Drie

Indian Boy Love Son

I saw you walking with those dark legs of yours

I felt you walking through my sweatlodge doors

And don’t you wonder when you’re there in the dark

Just hear the drummer beating time with your heart

 

I hear you talking about your Trail of Tears

If you feel the need I can help calm all your fears

I’ll be here watching and I’ll wait for your call

I’ll catch you sweetheart when you feel you may fall

 

refrein:

And I want to say hey, ya-hey, ya-hey, ya-hey

I want to say hey, ya-hey, ya-hey

And I want to say hey, ya-hey, ya-hey, ya-hey

I want to say hey, ya-hey, ya-hey, ya-hey

 

I can see you playing stickgame all night long

I can see you smiling when you’re singing the song

I’ll be here guessing which hand holds the bone

I hope I choose right so I won’t be alone

 

(refrein tot einde )

Chess en Checkers Warm Water, Flathead-zussen, drongen zich in de Tipi Pole Tavern door de menigte naar voren. Ze wilden Coyote Springs beter bekijken. Het publiek joelde alsof het een echt concert was in plaats van een slecht betaalde schnabbel in een reservaatkroeg. Een paar Flatheads staken zelfs aanstekers omhoog, knipten hun Bics aan en schroeiden de vlechten van hun vrienden. Voor de zekerheid stopten Chess en Checkers hun vlechten onder hun cowboyhoed. Chess droeg een bril.

“Ze zijn niet best,” zei Checkers. Checkers was een centimeter of vijf groter dan haar oudere zus en de mooiste indiaanse vrouw van het Flathead-reservaat, misschien wel van heel indianenland. Alle jonge Flathead-mannen noemden haar ‘Little Miss Native American’, maar ze weigerde nog immer naar hun minneliedjes te luisteren. Ze had een zwak voor de oude indianen en hun traditionele liederen. Alle andere Flathead-vrouwen hadden ontzag voor Checkers’ selectieve oor, ook al zaten ze zelf achter de jonge indianen aan.

“Nee, ze zijn helemaal niet best,” zei Chess over Coyote Springs. “Maar die zanger is wel leuk, hè?”

“Best wel.”

Chess en Checkers dansten voor het podium. Chess had als tiener fancydance gedaan en op haar radio op Three Dog Night geswingd. Ze kon goed dansen op zowel de indiaanse als de blanke manier. Chess was niet zo ontegenzeglijk knap als haar zus en deed haar bijnaam eer aan door al haar manoeuvres van tevoren te plannen.

“God,” zei Chess, “die drummer is een ramp.”

Junior en Victor begonnen de avond nuchter maar klokten alle gratis drank naar binnen die werd aangeboden. Thomas bleef nuchter maar kon zijn bandleden niet tegenhouden, dus klonken ze met elk biertje slechter. Junior viel zowat van zijn kruk toen hij uithaalde en de side drum compleet miste. Victor sloeg constant een gierend akkoord aan omdat hij was vergeten hoe hij iets anders moest spelen. Toch hadden alleen de zussen in de gaten dat de band ineenstortte omdat het merendeel van het publiek nog meer dronk dan Coyote Springs. Alle andere nuchtere Flatheads waren al vertrokken.

“Laten we naar huis gaan,” zei Checkers.

“Nee,” zei Chess. “Die zanger staat naar me te kijken.”

“Dank u wel, dank u wel,” zei Thomas na een wel heel rommelig nummer. “We nemen even pauze. We zijn zo terug.”

Coyote Springs wankelde het podium af. Thomas liet zijn gitaar op het podium staan maar Victor hield Robert Johnsons gitaar steeds bij zich.

“Heb je die vrouw vooraan gezien?” vroeg Thomas.

“Ja, die met zwart haar en een bruine huid?” vroeg Victor.

“Nee, even serieus,” zei Thomas. “Heb je haar gezien?”

“Ja,” zei Victor. “Die met de cowboyhoed en die grote tieten.”

“Doe niet zo hufterig,” zei Thomas. “Ik bedoel die met bril.”

“Ja,” zei Junior, “die heb ik gezien.”

“Ze is leuk, hè?” vroeg Thomas.

“Gaat wel,” zei Junior.

“Shit,” zei Victor. “Geef mij die met die grote tieten maar.”

“Die moet echt niks van je hebben, dronken tor,” zei Thomas.

“Nou en?” zei Victor. “Wie zegt dat ik een indiaanse vrouw wil? Ik zie hier ook een stel knappe blanke vrouwen.”

Verrast keken Thomas en Junior de zaal door want zij hadden geen blanke vrouwen gezien en vroegen zich af wat Victor zag.

“Je hebt zeker een visioen,” zei Junior. “Ik ben jaloers.”

“Hé, ik wil een nummer voor haar spelen,” zei Thomas.

“Voor wie?” vroegen Junior en Victor.

“Voor die vrouw vooraan.”

“Die blanke vrouw?” vroeg Victor. Junior, helemaal beduusd, speurde de zaal weer af naar enig spoor van blanke vrouwen.

“Nee,” zei Thomas, “die indiaanse vrouw. Die met bril.”

“Hoezo?” vroeg Victor. “Is Thomas uit op een wip?”

“Ik wil ‘Indian Boy Love Song’ spelen,” zei Thomas.

“Shit nee toch,” zei Victor. “Dat hebben we nog niet eens geoefend.”

“Ik dacht het niet,” zei Junior. “Trouwens, er is geen indiaan die een langzaam nummer wil horen.”

“Nou, dan ga ik het gewoon alleen doen.”

“Jezus Christus,” zei Victor toen Thomas het podium weer op liep. “Die kloothommel zit al aan een solocarrière te denken.”

“Nou, kom mee,” zei Junior. “We zijn een band.”

Junior volgde Thomas maar Victor bleef achter en zat debiel naar een blond droombeeld achter in de kroeg te lonken.

Victor was vroeg in zijn leven met drinken begonnen, vlak nadat zijn echte vader naar Phoenix was verkast, en hij ging nog meer drinken toen zijn stiefvader bij hen introk. Junior had nooit gedronken tot de avond nadat hij zijn highschool-diploma had gehaald. Hij had gezworen dat hij nooit zou drinken vanwege de drankzucht van zijn ouders. Victor duwde hem voorzichtig een biertje in zijn hand en Junior dronk het in één keer op, zonder te aarzelen, zonder iets te vragen. Hij stortte met een dreun neer, als een pompoen die van het World Trade Center viel en op het hoofd van een effectenmakelaar terechtkwam. Thomas’ vader dronk nog steeds in alle rust. Hij verhief zijn stem niet één keer in zijn hele leven, waggelde alleen maar rond over het reservaat, meestal onder de pis en stront.

“Schiet op, Victor!” riep Junior vanaf het podium. “Kom nou.”

“Krijg de tering,” zei Victor, maar de gitaar zinderde in zijn handen en trok hem naar het podium.

“Dank u, dank u,” zei Thomas terwijl Coyote Springs onder een dronken ovatie het podium weer in bezit nam. “We gaan het nou even wat rustiger aan doen. Ik wil dit nummer spelen voor die indiaanse vrouw die hier vlak voor me staat.”

Thomas wees naar Chess. De hele meute scandeerde haar naam want iedereen kende de zusjes Warm Water al zijn hele leven.

“Nou, Chess,” zei Thomas, “dit is voor jou.”

Zijn stem was schor van zenuwen en kroegrook maar Thomas zong hard, bracht de hele kroeg tot zwijgen en ontnuchterde zelfs een paar zatlappen. Thomas verbijsterde alle Flatheads toen hij het waagde om een indiaanse vrouw een serenade te brengen met zijn rauwe stem. Hij was zeker verliefd, dachten ze.

“Ga je hiervoor niet door de knieën?” vroeg Checkers aan haar zus.

“Niet helemaal,” zei Chess. “Een beetje, misschien.”

Maar Thomas liet zich helemaal meeslepen en kweelde zijn lied voor Chess nog een paar keer. Hij zong blues-, country- en punk-versies, droeg het zelfs voor als een gedicht. Op een gegeven moment deed hij zijn ogen dicht en vertelde het als een verhaal. De menigte ging uit haar dak en duwde in haar uitzinnigheid Chess het podium op.

“Kun je zingen?” vroeg Thomas aan haar.

“Jawel,” zei ze.

“Oké, daar gaat-ie,” zei Thomas.

De twee stortten zich in een duet. Chess voelde zich net een Flathead-Cher naast de Spokane-versie van Sonny, maar de muziek kwam aan, stuntelig en beangstigend.

Uit The Western Montana Alternative Bi-Weekly.

Coyote Springs breekt de Tipi af

 

Een nieuwe band genaamd Coyote Springs, afkomstig uit het reservaat van de Spokane-indianen in de staat Washington, heeft onlangs zijn eerste stap naar muzikale vergetelheid gezet in de Tipi Pole Tavern in het Flathead-reservaat.

De band speelde een mix van blues, rock, pop, gospel, rap en nog enkele ondefinieerbare muziekstijlen, en compenseerde met puur volume wat aan talent ontbrak. Coyote Springs scheen de term rock in feite letterlijk op te vatten en kwam keihard op al onze trommelvliezen neer alvorens de deur uit te rollen naar hun onooglijke blauwe bestelwagen, met z’n allen op weg naar onbekende bestemmingen. Het baatte niets dat twee van de bandleden ladderzat waren.

