13
De keldertrap was intact. De brand was blijkbaar bedwongen voordat hij zover was gekomen. De schade aan de kamers boven leek het gevolg van een of ander brandbaar goedje, dat borg had gestaan voor een op z'n minst oppervlakkige brand door het hele huis. De lichtstraal uit de zaklantaarn sneed door het donker en deed een smal, heen en zwaaiend paadje ontstaan dat vol lag met dingen die ik niet wilde aanraken. Ik was onderaan de trap gekomen. Het plafond was nogal laag. Het huis was meer dan veertig jaar oud en het was hier vochtig en het stierf van de spinnenwebben. De lucht voelde zwaar aan, zoals de lucht in een broeikas, behalve dan dat hier alles dood was en zo'n moerassige geur van oud vuur en oude rook, verwaarlozing en rotting uitzweette.
Ik liet het licht langs de dwarsbalken glijden in de richting van het gat waar het daglicht doorheen viel. Was de vloer doorgebrand en was het lijk in de kelder gevallen? Ik kwam dichterbij en strekte mijn nek om beter te kunnen zien. De hoeken van het gat waren volgens mij uitgehakt. Misschien had de brandweerinspectie een paar stukken hardboard meegenomen voor laboratoriumonderzoek. Links kon ik de verwarmingsketel zien, een stille, gedrongen grijze cilinder met bobbels, met overal roetsporen. De vloer bestond uit aangestampt vuil en gebarsten beton en de hele ruimte stond vol met troep. Er stonden verfblikken en oude horren onder de trap gestapeld en er stond een ouderwetse gegalvaniseerde wasbak in de hoek met weggeroeste buizen eraan.
Ik liep een rondje langs de muren en scheen met het licht in holletjes waar achtpotige schepsels voor me wegrenden, dodelijk verschrikt. Later was ik blij dat ik zo'n gewetensvol snuffelaartje was geweest, maar op dat moment wilde ik er alleen maar zo snel mogelijk weg. Een leeg huis maakt altijd van die geluiden, waardoor je je afvraagt ofer misschien een moordenaar met een bijl om het huis sluipt op zoek naar een prooi. Ik richtte met de zaklantaarn op de muur aan de andere kant waar een trapje de korte afstand overbrugde naar de vergrendelde deuren die naar de tuin aan de zijkant leidden. Het daglicht viel schuin door de kieren in het hout, maar de geur van frisse lucht drong niet door tot waar ik stond. Ik wist dat de dubbele deuren van buiten op slot zaten, maar het hout was oud en kruimelig en leek niet zo stevig. Lily Howe had gezegd dat de inbreker niet eens de moeite genomen had echt in te breken. Hij was meteen naar de voordeur gelopen en had aangebeld. Hadden ze gevochten? Was hij in paniek geraakt toen ze de deur opendeed en had hij haar meteen vermoord? De indringer zou een vrouw geweest kunnen zijn natuurlijk, vooral als het wapen inderdaad een honkbalknuppel was geweest. De laatste tijd zijn vrouwen meer verzot geraakt op sportieve wapens: dood door discus, werpspies, golfclub, pijl en boog, hockeypuck...de mogelijkheden zijn onbegrensd, zou je zo denken.
Onwillekeurig huiverend liep ik terug naar de trap met het donker achter me. Ik nam twee treden tegelijk, waardoor ik mezelf bijna buiten westen timmerde omdat ik tegen een dwarsbalk opknotste. Ik vloekte mezelf stijf terwijl ik uit de kelder de gang insprong alsof ik achtervolgd werd. Ik zag iets donzigs en toen ik me realiseerde dat het een teer duizendpootje was dat voor mijn voorhoofd bungelde, maakte ik een gek danspasje terwijl ik mijn overhemdbloes afklopte alsof ik opeens vlam gevat had. God, wat ik al niet doe voor geld, dacht ik woest. Ik ging de achterdeur uit, deed hem op slot en ging op de treden onder het afdakje zitten. Mijn ademhaling werd tenslotte rustiger, maar het kostte me een paar minuten voor ik mezelf weer in de plooi had.
