23
Ballando in bocca al lupo

‘Laat je hem zomaar gaan?’ vroeg Houdini.

Nick knikte. Houdini haalde zijn schouders op en startte de auto.

‘Wat had je dan willen doen?’ vroeg Nick toen ze de parkeergarage uitreden.

‘Hem bij ons houden. Alles laten vertellen wat hij weet.’

‘Hij zou niets vertellen. Hij gedraagt zich als iemand naar wie geluisterd wordt. Ik laat hem in de waan dat wij dat ook doen. Uiteindelijk heeft hij ons harder nodig dan wij hem.’

‘Hij belooft ons geweldige informatie.’

‘Natuurlijk doet-ie dat. Veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven. We zien wel. Tot nu toe heb ik het zonder deze Italiaan allemaal ook wel gered.’

Houdini keek schuin opzij naar Nick, die emotieloos voor zich uit zat te kijken.

==

Op het bureau begon Nick in een klein boekje te schrijven.

‘Dat is een mooi boekje,’ zei Houdini.

‘Vond ik ook. Eigenlijk had ik het voor iets anders gekocht... maar goed, dat komt er denk ik niet meer van,’ mompelde Nick en schreef door.

Houdini keek over zijn schouder mee en zag dat Nick de hele conversatie die ze zojuist met Giovanni hadden gevoerd, letterlijk aan het uitschrijven was.

‘Weet je dat nog allemaal?’ vroeg hij.

‘Jij niet dan?’

‘Nou, wel de strekking en bepaalde zinnen, maar niet alles zo...’ hij las mee terwijl Nick schreef ‘...zo letterlijk woord voor woord.’

‘In dit soort situaties is het belangrijk dat je alles vastlegt. Iedere zin, ieder woord kan soms belangrijk zijn.’

‘O nou, oké,’ zei Houdini. ‘Ik zal eraan denken.’

‘Er heeft een Italiaan gebeld voor je, maar je was er niet,’ zei een collega in uniform die zijn hoofd om de deur stak. ‘Hij kon je mobiele nummer niet te pakken krijgen, zei hij. Of je hem terug wilde bellen.’ Hij vouwde een papiertje tot prop en gooide die op Nick’s bureau.

==

‘Eindelijk,’ zei Luigi Medrano van de ros, toen hij Nick’s stem hoorde. ‘Goed uw stem te horen. Ik heb belangrijk nieuws voor u.’

‘Dat klinkt spannend,’ zei Nick.

‘Dat is het ook. In tegenstelling tot wat wij eerst dachten, klopte uw informatie over de plek waar de senator vast werd gehouden, wel,’ zei Luigi.

Nick pakte zijn pen en schreef ‘info senator = ok’ op een vel papier op zijn bureau, zodat Houdini mee kon lezen.

Ineens was het papiertje dat Giovanni hem gegeven had en dat nonchalant voor hem naast zijn tekenboekje op tafel lag van immens belang geworden. Het betekende ook dat al zijn twijfel over Giovanni in een klap weg was. ‘Hoe weet u dat?’ kon hij nog net uitbrengen.

‘We hebben actie ondernomen op basis van uw informatie en een grote inval gedaan ten zuiden van Napels, waarbij de senator niet is aangetroffen. Dat wist u natuurlijk al. Maar inmiddels is er een extra onderzoek ingesteld, waaruit duidelijk is geworden dat de boerderij waar u het over had wel degelijk de plek was waar de senator verbleef. Helaas was hij daar niet meer toen we de inval deden, maar dat doet natuurlijk niets af aan de kwaliteit van uw inlichtingen. Het komt wel vaker voor dat ze hun slachtoffers verplaatsen.’

‘Klopt, hij is overgebracht naar Napels,’ zei Nick.

Nu was het Luigi’s beurt om geen woord uit te kunnen brengen. ‘U zegt?’ kwam er moeizaam uit.

‘Ik heb de nieuwe verblijfplaats van de senator voor u. In Napels.’

Houdini schudde verwoed ‘nee’.

‘Wacht even,’ zei Nick tegen Luigi, waarna hij de hoorn van de telefoon met zijn hand bedekte. ‘Wat is er?’ vroeg hij.

‘Vertrouw niemand, zei Giovanni toch?’ Bij de naam van de Italiaan liet hij zijn volume dalen tot een gefluister dat alleen Nick kon horen, voor het geval Luigi, ondanks Nick’s hand op de hoorn, toch nog iets kon horen.

‘Weet ik. Maar op dit moment is hij de eerste die mij terugbelt. Als hij niet te vertrouwen was, had hij niet gebeld. Dan laat hij niks meer van zich horen.’

Daar zat wat in, dacht Houdini, maar toch... ‘Ik weet het niet. Het zijn rare jongens, die Italianen.’

Nick glimlachte en hield de telefoon weer bij zijn oor. ‘Sorry, er kwam even iets tussendoor.’

‘Geen probleem. Ik moet zeggen dat ik meer dan ooit benieuwd ben wie u deze informatie heeft gegeven.’

‘Dat begrijp ik, maar ik kan het niet vertellen. Daar zult u begrip voor moeten hebben.’

‘Verdomme, dat begrijp ik wel, maar ik hoef er toch niet blij mee te zijn? U handelt als een ware professional, maar u danst wel in de muil van de wolf, met zo’n informant,’ zei Luigi.

‘Dat moet dan maar. Hoe gaan we dit aanpakken? Als ik u het adres geef, kunt u daar dan wat mee, zonder dat openbaar wordt dat deze inlichtingen uit Nederland komen? Dat mag absoluut niet.’

‘Dat lijkt me wel mogelijk, via een omweg althans. Ik behandel het als anonieme informatie. In het proces-verbaal komt te staan dat er bij de ros een telefoontje is binnengekomen, en dat wij die informatie hebben nagetrokken op betrouwbaarheid. Dat is in feite toch ook wat er gebeurd is? U heeft ons gebeld en een adres doorgegeven. Als u mij over een paar minuten belt, zonder uw naam te zeggen en u geeft alleen een adres door, dan lijkt mij dat prima en dan doen wij niets tegen de wet. Ik neem dat gesprek op en voeg het bij het dossier. Het gaat tenslotte om een mensenleven, dus laten we improviseren.’

‘Dan doen we het zo.’

‘Er zullen heel wat mensen verbaasd opkijken als de senator levend opduikt, dat kan ik u wel vertellen.’

‘Dat is mooi, maar houd de informatie voor uzelf. Wij in Nederland hebben er niets mee te maken.’

‘Perfetto, dan doen we het zo. A presto,’ zei Luigi en hing op.

‘Het klopt echt?’ Houdini kon het nog steeds niet geloven.

‘Ze hebben een vergeefse inval gedaan op het eerste adres, maar nu zijn ze erachter gekomen dat hij daar daadwerkelijk heeft gezeten.’

‘Toen ze de inval deden?’

‘Nee, toen was hij al weg. Maar deze collega geeft het ons tenminste door en zeurt niet m’n kop gek wie de informant is. Ik kan hiervandaan niet ruiken wie er te vertrouwen is en wie niet. Maar hij werkt het dichtst bij het adres dat Giovanni nu heeft gegeven, in Napels.’

‘Oké, bel maar,’ zei Houdini.

Nick keek hem even aan en moest glimlachen. Houdini was gespannen, merkte hij. Hij draaide het nummer van de ros in Napels.

‘Pronto,’ zei Luigi.

‘Is dit de ros?’ vroeg Nick.

‘Jazeker, wie bent u?’

‘Heeft u iets te maken met het onderzoek naar de ontvoering van senator Pergolesi?’

‘Dat kan ik niet bevestigen. Met wie spreek ik?’

‘De senator bevindt zich in Napels. Hij wordt vastgehouden in een villa in de Via Catullo, naast het hotel.’

‘Hoe komt u aan deze informatie? Hallo?’ riep Luigi nog voor de vorm, maar Nick legde neer.

Meteen ging de telefoon weer. ‘Prima,’ zei Luigi. ‘Wij gaan aan de slag. Ik zou het op prijs stellen met u te overleggen over wat we verder kunnen doen met uw informant. Als dit klopt is uw informant een nogal belangrijk persoon.’

‘Waar spreken we af? In Napels?’ grinnikte Nick.

‘In Rome, dat lijkt me beter, want daar zit het centrale commando,’ zei Luigi tot Nick’s verbazing. ‘Op onze kosten uiteraard, maar eerst gaan we dit adres bekijken. Daarna hebben we contact, goed?’

‘Prima. Veel succes.’

‘Dank je wel. We zullen het allemaal nodig hebben,’ zei Luigi.

‘Waarom?’

‘Omdat er rond de ontvoering veel meer speelt dan wij of u kunnen overzien, vrees ik. Ciao.’ Hij hing op.

==

***

==

In het vakantiehuisje in Duitsland had Davide zich schuilgehouden tot hij een telefoontje kreeg van de trouwe picciotti in Keulen. De moordenaars van zijn broer waanden zich veilig, omdat ze meenden dat Davide zich inmiddels in de volkomen uit de hand gelopen strijd in Napels had gemengd. Niemand verwachtte dat hij zich nog in Duitsland bevond.

Het leek op een koude oorlog, die parallel aan de verhitte strijd werd gevoerd. Valse informatie en geruchten werden over en weer verspreid en moesten geverifieerd of ontzenuwd worden. Spionnen liepen op straat, op zoek naar tastbare bewijzen en bevestigingen van verblijfplaatsen van de tegenstanders. Maar de valse informatie over Davide die de clan van de Tre Tenori had verspreid, leek geloofd te worden door de Valluti clan.

Die avond kwam de Valluti clan dan ook vrij zorgeloos bij elkaar in een pizzeria, in het zuidelijke gedeelte van de binnenstad van Keulen. Het was tenslotte de verjaardag van een van de Valluti en dat moest gevierd worden. De oorlog in Nederland en Napels met de Tre Tenori clan leek voor een paar uur vergeten en er werd op zijn Italiaans feest gevierd. Er waren cadeau’s, er was eten en veel drinken en uiteindelijk werd na genoeg drank bijna zorgeloos gedanst en gezongen. Napels was ver weg en tegelijk heel dichtbij.

Het was niet alleen een verjaardag die gevierd werd, het was voor iedereen een kort moment waarop ze alle ellende konden vergeten. Het was wel duidelijk dat ze zich in de komende dagen uit Duitsland terug zouden trekken naar Napels, om daar Davide op te zoeken en de genadeklap uit te delen aan de Tre Tenori. Bovendien speelde er nog iets in Napels waar ze bij moesten zijn, nu er een strijd op vele fronten gaande was. Tot nu toe waren er drie capidecina en vele picciotti gedood, maar de oorlog was wat hun betrof nog lang niet afgelopen. En als ze de Tre Tenori verslagen hadden, hadden ze tenminste nog een troef in handen.

Voor de deur van de pizzeria wachtten drie jonge Italianen bij de twee auto’s van de Valluti clan. Zij waren ingehuurd als chauffeurs en ook als de bewakers van de Valluti en hielden de ingang van het restaurant en de straat in de gaten. Langzaamaan verlieten de gasten van het feest de pizzeria, waarbij van iedereen uitbundig afscheid werd genomen. Uiteindelijk bleven alleen de belangrijkste gasten binnen zitten.

Om de hoek, op het grasveld binnen de lus van de tramhalte in de Ubierring, verzamelden zich intussen acht Italianen. Als laatste kwam Davide aanlopen, gehuld in een korte zwarte leren jas. Ze staken de tramrails en de rijbaan over en liepen langs de hoge huizen van de Ring naar de Severinstrasse. Zo vlak na de Ubierring was de Severinstrasse een rustige straat, waar niet veel mensen liepen. Toch verspreidden ze zich, om ieder risico uit te sluiten.

Aangekomen bij de pizzeria werd er door Davide een subtiel knikje gegeven naar de chauffeurs, die al dagen eerder door hem benaderd waren. Hun was de keuze gegeven: ze konden sterven of wegwezen. Ze hadden alle drie voor hun leven en een toekomstige carrière bij de Tre Tenori gekozen en hadden Davide doorgegeven dat de Valluti deze avond bij elkaar zouden komen. Het duurde niet lang voordat de laatste vijf leden van de familie Valluti uit de pizzeria kwamen. Twee van hen stapten in de voorste auto en de drie overigen, onder wie de jarige broer van de clanleider, stapten in de tweede auto.

Op dat moment draaiden de chauffeurs zich om en merkten de Valluti clanhoofden dat de plaatsen van hun eigen chauffeurs overgenomen waren. De eerste schoten vielen direct, terwijl niemand van de Valluti clan kans zag zijn wapen te pakken. De jarige zoon werd meteen doodgeschoten, waarmee een wraak op termijn ook werd voorkomen. Zijn moeder, die naast hem zat, stierf tegelijk met hem, haar arm tevergeefs beschermend om hem heen. In de tweede auto lagen de andere doden, neergeschoten door de Tre Tenori-leden naast de auto.

Er was nog één man in leven. Davide trok de deur van de auto open en knielde naast hem. Hij duwde zijn wapen tegen zijn nek.

‘Waar is de senator?’ vroeg hij.

De man zat verstijfd van schrik ineengedoken. Davide duwde zijn wapen dieper in de nek en stak de loop ervan schuin omhoog.

‘Waar wordt de senator vastgehouden?’

De man kon alleen maar ‘nee’ schudden, waarop Davide hem uit de auto trok en op de grond smeet. Hij schopte hem, knielde naast hem en riep: ‘Waar?’

Maar de man kon geen woord uitbrengen.

Bastardo...’ zei Davide. Hij schoot de man in zijn maag, waarop deze dubbelklapte van pijn.

‘Waar?’ vroeg hij nogmaals.

‘Wij hebben hem niet,’ kreunde de man.

‘Zelfs nu ben je een leugenachtige rat. Misschien denk je dat je een held bent, maar je bent alleen maar stom.’

Hij boog zich voorover.

‘Het maakt allemaal toch niet meer uit. Jullie wilden de Tre Tenori afslachten. Jullie wilden de macht grijpen in Duitsland en in Napels. Maar het is mislukt, kan ik je vertellen. Want door die stomme actie van jullie zullen wij de macht overnemen. Nu, op dit moment. En niet alleen de macht over de wapens, maar ook over die van de pen en het papier, om de belasting op te eisen voor de onorata società. En jullie zullen het niet meer meemaken.’

Davide schoot nog een keer in zijn maag. ‘Want dit is voor mijn broer. Jouw zoon en je vrouw, in de tweede wagen, zijn dood. Dat is voor mijn andere broer, die verlamd in het ziekenhuis ligt, door jouw schuld. Had respect getoond door hem tenminste ook te vermoorden. Je hebt je gedragen als een beest en je zult creperen als een beest.’

Hij zag de wanhoop in de ogen van de laatst overgebleven leider van de Valluti clan, die nu besefte dat hij niets meer over had: alleen een lange en pijnlijke dood. De man pakte in een laatste krachtsinspanning het wapen van Davide beet, niet om het af te pakken of weg te slaan, maar om het tegen zijn hoofd aan te zetten.

Prego...’ smeekte hij.

Davide keek hem aan. Hij keek naar de bloedvlekken in de auto achter hem en de ineengezakte lichamen van de moeder met haar zoon. Hij dacht aan zijn broer. Hij probeerde zijn wapen weg te trekken, maar de greep van de stervende man was onverwacht sterk. De man kreunde, maar bleef zich vastklampen aan het pistool en het tegen zijn hoofd duwen. Er klonk wat onduidelijk gestamel, maar dat de man smeekte om de dood was duidelijk.

Het wapen gleed weg, maar hij schoof het, zo goed en zo kwaad als hij kon, steeds weer terug en sloot prevelend zijn ogen. Na een paar seconden haalde Davide de trekker over en rende de Severinstrasse uit, om zo snel mogelijk naar Napels terug te keren.

==

***

==

Luigi betrad het prachtige hotel op de Posillipo heuvel aan de noordkant van Napels met naast zich een klassieke Italiaanse schoonheid op hoge hakken, met een kort bontjasje aan en de onvermijdelijke grote zonnebril op haar voorhoofd. Nadia keek ongeïnteresseerd de hal rond, alsof dit soort chique gelegenheden voor haar bijzonder alledaags waren.

‘Heeft u misschien een kamer vrij?’ vroeg Luigi.

‘In deze tijd van het jaar? Wel tien,’ glimlachte de receptionist, die precies doorhad wat voor onzedelijk vlees hij hier in de kuip had.

‘Dan graag een kamer. Het liefst aan de zijkant van het hotel.’

‘Ik slaap graag in de richting van de Vesuvius,’ glimlachte Nadia. ‘En de zee kan ik niet genoeg zien.’

Luigi knipoogde naar de receptionist, ten teken dat hij een behoorlijk romantische avond voor ogen had.

‘U ziet vanuit deze suite heel Napels, de Vesuvius en zelfs nog een behoorlijk stuk van de zee, signora. Ik geef een dame als u natuurlijk de mooiste kamer die we hebben.’

Ben ik even blij dat dit op kosten van de carabinieri gaat, dacht Luigi.

‘Ach wat aardig van u...’ kirde Nadia en schikte iets onbelangrijks aan haar korte bontjasje.

‘Hoe lang blijft u?’ vroeg de receptionist aan Luigi.

‘Een nacht, waarschijnlijk. Dan lijkt inschrijven me nogal overbodig, nietwaar?’ Met die retorische vraag schoof hij een aanlokkelijk bankbiljet over de balie, waarna hij de sleutel van de snel van begrip zijnde receptionist in ontvangst mocht nemen.

Boven in de kamer deden ze geen licht aan en trokken de gordijnen dicht. Luigi maakte zijn sporttas open en haalde er een kleine, maar zeer professionele verrekijker uit. Door een spleetje in de gordijnen had hij goed zicht op de villa waarvan Nick het adres had doorgegeven.

Hij zag drie auto’s op het terrein van de villa staan, waarvan Nadia de tenaamstellingen opvroeg. Het waren lease-auto’s, zoals ze al verwachtte.

Hij telde zeven mannen, die op het terrein rondliepen en de villa overduidelijk bewaakten. Op de steile Via Catullo stond een auto geparkeerd met twee mannen erin, die de straat konden overzien. Dat was negen man in totaal, met een nog onbekend aantal binnen.

Nadia zat op het bed en fluisterde in haar telefoon.

‘Ze hebben de plattegrond van de villa nu op het bureau. Over een halfuur is het team klaar voor actie,’ zei ze.

‘Zeg dat ze rustig moeten wachten tot ik het sein geef,’ besloot Luigi. Er stonden te veel mannen om nu een inval te doen.

Het hoofdkwartier van de ros gonsde van bedrijvigheid. De manschappen kleedden zich om in zwarte gevechtstenues met bivakmutsen en trokken hun kogelvrije vesten aan.

Luigi had besloten dat de beste manier om de villa te benaderen via de percelen ernaast was, en pas in tweede instantie via de straat voor de villa.

Hij bleef uren in de hotelkamer zitten, in dezelfde ongemakkelijke houding op de bureaustoel voor de gordijnen, om zo de villa in de gaten te kunnen houden.

Nadia gaf alles door en besprak de tactiek met haar collega’s op het bureau. Napels keek niet op van een stoet wagens meer of minder die zich met zwaailichten en sirenes een weg door het verkeer baande. Iedereen die zichzelf belangrijk vond reed met zwaailichten, zodat veel politici en justitiemedewerkers met jankende escortes dag en nacht door de straten van de grote steden scheurden. Dus als er zeven of acht auto’s in de richting van de villa reden, zou dat het normale beeld van de stad zijn en zou men niet weten wat ze kwamen doen. Maar dan? Hoe kwam een zwaarbewapend team van dertig man ros ongezien bij de villa, zonder dat de bewakers de tijd hadden de senator iets aan te doen?

‘Laat ze verzamelen bij de haven,’ zei Luigi.

Nadia knikte en gaf door dat het team zich moest opstellen bij de haven onder aan de Posillipo heuvel, wat op zich ook geen ongewoon gezicht was in Napels.

Luigi zuchtte. Het werd verdomd moeilijk. Hoe groot was de kans dat ze de senator iets aan zouden doen bij een inval? Misschien niet groot. Maar de camorra verhardde en verjongde snel, en er is maar één iemand nodig in paniek raakt en de senator afschiet. Dus het risico was groot en met een senator als slachtoffer zou de pers natuurlijk alles tot op de bodem uitzoeken.

==

Drie uur later klonken drie ontploffingen in de straat achter de Via Catullo. Luigi zag dat de bewakers nerveus heen en weer renden, maar in de onmiddellijke omgeving van de villa was niets te zien. Ook de twee mannen in de auto waren uitgestapt en keken om zich heen, maar behalve wat angstig geschreeuw in de verte, leek er weinig aan de hand. Na enkele minuten klonken zware sirenes en beklommen drie rood-witte brandweerwagens de steil omhooglopende straten van de heuvel. De sirenes weerklonken bij de villa van links naar rechts, als de wagens weer een haarspeldbocht namen en grommend gas gaven om bij hun plek van bestemming te komen.

Een van de brandweerwagens dook de zijstraat in en kwam zodoende in de Via Catullo terecht, kennelijk om de achterkant te bereiken van de plek des onheils, waar inmiddels veel rook vandaan kwam. De bewakers naast de auto deden een stap opzij om plaats te maken voor de brandweerwagen, terwijl de bewakers van de villa zich als kleine jongens bij het hek verdrongen om niets te missen van het langsrazende rode gevaarte.

Pas toen ze het kille metaal van een wapen in hun nek voelden en ruw naar de grond werden getrokken, beseften ze dat de ros de muren van de tuinen naast de villa over was geklommen. De twee mannen bij de auto hadden niet eens door dat ze beslopen werden, totdat ze op de grond lagen met een donkere zak over hun hoofd en hun handen geboeid.

Een tweede team sloeg tegelijkertijd aan alle kanten de ramen van de villa stuk en gooide stungranaten naar binnen, die een oorverdovende knal en een desoriënterende flits veroorzaakten. Door de ontploffing was binnen niemand in staat tegenstand te bieden, zodat de ros snel en professioneel alle kamers kon doorzoeken. Onder de schreeuw ‘carabinieri!’ gingen de voorste mannen met hun Heckler & Koch machinepistolen, voorzien van felle lampen, snel door de villa.

Inmiddels hing een dichte rook door het hele pand en klonk gekerm in diverse vertrekken. Camorraleden werden gesommeerd te gaan liggen met hun handen in hun nek en werden snel geboeid en afgevoerd. De meesten van hen zaten in de grote keuken, waar wijn op tafel stond en kennelijk net borden vol spaghetti waren geschept. Pistolen lagen als mes en vork schots en scheef op de grote tafel. Niemand had kennelijk de inval verwacht en niemand maakte aanstalten zijn wapen te grijpen, wat zelfmoord zou zijn geweest.

Eén man bleef rustig aan tafel zitten en keek de leden van de ros uitdagend aan. Hij was ouder dan de rest, en Luigi kon in eerste instantie niet inschatten wat hij van plan was. Het was net zo goed mogelijk dat hij een greep naar een wapen zou doen, als dat hij rustig zou blijven zitten. In tegenstelling tot de anderen was hij gekleed in dure merkkleding, volgens de laatste mode.

Zijn trotse blik bleef hangen bij Luigi, die zijn wapen liet zakken en een teken gaf aan zijn manschappen. De overige aanwezigen waren geboeid en afgevoerd, maar deze man lieten ze voorlopig ongemoeid.

Bravo,’ zei hij tegen Luigi en stond op. ‘U heeft goed werk verricht.’ Met een servet veegde hij zijn mondhoeken af, voor hij Luigi zijn handen aanbood, om ze te laten boeien.

Luigi knikte naar de agent achter hem. ‘Voer hem af naar het commando. Alleen, en in een gewone auto. Wel geboeid,’ zei hij rustig.

Hij wist dat deze man het hoofd was van de clan die de senator had ontvoerd en door hem op deze wijze te behandelen, legde hij de basis voor een later gesprek.

De man knikte dan ook respectvol naar Luigi, die zich omdraaide en snel met de anderen het huis verder doorzocht. Er werd door niemand geschoten of weerstand geboden, de camorraleden wisten wanneer ze verloren hadden. Luigi was een van eersten die naar binnen was gegaan, met een kogelvrij vest over zijn gewone kleren heen. Hij was nerveus omdat ze de senator nog niet hadden gevonden. Waarom bood niemand weerstand? Waarom was iedereen zo rustig? Was de senator hier wel? Of hadden ze hem bij het begin van de inval al vermoord? Hij liep snel door de enorme villa, nog steeds beducht voor onverwachte aanvallen van nog niet gevonden tegenstanders.

Een van de deuren die ze opentrokken leidde naar een trap naar de kelder. Onder aan de trap was een goed afgesloten deur, die werd gecontroleerd op boobytraps voordat hij met een enorme ijzeren balk met handvatten eraan werd opengeslagen.

In een hoek van de kelder stond de senator, meedogenloos gevangen in het verblindende licht van de zaklampen van Luigi en zijn mannen. De kelder was verder leeg. Senator Pergolesi stond ferm rechtop, trok zijn smerige kleren in model en haalde zijn handen door zijn haar, om het minieme beetje waardigheid dat hem nog restte te benadrukken.

Luigi liet zijn geweer zakken en liep naar de senator. ‘Meneer Pergolesi, neem ik aan?’

Senator Pergolesi knikte en stak zijn hand uit. ‘Grazie,’ zei hij eenvoudig.

==

Enkele minuten later werd de straat verlicht door de blauwe flitsen van de wagens van de carabinieri. Met moeite laveerden de brandweerwagens met vloekende brandweermannen tussen de schots en scheef staande wagens van de carabinieri terug naar de kazerne, kwaad als ze waren over de valse melding van brand, die Luigi had gedaan nadat zijn mannen een paar honderd meter verderop in een tuin enkele granaten had laten ontploffen.

Alle verdachten waren afgevoerd en de senator zat inmiddels in de keuken van de villa.

Nadia kwam binnen en had een kop koffie en een kamerjas uit het naastgelegen hotel meegenomen.

‘Een espresso, senator. Sterk en heet.’

De senator liet zijn blik even over Nadia glijden, niet zozeer om haar te keuren, als wel omdat hij niet kon geloven dat een dame als zij ook bij de carabinieri werkte. ‘Dank u, signora.’

Luigi kwam binnen. ‘U kunt met ons mee, als u wilt,’ zei Luigi. ‘Er staat een auto klaar.’

‘Is er pers?’ vroeg de senator.

‘Die staat op straat. Onze inval was nu eenmaal niet onopvallend.’

De senator wees op de badjas en de koffie. ‘U heeft dit uit een hotel, begrijp ik. Of de catering van de carabinieri moet er wel erg op vooruit zijn gegaan de laatste weken.’

‘Nee, het komt uit een hotel, hier direct naast de villa waar u te gast bent geweest.’

