24
Marcus haalde diep adem en toen riepen hij en Ferax tegelijk: ‘Zij die gaan sterven groeten u!’
Ze stonden rechtop voor de toeschouwers, met hun zwaardarmen opgeheven naar de groep voornaam geklede Romeinen. Marcus zag dat twee van de mannen bij de vrouwen zaten. In een van de anderen herkende hij de man die een paar dagen geleden met Porcino naar de gladiatoren was komen kijken. De vierde man was lang, met brede schouders en donker haar met inhammen. Hij zat op de ereplek, op de middelste bank, die daar samen met de andere was neergezet om over het zand uit te kunnen kijken. Hij bestudeerde de jonge vechters met een koele blik, maar werd afgeleid toen een van de kinderen, een meisje van ongeveer dezelfde leeftijd als Marcus, naast hem op de bank plofte.
‘Kijk uit, Portia!’ riep de man. ‘Straks gooi je mijn wijn om!’
‘Het spijt me, oom. Ik wilde u alleen bedanken dat u me hebt meegenomen.’ Ze boog zich naar voren en gaf hem een kus op zijn wang. Daarna stond ze vlug op en ging weer bij de twee jongens zitten, die luidruchtig discussieerden over de vraag welke jongen in de arena het laatste gevecht zou winnen.
‘… vast die Kelt. Moet je zien hoe groot hij is!’
‘… zeker weten, die andere jongen wordt gewoon verpletterd…’
‘… veel sterker gebouwd…’
‘Wat bied je als die kleine wint?’
‘Vijf tegen één. Maar je verspeelt je inzet, geloof me nou maar.’
Marcus en Ferax stonden nog steeds met hun zwaarden omhoog en Porcino wierp een blik op zijn klanten, in afwachting van het teken dat ze konden beginnen. Maar de man in het midden van de tribune zat op gedempte toon met een van zijn vrienden te praten. Porcino fronste licht en kuchte even. De man keek op, keek even naar de twee jongens in de arena en gaf Porcino een kort knikje.
De lanista haalde diep adem en riep: ‘Vechters! Op uw plaatsen!’
Marcus liet zijn zwaard zakken en draaide zich om naar Ferax. Hij liep achteruit tot ze tien passen uit elkaar stonden. Plotseling bewoog er iets bij een van de ingangen van de arena: er kwamen twee bewakers binnen die allebei naar een kant van de piste liepen, waar de houten handvatten van brandijzers uit kleine vuurkorven staken. De bewakers pakten de stokken vast en staken de gloeiende punten omhoog terwijl ze bij de houten palen gingen staan, klaar om de jongens aan te sporen met de hete ijzers als ze te lang aarzelden om de zwaarden te kruisen.
‘Ik heb geen brandijzer nodig om aan te vallen,’ zei Ferax zacht, terwijl hij met geheven zwaard en beukelaar door zijn knieën zakte. ‘Maar jij misschien wel.’
Marcus klemde zijn tanden op elkaar en zette zijn voeten stevig op de grond, terwijl hij wachtte op het startsignaal.
‘Het laatste duel van de dag!’ kondigde Porcino aan. ‘Ferax de Kelt tegen Marcus uit onze Griekse gebieden.’
Heel even vroeg Marcus zich af of hij zich tot de toeschouwers zou wenden om te melden dat hij een Romeins burger was. Hij zou gerechtigheid kunnen eisen voor het gevecht begon. Misschien zou hij wel gered en zelfs vrijgelaten worden. Maar voor hij er langer over kon nadenken bracht Porcino het fluitje naar zijn mond, blies een korte schelle toon en riep vervolgens: ‘Vechten!’
Ferax stortte zich brullend naar voren en rende over het zand. Marcus zette zich schrap en stak zijn schild omhoog. Op het allerlaatste moment sprong hij opzij en Ferax vloog voorbij. Marcus haalde radeloos uit naar zijn arm, maar de punt van zijn zwaard suisde zonder iets te raken door de lucht. Meteen draaide Marcus zich om naar zijn tegenstander en deed een stap naar voren, zoals hij had geleerd. Ferax keerde zich net snel genoeg om om de klap op zijn schouder af te weren. Er volgde een kort zwaardgevecht, waarbij hun wapens met een scherp metalen gekletter tegen elkaar sloegen en toen trok Ferax zich terug. Gespannen staarden ze elkaar aan. Marcus’ hart hamerde tegen zijn ribbenkast en er stroomde een vreemd, opgetogen gevoel door zijn lijf.
‘Ik zei het toch!’ De man die hen voor het gevecht had uitgezocht greep de arm van de leidersfiguur in het midden. ‘Ik wist wel dat die twee voor een mooie voorstelling zouden zorgen, Julius!’
