blik dan
anders
keek hij haar aan.
Nu moest ze iets antwoorden, beleefd en nederig, maar niet té
nederig, zo gewoon mogelijk, alsof deze situatie volstrekt normaal
was. Elk verkeerd woord was er een te veel. ‘O, natuurlijk,’ hoorde
ze zichzelf zeggen, ‘schon in Ordnung.’ Ze lachte stijfjes,
niet te flir- terig – dat kón niet.
Grijze slapen, ijsblauwe ogen. In de vrouwenbarak was zijn ver-
schijning uitgebreid besproken: knap met koude ogen. Het is zijn
koninkrijk – had Hans gezegd. Hij kan doen wat hij wil, wij zijn
zíjn joden.
‘Vind je ook niet,’ vroeg Gemmeker op vlakke toon, ‘dat de witte
rozen dit jaar am schönsten zijn?’ Ze knikte:
‘Genau.’ Waarom dit gesprek? Iets alledáágs wil hij. ‘Zoveel
schöner dan de rode,’ besloot hij, de armen nog altijd op de
rug, aan zijn voeten de hond die bij zijn verschijning hoorde.
Krakerig, met kurkdroge mond zei ze: ‘Viel schöner.’ Ze
bleef maar knikken. Misschien had hij het beeld van Wertheim, mis-
schien zelfs de naakttekeningen gezien. Of de foto’s. Waar slinger-
den ze rond?
Hij heeft me gezien, bloot, alleen vanboven. Toen zag ze tot haar
schrik dat Gemmeker een gebaar maakte, met zijn hoofd een beetje
scheef, zijn arm gebogen: kom mee. En hij ging haar al voor.
Automatisch stond ze op, liep ze al achter hem aan. De hond
dribbelde mee naar de groene villa. Aan de achterkant, de
schaduwzijde, opende hij een deur. En door een hordeur die dicht
bleef, wees hij naar een tafel waarop een vaas stond: met witte
rozen, zag ze door het gaas. Maar haar blik bleef haken aan een
kast vol poppen. Haar droge mond bleef open- staan: poppen in
klederdracht! De hond blafte. Achter het gaas ver- scheen de
gestalte van zijn maîtresse, Frau Hassel. Gemmeker sloot de
deur.
Alsof er niets was gebeurd werkte ze verder. En toch – knak!
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
knipte ze een dor roosje af – was er wel iets gebeurd. ’s Avonds
vertelde ze het aan een vriendin: ‘Gemmeker heeft met me
gepraat!’
‘Wat zei hij dan?’ wilde ze weten.
‘Nou ja, gewoon, iets over de bloemen in zijn tuin. En weet je wat
ik gezien heb? Hij spaart poppen. Poppen in klederdracht.’
Onderdrukt lachten ze, proestend: ‘Hij houdt van kitsch!’ ‘Nee, van
vrouwen, van meisjes, hij verzamelt ze,’ zei de vrouw die als een
bouwvakker had gefloten toen ze bij de beeldhouwer was geroepen; ze
had mee staan luisteren en lachte schel. Poppen, beelden, wat kon
het haar schelen, het kon geen kwaad. Ze klauterde omhoog. Achter
in de barak kermde een oude vrouw; ze werd zeker langzaam gek, of
was het al. De dame? Nee, dat kon niet.
Ze vouwde haar armen onder haar hoofd. Eenmaal eerder had Gemmeker
haar aangesproken. Haar persoonlijk, al was het mis- schien toeval
geweest, in het late voorjaar. Ze had op haar knieën gezeten naast
bloedrode anjerbedden, kijkend naar wat de anderen deden omdat ze
niets wist van anjerteelt, maar dat goed verhul- lend. Een gewone
vraag had hij haar gesteld: ‘Heb je genoeg mest?’ Koeienstront had
hij bedoeld. Dreck? Die was genoeg voorhanden, danke
schön. En toch fluit ik! Ze tuitte haar lippen en probeerde
te
fluiten. ‘Hou op zeg,’ klonk het van beneden.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
14
Zijn armen hingen ontspannen in iets te korte blauwzwarte mou- wen
langs zijn lichaam. ‘Hals- und Beinbruch!’ had de oostfrontve-
teraan geroepen. Wat een reuzekerel. Binnen een halfuur ben ik
er.
De wagons stonden klaar, vol brieven, pakketjes, aardappelvoor-
raden. Het moest een geliefd treintje zijn dat bij binnenkomst vol-
op nieuwsgierigen zou trekken. Daar gokte hij tenminste op. Eerst
die Sik maar eens verplaatsen. Tegen de wagens aan, in
spoortermen.
‘Hendel,’ sprak Van Hasseld in staccato. ‘Ketting.’ Nu pas voelde
hij hoe ongemakkelijk de geleende schoenen za- ten. Van Hasseld
keek hem streng aan: ‘En rijden.’ Toch een maat te groot, zijn
voeten schoven er onvast in heen en weer; steeds gleed hij uit de
teenafdruk. Maar hij reed, voorzichtig, tot vlak bij de wagons.
Plotseling duwde Van Hasseld hem opzij en nam het over, voor het
laatste stukje.
Vertrouwt hij het me niet toe?
‘Aankoppelen!’ riep Van Hasseld en sprong al uit de cabine. Het
schoot wel lekker op.
Terwijl ze zich bogen over een schroefverbinding, zei de spoor-
man, zich zichtbaar beheersend: ‘We werken hier met gezonde te-
genzin,’ en draaide de spindel vast.
Het is geen avontuur, het is sleur, gewoon werk, op een doorde-
weekse oorlogsdag. Hij was bijna uit zijn rol gevallen: hij, Rob,
aanstormend acteur. Al kon een hulpje best wat opgewonden zijn.
Mondhoeken naar beneden.