De senator glimlachte en dronk zijn koffie snel op. ‘Wees zo goed een kamer in dat hotel te regelen en mij daarheen te brengen. Zonder dat de pers er lucht van krijgt. Desnoods ga ik achterlangs door de tuin, verkleed als iemand van de carabinieri met een bivakmuts op. Ik wil douchen, zo lang mogelijk. Dan haalt u kleren bij mijn huis, ik zal precies opgeven wat ik nodig heb. Misschien kan uw lieftallige collega daarvoor zorgen, zij heeft smaak, dat zie ik meteen. Ik kleed me om, en dan ben ik klaar om de loftrompet te steken over uw geweldige operatie om mij te bevrijden, waar ik uitgebreid met u over wil spreken.’

‘Maar we willen graag zo snel mogelijk...’

‘Ik kan in de publiciteit komen zoals ik er nu uitzie. Een smerige, stinkende, ongeschoren en vieze man, die duidelijk geleden heeft onder zijn ontvoering. Dan hebben ze gewonnen. Of ik kan ze duidelijk maken hoe ik me nu voel. Ongebroken, onaangedaan, onaangetast. Zo wil ik dat de pers mij ziet. Die schoften hebben niet gewonnen, hoort u me? Ze hebben niet van me gewonnen.’

Luigi keek even naar Nadia, die knikte ten teken dat ze nog steeds de beschikking hadden over de kamer in het hotel. Ze verliet de keuken.

‘U bent...?’ vroeg de senator.

‘Mijn naam is Luigi Medrano, senator.’

‘Ik bedoel uw rang,’ glimlachte de senator.

‘Ah. Ik ben majoor bij de carabinieri, afdeling ros.’

‘Gefeliciteerd, dan kunt u zich binnenkort luitenant-kolonel noemen, daar zal ik persoonlijk voor zorgen, majoor Medrano. Ik heb veel goede vrienden op het ministerie, die mij met plezier deze kleine dienst bewijzen.’

‘Het is mijn werk, senator.’

‘Waren er maar meer mensen die hun werk doen zoals u, majoor. Dan zouden dit soort laffe honden niet zo machtig zijn als ze nu zijn.’

Nadia kwam weer binnen. ‘Ze zijn klaar, boss,’ zei ze tegen Luigi, om tegen de senator te vervolgen, ‘u kunt met ons mee. De pers wordt op afstand gehouden en we hebben een mogelijkheid voor u gecreëerd om ongezien het hotel binnen te komen. Bent u in staat om een ladder te beklimmen?’

‘Ik heb mijn oefeningen gedaan in de periode dat ze mij vasthielden, mevrouw. Als ik zeg dat ze mij niet gebroken hebben, dan bedoel ik dat niet alleen geestelijk.’

‘Dan gaan we,’ zei Luigi.

‘Ik zou het op prijs stellen als u bij mij blijft,’ zei de senator.

In de tuin stonden twee ladders tegen de muur die tussen de tuin van de villa en die van het hotel in stond. Met enige moeite beklom de senator de ladder. Dankzij twee mannen van de ros, die aan weerszijden van de ladders op de muur zaten, lukte het de senator om over te stappen naar de tuin van het hotel.

Een halfuur later zat Luigi met een ongemakkelijk gevoel in de hotelkamer op de stoel vanwaar hij eerder de villa in de gaten had gehouden, terwijl een onderdrukt, maar niet te stoppen gehuil uit de badkamer klonk, waar senator Pergolesi in een hoekje van de douche op de grond zat.

==

***

==

Voor het eerst voelde Nick zich zoals hij zich voor zijn schietpartij voelde. Hij had gelijk gehad met de Italiaan. Hij had gelijk gehad met zijn gevoel. Dat deed hem goed. Het was afwachten of het nieuwe adres dat hij aan de ros had doorgegeven iets zou opleveren, maar Giovanni was in ieder geval betrouwbaar gebleken. Dat er veel haken en ogen aan deze informant zaten, nam hij voor lief, dat maakte de zaak alleen maar interessanter en uitdagender.

Hij had ook gelijk gekregen met Houdini. Hij was eigenzinnig op een goede manier, enthousiast, betrouwbaar. Hij vroeg nooit over de schietpartij waar Nick bij betrokken was of de achtergrond ervan. Hij liet tegenover collega’s duidelijk merken dat hij Nick vertrouwde, en dat kwam de sfeer op het bureau ook ten goede. Als er een schaap over de dam is...

Nick merkte het, zodra hij beneden kwam. De blikken leken milder, minder uitdagend, minder afgewend. Of was dat zijn eigen veranderde gevoel? Toen hij de deur uitliep, dacht hij dat het misschien allemaal wel aan zijn eigen perceptie had gelegen. Hoe dan ook, nu voelde hij zich goed en hij kon niet wachten hoe het verder zou gaan.

Hij had lang getwijfeld of hij Alessandro Anguiari in Rome ook zou bellen, maar had besloten dat één betrokken partij, de ros, genoeg was.

Giovanni was opgegaan in de anonimiteit van de grote stad en zijn informatie lag bij de Italiaanse ros. Hij kon niets anders doen dan afwachten. Terwijl hij op de stoep van het bureau stond, kwam Houdini naar buiten.

‘Ik ga iets eten,’ zei hij. ‘Heb je honger?’

Ze hadden de hele dag en avond nog geen tijd gehad om te eten. Nick dacht aan zijn koelkast, maar daar werd hij niet veel vrolijker van.

‘Wat ga je eten?’ vroeg hij.

‘Weet ik niet.’

‘Was jouw vriendin geen kok?’ vroeg Nick.

Houdini begon te lachen. ‘Dat is geen tent waar we even snel wat kunnen eten. Shoarma, of zo?’

Nick wees naar zijn Volvo. ‘Stap in,’ zei hij.

Hij reed de Rozengracht af en parkeerde op een klein grachtje vlak bij de Nassaukade. ‘Ken je deze?’ vroeg hij toen hij uitstapte en de hoek omliep naar de shoarmazaak bij de kruising van de Rozengracht. Binnen was het druk met mensen die na het stappen nog snel een broodje aten. Het broodje kwam in een klein bakje, vork ernaast en een plastic knijpflesje vol knoflooksaus erbij.

‘Dit is echt lekker, vooral als je honger hebt,’ verzuchtte Houdini terwijl hij het broodje onderspoot met knoflooksaus. Hij keek om zich heen, maar iedereen was druk aan het praten en eten en niemand lette op hen. ‘Denk je dat het adres nu wel klopt?’ vroeg hij.

‘Op een of andere manier voelt het goed.’

‘Ik ben benieuwd waar hij die informatie vandaan had. Het lijkt me dat zoiets niet op straat ligt,’ zei Houdini.

‘Nee, hij moet daar nog mensen hebben die hem vertrouwen. Mensen die verdomd veel weten.’

Houdini bestelde nog twee broodjes door twee vingers omhoog te steken. ‘En wat doen we dan, als het klopt?’

‘Dan gaat het spel pas beginnen. Let maar op.’

Houdini zette zijn tanden in het tweede broodje, dat vrijwel onmiddellijk voor hen was neergezet, en vroeg, zijn mondhoeken vol witte saus: ‘Hoe dan?’

‘Hij heeft een kleine vis uitgegooid om een grote te vangen. En wij happen natuurlijk in het visje, als blijkt dat het adres nu wel klopt.’

‘Wij happen?’

‘We moeten wel happen.’ Nick boog zich voorover. ‘Wat denk je dat de Italianen gaan doen, als blijkt dat de senator teruggevonden is? Die worden gek. Die doen alles om hem binnen te halen als informant.’

‘Spannend,’ zei Houdini opgetogen.

‘Ja,’ zei Nick.

Hij was benieuwd wat de grote vis dan wel niet moest zijn, als de senator slechts het spierinkje was.

==

Nick’s huis was donker en koud toen hij binnenkwam. Hij zette de thermostaat hoger en luisterde zijn antwoordapparaat af. Twee berichten van Lisa, die hem vroeg terug te bellen, en iemand die had gewacht tot het antwoordapparaat aansloeg maar niets had ingesproken. Hij luisterde even naar de zachte ademhaling op de band, die verried dat er wel iemand had geluisterd en gewacht, maar welbewust niet had ingesproken. ‘Anonieme beller’ stond er op de display van de telefoon. Dan niet, dacht hij vermoeid en wiste de boodschappen. Hadden ze maar naar mijn mobiele telefoon moeten bellen. Lisa zou hij morgen wel terugbellen, het was nu al ver na middernacht.

Hij was moe, doodmoe. Pas toen hij in bed lag en wilde gaan slapen dacht hij niet langer aan parkeergarages, Italianen en ontvoerde senatoren, maar aan zijn eigen schietpartij.

Drie uur later ging de telefoon.

‘Mag ik u feliciteren?’ vroeg Alessandro Anguiari.

‘Waarmee?’ vroeg Nick slaperig.

‘Waarmee?!’ riep Alessandro extatisch. ‘Mijn beste, de senator is vrij! Wist u dat nog niet?’

‘Um, nee, dat wist ik niet. Ik sliep.’

‘Ik kan u verzekeren dat iedereen in Italië wakker is. U bent een held, weet u dat?’

‘Het is niet mijn bedoeling om een held te zijn,’ zei Nick.

‘Nee, maar het gaat er om dat de senator terug is. Iedereen is in juichstemming hier. U zult de kranten zien morgenochtend!’ riep Alessandro.

‘Ik ben blij dat hij gevonden is, maar niemand hoeft te weten dat wij daar iets mee te maken hebben. Sterker nog, niemand mág het weten,’ benadrukte Nick.

‘Natuurlijk, dat spreekt voor zich. Persoonlijk voel ik me wat onbevredigd door het feit dat u mij die informatie niet heeft gegund,’ zei Alessandro. ‘Waarmee ik natuurlijk Interpol bedoel, de geëigende instantie als het gaat om samenwerking tussen politie-instanties.’ Het laatste kwam er wat vormelijk uit, waardoor eens te meer duidelijk was dat het Alessandro helemaal niet om Interpol ging.

‘Het was niets persoonlijks tegen u, geloof me. De ros belde toevallig net op het goede moment. Bovendien, u werkt toch samen? Ongetwijfeld hebben ze u gelijk van mijn informatie op de hoogte gesteld, zoals dat hoort tussen goed samenwerkende diensten.’

‘Ongetwijfeld ja, anders had ik u niet gebeld,’ klonk het koel. ‘De ros laat geen mogelijkheid onbenut om de loftrompet over zichzelf te steken. Maar goed, acqua passata non macina più. Het is gegaan zoals het is gegaan, nietwaar.’ Alessandro zette zich er snel overheen en kwam ter zake.

Allora, de twijfel over uw informatie is onterecht gebleken. U heeft duidelijk een informant die bijzonder betrouwbaar is en op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in Italië. Het is zaak om daar optimaal van te profiteren, God mag weten wat hij nog meer weet. Ik stel voor dat we snel samenkomen om onze strategie te bepalen.’

‘Prima. Is het goed als ik nu eerst even ga slapen? Volgens mij is er weinig tijdsverschil tussen Nederland en Italië. En mocht dat wel zo zijn, hier is het in ieder geval het holst van de nacht.’

‘Dat is het hier ook, dat verzeker ik u. Zal ik u morgenochtend bellen voor een afspraak?’

‘Bel mij niet, ik bel u. Dat spreken wij af. Welterusten,’ zei Nick, hing op en ging weer liggen, maar in slaap komen deed hij niet meer. Hij twijfelde of hij Houdini zou bellen, maar dat deed hij toch maar niet.

==

‘Waarom heb je niet gebeld?’ riep Houdini ‘Dit is fantastisch!’

‘Het is niet slecht.’

‘En nu?’ vroeg Houdini.

Nick haalde zijn schouders op. ‘Laten we maar eens zien wat die Italianen te bieden hebben.’

‘Aan ons of aan Giovanni?’

‘Allebei, lijkt me.’

Even later belde Luigi Medrano. ‘Gefeliciteerd. Dankzij u hebben we een geweldig succes behaald. De senator is ongedeerd teruggevonden.’

‘Dat is goed om te horen.’

‘Inderdaad. Het was een mooie actie. Jammer dat het allemaal zo snel moest, ik had u er graag bij gehad op het moment dat ik de senator voor het eerst zag in de kelder. Dat doet een speurdershart goed.’

‘Wie had hem ontvoerd?’

‘Daar zijn we mee bezig. Een van de leiders van de clan was ook aanwezig in de villa. Ik stel voor dat we alle details later bespreken.’

‘Ik stel het volgende voor. Wíj willen erover spreken. Wij komen wel naar u toe. Op jullie kosten,’ zei Nick

Een korte stilte. ‘Uiteraard. Dat spreekt voor zich.’

‘Moment, alstublieft.’ Hij keek Houdini aan. ‘Wil jij ook naar Italië?’

‘Geef me een halfuur,’ zei Houdini grijnzend.

‘We komen met z’n tweeën. Misschien kunnen we in Rome afspreken?’ vroeg Nick aan Luigi. ‘We zijn namelijk gevraagd om daar ook naartoe te komen.’

Er viel een korte stilte.

‘Door wie?’ klonk het, vol verwonderde achterdocht.

‘Interpol,’ zei Nick. ‘Daar hadden we in eerste instantie contact mee, zoals het voorgeschreven is bij internationale contacten,’ liet hij er snel op volgen, omdat hij zich daar tegenover Luigi een beetje ongemakkelijk over voelde.

Kennelijk was dat wederzijds, want het duurde even voor Luigi antwoordde en hij klonk nog iets koeler dan daarvoor. ‘Daar moeten we het dan ook maar even over hebben. Er is vast wel een moment dat wij samen kunnen overleggen. Onder vier ogen. Ik zal zorgen dat de tickets vergoed worden en ik zal een hotel regelen. U komt alleen?’

‘Met mijn collega Houdini, had ik u toch gezegd? We doen dit samen.’

‘Hoe heet hij?’ zei Luigi verbaasd.

‘Tot ziens in Rome. Ik geef wel door wanneer we daar zijn,’ zei Nick.

Houdini kwam even later binnen met een fax, waarop in grote, sierlijke letters ‘Ministero dell’Interno’ stond.

‘Ze laten er geen gras over groeien. Uitnodiging van Alessandro om naar Rome te komen voor overleg. Ze hebben zelfs erbij gezet welke vluchten we kunnen nemen. Heb jij Giovanni al gesproken?’

Nee, dat had Nick niet. Hij had het wel geprobeerd, maar de telefoon van Giovanni leek uit te staan, wat hem zorgen baarde. Giovanni wist natuurlijk ook dat er direct actie op zijn informatie zou worden ondernomen. Was hij niet benieuwd hoe dat was afgelopen? Hij belde nog een keer en kreeg weer onmiddellijk de voicemail.

‘Zal ik kijken of we een telefoontap op zijn gsm kunnen krijgen?’ vroeg Houdini. ‘Dan weten we of hij zijn telefoon nog gebruikt.’

‘Het is alleen mogelijk een tap op een verdachte te krijgen en dat is hij niet. Hij is informant. Maakt niet uit, we blijven proberen,’ antwoordde Nick luchtig, maar verborgen in hun beider blikken lag de vrees dat Giovanni wellicht om een heel andere reden de telefoon niet opnam.

==

Nick besprak een uur later de situatie met de chef van de recherche en de officier van justitie. De officier was een immer in keurige kostuums geklede man van middelbare leeftijd. Hij trachtte zijn kalende hoofd te camoufleren door het weinige haar dat hem restte zo voordelig mogelijk te verdelen over zijn schedel. Hij was, naast zijn werkzaamheden als reguliere officier van justitie, ook belast met alles wat met informanten en criminele inlichtingen te maken had. Hij was kritisch, maar als hij eenmaal overtuigd was van de noodzaak van iets, kon weinig hem stoppen en heiligde zijn doel vaak alle middelen.

Hij was bereid om Nick op zulke korte termijn te ontvangen, maar had erbij gezegd dat hij nog niet gegeten had. Er lag dan ook een broodje tussen de enorme stapels processtukken op zijn bureau. Ook in zijn kamer lagen, in de kasten en tegen de muren, enorme hoeveelheden processen-verbaal op wankele stapels.

Nick’s chef, ook gekleed in kostuum, dat echter duidelijk afkomstig was uit een iets goedkopere winkel dan waar de officier ze kocht, zat er meer voor de vorm bij. Nick schetste hen kort de aanleiding voor de Italiaanse uitnodiging.

‘Italiaanse maffia in Amsterdam?’ vroeg de officier met een schuine blik op de recherchechef, alsof hem iets onvoorstelbaar vies werd voorgesteld. ‘Alsof we niet genoeg ellende van onszelf hebben. Zijn daar bewijzen voor?’

‘Dankzij zijn informatie is in Italië een ontvoering opgelost.’

‘In Italië,’ herhaalde de officier, om er zeker van te zijn dat hij het goed begreep. ‘Ja.’

‘Wat is dan de meerwaarde voor Amsterdam?’ vroeg de recherchechef.

‘Ja, dat was mijn volgende vraag,’ viel de officier hem bij, zijn mond vol brood.

‘Dat hij ook informatie over de maffia in Amsterdam kan geven,’ zei Nick. ‘Dit was alleen maar een begin, om te laten zien dat hij betrouwbaar is.’

‘De maffia in Amsterdam,’ herhaalde de officier weer, zo mogelijk nog iets ongeloviger dan de eerste keer. ‘Tjongejonge...’ Hij nam weer een hap.

‘We hebben dankzij de informant ook aanwijzingen dat een aanrijding op de snelweg eigenlijk een misdrijf was. Een dode en een zwaargewonde,’ zei Nick.

‘In Italië of in Amsterdam?’ vroeg de recherchechef.

‘Net buiten Amsterdam eigenlijk. Maar vlakbij.’

‘Maar niet helemaal in Amsterdam dus,’ scoorde de recherchechef, duidelijk alleen de belangen van zijn eigen district vertegenwoordigend.

‘Nee,’ zei Nick. ‘Maar we weten ook dat een van de maffialeden een moord heeft gepleegd op de Dam. Die zaak krijgen we rond. We hebben het wapen met vingerafdrukken.’

‘Nu komen we ergens.’ De officier ging rechtop zitten. ‘Is dat dankzij de informant?’

‘Ook,’ zei Nick. ‘Hij leidt ons door een doolhof van namen en plaatsen, zeg maar. Maar hij is betrouwbaar.’

‘En waar is hij nu? Zit hij vast?’ wilde de officier weten, terwijl hij zijn haar weer in model boven op zijn hoofd plakte.

‘We hebben hem onder controle,’ zei Nick aarzelend.

‘En hij kent de regels? Hij weet dat wij de regie hebben? Geen misdrijven plegen, hij krijgt geen geld, al dat soort dingen?’ vroeg de officier.

‘Uit zijn hoofd,’ zei Nick met een stalen gezicht.

‘Mooi, mooi... ik zie geen bezwaar,’ zei de officier tegen de recherchechef. ‘U kunt deze rechercheur even missen als we hem naar Italië laten vertrekken?’

‘Als kiespijn. Het zal hem goed doen, even ertussenuit,’ bromde de chef.

‘Dat is dan geregeld. U heeft toestemming. Stuur me de formulieren maar en achteraf een verslag van het bezoek. Hou me op de hoogte.’

Hij wuifde ten teken dat de bespreking over was. De recherchechef greep zijn jas en was als eerste de kamer uit, maar wachtte Nick op de gang op. Samen liepen ze door het grote gebouw in de richting van de liften.

‘Waar is die informant?’ vroeg hij, daarmee duidelijk makend dat hij Nick’s aarzeling goed aangevoeld had.

‘Geen idee,’ zei Nick naar waarheid. ‘We bellen. Gisteren hadden we voor het laatst contact.’

‘Wat wil hij van ons? Niemand geeft zomaar informatie.’

Het was een logische vraag, maar wel een lastige. Nick legde hem uit dat de informant naar Italië uitgezet dreigde te worden en er daarom voor koos zichzelf waardevol te maken.

‘Jaja, dat had ik wel begrepen, maar hou zijn motieven in de gaten. Als hij heeft wat hij wil, komt hij natuurlijk nergens meer mee.’

Nick knikte. ‘Dat weet ik. Maar als we nu niets meer krijgen, hebben we al een senator vrij gekregen.’

‘Ja, dat is prachtig. Meen ik,’ zei hij, nu zonder een spoor van ironie. ‘Hoe gaat het met jouw eigen schietpartij? Zijn er vorderingen?’ vroeg de zijn chef onverwacht. ‘Mij vertellen ze niet veel.’

‘Mij ook niet. Ja, dat Interne Zaken onderzoekt of het mijn eigen schuld was. Of het geen afrekening in het criminele milieu was,’ zei hij bitter.

‘Vind je dat gek?’ Het was geen sarcastische vraag, meer een zakelijke, alsof de chef zich echt afvroeg of het zo’n bespottelijk idee was. ‘Er is geen enkel zicht op een dader of een motief, heb ik gehoord. Als alle logische verklaringen niet waar lijken, blijven alleen de onlogische over. En die moet je ook elimineren, dus onderzoeken ze ook deze theorie. Hoe onwaarschijnlijk die misschien ook is. Kom op! Vind je dat echt gek?’

‘Dat heb je van Sherlock Holmes,’ zei Nick. ‘Is dat hoe jij hoofdinspecteur bent geworden?’

De wenkbrauwen van zijn chef gingen een kwart centimeter omhoog. ‘Leg mij dan maar uit wat er mis is met die theorie.’

Nick glimlachte. ‘Misschien heb je wel gelijk. Maar het is behoorlijk klote om gewantrouwd te worden.’

‘Niet zo klote als neergeschoten worden. Als je dat overleeft, red je dit ook wel. Bovendien is wantrouwen de basis van politiewerk, dat moet jij toch weten. Luister, je gaat naar Italië. Ben je er wel eens geweest?’

‘Nee.’

‘Prachtig land. Italianen zijn compleet gek, maar stoor je daar niet aan. Blijf lekker een paar dagen, zie het als een betaalde vakantie. Geniet ervan. Lekker rustig. Ga naar een museum, ga lekker eten, mooie vrouwen kijken.’ Hij klopte Nick bemoedigend op zijn schouder en liep de lift uit. Nick schudde zijn hoofd en glimlachte.

Voor de deur van het gebouw van justitie belde Nick het nummer van Giovanni, maar kreeg tot zijn verontrusting nog steeds geen gehoor. Hij werd nu echt bang dat er iets met hem aan de hand was.

24
Oleandro rosso

De stewardess kwam vlak voor de landing naar hen toe.

‘Wilt u straks als eerste het vliegtuig verlaten? We hebben doorgekregen dat iemand u ophaalt bij de gate.’

Aan het eind van de slurf stond een kleine Italiaan, gekleed in de onvermijdelijke spijkerbroek met leren jack. Hij had een papiertje bij zich met twee namen en twee foto’s en keek hoopvol op toen hij Nick en Houdini als eersten aan zag komen lopen.

‘Ah, ah... polizia? Amsterdam?’

‘Jazeker. Spreekt u Engels?’ vroeg Nick.

De man klapte een leren mapje open, waarin een legitimatiebewijs te zien was, met daarboven het wapen van de Polizia di Stato.

‘Noem mij maar Johnny,’ zei hij. ‘Ik breng jullie naar het hotel, oké?’

‘Prima,’ zei Nick.

‘Is dat alles?’ vroeg de agent, wijzend op de kleine sporttassen die Nick en Houdini als handbagage in het vliegtuig hadden meegenomen. Nick knikte.

‘Prachtig,’ zei Johnny en liep richting uitgang. Nick zocht in zijn jaszakken naar zijn paspoort, maar dat bleek niet nodig.

In een waterval van Italiaans en met veel vertoon van zijn legitimatie liep Johnny dwars door de paspoortcontrole, wijzend op de twee Nederlanders die hem probeerden bij te houden. Toen verderop een van de douaniers naar de zin van de Italiaanse agent iets te lang en te argwanend naar de Nederlanders keek, kwam het bijna tot een opstootje.

‘Haantjes,’ zei Houdini.

‘Welnee, zuidelijk temperament,’ oordeelde Nick.

‘Kom, kom!’ Johnny gebaarde ongeduldig dat ze door moesten lopen, ondanks dat de douaniers nog opgewonden overlegden of ze de Nederlanders moesten tegenhouden of niet.

Nick haalde zijn schouders op en volgde de agent door de hal van het vliegveld.

Op de rijbaan direct voor de uitgang van het vliegveld stond een donkerrode Alfa Romeo 164 geparkeerd, een bordje met het politielogo achter de voorruit. Johnny deed de achterklep open, schoof een paar kogelvrije vesten die daar lagen aan de kant en legde de sporttassen erin. Hij gebaarde dat Nick en Houdini in moesten stappen. Op het moment dat hij achter het stuur zat, trok Johnny zijn pistool uit zijn broeksband, legde dat voor zich op het dashboard en reed snel weg. Hij reed geroutineerd. Op de snelweg hield hij het verkeer voor en achter zich goed in de gaten. Het wapen bleef rustig liggen. Tot Nick’s verbazing was dit geen machogedrag geweest, maar een volkomen routineuze handeling. Deze agent deed dit om seconden te winnen in het geval hij zijn wapen moest gebruiken. En kennelijk ging hij ervan uit dat dit het geval zou kunnen zijn.

Nick keek even achter zich, waar Houdini gebiologeerd naar het wapen keek.

‘Is dit normaal, of zijn wij een extra risico?’ vroeg Houdini.

‘Het zal wel normaal zijn,’ stelde Nick hem gerust, maar zelf was hij dat allesbehalve.

Uiteindelijk verlieten ze de snelweg, waarna ze via een grote driebaansweg Rome binnenkwamen. Iedereen reed links en rechts door elkaar, zonder zich om een vaste rijbaan te bekommeren.

Stronzo...’ mompelde de agent en zette een blauw flitsend zwaailicht op het dashboard. Het leek niet veel te helpen, maar als hij maar dicht genoeg op zijn voorgangers ging zitten, kropen die uiteindelijk wel aan de kant zodat hij de volgende wagen voor zich kon wegjagen.

‘Zijn wij belangrijk of zo?’ vroeg Houdini.

‘Kennelijk,’ zei Nick. Hij had geen idee of dit normaal was, maar hij zou er niet over piekeren om buitenlandse gasten in Amsterdam op deze manier rond te rijden.

Inmiddels naderden ze de drukke binnenstad, want de straten werden smaller en voller. Het leek hun chauffeur niet te deren, want behalve het zwaailicht had hij nog een opvallende troef in de auto, bestaande uit een rond rood-wit plastic stopbordje met een handvat. Precies zo’n bordje dat je in speelgoedwinkels kon kopen, met een fluitje en een petje van een stationschef erbij, dacht Nick.

‘Kijk nou, een spiegelei,’ fluisterde Houdini. Hij had moeite om zijn lachen in te houden.

Aangekomen op de plek waar de driebaansweg eindigde in een onoverzichtelijke rotonde waar een mierenhoop aan auto’s tevergeefs zijn weg zocht, draaide de chauffeur zijn raampje open en hield het spiegelei dwingend omhoog.

Dat had effect. Chauffeurs rondom hen kwamen piepend tot stilstand, zodat de Alfa moeiteloos de rotonde nam. Als iemand niet snel genoeg ruimte maakte, was hun Italiaanse chauffeur niet te beroerd om zijn hoofd uit het raam te steken en schreeuwend doorgang te eisen, al wijzend op het zwaailicht en zijn stopbordje.