De andere man wreef over zijn kin en antwoordde toen: ‘Wat betaal je me als die kleine wint?’
‘Hij daar…? Even denken. Zeven keer je inzet.’
‘Akkoord! Ik zet vijftig goudstukken in.’
‘Vijftig? Uitstekend.’
De rest kon Marcus niet verstaan, want Ferax stootte weer een gebrul uit en kwam met een waakzame blik op Marcus af. Marcus maakte een schijnbeweging naar de ene kant en Ferax probeerde hem de pas af te snijden, maar herstelde zich toen Marcus de andere kant op dook.
‘Dat zal je niet lukken,’ gromde Ferax. ‘Dit keer krijg ik je te pakken, stomme dwerg.’
‘Ik dacht het niet,’ antwoordde Marcus en hij dwong zichzelf om spottend te grijnzen. ‘Je bent te lomp, Ferax. Te dom.’
Het gezicht van de grotere jongen trok wit weg van woede en hij grauwde even voor hij bleef staan en begon te lachen. ‘Als je denkt dat je me met dit soort trucjes kunt verslaan, dan heb je het mis.’
Hij kwam naar voren en viel aan met een reeks slagen die Marcus moeizaam met zijn zwaard en beukelaar wist af te weren. Hij kreeg geen kans om terug te slaan, want Ferax had langere armen. Stukje bij beetje verloor Marcus terrein en hij week steeds verder achteruit naar een van de bewakers met zijn gloeiend hete brandijzer. Ferax grijnsde terwijl hij Marcus met opzet naar het gevaar dreef. Op het allerlaatste moment, toen Marcus ervan overtuigd was dat hij de verschroeiende hitte kon voelen, wierp Marcus zich opzij en rolde over de grond om vervolgens vlug weer overeind te komen.
‘O! Dat was goed!’ riep de man die Julius heette uit. ‘Laat je niet verder terugdringen, jongen! Blijf staan en versla hem!’
Toen hij de aanmoediging hoorde betrok Ferax’ gezicht en opnieuw liep hij dreigend op Marcus af terwijl hij een verwoestende reeks slagen op hem liet neerkomen. Marcus weerde alle klappen af met zijn beukelaar en kromp in elkaar van pijn door de schokken die zijn arm moest opvangen. Hij wist dat zijn schouder binnenkort gevoelloos zou worden als deze aanval zo doorging en het gevaar bestond dat hij de beukelaar zou laten vallen.
Ferax trok zich hijgend terug. ‘Nog maar heel even, Romein. Wil je me nog smeken of ik er gauw een eind aan wil maken?’
Marcus schudde zijn hoofd. ‘Ik wil de tijd nemen om je te vermoorden.’
‘Doe nou maar niet zo stoer,’ sneerde Ferax. ‘Moederskindje. Dat ben je toch? Dat heb ik in elk geval gehoord. Een miezerig kereltje, te zwak om zijn moeder voor de slavernij te behoeden.’
Marcus bleef roerloos staan en staarde zijn kwelgeest aan. Zijn bloed stolde in zijn aderen. Hij dacht niet meer na over hoe hij het gevecht moest winnen. Hij dacht helemaal niet meer. Hij voelde alleen nog maar blinde woede. Voor hij wist wat hij deed vloog hij op Ferax af. Er kwam een vreemd gejank uit zijn keel terwijl hij telkens opnieuw toesloeg; hij beukte tegen het schild van de andere jongen en hakte in op diens zwaard, terwijl Ferax met een verbaasd en bang gezicht achteruit wankelde.
Marcus werd slechts gedreven door hartstocht en een dierlijk instinct terwijl hij erop los mepte en sloeg. Hij hoorde een kreet toen zijn zwaard door de biceps van Ferax’ schildarm kliefde. Het schild zakte omlaag en Marcus haalde opnieuw uit; hij sloeg de rand weg en reet de onderarm van zijn tegenstander open. De beukelaar plofte in een regen van bloeddruppels op het zand. Ferax draaide zich opzij en deed zijn best om zich met alleen zijn zwaard te verdedigen. Marcus sloeg hard toe en liet Ferax zijn zwaard ver van zijn lichaam pareren. Terwijl hun zwaarden opzij gingen, stootte Marcus zijn beukelaar in het gezicht van de andere jongen. Er klonk een gekraak toen zijn neus werd verbrijzeld en Ferax struikelde kreunend van pijn naar achteren, terwijl het bloed over zijn lippen en kin stroomde. Marcus stootte nog een keer en Ferax gooide zijn zwaardarm omhoog om de klap op te vangen. Op hetzelfde moment dook Marcus omlaag en stak de Kelt in zijn bovenbeen, om de punt van zijn zwaard vervolgens in een nieuwe fontein van bloed weer los te trekken. In een laatste, wanhopige poging om zijn leven te redden sprong Ferax op Marcus af en botste tegen hem op, waarna ze samen in het zand vielen. Heel even zag Marcus de strakblauwe lucht en toen rolde hij verder, weg van Ferax. Zijn zwaard bleef steken onder zijn lichaam en werd tijdens het rollen uit zijn hand gewrongen.