‘Het belangrijkste zijn we nog verget’n,’ sprak Van Hasseld
cryp- tisch.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Rob haastte zich maar achter hem aan, naar de achterkant van de
groezelige loods. ‘Ev’n naar een rustig plekje,’ mompelde de
spoorman.
Als hij maar niet werd voorgesteld aan nog zo’n fijne oostfront-
veteraan.
Onder een windgekromd, bejaard boompje dat al veel had gele- den
begon Van Hasseld aan zijn gulp te sjorren: ‘Is straks geen
tied meer voor…’
Terwijl ze samen, ineens twee schooljongens, de bast bewater- den,
keek Van Hasseld hem toch nog even peilend aan. Een ritueel was
het. Verbroederend. Dit schept een band, dacht Rob, en zei met
overdreven noordelijk accent: ‘Hoev’n we de jonge- heer dáár
niet uut te lat’n.’ Stom! Hij moest niet te vrolijk
worden; bijna puberaal, dat had hij soms. Rustig, niet te gek nou.
Onhandig knoopte hij zijn broek dicht.
‘Hè, hè,’ sprak de spoorman slechts, ‘dat lucht op.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
15
‘Zin in Ersatz?’ had hij haar laconiek gevraagd, maar zijn
geestdrift had hij niet kunnen verbergen. Hannelore roerde in de
surrogaat die in de verte naar koffie zweemde. Ze bleef roeren, al
zat er melk noch suiker in, ze bleef staren in het oorloze kopje
waarin een zwarte kolk ontstond: een zuigende beweging, neerwaarts
in het midden. Ach, wat doe ik hier ook? Stop, vermaande ze zich.
Schaars is het, dus waardevol, geniet ervan. Het herinnert aan een
bakje troost. Ze zat op zijn bed, op een flodderige, gebreide
sprei. Ze nam een bittere slok, kneep haar ogen dicht en slikte.
Een on- wezenlijk knus bloemetjesgordijn hing voor het lage raam,
net niet helemaal dichtgetrokken want het was net te smal. Ze zag
de lucht boven Westerbork: koffiezwart, surrogaatzwart. Een stukje
van de uitgestrekte heide, al even donker en onbestemd. Op wel zeer
gepaste afstand, onnatuurlijk ver van haar vandaan, kwam Hans naast
haar zitten en het zachte bed zakte wat in. Mon- ter begon hij te
praten: ‘Beloofd. De volgende keer schenk ik echte koffie. Daar kan
ik wel aankomen, hoor. Niet eenvoudig, maar ik probeer te ruilen,
want ik heb weer wat manchetknopen gemaakt van gepolijste
Wielhelmiendoebbeltjes. Met moderne, strakke initia- len. Ik
begin me er al in te specialiseren! Wat gaat er boven
doebbel- tjes als manchetknopen, of aan armbandjes?
Het is misschien wel
het mooiste dat ik ooit gemaakt heb, want die muntjes geven uit-
drukking aan een gevoel… hoe breng ik het onder woorden? Aan een
heimwee, een verlangen, meer dan welk zilveren of gouden sieraad
dat ik ooit gesmeed heb en ik heb er heel wat gemaakt hoor, in
Österreich, al is het Jahre, Jahre her…’ Ze had geen
zin om iets terug te zeggen en lachte maar wat naar hem. Ze zei
alleen afwezig: ‘Duppie. Wilhelminadúppie.’ Zo had Rob ze
genoemd.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
‘De sieraadkunst leer je het best in Wien…’ vervolgde Hans
zijn monoloog met zachte tongval. Zijn accent. Daar kon ze verliefd
op worden als het moest. En het moest. Het zou het beste zijn.
‘Wien, stad van de wals ook. Een heerlijke stad, vóór de
Anschluss. Je kunt toch wel walsen?’ En op zijn goedmoedige
humeur, zijn ont- kenning van de situatie. Alsof ook hij een soort
toneelspeler was, in zijn zelfverzonnen stuk, op de hei.
Terwijl hij opstond om de koffiepot nog eens te pakken, begon hij
spontaan te zingen: ‘Ich hab’ mich bei einem Walzer verliebt,
beim Walzer, beim Walzer mit dír!’ Steels, voor de lol,
maar toch verlegen
keek hij haar aan en plofte weer neer op het bed, ietsje dichterbij
nu. Zij keek terug en bleef het langst kijken; hij sloeg zijn blik
neer, naar de pluizige paarse sprei, en hij zong nog: ‘Der
Drei-viertel-takt, hat mein Herz gepackt…’
‘Het onbenulligste lied van de revue!’ Het kwam er vinniger uit dan
ze had bedoeld.
‘Integendeel, meisje!’ In een opwelling, met een ruk, stond hij op,
maakte hij een overdreven diepe, hoffelijke buiging, zijn half
begroeide kruin raakte haar knieën, en pakte haar hand. Ze dans-
ten, nog voor ze er erg in had, door de kleine ruimte die als luxe
gold, maar de benaming kamer nauwelijks verdiende. Ze draaiden rond
op kale, aangeveegde planken. Op één vierkante meter: weids, als in
een Weense balzaal. Steeds sneller bewoog hij, alsof er alle ruimte
was: ‘Weil es sonst in der Welt nichts Schöneres gibt, als
den Walzer, den Walzer mit dír!’
Wat zong hij overdreven blij; ze kreeg er de slappe lach van. Ze
draaiden door het kamertje en hij bleef doorzingen, met de koffie-
pot nog onhandig in zijn hand op haar rug; in het schrille
peertjes- licht sloot ze haar ogen. ‘Den Walzer mit dir,’
hoorde ze hem zin- gen, oeps, ze botsten tegen een deur, ‘den
Walzer…’, ze stootten te- gen een houten wandje, ‘den Walzer
mit dir’, en nog een wandje; hij zong niet meer, hij zoende
haar. Ze draaiden nog, langzaam, en stonden ten slotte stil; snel
zette hij de koffiepot op een kist. Ach, hij kuste niet slecht,
heel bescheiden, en toch een beetje nattig. Ze was wel misselijk
van het draaien, en ze dacht aan Rob, zich con- centrerend: hem kus
ik. Nee, hij kust anders, onbescheiden. Ik ben misselijk, straks
moet ik nog overgeven. Met wie vrijt Rob? God,
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
misschien staat ook hij op dit moment ergens te zoenen, en mis-
schien denkt hij aan mij. Met wie zoent hij, verdorie… Toen, even
later, vergat ze Rob, ze vergat de misselijkheid, ze zoende Hans.