Ondertussen had ik gelegenheid de achtertuin te bekijken. Ik weet niet wat ik zocht en wat ik dacht te kunnen vinden na zes maanden. Er stonden alleen maar uit hun krachten gegroeide bosjes en onkruid, een sinaasappelboompje dat vergroeid was door watergebrek en waarvan de vele vruchten die erin hingen hard waren geworden, omdat ze niet geplukt waren. De schuur was zo'n prefab doe-het-zelf-ding dat je bij een postorderbedrijf kunt bestellen en overal kunt opzetten. Het was beveiligd met een groot, vet hangslot dat er bepaald stevig uitzag. Ik liep naar de andere kant van de tuin en inspecteerde het. Het was eigenlijk een slot met een simpel mechaniek dat ik in een paar minuten open dacht te krijgen, maar ik had mijn dubbele loper niet bij me en ik was niet weg van het idee om daar midden op de dag aan het slot te staan friemelen. Ik kon beter terugkomen als de zon was gezakt en dan kijken wat Grice of zijn neef daar bewaarden. Ik vermoedde dat het oude tuinmeubels waren, maar je weet het maar nooit.
Ik bracht de huissleutel terug naar meneer Snyder, stapte toen in mijn auto en ging naar kantoor. Ik liet mezelf binnen en maakte een pot koffie. De post was er nog niet en er stonden geen boodschappen op het apparaat. Ik deed de balkondeurtjes open en ging buiten op het balkon staan. Waar was Elaine Boldt verdomme? En waar was Elaines poes? Er was bijna niets meer dat ik kon doen, geen plekken meer die ik kon gaan bekijken. Ik typte een contract uit voor Julia Ochsner dat ze moest tekenen en deed dat in het bakje uitgaande post. Toen de koffie klaar was, schonk ik mezelf een kop in en ging in mijn draaistoel zitten en draaide. In geval van twijfel, dacht ik, is het maar het beste op je routine terug te vallen.
Ik belde interlokaal met een krant in Boca Raton en verder met een krant in Sarasota en liet in beide kranten opvallende advertenties zetten in de rubriek 'persoonlijke mededelingen'. 'Iedereen' die weet wat de verblijfplaats is van Elaine Boldt, vrouw, 43 jaar...' etc. 'Gelieve contact op te nemen met...' met mijn naam, adres en telefoonnummer en de uitnodiging te bellen op mijn kosten.
Dat gaf een productief gevoel. Wat verder nog. Ik aarzelde nog even en belde toen mevrouw Ochsner. Ik dacht toch al aan haar.
'Hallo?' zei ze toen ze eindelijk opnam. Haar stem was bibberig, maar er klonk een voorgevoel in door, alsof er ondanks het feit dat ze achtentachtig was, iemand kon opbellen en er van alles zou kunnen gebeuren. Ik hoopte dat ik zelf ook altijd dat gevoel zou hebben. Op dit moment was ik niet zo optimistisch.'
'Hai Julia. Hier Kinsey uit Californië.'
'Even minuutje geduld, liefje, dan zet ik de televisie zachter. Ik ben naar m'n lievelingsprogramma aan het kijken.'
'Wil je dat ik straks terugbel? Ik heb een hekel aan mensen storen.'
'Nee, nee. Ik praat liever met je. Blijf aan de lijn.'
Na een paar tellen hoorde ik dat het volume van het geluid op de achtergrond minder werd en het werd stil. Julia kroop blijkbaar zo snel als ze kon naar de telefoon terug. Ik wachtte. Eindelijk nam ze de hoorn weer op. 'Ik heb het beeld aan laten staan,' zei ze, buiten adem, 'maar vanaf de andere kant van de kamer is het gewoon één grote vlek. Hoe is het met je?'
'Gefrustreerd op dit moment,' zei ik. 'Ik heb bijna niks meer te doen, maar ik wilde je iets vragen over Elaines kat. Ik neem aan dat je Mingus de laatste zes maanden niet gezien hebt, wel?'
'O lieve hemel, nee. Ik heb niet eens aan 'm gedacht. Als zij weg is, moet hij ook verdwenen zijn, neem ik aan.'
'Ja, daar lijkt het op. De beheerder hier zegt dat ze die nacht vertrokken is met iets wat op een poezenmand leek, dus als ze echt in Florida is aangekomen, moet ze hem bij zich hebben gehad.'
'Ik wil best mijn hand ervoor in het vuur steken dat hij hier evenmin als zij ooit is aangekomen, maar ik kan het natuurlijk checken bij de dierenartsen en asiels hier in de buurt,' zei Julia. 'Misschien heeft ze hem om de een of andere reden ergens ondergebracht.'