Ze reden nog lange tijd, terwijl de chauffeur onvermoeibaar probeerde zo snel mogelijk op zijn bestemming te komen. Het was wel duidelijk dat Italianen niet snel onder de indruk waren van zwaailichten en opgewonden agenten.

Nu hij een beetje gewend raakte aan de manier van rijden, had Nick meer oog voor wat er verder om hen heen gebeurde. Langzamerhand veranderde de bouwstijl, van redelijk moderne industriegebieden in de buurt van het vliegveld en de buitenwijken van Rome, tot aan de oude gebouwen van Rome zelf. Enorme rijen woningen, vijf, zes verdiepingen hoog, allen met opvallend kleine ramen om de hitte zoveel mogelijk buiten te houden. Alle woningen waren wit, rood of bruin gekleurd, in ieder geval nooit zo saai als de kleuren in een Amsterdamse buitenwijk.

Zijn oog viel op een Romaanse zuil, die vanuit de oudheid midden op straat leek te zijn neergezet, als een monument der vergankelijkheid. Voor de eindeloze hoeveelheid voetgangers was het waarschijnlijk alleen maar een sta-in-de-weg, want de massa spleet zich voor de zuil, om zich erna weer naadloos te sluiten.

Rome was ondanks het jaargetijde warm en benauwd en rook totaal anders dan Amsterdam. De voetgangers en chauffeurs die hij zag, waren stuk voor stuk goed gekleed en de vrouwen waren over het algemeen verzorgder dan die in Nederland. Nooit had hij zo veel zonnebrillen en scooters bij elkaar gezien.

Rechts van hen doemde een enorm standbeeld op, overdreven in al zijn proporties. Het was een man te paard, zeker tien meter hoog, voor een enorm wit gebouw dat iets van een mausoleum weg had. Ervoor lag een druk verkeersplein, dat Johnny snel overstak. Dan is dit het Piazza Venezia, herinnerde hij zich, en die man op het paard de koning van Italië, Victor Emmanuel.

De chauffeur dook een smal, doodlopend zijstraatje in en stopte. In een handbeweging had hij zijn wapen van het dashboard gehaald en het zwaailicht bij Nick op de grond gelegd. Hij stapte uit en stopte het wapen achteloos achter in zijn broeksband. Breed lachend wees hij voor zich. ‘Welkom in Rome!’

Een klein bordje met ‘hotel’ was nog net te zien tussen de touwen met wasgoed die de steeg overspanden.

‘Ons hotel?’ vroeg Nick.

‘Sì!’ beaamde Johnny enthousiast, terwijl hij de achterklep opende. ‘Looks like shit,’ zei hij, ‘maar is fantastisch. Zie jullie morgenochtend.’

‘Waar?’ vroeg Nick.

‘Hier. Ergens,’ zei Johnny en stapte weer in. Van diverse balkons boven hen werd het tafereel van de hard wegrijdende politieauto met de twee achtergebleven, onwennig om zich heen kijkende mannen met sporttassen van commentaar voorzien.

Uiteindelijk liepen Nick en Houdini het hotel maar in. Dat verried aan de buitenkant inderdaad weinig van de charme die het binnen had. Een kleine entree met een balie, smaakvol ingericht. Aan de muren hingen foto’s als niet te missen liefdesverklaringen aan het prachtige Rome. Links naast de balie liep een gang naar een voorkamer, waar volgens een bordje het ontbijt genoten werd. Die gang hing vol met de meest prachtige foto’s en posters van Italiaanse actrices en films. Het hele hotel was onmiskenbaar oud, maar met passie onderhouden.

Omdat ze niemand zagen, liep Nick langzaam de gang in. Sophia Loren, Claudia Cardinale, Gina Lollobrigida kende hij allemaal, net als de beroemde foto van Anita Ekberg in de Trevi-fontein.

‘Ornella Muti,’ hoorde hij naast zich. Een oude man was naast hem komen staan en wees op de volgende foto. Hij zuchtte vol overgave. ‘Ik heb haar een keer gezien. Zomaar uit het niets liep ze hier op het plein, haar armen vol met kerstcadeau’s. Zij was mijn mooiste cadeau voor die dag, die maand, dat hele jaar daarna. De mooiste vrouw ter wereld. Tot ze naar die kapitalisten in Amerika ging. Toen was het over. Nooit meer een prachtige film gemaakt.’ De man klonk oprecht teleurgesteld.

‘Dat Claudia Cardinale hiertussen hangt,’ zei Nick. ‘Heeft zij niet altijd gezegd dat ze liever Française is dan Italiaanse?’

De oude man hief de handen ten hemel. ‘U heeft de verhalen gehoord. Ik ook. Maar kijk naar haar. Kijk naar haar! Die ogen, dat haar, die weelderige vormen! Hoe kan ze iets anders dan een prachtige Italiaanse vrouw zijn? Frans, zij? Ha! Dat mochten ze willen! U wilde een kamer, dottore?’

Hij trok Nick aan een arm mee naar de balie.

‘Wij zijn hiernaartoe gebracht, dus ik denk dat er voor ons is gereserveerd.’

‘Werkelijk? Ik heb geen reserveringen,’ zei de oude man, die een enorm boek doorbladerde, waar op iedere bladzijde krabbels stonden. ‘Nee hoor, nee, geen reservering. Wat is uw naam?’

‘Meere.’

‘Nee, nee, nee,’ zei hij bij iedere bladzij die hij omsloeg.

‘Dan zoeken we wel een ander hotel,’ zei Nick.

De man sloeg het boek met een klap dicht. Met overslaande stem vroeg hij: ‘Wat is er mis met dit hotel? Heb ik u onheus bejegend? Houdt u niet van Italiaanse actrices misschien? Bent u soms allergisch voor een romantisch Romeins hotel? Zeg het mij!’

‘Er is geen reservering, zegt u net,’ zei Nick glimlachend.

‘Maar dat zegt toch helemaal niets? Ik heb namelijk wel een kamer voor u,’ glimlachte de oude man en toverde twee sleutels tevoorschijn. ‘Wenst u hier te dineren?’

Houdini kuchte.

‘Wat is er?’ vroeg Nick.

‘Ik dacht dat we uitgenodigd waren. Als de Italianen niet gereserveerd hebben, moeten we dan zelf betalen?’ zei hij fluisterend, alsof de oude man Nederlands zou verstaan.

‘Nee. Maakt niet uit.’

De oude man gaf de sleutels aan Nick. ‘Boven, tweede verdieping. Ik heb jullie de kamers met uitzicht gegeven.’

‘Op het wasgoed in de steeg zeker,’ zei Houdini zacht.

Nick bleef wachten voor de balie, met de sleutels in zijn hand.

De oude man deed zijn handen uit elkaar. ‘Wat is er?’

‘Moet u geen paspoort hebben? Geen creditcardgegevens?’ vroeg Nick.

‘Ha! Bent u niet door de politie afgezet hier?’

‘Ja,’ zei Nick.

‘Nou dan,’ zei de oude man en wuifde in de richting van de trap. ‘Ga naar boven, geniet van de stad en wees voorzichtig.’

‘Waarom zegt iedereen toch dat we voorzichtig moeten zijn?’ mompelde Houdini, de steile donkere trap beklimmend.

==

De kamers waren geheel in stijl met de rest van het hotel ingericht. Ook hier filmposters en foto’s van sterren. Boven zijn bed hing een poster van La Dolce Vita van Fellini, op de muur ertegenover Novecento van Bertolucci.

De sporttas die Nick op het tweepersoonsbed gooide, veerde onheilsspellend weer omhoog. Hij drukte met zijn handen het matras in. Keihard, en dat voorspelde weinig goeds voor de nacht. Zijn blik werd getrokken door de twee glazen deuren in de kamer. Er schoof een zachte schaduw van wuivende takken over de vitrage heen en weer, terwijl hij eigenlijk wuivend wasgoed verwachtte. Hij opende de vitrage en keek uit op de mooiste binnentuin die hij ooit gezien had. Groen, groot, met ondanks het jaargetijde nog prachtige bloemen in de struiken. Er liepen wat mensen door de tuin en er waren zitjes.

‘Zo, zeg...’ hoorde hij Houdini op het balkonnetje naast hem zeggen. Uit de tuin steeg een zoete, doordringende geur op, die totaal anders was dan hoe hij Rome tot nu toe had ervaren. Een verliefd stelletje zat op de bank. Zij had haar benen over de zijne gelegd en terwijl ze zaten te lachen liet hij haar lange donkere haar door zijn vingers glijden.

Het deed hem denken aan zijn eerste maanden met Lisa. Niet dat zij van dat lange haar had, maar ze legde haar benen altijd op zo’n zelfde manier over zijn benen, als ze samen op een bankje zaten.

Toen pas viel zijn oog op de man die achter in de tuin half verscholen achter een grote rode oleander de twee balkons observeerde waar hij en Houdini op stonden. Een onverwacht felle windvlaag die de enorme oleander heen en weer deed ruisen streek door de binnentuin en liet de man verdwijnen.

De onrust keerde onmiddellijk terug. Wat deed hij hier in vredesnaam op een plek die hij niet kende, met mensen die hij niet kende, in een situatie die hij niet kende? De enige die hem nu kon adviseren was, paradoxaal genoeg, zijn tegenstander in het spel. En die was niet te bereiken. Hij controleerde zijn mobiele telefoon, maar er waren geen berichten en geen gemiste oproepen. Ook zijn eigen poging om Giovanni te bereiken strandde weer op de voicemail. Was het contact definitief voorbij? Was Giovanni zijn eigen weg gegaan? Of was hij dood?

Houdini had de man in de tuin blijkbaar niet gezien, want hij kwam monter de hotelkamer binnen. ‘Zullen we kijken of we ergens wat kunnen eten?’

Nick besloot hem er niets over te vragen, misschien zag hij nog steeds spoken.

‘Ja, ik ga mee,’ zei Nick. Hij opende zijn sporttas en legde de paar kleren die hij mee had genomen in de donkere, krakende kast waar ieder moment de deur uit kon vallen. Onder in de tas lag een oud dossier, dat hij op de plank onder de kleren duwde.

‘Is dat het dossier van deze zaak?’ vroeg Houdini.

Nick schudde zijn hoofd, vouwde de tas op en gooide die in de kast. Hij pakte zijn jas en liep achter Houdini aan de kamer uit.

De oude man zat op een stoeltje in de steeg voor zijn hotel.

‘Ha, Hollanders!’ riep hij vrolijk toen ze het hotel verlieten. ‘Gaan jullie eten?’

‘Even wandelen en wat eten,’ beaamde Nick. ‘Kunt u iets aanraden?’

‘Wil je echt eten of toeristentroep zoals jullie gewend zijn? Hier hebben we ook McDonalds, weet je.’

‘Goed eten. Als we toch in Rome zijn...’

‘Bravo,’ zei hij. ‘Dan ga je hier richting Colosseum, maar direct linksaf. Een meter of vijftig verder, aan de linkerkant, zie je een klein restaurant. Ga daar naar binnen. Je zult geen spijt krijgen, dat beloof ik je. Een mens moet goed eten. Ik eet iedere maaltijd alsof het mijn laatste avondmaal is.’ Hij barstte in lachen uit en gaf hun een kaartje van het hotel. ‘Geef ze dit.’

‘Hou toch je kop, ouwe idioot,’ klonk het van boven. Een versleten Italiaanse vrouw met zilver haar en een zwarte jurk aan, stond woedend op haar balkon en schudde met haar rimpelige vuist naar beneden.

‘Let maar niet op haar. Ze is zo oud en krom dat ze de trap niet eens meer af kan, en daarom haar hele leven op het balkon moet doorbrengen,’ zei de oude man en wierp een kushandje naar boven.

‘Ach...’ De vrouw maakte een minachtend wegwerpgebaar en verdween naar binnen.

‘Ze woont haar hele leven al in deze steeg, en haar hele leven al is ze tot over haar oren verliefd op me. Tot haar man van de trap viel en sinds die tijd is ze woest op me. Alsof het mijn schuld was! Die oude heks zal hem vast geduwd hebben, of hij heeft zich uit pure wanhoop naar beneden gegooid, wat ik me overigens heel goed voor kan stellen. Zij is een zilverharige duivel die zijn leven tot een hel heeft gemaakt en nu probeert ze datzelfde bij mij. Maar dat lukt natuurlijk niet vanaf haar balkon, en dichterbij dan dat kan ze niet meer komen. Mijn dochter vindt dat ik met haar moet trouwen, maar ik kijk wel uit.’

Hij schaterde het uit. ‘Ga, en kom terug wanneer jullie willen. De deur staat altijd open voor hen die goede dingen doen.’

‘Ik zag een man met een spijkerbroek en een blauw vest in de tuin. Een jaar of vijfendertig. Op een of andere manier kwam hij me bekend voor. Logeert hij soms in uw hotel?’ vroeg Nick.

De oude man kneep zijn ogen samen. ‘Niet dat ik weet. Maar de tuin is natuurlijk niet alleen van mij, hij is... come si dice... gemeenschappelijk. Waar kent u hem van? Misschien dat ik u dan verder kan helpen.’

Nick glimlachte. ‘Als ik dat wist, signore, kwam ik er zelf wel uit.’

==

Houdini had een klein, handig plattegrondje uit het hotel meegenomen, waarop ze zagen dat hun hotel vlak bij de lange straat naar het Colosseum lag, de Via dei Fori Imperiali. Nog steeds stroomde een ondoordringbare kluwen auto’s en scooters over het plein. Aan de overkant lag het Palazzo Venezia. Nick herinnerde zich foto’s waarop dictator Benito Mussolini het toegestroomde volk toesprak vanaf het kleine balkon. Er leek in zestig jaar niets te zijn veranderd. Ieder moment kon de man in uniform met de arrogante blik het balkon betreden om de langsrazende auto’s en scooters toe te spreken, waarna hij met de armen strak over elkaar tevreden achterover zou leunen, wachtend op het onvermijdelijke applaus van het dankbare volk, nu bestaande uit honderden auto- en scooterclaxons.

Langzaam liepen ze verder, tot een indrukwekkend straatbeeld opdoemde. Aan de rechterkant het monument van Victor Emanuel ii. Een groepje toeristen volgde een gids met opgeheven paraplu, die in het Engels uitlegde dat de Romeinen dit monument een bruidstaart noemden, of een typemachine. Links van het monument eindigde een lange, brede weg tegen het Colosseum aan, zo leek het althans. Aan beide zijden van de weg waren opgravingen te zien. Bordjes in diverse talen legden uit wat er was blootgelegd.

‘Wil je daar nu naartoe?’ vroeg Houdini, wijzend op het Colosseum.

‘Eerst eten. Laten we naar het restaurant gaan dat hij ons aanraadde.’

Het was nog geen vijf minuten lopen, toen ze in een stille straat een groot, door tl-balken verlicht raam zagen. Binnen bestond het interieur uit ongezellige formica tafeltjes waar niemand aan zat. Het enige dat verraadde dat dit het restaurant was dat ze zochten, was een enorme stapel soesjes in de etalage, bedekt met een dikke laag chocola die langzaam naar beneden droop.

‘Kunnen we iets eten?’ vroeg Nick. ‘Mangiare?

De ober haalde zijn schouders op en wees ongeïnteresseerd naar een tafeltje.

‘Het kaartje,’ herinnerde Houdini zich.

‘O ja,’ zei Nick en gaf het kaartje aan de ober, wiens gezicht direct opklaarde.

‘Aha! Mijn oom!’ riep de ober, nu in keurig Engels, wijzend op het visitekaartje.

‘Daar gaat het lekkere eten. Hij heeft ons gewoon naar familie gestuurd om de kas te spekken,’ zei Houdini.

‘We zien wel,’ zei Nick. ‘Mogen we de kaart?’ vroeg hij aan de ober.

‘Geen kaart, geen kaart,’ zei de ober. ‘Geen kaart voor gasten van mijn oom.’

Even later bracht hij twee borden carpaccio. Het meest zachte vlees dat Nick ooit had gegeten, slechts besprenkeld met wat olijfolie, kappertjes en versierd met wat blaadjes rucola. Toen Houdini een greep deed naar het zoutvaatje, werd dat snel weggepakt door de ober. ‘Tss... tss...’ zei hij, vermanend nee schuddend. Hij pakte een halve citroen en draaide er boven zijn bord met een vork in, zodat wat druppels op het vlees vielen. ‘Beter zo, hè?’ vroeg hij.

‘Ik moet mijn vriendin hiernaartoe sturen,’ zuchtte Houdini.

Daarna kwam een schaal spaghetti, eenvoudig maar goddelijk bereid met knoflook, olie en wat flinterdun gesneden rode pepertjes, en vervolgens een heerlijk stuk gegrild vlees met wat sla en een paar gebakken aardappeltjes. Een apart schaaltje met in olijfolie roergebakken spinazie, maakte het maal af.

Het was simpel, eenvoudig, maar met de allerbeste ingrediënten klaargemaakt.

‘Wie bedoelde je eigenlijk?’ vroeg Houdini tussen twee happen door.

‘Wanneer?’

‘Iemand die in de tuin stond. Je vroeg het aan de hoteleigenaar.’

‘O, die. Ik dacht iemand te herkennen, maar ik heb me waarschijnlijk vergist.’

‘O,’ zei Houdini en at verder. Toen ze werkelijk niet meer konden, kwam als laatste de schaal met soesjes op tafel.

‘Profiteroles,’ zei de ober trots. ‘Neem!’

Hij schonk een stroperige zachtgele en duidelijk ijskoude drank in kleine glaasjes. ‘Limoncello. Proef!’

‘Ach, daar bent u!’ klonk een stem. ‘Ik had het kunnen weten.’

De deur zwaaide half open en tot hun verbazing betrad Alessandro Anguiari het restaurant. Hij gebaarde dwingend, zonder hem overigens een blik waardig te keuren, naar de ober dat deze een stoel bij de tafel van Nick moest plaatsten.

‘Ik dacht: laat ik mijn gasten welkom heten. Ik kon er natuurlijk van uitgaan dat hij u naar zijn familie zou sturen. Het is werkelijk geweldig hier, nietwaar? Geef mij ook een glas!’ riep hij naar de ober. ‘Hoe bevalt Rome u?’

‘Tot nu toe uitstekend. Mooie stad.’

‘Moet ik daaruit opmaken dat u hier nog nooit bent geweest?’ vroeg Alessandro verbaasd. ‘U zult versteld staan van deze stad en haar inwoners, zeg ik u. Met alle respect voor uw stad, maar ik ben altijd weer blij als ik terug kan naar Italië.’

Hij hief zijn limoncello om te proosten. ‘Cincin,’ zei hij en sloeg zijn glas in één keer achterover. ‘Aaahhh...’ zei hij genietend, terwijl de alcohol zich brandend een weg door zijn keel baande. ‘Wij zien elkaar morgen. Ik zorg ervoor dat u om negen uur wordt opgehaald.’

Hij stond op en overlegde even met de ober, voordat hij al wuivend het pand verliet. Na nog een paar glazen limoncello liet de ober weten dat de rekening al voldaan was door de edele heer van de polizia. Niet veel later liepen Nick en Houdini, moegegeten en -gedronken, terug naar het hotel.

Direct toen Nick zijn kamerdeur opendeed, kreeg hij het gevoel dat iemand in zijn kamer was geweest. Het waren minieme veranderingen vergeleken met hoe hij het achter had gelaten, maar toch. Een kast die een paar centimeter meer open stond dan eerst, een stapel kleren die net iets anders lag, het dossier eronder dat even iets verschoven leek. Hij deed de badkamerdeur voorzichtig open, maar er was niemand meer in zijn kamer. Als er iemand binnen was geweest, dan was het een professional. Vreemd genoeg verbaasde het Nick niet.

==

De volgende ochtend stond Nick in de oude maar schone douchecabine toen een piepje zijn aandacht trok. Hij pakte zijn mobiele telefoon en zag dat hij een bericht had. Afzender: Giovanni. Dus toch... dacht Nick. Hij was enorm opgelucht dat Giovanni nog leefde.

‘Waar bent u?’ luidde het bericht.

‘Italië,’ typte hij snel terug.

Het duurde heel even voordat hij een reactie kreeg, maar het antwoord verraste hem des te meer. ‘Ik ook,’ las hij. ‘Ik bel later.’

Ook Houdini snapte het niet. ‘Hoe komt hij hier?’

‘Dat is niet zo moeilijk. De vraag is meer wat hij hier doet.’

Het ontbijt was vers en goed, door een mooie Italiaanse geserveerd, wier enige tekortkoming was dat ze geen woord Engels sprak. Maar de glimlach waarmee ze verse jus d’orange inschonk, vergoedde werkelijk alles.

Stipt om negen uur betrad iemand de eetzaal die niemand anders kon zijn dan de chauffeur die hen op kwam halen. Hij droeg een metalen kettinkje om zijn nek, waaraan een badge hing. Op zijn heup hing zijn pistool, goed zichtbaar onder zijn wijd openvallende spijkerjack. Hij glimlachte tegen de serveerster en een gesprek in rap Italiaans ontspon zich. Nick en Houdini wachtten rustig aan hun tafeltje.

Nadat hij zich eerst onvervalst en onbeschaamd had opgedrongen aan de mooie serveerster, richtte hij zijn aandacht op de twee Nederlanders.

‘Zullen we?’ vroeg hij. ‘Of wilt u nog iets eten?’

‘Wij waren al klaar. We wachtten juist op u,’ zei Nick.

‘Mijn excuses, ik dacht dat jullie nog aan het eten waren,’ zei hij hoffelijk, waarna hij hen voorging.

De rit verliep een stuk gemoedelijker dan die van de dag ervoor. Loom stuurde hij de Alfa door het verkeer, zonder nerveus zwaailicht, spiegelei of wapen op het dashboard. Toch hadden ze de indruk dat hij er niet veel langer over deed om van A naar B te komen dan zijn collega, iets wat ze goed konden vergelijken, omdat ze voor een groot gedeelte dezelfde route aflegden.

‘Waar is de bespreking?’ vroeg Nick.

‘Interpol,’ zei de chauffeur.

Hij sloeg links af op een drukke kruising, waarna ze een door enorme gebouwen en lange, brede lanen gedomineerde wijk inreden. Stuk voor stuk waren het moderne varianten op oude Romeinse gebouwen, louter gebouwd om een overweldigende indruk te maken.

Op een gegeven moment liep de weg zelfs onder de zuilen van een enorme boog, die twee gebouwen verbond. Even verderop zagen ze een gebouw dat eruitzag als de zijkant van het Colosseum, met marmeren beelden in iedere uitsparing. Ook op de straten stonden imposante beelden. Midden in het complex lag een grote vijver.

‘Wat is dit?’ vroeg Nick, onder de indruk van de grootsheid van de wijk.

‘Dit is nog steeds Rome. Het heet eur. De Esposizione Universale di Roma. De fascisten hebben het gebouwd voor de wereldtentoonstelling,’ zei de chauffeur. ‘Alleen maar om zichzelf tentoon te stellen, trouwens. Het was de speeltuin van Mussolini. Nu is het een kantoorwijk en kunnen mensen hier wonen en werken.’

Hij parkeerde voor een hoog gebouw, waar twee agenten met machinepistolen voor de deur op wacht stonden. Met dezelfde gracieuze letters als ze op de fax hadden gezien, stond ‘Ministero dell’Interno’ en daaronder ‘Direzione Centrale della Polizia Criminale’ op een eenvoudig bord naast de deur. Binnen hing een bord waarop ‘Servizio Interpol’ stond.

De agent toonde zijn legitimatie en kon doorlopen, met Nick en Houdini in zijn kielzog. Ze betraden het interieur van het immense gebouw dat vanbinnen al net zo indrukwekkend was als vanbuiten. Lange, hoge gangen, met een middenplein waaromheen een aantal balustrades liepen. Alle vloeren waren gelegd in marmer en de wanden waren afgewerkt met donker glimmend hout. Vele deuren op de gangen stonden open en boden uitzicht op dossiers en stapels mappen. Hier en daar zat iemand achter een bureau. Er werd veel heen en weer gelopen.

De agent ging hen voor naar een monumentale trap die leidde naar de galerij van de eerste verdieping. Hij deed een deur open en liet hen binnen, waarna hij hen verliet. De ruimte werd geheel ingenomen door een enorme, ovale, notenhouten tafel, waaromheen zestien stoelen stonden. Het was de eerste ruimte, voor zover Nick zich kon herinneren, waar tapijt lag in plaats van marmer. Bij de lange zijde van de tafel, tegen de muur, stond een grote flip-over met vellen papier. Op de tafel een dienblad met een karaf ijswater, een aantal glazen en twee plastic vlaggetjes, een Nederlandse en een Italiaanse, vastgemaakt aan een vlaggenstokje dat in een houten halve bol stak.

‘Is dat voor ons?’ vroeg Houdini. ‘We gingen toch alleen maar even praten? Niet naar een of ander officieel topoverleg?’

Nick ging zitten. Na een paar minuten ging de deur open. Alessandro Anguiari kwam binnen, gekleed in zijn beste pak. Hij werd gevolgd door een statige oudere man, die een stevig postuur verborg onder zijn dichtgeknoopte jasje.

‘Dit is de vicequestore van Criminalpol, afdeling georganiseerde criminaliteit, dottore Broschi,’ stelde Alessandro hem voor.

Broschi knikte, gaf een hand en overhandigde meteen twee indrukwekkende visitekaartjes. Hij wees Nick en Houdini weer op hun stoel en ging aan het hoofd van de tafel zitten.

‘Welkom. Fijn dat we op zo’n korte termijn met u kunnen overleggen. Laten we allereerst even duidelijk stellen dat we hier met doodgewone criminelen te doen hebben. U heeft gebeld en naar iemand gevraagd die verstand had van “maffia”. Er is inmiddels wetenschappelijk vastgesteld dat de maffia, zoals u het noemt, hier niet bestaat. En in Nederland dus zeker niet.’

Nick en Houdini keken elkaar aan.

‘Dat gezegd hebbende,’ vervolgde de vicequestore, ‘heeft u dus een criminele informant in Nederland zitten. Waarom heeft u niet alle informatie aan ons doorgegeven?’

Nick moest glimlachen. Deze man hield ervan om met de deur in huis te vallen.

‘Wij hebben alle informatie gegeven die we kwijt konden.’

‘Ik heb van mijn gewaardeerde collega begrepen dat u nog aanvullende informatie had, en dat u die niet met ons gedeeld heeft. Kijk, wij voeren hier een moeilijke strijd tegen de misdaad. Wij doen ons best en willen maar al te graag samenwerken. Maar wij zijn wel grotendeels afhankelijk van wat anderen ons vertellen.’

‘Ik had begrepen dat de carabinieri ook bij dit gesprek aanwezig zouden zijn? En dat we het zouden hebben over hoe wij het beste zouden kunnen samenwerken?’

‘De carabinieri zijn wel vaker te laat,’ grijnsde de vicequestore. Alessandro moest hard lachen om deze uitstekende grap van zijn superieur. Kennelijk was het amusanter voor ingewijden dan voor Nick en Houdini.