Zijn lippen smaken naar koffie, nee, naar surrogaat. Zijn vingers
trokken zacht door haar haren. In haar ooghoek glin- sterde een
manchetknoop met de initialen: H.E. ‘Hoe eh, hoe vond je het?’
vroeg hij en kreeg meteen een kleur. Ze haalde haar schouders op,
glimlachte onbestemd. Ze zag hun schaduw, scherp vanwege het licht
van het kale peertje; hij even groot, maar breder. Onwerkelijk was
het en een tikje gênant, al wist ze niet precies waarom.
‘Weet je wat,’ zei hij plotseling, ‘we gaan op stap.’ ‘Stappen? Dat
valt niet mee hier, Teddy.’ ‘Nog een kwartier, dan heb ik dienst,’
hoorde ze hem zeggen, kriebelend dicht bij haar oor, terwijl ze
bleef staren naar de vreem- de, dubbele schaduw, nog steeds in
beklemmende omarming. In de Grote Zaal zou een café worden geopend,
vertelde hij, en er zou- den muzikanten optreden. Met een paar
OD’ers moest hij toezicht houden, maar hij wilde haar graag
meenemen. Goelijk kneep hij in haar arm: ‘Trek je mooiste baljurk
aan!’ Er werd over hen gekletst, dat was wel vervelend. Ze maakte
een diepe reverence: ‘Mijn mooiste overall is toch ook goed?’ Bijna
gleed het hoofd van Rob uit haar beha. Toen Hans zijn cape van een
spijker trok, duwde ze het eironde snippertje dieper weg. Een
avondje uit. In het doorgangskamp, in een getailleerde over- all.
Morgen, over een paar maanden, een halfjaar hooguit kon alles
afgelopen zijn.
Ze dronk haar kopje surrogaat leeg, al was het inmiddels koud
geworden.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
16
Hij zat, of stond eigenlijk, in zijn eigen jongensboek: Rob op
weg naar Westerbork, deel I. Bijna krankzinnig van
opwinding werd hij.
Kalm, kálm! maande hij zichzelf voortdurend tot rust, trek niet te
hard aan die ketting. En wat nou deel I, een deel II zal er heus
niet komen. Niemand onderneemt zo’n avontuur een tweede keer. Eerst
moesten ze naar station Beilen. ‘Steeds dezelfde snelheid
aanhoud’n.’ Met ingehouden tempo, twintig kilometer per
uur,
langs minimaal glooiend aardappellandschap met taai, al afster-
vend loof: oogstklaar!
Uitermate scherp voelde hij zich, te scherp eigenlijk, zijn ge-
dachten buitelden over elkaar heen. Kálm nou toch. Wat was het dat
hem zo aantrok in vrouwen, in meisjes? Hij be- trad een favoriet,
vertrouwd gedachteveld dat hem tot rust zou kun- nen brengen, of in
elk geval even zou afleiden. Elke vrouw had haar bekoring, een
geheim dat hij wilde blootleggen; vooral letterlijk, ha! Aángenaam,
Don Juan de Vries, hulprangeerder. Cheerio! Me- lig werd hij van de
spanning.
Maar voor deze vrouw ga ik mijn leven wagen. Goed, ik heb van alles
op het spel gezet voor mensen die ik meestal niet eens kende. Maar
voor wie – ja, zo moet ik het stellen – voor wie dring ik een
Judendurchgangslager binnen? Dit moet liefde zijn, dit
verlangen
dat verstandsverbijstering – toch geen waanzin? – in zich draagt.
Ware liefde, die beantwoord zal worden. Opnieuw beantwoord, na alle
chaos. Zeker weten.
Ja, de spanning van de eerste aanraking, het verkennen van een
nieuw landschap; rondingen, geuren, een gekke beha-sluiting.
Verdwijnen in een vrouw: die gewaarwording – moorddadig ge- woon –
daar ging het om, dan was hij herboren en kon hij met een schone
lei verder. Hij was een jager. Maar háár wilde hij blijven af-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
tasten. Al hadden ze het, feitelijk, nog nooit gedaan; en misschien
ook juist dáárom. Al had zijn moeder haar niet gemogen. ‘Te ver-
wend,’ had ze na een stroeve kennismaking in de schouwburg ge-
concludeerd, jaren geleden leek het wel. Wat gebeurde er toch met
de tijd? De tijd, toverkol, deed tegenwoordig ook maar zo’n beetje
wat hij wilde. ‘Een meisje uit de betere klasse, met een tandarts
als moeder, maar ze is niet beter. Geen haar.’ Ma zat ondergedoken
op een goede plek, hij sprak haar af en toe, maar nooit meer over
Hansje.
Verwend? Lulkoek. Hij had juist een zeker schuldgevoel ten op-
zichte van haar. Nee, het was méér dan schuldgevoel, pure spijt.
Hij had verdorie in België gezeten op de dag dat… ‘Staan we te
dromen, collega?’ riep Van Hasseld boven de diesel- motor uit. Was
zijn beminde moeder misschien jaloers geweest? Mogelijk, mogelijk.