'Zou je dat kunnen doen? Het zou mij een hoop tijd besparen. Ik weet niet of je iets tegenkomt, maar dan weten we tenminste dat we het geprobeerd hebben. Ik ga kijken of ik die taxi kan opsporen die ze die nacht heeft genomen, om te zien of ze de kat bij zich had toen ze naar het vliegveld ging. Heeft Pat Usher het ooit over hem gehad?'
'Niet dat ik me herinner. Ze is weg, weet je. Met d'r hele hebben en houwen vertrokken.'
'O ja echt? Nou, het verbaast me niet, maar ik zou willen weten waar ze is. Kun je haar postadres aan de Makowski's vragen? Over een dag of twee bel ik je terug, maar waag het niet om Pat zelf te bellen. Ik wil niet dat zij weet dat je bij deze zaak bent betrokken.
Misschien heb ik je later nog nodig om wat rond te neuzen en ik wil niet dat iedereen weet wat je allemaal stiekem doet.' Ik voegde eraan toe, 'Hoe is het anders met je?'
'O prima, Kinsey. Je hoeft over mij niet ongerust te zijn. Ik veronderstel dat je niet geïnteresseerd bent in een compagnonschap als we dit karwei samen geklaard hebben?'
'Ik heb ergere aanbiedingen gehad,' zei ik.
Julia lachte. 'Ik ga Mickey Spillane lezen, alleen maar om in vorm te komen. Ik ken niet zoveel grove woorden, weet je.'
'Ik denk dat we op dat punt door mij wel gedekt zijn. Ik bel je later nog. Laat me weten als je intussen iets schokkends tegenkomt. O ja, en ik stuur je een contract om te tekenen. We moeten het maar goed aanpakken.'
'Roger. Over en uit,' zei ze en hing op.
Ik liet mijn vooroorlogse VW op de parkeerplaats achter kantoor staan en wandelde naar het Tip Top Taxibedrijf, dat in een smalle strook winkels ligt, die vooral bekend zijn om hun koopjes: een constant aanbod van afgeprijsde schoenen, autoradio's, eettentjes en motorfietsenwinkels met hier en daar een schoonheidssalon of een 'direct klaar!'-fotowinkel. Het is geen begerenswaardige locatie. De straat met eenrichtingsverkeer loopt de verkeerde kant op. De parkeerplaats is te klein en de eigenaar, die bepaald geen schandelijk hoge huren vraagt, heeft er blijkbaar geen moeite mee dat de gebouwen wegkwijnen doordat de verf eraf slijt en ze slonzig afgetimmerd zijn.
Tip Top stond ingeklemd tussen een tweedehandszaak voor de armen en een kledingwinkel voor grote herenmaten met een pak in de etalage dat ontworpen leek voor een bodybuilder. Het kantoor zelf was lang en smal en werd middendoor gedeeld door een triplex muur waarin een deur was uitgespaard. Het was ingericht als een geheime schuilplaats van kinderen, compleet met twee kapotte banken en een tafel met een te korte poot. Met plakband had men tekeningen en met de hand geletterde bordjes tegen de muren geplakt, in een hoek hoopte zich afval op, bij de voordeur lagen exemplaren met ezelsoren van het blad Road and Track rommelig op elkaar gestapeld. Tegen de muur aan de andere kant stond een autofauteuil, waarvan de bruingele bekleding op één plaats gescheurd was en weer was dichtgeplakt met oude pleisters met sterren. De vervoerscoördinator zat op een stoel en leunde met een elleboog op een balie die net zo vol lag als een werkbank in een schuur. Hij was waarschijnlijk zo'n vijfentwintig jaar, had krullerig zwart haar en een donker snorretje. Hij droeg een katoenen broek, een lichtblauw T-shirt met een vervaagd plaatje van de Grateful Dead en een oogklep dat zijn haar bij zijn slapen overeind duwde. De kortegolf-radio knetterde iets onbegrijpelijks uit en hij pakte de microfoon.
