2

Hij had Sarah via Keith leren kennen. Ze hadden later vaak grapjes gemaakt over het feit dat ze misschien wel meerdere keren in dezelfde ruimte waren geweest voor ze elkaar daadwerkelijk ontmoetten, maar als dat al zo was, konden ze zich dat geen van beiden herinneren. Ze hadden elkaar uiteindelijk ontmoet op een feestje ter ere van het feit dat Keith een contract met een grote platenmaatschappij had weten te regelen voor een veelbelovende nieuwe band. Hij leek dat als een soort persoonlijke overwinning te beschouwen en Ben vond hem soms dan ook meer op een gefrustreerde manager dan op een advocaat lijken. En net als iemand die pas bekeerd is tot een nieuw geloof, beschouwde Keith het blijkbaar ook als zijn verantwoordelijkheid om Ben te laten kennismaken met dat woest spannende artiestenwereldje.

‘Kom op nou, je moet echt komen! Het wordt een geweldige avond!’ bleef hij maar zeggen. ‘De platenmaatschappij trekt alle registers open. Volgens mij wordt het een onvergetelijke avond.’

Daar was Ben nog niet zo zeker van. Hij was wel eens eerder naar zo’n feestje geweest om een platendeal te vieren en had er toen ook weinig aan gevonden. Meestal hoorde je daarna ook nooit meer iets van zo’n band en hij ergerde zich bovendien vaak aan de muzikanten, wier naïviteit vaak gepaard ging met een flinke dosis arrogantie. Hij vond dit soort gelegenheden meestal nogal saai. Alleen was die avond inderdaad verre van saai verlopen. Dat wil zeggen, pas nadat hij zijn eigen camera aan diggelen had geslagen op het hoofd van de leadzanger.

Toen hij binnenkwam had hij er al flink de pest in. Zijn relatie met een fotomodel dat hij tijdens een reclameklus had ontmoet, die al met al een halfjaar had geduurd, was kortgeleden op een nogal pijnlijke manier op de klippen gelopen. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat Keith hem vanavond had uitgenodigd. En misschien was het ook wel de reden dat hij erop in was gegaan.

Maar zodra hij de club binnenkwam en de keiharde muziek hoorde, had hij er meteen al spijt van. Hij kende het allemaal wel: van de gratis flessen champagne en tequila, de importbiertjes en de Jack Daniels, tot aan de uitgebrande auto die aan kettingen aan het plafond hing. Als Keith hem op dat moment niet had gespot en naar hem had gezwaaid, zou hij zich waarschijnlijk meteen weer uit de voeten hebben gemaakt.

Te midden van de jonge feestgangers viel het donkere advocatenpak van zijn vriend nogal op, als een kraai tussen de grasparkieten. Ben en hij waren tijdens hun studie huisgenoten geweest. De zelfbewuste eerstejaars kunstacademiestudent en de in een gestreken spijkerbroek gestoken derdejaarsstudent rechten hadden de kat uit de boom gekeken en waren er allebei stiekem van overtuigd geweest dat de studentenadministratie zich had vergist. Maar hun gezamenlijke liefde voor voetbal en bier had de veel minder belangrijke verschillen al snel naar de achtergrond verdreven. Ze waren elkaar na hun studie dan ook niet uit het oog verloren, ondanks het feit dat Keith Bens waarschuwingen in de wind sloeg en wel met Tessa was getrouwd toen ze zwanger bleek te zijn. Daarna waren de verschillen tussen hen steeds duidelijker geworden: Bens haar werd steeds langer, Keiths pakken steeds duurder. Tessa had hen een keer omschreven als ‘The Odd Couple’, voor zover Ben zich kon herinneren was dat zo’n beetje het enige quasigrappige dat hij haar ooit had horen zeggen.

Hij vroeg zich soms wel eens af of Keiths besluit om te gaan werken bij een firma die de juridische beslommeringen van musici en acteurs behartigde een soort tegenreactie was op het burgerlijke gezinsleventje dat hij verder leidde. Hij had hun vriendschap echter nooit op het spel durven zetten door die vraag ook hardop te stellen.

Op weg naar Keiths tafel dwong hij zijn mondhoeken omhoog in een glimlach. Hij werd voorgesteld aan een paar andere juristen en enkele gehaaide managers van de platenmaatschappij, die Ben amper een blik waardig keurden, wat geheel wederzijds was. Hij verontschuldigde zich zodra hij dat ook maar enigszins kon maken en besloot op zoek te gaan naar de drank.

Dat was de eerste vergissing van de avond. Omdat hij niemand had met wie hij kon praten, was zijn glas telkens heel snel leeg en de zware camera om zijn nek werd almaar zwaarder. Hij bedacht dat hij niet naar Keith had moeten luisteren en het ding beter thuis had kunnen laten.

‘Als je een paar mooie foto’s schiet, gewoon wat spontane plaatjes van een paar van die gasten, krijg je misschien wel wat opdrachten toegeschoven,’ had Keith hem gezegd, hoewel Ben hem herhaaldelijk had gezegd dat hij helemaal geen belangstelling had om met bands in zee te gaan. Hij werkte het liefst met professionele modellen of met mensen die niet doorhadden dat ze gefotografeerd werden, in plaats van met vier of vijf buitengewoon onfotogenieke types, waarvan je er donder op kon zeggen dat een van hen zijn ogen precies dicht zou hebben als je eindelijk op de sluiterknop drukte. En liveconcerten waren voor een fotograaf zo mogelijk nog erger. Ben had dat na zijn afstuderen noodgedwongen wel een tijdje gedaan, omdat hij toen nog geen vaste klanten had, maar hij had het al heel snel opgegeven. En uiteindelijk had hij ook te weinig belangstelling voor de muziek om er echt moeite voor te willen doen.