‘Afremm’n zo meteen!’ Opletten, zachter aan de ketting
trekken. Bij Beilen zouden ze omlopen, in vaktermen, naar het
zijspoor; het zijspoor naar het doorgangskamp, naar Westerbork. De
nachtvlinder, hij, mot, die op de kaars af vliegt. Verblind door –
ware – liefde. Het kamp – de vlam – kon niet ver meer zijn. Zal ze
in paniek raken? ‘Welnee,’ antwoordde hij hardop en bleef zijn
hoofd schud- den.
Nu pas begon hij zich af te vragen hoe ze haar konden verstop- pen
in het remmershuisje, een klein hok boven op de eerste wa- gon. Zo
was het afgesproken. Maar hoe kreeg hij haar daar ooit on-
opvallend in? Het bloed trok uit zijn wangen, zijn hart bonsde er-
gens boven in zijn keel, verplaatst, misplaatst en haast hoorbaar.
Kon Van Hasseld het horen?
Twee Luctor-leden waren al verdwenen, spoorloos… Waarom dacht hij
daar nu aan, daar moest hij niet aan denken. ‘De vrouw heb ik
ontmoet op de kermis.’ Roelof van Hasseld leunde naar binnen, nam
nog even de tijd en werd ongewoon ver- trouwelijk. ‘Bij de
schiettent. Ik schoot raak, zogezegd, hè! Een vilt’n roos.
Maar ik kende haar al vanaf de lagere school.’ Steeds
zachter sprak hij, half naar binnen en half naar buiten, zijn woor-
den waren amper te verstaan boven het geronk: ‘Ik zes, zij zeven
jaar oud… nooit een ander, eerlijk waar.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Misschien wilde de man hem geruststellen, misschien dacht hij aan
het risico dat hij zelf liep, vader van acht zonen. Van Hasseld
keek hem aan en leek te wachten op een bekentenis, een vertrou-
welijkheid zijnerzijds. Maar hij kon het niet, hij bracht enkel
uit: ‘Ze is niet klein en niet groot. Ze heeft krullen,
kastanjebruin, nou ja, donker.’ Dan wist Van Hasseld dat straks.
Dat kon handig zijn. Waarom zei hij niets over haar lach? Nee,
belachelijk… Is deze hele onderneming belachelijk? Wat als ik
herkend word? Bekenden ge- noeg in Westerbork. Dan is er één
zekerheid: dan zit ik op de eerste trein naar Polen.
We worden toch wel opgerold… nee! Zo mocht hij niet denken. Hij
trok de rode zakdoek uit zijn broek, wreef ermee over zijn bezwete
gezicht. De zakdoek werd zwart! Geschrokken stopte hij hem weer
terug, half naar buiten hangend, dat stond nonchalant. Jachtig
tastte hij in zijn andere broekzak; het kooltje zat er nog, on-
willekeurig had hij het die ochtend vroeg meegenomen. Weer bracht
hij met trillende vingertoppen, met zijn ene vrije hand, met het
gruis een zwarte streep aan, op goed geluk, vlak bij zijn oor.
Tiptop, dacht hij bezwerend, tot in de puntjes. Of lijk ik te na-
drukkelijk op iemand die bij het spoor werkt? Nee, besloot hij en
verschikte de bonte zakdoek, nog wat achtelo- zer naar buiten
hangend. Hij kon niet genoeg op een spoorman lij- ken. Echte
ervaring had hij niet.
Van Hasseld had naar hem staan kijken en begon te lachen: ‘Al- leen
die dansende spoorbroekspijp’n verraden je!’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
17
‘Laat ze kletsen,’ bezwoer Hans en drukte een plechtig, iets te nat
kusje op haar voorhoofd, ‘maar laat ze je nooit op andere gedach-
ten brengen.’ Toen ze een halfuur geleden was binnengeslopen had
hij eigenlijk direct weer een zoen gewild, maar was in zijn va-
derlijke, misschien toch wat te ouwelijke rol weer verlegen gewor-
den. Het moest spontaan gebeuren. Ze moest het zelf willen. Ze kwam
dicht bij hem staan, was bijna even lang als hij: ‘Sinds wanneer
trek ik me iets van kampklets aan?’ Luchtig duwde ze hem omver, hij
belandde opzettelijk op het bed, en ze begon een eenzijdig
kussengevecht; er was maar één kussen, een mottig exemplaar waarmee
hij zich gewillig liet slaan, met overgave zelfs. Haar – en zo
zichzelf – gelukkig maken was wat veel gevraagd in een
doorgangskamp, en toch was dat wat hij wilde. Voor zover mo-
gelijk.
‘Nou ga je te ver!’ Hij kwam overeind. ‘Verflixt!’ riep hij uit en
kietelde haar tot ze lachend naast hem lag. Samen, net niet tegen
elkaar aan – maar hij voelde haar warmte – staarden ze naar niets,
naar de lage zoldering. In een riante hou- ten kist. En toch zonder
wanden, zonder benauwend zolderinkje, zo leek het wel met haar
erbij; samen in de openlucht. Gisteren was het gebeurd, het zoenen,
eindelijk. En eigenlijk was het heel spontaan gegaan. Der
Drei-viertel-takt, hat mein Herz gepackt, had hij
gezongen en pats, boem, raak! Alleen doordat hij
de koffiepot wilde pakken, besefte Hans; een eenvoudige hande- ling
op het juiste moment. Och, tien jaar jonger – zijn kop nog vol haar
– had hij zoveel meer kans bij haar gehad. Hij was nooit een echte
knapperd geweest, maar toch ook niet onknap. Van groen gras was hij
in versneld tempo veranderd in droog hooi. Was dat niet een
uitdrukking uit Drösing? O, kon hij maar weer zijn wie hij
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
ooit was: Hansl, de zoon van de enige joodse familie van het hele
dorp; niemand die iets tegen hem had. Hansl, die gewoon op de ka-
tholieke dorpsschool zat. Hansl, de zoon van Irma, die zich Maria
liet noemen om katholiek – en niet joods – te lijken. Aánpassen,
daar ging het om.