Het hoogtepunt van de avond kwam toen Chess Warm Water, een Flathead-indiaanse uit het reservaat, het podium werd opgeduwd voor een paar duetten met de zanger van Coyote Springs, Thomas Builds-the-Fire. Warm Water heeft een stem die precies klinkt als haar achternaam, wat een interessant, zij het niet in alle opzichten mooi, contrast opleverde met Builds-the-Fires futloze zang.

Het woordenboek definieert onvergetelijk als ‘onmogelijk te vergeten’, en alle aanmerkingen ter zijde was Coyote Springs dat zeker. Onvergetelijk en misschien zelfs een beetje vergeeflijk.

Na het optreden in de Tipi Pole hielpen Chess en Checkers Coyote Springs met het inladen van de spullen. In feite gingen Junior en Victor achter in de bestelwagen van hun stokje, zodat Chess en Checkers het meeste werk deden.

“En eh, hoe lang wonen jullie al hier?” vroeg Thomas.

“Lang genoeg,” zei Checkers kwaad omdat ze naar huis wilde.

“Let maar niet op haar,” zei Chess. “We wonen hier al ons hele leven.”

“Jullie zijn Flatheads, hè?” vroeg Thomas.

“Ja,” zei Chess. “En jullie zijn alle drie Spokanes?”

“Ja,” zei Thomas en bedacht koortsachtig wat hij nog meer kon zeggen.

Thomas’ hoofd vulde zich met Montana. Vroeger dacht hij dat alle indianen ter wereld in Montana woonden. Nu had hij gitaar gespeeld in Montana en duetten gezongen met een mooie indiaanse vrouw. Chess had zichzelf nooit als mooi beschouwd, maar ze was best content met haar gezicht. Ze had op highschool haar neus gebroken bij een softbalwedstrijd waardoor haar gezicht een rare scheve lijn kreeg, en hij had er sindsdien nooit meer helemaal jofel uitgezien. Ze geloofde niets van die onzin dat een gebroken neus een gezicht karakter geeft. Nee, haar gebroken neus gaf haar het gevoel dat haar hele leven een paar graden uit het lood stond. Ze trok zich nooit veel aan van dat alles, behalve dat haar bril constant van haar neus gleed. Ze was de halve tijd bezig om hem weer goed te zetten. Maar ze had pikdonkere ogen die achter haar bril nog donkerder leken. Het waren indiaanse-grootmoederogen die generaties lang helder en scherp bleven.

“En eh,” zei Thomas weer, “is Chess je echte naam?”

“Nee.”

“Hoe heet je echt?”

“Dat ga ik je niet vertellen,” zei Chess. “Je zou de benen nemen als je ‘t wist.”

“Zo erg kan het toch niet zijn,” zei Thomas.

Checkers keek toe, verrast dat Thomas haar zus koos. Doorgaans kreeg Checkers alle aandacht maar dat vond ze deze keer geen gemis. Thomas Builds-the-Fire zag er bijzonder sullig uit zoals hij door de eerste stadia van het versieren ploeterde.

Ze waren klaar met inladen, speelden zelfs dat ze Junior en Victor in koffers deden. De zussen stonden met Thomas op het parkeerterrein van de Tipi Pole Tavern. Een paar plakkers schreeuwden schunnige toespelingen naar Thomas maar die negeerde hen goeddeels.

“Nou,” zei Thomas, “ik hoop je nog eens te zien.”

“Misschien komen jullie nog eens hier spelen,” zei Chess.

“Misschien wel,” zei Thomas.

Checkers stuurde een telepathische boodschap naar haar zus: Nodig hem uit om mee naar huis te gaan, sufkop. Je hebt ‘m gehaakt.

“Zeg,” zei Chess, “heb je zin om mee te gaan naar ons huis? Ik heb je gehaakt, sufkop.”

“Wat heb je me?” vroeg Thomas. Hij snapte niet wat gehaakt betekende, hoewel elke andere indiaan op de planeet dat stukje reservaatvocabulaire kende: haak was zelfstandig naamwoord en werkwoordstam. Een haak was een potentiële vrijer en haken de jacht op een vrijer. Gehaakt betekende dat je je nieuwe vrijer beet-had.

“Ik bedoel,” verbeterde Chess zichzelf, “dat je vast helemaal gaar bent. Ga mee naar ons huis.”

“En zij dan?” vroeg Thomas, doelend op Junior en Victor.

“Die kunnen in de wagen slapen,” zei Checkers.

Thomas dacht na over het aanbod maar hij voelde zich een beetje bleu en wist dat Victor en Junior de smoor in zouden hebben als ze op het erf van de zussen wakker werden. Hoewel ze altijd deden alsof ze de ruigste indianen ter wereld waren, kregen ze vreselijke aanvallen van heimwee zodra ze over de grens van het reservaat van de Spokane-indianen waren.

“Ik weet het niet,” zei Thomas. “Misschien moesten we maar teruggaan.”

“Beetje mesjokke, vind je niet?” vroeg Chess. “Stel dat je in slaap valt achter het stuur?”

“Nou, dan blijf ik nog even,” zei Thomas. “Neem ik een kop koffie of zo. Hoe klinkt dat?”

“Klinkt oké.”

Chess en Checkers stapten bij Thomas in de bestelwagen en dirigeerden hem naar hun HUD-huisje in het reservaat. Alle lichten waren aan.

“Wonen jullie bij je ouders?” vroeg Thomas.

“Nee,” zeiden Chess en Checkers.

“O. Ik vroeg me alleen af waarom al het licht aan was.”

“We laten het licht branden,” zei Chess. “Voor ‘t geval.”

Voor welk geval? vroeg Thomas bij zichzelf maar hij hield zijn mond.

“Onze ouders zijn er niet meer,” zei Checkers.

Ze lieten Victor en Junior achter in de wagen, liepen met z’n drieën het huis in en gingen aan de keukentafel zitten om koffie te drinken. Checkers dronk snel haar kopje leeg en zei welterusten maar liet haar slaapkamerdeur op een kier.

“Je hebt een aardige zus,” zei Thomas.

“Ze is altijd chagrijnig,” zei Chess want ze wist dat Checkers lag te luisteren.

“O, dat was me niet opgevallen,” loog Thomas.

“Vertel eens over jezelf?” vroeg Chess omdat ze niets anders wist te zeggen, omdat ze het wilde weten.

“Er valt niet veel te vertellen,” antwoordde Thomas verlegen. “En jij?”

“Nou, we zijn in het reservaat opgegroeid,” zei Chess. “Hoog in de heuvels in een klein hutje met onze ouders. Luke en Linda Warm Water.”

“Heb je verder nog broers of zussen?” vroeg Thomas.

“Ja, we hadden een klein broertje, Bobby. We noemden hem Backgammon.”

“Wat is er met ‘m gebeurd?” vroeg Thomas.

“Weet je,” zei Chess, “die winters waren altijd verschrikkelijk toentertijd. Geen enkele dokter van het Gezondheidscentrum komt door ijs en sneeuwstormen gereden om een indianenjochie te redden dat trouwens toch al halfdood was. Ik weet het niet. We voelen minder pijn als we klein zijn, waar of niet? Bobby was altijd al ziekelijk als baby. Hij werd hoestend geboren midden in een strenge winter en hij stierf hoestend midden in een nog strengere winter.”

“Ik ben enig kind,” zei Thomas.

“Voelde je je weleens eenzaam?” vroeg Chess.

“De hele tijd.”

“Tja, dat zal wel,” zei Chess. “Ik voel me eenzaam als ik aan de winters denk. Ik bedoel, ‘t was soms zo koud dat bomen knapten. Net geweerschoten. Echt waar. De hele nacht. Tak, tak, tak. Dat hield ons soms uit de slaap en dan gingen we met z’n allen rummy spelen bij kaarslicht. Ma, pa, Checkers en ik. Dat waren wel goeie tijden. Maar ik voel me eenzaam als ik eraan denk.”

Thomas en Chess dronken van hun koffie.

“En jouw ouders?” vroeg Chess.

“Mijn vader woont nog in het reservaat. Hij drinkt zich lam en waggelt rond,” zei Thomas. “Maar m’n moeder is gestorven toen ik tien was.”

“Ja, mijn moeder is ook dood.”

“En je vader?” vroeg Thomas.

“Ze hebben hem naar een katholieke kostschool gestuurd toen hij klein was,” zei Chess. “Die nonnen leerden hem pianospelen. Maf, hè? Ze leerden hem toonladders tussen de aframmelingen door. Maar toch vond hij het te gek om te spelen en hij spaarde genoeg geld om een tweedehands piano te kopen in Missoula. Man, dat ding klonk altijd vals.

Hij speelde altijd als het te koud en rumoerig was om te slapen. Hij speelde en dan zong ma. Voornamelijk ouwe gospelsongs. Ma had een mooie stem, net een reservaatdiva of zo. Ma leerde Checkers en mij zingen voordat we nog maar amper konden praten. Bobby sliep in z’n wieg naast de kachel. Dat waren echt goeie tijden.”

“Wat gebeurde er toen Bobby stierf?” vroeg Thomas, hoewel hij ook meer wilde weten over de dood van haar moeder.

“Weet je, m’n vader dronk nauwelijks voordat Backgammon stierf. Hij bracht altijd eten mee naar huis, en ma wist altijd wel een potje te maken van wat we in de kast en de koelbox hadden. We kwamen niet om van de honger. Absoluut niet. Checkers en ik waren enkel ellebogen en sleutelbeenderen, maar we kwamen niet om van de honger.