Hij was net aan zijn vierde of vijfde biertje bezig toen Keith weer naast hem opdook. ‘Kom eens mee, ik zal je even aan de band voorstellen,’ schreeuwde hij zowat in zijn oor, omdat de muziek nog steeds keihard op hen inbeukte. Ben probeerde een enthousiaste blik op zijn gezicht te toveren terwijl hij zich door de mensenmassa heen wrong en achter Keith aan liep. In een nis achterin waren een paar tafels tegen elkaar aan geschoven, die vol stonden met lege glazen en flessen. Eromheen stonden tweemaal zoveel mensen als waar er ruimte voor was, op een kluitje rond de vier veelbelovende sterren in wording geschaard.

Keith begroette hen alsof hij ze al jaren kende. Mocht hij zich al bewust zijn van de neerbuigende blikken waarmee zowat iedereen hem aankeek, dan liet hij dat niet merken. Hij was nog niet eens dertig, maar door zijn maatpak en keurig geknipte, al dunner wordende lichtbruine haar zag hij er zelfs heel wat jaartjes ouder uit dan Ben, die nota bene twee jaar jonger was. Keith ratelde hun namen op, maar Ben deed geen moeite ze te onthouden. ‘Ze gaan het echt helemaal maken! Gaaf joh,’ zei Keith tegen hem, wat echter eerder voor de band leek te zijn bedoeld.

Ben zag een paar nogal zelfingenomen grijnslachjes. ‘Ja, dat klopt,’ antwoordde een van de bandleden. ‘Echt gaaf joh.’

Keith leek niet door te hebben dat hij de draak met hem stak en hoorde het bijbehorende gegniffel dat dat opleverde blijkbaar evenmin. Hij klopte Ben even op zijn schouder. ‘Nou, Ben is dus fotograaf en hij wil graag een paar foto’s van jullie maken.’

Ben werd zich er op een akelige manier van bewust dat alle ogen nu op hem waren gericht en merkte dat hij die neerbuigende gezichtsuitdrukkingen steeds minder goed kon hebben. Wat een arrogant stelletje snotneuzen zeg, dacht hij bij zichzelf en keek onverstoorbaar terug met zijn eigen jullie-kunnen-de-pot-op glimlach. Hij hoorde Keith zeggen: ‘Oké Ben, ik zie je straks dan nog wel, hè,’ waarna hij hem een kneepje in zijn arm gaf en zich vervolgens uit de voeten maakte.

Ben had hem graag uitgefoeterd. En zichzelf trouwens ook, want Keith dacht waarschijnlijk zelfs dat hij hém hiermee een plezier deed. Hij wilde er net vandoor gaan toen een van de bandleden hem aansprak.

‘Dus eh… jij wilt ons fotograferen?’

Het was dezelfde jongen die Keith zojuist voor aap had gezet. Ben wist zich nog net te herinneren dat hij de zanger was. De jongen zat half onderuitgezakt, maar hij was overduidelijk lang en op een slungelige manier ook best aantrekkelijk. Hij droeg een strak zwart T-shirt en had een volle bos donker haar. Ondanks de gedempte verlichting in de club waren zijn pupillen niet meer dan speldenknoppen, een teken dat hij dit platencontract niet uitsluitend met een paar borrels had gevierd.

‘Nou nee, eigenlijk niet,’ antwoordde Ben.

De zanger wees naar de camera om zijn nek. ‘Waarom heb je dat kolereding dan om je nek hangen? Is het soms een ketting of zo?’

Er werd gelachen. ‘Ja, inderdaad,’ antwoordde Ben en hij draaide zich snel om.

‘Hé, kom op, man. Je bent hier toch voor wat foto’s, of niet soms? Is het zo beter?’ De zanger nam een overdreven bevallige modellenpose aan en tuitte zijn lippen naar hem.

Normaal gesproken zou Ben minzaam hebben geglimlacht en het daarbij hebben gelaten. Alleen hadden de vele biertjes zijn pesthumeur nog verergerd en had hij van tevoren ook niets gegeten, waardoor de drank dus extra hard aankwam.

‘Nee, sorry. Ik fotografeer geen eikels,’ zei hij.

De stemming aan tafel sloeg abrupt om. De zanger kwam overeind, maar het lachen was hem zo te zien wel vergaan. ‘Als ik jou was, zou ik maar een beetje op mijn woorden letten, klootzak. Wie heeft jou eigenlijk uitgenodigd? Je komt vast alleen maar voor de gratis drank, hè?’

Ben zette zijn biertje heel voorzichtig neer. ‘Nee, ik kwam juist voor de hoogstaande conversatie.’ Dat zou natuurlijk een prachtige gevatte afsluiter zijn geweest, ware het niet dat de zanger nog voor Ben een stap had kunnen zetten een glas had gepakt en de inhoud ervan in zijn gezicht had gesmeten.

Iedereen barstte in lachen uit, maar het enige waar Ben aan kon denken, was het fototoestel, dat zonder enige bescherming losjes om zijn nek hing. Wat er ook in het glas had gezeten, het rook naar zwarte bessen en nu is vocht op zich al funest voor een camera, maar een plakkerige zoetige substantie is helemaal erg.

