Een beste vrouw

Toen vorige week de storm boven Amsterdam was uitgewoed, keerden de hengelaars terug. Ik zat op een ochtend in het gras naast twee van hen, die van huis klapstoeltjes hadden meegebracht. De ene man zag er zeer vadsig uit. Hij had de hengel ergens aan bevestigd, zodat hij zijn handen, die als grote, rode krabben in zijn schoot lagen, niet hoefde te derangeren. De ander, een fragiel oud kereltje, viste met de ware overgave - dat zag zelfs een leek. Hij verloor de dobber geen moment uit het oog, terwijl hij tegen zijn buurman zei:'Ja, ik mis haar natuurlijk wel sterk. Als je zevenenveertig jaar getrouwd bent geweest en ze gaat dan zó schielijk dood, in twee dagen tijds, da's een harde tik, hoor. '
De andere man liet het bij een klein knikje.
'Ik ben nou ruim een jaar alleen, hè. En ik denk vaak: 'Ze is een beste vrouw voor me geweest. ' Ze hield het huis kraakhelder. Ze bracht een gezonde hap op tafel. Ze zorgde dat ik er altijd knap bijliep. En - ze was zuinig. Dat is een zegen, hoor, als een vrouw zuinig is. '
Hij keek even opzij. Maar deze keer reageerde de dikke man in het geheel niet.
'Ik ben altijd een prima stoffeerder geweest, ' vervolgde de oude. 'Dus ik bracht een behoorlijk loon thuis. En daar ging ze zeer verstandig mee om. Ik kreeg 'n paar gulden, voor in m'n zak. Ach, ik had ook maar zo weinig nodig. Roken deed ik niet. Daar had ze een hekel aan. 't Sloeg op d'r ogen, zei ze. Nou, en de kroeg,daar ging ik nooit naar toe. Ja, vóór me huwelijk wel. Maar... 'Je leert er alleen maar kwaad, ' zei ze. En daar had ze toch gelijk in ? Ach, nou kom ik er wel eens. Een man alleen, nietwaar? Je zoekt vertier. En een kaartje leggen, dat is best gezellig. Maar toen ze nog leefde had ik er geen behoefte aan. Ik zat iedere avond gezellig thuis. Koppie thee. Krantje lezen. En bijtijds naar bed. Een rustig leven. Geen geldwegsmijterij. Ze heeft flink gepot. Een zeer verstandige vrouw, dat moet ik zeggen. '
Even keek hij hoopvol naar de dobber. Maar het was loos alarm.
'Nou is zevenenveertig jaar natuurlijk wel een hele tijd, ' zei hij. 'Veel praten deden we op 't laatst niet meer. Ach, je weet het allemaal al. Ik zei wel eens: 'Als we eens een televisie namen ?' Maar dat vond ze veel te duur. Gelijk had ze. Dat heb ik gemerkt. Zo'n maand of tien geleden heb ik er een gekocht en 't was een hele som, hoor. Maar er gaat wel een wereld van schoonheid en divertissement voor je open. Dat wel. Als ik 's avonds zit te genieten dan denk ik: 'Dat dank ik toch maar aan haar. ' Want als zij niet zo gespaard had, zou ik 'm niet contant hebben kunnen betalen. Zo is het toch. En 't zelfde geldt voor dat Rijnreisje dat ik vorige maand gemaakt heb. Zij voelde daar niks voor. We gingen ieder jaar een week logeren bij d'r zuster in Meppel. En die zuster kwam dan, als ruil, een week met d'r man bij ons. Gezellig. Maar toch - weet je dat zo'n Rijnreisje erg leuk is ?'
De andere man maakte nu sterk de indruk dat hij sliep, maar dat weerhield de verteller niet. Met een glimlach zei hij:'Vissen is altijd een grote liefhebberij van me geweest. En dat vond ze goed. Ja hoor. Ze gaf me altijd brood mee en een half flesje melk. Maar - ik had vroeger een hengeltje en dat stelde niet veel voor. Zevenvijftig had ik er voor betaald. Ja, opgespaard van me zakcenten. Ik kom er mee thuis en ze vraagt: 'Wat kost dat?' En ik zeg: 'Vijf gulden. ' En zij: 'Wat 'n geld voor zo'n ding. ' Maar kwaad was ze niet. Nee. Ach, die vrouw was nou eenmaal zuinig. Die vermorste de centen niet, zoals veel van die slonzebellen. Maar zie je me werphengel? Uit de kunst, hè? Goedkoop was-ie niet. Dat geef ik toe. Maar jonge, jonge, wat vis je er lekker mee. Kijk, dat zou zij nou niet begrepen hebben. Maar - 'n beste vrouw hoor. Ik mis haar nog elke dag. '