Het was donker, stikdonker toen Backgammon stierf. Ik weet niet precies hoe laat het was. Maar we waren allemaal wakker en deden net of we sliepen. We lagen daar alleen maar te luisteren hoe Backgammon zwoegde om lucht te krijgen. Z’n longen zaten helemaal dicht. Nee, dat klopt niet. Alleen ma, Checkers en ik lagen te luisteren. Pa had een paar uur daarvoor z’n sneeuw-schoenen ondergebonden.

‘Ik ga hulp halen,’ zei hij, en we zeiden geen van allen wat terug. Ma hielp hem in z’n jas en toen kuste ze zijn vingers voordat hij z’n handschoenen aantrok. Echt waar. Ik zie ‘t nog voor me. Ma kuste z’n vingertoppen, tien kussen, voor hij de deur uitstapte, het donker in.

Ik weet niet precies hoe lang we op hem hebben gewacht. We wisten niet eens of het hem wel zou lukken om terug te komen. Hij liep naar buiten een echte Montana-sneeuwstorm in om hulp te zoeken. Hij wist eigenlijk niet eens wat voor hulp hij zocht. Er waren geen blanke dokters. Er waren nog helemaal geen indiaanse dokters. De traditionele medicijnvrouwen waren al jaren daarvoor allemaal gestorven. Pa liep gewoon de storm in alsof hij liep te bidden of zo. Ik bedoel, zelfs als hij andere indiaanse huizen wist te bereiken, van de familie Abrahamson of de Huberts bijvoorbeeld, dan hadden ze niet veel kunnen doen. Bij de familie Abrahamson hadden ze hun eigen zieke kinderen, en de Huberts waren een oud indiaans echtpaar die geen Engels spraken en alleen bleven leven om de BIA te treiteren.”

“Je vader zal wel bang geweest zijn,” zei Thomas. Hij wist niet wat hij tegen Chess moest zeggen.

“Ja, hij is vast vreselijk bang geweest,” zei Chess. “Maar ik weet niet hoe ver hij heeft gelopen of wanneer hij besloot om terug te gaan. Ik stelde me altijd voor dat hij op de deur van een of andere vreemde stond te bonzen maar dat er niet werd opengedaan.

Terwijl hij weer naar huis liep, hield m’n moeder Backgammon in haar armen en zong voor hem. Checkers en ik lagen stil in het bed dat we samen deelden. We hoorden ma zingen en de baby zwoegen om adem te halen. Ik stak m’n hand uit naar Checkers en legde hem op haar borst om me ervan te vergewissen dat ze ademhaalde. Zij stak haar hand uit en legde die op mijn borst. We voelden elkaar op- en neergaan, op en neer. We deden dat tot we hoorden dat ma ophield met zingen en de baby ophield met ademen.”

Tranen welden op in Chess’ ogen. Ze haalde diep adem en keek Thomas aan, die zweeg en op de rest van het verhaal wachtte. Toen verontschuldigde Chess zich en ging naar de badkamer, en Thomas bleef aan tafel zitten en keek rond door het kleine, schone huis. De keuken lag in het midden en de woonkamer, twee slaapkamers en de badkamer lagen eromheen. Niets opzienbarends maar smetteloos, naar reservaatmaatstaven. Een brandschoon huis.

“Je zus heeft haar licht laten branden,” zei Thomas tegen Chess toen ze terugkwam in de keuken. “Is ze nog wakker?”

“Zou kunnen,” zei Chess. “Maar ze slaapt altijd met haar licht aan.”

Voor ‘t geval, dacht Thomas.

“Jee,” zei Chess terwijl ze aan tafel ging zitten. “Je krijgt vast een sik van mijn gewauwel, hè? Wil je nog koffie?”

“Nee, bedankt. Dan kan ik wekenlang niet meer slapen.”

In haar bed luisterde Checkers naar het gesprek en huilde een beetje. Ze moest aan Backgammon denken. Toen hij was gestorven klemde hun moeder hem tegen haar borst en huilde en huilde. Checkers en Chess weigerden uit hun bed te komen. Ze wisten dat niets hen zou deren als ze stil bleven liggen. Hun moeder huilde nog harder toen hun vader de kamer in kwam gestormd, schreeuwend en vloekend als een overwonnen krijger. Hij schreeuwde tot zijn vrouw Backgammon als een offerande naar hem ophief.

Luke Warm Water begon toen te krijsen, een hoog gejammer dat minder dan menselijk klonk. Misschien klonk het té menselijk. Kleuren stroomden uit hem te voorschijn. Rood vloeide uit zijn mond en zwart sijpelde uit zijn poriën. Die kleuren mengden zich en vulden de kamer. Chess greep Checkers’ hand beet en kneep erin tot ze het allebei uitschreeuwden van pijn.

“Niet kijken,” zei Chess tegen haar zusje. “En verroer je niet.” De zusjes hielden hun ogen minutenlang dicht, urenlang, dagenlang. Toen Chess en Checkers ze weer opendeden begroeven ze Backgammon in een graf dat Luke Warm Water drie dagen had gekost om te graven omdat de grond door en door bevroren was. Toen de zusjes hun ogen opendeden zette Linda Warm Water een mes op haar huid en maakte driehonderd sneetjes op haar lichaam. Bij wijze van rouw, bij wijze van rouw. Toen de Warm Waters hun ogen opendeden ruilde Luke zijn sneeuw-schoenen voor een dikke jas, een doos whisky, en bleef wekenlang warm en dronken. Checkers herinnerde zich zoveel over haar vader. Ze wist zeker dat ze zich meer herinnerde dan haar zus en vroeg zich af of Chess ook geheimen aan Thomas zou verklappen.

“Weet je,” zei Chess tegen Thomas in de keuken, net toen Checkers wegzonk in de slaap en de vertrouwde nachtmerries van haar ongerieflijke bed, “ik mis Backgammon nog steeds. Ik heb ‘m niet zo lang gekend, maar ik mis hem.”

“Wat deden jullie toen hij was gestorven?” vroeg Thomas.

“We bemoeiden ons haast met niemand,” zei Chess. “We werden voor onze ouders wakker en gingen dan naar buiten, de bomen en heuvels in. We speelden de hele dag buiten, aten bessen en wortels, en kwamen pas weer thuis als het te koud en donker werd.

Soms klommen we in hoge bomen en zaten we naar het huis te kijken. Dan zagen we pa de deur uit stormen en de weg afhollen naar de stad. Hij bleef dagen achtereen weg en zoop zich klem, viel zat neer in de modderstraten van Arlee. Ma speelde piano als pa weg was, dat hoorden we. We bleven zo dichtbij dat we ‘t konden horen.

Vroeger dacht ik dat haar liederen over het hele reservaat dreven. Ik stelde me voor dat ze herten omverkeilden en dat de geweien van elanden ervan trilden. Niet te geloven, hè? De muziek glipte in de dromen van beren in winterslaap en veranderde ze in nachtmerries. Die beren wilden nooit meer uit hun hol komen en stierven van honger toen het warmer werd in de lente. Die liederen zweefden omhoog naar de wolken, vielen weer op aarde als regen en transformeerden planten en bomen. Ik beet eens in een blauwe bosbes en die smaakte als de tranen van m’n broertje. Dat geloofde ik vroeger allemaal.”

Thomas glimlachte naar haar. Hij had net de enige indiaan leren kennen die verhalen als die van hem vertelde. Hij nam een slok koffie en had niet eens in de gaten dat die koud was. Hoe word je verliefd op een vrouw die zonder elektriciteit en stromend water was opgegroeid, die in zo’n armoede was opgegroeid dat andere arme indianen haar familie arm noemden?

“Jee,” zei Chess, “wat zit ik toch te kakelen. Je zult wel moe zijn. Wil je niet op de bank slapen?”

Thomas rekte zich uit op zijn stoel, wreef zich in zijn ogen.

“Ik ben bekaf,” zei hij. “Denk je dat het oké is?”

“Jawel hoor,” zei ze. “Ga maar liggen dan breng ik je een deken.”

“Oké. Maar kan ik even naar de wc?”

“Tuurlijk,” zei Chess en ging beddengoed halen.

Thomas ging naar de wc en stond versteld hoe netjes het was in de badkamer. De luxe zeepjes lagen gaaf en geduldig in hun bakjes te wachten, maar hij gebruikte een restje Ivory-zeep om zijn handen en gezicht te wassen.

“Alles oké?” vroeg Chess door de deur heen.

“O, ja hoor,” zei Thomas. Hij had geen idee hoe lang hij al in de badkamer was. “Heb je een tandenborstel die ik kan gebruiken?”

“Ja, neem de mijne maar. De rode.”

Thomas pakte Chess’ tandenborstel. Hij wist niet zeker of ze het meende. Ze heeft haar tanden met deze tandenborstel gepoetst, dacht hij. Ze heeft ‘m in haar mond gehad. Hij kneep haastig Crest op de borstelharen en poetste langzaam.

“Jee,” zei Chess toen hij naar buiten kwam, “ik dacht dat je was ingestort.”

“Ik had iets wat me op de been hield,” zei Thomas opgelaten.

“Je kunt hier slapen,” zei Chess en wees op de bank. Hij ging liggen en trok de gewatteerde deken over zich heen. Ze ging naast hem zitten en streelde zijn gezicht.

“Weet je, m’n moeder heeft die deken gemaakt,” zei ze.

Thomas bekeek het dessin.

“Denk je dat Junior en Victor het redden buiten?” vroeg hij.

“Die redden het prima,” zei ze. “Het is warm.”

“Hoe is je moeder gestorven?” vroeg hij.

“Aan kanker,” loog ze.

“De mijne ook.”

“Ga nu maar slapen. Ik zie je morgen.”