‘Lul! Zakkenwasser!’ Hij probeerde het toestel te redden en zag dus niet dat de zanger het op dat moment uit zijn handen probeerde te grissen. Het riempje bleef achter zijn kraag haken, maar helaas verloor de jongen daardoor ook zijn grip op de camera. Ben probeerde de schade te beperken, maar greep zelf vervolgens ook in het luchtledige. Het toestel viel op de rand van de tafel en kletterde keihard op de grond.

‘Oeps,’ zei de zanger terwijl Ben zich al had gebukt. Zodra hij de lens aanraakte, versplinterde die in zijn handen. Er werd nog wat gegrinnikt, maar de meeste mensen leken wel door te hebben dat dit niet echt grappig meer was. Alleen behoorde de zanger helaas niet tot die laatste categorie.

‘O, maar je was toch al niet van plan ’m te gebruiken, hè?’ spotte hij, waarop Bens laatste beetje zelfbeheersing hem in de steek liet. Hij smeet de kapotte camera in de richting van de jongen, meer in een reflex dan door iets anders. Voor zover hij er al bij nadacht, nam hij aan dat de zanger de camera wel zou opvangen, maar de jongen had zich helaas net lachend omgedraaid naar het meisje naast hem. Hij stond dus nog na te hinniken toen de camera hem pal in het gezicht trof.

Hij slaakte een kreet en viel achterover, terwijl er meteen ook flink wat bloed uit een diepe snee op zijn voorhoofd opwelde. Ben wist nog net te bedenken dat dit niet helemaal de bedoeling was toen een ander bandlid overeind sprong en naar hem uithaalde. Ben probeerde zijn vuist te ontwijken, maar voelde dat de bovenkant van zijn hoofd werd geraakt. Hij zag plotseling sterretjes, maaide met zijn armen om zich heen, struikelde en ging onderuit. In de paar seconden daarna registreerde hij vaag nog meer mensenlichamen, veel geschreeuw en het geluid van brekend glas. Hij voelde dat hij nog een paar keer werd geslagen, probeerde zijn hoofd ondertussen te beschermen en merkte opeens dat hij overeind werd getrokken door een stel sterke armen. Met het oog dat geen pijn deed zag hij een bezorgde Keith naar hem kijken, die iedereen ogenschijnlijk tot kalmte probeerde te manen, inclusief de uitsmijters die zich er al mee wilden bemoeien. Hij zag de zanger een eindje verderop staan, met een bebloed gezicht en beide handen tegen de wond op zijn voorhoofd gedrukt, terwijl de muzikant die begonnen was met slaan, jammerend met een van zijn armen tegen zijn borst stond geklemd.

‘Oké, oké, jongens. Rustig maar,’ probeerde Keith iedereen gerust te stellen, wat door de geschokte uitdrukking op zijn eigen gezicht echter niet heel overtuigend overkwam. Hij wierp Ben een blik toe waaruit zowel bezorgdheid als woede sprak en zei vervolgens iets tegen iemand naast Ben. ‘Breng hem maar naar buiten. Ik kom er zo aan, zodra ik de gemoederen hier enigszins heb weten te sussen.’

Ben dacht dat Keith het tegen de uitsmijter had die hem overeind had geholpen, maar het bleek een jonge vrouw te zijn die hij eerder die avond aan Keiths tafeltje had zien zitten. ‘Kom maar mee,’ zei ze. ‘Kun je lopen?’

Ze wisten de uitgang te bereiken.

‘Wil je je gezicht misschien even afspoelen?’ vroeg ze hem toen ze bij de uitgang stonden. Ze droeg een donker mantelpakje, het vrouwelijke equivalent van Keiths maatpak. Ben schudde zijn hoofd. Hij had nog steeds niets tegen haar durven zeggen. De adrenaline was inmiddels uitgewerkt en hij kon wel door de grond zakken. Hij begon nu pas te beseffen wat een ontzettende stomme actie dat net was geweest.

Ze gingen naar buiten en bleven samen op de stoep staan wachten. Na de rokerige bedompte nachtclub leek de avondlucht wel uit pure zuurstof te bestaan. Het was september en hoewel niet echt koud, was het koel genoeg om hem het gevoel te geven alsof er een ontnuchterend washandje tegen zijn gezicht werd gedrukt. Ben duwde zijn handen in zijn zakken en probeerde ondertussen niet te rillen. Hij ontweek de blik van de jonge vrouw, maar voelde dat ze naar hem keek.

‘Wat is er nou precies gebeurd? Ik neem aan dat ze niet wilden dat je foto’s nam?’

Ben merkte erg genoeg dat hij door de schok van het hele gebeuren stond te klappertanden. ‘Nee, het kwam… eh… Het kwam juist doordat ik geen foto’s van hen wilde maken.’ Hij voelde dat zijn wangen gloeiden.

‘Goh, die ken ik nog niet: een fotograaf die klappen krijgt in een nachtclub omdat hij géén foto’s maakt.’

Hij kon het niet laten een flauwe opmerking te maken. ‘Ja, maar je moet wel een beetje selectief blijven, hè.’

Op dat moment kwam Keith naar buiten. Dat hij rood aangelopen was, was ook zonder het neonlicht goed te zien. ‘Zo, dat heb je mooi gedaan, zeg. Echt geweldig! Wat bezielde je in hemelsnaam, Ben?’

‘Wat míj bezielde? Die lui hebben mijn camera vernield!’