‘Goed, laten we spijkers met koppen slaan. Uw informant is duidelijk goed op de hoogte en heeft belangrijke informatie over bepaalde misdadigers. Wat wil hij? Wat weet hij nog meer? En de belangrijkste vraag: wanneer kunnen wij hem spreken?’ vroeg Broschi.

‘Hij praat alleen met ons.’

De vicequestore keek naar Alessandro, die zijn schouders ophaalde en een gebaar maakte dat hij dit wel voorspeld had, tot zichtbaar ongenoegen van Broschi.

‘Wat een nonsens. U zit in Nederland, wat moet u met een Italiaan die iets vertelt over Italië? Waarom frustreert u een potentieel belangrijke en vruchtbare operatie?’

‘Omdat wij dat met hem hebben afgesproken,’ zei Nick.

‘Om optimaal te kunnen profiteren van een pentito moeten wij weten wie het is,’ gooide Alessandro ertussendoor.

‘Kunt u hier niet met betrouwbare anonieme informatie werken?’ vroeg Nick.

‘Nee, zo werkt dat hier niet,’ zei de vicequestore. ‘We zijn natuurlijk geen bananenrepubliek, wij hebben regels. Allora, u heeft dus een afspraak met een crimineel en... ’

‘Wie zegt dat het een crimineel is?’ vroeg Nick.

‘U heeft afgesproken met iemand...’ hernam de vicequestore zich, terwijl hij duidelijk probeerde zich niet op te winden ‘...dat u zijn identiteit niet aan ons bekendmaakt.’

‘Dat klopt. Aan niemand.’

‘Waarom eigenlijk niet?’ vroeg Borschi nu poeslief. ‘Wat schiet u daarmee op?’

Nick glimlachte. ‘Daar schieten wij mee op dat wij wel informatie van hem krijgen en u niet.’

Er klonk rumoer op de gang. Kennelijk wilde iemand bij hen naar binnen, maar werd uit alle macht geprobeerd hem tegen te houden. Na een halve minuut schelden en duwen en trekken werd de deur opengegooid en stapte een sportief geklede veertiger de kamer in. Iemand had de moed hem bij zijn schouder te pakken, waarop de man zich omdraaide en hem aankeek met een blik die moord en doodslag voorspelde als de hand niet ogenblikkelijk werd weggehaald.

Zonder zich aan vicequestore Broschi en Alessandro Anguiari te storen, gaf hij Nick en Houdini een hand.

‘Luigi Medrano, ros,’ zei hij glimlachend, waarna hij Broschi aankeek. ‘Ze wilden me niet binnenlaten. Buiten niet en hier ook niet. En kennelijk is de bespreking al enige tijd bezig?’

‘We beginnen hier om half elf. Bij mijn weten bent u dus een halfuur te laat,’ zei Broschi gelaten.

‘Niet als mij wordt doorgegeven dat de bespreking stipt om elf uur begint, en geen minuut eerder of later,’ zei Luigi.

Broschi keek Alessandro aan en schudde zijn hoofd vol ongenoegen. ‘Ik zal mijn ondergeschikten opdracht geven dit voortaan wat zorgvuldiger te organiseren, dat beloof ik u.’

Alessandro stond op en gaf Luigi een hand. ‘Mijn excuses, dit is geheel en al mijn fout. Wilt u koffie? En u? En u wellicht?’ vroeg hij meteen maar aan iedereen.

‘Ik lust wel een cappuccino,’ zei Nick, wat hem op een meewarige blik van alle Italianen kwam te staan, die grensde aan onverholen afgrijzen. Wat hun onderlinge verschillen ook waren, kennelijk hoorde je om half elf ’s ochtends geen cappuccino te drinken.

‘Wij drinken alleen cappuccino hij het ontbijt. Kan ik u misschien een espresso aanbieden?’ vroeg Alessandro met een verontschuldigende glimlach.

‘Ik heb nog iemand bij me,’ zei Luigi, waarna hij iemand op de gang wenkte. ‘Ik kon haar natuurlijk de vernedering niet aandoen om te vechten om hier binnen te komen.’

Nu gekleed in een elegant mantelpak, kwam Nadia de kamer binnen.

‘Heren, sostituto procuratore Nadia Mancuso,’ stelde Luigi de onderzoeksrechter voor.

Broschi en Alessandro wisten niet hoe snel ze op moesten staan om Nadia onderdanig de hand te schudden. Ze deed dit met een strak en formeel gezicht, maar ontdooide zichtbaar toen ze Nick een hand gaf.

‘Fijn u te ontmoeten,’ zei ze in accentloos Engels.

‘Wederzijds,’ zei Nick.

‘Allereerst wil ik namens senator van de Staat Italië Pergolesi zijn bijzondere dank overbrengen aan iedereen die op welke manier ook heeft bijgedragen aan het feit dat hij nu weer vrij man is,’ zei Nadia.

Broschi en Alessandro knikten bescheiden en dankbaar.

‘Vooral en uitdrukkelijk natuurlijk degenen die de inlichtingen hebben verschaft die leidden tot zijn bevrijding,’ zei Nadia, terwijl ze Nick en Houdini nadrukkelijk aankeek.

‘Uiteraard,’ zei Broschi koel. ‘Ter zake, wij hebben net aangeboden om met de Nederlanders samen te werken. Er is echter een complicerende factor.’

‘En die is?’ vroeg Luigi.

‘Ze willen deze pentito voor zichzelf houden,’ zei Alessandro. ‘Ze wensen ons niet mede te delen wie hij is.’

‘Nou en? Ze zijn heus niet de enigen die hier informatie voor zichzelf houden,’ zei Luigi kalm.

‘Wat bedoelt u daarmee, majoor Medrano?’ vroeg Alessandro, zo fel dat Broschi even zijn hand op diens arm legde en licht bestraffend zijn hoofd schudde.

‘Luitenant-kolonel Medrano, alstublieft,’ zei Luigi koel.

Alessandro keek Broschi met een verwilderde blik aan, alsof hij ter plaatse gek werd, woedend dat Luigi kennelijk bijzonder ruim beloond was voor het bevrijden van de senator.

‘Hoort u dat? Luitenant-kolonel!’ Hij kon zich niet beheersen. ‘En wie had hier het eerst contact met deze Nederlanders? Wij toch zeker?’

‘En wanneer was u van plan iets met die informatie te doen?’ vroeg Nadia.

Houdini zat met grote ogen om zich heen te kijken. Nu ontspon zich een enorm felle discussie in het Italiaans, waarbij vooral Broschi en Alessandro het hoogste woord voerden en beurtelings op Nick en Luigi wezen. Er kwam pas een einde aan toen Nadia twee keer vinnig ‘Basta!’ riep.

Iedereen viel stil en Alessandro zat mokkend voor zich uit te kijken. ‘Ik had het eerste contact met Nederland,’ zei hij om het laatste woord te hebben.

‘Dame, heren...’ zei Nick. ‘Zo komen we nergens. Laat ik duidelijk zijn. De informant heeft aangegeven dat hij anoniem wil blijven. Dat respecteren wij. Alles wat voor u van belang is, zullen wij doorgeven. De informant heeft ons overigens nog meer verteld dat misschien voor u interessant kan zijn.’

‘Kunt u met ons delen wat dat is?’ vroeg Broschi.

‘Dat weet hij,’ zei Nick en wees op Alessandro.

Iedereen keek naar hem, zodat hij ongemakkelijk ging verzitten.

‘Hij weet over de Tre Tenori,’ vervolgde Nick.

‘Wat?’ zei Nadia. ‘Heb jij informatie over de Tre Tenori?’

En weer ging het los in het snelle Italiaans. Nick zakte tevreden in zijn stoel. Houdini boog zich naar hem toe. ‘Is dit normaal?’

‘Ik vermaak me in ieder geval kostelijk,’ zei hij terwijl de scheldwoorden over en weer vlogen.

‘Basta!’ riep Nadia weer.

‘Is er een mogelijkheid dat we uw pentito anoniem spreken?’ vroeg Luigi.

‘Dat wil ik hem wel vragen,’ zei Nick.

‘Is er wellicht nog informatie die voor ons van belang is, in het kader van de bestrijding van de camorra?’ vroeg Luigi verder.

‘Wellicht,’ zei Nick. ‘Bestaat de camorra, of de maffia, dan wel?’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Nadia, waarbij opviel dat ze tegen hem een vriendelijkere toon aansloeg.

‘Ik hoorde net voordat jullie binnen waren dat de maffia niet bestaat.’

Broschi hief de handen ten hemel. ‘Ik heb slechts de laatste wetenschappelijke rapporten geciteerd, waarin wordt bestreden dat er een wijdvertakte misdaadorganisatie is die zich van de laagste tot de hoogste kringen beweegt en daarmee verregaand verstrengeld is.’

‘U bent zich ervan bewust dat er in Milaan een onderzoek gaande is dat Mani Pulite oftewel Schone Handen heet, dat nu juist de contacten tussen maffia, politiek en zakenleven onderzoekt en daarin vele successen boekt?’ vroeg Nadia vals.

‘Ja, maar...’ wilde Broschi tegenspreken, maar Nadia negeerde hem en wendde zich tot Nick.

‘Dat is dan bij dezen afgesproken,’ zei Nadia. ‘Wij zien elkaar morgen in Napels bij de ros. De senator wil u trouwens graag persoonlijk de hand schudden.’

‘Dat kunt u niet zomaar doen!’ riep Broschi.

‘Het is net gebeurd,’ zei Nadia. ‘En alle informatie die voor u van belang is, zullen we met jullie delen.’

Ze stond op en Luigi volgde haar, waardoor Nick en Houdini met een zwijgende Broschi en Alessandro achterbleven. Uiteindelijk stond ook Broschi op en verliet zwijgend en met een gezicht als een oorwurm de kamer.

Alessandro zat met zijn hoofd in zijn handen. ‘Hoe kon dit gebeuren? Die stomme carabinieri ook altijd...’ mompelde hij. ‘Laten we alsjeblieft samenwerken, ik kan...’ Hij stond op, keek even of de deur goed gesloten was en Broschi uit zicht, en kwam vertrouwelijk naast Nick zitten. ‘Natuurlijk zijn er mogelijkheden. Er zijn plannen om pentiti bescherming te geven, eventueel een andere identiteit, of strafvermindering indien er sprake van een veroordeling is. Daar zijn natuurlijk wel voorwaarden aan verbonden. Heeft u enige indicatie of deze man wordt gezocht in Italië? Waarom zit hij in Nederland? Als u mij iets geeft, dan kan ik u een voorstel doen. Wat wil hij? Ik denk dat overal over te praten valt. Overal over, zeg ik u. Begrijp mij vooral niet verkeerd.’

‘Zullen we afspreken dat wij met de informant overleggen wat zijn voorkeuren zijn?’ vroeg Nick.

‘Bravo!’ riep Alessandro opgelucht. ‘Wat een briljant idee. Zijn voorkeuren. Maar vergeet ook vooral niet uw eigen voorkeuren. Dottore Broschi is nu wat verbolgen over het feit dat de sostituto procuratore hem zo openlijk voor het blok zette, maar deze man heeft macht, vertel ik u. Macht. Vergeet u dat niet.’

Hij liet de woorden even inwerken en ging toen rechtop zitten. ‘Kom, ik laat u terugbrengen naar uw hotel. Vergeet onze afspraak niet.’

Hij drukte Nick en Houdini de hand.

==

Dezelfde agent die hen opgehaald had, bracht hen weer terug naar het hotel, zonder onderweg een woord met ze te wisselen. Hij reed de steeg van het hotel dit keer niet in, maar zette hen op Piazza Venezia uit de auto. Ze besloten niet naar het hotel te gaan, maar liepen de lange, brede straat uit, tot het Colosseum. Hoe dichterbij ze kwamen, hoe meer ze onder de indruk raakten van de overblijfselen van het oude theater. Binnen stonden ze op de balustrade en zagen de resten van het interieur.

‘Het schijnt dat er een heel gangenstelsel onder de vloer van de arena liep,’ wees Nick. ‘Daar huisden de slaven en de wilde dieren. Via een lift werden de leeuwen naar de arena getakeld. Er waren zelfs colossea die ze onder water konden zetten om zeeslagen na te spelen. Alles voor het volk.’

‘Brood en spelen,’ zei Houdini.

Ze hadden na hun vertrek bij Interpol nog geen woord gewisseld over wat er tijdens de bespreking allemaal voorgevallen was, zo verwarrend was het allemaal geweest.

Terug in het hotel wist Nick het zeker. Hoewel ze hun best hadden gedaan om het te verdoezelen, was er geen twijfel over mogelijk dat zijn kamer doorzocht was. De kleine valletjes die hij had opgezet waren allemaal dichtgeklapt. Haren die hij op zijn dossier geplakt had, waren weg. Het kleine papiertje dat hij tussen de deur van de kast geklemd had, lag op de grond.

Houdini kwam met een wit gezicht bij hem staan. ‘Bij mij ook,’ zei hij.

‘Ze willen echt weten wie de informant is,’ zei Nick.

‘Wie?’

‘Zeg het maar. De camorra wil weten wie van hen de boel aan het verraden is of de politie wil het koste wat het kost weten.’

‘Dus wat doen we nu?’ vroeg Houdini zich af.

‘Wie vertrouw je het meest?’ vroeg Nick. ‘Luigi of Alessandro?’

‘Nadia,’ grijnsde Houdini. ‘Nee, serieus. Hoe moet ik het weten? Ik vind ze allemaal raar. Eerst zijn ze superenthousiast, en dan ben je hier en hoor je dat de hele maffia niet bestaat.’

‘Iemand heeft zich zojuist tijdens het gesprek verraden,’ zei Nick.

‘Wie dan?’ vroeg Houdini.

‘Ik kan zeggen dat Alessandro van de Polizia di Stato niet te vertrouwen is.’

‘Waarom?’

‘Omdat hij niets heeft gedaan met de informatie over de eerste plek waar de senator vastgehouden werd. Daardoor is de inval mislukt. Er is alleen een enorm bijkomend probleem.’

‘Wat is dan het probleem?’ vroeg Houdini zich af.

‘Dat daarmee absoluut nog niet vaststaat dat Luigi van de ros wel te vertrouwen is. Vertrouw niemand, weet je nog?’

25
È un gioco diabolico quello che state facendo

‘Wat heb je gedaan?’ De stem van Giovanni sloeg bijna over.

‘Rustig, rustig... wat bedoel je?’ vroeg Nick.

‘Er is bekend geworden dat de senator is bevrijd dankzij iemand uit Nederland, dankzij een verrader. Het komt zelfs in de krant! Ik zweer je...’

‘Die informatie komt niet van ons af,’ onderbrak Nick hem, voordat Giovanni zijn bedreigingen zou beginnen.

‘Van wie dan wel?’ klonk als een messcherp ongelovig verwijt door de telefoon.

‘Niet van ons, dat zweer ik je.’

Giovanni leek iets te kalmeren, maar Nick zat rechtop en zwetend in zijn bed.

‘Wie heb je gesproken, ik vraag het je nogmaals,’ vroeg Giovanni.

‘Dat zal ik je later vertellen,’ zei Nick.

‘Waar ben je nu?’ wilde Giovanni weten.

‘Rome, maar we gaan straks naar Napels.’

‘Ik bel je dan. Het is verdomme een duivels spel dat jullie spelen, dat kan ik je wel vertellen.’ Giovanni verbrak de verbinding.

Meteen daarna ging de telefoon. ‘Ja?’

‘Met Luigi. Ga het hotel uit.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Je hebt net met je informant gesproken. Ga het hotel uit.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Als ik daar achter kan komen, kunnen anderen het ook. Over een paar minuten staat er een auto bij het Piazza Venezia. Neem die.’

Nick keek op zijn horloge. Het was tien voor vijf in de nacht, drie minuten nadat hij wakker was gebeld door een kwaad en angstig klinkende Giovanni. Hij liep de donkere gang op naar de kamer van Houdini.

Hoorde hij iemand de trap op komen? Hij drukte zich tegen de nis die de deur van Houdini vormde, maar het geluid dat hem verontrustte, herhaalde zich niet. Hij moest twee keer ongeduldig kloppen voordat Houdini met een slaperig hoofd de deur opendeed.

‘Wat is er?’

‘We moeten weg. Je hebt twee minuten om je spullen te pakken.’

Nick aarzelde een paar seconden. ‘Als ik daar achter kan komen, kunnen anderen het ook,’ had Luigi gezegd. Hij was bang dat de tegenstanders nu wisten waar Nick en Houdini zich bevonden. Maar als ze dat op een of andere manier wisten, bijvoorbeeld door de telefoon uit te peilen, dan wisten ze Giovanni ook te vinden. En dat betekende dat ze allemaal in gevaar waren. Hij sms’te Giovanni: ‘Ze weten waar je zit.’ Dat moest genoeg zijn.

In zijn kamer liet hij de lichten uit, terwijl hij tussen de gordijnen door keek of hij iemand in de tuin kon ontwaren. Er brandde weinig licht in de panden om de tuin, zodat het lastig was iets of iemand te onderscheiden. Hij dacht een glimp te zien van een silhouet, maar dat kon gezichtsbedrog zijn.

Houdini was er nog sneller dan hij dacht. Binnen twee minuten stond hij klaarwakker, met al zijn spullen in de sporttas gepropt, bij Nick in de kamer.

‘Wat is er gebeurd?’

‘Giovanni heeft gebeld, ze hebben laten lekken dat er een informant in Nederland zit.’

‘Moeten we daarom weg?’

‘Nee. Luigi belde gelijk daarna. Hij luistert mijn telefoon af, en waarschijnlijk anderen ook. Hij komt ons ophalen.’

‘Waarom?’

Nick keek Houdini aan. Hij wist het ook niet. ‘Het klonk in ieder geval serieus genoeg.’

‘En als iemand ons buiten opwacht? Als hij daarom belde?’

Nick had zijn kleren nu ook in de tas gepropt. Hij keek nog een keer uit het raam, de tuin in. ‘Verdomme, we moeten wel. Hier zitten we helemaal als ratten in de val.’

==

***

==

Giovanni had geslapen zoals hij de laatste weken had geslapen: diep, rustig en op zijn hoede. Zijn zintuigen leken moeiteloos door te werken, terwijl hij toch uitrustte. Toen het telefoontje kwam, was hij bij de eerste aanzet tot een trilling klaarwakker. Kort en zakelijk kreeg hij van een vertrouweling in Napels te horen dat bekend was geworden dat de informatie over de senator uit Nederland kwam, van een Italiaanse informant.

Woest was hij. Bleek die Nederlandse agent toch niet te vertrouwen? Hij kon het zich niet voorstellen. Alles verliep volgens plan, en dit kon absoluut niet.

Hij belde met Nick en die drukte hem op het hart dat de informatie niet van hem af kwam.

Het zou kunnen, het stelde hem in ieder geval iets gerust.

Hij ging weer liggen, maar een paar minuten later voelde hij zich onrustig. Als er dingen uitlekken, dan kan dat alleen van de kant van de politie komen. Maar als er een groter belang is?

Toen klonk een piepje. ‘Ze weten waar je zit.’

Verdomme.

Giovanni sprong op, opende voorzichtig het raam en luisterde.

Boven het zachte geruis van de zee en het immer aanwezige lawaai van de grote stad, hoorde hij de motor van een auto draaien. Hij keek voorzichtig door een kier van het gordijn. Een wagen reed langzaam door de straat van de buitenwijk, waar hij nu sliep. Even verderop stond een tweede auto.

Hoe kon dit? Hoe konden ze dit weten? Niemand kende dit telefoonnummer, behalve die Amsterdamse rechercheur. Wat had hij verkeerd gedaan?

Hij zag zijn telefoon liggen en besefte dat iemand hen afluisterde. Shit, dan waren ze snel.

Een van de wagens bleef stilstaan. Kennelijk wisten ze al waar hij verbleef, maar wachtten ze op bevestiging dat hij daar nu daadwerkelijk was. Hij trok zijn handschoenen en zijn jas aan, ging de kamer uit en verliet het appartementencomplex aan de achterkant.

Op het moment dat Giovanni een paar stappen buiten de deur had gedaan, kreeg iemand in de auto een telefoontje waarin kort werd bevestigd dat Giovanni inderdaad zojuist vanuit het appartement een gesprek had gevoerd. Twee seconden later verscheurde een enorme ontploffing de nacht. Giovanni werd tegen de grond geslagen door de luchtdruk. Hij voelde de hitte over zich heen vegen en werd tegen zijn schouder geraakt door een van de stukken steen die om hem heen vlogen. Wonderlijk genoeg misten alle grote delen hem. Hij kroop snel weg over de grond, tot hij weer kracht genoeg had om op te staan en weg te rennen. De mannen op straat, die het explosief tot ontploffing hadden gebracht, stonden naast hun auto en bewonderden het effect van hun moordende werk.

Giovanni sloop weg en rende de straat over, in de hoop dat niemand hem zou zien.

Toen hij twee straten verder was en veilig dacht te zijn, hoorde hij achter zich een auto langzaam naderen.

Ze mogen mijn gezicht niet zien, dacht hij wanhopig. Ze hebben mijn stem misschien gehoord, maar niemand kent dit gezicht en dat moet zo blijven. De wagen kwam dichterbij en zou snel bij hem zijn om het karwei af te maken.

Voordat het zover was, stak Giovanni zijn hand in zijn binnenzak en haalde er een zonnebril uit. Nadat hij die had opgezet, trok hij een pistool. Hij draaide zich om, knielde op straat en vuurde twee keer in de richting van de auto. Hij raakte beide malen de voorkant van de motorkap.

Hij zag de chauffeur en de bijrijder in paniek wegduiken. De chauffeur gaf instinctief gas en gooide zijn stuur naar rechts om de kogels te ontwijken, waardoor hij tegen een geparkeerde auto aanreed.

Hij had geen van tweeën geraakt, maar ze hadden zijn gezicht niet gezien, daar was hij van overtuigd. Omgekeerd had hij ook niet goed kunnen zien wie er nu precies in de auto zaten. Maar goed, dat zou later wel duidelijk worden. Hij rende de straat uit en wist ongezien te verdwijnen. Voorlopig was hij in veiligheid.

==

***

==

Nick en Houdini liepen de donkere gang in en wachtten. Niets te zien, niets te horen. Langzaam daalden ze de trap af, Nick voorop, voorzichtig om de hoek kijkend of daar iemand stond. Niemand op de eerste verdieping, geen deuren die open stonden, niemand die hen onverhoeds kon bespringen of erger. Het was doodstil in het hotel.

Beneden was de buitendeur afgesloten, maar simpel van binnenuit te ontsluiten. De adrenaline raasde door Nick, toen hij zich langzaam voorover boog om de steeg in te kunnen kijken. Een hoog hangende, zwakke straatlamp zorgde voor zacht bewegende schaduwen over straat. Er stond twintig meter verderop een auto geparkeerd, strak tegen de muur van een woning aan. Voor zover hij kon zien, zat er niemand in.

‘En?’ fluisterde Houdini achter hem.

‘We gaan.’

‘Wat is dit?’ klonk ineens achter hen.

Ze draaiden zich om, hun hart bonkend in hun lijf. Daar stond, in zijn pyjama, met daaroverheen een haastig aangeschoten kamerjas, de oude hoteleigenaar.

‘We moeten weg,’ zei Nick.

De hoteleigenaar keek nieuwsgierig om Nick heen naar buiten. ‘Waarom?’

‘Dringend werk. Maar het geld wordt geregeld, maakt u zich geen zorgen.’

De eigenaar keek hem argwanend aan. ‘Ik krijg mijn geld wel, op welke manier dan ook.’ Hij keek nog eens naar buiten, benieuwd wat daar aan de hand was. ‘Ga dan,’ zei hij. ‘Als je weg moet, moet je weg.’

Nick keek nog een keer de steeg in. Het was niet moeilijk je daar te verschuilen. Het was ook niet moeilijk in te zien dat de belangen veel groter waren dan hij ooit gedacht had. Ze hadden er kennelijk alles voor over om te weten wie de informant was. Luigi leek hem niet het type om onnodig alarm te slaan.

‘Ga dan. Ik wil slapen,’ drong de hoteleigenaar aan.

Nick liep de steeg in, gevolgd door Houdini. Achter hen werd de deur direct gesloten, waarna de sloten stevig werden dichtgedraaid.

Langzaam liepen ze richting Piazza Venezia. Ieder geluid wat op andere momenten normaal klonk, deed hen opkijken. Het plein lag er, vreemd genoeg, totaal verlaten bij. Aan het eind verrees het enorme monument en in de verte stond het Colosseum te stralen in enorme spots. Er reden een paar taxi’s en een enkele eenzame scooter over het plein, maar verder was het opvallend leeg.

‘Zouden ze hier wachten?’ vroeg Houdini.

‘Dat zei hij. Er zou hier een auto staan.’

Maar er was geen auto te zien. Een dronken man, onder het balkon van Mussolini, zette zijn fles aan zijn lippen, en nam vervolgens de pose aan van de dictator, door zijn armen over zijn borst te kruisen. De fles wijn stak langs zijn arm omhoog als een wapen. Daarna schreeuwde hij iets en liep door.

Er was geen spoor van een auto die hen op kwam halen, alle auto’s scheurden langs hen heen, onderweg naar andere plekken en mensen. De spaarzame auto’s reden vanuit de brede Via del Corso het Piazza op, om daar flink gas te geven en vervolgens met een enorme vaart de brede weg richting Colosseum op te rijden.

Uit een kleine zijstraat waren flitsen van een blauw zwaailicht te zien. Met een slakkengang kwam een blauw-witte surveillancewagen van de Polizia di Stato aangereden.

Het vreemde was dat de wagen, ondanks dat de zwaailichten aanstonden, geen enkele haast leek te hebben. De agenten hingen in hun stoelen en bekeken de omgeving nauwelijks met aandacht. Aan het begin van de Piazza hield de wagen halt, en namen de agenten uitgebreid de tijd om Nick en Houdini te observeren. Na een minuut reed de wagen langzaam in hun richting en stopte op de rijbaan ter hoogte van waar zij stonden. Het raampje van de bestuurder werd opengedraaid en de agent achter het stuur maakte een gebiedend ‘kom hier’-gebaar.

‘Moeten we bij u zijn?’ vroeg Nick in het Engels.

De agent leek hem niet te verstaan. ‘Tourist?’ vroeg hij.

‘Tourist,’ beaamde Nick.

‘Passaporte, beval de agent en stak zijn hand uit.

Nick knielde bij het portier, maar werd verontwaardigd achteruit gewezen. ‘Wij zijn ook van de politie,’ zei hij daarom maar.

‘Passaporte,’ zei de agent nogmaals, nu iets dreigender. Zijn collega boog zich voorover en keek voor hem langs naar Nick en Houdini. Er werd kort en onverstaanbaar overlegd. De twee agenten stapten uit en kwamen bij hen staan.

Er werd iets in het Italiaans gezegd.

‘Ik versta dat niet,’ zei Nick. Hij zag dat de bijrijder zijn hand op zijn wapen legde. Beide agenten duwden Nick en Houdini achteruit, een donkere nis van een gebouw in. Er klonk een bits bevel.