Ze boog zich snel naar hem toe en kuste hem op zijn wang. Een krachtige kus, magischer dan elke kus op de mond. Ze kuste hem alsof hij een krijger was; ze kuste hem alsof zij een krijger was.

“Welterusten,” zei hij.

“Welterusten,” zei ze en liep naar haar slaapkamer.

Chess probeerde te slapen, maar ze werd overstelpt en achtervolgd door herinneringen. De zusjes werden sterk in die zomerdagen in Montana maar voelden zich zwak als ze in hun gezamenlijke bed kropen. Voor Backgammon stierf hadden ze vaak met gespitste oren liggen luisteren als hun ouders aan het vrijen waren. De gejaagde ademhaling en die natte, mysterieuze geluiden deden de lichamen van de zusjes trillen. Het was goed.

Toen de baby was gestorven hielden die goede geluiden op. De zusjes hoorden hun vader vol begeerte aandringen bij hun moeder, maar Linda draaide zich om en deed of ze sliep. Ze sloeg zijn handen weg. Luke bleef doordrammen maar gaf het uiteindelijk op, als hij nuchter was. Maar als hij dronken was nam hij zijn vrouw met geweld. Soms kwam hij thuis van een drinkgelag en maakte hij iedereen wakker met zijn noden. Hij wierp zich op hun moeder terwijl Chess en Checkers luisterden en wachtten tot het voorbij was. Soms verweerde hun moeder zich tegen hun vader, stompte en schopte ze tot hij haar met rust liet. Andere keren ging hij van zijn stokje voor hij iets kon doen.

De winters en zomers kwamen en gingen, net als de seizoenen binnen het gezin. Luke en Linda Warm Water woedden als stormen, met onweer in de zomer en sneeuwjachten in de winter. Maar soms zaten ze samen in huis, vredig als een meer in de lente of op een herfstavond. De zusjes wisten nooit wat er ging komen, maar Checkers werd met de dag groter en banger. Chess wilde alleen maar ouder zijn, weglopen van huis. Ze wilde haar ouders naast Backgammon begraven, een manier vinden om van hen te houden als ze dood waren, want ze was vergeten hoe ze van hen moest houden nu ze leefden.

Toen was het weer winter, en Linda Warm Water liep als een oude hond de bossen in en vond een schuilplaats om te sterven. Checkers en Chess gingen die winter bijna weer van hun vader houden. Hij stopte met drinken toen zijn vrouw was verdwenen en was zowat de hele tijd naar haar aan het zoeken. Hij weigerde te geloven dat ze een gat had gemaakt en zichzelf had begraven, of in een hol was gekropen en zich had neergelegd tussen de botten van een lang geleden gestorven beer. Omdat hij zichzelf had aangepraat dat Linda er met een andere man vandoor was, zwierf Luke heel Montana door op zoek naar zijn overspelige vrouw.

Als hij terugkwam van zijn eindeloze zoektochten bracht Luke altijd cadeautjes mee voor zijn dochters: linten, lapjes stof, knopen, pagina’s die uit tijdschriften waren gescheurd, zelfs eten, snoep en flesjes Pepsi. Op een keer bracht hij voor de zusjes ieder een Pepsi mee uit Missoula. Chess en Checkers begroeven de cola in een sneeuwbank zodat hij ijskoud zou worden. Toen ging Luke aan zijn piano zitten en speelde voor het eerst sinds de baby was gestorven. De zusjes renden naar binnen en zongen mee. Ze zongen heel lang.

“Waar zijn die Pepsi’s?” vroeg Luke aan zijn dochters.

“Buiten,” zei Chess en wist dat ze gedonder hadden. Ze vlogen met z’n drieën naar buiten naar de sneeuwbank en ontdekten dat de Pepsi’s door de kou geëxplodeerd waren. De sneeuw was bruin van de Pepsi. Luke greep Chess bij haar arm en schudde haar woest door elkaar.

“Godverdomme!” schreeuwde hij. “Het is allemaal naar de kloten door jou.”

Hij schudde haar nog harder door elkaar, liet haar toen los en rende weg. De zusjes vielen huilend op hun knieën in de sneeuw.

“Het spijt me,” zei Checkers. “De Pepsi is naar de maan. Het is allemaal mijn schuld.”

“Nee, niet waar,” zei Chess. Ze schepte een handvol Pepsi-sneeuw en hield hem op naar haar zus. “Niet alles is jouw schuld.”

“Wat?” vroeg Checkers.

“Kijk,” zei Chess. De sneeuw was doordrenkt met Pepsi. Chess nam er een hap van, proefde de koude, donkere zoetheid. Checkers stak beide handen in de sneeuwbank, uit de buurt van het gebroken glas, en propte de ene handvol sneeuw na de andere in haar mond. De zusjes dronken die sneeuw met Pepsi tot hun handen en monden kleverig en bevroren waren. Daarna gingen ze naar binnen om vuur te maken en op de terugkeer van hun vader te wachten. Checkers en Chess gingen samen bij de kachel liggen en hielden elkaar vast. Ze hielden vol.

Terwijl hij in het huis van de Warm Waters sliep droomde Thomas over televisie en honger. In zijn droom zat hij, wee van honger en eenzaamheid, in zijn huis en wilde meer. Hij zette zijn zwart-witteeveetje aan om te kijken hoe blanken leefden. Blanken hadden alles: eten, huizen, kleren, kinderen. Televisie herinnerde Thomas voortdurend aan alles wat hij nooit had.

Urenlang zocht Thomas op de televisie naar tekenen van indianen, klikte op de afstandsbediening tot zijn handen zeer deden. Eén keer op Channel Four zag hij drie cowboys die een telegraafkabel over de Great Plains spanden tot ze opeens oog in oog stonden met de hele Sioux-stam, allemaal op paarden.

Wij komen in vriendschap, zeiden de cowboys tegen de indianen.

In Thomas’ droom begonnen de indianen met elkaar te redetwisten, ze joelden zoals indianen altijd in films en dromen doen, zwaaiden wild met hun pijl en boog. Drie indiaanse krijgers stegen af en grepen de telegraafkabel vast.

Wij komen in vriendschap, zeiden de cowboys, slingerden de generator aan en elektrocuteerden de drie indianen. Die drie indianen spartelden als gekken, niet bij machte om de kabel los te laten, en de rest van de Sioux-stam galoppeerde in bijgelovige paniek weg.

In zijn droom zag Thomas het allemaal gebeuren op zijn televisie tot hij opeens terug was in de zomer waarin Victor en Junior slangen afmaakten door ze over een omheining met schrikdraad te hangen.

Moet je kijken, zei Victor en liet een ringslang van een centimeter of dertig lang op het hek vallen. Thomas stikte bijna in de stank.

Het schrikdraad was van een blanke familie die honderd jaar geleden in het reservaat een boerenbedrijf had opgezet en nooit was weggegaan. Alle Spokanes waren op hen gesteld want de blanke familie had een reusachtige veestapel en gaf gratis vlees weg. De boeren hadden de omheining geplaatst om de koeien uit het bos te houden, maar de koeien moesten sowieso niets van de dennenbomen hebben. Het hek bleef constant onder stroom staan.

Victor en Junior hingen die zomer wel honderd slangen over het hek en sleepten Thomas er een of twee keer per week naartoe.

Kom mee, zei Victor tegen Thomas en nam hem weer in zo’n hoofdgreep. Je gaat met ons mee.

Ya-hey, zei Junior. Vind je niet dat het zo wel genoeg is?

Ik zeg het wel als het genoeg is, zei Victor.

Victor en Junior sleurden Thomas naar het hek, waar ze een ratelslang in een plastic ton hadden zitten.

Kijk, zei Victor, en Thomas zag de slang.

Hoe kom je daaraan? vroeg hij angstig.

Uit je moeders slipje, zei Victor.

Thomas probeerde zich los te rukken van Victor en Junior, maar ze duwden hem neer en hielden zijn gezicht boven de ton.

Pak het hek beet, zei Victor. Of pak de slang beet.

Nee, zei Thomas.

Toe nou, zei Junior, net zo bang als Thomas.

Hek of slang, zei Victor.

Thomas keek omlaag naar de ratelslang, die zich doodstil hield. Geen geluid, geen ratelstaart die heen en weer zwiepte.

Toen stak hij zijn hand uit alsof hij het hek wilde beetpakken maar greep in plaats daarvan de ratelslang en gooide hem naar Victor.

O, shit, shit, shit, zei Victor en sprong achteruit voor de dode slang.

Junior en Thomas moesten lachen.

Vinden jullie dat leuk? vroeg Victor terwijl hij de slang opraapte. Vinden jullie dat leuk?

Ja, zeiden Junior en Thomas.

Victor hield de slang voor Thomas’ gezicht terwijl Junior ach-teruitdeinsde.

Eet op, zei Victor en duwde de slang tegen Thomas’ mond. Thomas struikelde, viel op de grond, en Victor bleef die slang voor zijn gezicht houden tot het spelletje afgezaagd werd.

Jezus, zei Junior. Zo is ‘t wel genoeg.

Victor hing de dode slang over het schrikdraad. Hij kronkelde heen en weer, viel van de draad, sidderde weer tot leven en begon te ratelen.

O, shit, zei Victor en rende weg. Junior en Thomas renden hem achterna en bleven rennen. Even later renden Victor en Junior, in Thomas’ droom, een grote lege kamer in. Thomas volgde hen. Ze pakten alle drie een muziekinstrument op en begonnen te oefenen.