‘Die camera kan me geen zak schelen. Ik ben een halfjaar bezig geweest met het sluiten van deze deal en uitgerekend op de dag dat het contract wordt ondertekend, heb ik een zanger wiens gezicht gehecht moet worden en een bassist met een gebroken hand! En dat komt verdomme ook nog eens door iemand die ík heb uitgenodigd! Mooie binnenkomer, Ben!’

Hij had Keith nog nooit zo boos gezien, maar merkte dat hij zelf ook kwaad werd omdat hij het niet terecht vond dat hij hier als enige de schuld van kreeg. ‘Wat had je dan verwacht? Dat ik je braaf met een glimlach zou bedanken voor deze uitgelezen kans?’

‘Was het nou echt te veel moeite om een paar klotefoto’s te schieten om de lieve vrede te bewaren, al was het maar voor mij? Ja, hè? Dat was zeker al te veel gevraagd. Nee, jij moet per se ruzie zoeken met de zanger en dat kutding uitgerekend in zijn gezicht smijten! Verdomme, weet je wel dat hun manager een aanklacht tegen je wil indienen?’

Ben had nu pas door dat hij Keith in een heel erg lastig parket had gebracht. ‘Ik dacht dat hij hem wel zou vangen,’ probeerde hij voorzichtig.

‘Tja, maar dat deed hij dus niet, hè.’ Keith streek met een hand door zijn dunne haar. ‘Hé, ik moet echt weer naar binnen. En jij kunt maar beter zo snel mogelijk wegwezen hier. Ik denk dat ze straks al naar het ziekenhuis gaan en ik heb geen zin in nog meer gedoe als ze jou hier dan zien staan.’

Ben knikte berouwvol. ‘Het spijt me.’

Keith keek hem even aan en leek na te denken of hij daar genoegen mee nam. Uiteindelijk slaakte hij een diepe zucht. ‘Laat maar. Maak je geen zorgen, ik brei het op de een of andere manier wel weer recht.’ Hij glimlachte vermoeid. ‘En het had veel erger kunnen zijn. Het is gelukkig de bassist die een gebroken hand heeft en we waren toch al aan het overwegen hem de laan uit te sturen.’

Ben wilde net gaan lachen toen hij zag dat Keith helemaal geen grapje maakte.

Keith wendde zich tot de jonge vrouw die dit alles van een afstandje had gadegeslagen. ‘Sarah, kun jij voor een taxi voor hem zorgen? En ga daarna zelf ook maar naar huis. Je kunt hier nu toch niet veel meer betekenen.’

Hij wachtte niet op haar antwoord en haastte zich naar binnen. Er viel een stilte. Ben zou het liefst ergens onder zijn gekropen. ‘Zullen we dan maar?’ zei Sarah. ‘We kunnen verderop wel een taxi aanhouden.’

Ze liepen samen verder over de stoep. ‘Ik heb geen taxi nodig, hoor,’ zei hij toen ze bij de eerstvolgende kruising kwamen. ‘Mijn auto staat een eindje verderop.’

Ze bleef staan en draaide zich naar hem toe. ‘Het lijkt me niet zo slim als jij nu achter het stuur gaat zitten.’

‘Nee nee, het gaat wel. Zo erg is mijn oog er nu ook weer niet aan toe.’ Hij betastte de buil die hij voelde heel voorzichtig.

‘Ik had het niet over je oog, maar over de hoeveelheid drank die je op hebt.’

‘Ik ben niet dronken,’ antwoordde hij kortaf.

‘Misschien niet, maar vind je ook niet dat vanavond zo wel spannend genoeg is geweest?’

Ze keek hem nog steeds wat spottend aan. Ze had haar lichtbruine schouderlange haar achter haar oren gestoken en van dichtbij zag hij nu opeens dat haar neus en wangen bespikkeld waren met lichtgekleurde sproetjes. Hij kon in het schijnsel van de straatlantaarns niet goed zien wat voor kleur haar ogen waren, maar hij meende dat ze groenbruin waren. Hij zag nu ook pas dat ze er eigenlijk heel leuk uitzag en de frons op zijn gezicht verdween als vanzelf. ‘Ja, misschien heb je daar wel gelijk in.’

Toen ze eenmaal een taxi hadden kunnen aanhouden, zei Ben dat zij deze wel mocht nemen, maar ze sloeg zijn aanbod resoluut af. ‘Nee, dank je. Ik moet morgen zeker weten verslag uitbrengen aan Keith en dan wil ik hem wel kunnen zeggen dat ik je veilig in een taxi heb gezet.’

Ze wachtte tot hij was ingestapt. Haar ranke gestalte straalde iets kwetsbaars maar tegelijkertijd afstandelijks uit. Vreemd genoeg voelde hij zich opeens een beetje zenuwachtig. ‘Waar moet jij eigenlijk naartoe?’ vroeg hij. ‘Anders kunnen we de rit toch net zo goed delen?’

Ze bleek in Clapham te wonen. ‘Eigenlijk zou ik jou moeten bedanken voor daarnet,’ zei ze toen ze eenmaal naast hem zat. ‘Ik had anders nog zeker een uur moeten blijven en ik hou er niet van als ik te laat thuis kom voor de oppas.’

‘Heb je kinderen?’ Hij was verbaasd te merken dat hij teleurgesteld was.

‘Een jongetje, ja. Jacob. Hij is bijna twee.’

‘Dus je man is vanavond ook weg?’

‘Ik ben niet getrouwd.’