Marcus vloog op Ferax af, die nog steeds verdwaasd op zijn knieën probeerde te gaan zitten. Met het schild mepte Marcus het zwaard uit zijn handen en toen sloeg hij hem opnieuw tegen de zijkant van zijn hoofd, en nog een keer, tot Ferax op zijn rug viel en stil bleef liggen. Zijn hoofd rolde van links naar rechts en zijn oogleden knipperden.
Marcus stond moeizaam op, duizelig van de zenuwslopende inspanning die de aanval had gevergd. Nu Ferax hulpeloos voor hem lag ebde zijn razende woede weg en kon hij weer helder nadenken. Hij keek om zich heen, zag zijn zwaard liggen en griste het vlug van de grond. Toen hij weer terugliep naar Ferax merkte hij dat hij een grote wond had in zijn linkerarm, vlak boven de elleboog, hoewel hij zich de klap die de jaap had veroorzaakt niet meer kon herinneren. Marcus wiebelde met zijn vingers en er ging een hevige pijnscheut door zijn arm. Toen liet hij zich naast het hoofd van Ferax op zijn knieën zakken, hief zijn zwaard tot boven de ontblote keel van zijn tegenstander, en aarzelde. Ferax keek verward en hulpeloos naar hem op. Marcus hield de kling op een duimbreed van de keel van de Kelt en keek even naar Taurus. De hoofdleraar maakte een kort snijgebaar met zijn hand en knikte naar Marcus. Doe het.
Marcus haalde diep adem en probeerde moed te verzamelen, maar hij kon Ferax niet de keel doorsnijden. Hij richtte zijn blik op de tribune en de mensen die daar verwachtingsvol toekeken. De man in het midden leek verbaasd.
‘Waar wacht je op?’ vroeg zijn vriend. ‘Maak hem af!’
‘Maak hem af!’ herhaalden de anderen, behalve de man en het meisje, Portia.
Marcus schudde zijn hoofd en wees naar de leider van de Romeinse groep. ‘Meneer, wat vindt u?’
De man was even stil en kreeg diepe denkrimpels in zijn voorhoofd. Toen haalde hij zijn schouders op. ‘Ik vind… dat je hem moet doden.’
Heel even gebeurde er niets, en toen stond Marcus op en gooide zijn zwaard weg.
‘Waar ben jij in Hadesnaam mee bezig?’ tierde Taurus vanaf de zijkant van de arena. ‘Raap dat vervloekte zwaard op en keel hem!’
‘Nee,’ antwoordde Marcus vastberaden. ‘Ik doe het niet.’
‘Je doet het wel, en nu meteen. Anders vermoord ik hem zelf, bij de goden, en daarna jou.’
Marcus haalde vermoeid zijn schouders op. Hij had het koud en zijn arm deed verschrikkelijk veel pijn. Bloed stroomde over zijn vingertoppen en druppelde op het zand.
Taurus liep met grote stappen naar Marcus’ zwaard, griste het van de grond en draaide zich om naar Ferax. Hij ging over de verdoofde Kelt heen staan en hief het zwaard, klaar om het in de keel van de jongen te stoten.
‘Stop!’ riep de man met een stem die in de hele arena te horen was. ‘De jongen blijft leven. De winnaar heeft zijn lot bepaald en zo zal het geschieden. Maar,’ en hij glimlachte flauwtjes, ‘ik duld geen ongehoorzaamheid van een slaaf. Porcino, laat je mannen de Kelt weghalen. De jongen uit Graecia blijft hier.’
Porcino keek verbaasd. ‘Die blijft hier? Waarom?’
De man wierp hem een geïrriteerde blik toe. ‘Omdat Gaius Julius Caesar het zegt. Daarom. Hij blijft hier, en hij gaat met die wolven vechten die je voor het slot hebt bewaard. Als hij verliest, is dat de prijs die hij betaalt omdat hij zich opstandig heeft getoond. Als hij blijft leven, dan hebben de goden het beste met hem voor, en wie ben ik om tegen hen in te gaan. Laat je wolven komen, Porcino.’