Weet je, zei Thomas tussen twee nummers in, ik hoop maar dat we ‘t niet maken.

Wat maken? vroeg Junior.

Dat we succes krijgen. Dat we een hit krijgen en zo, zei Thomas.

Waarom niet, goddorie? vroeg Victor.

Ik weet het niet. Misschien verdienen we ‘t niet. Misschien moeten we ons met iets beters bezighouden. Misschien overkomt ons iets ake-ligs als we ons niet met iets beters bezighouden.

Zoals wat? vroeg Victor.

Nou, zei Thomas, stel dat we rijk worden en veelte veel eten? Dan worden we allemaal dik en weerzinwekkend.

Shit, zei Victor. Ik ben Elvis niet.

Ya-hey, zei Junior, wisten jullie dat Elvis in een vorig leven verkenner bij de cavalerie was?

In zijn droom speelde Thomas op de gitaar en praatte op Victor in.

Echt waar, zei Thomas, ik ben bang om beroemd te worden.

Nou, zei Junior, ik vind dat we eerst maar eens moeten zorgen dat we onze instrumenten beter leren bespelen.

Ja, zei Victor. En we hoeven ons trouwens nergens zorgen om te maken als we jou ah zanger houden.

Ja, zei Junior. En trouwens, de enige beroemde indianen zijn dooie opperhoofden en langeafstandslopers.

In zijn droom keek Thomas naar de andere bandleden. Hij vroeg zich af wat ze echt voelden. Hij vroeg zich af wat die slangen voelden op het schrikdraad. Thomas klemde zijn gitaar tegen zich aan en voelde de kracht ervan, zag toen dat hij Robert John-sons gitaar vasthield. In de droom sloeg hij een akkoord aan, voelde een stekende pijn in zijn polsen, maar de muziek smaakte als heerlijk eten.

“Wat doe je met mijn gitaar?” riep Victor en rukte Thomas uit zijn droom. Thomas lag op de bank in het huis van de Warm Waters met Robert Johnsons gitaar naast zich. Het is nu Victors gitaar, verbeterde Thomas zichzelf.

“Ik wou niet dat hij ‘t koud kreeg,” mompelde Thomas, al had hij geen flauw idee hoe de gitaar in huis was beland, en gaf hem aan Victor.

“Nou, bedankt maar niet heus,” zei Victor. “Het was snikheet buiten.”

“Jezus,” zei Junior terwijl hij het huis in strompelde. “Wat heb ik een kater.”

“Er is koffie in de keuken,” zei Thomas.

Junior sjokte naar de keuken net toen Chess en Checkers uit hun kamers kwamen.

“Wat gebeurt er allemaal?” vroeg Checkers.

“Wat is er voor ontbijt?” vroeg Victor.

“Je kloten op een bord,” zei Chess. “Maak het zelf maar klaar.”

“O, een ruige meid,” zei Victor. “Ik hou wel van ruige meiden.”

Victor trok de koelkast open, haalde de ingrediënten voor een kaasomelet met groente eruit en bakte genoeg voor iedereen. Ze stonden allemaal paf van Victors culinaire bedrevenheid.

“Waar heb je leren koken?” vroeg Chess. “In de gevangenis?”

“Mijn vader kookte altijd,” zei Victor.

“Je stiefvader?” vroeg Junior.

“Ja. Dat was het enige waar hij goed voor was.”

Coyote Springs ging zitten om met Chess en Checkers te ontbijten. De omeletten smaakten fantastisch. Victor wilde iets diep-zinnigs en geestigs zeggen over eieren maar kon niets bedenken, dus liet hij in plaats daarvan maar een scheet.

“Je bent walgelijk,” zei Chess, pakte haar bord op en liep naar buiten om daar te eten. Thomas keek Victor aan met het bekende boze oog van de Spokane-indiaan en volgde haar.

Checkers at haar ontbijt op, waste haar bord en vork afin de gootsteen en ging toen terug naar haar slaapkamer. Junior en Victor sloegen haar de hele tijd gade.

“Wat een lekker ding, hè?” vroeg Junior toen Checkers haar slaapkamerdeur had dichtgedaan.

“Een fantastische kont,” zei Victor.

“Jullie maken geen enkele kans!” riep Checkers uit haar kamer. Victor en Junior aten de rest van hun omelet in stilte.

Buiten praatten Chess en Thomas tussen happen door.

“Weet je, Coyote Springs is beter dan we gisteravond klonken.”

“Dat hoop ik maar,” zei Chess.

“Nee, echt waar. Victor en Junior waren stomdronken.”

“Drink jij ook?”

“Nee,” zei Thomas. “Ik drink niet.”

Chess glimlachte. Als indiaanse vrouwen op zoek gaan naar een indiaanse echtgenoot, hebben ze een hele waslijst met eisen. Hij moet werk hebben. Hij moet lief zijn, intelligent en geestig. Hij moet kunnen dansen en zingen. Hij moet zijn eigen kleren kunnen strijken. Vlechten zouden leuk zijn. Maar terwijl de verknipte indiaanse mannen door hun leven sukkelen, worden de indiaanse vrouwen gedwongen om hun lijst met eisen bij te stellen. Uiteindelijk hoeven indiaanse mannen alleen maar hun eigen tanden nog te hebben om te worden gehaakt.

Chess kreeg een hele horde van indiaanse vriendjes te verduren. Roscoe, de kampioen fancydancing, die tijdens de powwow van Arlee in vol ornaat van zijn stokje ging en ‘s-nachts van al zijn kleren werd ontdaan. Bobby, de knappe stads-indiaan, die voor zijn werk voor de BIA naar het reservaat was overgeplaatst en Chess de bons gaf voor een blanke onderwijzeres op de indiaanse basisschool. Joseph, de journalist, die een indrukwekkend artikel schreef over de door blanken gedreven drankzaken aan de rand van reservaten en zichzelf daarna een levercirrose dronk. Carl, de bink uit Browning, die in elk reservaat in de staat wel een kind of twee verwekte tot zijn vrienden hem De Vader van Onze Natie noemden.

“Echt waar?” vroeg Chess voor de zekerheid nog een keer aan Thomas. Misschien had ze de enige nuchtere verhalenverteller ter wereld gehaakt. “Je bedoelt, je hebt nóóit gedronken? Ook niet toen je klein was?”

“Nee,” zei Thomas. “Ik las boeken.”

“Heb je kinderen?” vroeg Chess.

Thomas wendde zijn hoofd af.

“O,” zei Chess teleurgesteld. “Je hebt kinderen. Hoeveel?”

Ze was dol op kinderen maar stelde een grens aan het aantal kinderen en ex-vrouwen waar haar vrijers in spe op mochten bogen.

“Nee nee,” zei Thomas. “Ik heb geen kinderen. Je overviel me gewoon. Ik ben niet gewend aan persoonlijke vragen. Niemand heeft me ooit iets persoonlijks gevraagd.”

“Ben je getrouwd geweest?”

“Nee, en jij?”

“Nee. Vriendinnetjes?”

“Niet echt,” zei Thomas.

“Ya-hey!” riep Victor uit de keuken. “Ik geloof dat Junior moet kotsen.”

“Die Victor is wel een zak, zeg,” zei Chess. “En die kleren van hem. Het lijkt wel of hij in de clinch heeft gelegen met de jaren zeventig en flink afgetuigd is.”

“Tja,” zei Thomas, “hij heeft geen sou. Daarom zit hij in de band. Daarom zitten we allemaal in de band, snap je?”

“Ik vroeg me al af hoe je ‘t met hem uithield,” zei Chess. Zij en Checkers bestreden ‘s zomers branden voor de BIA. Ze reisden de hele streek door en moesten sappelen om genoeg geld voor de hele winter te hebben.

“Het enige probleem is dat we niks verdienen.”

“O? Maar zelfs een slechte band kan toch geld verdienen?”

“Ik hoop het. Maar we zijn best goed, eigenlijk.”

“Ik geloof je, echt waar,” zei Chess. “Die Junior is wel aardig, hè? Hij is een knappe jongen, maar een beetje een sul. Wat laat hij zich door Victor commanderen, hè?”

“Ja, da’s altijd al zo geweest.”

“Jammer,” zei Chess. “Junior zou een beste haak kunnen zijn.”

“Een haak?” vroeg Thomas. “Hoezo?”

“Ik bedoel dat hij een goeie vangst zou kunnen zijn voor een indiaanse vrouw. Een haak, snap je wel?”

“O,” zei Thomas, nog steeds het spoor bijster, dus veranderde hij maar van onderwerp. “Ik vond het echt te gek om met je te zingen gisteravond. Je bent echt goed.”

“Ja, ik vond het ook leuk.”

“Weet je,” zei Thomas, “ik heb een idee. Zouden jij en Check-ers bij de band willen komen?”

“Ik weet het niet,” zei Chess. “Moeten we ons net zo kleden als Victor?”

“Helemaal niet.”

“Ik weet het niet,” zei ze weer. “We moeten de hele zomer hier in de buurt blijven. Voor ‘t geval we opgeroepen worden voor een brand.”

“Luister. Je kunt fantastisch zingen, en ik weet zeker dat Check-ers ook kan zingen. We hebben jullie nodig. Iets zegt me dat we jullie nodig hebben.”

“Het lijkt me niet, Thomas. Ik bedoel, ik mag je erg graag, maar Checkers en ik wonen hier. We zijn van hier. We moeten niet weggaan.”

“Denk er nog eens over na,” zei Thomas. “Geef ons een kans.”

Chess schudde haar hoofd.