Ze zei het zonder enige emotie, gewoon als een mededeling. Ben merkte dat hij op slag weer wat blijer werd. Ho even, ze heeft een kind. Niet te hard van stapel lopen.

‘Dus je bent ook advocate?’ vroeg hij.

‘Nee, administratief medewerkster. Maar ik studeer ernaast en als het een beetje meezit, kan ik over een paar jaar examen doen. Het is wel wat omslachtiger, maar zo heb ik in ieder geval ondertussen wel een inkomen.’ Ze haalde haar schouders op en zei verder niets over hoe zwaar alleenstaande werkende moeders het hebben. ‘En jij? Maak je ook echt wel eens foto’s of gebruik je die camera vooral als wapen?’

Hij kreeg een schaapachtige grijns om zijn mond. ‘Nee, alleen als iemand me uitdaagt. En als ik het niet te druk heb met iemands gezicht verbouwen met mijn camera, ben ik meestal bezig met fotoshoots voor tijdschriften. Ik werk veel voor reclamebureaus. Dat soort werk.’

‘Klinkt spannend.’

‘Niet meer of minder spannend dan de muziekindustrie.’ Hij betastte zijn gezwollen oogkas even en ze schoten allebei in de lach. Toen de taxi voor haar deur stilhield, kon hij amper geloven dat ze er nu al waren. Ze stapte uit en hij kreeg plotseling het gevoel alsof de tijd drong, een gevoel van urgentie dat hij sinds zijn tienerjaren niet meer zo duidelijk had ervaren.

‘Zeg,’ zei hij snel, ‘als je later deze week toevallig tijd hebt, kunnen we misschien een keer iets afspreken?’

Ze glimlachte en boog zich voorover zodat ze hem kon aankijken. ‘Nee, ik denk niet dat dat gaat lukken. Het was al moeilijk genoeg om een oppas te vinden voor vanavond. Maar dank je wel voor het aanbod.’

Laat nou maar. Niet aandringen, ze heeft een kind. Sarah richtte zich weer op en wilde het portier al dichtdoen. ‘En lunchen dan?’ vroeg hij.

Ze keek hem nu duidelijk verward aan, alsof ze dit totaal niet had verwacht. ‘Is goed. Bel me maar een keer op mijn werk.’

Twee jaar later waren ze getrouwd. En twee jaar daarna sprong er een adertje in haar hoofd en was ze dood.

 

Jacob zat opgekruld in Bens arm op de bank naar de video van The Lion King te kijken. Hij was dol op die film en in Jacobs geval wilde dat zeggen dat hij de film gerust van begin tot einde kon zien en dan meteen daarna nog een keer. Hij wist op zijn vierde al hoe je de video moest bedienen, maar als de film halverwege was, deed hij niet de moeite om hem terug te spoelen en begon dan gewoon te kijken op het punt waar de film op dat moment begon. Hij was ook niet geïnteresseerd in het verhaaltje en richtte zich puur op de beelden.

Hij zat nu te gapen. Ben wist dat het allang bedtijd was. De middagen na schooltijd volgden altijd een vast patroon: Jacob waste eerst zijn handen, keek dan een halfuurtje naar wat kinderprogramma’s, at iets, waarna hij nog even speelde of samen met zijn ouders televisie keek, dan een bad en uiteindelijk naar bed. Voor Jacob bood die routine veiligheid en vastigheid en hij raakte bijna altijd overstuur zodra er van dat patroon werd afgeweken.

Ben had hem net geholpen een soort auto van lego te maken en het was eigenlijk hoog tijd voor zijn bad. Alleen leek Jacob dat zelf niet door te hebben en Ben wilde hem liever nog niet naar bed brengen. Hij had net zoveel behoefte aan dit gezelschap als Jacob. Misschien zelfs nog wel meer.

De telefoon had die avond onophoudelijk gerinkeld met vrienden en kennissen die even wilden weten hoe het met hem ging. Hij vond het aardig dat ze hem belden, maar was niettemin blij toen de telefoon zich eindelijk stilhield. De meeste van ‘hun’ vrienden waren trouwens eigenlijk vrienden van Sarah, ouders van klasgenoten van Jacob of mensen die ze kenden van de speciale bijeenkomsten voor ouders van autistische kinderen. Ben had niet het gevoel dat hij veel met hen gemeen had en de gesprekjes benadrukten Sarahs afwezigheid eigenlijk alleen maar. Behalve Jacob had hij niemand meer.

En elke keer dat hij nu naar Jacob keek, moest hij onwillekeurig weer aan die krantenknipsels denken.

Hij kwam in de verleiding om het Keith te vertellen toen die hem eerder die avond had gebeld, maar had daar uiteindelijk toch maar van afgezien. Hij wilde er eerst zelf goed over nadenken en zeker weten dat hij niet paranoïde begon te worden. Het ene moment was hij rotsvast overtuigd van het slechtst denkbare scenario, dan weer wist hij zeker dat er vast en zeker een doodgewone verklaring voor was. Soms wist hij zelfs zó zeker dat dit hele gedoe volkomen idioot was, dat al zijn vermoedens als een lentebriesje werden verdreven. Hij had immers foto’s van Sarah gezien van toen ze zwanger was en had het met haar ouders over de geboorte van hun kleinzoon gehad. Hij wist dat ze iets had gehad met de een of andere Miles (wiens naam bij hem steevast tot jaloezie maar ook boosheid leidde), die geen knip voor de neus waard was en haar dus ook dumpte toen hij hoorde dat ze zwanger was. Daarna was ze bij een vriendin ingetrokken. Ben noemde haar altijd ‘die vreselijke Jessica’, en dat vond hij ook echt, hoewel hij wist dat Sarah liever niet had dat hij daar grapjes over maakte. Maar Jessica mocht dan een vreselijk mens zijn, ze was ook verloskundige en toen Jacob veel te vroeg werd geboren, had zij Sarah dan ook midden in de nacht bijgestaan.

