17

De laatste zomerdagen gleden in een meedogenloze aaneenschakeling van oefeningen en keukentaken voorbij. Marcus en de andere jongens werden bij zonsopgang gewekt en marcheerden dan naar de keuken om te helpen bij de bereiding van het ontbijt. Marcus had de taak om de vuren in de zwartgeblakerde ijzeren korven onder de braadroosters aan te maken. In een hoek van de keuken stond een vuurkorf die altijd brandde en zodra Marcus het brandhout had neergelegd, haalde hij daar voorzichtig een paar gloeiende kooltjes uit die hij dan in de korven legde. Vervolgens blies hij met bolle wangen heel voorzichtig tegen de kooltjes, tot de houtjes vlam vatten. Er moesten drie vuren aangestoken en brandende gehouden worden en Marcus moest ze alle drie goed in de gaten houden. Hij moest ook telkens vers hout uit de opslagplaats naast de keuken halen en bij het vuur klaarleggen.

De slaaf die de leiding had over de keuken was een oud-gladiator die Brixus heette en een paar jaar geleden bij een gevecht kreupel was geworden. Een houw van een zwaard had de hamstring in zijn linkerbeen bijna helemaal doorgesneden. Het publiek had hem genade geschonken, maar het betekende wel het einde van zijn carrière in de arena. Porcino had hem overgeplaatst naar de keuken, waar hij zijn baas nog enigszins van dienst kon zijn. Brixus was stevig gebouwd en leek ongeveer net zo oud als de vader van Marcus, behalve dan dat zijn haar dik en zwart was, zonder een spoortje grijs. Hij liep heel erg mank en bewoog zich altijd met een schommelgang door de keuken.

Ferax en zijn vrienden lachten hem achter zijn rug uit; ze gebaarden zwijgend naar elkaar of deden even zijn loopje na. Als Brixus dan omkeek of zich plotseling omdraaide wijdden ze zich onmiddellijk weer aan hun taken boven de grote ketels vol gerstepap die borrelde en zachtjes siste, terwijl de jongens met zware houten spatels door het steeds dikker wordende ontbijt roerden.

Een uur nadat Marcus en de anderen waren opgestaan om het eten klaar te maken, kwamen de nieuwe rekruten de met tralies afgesloten eetzaal naast de keuken in. De mannen pakten hun kommen en houten lepels en wachtten in de rij op hun portie uit de dampende ketels. Daarna gingen ze zwijgend op lange banken zitten; de kommen hielden ze tijdens het eten op schoot. De oefenmeesters liepen langzaam op en neer langs de banken en haalden zonder pardon met hun stok uit naar alle mannen die praatten. Pas als de mannen klaar waren met eten en naar hun ochtendtraining vertrokken, mochten de jongens eten. Daarna wasten ze de kommen en lepels af en wachtten op Amatus, die hen naar het oefenveld bracht.

De grote open ruimte midden op het terrein was omheind door een tien voet hoge houten palissade. Daarbinnen was de aarde platgestampt en bedekt met donker zand van de stranden van de baai van Neapolis. Hier begon de nieuwe lichting slaven aan de opleiding voor het zware en gevaarlijke leven dat voor hen lag. De oefenmeesters brulden hun bevelen, terwijl de vier groepen om beurten rond de omheining renden, gewichten hieven en over een eenvoudige hindernisbaan klauterden; allemaal ontworpen om hun uithoudingsvermogen, kracht en snelheid te verbeteren.

Amatus volgde zijn groep over het oefenveld met zijn stok in de aanslag om alle jongens te slaan die te ver achterbleven, niet genoeg hun best deden om de gewichten op te tillen of over hun voeten struikelden. Marcus was zich er terdege van bewust dat Amatus bewondering had gehad voor zijn moed toen hij werd gebrandmerkt, en hij deed zijn best om het respect van zijn leraar te behouden. Hoe hevig zijn longen ook brandden door de enorme inspanningen of hoe zwaar zijn ledematen ook voelden, Marcus dwong zichzelf om verder te gaan. Een aantal van zijn kameraden toonde minder doorzettingsvermogen en had al snel kneuzingen en striemen van de stok van Amatus. Er was maar één jongen die net zo vastberaden was als Marcus, en dat was Ferax. Marcus had een betere conditie, maar Ferax was sterker, en ze waren allebei ongeveer even behendig.