“Wacht!” riep Thomas. “Victor. Junior. Kom hier. We gaan oefenen.”

Victor en Junior slenterden naar buiten, gevolgd door Checkers.

“Wat is dat voor geschreeuw?” vroeg Checkers.

“Thomas wil dat we bij Coyote Springs komen,” zei Chess tegen haar zus.

“Daar komt niks van in,” zei Victor. “We zijn een band van krijgers.”

“Nou,” zei Thomas, “we zijn een democratie. Zullen we erover stemmen?”

“Oké, ga je gang,” zei Victor, vol vertrouwen dat Junior het ook een waardeloos idee vond.

“Iedereen die vóór is steekt z’n hand op,” zei Thomas en hield zijn rechterhand omhoog. Junior stak zijn hand op en lachte flauwtjes naar Victor.

“Das geregeld,” zei Thomas. “De vrouwen doen mee.”

“Komt niks van in,” zei Victor weer.

“Je vond het goed dat we zouden stemmen,” zei Thomas.

“Hé,” zei Chess. “Ik zei dat we niet in de band willen.”

Checkers vond het nooit prettig als haar zus voor haar sprak, maar ze was het met Chess eens. De rekeningen werden betaald door bosbranden.

“Wacht even,” hield Thomas aan. “Zullen we eerst wat spelen? Dan kunnen jullie daarna besluiten of jullie mee willen doen.”

Junior holde naar de bestelwagen, haalde er een tamtam uit en trommelde een ritme. Hij verraste de zussen met zijn onverwachte talent. Thomas zong de eerste maat van een opgepepte Carpen-ters-song terwijl Victor er bokkig bij stond met zijn gitaar op zijn zij. Hij wilde zich verzetten tegen het hele gedoe maar de gitaar sidderde in zijn handen, fluisterde zijn naam. Victor sloot zijn ogen en bevond zich op een donkere plek.

Speel niet voor hen. Speel voor mij-, zei een onbekende stem.

Victor deed zijn ogen open en sloeg snoeihard het eerste akkoord aan. Junior en Thomas lieten hem alleen spelen; Chess en Checkers deinsden achteruit. Victor kreeg extra vingers die op en neer raasden over de hals. Hij spande snaren onmogelijk ver op en speelde een toon zo zuiver dat de gitaar vonkte. De vonken sprongen van de gitaar op een jong boompje dat in brand vloog. Het was maar goed dat Chess en Checkers veel ervaring hadden met het bestrijden van branden, en ze gooiden snel water over de vlammen maar Victor bleef vonken schieten. Zijn haar stond rechtop, zijn overhemd zat vol brandgaatjes en zijn handen trokken blaren.

Victor hief zijn rechterarm hoog boven het reservaat en molen-wiekte het laatste akkoord dat urenlang bleef weerklinken. Hij liet de gitaar vallen, wankelde een paar passen achteruit en boog.

“Jee,” zeiden Chess en Checkers na een hele poos. “Waar kunnen we tekenen?”

Thomas, Junior en Victor bleven een week in het Flathead-reser-vaat nadat de Warm Waters zich bij de band hadden aangesloten. Ze leefden karig van hun gezamenlijke geld. De jongens logeerden bij de zussen thuis ook al maakten Chess en Checkers bezwaar tegen de stank, maar ze waren het er allemaal over eens dat de band met zijn nieuwe leden moest oefenen. Thomas reed zelfs naar Missoula om een derdehands synthesizer voor Chess en Checkers samen te kopen.

“Hoeveel heeft dat je gekost?” vroeg Victor aan hem.

“Vijf dollar en een gek verhaal,” zei Thomas.

Coyote Springs repeteerde urenlang op het achtererf van de Warm Waters. In het begin klonken ze verschrikkelijk, vals, kako-fonisch. Victor reproduceerde slechts bij vlagen het verbluffende optreden dat de zussen ertoe had overgehaald om bij de band te komen. Junior brak zoveel drumstokken dat hij op dennentakken overging. Chess en Checkers zongen beter dan Thomas, waardoor het onderscheid tussen achtergrondvocalen en leadzanger vervaagde. Thomas besloot de leadzang te delen. Toch vormde Coyote Springs sneller een geheel dan enige andere garageband in de geschiedenis.

“We zouden die vent van de Tipi Pole Tavern moeten bellen,” zei Victor. “Volgens mij zijn we klaar om te rocken.”

De eigenaar van de Tipi Pole Tavern luisterde naar de nieuwste incarnatie van Coyote Springs en stemde toe om hen weer te boeken. Coyote Springs laadde zijn spullen in de blauwe bestelwagen en reed naar de kroeg.

“Dames en heren,” kondigde de barkeeper aan. “Het is een grote eer om nogmaals die rockband uit het reservaat van de Spokane-indianen te verwelkomen: Coyote Springs.”

De menigte joelde.

“En het is een bijzondere eer om de twee nieuwste leden van de band voor te stellen,” vervolgde de barkeeper. “Twee van onze eigen Flathead-indianen, Chess en Checkers Warm Water.”

Coyote Springs liep zelfverzekerd het podium op. Thomas glimlachte toen hij naar de microfoon stapte.

“Hallo, Arlee!” brulde Thomas, en de tent ging uit zijn dak. Victor telde af en de band stortte zich in het eerste nummer, een cover van een oud liedje van KISS.

De zussen vielen na een poosje in met zang; Chess timmerde hard op het keyboard, alsof haar vingers hamertjes waren. Ze wilde het goed spelen maar ze vond al die herrie heerlijk. Checkers trok de koorden uit haar haar en zong zonder vlechten. Chess raapte de koorden van de vloer en vlocht haar haar met één hand, op een of andere manier. Allebei gooiden ze een way ya hi yo in het refrein van de song.

Coyote Springs creëerde een indiaanse muziek die de blanken in het publiek ontstelde en opwond. Met die muziek hadden ze vijfhonderd jaar geleden de pelgrims weg kunnen jagen. Maar als het had gemoeten dan hadden de indianen de voorouders van een enkele blanke gedoogd, zoals de over-over-over-overgrootouders van Janis Joplin, en hen in Amerika laten blijven.

Het publiek strekte bruine en blanke handen uit naar Coyote Springs, smeekte om meer muziek, hoop en vreugde. Coyote Springs voelde zich machtig, werd verliefd op die macht en flirtte ermee. Victor ging aan de rand van het podium spelen. Ondanks zijn kleren krijsten de indiaanse en blanke vrouwen in de menigte om hem en bleven ze na het optreden buiten wachten.

Toen de Tipi Pole Tavern eindelijk om vier uur ‘s-nachts dichtging bleven Chess, Checkers en Thomas binnen een Pepsi drinken terwijl Junior en Victor een stel biertjes pakten en verdwenen.

“Jullie klonken fantastisch vanavond,” zei Thomas tegen de zussen.

“We klonken allemaal fantastisch,” zei Chess.

“Jee,” zei Checkers. “Zelfs Victor en Junior, waar of niet?”

“We moeten gewoon zorgen dat ze nuchter blijven,” zei Chess. “Victor is de beste gitarist die ik ooit heb gehoord, als hij nuchter is.”

“Ik ben afgepeigerd,” zei Thomas.

“Waar zijn Victor en Junior trouwens naartoe?” vroeg Chess.

“Naar buiten,” zei Checkers. “Ze zitten zich vast in de bestelwagen te bedrinken.”

“Nou,” zei Chess, “ik ben ook afgepeigerd. Laten we ze halen en naar huis gaan.”

Thomas en de zussen liepen naar buiten naar de bestelwagen. Hij trok de schuifdeur van de wagen open en betrapte Victor en Junior, die letterlijk spiernaakt en zat waren. De twee naakte blanke vrouwen in de bestelwagen waren nog zatter en graaiden naar hun kleren. Thomas stond daar alleen maar te staren. Het waren Betty en Veronica.

“Doe goddomme die deur dicht!” schreeuwde Victor.

“Jezus,” zei Junior, stak zijn hand uit en schoof de deur dicht.

“Gadver,” zei Checkers. “Da’s wel het laatste wat ik wou zien.”

“Ik geloof dat ik moet kotsen,” zei Chess.

Thomas liep zonder iets te zeggen weg. Checkers keek Chess aan, die haar schouders ophaalde. Wie wist waarom Thomas iets deed? Chess volgde hem naar een picknickbank achter de kroeg. Checkers hief haar armen in de lucht, liep de bar weer in en viel in slaap op de pooltafel.

“Dat hou je toch niet voor mogelijk dat ze zoiets uithalen,” zei Chess tegen Thomas. “Wij moeten in die wagen rijden.”

“Tja, ik weet het,” zei Thomas.

Chess ging naast Thomas aan de picknicktafel zitten, pakte zijn hand, bekeek hem even. Mooie handen, mooie handen.

“Waar is Checkers?” vroeg Thomas.

“Geen idee. Waarschijnlijk Junior en Victor in elkaar aan het tremmen.”

Chess en Thomas zaten daar en zwegen. Thomas dacht aan verhalen en songs, maar Chess dacht alleen maar aan die blanke vrouwen in de bestelwagen. Ze gruwde van indiaanse mannen die achter blanke vrouwen aan zaten; ze gruwde van blanke vrouwen die achter indiaanse mannen aan zaten.

“Weet je,” zei ze, “ik vind dat echt niet oké. Ik vind het niet oké dat Junior en Victor met blanke vrouwen scharrelen.”

“Waarom niet?” vroeg Thomas.

“Ik weet het niet. Het heeft te maken met het in stand houden, denk ik. Er zijn niet zo heel veel indiaanse mannen voorhanden. En nog minder goeie.”