'Zeven-nul,' zei hij, terwijl zijn ogen zich onmiddellijk fixeerden op de plattegrond van de stad, die boven de balie aan de muur was bevestigd. Ik zag een asbak vol peuken, een aspirinebuisje, een kartonnen kalender van Onze Lieve Vrouwe van de Armen, een ventilator, plastic pakjes met ketchup en groot vel papier waarop in rood potlood stond geschreven 'Heeft Iemand Mijn Rode Zwaailicht Gezien?' Tegen de muur was een adreslijst gekleefd van klanten die ongedekte cheque gaven en mensen die meer dan één taxi plachten te bestellen om te kijken wie als eerste arriveerde.
Er kwam weer wat kort heftig geknetter en de coördinator verplaatste een ronde magneet naar een ander gedeelte van de kaart. Het leek of hij helemaal alleen een spelletje aan het spelen was.
Hij draaide zich met de stoel in mijn richting. 'M'vrouw.'
Ik stak mijn hand uit. 'Ik ben Kinsey Millhone,' zei ik. Het idee dat er handen geschud moesten worden, scheen hem even niet te bevallen, maar hij nam het zekere voor het onzekere en ging er manmoedig op in.
'Ron Coachello.'
Ik pakte mijn portefeuille en liet hem mijn legitimatie zien. 'Ik vroeg me af of u iets in het archief kunt nakijken.'
Ik gaf hem een Het Beste-achtige samenvatting van het verhaal, compleet met Elaine Boldts adres hier en het tijdstip dat de taxi er ongeveer geweest moest zijn. 'Kunt u teruggaan tot de negende januari van dit jaar en kijken of Tip Top het ritje gehad heeft? Het kan ook de City Cab of Green Stripe geweest zijn. Ik heb een paar vragen voor de chauffeur.'
Hij haalde zijn schouders op. 'Zeker. Het zal een dagje tijd vragen. Ik heb die spullen thuis. Ik bewaar dat niet hier. Waarom doen we niet zo dat ik u bel, of nog beter, dat u mij terugbelt? Wat vindt u daarvan?'
De telefoon ging en hij noteerde het inkomende telefoontje. Toen pakte hij de microfoon en drukte op de knop. 'Zes-acht.' Hij gooide zijn hoofd achterover en wachtte luisterend af. Er klonk geruis, toen geknetter.
'Vier-nul-twee-negen Orion,' zei hij en klikte 'm uit. Ik gaf hem mijn kaartje. Hij bekeek het nieuwsgierig alsof hij nog nooit een vrouw met een visitekaartje was tegengekomen. De radio kwam opeens weer tot leven en hij draaide zich om en pakte de microfoon. Ik wuifde nog naar hem en hij wuifde terug over zijn schouder.
Ik volgde dezelfde procedure bij de andere twee taxibedrijven, die gelukkig op loopafstand van elkaar lagen. Tegen de tijd dat ik hetzelfde verhaal nog twee keer had herhaald, had ik het gevoel dat ik leed aan een ernstige vorm van tongslapte.
Toen ik op kantoor kwam, stond er een boodschap van Jonah Robb op mijn apparaat.
'Eh, ja, Kinsey. Hier agent Robb over die... eh... zaak die we hebben besproken. Ik vroeg me af of je 's kunt bellen... eh... vanmiddag en of we iets kunnen afspreken om elkaar te zien. Het is nu vrijdagmiddag tien over twaalf. Gauw tot kijk. Okay. Bedankt. ' Het nummer dat hij opgaf was dat van het bureau, met het toestel voor Vermiste Personen.
Ik belde hem terug en zei meteen wie ik was zodra ik hem aan de lijn kreeg. 'Ik heb begrepen dat je wat informatie voor me hebt.'
'Klopt', zei hij. 'Zou je later op de dag bij mij thuis langs kunnen komen?'
'Dat kan,' zei ik. Ik schreef zijn adres op en we spraken af om 8.15, na het eten. Ik vond niet dat we op dit punt elkaar huishoudelijke kunstjes moesten vertonen. Ik bedankte hem voor zijn hulp en legde neer.