Er werd nooit over hun rivaliteit gesproken tijdens de oefensessies, maar de ervaren Amatus had het meteen door en hij genoot ervan hen op te hitsen.

‘Kom op, Ferax! Je bent twee keer zo groot als die knul! Wat is hier aan de hand? Kun je hem niet bijhouden? Doe je best maar, jongen, anders krijg je met mijn stok te maken! Sneller, lui Keltisch varken!’

En als Marcus met een van inspanning vertrokken gezicht worstelde om een van de zwaarste gewichten tot zijn kin op te tillen, kwam Amatus naast hem staan en bulderde in zijn oor: ‘Noem je dat een gewicht? Man, ik heb maden gezien die zwaardere stenen konden heffen! Hoe wil je in Hadesnaam ooit zo groot worden als Ferax als je er niet je best voor doet? Vooruit, Marcus, laat die vervloekte Kelt eens zien wat een Romein kan!’

Marcus merkte dat de andere jongens naar hen keken en wist dat hij indruk op hen moest maken om te voorkomen dat Ferax ze aan zijn kant zou krijgen. Tegelijkertijd kon hij zich ook niet onttrekken aan de dreigende haat die de Kelt voor hem voelde. Een tijd lang kon Ferax weinig uithalen. De dagen waren zo strak ingedeeld dat hij geen mogelijkheid had om zijn woede op Marcus te botvieren, en als ze ’s avonds eindelijk weer bij hun stallen terugkwamen, waren ze zo moe dat ze alleen maar konden slapen. Marcus krulde zich dan altijd op in het stro, terwijl Pelleneus en Phyrus nog een tijdje zacht zaten te praten voor zij ook in slaap vielen. De Spartaan hield zich nog steeds grotendeels afzijdig, maar maakte heel af en toe ook een opmerking als hij zich geroepen voelde om iemand te verbeteren.

Een maand na Marcus’ aankomst zag Ferax zijn kans schoon. De avondmaaltijd was net achter de rug; Marcus kwam als laatste de keuken uit en liep terug naar de cellen. Onderweg stopte hij zoals gewoonlijk even bij de latrine die in de hoek bij de school stond. Het weer veranderde: de dagen werden korter en de avondlucht was fris. Er brandde één klein komfoor aan de andere kant van het latrineblok toen Marcus binnenkwam, en in de vage gloed liep hij naar een van de gaten in de twee houten banken die tegenover elkaar stonden. Er zat maar één andere leerling, een van de Nubische jongens, die vlak voor Marcus zijn taken had afgerond. Ze knikten even naar elkaar bij wijze van groet, aangezien de Nubiër nog steeds maar een paar woorden Latijn sprak, hoewel hij dankzij de stok van Amatus ondertussen al veel meer verstond.

Marcus trok zijn tunica op en ging op de bank zitten, die glad gesleten was door het jarenlange gebruik. Onder hem hoorde hij het zachte geruis van het water dat de uitwerpselen afvoerde, onder de muur door naar buiten tot in een beekje dat vlak langs de gladiatorschool liep. Hij was bijna klaar toen hij knerpende voetstappen op de ingang van de latrine hoorde afkomen.

‘Hé, Nubiër, wegwezen!’ Ferax gebaarde met zijn duim over zijn schouder. ‘Ik wil de zoon van de centurio even spreken.’

De Nubiër knikte, stond op en pakte een van de sponsstokken uit een van de bakken azijn die tussen de banken stonden. Hij gebruikte hem snel, liet zijn tunica zakken en maakte zich toen met een bange blik op Ferax haastig uit de voeten.

Ferax wandelde langzaam door de latrine en maakte zijn riem los. ‘Nou, jongen, het is tijd om te zien hoe dapper je bent. Ben je er klaar voor?’