Thomas knikte.

“En weet je,” zei Chess, “hoe traditioneel het ook klinkt, volgens mij hebben indiaanse mannen indiaanse vrouwen nodig. Volgens mij kunnen alleen indiaanse vrouwen voor indiaanse mannen zorgen. We schenken het leven aan indiaanse mannen. We voeden ze. We nemen ze in onze armen als ze huilen. En dan gaan ze er met blanke vrouwen vandoor. Ik moet ervan kotsen.”

“Ja,” zei Thomas. “Ik ben nooit met een blanke vrouw gegaan.”

“Thomas, je bent nooit met wie dan ook gegaan.”

Ze moesten lachen.

“Maar serieus, ik vind Junior en Victor verraders,” zei Chess. “Echt waar. Als ze er steeds met blanke vrouwen vandoor gaan dan is er binnenkort niet één indiaanse vrouw meer die iets met ze te maken wil hebben. Wij indiaanse vrouwen praten met elkaar, snap je? We hebben een netwerk. Ze zijn twee van de laatste volbloed indianen in jullie reservaat, waar of niet? Jee, Junior en Victor plegen verraad tegenover hun DNA.”

“Zie je wel iets in mij of in m’n DNA?” vroeg Thomas, zelf een volbloed Spokane.

“Ik zie wel iets in jou en in je DNA.”

Thomas was het met Chess eens, maar hij wist ook dat er te weinig liefde in de wereld was. Hij vroeg zich af of de mensen de liefde niet moesten loven overal waar ze werd gevonden, aangezien ze zo zeldzaam is. Hij maakte zich zorgen om de kinderen uit gemengde huwelijken. De halfbloed kinderen op school in het reservaat kregen ergere aframmelingen te verduren dan Thomas ooit had meegemaakt.

“Ik vraag me af hoe ‘t is,” zei hij.

“Hoe wat is?” vroeg Chess.

“Hoe ‘t is om een halfbloed kind te zijn. Hoe zou ‘t voelen om een blanke moeder of vader te hebben? Dat moet toch wel maf zijn.”

“Mijn oma was een klein beetje blank,” zei Chess.

“O ja?” zei Thomas. “Waarvandaan?”

“Duitsland, geloof ik. Achtung.”

“Wat was ze voor iemand?”

“Ze vond het vreselijk dat ze indiaanse was,” zei Chess. “Ze zag er niet erg indiaans uit. Haar blanke afkomst was duidelijk te zien. Ze liep weg bij m’n opa, ging in Butte wonen en vertelde aan niemand dat ze indiaanse was. Ze liet ook haar zoontje achter in het reservaat. Ze liet hem gewoon achter, en ze hebben haast nooit meer iets van haar gehoord.”

Thomas schudde zijn hoofd, sloot zijn ogen en vertelde een verhaal:

“Lang geleden woonden er twee jongens in een reservaat. De ene was een indiaan die Beaver heette en de andere was een blanke jongen die Wally heette. Ze waren allebei gek op fancydancing, maar de blanke jongen danste net iets beter. Toen de blanke jongen wedstrijden won, sloegen alle indiaanse jongens hem in elkaar. Maar Beaver sloeg de blanke jongen nooit in elkaar. En hoe vaak hij ook in elkaar werd geslagen, die blanke jongen bleef dansen.”

Thomas deed zijn ogen open, glimlachte en haalde zijn schouders op.

“Wally en Beaver waren halfbroers, hè?” vroeg Chess.

“Precies.”

“Wat wil dat zeggen?”

“Geen idee. Misschien wil dat zeggen dat iedereen zich een indiaan voelt als hij drums hoort.”

Uit The Wellpinit Rawhide Press:

Coyote Springs weer thuis

 

Coyote Springs, ons eigen rockbandje, is gisteravond laat in het reservaat teruggekeerd. De band is uitgebreid met twee Flathead-indianen, Chess en Checkers Warm Water. Naar verluidt zingen de twee zussen en spelen ze piano.

Lester FallsApart zag de bekende blauwe bestelwagen om ongeveer drie uur ‘s-nachts aankomen, indiaanse zonnetijd.

“Ze scheurden voorbij,” zei FallsApart.

Pastoor Arnold van de katholieke kerk riep vanmorgen vroeg op tot een dankgebed omdat de band veilig was teruggekeerd.

Volgens een anonieme bron is Michael White Hawk, onlangs vrijgelaten uit de Walla Walla-staatsgevangenis, niet blij met Coyote Springs.

“Ze denken [verdikkeme] dat ze het bittere einde zijn,” schijnt White Hawk gezegd te hebben. “Ze treden een paar keer op en ze denken dat ze [verdorie] sterren zijn. Ze kunnen [een ziekte] krijgen.”

Coyote Springs was niet bereikbaar voor commentaar.

Toen de band weer terug was in het reservaat van de Spokane-indianen viel Chess naast Checkers in Thomas’ bed in een onrustige slaap terwijl hij op de vloer lag. Junior en Victor sliepen in de blauwe bestelwagen ook al was er meer dan genoeg plaats in huis. Chess droomde van een kleine indiaanse man op een vaal paard.

Zonder oorlogskleuren op zijn bovenlijf geschilderd en zonder vlechten in zijn bruine haar zag de kleine indiaan er weinig indrukwekkend uit. Zelfs terwijl ze droomde wist Chess dat de onbeschilderde indiaan in haar droom geen Spokane of Flathead was, maar ze had geen idee wat hij wel was. De onbeschilderde man was bedrukt toen hij een fort van de cavalerie binnenreed. Veel indianen begroetten hem. Sommigen trots, anderen kwaad.

Kom mee! schreeuwde een boze indiaan hard tegen de onbeschilderde man, die afsteeg, en hij liep naar een kantoor. Een stuk of tien indianen stonden in het kantoor, terwijl honderden andere indianen buiten te hoop liepen. De blanke soldaten hielden geweren in de aanslag terwijl de indianen en blanke burgers opgewonden stonden te kletsen. De onbeschilderde man wachtte. Weldra verscheen een blanke officier die tegen de onbeschilderde man zei dat het te laat was om te praten. Ze moesten allemaal uitrusten.

Ho! riepen de indianen en verlieten het kantoor. De onbeschilderde man liep als laatste naar buiten met de blanke officier voor zich, de boze indiaan achter zich en twee soldaten aan weerszijden. De onbeschilderde man volgde de officier zonder tegenstribbelen. Ze leidden hem naar een klein gebouw en de onbeschilderde man trok snel een mes toen hij de getraliede ramen en ketenen zag. De boze indiaan greep de onbeschilderde man van achteren beet. Zo wankelden ze beiden de open lucht in.

Hij beeft een mes!

In Chess’ droom richtten de soldaten hun geweren op de indianen die de onbeschilderde man te hulp zouden kunnen schieten. De boze indiaan sloeg het mes uit de hand van de onbeschilderde man en draaide zijn armen op zijn rug.

Dood de indiaan!

Een soldaat schoot naar voren met zijn bajonet en doorboorde de onbeschilderde man één, twee, drie keer. De adem van de indianen stokte en de onbeschilderde man viel zwaargewond op de grond. De boze indiaan hief een huilende triller aan. Niemand kwam naar voren om de onbeschilderde man te helpen; hij lag alleen in het stof.

Hij gaat dood!

Toen stapte een boomlange indiaan door de menigte en knielde naast de onbeschilderde man.

Mijn vriend, zei de lange indiaan. Hij tilde de onbeschilderde man op en droeg hem naar een tipi. Andere indianen zongen rouwliederen; de soldaten schudden hun hoofd. Honden keften en renden achter elkaar aan.

In Chess’ droom ging de lange indiaan naast de onbeschilderde man zitten die hevig bloedde. De blanke dokter kwam en ging zonder gezang, net als de medicijnvrouw. De onbeschilderde man probeerde te zingen maar hoestte alleen maar bloed.

Mijn vader? vroeg de onbeschilderde man.

Hij komt, zei de lange man.

De lange man begroette de vader toen die kwam, en samen keken ze toe terwijl de onbeschilderde man stierf.

Chess werd met een ruk wakker uit haar droom. Ze kon haar omgeving niet thuisbrengen en riep haar vaders naam. Checkers verroerde zich in haar slaap. Chess hield haar adem in tot ze zich herinnerde waar ze was.

“Thomas?” vroeg ze maar ze kreeg geen antwoord. Hij is dood, dacht Chess maar ze wist niet zeker wie ze bedoelde. Toen hoorde ze muziek, dus kroop ze uit bed en ging naar de keuken. Thomas zat aan de keukentafel liedjes te schrijven. Hij neuriede bij zichzelf en krabbelde in zijn notitieboekje.

“Thomas?” vroeg Chess en hij schrok op.

“Jee,” zei hij. “Je bezorgt me zowat een hartaanval.”

Chess ging naast hem zitten.

“Wanneer kom je weer slapen?” vroeg Chess.

“Zo meteen,” zei hij. “Sorry als ik je wakker heb gemaakt.”

“Je hebt me niet wakker gemaakt. Ik had een rotdroom.”

“Het is oké. Je bent nu wakker.”

“Is het oké? Echt waar?”

Chess lachte naar Thomas, stak haar hand uit en woelde door zijn toch al verfomfaaide haar. Ze nam de gitaar uit zijn handen en zette hem weg, kuste hem toen vol en hard op zijn mond.

“Waar was dat voor?” vroeg hij.

Ze kuste hem weer. Harder. Legde haar hand in zijn kruis.