Dat was althans wat hij altijd als waar had aangenomen. En zodra hij daaraan dacht voelde hij zich meteen al een stuk opgeluchter. Alleen sijpelde die stelligheid als vanzelf ook weer weg en dan begon het hele interne proces van hoor en wederhoor opnieuw.

Jacob gaapte nog een keer en wreef in zijn ogen. Ben glimlachte onwillekeurig toen hij zag hoe de jongen zijn best deed om wakker te blijven. ‘Kom op, jochie. Bedtijd.’ Hij droeg hem zoals gewoonlijk op zijn rug de trap op en zette de badkraan aan. Jacob was inmiddels zo moe dat hij alleen nog maar kon gapen, maar hij wilde per se alle vaste handelingen doorlopen. Het schema daarvoor hing op de badkamerdeur. Sarah had die plaatjes zelf getekend, gebaseerd op de pictogrammen die hij van school kende. Het waren eenvoudige afbeeldingen van harkpoppetjes die bijvoorbeeld de wc doortrokken, hun handen wasten en hun tanden poetsten. Bij sommige stond een zonnetje ten teken dat het overdagdingen waren, bij andere een sikkelmaantje. Jacob hield zich heel strak aan de juiste volgorde. Ben was een keer zo stom geweest om de plaatjes weg te halen, omdat hij dacht dat ze niet meer nodig waren, maar toen had Jacob zo’n stampij gemaakt dat hij ze meteen weer had teruggehangen. Nodig of niet, de plaatjes waren op den duur zelf deel gaan uitmaken van de geruststellende orde der dingen.

Ben gaf Jacob een nachtzoentje en zette een stap achteruit toen de jongen de deken tot aan zijn kin optrok, zich omdraaide en bijna onmiddellijk in slaap viel. Hij voelde zich een beetje schuldig dat hij hem zo lang had opgehouden. Aan Jacob zelf had hij niet kunnen merken dat hij doorhad dat zijn moeder dood was, maar de jongen moest wel aangedaan zijn. Ben was er zeker van dat hij op de een of andere manier heel goed wist dat er iets niet klopte. Hij had niet verwacht dat Jacob zou snappen wat een begrafenis was – een doodgewone dag was al verwarrend genoeg voor hem – maar hij had tijdens de dienst naar de kist gestaard en onophoudelijk heen en weer gewiegd, en dat deed hij alleen als hij overstuur was. Tessa had subtiel als altijd geprobeerd Ben ervan te weerhouden de jongen mee te nemen, omdat dat volgens haar geen enkele zin had en alleen maar tot gedoe zou leiden. Maar Ben wist zeker dat Sarah Jacob erbij zou hebben gewild. Ze had er altijd op gestaan hem zo normaal mogelijk te behandelen en deed slechts concessies aan zijn handicap als het echt niet anders kon.

‘Het is een slim jochie,’ zei ze dan. ‘Ik ga hem niet betuttelen alleen maar omdat hij autistisch is. Hij is niet verstandelijk gehandicapt of zo.’

Dat hadden ze echter een tijdlang wel gedacht. Althans, Ben wel. Hij had het nooit tegenover Sarah durven uitspreken, hoewel hij bijna zeker wist dat die gedachte vast ook wel eens bij haar was opgekomen. Zo was Jacob bijvoorbeeld beduidend later gaan kruipen en lopen dan andere kinderen. Op zijn derde kende hij nog steeds geen enkel woordje en het excuus dat hij gewoon een beetje ‘achterliep’ was inmiddels een beetje bespottelijk gaan klinken. Maar het kwam vooral door de afwezigheid van enige reactie op zijn omgeving waardoor Ben zeker wist dat er iets mis was met de jongen. Zo leek het Jacob niets uit te maken of je hem nou knuffelde of in een kamer alleen liet. Hij glimlachte maar zelden en als hij iemand aankeek, zelfs Sarah, deed hij dat met dezelfde blik als waarmee hij bijvoorbeeld naar een stoel of een tafel keek. Ben had die onverschilligheid lange tijd zelfs een beetje eng gevonden, maar ook dat had hij nooit hardop durven zeggen.

Uiteindelijk kon ook Sarah niet langer ontkennen dat er iets mis was. Ze had Jacob meegenomen naar een arts voor een gehoortest en Ben had de indruk dat ze stiekem hoopte dat hij doof was en dat het probleem een heel normaal lichamelijk iets zou blijken te zijn. Zelf geloofde hij echter geen moment in die mogelijkheid. Jacob leek het niet te begrijpen wanneer je iets tegen hem zei en herkende zijn eigen naam niet eens, maar hij reageerde wel degelijk op sommige geluiden. Als de deurbel ging, keek hij naar de deur van de kamer waar hij op dat moment was en toen Sarah een keer weg was, had Ben een klein experimentje uitgevoerd door achter hem te gaan staan en een zakje snoep open te trekken. Het jochie had zich onmiddellijk omgedraaid en in plaats van zijn gebruikelijke afwezige blik had hij zich zo te zien echt verheugd op de aanstaande traktatie.