Marcus werd ijskoud vanbinnen terwijl hij snel overeind kwam en zijn tunica naar beneden trok. Hij keek vlug om zich heen, maar de ramen waren slechts dunne spleetjes hoog in de muur en de latrine had maar één ingang. Hij zat in de val. Marcus griste een sponsstok uit een bak en hield die voor zich uit gestoken. Ferax staarde ernaar en begon te grinniken. ‘Ha, dacht je dat je me met een stók kon tegenhouden?’

‘Laat me met rust,’ zei Marcus zo stellig als hij kon. ‘Ik zeg het niet nog een keer.’

‘Ooo, je maakt me bang.’ Ferax deed alsof hij bibberde. ‘Echt, hoor.’

Marcus besefte dat hij niet onder deze confrontatie uit kon komen. Hij zou Ferax niet op andere gedachten kunnen brengen. En toen hij dat aanvaardde, werd Marcus opeens heel kalm in zijn hoofd en hart. Hij zou vechten en hoogstwaarschijnlijk verliezen. Maar voor het zover was zou hij Ferax zo veel mogelijk pijn doen.

‘Dan ben ik dus niet het enige waar je bang voor bent,’ antwoordde Marcus. ‘Ik heb je gezien toen we stonden te wachten om gebrandmerkt te worden. Ik zag hoe bang je was. Je stond te trillen als een lafaard. Daarom heb je zo’n hekel aan me, hè?’

Ferax bleef een paar passen voor Marcus staan en rolde met een zwiepend gebaar de riem uit. ‘Doet dat ertoe? Het gaat erom dat ik een hekel aan je heb en dat ik je pijn wil doen, Romein.’ Hij begon de riem om zijn rechtervuist te wikkelen, tot de gesp uiteindelijk op zijn knokkels lag. Vervolgens deed hij een behoedzame stap naar voren en zakte door zijn knieën, klaar voor de aanval.

Marcus hief de sponsstok en sprong naar voren voor zijn tegenstander kon toeslaan. De bevuilde stok, nat van de azijn, raakte Ferax op zijn wang en hij slaakte een korte kreet van verbazing en pijn, terwijl Marcus met de stok naar zijn ogen prikte. Zoals Marcus al had gehoopt deed Ferax instinctief zijn handen omhoog om de klap af te weren; de vingers van de Kelt sloten zich rond de stok en trokken hem weg. Marcus liet los, stortte zich naar voren, tegen het lichaam van de andere jongen aan, en stompte Ferax met zijn volle gewicht in zijn maag.

‘Ooeef!’ kreunde Ferax terwijl hij dubbelklapte.

Marcus stompte hem nog een keer, haalde vervolgens vanuit een andere hoek uit en liet zijn vuist op Ferax’ neus neerkomen. De verbazing van de oudere jongen ebde snel weg; hij liet een dierlijk gegrom horen en lette niet op de klappen die Marcus hem gaf. Ferax duwde Marcus met zijn linkerhand terug en beukte zijn rechterhand toen in Marcus’ zij. De klap was hard en pijnlijk en Marcus hapte naar lucht, maar hij wist dat Ferax hem zou vermorzelen als hij nu ophield met vechten. Ferax stompte hem nog een keer in zijn zij, haalde toen uit naar Marcus’ hoofd en raakte hem op zijn kaak. De gesp sneed in zijn vlees en Marcus zag eerst een felle witte lichtflits en toen dansende sterretjes terwijl hij achteruit struikelde. Ferax deed een stap naar voren en sloeg hem nog een keer, vlak bij zijn oor. Marcus wankelde op zijn benen en hij viel op één knie, terwijl zijn handen automatisch omhooggingen om zijn hoofd te beschermen. Ferax sloeg hem opnieuw en Marcus viel snakkend naar adem plat op de stenen vloer. Boven hem zag hij wazig de boosaardige grijns van de Kelt in de vage gloed van het komfoor, terwijl de jongen zich vooroverboog en telkens opnieuw weer op hem inbeukte, tot Marcus buiten bewustzijn raakte.