Ik wist absoluut niets anders te bedenken wat ik die middag aan de zaak kon doen, dus deed ik het kantoor op slot en ging naar huis. Het was pas 1.20 en aangezien ik op het werk zo weinig tot stand had gebracht, voelde ik me moreel verplicht me thuis nuttig te maken. Ik waste de kop en schotel en het bord af die in de gootsteen lagen en liet ze in het rek drogen voor de volgende keer dat ik ze nodig had. Ik deed een lading handdoeken in de wasmachine en schrobde toen de badkamer en de keukengootsteen, zette het afval buiten en maakte met de stofzuiger een paadje rond het meubilair. Af en toe haal ik de dingen echt van hun plek en zuig alle stofrolletjes eronder op, maar vandaag was het voldoende om hier en daar de sporen van het stofzuigen te zien en dat het appartement rook naar die eigenaardige kruising tussen warme machineolie en verhit stof. Ik houd echt van netheid. Als je op jezelf woont, kun je er ofwel een zwijnenstal van maken of even de boel aan kant maken voor je weggaat, waaraan ik de voorkeur geef. Niets werkt zo deprimerend als thuiskomen aan het eind van een lange dag in een huis dat net bezocht lijkt door een stel woestelingen.
Ik kleedde me om trok mijn trainingspak aan en deed vijf kilometer waarna ik nog energie over had. Dit was één van die zeldzame dagen dat het traject fantastisch leek.
Ik kwam thuis, nam een douche, waste mijn haar, deed een dutje, kleedde me aan, deed razendsnel een paar boodschappen bij de kruidenier en ging toen aan mijn bureau zitten om aan mijn notitiekaartjes te werken, terwijl ik een glas witte wijn dronk en een boterham at met een warm, in plakjes gesneden hardgekookt ei, met een lading mayonaise en tikje zout, zó heerlijk dat ik bijna bezwijmde.
Om acht uur pakte ik mijn jasje, handtas en loper en sprong in de auto. Ik reed in de richting van de Cabana Boulevard, de brede straat die evenwijdig loopt aan het strand. Ik ging rechtsaf. Jonah Robb woonde in een raar rijtje huizen, ongeveer anderhalve kilometer na Primavera. Ik kwam langs de jachthaven, toen langs Ludlow Beach en keek aldoor naar links. Zelfs in de opkomende schemer kon ik het grote vuilnisvat zien waar de dood me twee weken geledene bijna te pakken had gekregen. Ik vroeg me af hoe lang het zou duren, voordat ik voorbij dit stuk kon rijden zonder onwillekeurig naar links te kijken, zonder even die korte blik op de plek waar ik dacht dat het gedaan was met mijn leven. Het leek alsof het strand gloeide in het laatste daglicht, terwijl de hemel zilvergrijs was met laagjes roze en zacht lila, dat overging in purperrood op het punt waar de vlakbij gelegen heuvels het uitzicht onderbraken. In de oceaan hielden de eilanden een magisch warm gouden licht vast, met talmende stroompjes zonlicht die een blinkend vijvertje vormden.
Ik ging de heuvel op, kwam voorbij het Sea Shore Park, ging vervolgens rechtsaf een kluwen straatjes in aan de andere kant van de boulevard. De aanwezigheid vlakbij van de Stille Oceaan betekende te veel kille mist en zoute lucht die alles aanvrat, maar er was een lagere school in de buurt. Voor Jonah, die een gezin moest onderhouden van een agentensalaris, was de buurt te betalen, maar absoluut niet geweldig.
Ik vond het huisnummer dat ik zocht en reed de oprijlaan op. Het licht op de veranda was aan en de tuin zag er goed onderhouden uit. Het huis leek op een ranch, was gepleisterd van buiten en leisteenblauw geschilderd met donkerblauwe randen. Ik vermoedde dat het drie slaapkamers had met misschien achter een patio. Ik belde aan en Jonah deed open. Hij droeg een spijkerbroek en een wijd merkhemd met roze streepjes. Hij hield een flesje bier losjes aan de hals vast en gebaarde me dat ik binnen moest komen, terwijl hij een blik op zijn horloge wierp.
'God, ben jij punctueel,' zei hij.
'Nou ja, je woont niet ver weg. Ik woon precies aan de voet van de heuvel.'
'Weet ik. Zal ik dat van je aannemen?'
Hij stak zijn hand uit om mijn jasje aan te nemen, dat ik van me afschudde en aan hem gaf, tegelijk met mijn tas. Hij gooide het zonder enig ritueel in een stoel.
Een minuut lang wisten we geen van beiden iets te zeggen. Hij nam een teugje van zijn bier. Ik stopte mijn handen in mijn achterzakken. Waarom bezorgde dit je zo'n onaangenaam gevoel? Het deed me denken aan die afschuwelijke afspraakjes uit mijn middelbare schooltijd, dat iemands moeder je naar de film reed en je nooit wist wat je moest zeggen. Ik keek rond. 'Leuk huis,' merkte ik op.