“Jee,” zei hij en viel bijna om in zijn stoel.

Ze vrijden teder en onbeholpen. Na afloop hielden ze elkaar vast in het donker.

“We hadden een voorbehoedmiddel moeten gebruiken,” zei Chess.

“Ja. Dat was wel stom, hè?” vroeg Thomas. “Weet je zeker dat het oké is?”

“Ik weet het zeker.”

“Volgende keer dan.”

Ze lagen daar heel lang zonder iets te zeggen. Chess dacht dat Thomas in slaap was gevallen.

“Luister,” zei hij opeens tot haar verrassing.

“Waarnaar?” vroeg ze.

“Wat hoor je?”

“De wind.”

“Nee, wat verder nog.”

Chess luisterde. Ze hoorde het Spokane-reservaat ademen. Een uil kraste in een boom. Een of ander dier scharrelde over het dak. Er reed een auto voorbij. Een hond blafte. Een andere blafte zijn antwoord. Ze hoorde ook nog iets anders. Iets vaags.

“Hoor je dat?” vroeg Thomas.

“Ik hoor wel iets,” zei ze.

“Ja, dat bedoel ik,” zei Thomas. “Hoor je ‘t?”

“Ik geloof van wel.”

Chess luisterde weer en vroeg zich af of het haar verbeelding was. Hoorde ze iets alleen omdat Thomas wilde dat ze iets hoorde? Ze luisterde tot ze in slaap viel.

Coyote Springs boekte zijn eerste optreden buiten een reservaat, en dat nota bene in een cowboybar in Ellensburg, Washington. Ze namen de Interstate 90 om er te komen. De oude blauwe bestelwagen maakte in korte tijd heel wat kilometers.

“Thomas,” gilde Victor van achteren, “volgens mij is het tijd dat we een nieuwe kar op de kop tikken.”

Coyote Springs was het met Victor eens maar Thomas wilde er niets van horen.

“Deze wagen is ouder dan wij allemaal,” zei Thomas. “Hij heeft meer gezien dan wij allemaal. Deze wagen is een soort stamoud-ste en we moeten er respect voor hebben. Bovendien hebben we geen geld.”

Coyote Springs lachte, ook Thomas, en bleef lachen tot er iets knalde onder de motorkap. De bestelwagen schokte en sloeg midden op de snelweg af.

“Shit,” zei Coyote Springs uit één mond.

Een paar auto’s toeterden naar de vijf indianen die een oude blauwe bestelwagen voortduwden langs de weg.

“Thomas,” zei Victor, “we hebben een nieuwe kar nodig.”

Coyote Springs duwde die blauwe bestelwagen dertig kilometer voort, een brug over de Columbia River over en een stadje in dat Vantage heette. De band plofte in diverse houdingen neer rondom de bestelwagen en verroerde zich nauwelijks toen de politieagent stilhield. De agent stapte uit zijn surveillancewagen en zette zo’n zonnebril met spiegelglazen op die agenten altijd dragen.

“Wat is er aan de hand?” vroeg hij.

“Onze wagen heeft het begeven,” zei Thomas.

De agent liep naar de bestelwagen en keek naar binnen.

“Is al die apparatuur van jullie?” vroeg de agent.

“Ja,” zei Thomas.

“Zijn jullie een band of zo?”

“Ja,” zei Thomas. “Wij zijn Coyote Springs.”

De agent monsterde de band, tikte wat met zijn voet en zette zijn zonnebril af.

“Waar komen jullie vandaan?” vroeg hij.

“Uit Wellpinit. In het reservaat van de Spokane-indianen.”

“En jullie, dames?”

“Wij zijn Flathead-indianen,” zei Chess. “Uit Arlee, Montana.”

“Waar moeten jullie heen?”

“Naar Ellensburg,” antwoordde Thomas. “We hebben daar een optreden in een bar die Toadstools heet.”

“Die ken ik. Weten jullie zeker dat jullie daar optreden?”

De agent wachtte even op antwoord, vroeg de bandleden toen naar hun papieren. Thomas en de vrouwen haalden hun rijbewijs te voorschijn. Junior overhandigde zijn rijbewijs voor de tankwagen in het reservaat en Victor sjorde zijn overhemd omhoog en onthulde zijn naam, getatoeëerd op zijn borst.

“Is dat een geintje met die tatoeage?” vroeg de agent.

“Helemaal niet,” zei Victor.

“Wachten jullie maar even,” zei de agent en liep terug naar zijn surveillancewagen. Hij smoesde wat in zijn radio terwijl Coyote Springs het geld voor de borgtocht telde.

“We kunnen hem te grazen nemen,” zei Victor. “Hij is maar in z’n eentje.”

“Maar hij is wel groot,” zei Junior.

“Hou je kop,” zei Thomas. “Daar komt-ie.”

“Oké,” zei de agent toen hij terugkwam. “Ik heb m’n neef in Ellensburg gebeld. Die heeft een takelwagen. Hij komt hierheen en sleept jullie naar Toadstools.”

“Echt waar?” vroeg Coyote Springs.

“Ja, maar het kost wel honderd dollar. Hebben jullie dat?”

“Tuurlijk.”

“Nou, jullie kunnen rechtstreeks aan m’n neef betalen, maar daarna moeten jullie ‘t zelfverder regelen.”

“Dank u wel, agent.”

“Geen dank. Tussen haakjes, wat voor muziek spelen jullie?”

“Van alles. Voornamelijk blues.”

“Nou, succes ermee.”

De agent liep weg, bleef toen staan en draaide zich om.

“Hé, wie is de zanger?” vroeg hij.

Thomas stak zijn hand op en glimlachte. De agent lachte terug, zette zijn zonnebril op, stapte in zijn surveillancewagen en reed met een armzwaai weg.

“Wie was die gemaskerde vent in jezusnaam?” vroeg Chess.

“Geen idee,” zei Junior. “Maar als ik hier ergens zilveren kogels op de grond vind, val ik flauw.”

Uit The Ellensburg Tri-Weekly.

Indiaanse musici roeren meer dan de trom

 

Een rockband volledig bestaande uit indianen uit het Spokane-reservaat speelde afgelopen zaterdagavond voor de cowboys in de Toadstools Tavern, en niemand raakte gewond.

Maar serieus, de band genaamd Coyote Springs was heel professioneel en speelde fier en vol overgave.

“Ze wisten waar ze mee bezig waren,” zei Ernie Lively, de eigenaar van de Toadstools. “Ik kneep ‘m een beetje om indianen te boeken,” voegde Lively eraan toe. “Ik was bang dat ze roet in het eten zouden gooien door niet op te komen dagen of heibel te veroorzaken.”

Integendeel, Coyote Springs serveerde een stevige schotel met countrymuziek, kruidde deze met een beetje rock en deed er zelfs wat oude bluesnummers bij als toetje.

“Het hoogtepunt van de avond vond ik toen die indianen zongen: ‘Mommas, Don’t Let Your Babies Grow Up to Be Cowboys’. Iedereen zong mee,” aldus Lively.

De blauwe bestelwagen, gerepareerd door een eerlijke automonteur in Ellensburg plus een paar verhalen die Thomas in de motor fluisterde, snorde over de bijna lege snelweg naar huis. Coyote Springs reed in stilte, slechts onderbroken door het plotselinge geraas van een passerende vrachtwagen of een naam die door een van de slapende bandleden werd gefluisterd. Thomas zat achter het stuur en Chess hield hem wakker. Checkers, Junior en Victor sliepen.

“Waarom vind je ‘t zo fijn om op de snelweg te rijden?” vroeg Chess. “Maar doe niet je ogen dicht om me een of ander verhaal te vertellen.”

“Ik weet het niet.”

“Wat denk je?”

“Er hangen hier veel liedjes in de lucht. Ik hoor ze.”

“Zal ik de radio aanzetten?” vroeg Chess.

“Goed, maar zet ‘m zacht. We moeten ze niet wakker maken.”

“Ze hebben allemaal hun schoonheidsslaapje nodig, hè?”

Chess deed de radio aan. De Black Lodge Singers drumden er nog steeds op los in de cassettespeler, maar ze klikte de tape eruit en zocht een radiozender. Ze draaide de afstemknop heen en weer door een beknopte kroniek van de Amerikaanse muziek tot ze op Hank Williams stuitte.

Hank Williams is goddomme een Spokane-indiaan! schreeuwde Samuel Builds-the-Fire in Thomas’ herinnering. Thomas glimlachte omdat er zoveel mensen in zijn herinnering opdoken.

“Ya-hey,” zei Thomas. “Laat ‘m daar maar op staan.”

Chess draaide aan de knop tot Hank zuiver en helder zong. Coyote Springs en Hank Williams reden verder over de snelweg, langs een eenzame lifter die de muziek door de open ramen hoorde. De blauwe bestelwagen stoof zo snel langs dat hij alleen maar een paar losse tonen hoorde. Maar hij hoorde genoeg om te maken dat alles wat zwaarder woog, zijn schoenen, zijn rugzak, zijn dromen.

De muziek steeg langs de lifter omhoog naar de hemel, knalde tegen de Grote Beer op en kaatste terug van de stralende maan. Dat is precies wat er gebeurde. De muziek huilde terug de blauwe bestelwagen in, bleef huilen tot Coyote Springs echo’s werd. Dat is precies wat er gebeurde.

“Thomas,” zei Chess en wilde vertellen wat ze hoorde.

“Ik weet het,” zei hij, klaarwakker, en reed hen langzaam helemaal terug naar huis.