Toch had hij het maar mooi gedurfd gisteren. Een afwijzing zou
ondraaglijk zijn geweest.
Haar smalle borstkas, haar tere boezem; terwijl hij zo breed was en
zichzelf altijd wat te bol, wat te massief voelde. Hij wilde haar
aanraken maar hield zich in… nee, te vroeg nog. Geduld, Teddy!
Toch, heel even, streelde hij haar sleutelbeenderen; zo perfect van
vorm. Ze hield zich slapend. En heel even streelde hij haar bor-
sten, of eigenlijk alleen haar overall, die hij niet open durfde
kno- pen.
Hij, die waarschijnlijk pas met de allerlaatste trein zou vertrek-
ken – al was niets zeker – had haar, vijftien jaar jonger,
versierd. Of misschien was het wel andersom. Er werd over gekletst
– ‘Hans & Hanschje!’ – had hij van haar begrepen. Maar dat
gebeurde vrijwel nooit waar hij bij was. Niet gisteravond, in het
overvolle kampcafé waar ze wat hadden gedronken en waar alleen een
jolige collega van de Ordedienst had opgemerkt: ‘Nieuwe aanwinst?’
Ach, niet kwaad bedoeld. Een toverachtig strijkje hadden ze
gehoord. En Hanschje had vochtige ogen gekregen toen Jetty Cantor
zong: ‘Ich hab’es bei Nacht den Sternen erzählt, ich
liebe dich.’ Lang geen slecht
teken! Na afloop had hij haar keurig thuisgebracht, naar de 65. Al
had zij dat liever niet, dat had hij wel aangevoeld, misschien van-
wege de roddels, maar hij vond het wel zo prettig het toch te doen.
Onderweg, onder de sterrenhemel, was alles plotseling mooi ge-
weest, zelfs de barakken en de kriskras geparkeerde kruiwagens. Tot
hij het zelf had beseft, tot het een gedachte werd en het gevoel in
een ommezien verdween.
‘Nog eventjes, dan heb ik dienst,’ fluisterde hij gejaagd en een
beetje vermoeid. Ruimte, zo veel mogelijk ruimte moest worden
vrijgemaakt in de barakken, mensen moesten worden overge- plaatst
alsof het spullen waren, nee, minder nog: een vreselijke hei- sa
zou het weer geven. Maar ja.
Hij drukte haar toch nog even, op een knuffelige manier, tegen
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
zich aan en kon zich zomaar voorstellen dat ze getrouwd waren; dat
ze voor altijd de zijne was. Zo vertrouwd was het – ja, zo veilig
bijna, al was het nog zo spannend allemaal, en behoorlijk opwin-
dend, al woonde zij in de vrouwenbarak. Nog wel. Ze had hem ver-
teld dat ze verloofd was geweest. Met een zekere Rob. Maar ze had
in de verleden tijd gesproken.
‘Een druk dagje wordt het,’ liet hij zich ontvallen. Fout, de sfeer
moest monter blijven! Hij zei maar niets meer. Hij zei maar niet
dat er vannacht alarm was geslagen en dat er naar alle waarschijn-
lijkheid transporten onderweg waren uit Amsterdam. De volledige
Ordedienst zou worden ingezet.
Hun tijd was om. Hij stapte weer in de laarzen die in het half-
duister tegen hem op glommen, nam zijn Ordnungsdienst-mantel
van de grote spijker in het houten wandje, want zo uiterst vroeg,
nacht nog eigenlijk, was het vast frisjes. Hij plukte de door
hemzelf gesmede broche met de letters O.D. van zijn overall en
plantte hem keurig op zijn cape. De knuppel in zijn riem stekend,
dacht hij: doodjammer dat ik nu alweer bij haar weg moet. Ze
glimlachte, ongeveer in zijn richting, met dichte ogen; een moment
nog bleef hij staan. In ontroering. Voordat haar aardap-
pelrooidienst begon, kon ze nog een halfuurtje op zijn bed blijven
liggen, het lag natuurlijk zoveel beter dan haar bultige strozak.
In alle vroegte was ze er speciaal voor naar zijn kamer gekomen.
Hier kon ze zich straks op haar gemak wassen. Dan hoefde ze niet
naar het overvolle washok achter in de 65, waar met enige pech, als
ze laat was, natuurlijk geen druppel meer uit de kraan kwam. Hier,
in zijn eigen hok, zijn met houten schotjes afgezette territorium,
kon ze rustig naar de wc – gewoon op de gang – die maar door vier
mensen werd gedeeld: comfortabel vergeleken met het closethok
tegenover de 65. Nur für Frauen: voor zo veel vrouwen,
overvol was het er en smerig.
‘Vergeet de tijd niet,’ fluisterde hij met schorre, schuurpapieren
stem. Hij wilde haar rust niet verstoren, maar ze moest tijdig
terug zijn in haar barak voor het appel. ‘Val niet te diep in
slaap.’ Het eer- ste licht drong door het versleten, vroeg oude
gordijntje.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
18
Een ijl gebouw, hoog en smal, stond verloren in de open vlakte.
Beilen, las Rob op de zijflank. Uit het niets was hier een station
neergeworpen, met twee perrons nog wel, in deze leegte, op de ui-
terste rand van de aarde, een eindpunt, straks viel hij er nog
vanaf. Het rode armsein stond horizontaal: onveilig. Onderweg had
Van Hasseld hem over seinen geïnstrueerd. Ze minderden brommend
vaart, stonden al bijna stil op het ver- laten zijspoor toen hij
een dunne, donkerblauwe gedaante opmerk- te. Driftig gebarend met
bleke, expressieve handen stak de gedaan- te de rails over: ‘Ho,
geen meter verder!’ ‘Wat nou weer?’ hoorde hij Van Hasseld mompelen
toen ze de zware rem omgooiden. Op dat moment nam Rob zich voor om
niet meer zenuwachtig te raken. Kan ik me niet veroorloven,
uiterlijk niet althans. Ik sta op de rand, ik kan niet verder en
niet terug. ‘Over drie minuten,’ riep de blauwbleke gestalte vanaf
het ei- landperron de cabine in, en ter controle keek hij nog even
op een groezelige stationsklok die hoorbaar tikte, ‘precies ja, dan
komt er een trein binnen uit Amsterdam. Die gaat voor.’ Een trein
uit Amsterdam. De mededeling verpletterde hem. ‘Dat wordt
wacht’n,’ zuchtte Van Hasseld, ‘dat kan een tijdje du-
ren.’