'Kom. Ik zal 't je laten zien.'
Ik liep achter hem aan, terwijl hij over zijn schouder tegen me praatte.
'Het was een grote troep toen we erin trokken. Die kerel had het aan van die idioten verhuurd die een fret in een kast hadden en die het toilet nooit doortrokken omdat dat in strijd was met hun religieuze overtuiging. Je hebt ze waarschijnlijk wel eens in de stad gezien. Op blote voeten en met van die rode en gele lappen rond hun hoofd en kleren die leken op wat ze in het Oude Testament dragen. Hij zei dat ze bijna nooit de huur betaalden, maar elke keer als hij langs kwam om ze daarover lastig te vallen, begonnen ze te neuriën en keken hem veelbetekenend in de ogen. Wil je een beetje wijn? Ik heb wat eersteklas spul voor je gekocht, niet zo'n fles met een schroefdop.'
Ik glimlachte. 'Ik voel me gevleid.'
We bogen af naar de keuken en hij maakte een fles witte wijn voor me open. Hij schonk het in een wijnglas waaraan onder het voetje nog het prijsstickertje zat. Hij grijnsde schaapachtig toen hij het zag.
'Alles wat ik had waren de plastic glazen die de kinderen in de achtertuin gebruikten,' zei hij. 'Dit is de keuken.'
'Dat dacht ik al.'
Het was een leuk huis. Ik weet niet wat ik verwachtte, maar iemand had met smaak dingen gekozen. Het hele huis gaf je het gevoel dat al het overbodige eruit was: kale, glimmende houten vloeren, rechte gladde meubels, schone vlakken. Waarom had Camilla dit in de steek gelaten? Wat zocht ze?
Hij liet me drie slaapkamers zien, twee badkamers, een terras achter het huis en een klein tuintje dat werd ingesloten door een gepleisterde muur, die overwoekerd was met druivenranken.
'Ik zal je de waarheid vertellen,' zei hij. 'Toen ze vertrok, heb ik al haar spullen ingepakt en heb ik het Leger des Heils laten komen. Ik had geen zin om naar die oh-ah hebbedingetjes van haar te gaan zitten kijken. Ik heb de kamers van de kinderen intact gelaten. Misschien wordt ze die wel zat zoals ze mij zat werd en stuurt ze hen terug, maar die troep van haar heb ik niet nodig. Mevrouw was hoogstbeledigd toen ze het hoorde, maar wat had ik dan moeten doen?' Hij haalde zijn schouders op, nog steeds met de hals van het bierflesje tussen zijn vingers.
Zijn gezicht begon vorm te krijgen nu ik hem twee keer had gezien. Ik had eerder alleen maar eigenschappen zoals 'vriendelijk' en 'onschuldig' geregistreerd. Ik had zijn overgewicht opgemerkt, en een persoonlijkheid bestaande uit iets leuks en iets grappigs. Hij was direct en daar reageerde ik op, maar hij had ook een trek die ik vroeger al bij bepaalde agenten had opgemerkt: verbijsterde zelfverzekerdheid, alsof hij van heel ver weg naar de wereld keek en die O.K. bevond. Het was duidelijk dat Camilla zijn bestaan nog overschaduwde en hij glimlachte telkens wanneer hij over haar sprak, niet uit sympathie, maar om zijn wrok te verbergen. Ik vond dat hij eerst maar 's wat andere vrouwen moest meemaken vóór hij het met mij kon proberen.
'Wat is dat, die blik van je?' vroeg hij.
Ik glimlachte. 'Pas op voor de hond,' zei ik. Ik wist niet zeker of ik hem of mezelf bedoelde.
Hij glimlachte ook, maar hij wist wat ik bedoelde. 'Ik heb het spul hier.'
Hij wees naar een eettafel in een kamertje meteen naast de woonkamer.
Ik zat in een warme lichtkring en voelde me als een slokop met een servet onder z'n kin geknoopt en mes en vork rechtop in de knuisten. Bij de rapporten die hij voor me had gekopieerd, zaten ook duplicaten van foto's die hij voor me had gepikt. Ik zou met eigen ogen de nasleep van de misdaad gaan zien en ik kon amper wachten.