Hij was al bijna vier toen ze te horen kregen dat hij autistisch was. Ben had kort daarna voor zijn werk naar Antigua gemoeten. Op de tweede avond daar had een van de fotomodellen hem proberen te verleiden toen ze op een avond met z’n allen naar een bar waren gegaan. Ze had een prachtig, zongebruind lijf en hij wist dat Sarah er nooit achter zou komen. Bij het zien van die glimlachende belofte van goudbruine, gewillige seks zo vlak voor hem, had hij automatisch meteen moeten denken aan de spanning van de afgelopen paar maanden. Ze waren met Jacob langs talloze specialisten gegaan en daarna telkens weer het frustrerende wachten op de uitslagen. Eindigend met Sarah die voor het eerst sinds hij haar kende huilend in zijn armen lag, zonder dat hij haar kon troosten. Wilde hij echt een verbintenis aangaan met een vrouw met een autistisch kind, dat bovendien niet eens van hem was? Zijn eigen antwoord had hem niet eens verbaasd.

Hij bood het meisje zijn verontschuldigingen aan en ging in zijn eentje terug naar zijn hotelkamer en zodra hij weer terug was in Londen, had hij Sarah ten huwelijk gevraagd.

En nu stond hij daar naast Jacobs bed naar haar zoon te kijken, op zoek naar iets van een gelijkenis, een teken dat alle twijfel over zijn afkomst zou wegnemen. Hij zag alleen niets. De jongen had lichtbruin rossig haar, veel donkerder dan dat van Sarah. Zijn ogen waren licht geelbruin en zijn gelaatstrekken waren veel minder verfijnd dan die van Sarah. Ben had er nog nooit echt bij stilgestaan en gewoon aangenomen dat de jongen blijkbaar meer op zijn vader leek.

En misschien is dat dus ook wel zo.

Hij liep de slaapkamer uit, de trap af. Het was stil in huis. Hij haalde een biertje uit de koelkast en liep door naar de woonkamer. Sarah vond het niet fijn als hij binnen rookte, maar Jacob lag in bed en hij snakte naar een sigaret. Hij nam meteen een flinke trek, liep naar de boekenkast en pakte het geldkistje van de bovenste plank. Hij liep terug naar de bank en spreidde de krantenknipsels op het kussen naast hem uit, waar Jacob net nog had gezeten. Hij keek naar de foto van de ouders van de verdwenen baby. Je kon hierop natuurlijk onmogelijk zien hoe John Cole er precies uitzag en hoewel Jacob niet op Sarah leek, leek hij evenmin op Jeanette Cole. Ben liet het krantenknipsel achteloos boven op de andere vallen. Hij had ze al zo vaak bekeken, zonder een steek wijzer te worden. Een pasgeboren baby’tje dat verdwenen was, toevallig rond dezelfde tijd dat Jacob was geboren. Nou en? Er werden elke dag wel honderden baby’s geboren. Dat had heus niet direct iets te betekenen.

Maar waarom had hij die krantenknipsels dan toch bewaard?

En op dat moment vielen al zijn rationele verklaringen en alle pogingen om zichzelf gerust te stellen in duigen. Hij wist best dat het belachelijk was zich door een paar oude krantenartikelen van de wijs te laten brengen, dat die datum gewoon stom toeval was. Waarschijnlijk had Sarah het gelezen op dezelfde dag dat ze zelf moeder was geworden en had ze ze daarom bewaard. En vervolgens was ze, typisch Sarah, vergeten ze weg te gooien.

Natuurlijk. Logisch.

Alleen werkte het niet. Sarah zou inderdaad heel goed een of zelfs meerdere oude kranten kunnen bewaren, maar hij kon zich niet herinneren dat hij haar ooit een artikel uit de krant had zien knippen om te bewaren. Dat had ze gewoon niet in zich, zo netjes was ze niet. En waarom uitgerekend deze artikelen samen met die geboorteakte in een kistje zaten dat op slot zat, snapte hij al helemaal niet.

Of nee, eigenlijk had hij wel degelijk een vermoeden.

Zijn rauwe verdriet werd verder uitgehold door een gevoel van verwarring. Hij streek met een hand door zijn haar. Zelfs dat leverde een pijnlijke steek op, omdat hij zich herinnerde hoe fijn Sarah het vond wanneer zijn haar wat langer was, omdat ze daar dan met haar handen lekker doorheen kon woelen. ‘Tjeezus, Sarah,’ zei hij hardop tegen zichzelf.

Wat had hij nu graag nog even met haar kunnen praten, haar te kunnen zien en horen. Het was zo’n overweldigend gevoel dat hij er bijna bang van werd. Hij kon er gewoon niet bij dat dat echt nooit meer zou gebeuren. Het was alsof iemand gaten in de wereld had geknipt op de plaats waar zij had moeten zijn. Hij merkte dat zijn keel zich samenkneep en nam snel een laatste trek van zijn sigaret, alsof dat hem nog enig houvast kon bieden. Toen hij de rook weer uitademde kwam het er echter uit als een snik en voor hij er erg in had, stroomden de tranen al over zijn wangen.

Toen hij eindelijk was uitgehuild, was hij volkomen uitgeput, maar hij voelde zich niettemin ietsje beter. Sarah was zijn vrouw geweest en hij hield van haar. Jacob was haar zoon en dat was het enige wat ertoe deed. Hij walgde van zichzelf. Hoe durfde hij aan haar te twijfelen? Hij maakte de sigaret uit en snoot zijn neus. De krantenknipsels lagen nog steeds naast hem uitgespreid op de bank, maar ze hadden hun kracht verloren. Het waren nu gewoon wat velletjes papier. Hij schaamde zich plotseling voor zijn overtrokken reactie. En ergens voelde hij zich ook een beetje dom.