‘Geen probleem,’ zei hij zo koel mogelijk en besefte: de laatste
grote razzia. Daar was druk over gespeculeerd; die zou er wel ko-
men en nee, die zou er heus níét meer komen… maar was nu dus al een
feit. Weer een razzia terwijl hij er niet was. Net of dat wat had
uitgemaakt.
De magere verschijning in spoorblauw liep terug in de richting van
het al even knokige station en gebaarde met een stijve drinkbe-
weging dat er koffie was, of thee, maar waarschijnlijk
kraanwater.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Een loshangende dakgoot klepperde jammerlijk in de verveloze
stilte. ‘We gaan rustig even zitten en wat drinken,’ zei Van
Hasseld toen ze het spoor overstaken, ‘maar als het te lang duurt,
dan gaan we nog wat oefenen.’
‘Natuurlijk,’ zei hij zo geduldig mogelijk en keek opzij: kwam die
trein al? Met kopstukken van de Joodse Raad; dat moest wel, zij
waren de laatsten, ook zij moesten er dus aan geloven. En wat kon
hij doen? Niets, terwijl hij hier liep, op het laatste station, nog
wel vermomd als spoorman.
Hij moest zijn plan doorzetten.
Binnen, in de ingewanden van het verlaten station werd hij voor-
gesteld aan een grijzige stationschef. Met stevige kneep bood hij
zijn geschminkte, inmiddels overtuigende hand aan, zijn spoorpet op
het achterhoofd geschoven: ‘Robertdegraaf.’ Een man, een
spóór- man, die niets te verbergen, of niets te verliezen had. ‘Zo,
zo,’ zei de stationschef verstrooid, met glazige ogen staarde hij
alweer voor zich uit, naar een kast met knoppen en hendels. ‘Hmm…
waar ben je in opleiding geweest?’
Als hij wist wie ik was, dan keek hij me wel aan. Doen alsof ik het
niet heb verstaan, tijdrekken: ‘Pardon, wat zei u?’ Maar de be-
wegingloze chef, die in de halfschaduw van zijn hok op een uitge-
knipt mannetje in een kijkdoos leek, zei niets meer. ‘Ja, ja,’
begon Van Hasseld alweer boven een opkomend geraas, ‘ik heb een
prima hulpje aan hem.’ Het gegil van een naderende, remmende trein
overstemde alle geluiden. Een station in het niets, dacht hij,
geschikt voor passerende veewa- gons. Door een vettig, droef
stationsraam zag hij dat het armsein nu op veilig stond.
Ongehinderd kon de trein vol opgepakte joden door. Met droge keel
stond hij op en liep naar het eerste perron. Hij merkte nauwelijks
dat Van Hasseld achter hem aan sjokte alsof het zo was
afgesproken.
Hij moest het zien. Met eigen ogen. Daar kwam het gevaarte. Stipt
op tijd.
‘Ja, jongen,’ fluisterde Van Hasseld, ineens vlak naast hem, en wat
luider: ‘Leergierigheid, alles willen zien. Dat kunnen we waar-
deren bij het spoor.’ De blauwe gedaante voor wiens oren het be-
stemd leek, lette niet op hen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Met eigen ogen zag hij het. Naderbij komend. Vaart minderend.
Normale derdeklaswagons. Coupérijtuigen, niets mee aan de hand van
een afstandje. Geen veewagons dit keer. Op het eilandperron
gebaarde de smalle spoorman met soepele, ongeduldige handen:
doorrijden, kom maar.
In precies zo’n trein was hij gisteren nog naar Assen gereisd.
Onverwacht, ook voor zichzelf, stak hij nog verder de rails over,
tot aan het eilandperron waarlangs de trein reed, een los perron in
het niets. Van Hasseld kwam weer achter hem aan. Hij moest het
zien, van nog dichterbij. Hij trok zijn pet met de letters N.S.
schuin naar beneden en de schetterende zon deed de rest: een
schaduw viel over zijn gezicht, het onherkenbaar makend. ‘Géén
gekke dingen doen,’ siste Van Hasseld terwijl hij breed bleef
grijnzen; een gezicht dat onder alle omstandigheden gemoe-
delijkheid kon uitstralen.
Wat voor ‘gekke dingen’? Kon het maar! Hij stak zijn machtelo- ze
handen in zijn zakken. De rechterhand speelde nerveus met het
kooltje.
Een locomotief, groter dan het rangeerlocomotiefje waarop hij
zojuist was binnengereden, kwam doodop aan hen voorbij met een te
lange sliert rijtuigen erachteraan. Daar had je de eerste ramen,
hij kon zo naar binnen kijken. Bekenden? Ja, hij meende een ge-
zicht te herkennen; niet wijzen, niet zwaaien! Niemand herkende hém
met die klep omlaag.
Zijn blik bleef rusten op een meisje van een jaar of drie: haar
handje ging op en neer, met draaiende bewegingen alsof ze een
jampot opendraaide. Ze zwaaide, op reis met de trein, naar hém, een
meneer van het spoor. Een moment keken ze elkaar aan. Zij, een
kleuter met krulletjes, staand op een bank bij het raam. Hij, een
vis op het droge, wellicht een gek.
‘Meestal zijn het afgesloten goederenwagons,’ mompelde Van Hasseld
en keek de andere kant op.