‘Ik weet niet wat je zegt,’ wilde Nick duidelijk maken. ‘Wij zijn collega’s. Polizia,’ zei hij, terwijl hij op Houdini en zichzelf wees. Hij wilde zijn portemonnee uit zijn achterzak halen om zijn legitimatiebewijs te tonen, maar een streng ‘No, no,’ van de agent hield hem tegen.

‘Wij, polizia, verdomme!’ zei Nick. ‘Interpol, eh... Alessandro Anguiari!’

Het interesseerde de agent niet. Hij maakte een ronddraaiend gebaar naar Nick, ten teken dat hij met zijn gezicht naar de muur moest gaan staan.

‘Wat zijn ze van plan?’ vroeg Houdini wantrouwend.

Silenzio!’ beval de agent.

Op dat moment klonken sirenes vanaf het plein. Nick keek over zijn schouder en zag tot zijn opluchting van verschillende kanten auto’s met zwaailichten aan komen rijden. Hoewel, ze reden niet echt, ze vlogen meer. Dwars over het plein kwa-men de drie wagens tot stilstand, bijna tegen de auto van de politie.

Er sprongen zes mannen uit, gekleed in kogelvrije vesten, waarop ros stond, die hun machinepistolen op de twee agenten richtten en kortaf niet mis te verstane bevelen blaften. Geschrokken deinsden de agenten achteruit, waarna ze nog verder werden weggetrokken door de mannen van de ros. Een van hen liep naar Nick en Houdini.

‘Amsterdam?’

Nick knikte opgelucht. De telefoon van de agent ging. Hij gaf hem aan Nick. ‘Ja?’ zei hij.

‘Met Luigi. Ga maar met ze mee. Alles is nu veilig. We zien elkaar morgen in Napels.’

‘Prima. Bedankt,’ zei Nick.

‘Geen probleem,’ zei Luigi.

‘Kom maar,’ zei de agent van de ros.

‘Gaat het?’ vroeg Nick aan Houdini.

‘Ja hoor,’ antwoordde die, met grote ogen.

==

In colonne reden ze rustig door Rome, tot ze bij een aantal grote gebouwen in een groene omgeving kwamen, een park waarschijnlijk. Er stonden hoge, felverlichte hekken omheen, een zwaarbewapende bewaker bij de ingang controleerde de eerste wagen en wuifde de rest door. Ze reden nu op een kazerneachtig terrein en stopten bij een wit gebouw. De agenten stapten uit en begeleidden Nick en Houdini naar wat men een spartaanse hotelkamer zou kunnen noemen.

Luigi had hun verteld over een enorme explosie die een woning had verwoest. De telefoon van Giovanni was op dat adres ook door de ros uitgepeild. Er was echter geen slachtoffer aangetroffen, wat kon betekenen dat Giovanni op tijd weg was.

‘Mogelijk door een sms die u net op tijd heeft verstuurd,’ zei Luigi.

Nick zei niets.

‘Ik bewonder uw pogingen om uw pentito te beschermen,’ zei Luigi. ‘U moet echter niet vergeten dat er mensen zijn die erg ver gaan om hun doel te bereiken.’

‘Camorra of anderen?’

Luigi haalde zijn schouders op. ‘Is er een verschil? Hier kunnen jullie nog even veilig slapen. Morgenochtend vertrekken we naar Napels.’

Er stonden twee opgemaakte bedden, ieder aan een zijde van de muur. Twee kasten en een wastafel met een spiegel erboven. Er lag grijs zeil op de vloer en de muren waren keurig wit geverfd.

‘Wat is dit?’ vroeg Houdini.

‘Ik denk dat ze wel eens meer gasten hebben. De ros is onderdeel van het leger. Dit is gewoon hun kazerne.’

Hij ging op het bed liggen.

‘Wat was dat eigenlijk voor dossier dat je in je kast had liggen? Dat hebben ze vast gezien,’ zei Houdini, die niet over de gevaren en de poging tot moord op Giovanni durfde te beginnen.

‘Nepdossier. Allemaal valse namen erin,’ zei Nick.

‘Wist je dat ze zouden gaan zoeken?’ vroeg Houdini verbaasd.

‘Ik vermoedde het. Ze zijn er verschrikkelijk op gebrand te weten te komen wie de informant is. Ik vroeg me al af wat ze ervoor over zouden hebben.’

‘En zijn je vragen beantwoord?’

‘Met die ontploffing? Lijkt me wel,’ zei Nick.

Er viel een zware stilte.

‘Dat van vannacht... die twee politieagenten die ons controleerden. Het kan toeval geweest zijn, maar ik weet het niet. Ik weet zeker dat we in Rome de hele tijd gevolgd zijn,’ zei Nick. ‘Zelfs tot in ons hotel. Ze hoopten dat wij hen naar Giovanni zouden leiden.

‘Denk je dat ze ons ook iets zullen aandoen?’

‘Ik weet het niet. Ik wil het ook niet uitvinden, kan ik je vertellen. Zolang we hier zitten, zijn we veilig.’

‘O ja? Vertrouw jij die ros? Voor mij is het allemaal één pot nat.’

‘Ik vertrouw ze, zolang wij ervoor zorgen dat wij bepalen wat er gebeurt.’

‘Morgen brengen ze ons naar Napels,’ zei Houdini.

‘Ja,’ zei Nick langzaam. Hij zweeg even. Toen vroeg hij: ‘Als je terug wilt, gaan we terug.’

‘Nee, we gaan door. Giovanni is toch ook hier?’

‘Ze hebben geprobeerd hem op te blazen, weet je nog?’ zei Nick.

‘Jaja, dat weet ik. Het was geen vraag. Als hij hier is, moeten wij hier ook zijn. We hebben beloofd hem te beschermen. Dus gaan we morgen naar Napels.’

Na een halfuur viel Houdini in slaap. Nick bleef op bed liggen en staarde naar het plafond. Het leek erop dat de ros in ieder geval te vertrouwen was. Hij probeerde tegen beter weten in Giovanni te bellen, en kreeg het bericht dat de telefoon niet bereikbaar was.

==

De volgende ochtend namen dezelfde agenten van die nacht hen mee naar Napels. Wederom in colonne reden ze Rome uit, een wagen met zwaailichten voor zich en een achter zich. Nu werd er wel sneller gereden. Voordat ze de snelweg op reden, kwamen ze langs een enorm complex. Boven een enorme roodbruine toegangspoort stond ‘Cinecitta’.

‘Het Hollywood van Rome,’ zei Nick.

‘Ik heb nu even genoeg aan onze eigen film,’ antwoordde Houdini welgemeend.

Tol werd er op de snelweg niet betaald, de wagens scheurden door terwijl de rest stond te wachten. Alles wees erop dat de escorte nergens stil zou komen te staan. Op de driebaanssnelweg werd flink gas gegeven en het duurde ruim anderhalf uur voordat ze in de buurt van Napels kwamen en van de snelweg a56 afsloegen, Napels in.

Het leek er warmer en benauwder, en het verkeer was nog chaotischer dan in Rome. Maar het escorte leek zich opperbest te vermaken en reed links en rechts door het verkeer heen.

‘Waarom gaan ze niet lekker aan de rand van de stad zitten? Zo kun je toch nergens komen?’

‘Ze kijken eerst wie er aankomt,’ zei de chauffeur. ‘Voor een ambulance of een escorte maken ze nog wel eens ruimte. Maar als een huisarts, die ook een zwaailicht heeft, na een dag hard werken ’s avond snel thuis wil zijn, mag hij mooi achteraan in de rij aansluiten.’

Hij moest er zelf om lachen. Het was een redelijk snelle weg die ze door Napels aflegden, tot ze uiteindelijk de Corso Vittorio Emanuele afsloegen en vast kwamen te staan. Hun bijrijder greep het dashboard vast, omdat hun chauffeur via het trottoir een drukke kruising vermeed. Vloekend sprongen de Napolitanen opzij. Uiteindelijk stopte het escorte bij de Via Mario Morgantini en werden Nick en Houdini meegenomen, het commandocentrum van de ros in.

‘Welkom in Napels,’ zei Luigi.

In eerste instantie leek zijn kantoor op dat van Interpol. Ook hier veel donker hout en licht marmer op de vloer. Maar dit kantoor van de ros deed Nick veel meer denken aan zijn eigen afdeling. Grote schema’s op de muur, stapels dossiers in de kasten, maar vooral veel computers, waar de manschappen van de ros achter zaten te werken. Kennelijk waren er ook teams op straat, want er werd constant overleg gevoerd via telefoons en portofoons.

‘Is dit het hart van de strijd tegen de camorra?’

‘Onder andere,’ zei Luigi. ‘Er zijn er meer. Wij doen veel, maar toevallig is dit team nu bezig met de camorra.’

‘Met hoeveel man?’ vroeg Houdini.

‘Wij zijn met iets van tachtig man.’

‘Dat is niet veel.’

Luigi glimlachte. ‘We zijn niet de enigen, zoals jullie al gemerkt hebben. Er zijn meer teams die succes willen boeken. De polizia, maar we hebben ook een nieuwe groepering, de dia.’

‘En dat is?’

‘Direzione Investigativa Antimafia. Daar zit de politie in, de carabinieri en de financiële politie, de Guardia di Finanza. Ze werken samen met het parket, de dda, Direzione Distrettuale Antimafia. Waar onderzoeksrechter Nadia Mancuso werkt.’

‘Ik snap het,’ zei Nick.

‘Heeft u uw telefoon nog aan staan?’ vroeg Luigi.

‘Ja,’ zei Nick.

‘Dan moeten we ervan uitgaan dat zij weten dat u in Napels bent,’ zei Luigi.

‘Wie zijn zij?’

‘Tja...’ zei Luigi. ‘Dat kan iedereen zijn. Er gaat het gerucht dat bijna alle politiebureaus vierentwintig uur per dag worden afgeluisterd door de maffia. Er wordt zelfs gezegd dat de maffia zelf, via de telefoonbedrijven, iedereen kan afluisteren. Dit is Napels, collega. Dit is Italië. U moet nergens van staan te kijken. Dat doen wij ook niet.’

‘Wat willen ze dan van ons?’

‘U heeft iemand beloofd zijn naam niet bekend te maken. Maar die naam is belangrijk, vooral nu bekend is geworden over wat voor gevoelige informatie deze man kennelijk beschikt. De verblijfplaats van een ontvoerde senator, bijvoorbeeld. U moet niet denken dat de camorra daar zo scheutig mee rondstrooit. Men wil hem kennelijk de mond snoeren, voordat hij te veel verraadt.’

‘Waarom heeft u mijn telefoon dan afgeluisterd?’

‘Omdat ook ik wil weten wie de informant is,’ zei Luigi zonder enige schaamte. ‘Hij is nu in Napels, dat weten we gezien de aanslag. We mogen aannemen dat hij zich nu bijzonder goed schuilhoudt. En ja, iemand die niet gevonden wil worden, die wordt niet gevonden in deze stad.’

Hij liet Nick en Houdini voorgaan in een kamer, waar een groot raam uitzicht gaf op de kamer ernaast.

‘Misschien vinden jullie het leuk om even mee te kijken,’ zei Luigi en liep de deur uit. De andere kamer was duidelijk een verhoorkamer, het raam waar ze doorheen keken een eenzijdig spiegelende ruit.

Achter een eenvoudige tafel zat een man met zijn armen over elkaar naar de spiegel te staren. Hij had een trotse uitstraling en zag er ondanks zijn leeftijd goed verzorgd en getraind uit.

Luigi liep de verhoorkamer in en ging tegenover de man aan de tafel zitten. Even later kwam iemand van de ros bij Nick en Houdini binnen, die kort knikte en achter hen ging staan. ‘Hij gaat uiteraard verhoord worden in het Italiaans. Jullie mogen meekijken en ik zal het verhoor voor jullie vertalen,’ zei hij.

‘Dank u,’ zei Nick. ‘Is dit een hoge baas van de camorra?’

‘Een hele hoge,’ antwoordde de agent. ‘Leider van de Valluti clan.’

‘Ah,’ zei Nick.

‘Toen we de inval deden, bevond hij zich bij de senator in de woning.’

==

‘Goed, laten we verdergaan,’ zei Luigi achter het raam.

De agent vertaalde de zin snel en goed in het Engels.

De Valluti-leider knikte naar Luigi.

‘Uw clan, de Valluti clan, voert oorlog tegen de clan van de Tre Tenori. Maar tijdens deze oorlog ontvoerde u ook de senator. Ik vraag me af waarom. Ik denk dan ook dat de ontvoering voor u van groot belang was. Wat was u van plan met de senator?’

‘U verwacht dat ik u antwoord geef?’ sneerde de man met een diepe, zachte stem.

‘Dat is geheel aan u. Ik stel u de vragen, en u beslist of u antwoord geeft. U heeft de senator verplaatst, vlak voordat wij daar een inval deden. Van wie kreeg u de informatie dat wij onderweg waren?’

‘Het verbaast mij dat u denkt dat ik hierop antwoord geef.’

‘Uw clan is teruggebracht tot niets. Uw ontvoering is jammerlijk mislukt. U zult het daglicht niet meer in vrijheid zien. Wordt het geen tijd om eens te kijken of er misschien niet ergens nog een lichtpuntje te vinden is?’ vroeg Luigi.

De man glimlachte. ‘U vraagt mij om mee te werken met justitie?’

‘Er zijn mogelijkheden voor de toekomst, signor Valluti. Uw broer, zijn vrouw en zijn zoon zijn in Keulen vermoord.’

‘U hoeft me niet te herinneren aan de tragedies. Ik zal zelf afrekenen met de laffe hond die dit op zijn geweten heeft. En wat betreft uw aanbod: justitie zal mij nooit kunnen bieden waar ik recht op heb. De wraak voor mijn familie.’

‘Ik begrijp uw woede en ik begrijp ook dat er regels zijn voor wraak. We laten dit onderwerp rusten. Wat was uw bedoeling met de senator? Waarom een senator ontvoeren?’

‘U vraagt te veel.’

Er viel een stilte.

‘Er zijn mogelijkheden, nu, die eerst onvoorstelbaar waren. Een nieuwe naam, een nieuw paspoort, een nieuw land.’

‘Een kat heeft negen levens, dottore. Ik heb er maar een. En geen van uw rechters kan mij een tweede leven geven.’

Hij ging achterover zitten en zweeg. Ook Luigi zweeg.

‘Gebeurt het wel eens dat ze meewerken?’ vroeg Nick.

‘Zelden,’ zei de agent. ‘Nooit, bijna. Het valt me nog mee wat hij allemaal zegt.’

‘Klopt het dat jullie niet met anonieme getuigen mogen werken?’ vroeg Nick.

‘Dat klopt. Pas als de verdachte of de getuige een formele verklaring aflegt, is het allemaal rechtsgeldig. We kunnen niet met verklaringen zonder naam of handtekeningen werken.’

Nick’s telefoon ging en hij nam op.

‘We moeten praten,’ zei Giovanni.

‘Geef me het nummer waar je zit, niet je mobiele nummer, dan bel ik je direct terug. Mijn batterij is bijna leeg,’ zei Nick snel en schreef op wat Giovanni hem daarna dicteerde.

‘Kan ik hier ergens bellen?’ vroeg Nick. De agent knikte en nam hem mee naar een telefoon die in de hal hing. Nick belde naar Giovanni.

‘Alle telefoons worden afgeluisterd,’ zei Nick. ‘Maar zo snel kunnen ze niet meeluisteren.’

‘Ja, daar ben ik achter gekomen, dat we afgeluisterd werden,’ mompelde Giovanni.

‘Is alles goed met je?’

‘Ik had hier nooit aan moeten beginnen,’ zei Giovanni.

‘Laten we elkaar ergens ontmoeten. Zometeen. Jij kent Napels, dus waar is het veilig om af te spreken?’

‘Ik weet niet of we dat op dit moment moeten doen,’ zei Giovanni.

Nick dacht diep na. ‘Ik heb hier genoeg van. Wij maken de regels, jij niet. Is dat duidelijk? Anders zijn jouw vingerafdrukken binnen een uur in Napels. Noem een drukke plek. Zorg dat je niet gevolgd wordt,’ zei Nick bars.

‘Dat kan ik beter tegen jou zeggen,’ bromde Giovanni. ‘Dit is niet de tijd om dreigementen te uiten, lijkt me. Het zijn klootzakken met wie we te maken hebben, dat kan ik je vertellen.’

‘Dat heb ik door. Als we het goed doen, komen we er wel uit,’ zei Nick.

‘Hm,’ zei Giovanni. ‘Dit is wel Napels.’

‘Zal wel,’ zei Nick.

Giovanni noemde een plek en een tijdstip.

‘Tot straks,’ zei Nick.

==

Luigi zat nog steeds in een uitzichtloos verhoor met de leider van de Valluti clan. Het leek erop dat het gesprek nog wel even zou duren.

‘Wij gaan ondertussen even wandelen,’ hadden Nick en Houdini gezegd tegen de vertalende agent. Die had zijn schouders opgehaald.

Op straat hadden ze de weg gevraagd naar het café Gambrinus, wat niet moeilijk was, omdat ze alleen de straat uit hoefden te lopen waar het commandocentrum van de carabinieri gevestigd was. Een lange wandeling over een rechte weg, ideaal om te zien of je achtervolgd werd. Dat was het voordeel van rechercheur zijn: je kende alle trucjes van achtervolgers, omdat je ze zelf ook zo vaak toepaste.

Aan het einde van de Via Toledo lag het Piazza Pebliscito, dat net was omgetoverd van een bushalte en een parkeerplaats tot een enorm voetgangersgebied. Toen ze het plein betraden, waren ze er dan ook zeker van dat niemand hen volgde. Nick haalde de batterij uit zijn telefoon, zodat niemand hem kon peilen. Ze liepen een prachtig grand café in en gingen achterin aan een tafeltje zitten. Het was een plek waar alleen maar toeristen zaten.

Naast hen zat een man in een kostuum op een laptop te werken, zijn zonnebril op, wat in Italië heel normaal scheen te zijn. ‘Weet u misschien of ik hier mag roken?’ vroeg de zakenman.

Pas na twee keer kijken herkende Nick Giovanni.

‘Jullie zijn niet gevolgd?’

‘Nee, jij?’

‘Natuurlijk niet. Al probeerden ze het wel, de schoften,’ zei Giovanni.

‘Wie? Wij zijn ook gevolgd. Door wie? De politie of de camorra?’

‘Politie, politiek, maffia, ze zijn hier allemaal inwisselbaar,’ zei Giovanni.

‘Wie heeft jou geprobeerd op te blazen?’ vroeg Nick.

Giovanni haalde zijn schouders op. ‘Als je dood bent, maakt het weinig uit waardoor dat komt. Het kan iedereen zijn.’

‘Ik begin dat ook door te krijgen,’ zei Nick. ‘We moeten haast maken, want onze tegenstanders deinzen nergens voor terug. Wat wil je van ons? Of wil je iets van de Italiaanse autoriteiten? Ik heb begrepen dat er tegenwoordig veel mogelijk is op het gebied van getuigenbescherming. Wil je dat? Wil je dat niet? Er moet duidelijkheid zijn, absolute duidelijkheid over wat je wilt. Mijn belangrijkste vraag is dus: je bent nu in Italië, zonder dat iemand daar iets van weet. Waarom zou je nu nog verder praten? Wat is je motief?’

‘De camorra is verworden tot een bende van lafaards en eerlozen. Ik heb dingen gedaan die niet goed waren en dat weet ik.’

‘Wil je met de Italiaanse autoriteiten praten? Zij kunnen je meer bieden dan wij,’ drong Nick aan.

‘Ik weet het niet. Ik wil er een punt achter zetten. Klaar. En toch twijfel ik tussen mijn eergevoel en mijn angst,’ zei Giovanni.

‘De informatie over de senator was goed. Wat mij betreft kun je nu stoppen. De terugkeer van de senator is een mooi succes voor iedereen. Hij wil ons persoonlijk bedanken,’ zei Nick.

‘Werkelijk?’ vroeg Giovanni geïnteresseerd. ‘Dat is heel mooi. Wanneer?’

‘Geen idee. Maar luister: iedereen wil weten wie je bent. We moeten ze iets vertellen.’

‘Ik vind jullie sympathiek, werkelijk waar. Maar je hebt geen enkel idee met wie je te maken hebt. Iedere stap moet voorzichtig gezet worden. Je hebt niemand mijn identiteit gegeven, mijn foto’s, vingerafdrukken? Daar ben je zeker van?’

‘Dat heb ik je beloofd.’

‘Ik geloof jullie, ik geloof jullie,’ haastte Giovanni zich te zeggen. ‘Gebruik Houdini’s telefoon om mij te bellen, dat nummer kent niemand nog. Ik moet nadenken met wie ik in Italië wil praten.’

‘Denk snel,’ zei Nick. ‘Ik wil niet te lang in dit idiote land blijven.’

‘Vandaag nog,’ zei Giovanni en stond op. Hij boog zich nog even naar Nick. ‘Hebben jullie gehoord van de moorden in Duitsland?’ vroeg hij.

‘In Keulen? Iets met de Valluti clan?’ herinnerde Nick zich van het verhoor dat hij zojuist had bijgewoond.

Esatto, de moordenaar is Davide Rubini van de Tre Tenori. Hij is op dit moment terug in Napels, gevlucht uit Duitsland. Hij zit hier.’ Hij gaf Nick een papiertje met een adres.

‘Mogen we dat doorgeven?’

Giovanni haalde zijn schouders op. ‘Voor mijn part. Dat houdt ze misschien weer even rustig. Wat weten jullie van de Valluti clan?’

‘Wil je van ons horen dat zij achter de ontvoering van de senator zaten?’

Een glimlach speelde om Giovanni’s mond. ‘Jullie moeten vandaag door Napels wandelen. Ze moeten mij hebben, niet jullie. Bekijk rustig de stad. Bekijk vooral de onderwereld.’

‘Daar zien we al genoeg van,’ glimlachte Houdini.

‘De echte onderwereld. Zoek die maar eens op. Die kan interessanter zijn dat wat er boven speelt. En waag eens een gokje bij de lotto,’ zei Giovanni. ‘Schrijf op. Kom, schrijf op.’

Nick pakte een pen en een viltje van Nastro Azzuro bier dat op het tafeltje lag.

‘Nummer 9, nummer 57 en nummer 59,’ zei Giovanni.

Nick probeerde de nummers op te schrijven, maar zijn hand trilde. Het viel Houdini op.

‘Deze nummers moet je spelen,’ ging Giovanni door. ‘Ze zitten al een hele tijd in de familie. Kun je je het verhaal van mijn moeder herinneren? Hoe ze de lotto speelde? Deze nummers brengen je vast geluk.’

Op het kaartje had Nick de drie getallen opgeschreven. Hij wilde niet laten merken hoe het trillen hem verontrustte. ‘Betekent het ook nog iets?’ vroeg hij zo luchtig mogelijk.

‘Vast wel,’ zei Giovanni. ‘Alle Napolitanen zijn bijgelovig, dat weet je toch?’

Hij gaf Nick en Houdini een hand, zette zijn grote zonnebril op en verliet snel en onopgemerkt het café.

‘Wat is er met je hand?’ vroeg Houdini.

‘Niks,’ zei Nick en ging betalen.

==

Nick en Houdini spraken met Luigi af dat ze later die dag verder zouden praten, maar dat ze eerst wat wilden bijkomen en de stad zien.

‘Prima,’ zei hij. ‘Goed idee. Ik laat jullie de stad zien.’

De eerste indruk van Napels was geweest dat de stad warm en smerig was, en stonk. Maar na een aantal uren en evenzovele plekken waar toeristen zelden kwamen, werden Nick en Houdini gegrepen door de grillige schoonheid van de stad.

Ze gingen met de funicolare, het beroemde kabeltreintje, de berg Vomero op waar de senator woonde. Daar hadden ze een magnifiek uitzicht over de baai van Napels en de Vesuvius.

‘Daar, achter de Vesuvius, was het eerste adres dat jullie doorgegeven hadden. Daar beneden, richting haven en Posillipo, zat hij werkelijk. In een villa die onder een valse naam door de Valluti clan gehuurd was.’

‘Hoe kunnen mensen dit zo’n stad aandoen?’ vroeg Houdini. ‘Hier kan je toch alleen maar van houden?’

‘O, maar dat doen ze ook,’ zei Luigi droog. ‘Op hun manier.’

Ze gingen terug met een andere funicolare, een van de drie waarmee ze de Vomero konden afdalen. In het bovengebouw bewonderden ze de enorme kabels en het raderwerk dat de treintjes naar boven en beneden liet rijden. Niet alleen de baan liep schuin, ook het station was onder een hoek van veertig graden gebouwd.

‘Als iemand het over de onderwereld in Napels heeft, maar hij zegt erbij dat het een letterlijke onderwereld is, wat bedoelt hij dan?’ vroeg Nick, terwijl het treintje langzaam zakte.

‘De sottosuolo,’ zei Luigi. ‘Heb je daarover gehoord?’

‘Alleen dat het de moeite waard is.’

‘Het grote mysterie dat de eerste Napolitanen, de Parthenopeans, ons hebben nagelaten,’ zei Luigi. ‘Miljoenen vierkante meters ruimte onder de stad, gedurende drieduizend jaar uitgehouwen. Napels is de enige stad ter wereld die gebouwd is door zichzelf te ondermijnen.’

‘Loopt er een stad onder de stad?’ vroeg Nick.

‘Een parallelle stad noemen wij het. Duizenden gangen, doolhoven en enorme ruimtes, uitgehouwen in tufsteen. We weten de helft nog niet van wat er loopt. Aquaducten, kerkhoven, een autokerkhof zelfs. Als we tijd hebben, zal ik het je laten zien. Heel Napels heeft in de Tweede Wereldoorlog geschuild onder de stad.’

‘Kom je hiervandaan?’ vroeg Houdini.

‘Ik niet. Ik ben geboren in Rome, en wij noemden dit altijd Afrika. Tot ik erachter kwam dat mijn familie hiervandaan kwam. Mijn vader heeft het me nooit willen vertellen, misschien uit schaamte. Maar mijn overgrootmoeder is hier geboren, en gestorven tijdens een bombardement door een zeppelin in de Eerste Wereldoorlog. Stomme manier om dood te gaan, trouwens. Als je doodgaat bij een bombardement, vooruit. Maar vanuit een zeppelin? Dat klinkt stom.’

Ze verlieten het station en stonden weer midden in de drukte.

‘Hebben jullie honger?’ vroeg Luigi. ‘Als je in Napels bent, móet je pizza eten. Ik breng jullie naar een geweldige pizzeria. Wil je de lekkerste pizza of de bekendste pizzeria?’

‘De lekkerste, natuurlijk.’

‘Prima, dan gaan we naar het Centro Storico. Kom kinderen, houd je portemonnee in de gaten, ik kan niet op alles letten.’

==

Pizzeria Di Matteo had qua uiterlijk net zo goed in de Jordaan kunnen liggen. Een klein restaurant, vol met tafeltjes. Er stonden mensen tot buiten in de rij om een pizza op te halen. Opvallend genoeg werd Luigi gelijk naar binnen gewuifd en werd voor hem een tafeltje vrijgemaakt.