Hij veegde de knipsels op een hoop en wilde ze weggooien, maar net toen hij ze tot een prop verkreukelde, ging de telefoon. Hij snufte en schraapte snel zijn keel in een poging de laatste tranen weg te slikken voor hij opnam. ‘Ja. Hallo?’

‘Dag, Ben. Met Geoffrey.’

Toen hij zijn schoonvaders stem hoorde, voelde hij zich meteen al schuldig. ‘O, sorry, Geoffrey. Ik zou jullie nog bellen, hè?’ Dat was het laatste wat hij gistermiddag na afloop van de begrafenis tegen Sarahs ouders had gezegd.

‘O, dat is helemaal niet erg, hoor. Je hebt al genoeg aan je hoofd zonder dat je je ook nog eens om ons moet gaan bekommeren. Ik wilde alleen even bellen om te vragen hoe het met je is.’

‘Ach… Het gaat wel.’ Hij veranderde snel van onderwerp. ‘Ging jullie terugrit naar Leicester een beetje voorspoedig?’

‘Ja, hoor. Geen probleem.’

‘Je had hier echt kunnen blijven slapen, hoor.’ Hij wist dat Geoffrey niet van autorijden hield.

‘Ja, dat weet ik, maar Alice wilde liever naar huis. Je weet hoe ze is.’

Ja, dat wist Ben inderdaad. Ze had het Sarah nooit vergeven dat ze tot tweemaal toe naar Londen was verhuisd. De eerste keer voor een baan, de tweede keer na de geboorte van Jacob. ‘Hoe gaat het nu met haar?’

‘Och, ’t gaat.’ Uit zijn toon bleek eerder het tegendeel. ‘Ze ligt al in bed. Je kunt dit soort dingen maar beter stapje voor stapje proberen te verwerken, hè?’

Ben wist niet meer zo goed wat hij moest zeggen. Hij merkte dat de oude man liever niet wilde ophangen, hoewel ze elkaar geen van beiden eigenlijk nog iets te zeggen hadden. Hij wist heel goed hoe aangedaan zijn schoonvader was over Sarahs dood en hij vermoedde dat met haar echtgenoot praten voor Geoffrey een manier was om zijn dochter nog een beetje bij zich te kunnen houden. Het was een schrale troost, maar het was het enige wat hij nog had en het was beter dan de stilte en de eenzaamheid thuis en het verdriet dat hij niet met zijn vrouw kon delen. Om het contact dus wat te verlengen, maar ook om zijn laatste twijfels weg te nemen, zei Ben: ‘Ik zat eerder vandaag trouwens nog te denken aan Jacobs geboorte.’

‘Oh, dat lijkt nog geen twee minuten geleden. Maar het is al zes jaar, hè.’

‘Was het een zware bevalling?’ vroeg hij, hoewel hij het antwoord daarop al wist.

‘Nee, het was in twee uur gepiept. We hebben daar nog grapjes over gemaakt, dat hij blijkbaar nogal haast had. Die arme Alice was echt de weg kwijt. We waren nog maar twee dagen daarvoor in Londen geweest en als ze had geweten dat de baby zes weken te vroeg zou komen, zou ik haar daar met geen mogelijkheid hebben weg gekregen. Ik was me toch blij dat ze Jessica had.’

‘Dus niets wees erop dat Jacob te vroeg geboren zou worden?’

‘Nee, niets. Daarom was het ook zo’n verrassing. Sarah had een paar dagen daarvoor al wel last van kramp, daarom wilde Alice ook per se naar Londen. Maar toen wij er waren, voelde ze zich alweer prima. Alice heeft haar nog meegesleept naar de dokter, maar alles leek in orde.’

Hij klonk opeens bezorgd toen hij vroeg: ‘Er is toch niets? Met Jacob, bedoel ik?’

Ben voelde dat het laatste beetje twijfel dat hij had gehad langzaam maar zeker wegsijpelde. ‘Nee, nee, het gaat prima. Ik was gewoon… nou ja, ik was gewoon benieuwd.’

Haar vader klonk plotseling heel moe en oud, de herinneringen boden blijkbaar slechtst kortstondig troost. ‘Ik heb me vaak afgevraagd of het feit dat hij te vroeg geboren werd iets te maken heeft met… nou ja, je weet wel. Met zijn autisme.’

‘Dat lijkt me sterk.’ Er bestonden meerdere verklaringen voor autisme, maar voor zover Ben wist was een premature geboorte er daar niet een van.

‘Nee, waarschijnlijk niet nee.’ Geoffrey deed zijn best om wat opgewekter te klinken. ‘En hij was ook bepaald geen zielig klein ukkie, hè.’

Telkens als Ben later aan die opmerking terugdacht, wenste hij weer dat hij het daarbij had gelaten. Zijn schoonvader had zijn twijfels over Jacobs bevalling immers opgehelderd. Maar hij had het er niet bij gelaten.

‘O nee?’ Hij floepte het eruit, bijna alsof het antwoord hem niet eens echt interesseerde.

Sarahs vader grinnikte. ‘Ja, ook daar maakten we wel eens grapjes over, dat iemand zich had vergist in de datum. Hij woog maar liefst zes pond. Als ik niet beter had geweten, zou ik hebben gezworen dat hij voldragen was.’