Traag, vlak voor zijn neus, kwamen de coupérijtuigen voorbij met al
die gezichten, een enkele neus tegen het raam gedrukt om naar
buiten te kijken, in houten vensters geportretteerd. Vastge- legd.
Telkens zag hij zijn spiegelbeeld tragikomisch opflikkeren in het
glas; daartussendoor de opeengepakte mensen, staand of zit-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
tend op de grond, een enkele marechaussee tussen hen in, hij zag
wéér een bekend gezicht maar kon niet op de naam komen en wat
maakte het nog uit. Hij zag een vrouw die nijdig naar buiten keek,
hem even recht – een mep! – in de ogen starend, bewegende mon- den
zag hij, maar horen kon hij niets. Een trein vol leed, zonder ge-
luid.
‘Kom.’ Van Hasseld trok hem weg. ‘We gaan oefenen, een wa- gen
rangeren. Het spoor is vrij.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
19
Kreunend kropen wagons aan hem voorbij, steeds trager. Gewone
personenrijtuigen met de laatste joden uit Amsterdam – niet hele-
maal de laatsten, wist Hans. Later vandaag zou er nog een trein
binnenkomen. Een hoop werk, overvolle bak. Was er wel genoeg ruimte
vrijgemaakt? Urenlang waren ze in de barakken bezig ge- weest.
Vermoeide gezichten stonden gelaten, dan weer verbaasd, raam voor
raam.
Och, kijk, er werd naar hem gezwaaid; een klein meisje was op een
bank geklommen en bewoog uitbundig met haar armpje – als- of ze een
vakantiekamp in rijdt. Zonder nadenken zwaaide hij te- rug.
Niet blijven kijken, geen moment week worden. Aan de slag! Meer dan
duizend mensen alles bij elkaar… tjonge, wat een drukte weer.
Hij begon deuren te ontgrendelen. ‘Ruhe!’ riep hij en:
‘Rustig uitstappen, geen paniek.’ Ordelijk moest het verlopen. Dat
was het beste, voor iedereen.
Hoffelijk hielp hij een kortademig dametje de hoge trap af, bij
gebrek aan perron een gapend gat: ‘Komt u maar.’ Ze had zijn ou- de
moedertje kunnen zijn.
Dóórpakken. Hier een koffer, daar een rugzak. Sommigen waren bepakt
en uitgeput als hopeloze landverhui- zers, maar hij kon hen
gelukkig helpen. Landverhuizers? Toch was er minder bagage dan
gewoonlijk: hadden deze men- sen niet meer verwacht te worden
opgepakt? Met een collega legde hij een rochelende man op een
brancard.
Een kleine menigte kampbewoners had zich opgesteld rond de
Boulevard des Misères om te zien wie er uit de trein kwamen.
Toe-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
schouwers, verdorie, toeristengedrag – dat staat maar in de weg.
Het mocht niet eens. ‘Afstand houden!’ riep hij. ‘Bitte!’
Hoe kon je anders de rust bewaren? Sommigen maakten opmerkingen in
de richting van de nieuwkomers: ‘Eindelijk, daar zijn jullie ook!’
Wel- ja, straks kwam er nog ruzie van. Elléndig. ‘Uit de weg!’ riep
hij.
Er waren kopstukken bij van de Joodse Raad, maar de meesten waren
zo te zien ook maar tragische figuren, al hadden ze meer respijt
gehad. Meer dan hij in elk geval. Hij zat al vier volle jaren in
een kamp, gebouwd door Nederlanders; nee, erger nog, ze hadden het
zelf moeten opbouwen, barakken uit de grond laten verrijzen, een
likje verf erop, ijverig hun eigen val creërend. Zo was het de
Duitsers, de nazi’s, wel erg gemakkelijk gemaakt! Nu niet toegeven
aan wrok, aan emotie, áánpakken.
Wat had de Joodse Raad voor hem, Oostenrijks-joodse vluchte- ling,
gedaan? Niks. Alsof hij niet bestond! Maar ja. Maar ja: dat dacht
hij altijd weer, besefte hij. ‘Lui die het verdiend hebben,’ hoorde
hij een van de toeschou- wers in de verte roepen, ‘met hun stempels
en hun gedoe: de on- misbaren. Dáchten ze.’ Razend kon hij worden;
lui die het ver- diend hebben. Zo hadden ze je waar ze je hebben
wilden: joden die joden haten. Ook hijzelf werd, door sommigen,
gehaat. Erger nog dan de Joodse Raad gehaat werd. Maar hij was hier
gekomen toen er nog niets, nog geen schriel sprietje, zelfs nog
niet het rijtje ver- waaide boompjes stond.
Ha, een paar rijtuigen verderop, daar stond ze! In haar pittige,
mosterdgele FK-overall. Staat haar verdomde goed. Ze stak haar hand
naar hem op en draaide zich alweer om. Even bleef hij staan, maar
zwaaien ging niet met in elke hand een koffer. Potdomme.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
20
Als er bekenden binnenkwamen van de Joodse Raad zou ze die la- ter
vanzelf tegenkomen, tijd om rond te kijken nam ze niet. Ze was er
een poosje typiste geweest. ‘Afdeling: Uitzending Buitenland.’ Zo
stond het op haar Joodse Raadkaart die waardeloos was gewor- den.
‘Indruk: in werk goed.’ Het baantje had respijt gegeven. Zelfs Rob
had een baan gehad bij de Joodse Raad, maar hij had er ten- minste
iets mee gedaan. Als lid van een soort ordedienst – een band om
zijn arm – had hij werkelijk mensen geholpen, ze gered uit de
Hollandsche Schouwburg: ze weggesleept of, in zijn woor- den,
‘eruit geouwehoerd’. Nu pas drong tot haar door: de orde- dienst,
net als Hans, of nou ja… ‘Helpt u mij even met mijn valies?’ tikte
iemand haar op de schouder.