Dutto...’ zeiden de obers, als verwelkoming voor de gast die ze kenden en respecteerden.

‘Wat maakt dit zo speciaal? We hebben in Amsterdam ook pizzeria’s met echte Italianen,’ zei Nick.

Luigi kreeg ook onmiddellijk sterke koffie voorgeschoteld en zonder dat er naar een bestelling gevraagd werd kwamen drie pizza’s op tafel.

‘Dus jij denkt dat jullie in Amsterdam ook pizza kunnen eten,’ lachte Luigi. ‘Ga je gang en houd vol dat het zo is, als je durft. Ze schuiven je hoogstpersoonlijk in de oven.’

Nick en Houdini moesten al bij de eerste hap toegeven: dit was met kosmische afstand de beste pizza die ze ooit gegeten hadden. Achter de toonbank en bij de houtgestookte oven keken de werknemers tevreden toe.

‘En, wat hebben jullie besproken met de informant?’ vroeg Luigi tussen twee happen door, zo zacht dat niemand hen kon horen.

‘Dat hij ons zou laten weten wat hij ging doen. Praten of niet,’ antwoordde Nick.

‘Heel goed,’ zei Luigi.

‘Weet je al wie ons afluisterde?’

Luigi schudde van nee. ‘Als het gebeurt, is het illegaal. Dat kan wel, alles kan hier. Onthoud dat.’

‘Heeft Alessandro de ontvoerders van de senator ingelicht dat hun schuilplaats in Amsterdam bekend was geworden?’

‘Het kan. We zijn bezig dat te onderzoeken.’

‘Kan hij de camorra op ons af gestuurd hebben om uit te zoeken wie de informant is?’

Luigi keek om zich heen. ‘Ook dat kan. Jullie informant weet echt heel veel, als hij zo snel achter de verblijfplaats van de senator kon komen. Bovendien geeft het feit dat jullie gevolgd en afgeluisterd worden dat ook aan. Het is kennelijk erg belangrijk voor de camorra om hem het zwijgen op te leggen, voor hij te veel vertelt. Wij kunnen hem beschermen, maar dan moeten we natuurlijk wel weten wie hij is.’

‘Ik weet het, maar ik kan hem niet dwingen. Ik probeer hem jullie kant op te duwen, maar hij moet wel willen. Hij heeft nog wel iets gezegd, trouwens.’

‘Wat?’

‘Over de moorden in Keulen, waar je het met de ontvoerder van de senator over had.’

‘Ja?’

‘Die zijn gepleegd door Davide, van de Tre Tenori clan.’

Luigi keek Nick wat meewarig aan. ‘Maar dat weet iedereen in Napels. De hele oorlog gaat tussen de Valluti clan, die ook in Duitsland zit, en de Tre Tenori. Misschien is jouw pentito toch niet zo belangrijk, als hij nu met dit soort onzin komt.’

Nick gaf hem het papiertje dat hij van Giovanni had gekregen. ‘Is dit ook onzin?’

Omzichtig vouwde Luigi het open en bekeek het adres dat erop stond. ‘Zit Davide hier?’

‘Hij zegt het.’

‘Zal ik alweer mijn mening moeten herzien, als dit blijkt te kloppen,’ zei Luigi droog en stond op. ‘Vanavond wil de senator jullie de hand schudden. Hij wil op grootse wijze voor het eerst weer in het openbaar verschijnen in het San Carlo theater, hier in Napels. Jullie zijn uitgenodigd om hem te ontmoeten. Hij wil jullie persoonlijk bedanken.’

‘Voor mij hoeft het niet,’ zei Nick.

‘Dat snap ik, nuchtere Hollander. Maar doe het alleen al voor het San Carlo theater, dat moet je zien. Werkelijk. En schud hem gewoon even de hand. Het is bijzonder onbeleefd om te weigeren, en het zal de internationale betrekkingen goed doen.’

Houdini knikte al ‘ja’.

‘Bovendien heeft hij jullie de mooiste overnachting aangeboden die er is, uit dankbaarheid,’ ging Luigi verder. ‘Jullie zijn uitgenodigd om bij hem te logeren in zijn villa aan de kust.’

Voordat Nick kon protesteren, hief Luigi zijn hand op.

‘En ook dat valt niet te weigeren. Het is een uur rijden vanaf hier, maar het is de mooiste plek op aarde, aan de kust van Amalfi. Als jullie me nu excuseren, dan ga ik hier even naar kijken.’ Hij wapperde met het papiertje met daarop het schuiladres van Davide. ‘Kom maar mee naar het commando.’

==

Nick en Houdini bleven de daaropvolgende uren in het bureau. Buiten hadden ze weinig te zoeken, en de mannen van de ros maakten zich op om Davide Rubini op te sporen en te arresteren.

Luigi had hun een kantoor toegewezen, waar ze konden wachten. Houdini ging in een hoek tegen de muur zitten. Nick stond voor het raam en keek schuin naar buiten, de drukte van Napels in.

‘Ik ga even naar huis bellen,’ zei hij en liep de deur uit.

Nick draaide het nummer van Hanson. De telefoon werd opgenomen, en voordat Hanson zijn naam zei, hoorde Nick duidelijk wat vrouwelijk gegiechel, alsof er gestoeid werd om de telefoon. ‘Geef hier, geef nou,’ hoorde hij Hanson zeggen. Maar het was genoeg. Het gelach van de vrouw zou hij uit duizenden herkennen.

‘Met Hanson.’

‘Met Nick.’

‘Nick...’ klonk het verbaasd, en de stilte die aan de andere kant van de lijn viel, was pijnlijk duidelijk. ‘Wat is er? Waar bel je vandaan, je klinkt ver weg.’

Vandaar, dacht Nick. Hij ziet mijn nummer natuurlijk niet nu ik vanuit Italië bel. ‘Ik zit in Italië voor een onderzoek.’

‘Zozo... maffia, zeker!’ grapte Hanson.

‘Zoiets, ja. Luister, ik heb last van mijn hand en een raar gevoel in mijn arm.’

Hanson klonk meteen serieus. ‘Sinds wanneer?’

‘Dag of twee.’

‘Heb je verder klachten?’

‘Zwaar hoofd, maar dat kan ook door de situatie komen.’

‘Wat is er met je hand?’

‘Hij trilt.’

‘Hmm. Wanneer ben je terug?’ wilde Hanson weten.

‘Ik denk morgen.’

‘Ik zorg dat je onmiddellijk bij mij terecht kunt. Als het erger wordt, ga je daar direct naar een ziekenhuis, begrepen?’

‘Ja.’

‘Goed. Hou je taai,’ zei Hanson.

‘Doe ik. Doe Lisa de groeten,’ zei Nick.

Hanson zei niets, en Nick verbrak inwendig vloekend de verbinding.

26
L’atto finale dell’opera lirica

‘Ik hou niet van klassieke muziek,’ zei Houdini.

‘Ik ook niet,’ zei Nick.

‘Je zult dit prachtig vinden. Napels zien zonder de opera te zien is... ga nou maar gewoon mee naar het theater,’ zei Luigi afwezig.

Terwijl hij hen probeerde te overtuigen van een gang naar het San Carlo theater, hing hij met één oor aan de telefoon en met de andere volgde hij het drukke portofoonverkeer. Leden van de ros waren de schuilplaats van Davide Rubini, de laatst overgebleven leider van de Tre Tenori, dicht genaderd en hielden de woning waar hij zou verblijven in de gaten.

Direct na zijn terugkeer in Italië was hij kennelijk, zoals zo veel leiders van de maffia, uitgeweken naar een afgelegen plek op het platteland. De Siciliaanse leiders van de Cosa Nostra wisten zich op die manier al jaren te verschuilen voor de autoriteiten. De omertà, de zwijgplicht, beschermde hen die onzichtbaar wilden worden en blijven.

Voor de ros was het enorme voordeel van Davide’s schuilplek dat ze hem alleen maar hoefden te omsingelen. Ze maakten zich dit keer geen zorgen over het leven van een mogelijke gijzelaar in de woning, zoals het geval was bij de bevrijding van de senator. Ze hoefden alleen maar te zorgen dat hij onmogelijk kon ontsnappen, en konden hem bij wijze van spreken uitroken.

Van de tachtig leden van de ros lagen er veertig om de woning van Davide. Ze wachtten en hadden geduld.

==

***

==

Het San Carlo theater lag tot hun verbazing ook op loopafstand van het commando van de ros. Een flinke wandeling, dat wel, maar aan het eind van de drukke Via Toledo lag het theater aan het Piazza Trieste e Trento, dat door Luigi het Piazza San Fernando genoemd werd. ‘Zo kent iedereen het hier.’

Nick en Houdini wisselden even een blik van verwonderde verstandhouding, omdat het operagebouw waar ze naartoe gingen aan precies hetzelfde plein bleek te liggen als waar ze die ochtend koffie hadden gedronken met Giovanni.

Voor de ingang, onder de bogen van het imposante theater stonden drommen mensen, prachtig aangekleed, als een scène uit een romantische film, waarin de geliefden op elkaar af rennen in slow motion. Taxi’s stopten op de rijbaan voor het theater om een nieuwe lading glamour uit te laden.

Dit alles kon ook op geen andere plek plaatsvinden dan hier en nu, in Italië, in Napels. Hier wilde men gezien en bewonderd worden. Zelfs op dit tijdstip viel de hoeveelheid designer zonnebrillen op, hoewel de lage zon maar heel spaarzaam haar stralen over het plein veegde.

Nick en Houdini keken vanaf een afstand naar de prachtige choreografie van mensen die elkaar tegenkwamen: lachende en elkaar kussende vrouwen, mannen die elkaar omhelsden alsof ze elkaar jaren niet gezien hadden.

‘En wij in een overhemd zonder jasje,’ mopperde Houdini.

‘Maar met een mooie stropdas,’ zei Luigi, die hen beiden een Italiaanse designer stropdas cadeau had gedaan, op kosten van de ros. ‘Anders waren jullie er niet eens in gekomen. Stropdas verplicht, en als je eruitziet als een zwerver mogen ze je weigeren.’

‘Kom jij hier vaker?’

‘Een luitenant-kolonel van de ros weigeren ze nooit kaarten als hij daarom vraagt, maar ik ga zelden. Ik heb een zwager, Giovan Battista Caputo die, God betere het, bij de Polizia di Stato werkt, hier in de haven. Voor hem regel ik wel eens toegangskaarten, als hij iemand te vriend moet houden of als hij zich weer eens in de nesten heeft gewerkt, wat helaas nogal eens gebeurt. Ah, daar hoor ik de senator.’

Voorafgegaan door enkele motoren, die vakkundig het overige verkeer blokkeerden, arriveerde een gepantserde wagen bij het theater. Voor en achter werd de wagen geflankeerd door auto’s van de carabinieri en twee onherkenbare wagens. De deuren vlogen open en jonge agenten met zonnebrillen en kogelvrije vesten, voorzien van indrukwekkende H&K machinepistolen in hun hand en Glock negen millimeter pistolen op hun heup, scanden de omgeving voordat de zware deuren van de gepantserde wagen open mochten.

Toen dat gebeurde en senator Pergolesi uitstapte, gekleed in een elegant zwart kostuum, steeg een applaus en gejuich op alsof hij er persoonlijk verantwoordelijk voor was geweest dat de camorra een allesvernietigende klap was toegebracht.

Pergolesi poseerde geduldig en met een charmante glimlach voor de paparazzi en de serieuze pers, die deze eerste openbare verschijning sinds zijn bevrijding niet wilden missen. Pas nadat alle flitslichten gedoofd waren, draaide hij zich om en reikte met zijn hand in de auto. Een prachtige Cosima Pergolesi, gekleed in een dure designer jurk, stapte uit en poseerde zeer gewillig en bevallig voor de opnieuw oplaaiende flitslichten.

‘Is dat zijn vrouw?’ vroeg Nick verwonderd.

‘Wonderen gebeuren zelfs in Napels, mijn vriend,’ zei Luigi, die zich net als iedereen afvroeg wat deze prachtige vrouw aan de arm van een oude senator te zoeken had. ‘Maar vergis je niet in haar uiterlijk. Vanbinnen is het een valse slang.’ Hij peinsde even. ‘Toch moet hij iets goed doen om zo’n vrouw de zijne te mogen noemen.’

‘Hij heeft geld,’ concludeerde Houdini.

‘Of macht,’ zei Nick.

‘Waarom niet beide? Dubbel zo prettig,’ zei een vrouw achter hen. ‘Doe normaal zeg, jullie staren alsof jullie het achtste wereldwonder op benen zien. Zo mooi is ze nou ook weer niet, als je de Armani over haar hoofd trekt en de plamuur van haar gezicht veegt.’

‘Natuurlijk niet, procuratore,’ glimlachte Nick. ‘U ziet er overigens zelf wel uit als een achtste wereldwonder, als ik dat mag zeggen. Zelfs zonder Armani en plamuur.’

‘Bravo,’ zei Luigi bewonderend. ‘Voor iemand die niet uit Italië komt, leer je verdomd snel.’

‘Kijk hem staan, met zijn arrogante hoofd,’ zei Nadia, de uitgebreid glimlachende senator bekijkend die met zijn vrouw aan zijn hand het theater in verdween.

‘De schoft,’ zei Luigi.

‘Smeerlap,’ zei Nadia.

‘Verrader.’

Bastardo.’

Cornuto.’

‘Jullie mogen hem niet zo?’ vroeg Nick.

‘Nou ja zeg, waarom denk je dat?’ vroeg Nadia.

‘Ik zeg je dit in vertrouwen, omdat je ons ook hebt vertrouwd. Er is lange tijd onderzoek gedaan naar de senator. Ongetwijfeld heb je de geruchten ook gehoord dat hij contacten met de camorra heeft,’ zei Luigi.

‘Iedereen dacht dat hij daarom ontvoerd was. En vermoord. Dat heb ik gehoord, ja,’ zei Nick.

Esatto. Het onderzoek heeft veel aanwijzingen opgeleverd. Jarenlang veel verhalen, nog meer geruchten,’ zei Nadia.

‘Maar nooit harde bewijzen,’ zei Luigi. ‘Ik vertrouw hem in ieder geval voor geen meter.’

‘En je wilt wel dat wij bij hem gaan logeren? Lekker ben jij,’ zei Houdini.

‘Hij is en blijft senator, vergeet dat niet. Iemand met macht, met wie je rekening moet houden. En dus is nee zeggen bijzonder onverstandig,’ zei Luigi.

‘Genoeg geroddeld. Zullen we naar binnen gaan?’ vroeg Nadia.

==

Het theater was overweldigend. Aan weerszijden van de zaal rezen zes verdiepingen loges omhoog. Het toneel was majestueus groot en het plafond bestond uit een enorme en adembenemende schildering.

Voor het toneel zat een groot orkest in de orkestbak te wachten tot de voorstelling kon beginnen. Het toneel baadde in een zacht blauw licht, wat het decor, een met liefde gemaakt Siciliaans pleintje met een kerk, een maanovergoten aanblik gaf. In het centrum van de loges lag de Koninklijke loge met de kroon van het Koninkrijk van de beide Siciliën. Het kostte niet veel moeite om je voor te stellen hoe het er hier uitzag in de hoogtijdagen van de opera in Napels, met de prachtige kostuums van de gasten en de duizenden kaarsen die de zaal verlichtten.

‘Papier-maché,’ zei Luigi.

‘Wat?’ vroeg Nick.

‘De hele loge van de koning, de kroon en alles.’

‘Nee,’ zei Nick. ‘Dat geloof ik niet.’

‘Echt,’ grinnikte Luigi. ‘Net als zo veel in Napels. Niets is wat het lijkt.’

Hij wees op een klok boven het toneel. ‘Die daar, die is wel echt. Zie je die wijzer? Een vinger die de tijd probeert tegen te houden, maar daar niet in slaagt. Dat is pas een geslaagde metafoor, nietwaar?’

Als ware helden werden de senator en zijn vrouw ontvangen in de zaal en begeleid naar een van de loges. Niet de koninklijke loge, maar wel een dicht daar in de buurt.

Iemand in een statig kostuum kwam op hen af.

‘Mag ik uw kaarten even zien?’ vroeg hij.

Luigi gaf hem de kaarten, waarna de man ze met veel vertoon van drama verscheurde.

‘Zeg, neem me niet kwalijk. Is er soms iets mis?’ vroeg Nadia. Haar toon verried meteen dat er met haar niet te spotten viel.

‘Integendeel, onorevole. Wilt u mij misschien volgen?’

Hij ging hen voor, de zaal uit en de statige trap op, tot ze op de eerste verdieping een loge in werden geleid, waar een tafel en vier stoelen klaarstonden. Het was een loge met het beste zicht op het toneel. Op de tafel stond een fles dure champagne.

‘Met mijn diepste hoogachting en grootste complimenten,’ stond op een begeleidend kaartje, met daaronder een zwierige handtekening.

‘Van wie is dit afkomstig?’ vroeg Nadia, beducht op een of andere onwelkome boodschap van een van de clans die zij bestreden.

De man zei niets, maar knikte beleefd in de richting van de loge van de senator. Toen ze alle vier opkeken, stond de senator op, met een glas champagne in zijn hand. Hij maakte een beleefde buiging, hief het glas en riep met diepe stem: ‘Mille grazie!’ in hun richting.

Ze bogen even terug, bedeesd door alle blikken die nu hun richting op gingen.

‘Fijn,’ zei Nick.

‘Hij bedoelt het vast goed,’ antwoordde Houdini.

‘O ja? Straks blazen ze deze loge op, nu ze weten waar we zitten,’ zei Nick.

Houdini keek hem een seconde aan, terwijl hij zich afvroeg of Nick dit meende. Maar Nick grijnsde naar hem en Houdini ontspande.

‘Had hem laten wegrotten, de corrupte schoft,’ mompelde Nadia kwaad. ‘Ik wil mijn werk kunnen doen zonder dat iedereen weet hoe ik er op een avond uit uitzie.’

Nick glimlachte naar haar, maar het duurde iets te lang en hij haalde de plots dwaze grijns van zijn gezicht.

Nadia keek naar beneden. Ook zij moest glimlachen.

Nick werd gered door de dirigent die opkwam en op een ovationeel applaus werd onthaald. Hij boog naar het publiek, waarna alle lichten dimden.

Enkele seconden daarna zweefden de eerste tonen van de prelude van de Cavalleria Rusticana door het San Carlo theater en kon Nick geen woord meer uitbrengen.

==

***

==

De manschappen van de ros slopen in de richting van de woning waar Davide zich schuilhield. Sommigen van hen lagen al vier uur onbeweeglijk in de bosjes, om te zorgen dat niemand ongezien weg kon komen. Nu ze de woning lange tijd onder observatie hadden, konden ze met redelijke zekerheid vaststellen dat er twee mensen binnen zaten. Door een raam van de keuken had een van de ros-leden Davide herkend. De tweede man herkenden zij niet, maar in ieder geval waren de voortekenen goed voor een inval.

Er werd via de portofoon een teken gegeven, en enkele minuten later klonken de motoren van twee snel naderende helikopters. Zoeklichten onder de machines priemden door de nacht en verlichtten het Campanese landschap, terwijl ze bleven hangen boven de woning van Davide.

De voordeur ging open en de tweede man liep naar buiten. Hij schreeuwde een paar keer naar de boven hem hangende helikopters, die hem vingen in hun verblindende lampen. De ros-leden op de grond kwamen overeind en richtten hun wapens.

‘Ga op de grond liggen. U bent omsingeld. Davide Rubini, kom naar buiten en geef je over,’ klonk het uit de luidsprekers onder de helikopter.

Kennelijk werd er uit de woning iets geroepen, want de man buiten draaide zich om naar de deur en riep iets terug. Snel trok hij een wapen en schoot twee keer op de helikopter, waarna hij de woning weer in rende. De helikopter steeg snel op om buiten bereik van de schoten te komen.

Binnen rende Davide van kamer naar kamer om overal met een klap de lichten uit te doen. Daarna knielde hij bij de ramen en keek voorzichtig naar buiten. Toen de helikopters door de wind iets van plaats veranderden en hun zoeklichten daardoor de omgeving in het felle licht zetten, zag hij glimpen van mannen met bivakmutsen en zware wapens.

‘En?’ riep hij door het huis.

‘Ze zitten verdomme overal. Die smerige honden denken dat ze hier een vet kluifje kunnen halen,’ riep de ander. Het doorladen van een pistool klonk. Davide werd gek. Hij rende gebukt heen en weer van raam naar raam. De ros kwam dichterbij.

‘Hoe weten ze dat ik hier zit?’ riep hij.

‘Is dit het moment om je daar druk over te maken?’ hoorde hij.

Davide liep de gang in. Daar stond de andere man met een dwaze grijns op zijn gezicht een geweer te laden.

‘Het is nooit het verkeerde moment om je verrader te leren kennen,’ zei Davide. Hij liep op de man af, trok een wapen uit zijn broeksband op zijn rug en schoot hem neer. Daarna pakte hij zijn telefoon en belde met Amsterdam.

‘Don Leo, vergeef me dat ik u zo laat stoor. Met Davide. Aangezien mijn tijd is gekomen, wil ik u om een grote gunst vragen. Ik had dit zelf met liefde gedaan, maar die stommelingen hier gooien roet in het eten. Beloof me dat wat ik u vraag u zelf zult doen. Ik ga er tenminste van uit dat u mij ter wille zult zijn. Beloof me dat op alles wat u heilig is.’

Na een minuut hing Davide dankbaar op en pakte het geweer en het pistool van de dode man. Hij stak beide pistolen in zijn broeksband. Hij controleerde of het geweer doorgeladen was. Bij de voordeur haalde hij drie keer diep adem, toen rende hij naar buiten.

==

***

==

In de opera leunde Nick tegen de reling van zijn loge. Een minuut geleden was een muziekstuk begonnen dat hem en vele anderen diep in het hart raakte. Het werd zo prachtig gespeeld, zo zacht, zo vol gevoel, dat er een doodse stilte in het gebouw heerste. Niemand die adem durfde te halen, niemand die het in zijn hoofd haalde te kuchen, te slikken. De man die dit gecomponeerd heeft, dacht Nick, wat moet hij gezien of gedacht hebben toen hij dit in zijn hoofd hoorde?

Nadat de laatste noot een eeuwigheid in de zaal had gehangen, bleef het stil. Iedere vorm van geluid zou deze betovering verbreken. Na een eeuwigheid begon iedereen weer te leven.

Nick draaide zich om en keek recht in Nadia’s ogen.

‘Wat was dat?’ fluisterde hij.

‘Het intermezzo van de Cavalleria Rusticana.’

‘Ja, dat geloof ik meteen... maar wat was het? Wat gebeurde hier? Dit is het mooiste dat ik ooit gehoord heb.’

‘Ben je katholiek? Geloof je?’ vroeg ze.

‘Nee,’ zei Nick.

‘Ik ook niet. Maar dit moet de vertolking van de eeuwige goedheid van God zijn, denk je ook niet? Geloof, hoop en liefde, het zit er allemaal in.’

Nick wist alleen dat dit stuk hem diep geraakt had en dat hij van slag was. ‘Onvervuld verlangen,’ zei hij.

Nadia legde even haar hand op zijn arm.

Luigi kreeg een sms-bericht van zijn manschappen. ‘Het gaat nu beginnen,’ zei hij.

==

***

==

Davide kwam precies veertien stappen ver. Al op het moment dat hij de voordeur uit rende, hield de lamp van de helikopter hem gevangen. Tijdens de eerste zes stappen lukte het hem om het magazijn van zijn geweer leeg te schieten, maar door het rennen kon hij niet mikken. Het enige resultaat dat hij ermee boekte, was dat de ros-agenten op wie hij richtte wegdoken. De anderen, buiten schootsveld, stonden op en liepen al schietend in Davide’s richting.

Hij werd geraakt, maar wist zijn geweer nog weg te gooien en zijn twee pistolen te trekken. Al schietend, in willekeurige richting, rende hij door.

Voor hem, op een meter of dertig afstand, stond de agent op die voor Nick en Houdini vertaald had in het kantoor van de ros. Hij richtte zijn machinepistool.

Davide zag hem en een woeste kreet weerklonk. Hij zwaaide zijn wapens in de richting van de agent en deed twee stappen, maar voordat hij de trekker over kon halen, werd hij vol in zijn maag getroffen. Een tweede schot trof hem in zijn voorhoofd. Davide Rubini was dood voor hij de grond raakte.

==

Op datzelfde moment sprong senator Pergolesi in het San Carlo theater omhoog en riep luid ‘Bravo, bravo!’ voor het geweldige schouwspel waarvan hij zojuist getuige was geweest.

Na een lang en oorverdovend applaus werden Nick en Houdini naar de senator gebracht. Hij schudde hen hartelijk de hand.

‘U bent mijn gast vanavond,’ zei hij later tegen Nick.

‘Wij kunnen bij de ros slapen. Daar zijn bedden,’ zei Nick voorzichtig. Hij had niet veel zin om met de senator en zijn vrouw mee te gaan.

‘Ik wil er simpelweg niet van horen,’ zei de grijzende senator. ‘Ik heb de minister vanmiddag al een bericht naar de Nederlandse autoriteiten laten sturen over het uitstekende werk dat u heeft verricht. Een officiële dankzegging, namens de staat Italië. Onofficieel heb ik meteen aan uw chef laten weten dat u hedennacht onze gast bent, een gast van de staat. Wie kan daar bezwaar tegen hebben? Heeft u mijn vrouw al ontmoet, overigens?’

Hij wees naar Cosima, die aan de bar stond, waar uitsluitend wijn en champagne werd geschonken. Ze hief haar champagneglas en schreed dichterbij. Dat was geen lopen wat die vrouw deed, dacht Nick. Iedere stap was een uitdagende, sensuele beweging, tot ze naast haar man stond en Houdini en Nick schaamteloos bekeek.

‘Cosima, dit zijn de heren die ervoor gezorgd hebben dat wij weer samen zijn.’

‘Dan moet ik u bedanken, denk ik,’ glimlachte ze en gaf hun een hand. ‘U ken ik al, is het niet?’ zei ze tegen Luigi.

‘Inderdaad,’ zei Luigi.

‘Dan is de zaak beklonken,’ zei de senator. ‘U gaat met ons mee.’

==

De escorte was minder indrukwekkend dan eerder op de avond. Er waren geen motoren en er reed slechts een auto voor en een achter de gepantserde wagen waarin de senator en zijn vrouw zaten.

Nick en Houdini reden met Luigi mee, die erop had gestaan zelf mee te rijden naar de villa aan de kust. De wagens hielden er goed de vaart in, maar toen de snelweg eenmaal verlaten was, kon zelfs de meest ervaren chauffeur niet hard meer rijden. Smalle wegen, onoverzichtelijke bochten en vooral Italiaanse tegenliggers maakten dat de gemiddelde snelheid flink omlaag moest.

Zelfs in het donker was te zien hoe prachtig Amalfi was. Kronkelende wegen die soms recht de zee in dreigden te leiden, maar net op tijd weer afbogen. Hoog op de steile rotsen leidde de weg langs prachtige dorpjes en luxe villa’s. De zee lichtte verrassend helder op onder de volle maan, en loom voortbewegende schepen zorgden voor sprankelende lichtjes op de golven.