Hij had háár gered uit de Hollandsche Schouwburg. Nadat ze was
opgepakt, die eerste keer, in januari – en nu was het eind sep-
tember. Daarom had ze het tot drie maanden geleden kunnen uit-
zingen in Amsterdam, daarom was ze niet al een halfjaar eerder
weggevoerd, tegelijk met haar moeder en stiefvader, naar kamp
Vught. Daar is vast geen revue.
In een flits herinnerde ze zich wat moeder, altijd zo preuts, er
la- chend had uitgeflapt toen Rob ooit bij hen op bezoek kwam: ‘Hij
verplettert je nog.’ Bij het vrijen, bedoelde ze. En dát zei haar
preut- se moeder.
Je zou hem toch vergeten? Doe dat dan.
Bruinglazen kleuterogen keken haar aan, snel een aai over de
krulletjes en dóórpakken. Het gekke was; zelfs in een volwassene
kon ze nog het gezicht van een oud geworden kind zien oplichten, en
zó moest ze iedereen tegemoet blijven treden, ook na drie maanden
doorgangskamp, ervan uitgaand dat ze het beste voor- hadden, of ook
niet beter wisten. Zelfs bij Gemmeker lukte het,
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
min of meer; hij was nu eenmaal nazi, commandant van dit kamp, hij
deed zijn werk, maar had niets tegen haar persóónlijk. Het was
nauwelijks uit te leggen. Ze haatte hem niet, zoals anderen deden.
‘De vorige kampcommandant schopte ons naar Polen, deze glim- lacht
ons naar Polen, en da’s nog erger,’ zeiden ze. ‘Pak effe aan,’
hijgde een oude man.
Levens versjouwde ze, samengebald in een al dan niet met ra- felig
touw bijeengehouden koffer, in een rugzak met gescheur- de
zijvakken, een kinderkoffertje, sporttas, chique valies: ‘Geef maar
aan!’ Ouderen hadden huis, haard, hebben en houden ver- loren; zij,
jong genoeg, had nauwelijks iets bezeten, geen zilve- ren bestek
waar vrouwen in haar barak nog om jammerden, geen met trijp beklede
sofa – de spullen van haar ouders waren allang in beslag genomen,
moeders tandartsstoel voorop. Le- vens, of wat daarvan over was:
herinneringen, te weinig kleren, een deken als je geluk had, een
noodrantsoentje hoop. Ook daar waren de jongeren – zeker die van de
Fliegende Kolonne – in het voordeel, die zagen er soms zelfs goed
uit, gebruind van het buitenwerk; goed, vliegen deden ze niet
bepaald. De Voortsjok- kende Kolonne, want de dagen waren lang.
Gymmen op de brug – en waarom niet ooit naar de Maccabiade, de
joodse Olympi- sche Spelen? Fatsoenlijk leren zingen, hét doen, met
Rob. Die ene nacht, nadat hij haar uit de Hollandsche Schouwburg
had gehaald, was er stom genoeg niets gebeurd, was ze stom genoeg
niet verpletterd. Soms schaamde ze zich, haar levenslust verber-
gend. Maar wat schoot je ermee op? Weg met alle ballast op dit
zinkende schip: redding – het eind van alles – kon nabij zijn, al
zag je niets en Hans was haar toegewijde, behoorlijk veilige red-
dingsboei hier op de zee van zand. De juiste boei om je aan vast te
klampen.
‘Aanpakken,’ zei iemand en drukte een klein model hutkoffer in haar
armen. Moest ze zich dan maar met de stroom laten meesleu- ren?
Zoals Mutti op de dag van de inval had gedaan? Moeder had
gasmuntjes opgespaard en haar, nog geen zeventien, voor de keus
gesteld: met haar mee de dood in of achterblijven in het Amster-
damse appartement met stiefvader, die even niet thuis was en van
niets wist. Zwetend liet ze het hutkoffertje vallen in
opspringend
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
stof, naast de volgeladen Fliegende Kolonne-kar waar echt niks meer
op kon.
‘Kampschone!’ hoorde ze Wietje, haar knappe, kleingebouwde
FK-collega roepen en hij nam de hutkoffer over, sjouwde hem al weg.
‘Veel te zwaar voor jou.’
‘Voor jou niet dan?’
‘Ik draag ’m met jou erop als het moet.’ De septembermiddag
straalde erop los, negeerde de tragiek van het gearriveerde
transport en trok zijn eigen plan. Het bezig zijn, zelfs een
trieste bezigheid, beurde haar op. Haar gedachten wer- den
verbannen.
Niet continu, soms sloop toch weer een nare gedachte binnen. Het
rondbrengen van brieven en pakketjes die aankwamen met de
posttrein, ook een taak van de FK, was wat dat betreft stukken
pret- tiger, en zelfs ronduit populair: ‘Wenn ein Paketchen
kommt, dann freut sich Gross und Klein…’
‘Ik dood mezelf,’ had moeder die meidag kalm gesproken. ‘Voordat
zij het doen, vroeg of laat.’ Haar hand vol opgespaarde gasmunten.
Moeder had niets opgedrongen, was even gaan zitten, haar met wilde
ogen maar verder toch vreemd kalm aankijkend: ‘Je kunt met me
meegaan, maar als je wilt blijven leven is dat natuur- lijk prima.’
Verbijsterd had ze staan luisteren en daarna pas had ze
uitgeroepen: ‘Niet alleen ik blijf leven, jij net zo goed!’ Ze was
naar de overkant van de straat gehold, naar haar grootouders: ‘Houd
Mamsi tegen!’ Moeders moeder, oma, had op haar ingepraat. Ze
stroopte haar gele mouwen op. Keek rond of er nog iets te doen
was.
Ze zag de laatste nieuwkomers wegsjokken of radeloos op hun koffers
plaatsnemen. Het zat er bijna op.