‘Frustrerend, nietwaar? De hemel en de hel op vijftig minuten rijden van elkaar. Alles is tegenstelling in Napels. Leven en dood, verdriet en liefde. Ken je het verhaal van de heerlijkste wijn van Campanië, de Lacryma Christi? God gooide de duivel uit de hemel en die landde bij Napels. Hij was daar zo verdrietig over, dat hij moest huilen. De tranen van God kwamen terecht op de wand van de Vesuvius. En daar groeien nu de mooiste druiven. Onvoorstelbaar, maar wel waar. De Lacryma Christi is gemaakt van de tranen van God zelf. Oeps,’ zei hij en rukte aan zijn stuur om een tegenligger te ontwijken die dacht dat hij alleen op de weg reed.

‘Wat gebeurt er met Davide?’ vroeg Nick. ‘Of de Tre Tenori?’

‘Davide is dood, wij zijn klaar met hem. De Tre Tenori zijn geschiedenis. Het lost een hoop moorden op. Misschien dat de leider van de Valluti clan die jullie vanmiddag gezien hebben nu iets wil verklaren.’

‘Hij heeft geen reden meer om vrij te komen,’ zei Nick. ‘Het vuile werk is al voor hem opgeknapt.’

Luigi keek hem aan. ‘Dat bedoel je vast niet zoals het klinkt.’

‘Nee, natuurlijk niet. Davide is dood, er is niemand meer over om wraak op te nemen, bedoel ik.’

‘Precies, zo is het. Er is niemand meer over,’ zei Luigi.

Niemand sprak verder. Na twintig minuten bereikten ze een groot hek, dat geopend werd door een van de begeleiders in de eerste auto. De bewakers bleven buiten en de wagen met de senator en zijn vrouw parkeerde binnen het hek. Luigi reed erachteraan.

‘Dit is het,’ zei hij. ‘Kijk en bewonder.’

Nick en Houdini keken hun ogen uit. Een villa van drie verdiepingen was tegen rotsen gebouwd, die loodrecht in de zee verdwenen. Een prachtige tuin met een kleine trap omhoog bracht hen bij de voordeur en een terras dat om het hele huis liep. Tientallen meters beneden zich hoorden ze golven. De senator glimlachte toen hij de verbaasde uitdrukking op hun gezicht zag.

‘Drinkt u nog iets mee, luitenant-kolonel?’ vroeg de senator.

‘Nee, dank u. Ik moet naar de plek waar Davide Rubini ligt.’

‘Ik heb het gehoord. Alweer een mooi succes,’ zei de senator en legde een vertrouwelijke arm om Luigi’s schouder. ‘Laten wij binnenkort lunchen en bespreken hoe ik het werk van de carabinieri en met name de ros kan steunen. Vergemakkelijken. Aantrekkelijker maken, als u begrijpt wat ik bedoel.’

‘Dat is een goed idee,’ zei Luigi en nam afscheid.

‘Ik breng de luitenant-kolonel wel even naar zijn auto,’ zei Cosima en liep met Luigi mee.

‘Wat jij wilt,’ zei de senator.

Luigi nam afscheid van Nick en Houdini.

‘Hoeveel verdient een senator hier eigenlijk?’ vroeg Nick zacht.

‘Snap je nu hoe het werkt?’ glimlachte Luigi. ‘Wees erg voorzichtig met hem.’

==

Het interieur van de villa was al net zo onvoorstelbaar als de buitenkant. In de woonkamer viel het licht van de volle maan boven zee door de vele ramen naar binnen. De senator deed geen licht aan. ‘Hier moet je in stilte en duisternis van genieten,’ zei hij. ‘Ga even zitten.’

Op de witblauwe stenen vloer stonden een bankstel en twee stoelen die door de grote ramen uitzicht gaven op de golf van Amalfi. Nick en Houdini gingen zitten, terwijl de senator de ramen opendeed, zodat het rustgevende geluid van de zee goed te horen was.

‘Hier kan ik uren van genieten,’ zei hij.

Cosima kwam binnen, schopte haar schoenen onhandig in een hoek en gooide haar haar los.

‘God, nu heb ik echt een borrel nodig. Jullie ook?’ vroeg ze, terwijl ze duidelijk al te veel had gedronken.

‘Is hij weg, schat?’ vroeg de senator. Het klonk allemaal net iets te vals, vond Nick.

Cosima keek haar man aan. ‘Hij is helemaal weg. Er staat alleen nog een auto voor de deur, met twee mannen erin. Of mag ik daar soms ook niet mee praten?’

‘Kom, ik laat jullie de rest van het huis zien.’ Hij ging hen voor naar het terras, waar een enorme eettafel stond.

Cosima schonk zichzelf een glas whisky in en volgde op een afstandje. Een deel van het terras hing als de boeg van een schip boven de rotsen en gaf zo een adembenemend uitzicht op de golven. Twintig meter lager lag een tweede terras met ligbedden en een prachtig zwembad. Van dat terras liep een voetpad steil naar beneden tot aan de zee.

‘Hier breng ik de mooiste dagen van mijn leven door. Ik kan wel zeggen dat de herinnering aan dit uitzicht mij door de hele ontvoering heeft gesleept.’

Cosima kuchte betekenisvol.

‘En natuurlijk de gedachte dat mijn vrouw hier trouw op mij zat te wachten,’ glimlachte de senator. ‘Voor haar moet deze nachtmerrie minstens net zo erg zijn geweest als voor mij.’

‘Nou, dat was hij zeker,’ zei ze, sloeg haar whisky achterover en verdween naar binnen om haar glas opnieuw te vullen.

‘Vergeef haar. Ze is net als ik door een hel gegaan,’ verontschuldigde de senator zich.

Houdini liep naar de zijkant van het terras en daalde de trap af naar het lager gelegen zwembad. De senator kwam naast Nick staan.

‘U kunt zich niet voorstellen hoe dankbaar ik ben dat er rechercheurs zoals u bestaan. Ik heb mijn dankbaarheid al geuit jegens de regering van Nederland, maar wat kan ik doen om u ervan te overtuigen dat u mijn leven gered heeft?’

Nick glimlachte. ‘Het is mijn werk, zeggen we dan.’

‘Kom, dat kunt u niet menen. U moet mij de kans geven u te bedanken. Of dan op zijn minst degene die u de informatie gegeven heeft.’

‘Hij wil niet dat zijn naam bekend wordt.’

‘Maar u kent hem!’ zei de senator. ‘Dan kan hij niet anoniem zijn. Hij is toch op z’n minst Italiaan?’

‘Ik kan u dat niet vertellen. Ik heb beloofd zijn naam geheim te houden.’

‘U bent een man van eer, dat bevalt mij. Dan stel ik het volgende voor. Laat mij met hem praten. Een ontmoeting onder vier ogen. Stel hem dat voor. Ik denk dat wij veel voor elkaar kunnen betekenen, u en hij en ik. Ja, dat idee heb ik werkelijk.’

‘Ik weet niet wat hij daarvan zal vinden.’

‘Vraag het hem op z’n minst. Ik zal u niet beledigen door aan te dringen dat u mij zijn naam geeft. Er is mij gevraagd u te dwingen zijn naam bekend te maken,’ zei de senator zacht. ‘Dat is een van de redenen dat u hier bent. Er is voorgesteld om u te arresteren wegens het tegenwerken van justitie. Het plan bestaat om de uitlevering van uw informant te verzoeken, zelfs zonder dat we zijn naam kennen. Technisch schijnt dat mogelijk te zijn. Hij zal denken dat u een smerig spel gespeeld heeft, dat u hem zonder meer bekend heeft gemaakt aan de Italiaanse autoriteiten. We kunnen in de pers laten lekken dat u hem verraden heeft of dat u hem uitgeleverd heeft aan ons. Hij zal u daarvan verdenken, ons nooit. Hoe kan hij weten dat wij daarachter zitten, als we nooit contact met hem hebben gehad? Maar begrijp mij goed...’ Hij liet zijn stem zakken tot een zacht gefluister. ‘Men wil weten wie hij is, men wil hem hier hebben, onder controle. Koste wat het kost.’

‘Wie is “men”?’

‘Vraag dat nooit. U krijgt hetzelfde antwoord van mij als ik van u krijg op de vraag wie de informant is. Er zijn krachten aan het werk die groter zijn dan ik.

Al de mogelijkheden die ik net noemde, daar wil ik niet aan beginnen. Daarom bent u hier, om te beoordelen of u een redelijk mens bent. En die overtuiging heb ik, nu ik u heb leren kennen. Dat uw informant een belangrijk man is, iemand die aandacht en respect verdient, dat is wel duidelijk. U bent werkelijk een sympathiek iemand, doet u mij dat plezier. Vraag of hij met mij wil praten, zoals wij nu hier staan.’

‘Ik kan u niets garanderen, maar ik zal het vragen.’

De senator knikte goedkeurend. Hij keek weer uit over de zee.

‘Het antwoord is volmondig “nee”, senator,’ klonk een stem.

Nick en de senator draaiden zich om. In de deuropening naar het terras stond Giovanni.

‘Wie bent u? Verlaat onmiddellijk mijn huis, anders...’ zei de senator verontwaardigd.

‘Ik ga nergens heen.’ Giovanni keek om zich heen. ‘Dat is het grote voordeel van een huis op zulke steile rotsen,’ glimlachte hij. ‘Er is hier maar een ingang, dus niemand zal hier binnenkomen zonder dat uw escorte hem heeft gezien. Behalve als diegene lang voor u thuiskwam binnen was.’

‘Wat doe jij hier?’ vroeg Nick.

‘U kent deze man? Is dit een val?’ Hij deed een stap in de richting van de deur, maar Giovanni bleef staan.

‘U gaat nergens heen, senator.’

‘Giovanni...’ zei Nick. ‘Ik weet niet wat de bedoeling is, maar...’

Met een kort hoofdgebaar legde Giovanni hem het zwijgen op. ‘Dit gaat niet om jou. Het spijt me zelfs dat je hier getuige van moet zijn, maar het heeft als voordeel dat je meteen het antwoord krijgt op al je vragen.’

‘Ik ken deze man niet,’ stamelde de senator. ‘Wat ben je van plan?’

Giovanni deed een stap in zijn richting. ‘Dat weet u niet, senator?’ vroeg hij.

‘Nee...’ aarzelde de senator.

Nick deed een stap in Giovanni’s richting.

‘Niet doen. Denk er zelfs niet aan om te roepen, of zoiets stoms,’ dreigde Giovanni. Zowel Nick als de senator twijfelden er niet aan dat Giovanni gewapend was en geen seconde zou aarzelen zijn wapen te gebruiken.

‘Wat een gedoe allemaal.’ Cosima liep wankelend achter Giovanni langs en duwde hem daarbij zelfs iets opzij. Ze liet zich in een van de stoelen op het terras zakken, een vol glas whisky in haar hand.

‘Wie is die man, schat?’ vroeg ze met een gemaakt poeslief stemmetje. ‘Heb je nou alweer problemen?’

De in zee weerkaatsende maan zorgde voor een surrealistische verlichting van het tafereel. De senator zuchtte en leunde tegen het raam. ‘Ik ken die man niet, zeg ik jullie toch,’ herhaalde hij.

‘Hij schijnt u anders heel goed te kennen,’ zei Nick droog. ‘Dit is de man voor wie u zoveel moeite heeft gedaan om te weten te komen wie hij is.’

‘Hij niet alleen.’ Giovanni bleef staan, een cynische grijns op zijn gezicht. ‘Dit krijg je nou als je met mensen omgaat die denken dat ze iets voorstellen. Die erop staan dat ze “onorevole”, worden genoemd, mensen die eer en respect verdienen. Maar jullie zijn eerlozen, op niets anders dan macht of geld uit, ten koste van alles en iedereen, en uiteindelijk ook ten koste van jullie zelf. Want er komt altijd een dag dat de rekening wordt gepresenteerd, nietwaar senator Pergolesi? Een dag waarop men weet wat vriendschap waard is.’

‘Ik ken deze man niet,’ herhaalde de senator wanhopig en wendde zich tot Nick. ‘Waarom doet u niets? U bent toch van de politie? Zorg dat deze man verdwijnt. Haal hulp!’

‘Hou toch je vervelende kop, idioot,’ zuchtte Cosima Pergolesi, verveeld onderuitgezakt in haar stoel. ‘Altijd dat gejammer en gejengel. Wees een kerel en hou verdomme je kop.’

Ze verlegde haar aandacht naar Giovanni. ‘Dus het ging allemaal om jou. Zelfs mij hebben ze lastiggevallen. Of ik er maar even achter wilde komen wie de verrader was, vroegen de ontvoerders. Onbegonnen werk natuurlijk, met zo’n dienstklopper van de ros die me helemaal niets wilde vertellen.’ Haar blik ging van boven naar beneden over Giovanni. ‘Nou, je bent nauwelijks de moeite waard om je druk over te maken,’ zei ze geringschattend.

Senator Pergolesi ademde zwaar. ‘Hou je mond! Je weet niet wat je zegt.’

‘Zoek het dan maar uit ook.’ Cosima mokte en keek beledigd voor zich uit.

Nick voelde de spanning in de lucht hangen. Dit was een zorgvuldig gepland bezoek. Wat was Giovanni van plan? Waarom was hij hier? Wat moest hij doen? ‘U wou met deze man spreken, senator. Hier is hij,’ zei Nick toen maar.

‘De senator had absoluut geen gesprek in gedachten. Hij wil alleen maar weten wie er zo veel weet van de camorra. Wel, nu weet hij het,’ zei Giovanni.

‘Ik ken u niet. Ik weet helemaal niets van de camorra,’ hijgde de senator.

‘Niets? Ach, u heeft geen contacten met de camorra? U heeft daar uw verkiezingszege niet aan te danken? U heeft geen afspraken gemaakt dat als u verkozen zou worden dankzij de stemmen die de clans voor u zouden verzorgen, u die clanleiders zou bevoordelen? U heeft mijn hele familie niet uit laten moorden, senator? U heeft niet mijn vader persoonlijk in de val gelokt en verraden, zodat ze hem zonder moeite als een hond konden afslachten en op straat laten liggen als een stuk afval?’

De senator zakte machteloos tegen de balustrade aan.

Dus toch, dacht Nick. Waar was hij in verzeild geraakt? Hoe kon hij hier uit komen? Kon hij hier wel uit komen? Nick keek even naar links, waar hij Houdini de trap weer op zag komen. Houdini voelde feilloos aan wat er aan de hand was en liep geruisloos, maar Giovanni leek instinctief te voelen dat er iemand aan kwam, want hij keek naar rechts en zag hem omzichtig de trap op komen.

Buonasera, Houdini,’ zei hij. ‘Blijf daar rustig staan, dan komt alles goed.’

‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Houdini.

‘Gewoon een goed gesprek. Je mag verder lopen, kom alleen niet te dichtbij. Zo is het goed. Ver genoeg.’ Giovanni hield zijn hand in zijn jaszak. Hij zou altijd sneller zijn met schieten dan iemand die op hem af sprong.

Hij deed een stap naar de angstig achterover leunende senator en vervolgde zacht: ‘De Tre Tenori en vooral hun vaders hebben mijn familie vermoord, een voor een. Mijn vader wist te veel over u, over de contacten tussen de politiek en de camorra en u heeft hem laten vermoorden om uw zaken verder te voltrekken met de Rubini clan, zoals de vorige generatie zich noemde. Met hen zat u goed, dacht u. Maar u vergiste zich. Uw hele ontvoering was een farce. Het ging helemaal niet om u, senator, u was niet belangrijk. De Valluti clan wilde alleen maar laten zien dat zij het op durfde te nemen tegen de Tre Tenori. Op alle fronten, zelfs door hun politieke beschermheer te ontvoeren.’

De senator draaide zich om en ontweek de blik van Giovanni. Hij tastte met zijn handen naar de reling boven de rotsen en zocht daar houvast.

‘Het is afgelopen, senator,’ ging Giovanni verder. ‘Uw jacht op mijn vader en de bewijzen die hij had over u en uw corrupte politieke vrienden is ten einde. U wilde koste wat het kost weten wie de informant was die u gered heeft. Dat was ik. Dat weet u nu, dus uw jacht op mij is ten einde. U zult niemand meer intimideren of vermoorden. Hier ben ik. Dit is de reden dat ik u heb laten bevrijden, omdat daarmee mijn jacht op u ook ten einde is.’

‘Waar zijn die bewijzen dan? Die zijn er niet!’ zei de senator.

‘Hij weet waar ze zijn,’ zei Giovanni, tot Nick’s verbazing naar hem wijzend.

De senator liet dit op zich inwerken en haalde een paar keer diep adem. Toen begon hij te spreken, eerst langzaam, als een locomotief die op stoom komt, maar daarna steeds sneller en aanvallender. ‘Het is nog lang niet over. Tot aan het einde der dagen zal ik alles op alles zetten om je te pakken te krijgen. Hoe dan ook, op wat voor manier dan ook... het zal me lukken en dan crepeer je net zoals je vader. Dat weet je.’

‘Dat weet ik,’ zei Giovanni. ‘Daarom zal ik ervoor zorgen dat dat niet gebeurt. Het eindigt hier en nu, senator.’

Hij nam een sprong naar voren, greep Pergolesi om zijn middel en stortte in een vloeiende beweging samen met de dodelijk verschrikte senator over de reling. Een eindeloze schreeuw klonk, die abrupt werd afgebroken door de rotsen, dertig meter lager.

‘Zo, daar zijn we vanaf. Dat slappe gelul allemaal...’ zei Cosima Pergolesi met dikke tong. Ze stond op en boog zich naar de reling, keek eroverheen, schudde afkeurend haar hoofd alsof haar man dit alleen maar had gedaan om haar nog meer te ergeren en wankelde de woonkamer in om een nieuw glas whisky te halen.

==

Na ongeveer tien minuten was Cosima Pergolesi teruggekomen op het terras en had, nu met meer interesse, weer naar beneden gekeken. Voor de zekerheid bleven Nick en Houdini dicht in haar buurt, zodat er niet nog meer gekke dingen zouden gebeuren. Ze bleef een volle minuut staan, voordat eindelijk tot haar doordrong wat er zojuist gebeurd was met haar man en Giovanni. Toen stapte ze achteruit en begon hartverscheurend te huilen.

Houdini troostte haar, terwijl Nick de steile trappen afdaalde tot aan de zee. Het maanlicht scheen zo helder dat hij iedere tree kon onderscheiden. Zelfs de witte koppen op de golven leken licht te geven. Waar de trap eindigde, nog altijd meters boven de golven, keek hij naar boven. Het terras vanwaar ze gevallen waren, bevond zich niet recht boven de trap. Ze hadden geen enkele kans gehad. Zo’n twintig meter verderop hadden ze de rotsen geraakt, waarna ze in het genadeloze water waren gevallen.

Hij staarde minutenlang in de zee, maar de rotsen en de golven speelden een eindeloos spel van geven en nemen, waarin twee lichamen geen enkele kans hadden. Langzaam liep hij terug naar boven.

Houdini zette Cosima Pergolesi in een stoel in de woonkamer, waarna hij buiten de leden van de ros ging waarschuwen. Tot zijn verrassing kwam hij op de parkeerplaats Luigi en Nadia tegen.

‘Zo, jullie zijn snel,’ zei hij tegen hen.

‘We zaten vlakbij. Kom mee naar binnen,’ zei Luigi en nam Houdini bij de arm.

Cosima Pergolesi had zich opgerold op de bank en mompelde zachtjes hoe zielig ze wel niet was. Nick was intussen weer boven en stond op het terras te overdenken hoe dit allemaal had kunnen gebeuren.

‘Nick,’ zei Luigi en schudde hem de hand.

‘Jullie zijn snel,’ zei Nick.

‘Dat zei Houdini ook al. Gaat het?’

Nick knikte. ‘Hebben jullie het gehoord?’

‘Alles,’ zei Nadia. ‘God, wat een ellende...’ Ze keek naar Cosima. ‘Er komt iemand om haar op te vangen.’

‘Het ging zo goed,’ zei Nick.

‘Ik weet zeker dat het was gelukt,’ zei Luigi. ‘We hadden Pergolesi in de tang.’

Nick knikte, knoopte zijn overhemd een beetje open en verwijderde het kleine microfoontje dat op zijn borst geplakt zat. Hij trok het kabeltje los en haalde het minuscule zendertje uit zijn achterzak.

‘Het was een goed idee van je om een zender te dragen, Nick,’ zei Luigi.

‘We konden hem niet tegenhouden,’ zei Nick verslagen. ‘Man... had jij dit verwacht?’

‘We hebben alles meegeluisterd. Je kon er helemaal niets aan doen,’ zei Luigi. ‘Wij trouwens ook niet. Als wij naar binnen waren gekomen, had hij waarschijnlijk geschoten.’

Nick knikte, maar was er niet zeker van dat Giovanni geschoten zou hebben. Hij was er niet eens honderd procent zeker van dat hij een wapen bij zich had gehad.

Nick ging op het terras zitten en staarde naar buiten. Houdini kwam naast hem staan.

‘Is het nu over?’ vroeg hij.

Nick knikte langzaam.

==

Een paar uur later voeren twee boten van de Guarda Costiera voor de rotsen van Furore, even later vergezeld door een boot van de carabinieri die uit Salerno kwam. Ze zochten met hun lichten over de golven en de rotsen. Vanwaar zij stonden bood het een spookachtig effect om de witte stralen langzaam over de zwarte rotsen te zien gaan.

‘Als ze in het water terecht zijn gekomen, kan het lang duren voordat ze gevonden worden,’ zei Luigi.

‘Ik weet het,’ zei Nick.

Luigi aarzelde even en zei toen: ‘Giovanni riep dat jij weet waar het bewijs tegen de senator is.’

‘Ja, dat heb ik ook gehoord,’ zei Nick.

Luigi keek hem hoopvol aan. ‘En? De senator kunnen we niet meer pakken, maar misschien andere politici? Hij was niet de enige, moet je weten.’

‘Ik heb werkelijk geen enkel idee.’

‘Nick, je informant is dood. Je hoeft hem niet meer te beschermen.’

‘Ik weet echt niet waar hij het over had. Hij zei maar wat,’ bezwoer Nick hem.

Er klonken waarschuwende sirenes vanaf zee. Iedereen keek over de reling naar beneden. Dertig meter onder hen, gevangen in de lichten van de kustwacht, ver van de plek waar ze terecht waren gekomen, dreven de lichamen van de senator en Giovanni op de golven die tegen de rotsen beukten.

27
Ora sbagliata, luogo sbagliato

Nadat de lichamen van senator Pergolesi en Giovanni met de nodige moeite uit het water waren gehaald, voeren de boten van de Guardia Costiera en de carabinieri langzaam terug naar Amalfi en Salerno.

In de villa boven op de rotsen was het bijzonder rustig, in vergelijking met de hectiek bij een plaats delict in een grote stad als Napels. Omdat de woning afgelegen lag en omsloten was met hekken en muren was er weinig commotie ontstaan na de fatale val.

Enkele wagens van de ros en de carabinieri stonden op de parkeerplaats en op de smalle kustweg, dat was het wel. Nadia, als onderzoeksrechter, besloot dat een technisch onderzoek niet nodig was, omdat alles was opgenomen en de verklaringen van Nick en Houdini duidelijk waren.

Cosima Pergolesi leek, nadat ze beseft had wat er daadwerkelijk was gebeurd, in een klap nuchter. Na een aantal glazen water kon ze mee met de carabinieri voor het afleggen van een verklaring.

Nick en Houdini stonden op het terras en keken de boten van de kustwacht na.

‘Gaat het?’ Houdini keek naar Nick’s hand, die met witte knokkels de reling van het terras vasthield. Hij leek zich vast te klampen en wankelde even.

‘Ja, het gaat.’

Maar het ging niet echt. Nick probeerde uit alle macht te blijven staan. Het duizelde hem, er dansten witte vlekken voor zijn ogen. Zijn aderen bonkten in zijn hoofd.

‘Het is vast de spanning,’ zei Houdini om hem gerust te stellen.

‘Ja,’ zei Nick. Na een paar minuten trok het weg en werd hij rustiger. Hij durfde de reling los te laten en deed een paar stappen.

Hij moest aan iets anders denken, stopte zijn handen in zijn zakken en liep zonder problemen het terras op en neer. Het is de spanning, zei hij in zichzelf.

In zijn broekzak voelde hij iets. Hij trok een half bierviltje tevoorschijn, waar hij drie nummers op had geschreven: 9, 57 en 59.

‘Zullen we?’ vroeg Luigi.

Nick stak het viltje weer terug en ze volgden, na een laatste blik op het terras, Luigi naar de auto’s en reden snel terug richting Napels.

==

‘Hoe kwam Giovanni daar in godsnaam binnen?’ vroeg Houdini. Hij zat, duidelijk nog steeds onder de indruk, naast Nick op de achterbank van de auto.

‘Hij kent de senator. Die wil indruk maken op mensen, dus het was logisch dat hij ons mee zou nemen naar zijn villa. Het is niet moeilijk om je op die plek ergens te verstoppen en te wachten tot hij kwam opdagen. Desnoods ergens tussen de rotsen,’ zei Nick.

‘Waar Giovanni het over had, is daar enig bewijs voor?’ vroeg Houdini.

‘Geen idee,’ zei Nick. ‘Luigi, weet jij dat? Is er bewijs dat de camorra en de politiek samenspannen?’

Luigi glimlachte. ‘Hadden we anders zo moeilijk gedaan om de senator te pakken? Nee, er is geen keihard bewijs. Iedereen voelt het en iedereen weet het, maar niemand die iets wil verklaren.’

‘Waarom werken politici met ze samen?’ vroeg Nick.

‘Omdat het geld en macht oplevert.’

‘Ook omdat ze bedreigd worden?’ opperde Nick.

‘Natuurlijk. Maar vergeet niet, de maffia is een van de grootste werkgevers in het land en dus kunnen ze ook erg veel stemmen leveren aan politici. Stemmen voor gunsten, “votes for favors” noemen ze het in Amerika’ zei Nadia. ‘Ach, alles is mogelijk met de maffia. Politiek, wapens, drugs, het namaken van merkkleding, als het maar geld oplevert.’

Ze verlieten de kustweg en reden zwijgend richting snelweg naar Napels.

Luigi reed rechtstreeks naar een hotel, waar voor de deur leden van de ros op wacht stonden.

‘Ga nog een paar uur slapen. Deze bedden zijn comfortabeler dan bij ons op het commando. Het hotel wordt bewaakt, ook jullie kamers worden bewaakt. Het is veilig. Het is voorbij.’

Toch kwam van slapen niet veel. Het lag niet echt ontspannen als je wist dat voor je deur mannen met machinegeweren de wacht hielden.

Nick liet de afgelopen dagen de revue passeren. Leden van de maffia vertellen geen dingen die niet waar zijn, had iemand gezegd, dan houden ze liever hun mond. Waarom had Giovanni dan gezegd dat Nick de bewijzen had?

In de kamer naast hem hoorde hij zacht gefluister. Houdini zat al anderhalf uur met zijn vriendin aan de telefoon. Af en toe hoorde hij hem ingehouden lachen.

Nick was nog steeds niet moe. Hij trok de dekens over zich heen en probeerde niet aan het moment op het terras te denken, waarbij hij de witte vlekken zag en zich langzaam voelde wegzakken. Want dat was het geweest. Dus dan maar nadenken over andere dingen, er was tenslotte genoeg stof ter overpeinzing.

==

De volgende ochtend werden Houdini en Nick gewekt door getik, dat klonk alsof iemand zachtjes met een stuk metaal op de deur klopte. Toen Nick opendeed zag hij de agent van de ros voor de deur staan, die hem met zijn geweer wakker had getikt. Hij was gekomen om ze mee te nemen naar het commando van de ros.

‘Toch nog goed geslapen, collega?’ vroeg hij.

Nick knikte.

Luigi had cappuccino en borden met warme croissantjes en wat zoete broodjes klaarstaan. Nick legde het stukje van het bierviltje met de nummers op tafel bij Luigi.

‘Wat stelt dit voor?’ vroeg Nick.

‘Dat is een half bierviltje met een paar nummers erop,’ zei Luigi grijnzend.

‘Ik bedoel wat die nummers betekenen. Giovanni had het over de lotto. Iedereen hier is bijgelovig en gebruikt speciale nummers om mee te gokken. Hij gaf ons deze nummers, dus misschien betekenen ze iets,’ zei Nick.

Luigi liep naar een kamer waar een oudere dame zat te werken. Hij zei wat in rap Italiaans en ze stak haar hand uit om het bierviltje in ontvangst te nemen. Ze glimlachte en haalde een beduimeld boek uit haar lade, waarin ze begon te bladeren. Het was een groot boek met op de voorkant de titel Antica Smorfia in gouden letters en daaronder een tekening van een soort kompas met zesentwintig punten. Tussen de punten stonden de letters van het alfabet, en in het kompas allerlei afbeeldingen die Nick niet zo snel thuis kon brengen. Ze begon er driftig in te bladeren.

‘Ze is hier zo’n beetje geboren. Een echte Napolitaanse, met een enorme hekel aan onrecht. Ze loopt rustig naar buiten om de rotjongens van de straat, de scugnizzi, de ergste scheldwoorden naar het hoofd te smijten. Zij verzorgt al honderd jaar onze administratie,’ zei Luigi. ‘We doen alles allang via de computer, maar af en toe geven we haar wat papieren en vragen haar dat op te bergen, wat ze dan ook keurig doet. Ze brengt ons geluk, zegt ze zelf, want niemand van dit bureau is iets overkomen sinds zij hier werkt. Wij zijn haar jongens en niemand mag ons iets aandoen.’

In een onbegrijpelijk dialect ratelde ze tegen Luigi, die knikte en haar uiteindelijk een kus op haar wang gaf.

‘Dat was geen Italiaans,’ zei Nick.

‘Onvervalst Napolitaans. Onverstaanbaar voor mensen die hier niet vandaan komen. Echte Napolitanen praten alsof ze een enorme klodder spuug in hun mond hebben,’ zei Luigi.

Hij legde het bierviltje neer. ‘Nummer negen staat voor “vader”, nummer zevenenvijftig voor “vloer” en nummer negenenvijftig voor “huis”. Padre, pavimento en casa, in het Italiaans. En dan maakt het nog iets uit of je een algemene Smorfia neemt, of de traditionele Napolitaanse Smorfia. Zegt het je iets?’

‘Vader, vloer en huis...’ peinsde Nick. Het was het enige dat Giovanni hem in Italië gegeven had. Zou dat dan het bewijs zijn?

Hij liep weg bij Luigi en Houdini. Het kon bijna niet anders. Vader en huis... wat wist hij van de vader en het huis van Giovanni? Daar had Giovanni hem ooit, in de eerste verklaring, over verteld. Over de moord op zijn vader, over het huis waar ze uit waren gegaan en waar hij nooit meer terug was gekomen. Was dat het huis dat hij bedoelde? Wat had hij daar nog meer over verteld?

Nick ijsbeerde door de kamer. Zijn moeder was er vermoord, zijn vader was daar getuige van geweest. Giovanni, als kind, zelf ook. Maar hij was ontkomen aan de slachtpartij door zich te verstoppen. Hij had daar iets over gezegd, wist Nick. Wat was dat ook alweer?

Giovanni had zich verstopt op een plek waarvan zijn vader niet eens wist dat hij die kende... Dat was het. Er was een schuilplaats in het oude huis van Giovanni. Padre, pavimento en casa.

==

Het duurde meer dan een uur voordat de ros de woning open had gebroken, die via een ingenieus mechanisme afgesloten was met een zware, stalen deur. Buurtbewoners keken belangstellend toe. Het was donker binnen, alle ramen waren dichtgelast. Iedereen wist wat daarbinnen gebeurd was, en het werd als heiligschennis gezien om die woning ooit nog te betreden.

De woning was indertijd hermetisch afgesloten door Giovanni’s vader, als een spookachtige graftombe zonder lichamen, en nooit meer door iemand geopend. Dat er de afgelopen jaren niemand binnen was geweest, bleek wel uit de hoeveelheid stof die opdwarrelde toen de eerste mannen voorzichtig naar binnen liepen.

Het huis was overhaast verlaten, dat werd snel duidelijk. In de woonkamer waren de vloer en de muur provisorisch schoongemaakt, maar de vegen bloed waren al die jaren later nog steeds te onderscheiden. De koelkast en de kasten in de kamer waren leeggehaald. Het was een onwerkelijke situatie, omdat het leek alsof er een moment in de tijd was stilgezet, dat nu na jaren en jaren weer werd verstoord.

Alles was oud, maar door de droge lucht niet aangetast. Een krant lag half opengeslagen op tafel in de woonkamer.

Er werd overal gezocht naar een plek waar iets verstopt kon zijn. Nick bekeek iedere hoek van de vloer. Waar kon een kind zich verstoppen? Hij zag de slaapkamer van Giovanni, een kinderkamer met voetbalposters. Het dekbed lag nog opengeslagen.

Hier was iemand vol verdriet de drempel over gestapt, in de vaste overtuiging er niet terug te keren voor hij de vrouw die daarbinnen het leven had gelaten had gewroken. De vendetta had hem echter zelf ook het leven gekost, en niemand was de woning meer binnengegaan.

Terwijl Nick over de vloer kroop, ging zijn telefoon.

‘Nick,’ zei hij.

‘Met Goesee,’ klonk een stem. ‘Van Interne Zaken.’

Nick kwam overeind. ‘Ja?’

‘We willen graag even met je spreken, maar je bent niet op je werk.’

‘Dat ben ik wel,’ zei Nick.

Het was even stil. ‘Waar ben je dan?’ vroeg Goesee voorzichtig.

‘In Italië. Voor een onderzoek.’

‘Wanneer ben je terug? Dan kunnen we de zaak afronden.’

‘Hoe bedoel je dat?’

‘Precies wat ik zeg,’ zei Goesee.

Nick twijfelde een seconde, toen brak hij het gesprek af. Hij had hier geen zin in en was met belangrijker zaken bezig. Op dat moment gleed zijn hand over de vloer van een kast in de gang. De vloer was weliswaar een geheel, maar lag aan de kanten net iets vrij van de muur. Hij kon een blokje optillen en merkte dat er uitsparingen waren waar hij zijn vingers in kon stoppen. De hele vloer van de kast bleek te scharnieren en een trap te verbergen, die steil de grond in liep.

‘Houdini! Luigi!’ riep Nick.

==

De trap naar beneden eindigde in een gang die Nick deed denken aan een smalle gang in de grotten van de Sint Pietersberg waar hij als klein kind had gelopen. Smal, hoog en koud. Het steen waar het uit was gehouwen was net zo zacht als het mergel van de grotten onder Maastricht. De leden van de ros gebruikten de lampen op hun machinepistolen als verlichting.

‘Veel huizen hebben een doorgang naar de sottosuolo, gemaakt in de Tweede Wereldoorlog als schuilkelder.’

‘Hebben jullie hier dan nooit aan gedacht?’ vroeg Nick.

‘Dit speelde lang geleden, Nick. Toen dacht men nog niet aan maffia. Laat staan aan politiek en maffia of aan bewijzen. Bovendien was hij verdwenen uit dit huis en daarna pas begon de oorlog. En toen hadden we het druk genoeg met andere zaken.’

De gang liep nog steeds schuin naar beneden, voordat ze in een enorme ruimte kwamen waar een klein bureau stond, een kast en een makkelijke stoel. Op het bureau lag een kaars, ernaast stond een doos waarin nieuwe kaarsen lagen. Nick kon zich indenken dat de vader van Giovanni hier zijn administratie bijhield en de geheimen van de camorra bewaarde.

Iedereen keek elkaar aan, maar niemand durfde iets te zeggen.

‘Jij mag kijken,’ zei Luigi.

Nick liep naar de kast en deed die open. Op verschillende planken lag veel geld. Er lagen papieren van banken, rekeningnummers, afschriften, alles netjes gerangschikt. Luigi trok plastic handschoenen aan en keek even voorzichtig naar de papieren. Banco Ambrosiano zag hij staan. Calvi stond op een van de mappen in de kast. Op de onderste plank lagen vele cassettebandjes, met daarop in een keurig handschrift data en namen. Nick zag drie bandjes met een naam die hij herkende: Pergolesi. Andere namen zeiden hem weinig.

‘Allemaal politici,’ zei Luigi ademloos. ‘Als dit de rekeningen van de camorra zijn en banden van gesprekken die zijn opgenomen tussen deze politici en de camorra... Mijn god, dan is dit een goudmijn.’

‘Of een tijdbom,’ zei Nick.

‘Ja, dat ook. Dit moet met de nodige discretie gebeuren. Hier zijn we wel een paar maanden mee bezig.’

Nick keek om zich heen. Hij had het gevoel dat de muren op hem af kwamen. Hij wilde hier weg, de frisse lucht in. ‘Kunnen we naar boven gaan?’

Luigi gaf een teken, en Nick en Houdini werden weer naar buiten gebracht.

‘Gaat het?’ vroeg hij boven.

‘Ja, het gaat,’ zei Nick. ‘Maar ik wil naar huis.’

==

Op het vliegveld van Rome namen ze hartelijk afscheid, nadat Luigi hen op eenzelfde manier door de douane had geloodst zoals Johnny van de polizia dat eerder had gedaan bij hun aankomst.

‘Heb jij nog iets gehoord van Alessandro Anguiari van Criminalpol?’ vroeg Nick aan Luigi.

Luigi keek even om zich heen of niemand hem kon horen en zei zacht: ‘Hij zal binnenkort gearresteerd worden. Met Broschi, zijn chef. En waarschijnlijk nog een paar anderen. Wist je dat ze mensen naar Amsterdam gestuurd hebben om jou te volgen, in de hoop dat jij hen naar de informant zou leiden?’

‘Waarom heb je dat niet eerder verteld?’ voeg Nick verbaasd.

‘Omdat we dat zelf pas onlangs te weten zijn gekomen. We zijn, met de rechters van de Direzione Distrettuale Antimafia in Napels en Rome, een grondig onderzoek gestart. Iedereen wordt afgeluisterd. Ze verwachten dat niet en praten honderduit. Goed, ik houd jullie op de hoogte. Hier.’

Luigi gaf hun, zoals onder collega’s gebruikelijk was als aandenken een houten schild mee met het wapen van de ros erop, een adelaar die aan komt vliegen met zijn poten in aanvalspositie.

‘Ik heb geen souvenir voor jullie,’ glimlachte Nick. ‘Anders kom je maar naar Amsterdam.’

‘Afgesproken.’ Ze schudden elkaar de hand. ‘Bedankt. En sterkte. Met alles,’ zei Luigi.

Hij zwaaide, draaide zich om en liep weg, geëscorteerd door vier van zijn mannen.

‘Heb jij het hem verteld?’ vroeg Nick.

‘Wat verteld?’ Houdini hield zich op de vlakte.

‘Doe niet zo onnozel.’

‘Hij maakte zich zorgen om je,’ zei Houdini uiteindelijk. ‘Hij merkte dat er iets was met je, en toen heb ik hem verteld wat er in Amsterdam gebeurd is. Ik wist niet dat het geheim was.’

‘Dat is het ook niet,’ zei Nick. Hij had er vrede mee, want hij maakte zich nu meer ongerust om zijn gezondheid dan om wat zijn collega’s over hem dachten.

Op het moment dat ze het vliegtuig in wilden stappen, werd Nick’s arm vastgepakt.

‘Ga je zomaar weg?’

Hij draaide zich om en zag Nadia staan.

‘Natuurlijk niet,’ zei Nick.

Ze glimlachte. Iets verderop stonden haar lijfwachten de vertrekhal te observeren.

‘Ik moet jullie nog bedanken. Ik denk dat we nog een keer een afspraak moeten maken. De zaak doorspreken, dat soort dingen.’

Ze gaf Nick een kus op zijn wang. ‘Ciao,’ zei ze en gaf hem een papiertje met haar mobiele telefoonnummer.

Houdini kreeg een hand.

‘Dat zo’n mooie vrouw zo kan blozen,’ zei Houdini verbaasd, toen ze weg was.

‘Hou je kop,’ zei Nick en liep naar het vliegtuig.

==

In Amsterdam ging het allemaal een stuk formeler dan op Leonardo da Vinci, het vliegveld van Rome. Nick en Houdini wachtten in de rij voor de paspoortcontrole en namen een taxi.

‘Het is wonderlijk hoe snel chaos went,’ zei Nick, terwijl hij de ordelijke rijen auto’s op de snelweg richting Amsterdam gadesloeg.

‘Wat gaan we doen?’ vroeg Houdini. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik morgen weer in uniform moet lopen.’

‘Solliciteer bij de recherche. Ik doe wel een goed woordje voor je,’ zei Nick. ‘Als je tenminste denkt dat dat helpt,’ zei hij er grijnzend achteraan.

Houdini glimlachte. Hij bleef een lange tijd stil en keek naar de gebouwen langs de Zuid-As van Amsterdam. ‘Hier zit geen maffia,’ zei hij. ‘Niet zoals daar.’

‘Weet je dat zeker?’ vroeg Nick.

==

Ze werden bij het bureau afgezet. Nick liep naar binnen en werd tegengehouden door een collega in burger, die zich bij hem legitimeerde.

‘Waarom leg jij neer als ik je aan de telefoon heb?’ vroeg hij.

‘Meneer Goesee van Interne Zaken,’ zei Nick. ‘Ach, we zaten in het zuiden van Italië. Daar is alles niet zo georganiseerd en betrouwbaar zoals hier. Een heel andere wereld, kan ik je vertellen.’

Om hen heen verlieten collega’s die gingen surveilleren het bureau. Ze keken even aandachtig naar de twee voor de deur staande mannen en liepen vervolgens door.

‘Ik heb geen zin in je,’ zei Nick. ‘Ik weet dat jullie om me heen aan het zoeken zijn en dat je me als een verdachte beschouwt. Ik weet dat ik de schijn tegen me heb, omdat ik zonder reden ben neergeschoten. Maar ik weet wie ik ben.’

Hij dacht even na. ‘Ik weet zelf niet hoe het is gebeurd en wat de aanleiding is geweest, maar ik weet dat ik niet fout ben.’

‘Dat weten wij ook,’ glimlachte Goesee. ‘Als je me de kans had gegeven, had ik je door de telefoon kunnen vertellen dat wij onderzoek hebben gedaan en niets hebben gevonden. Dan had ik je kunnen vertellen dat dit onderzoek werd opgedragen vanuit justitie, juist om elke schijn van partijdigheid te vermijden, juist om iemands onschuld vast te stellen. Dat wij de zaak hadden afgerond. Dan had ik je gevraagd of jij nog iets nieuws te melden had. Maar ja, jij moest zo nodig de hoorn erop gooien.’

Nick lachte.

‘Hoe was het in Italië?’ vroeg Goesee.

‘Ik kan me voorstellen dat de maffia daar wint. Er zijn te weinig good guys en te veel bad guys,’ zei Nick.

Goesee knikte. ‘Laten we hopen dat het hier nog andersom is.’

‘Ik ben bang dat wij niet eens doorhebben hoeveel bad guys hier zitten,’ zei Nick oprecht. ‘Als jullie het onderzoek afronden, hoe zit het dan met het team op het hoofdbureau? Hebben zij inmiddels een idee wie mij heeft neergeschoten? Gaan ze nog wel door?’

De manier waarop Goesee keek, bood Nick weinig hoop. ‘Voorlopig lijkt het erop dat je domweg op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats was. Het onderzoek kan nog wel eens heel erg lang gaan duren. Sorry.’ Hij klopte Nick bemoedigend op zijn schouder en liep weg.

Hoorde hij het goed? Verkeerde tijd, verkeerde plek? Was hij domweg neergeschoten omdat hij iemand in de weg liep? Of omdat hij iets had gezien wat hij niet had mogen zien? Verdomme, als zoiets gebeurt, laat het dan de moeite waard zijn. Laat me dan heroïsch neergeschoten worden, in plaats van door een of andere psychopaat die meteen begint te schieten als iets hem niet bevalt. Hij moest erom lachen. Jezus, wat een ongelooflijk stomme manier om bijna dood te gaan.

Al die tijd had Houdini een eindje verderop staan wachten. ‘Gaat het?’ vroeg hij.

‘Ik denk het wel,’ zei Nick. Hij had plotseling heimwee naar Italië, waar je vocht tegen waardige tegenstanders. Het was onwerkelijk en belachelijk om nu weer hier te staan, en terug te denken aan het terras van de villa en de laatste ontmoeting met Giovanni.

Hij was zelfs vergeten om Luigi te vragen wat de echte naam van Giovanni La Rocca was.

‘Ik eh... ga naar huis,’ zei Nick. ‘Ik blijf denk ik een paar dagen thuis. Ik was blij dat je mee was.’ Hij schudde Houdini’s hand.

‘Ik was blij dat ik mee mocht,’ antwoordde Houdini.

‘Regels zijn regels,’ glimlachte Nick. ‘Een informant moet je met z’n tweeën runnen.’

==

‘Is dit normaal?’ vroeg hij aan Hanson.

Hanson pakte Nick’s hand vast en voelde zorgvuldig aan alle spieren en pezen. Hij gleed met zijn hand langs de spieren in zijn arm en vroeg Nick om een aantal simpele opdrachten te doen, zoals zijn vinger volgen en wat hand-oogcoördinatie uit te voeren.

‘En?’ vroeg Nick.

‘Ach, wat zal ik zeggen?’ Hanson aarzelde. ‘Ik denk dat we maar wat scans moeten maken om er zeker van te zijn.’

Nick keek hem aan en twijfelde er voor het eerst aan of Hanson hem de waarheid wel durfde te zeggen.

‘Het spijt me dat je Lisa hebt gehoord door de telefoon,’ zei Hanson.

‘Hoe lang hebben jullie al iets met elkaar?’

Hanson haalde zijn schouders op. ‘Maakt het iets uit?’

‘Ik wil dat je me opereert,’ zei Nick.

‘Pardon?’

‘Ik wil dat je me opereert. Ik wil dat ding eruit hebben. Het maakt me niet uit wat er met me gebeurt. Ik wil dat jij het doet.’

‘De dokter die het met je ex-vrouw doet, van wie jij nog steeds houdt? En die nog steeds heel veel om jou geeft? Lees jij niet te veel doktersromannetjes?’

‘Jij bent stom genoeg ook de enige aan wie ik de operatie toevertrouw. En als je daar misbruik van wilt maken, moet je het zelf weten.’

Hanson keek hem even aan. ‘Ik zal zorgen dat je snel terecht kunt.’

==

Drie dagen later was het al zover. Nick werd ’s ochtends naar het ziekenhuis gebracht door Houdini.

‘Hoe lang gaat het duren?’ vroeg die.

‘Geen idee. Hoezo? Wou je wachten?’ vroeg Nick. ‘Mijn handje vasthouden?’

‘Als dat je helpt,’ zei Houdini. ‘Je moet de groeten hebben van mijn vriendin. Ze vroeg of je een keer kwam eten bij ons, en of je me nooit meer mee wilde nemen.’

‘Heb je haar verteld wat er in Italië gebeurd is?’ vroeg Nick.

‘Niet alles. Dat leek me beter.’

‘Doe mij een lol,’ zei Nick

‘Wat?’

‘Ga straks naar de vreemdelingendienst. Zoek daar ene Daniël Marks op. Hij heeft stiekem een kopie gemaakt van de vingerafdrukken van Giovanni. Vraag die terug en zeg dat Interne Zaken zijn gedrag onderzoekt. Niet meer, niet minder. Laat hem ook maar even zweten.’

‘Met plezier,’ glimlachte Houdini.

Achter Houdini kwam Lisa het ziekenhuis in. Ze voelde zich duidelijk ongemakkelijk dat ze Nick direct tegen het lijf was gelopen. Ze zwaaide even en ging in een hoekje zitten. Nick liep naar haar toe.

‘Wat kom jij doen?’ vroeg hij, niet onvriendelijk.

‘Wachten op je.’ Ze had tranen in haar ogen.

‘Het gaat wel goed,’ zei Nick. ‘Ik zie je vanmiddag gewoon weer.’

Ze vocht tegen haar tranen en knikte. ‘Het spijt me. Ik wilde niet dat je er op die manier achter zou komen. Niet omdat ik het geheim wilde houden, maar meer... voor jou. Je had het al moeilijk genoeg.’

‘Hou je van hem?’ vroeg Nick.

‘Hij zorgde zo goed voor je.’

Hij ging naast haar zitten. Ze pakte zijn hand in de hare. Zwijgend wachtten ze tot het tijd was.

==

***

==

Alsof het zo moest zijn, liep Don Leo tegelijkertijd in een andere vleugel van het ziekenhuis de kamer van Emilio Rubini in, de verlamde jongste broer van de Tre Tenori. Hij zette zich naast Emilio’s bed en begon samen met Emilio te bidden, terwijl Nick naar de operatiekamer werd gereden.

Op het moment dat Nick een kapje met het narcosemiddel op kreeg, drukte Don Leo een kussen op het vredig afwachtende gezicht van Emilio, en deed daarmee wat Davide hem gesmeekt had te volbrengen, omdat hij het zelf niet meer zou kunnen doen.

‘Tel langzaam terug van tien tot nul,’ zei Hanson tegen Nick. ‘Alles gaat goed komen. Vertrouw me.’

Nick knikte. ‘Anders lag ik hier niet.’

‘Genoeg geluld. Tel,’ beval Hanson.

Nick begon. ‘Tien, negen, acht, zeven, zes...’

Opeens zag Nick het gezicht van de man die hem had neergeschoten voor zich, niet eens in een flits maar langzaam en heel helder.

Shit, dat gezicht moet ik onthouden, kon hij nog net denken. Die is voor mij. Die ga ik pakken, hoe dan ook.

‘Zes, vijf, vier...’

En toen was hij weg.

Naschrift

Zoals in diverse kranten in Nederland en Italië heeft gestaan, en zelfs in Italië op tv is geweest, hebben twee Amsterdamse rechercheurs begin jaren negentig gedurende lange tijd een Italiaanse pentito onder hun hoede gehad.

Dit verhaal is gebaseerd op die periode. De pentito uit dit verhaal is echter niet die pentito, noch is dit verhaal een letterlijke weergave van die tijd. Er zijn in de loop der jaren diverse Italiaanse maffialeden geweest die hun verhaal hebben verteld, ook in Nederland. De pentito uit dit boek is een mengeling van al deze Italianen, fantasie, en met name alle publicaties die over dit onderwerp geweest zijn, zowel in Nederland als in Italië.

Veel van dit verhaal is dan ook verzonnen of teruggebracht tot geloofwaardige proporties, want de werkelijkheid was vaak te waanzinnig om te kunnen gebruiken. Zo hebben wij – in realiteit – nota bene van een journalist moeten horen dat de Italiaanse autoriteiten inderdaad mensen naar Amsterdam hebben gestuurd om ons te achtervolgen, om zo achter de identiteit van de pentito te komen.

De samenwerking met de Italiaanse autoriteiten was in die periode zowel een droom als een nachtmerrie. ‘Ze’ hadden er letterlijk alles voor over om achter de identiteit van de pentito te komen. Zie hiervoor de onthulling van de journalist hierboven, maar ook de opsomming van de senator aan het eind van het boek. Zo is er bijvoorbeeld één Italiaan die wellicht nog steeds denkt dat hij is uitgeleverd aan de Italiaanse autoriteiten, terwijl dat absoluut niet het geval was. Ook de spreekwoordelijke tegenwerking tussen alle anti-maffiadiensten in Italië onderling was destijds legendarisch en soms zelfs hilarisch. De verzuchting ‘Het is niet zo gek dat de maffia wint in Italië’ heeft meer dan eens geklonken.

Maar boven alles hebben we zeer veel integere, moedige en bijzonder betrokken collega’s leren kennen, zowel bij de polizia en de carabinieri als de rechterlijke macht, die vaak met gevaar voor eigen leven de maffia bestrijden. Gelukkig vormen ze de grote meerderheid. Met hen was het destijds geweldig samenwerken, en er is in de loop der jaren veel ten goede veranderd in hun strijd tegen het kwaad.

Verder, en dat moet ook gezegd worden, hebben enkele leden van de maffia destijds onwillekeurig indruk gemaakt door hun opstelling en eergevoel. Soms bleek een handdruk ter bezegeling van een afspraak of een verklaring inderdaad meer waarde te hebben dan alle indrukwekkende stempels en handtekeningen op Italiaanse documenten, zoals rechter Giovanni Falcone in zijn boek Cosa Nostra al opmerkte.

==

Simon de Waal

Amsterdam, september 2007

Dank!

Bij het schrijven van dit boek heb ik onvoorstelbare en onmisbare hulp en steun gehad.

==

Mieke, zonder jou was het er gewoon niet geweest. Jouw steun en liefde was (en is) geweldig en ik wil niet zonder je.
Sascha en Yannick. ‘Kusje, pap’ en ‘Gaat het goed met je boek?’. Mijn hart is voor jullie.
Theo, voor wie geen komma te veel was. Dank voor je hulp, wijze woorden en steun in de rug!

==

‘Boss’ van de Raggruppamento Operativo Speciale in Rome.

Veel speciale dank voor al je hulp, toen en nu.

==

Professor Jeff Matthews van de Universita degli Studi di Napoli Federico ii en Larry Ray uit Louisiana, usa, veel dank voor de onschatbare informatie over Napels en haar inwoners (zie de website www.napoli.com) en in het bijzonder over de sottosuolo en de schuilplaatsen onder de huizen in Napels.

==

Chris Lenders van smook.eu in Napels, dank voor je informatie over de stad en de mensen.

==

Willem Jongbloed en Wil Schneider

zonder jullie was dit hele verhaal nooit mogelijk geweest.

==

Oscar en Diana
Oscar en Diana
Twee keer, omdat ik jullie in
Cop vs Killer vergeten was te bedanken. Bij dezen dan. Destijds vergeten, nu dubbel gemeend.
Heel veel dank voor jullie steun, humor, altijd milde sarcasme (ha!) en het me thuis laten voelen bij een uitgever.
Op naar de volgende.