VIJFTIEN

De rode jurk was weer terug in Wexfords kantoor. Honderden vrouwen hadden er naar gekeken en de stof betast en waren geschrokken achteruit gedeinsd voor de donkere vlek; niemand had de jurk herkend. De oude, verfomfaaide, bevlekte jurk lag op het palissanderhouten bureau, de tint van het hout paste goed bij de kleur van het ding dat zijn geheim niet prijs gaf.

Wexford raakte het kledingstuk aan, wierp nogmaals een blik op het etiket en op de witte talksporen langs de halsopening. Dawn had het ding gedragen, maar het was beslist nooit haar eigendom geweest. Ze had het in Kingsmarkham gevonden en om een of andere duistere reden aangetrokken. Ze had het in Kingsmarkham gevonden, maar, tenzij er bedrog in het spel was, was die jurk nooit het eigendom geweest van een vrouw uit Kingsmarkham of Stowerton. Een vrouw vergeet nooit een jurk die van haar is geweest, ook niet als ze die vijftig jaar geleden heeft afgedankt, en dus zeker niet als dat pas een jaar of acht geleden is gebeurd.

Burden kwam het kantoor binnen, wierp een blik op Wexford en keek woedend naar de jurk alsof hij wilde zeggen: Waarom maken we ons eigenlijk zo druk over dat ding? Waarom laten wij ons nog steeds er door van de wijs brengen, zodat we niet kunnen opschieten met ons werk? Hardop zei hij: 'Heb je iets gehad aan dat gesprek met het meisje Miall?'

'Het ziet er naar uit dat Dawn nog een andere vriend had, Mike. Ik vraag me af of het Peveril kan zijn geweest. Hij was een juni in Londen, en op die dag had Dawn een afspraak met iemand in een kroeg. Ze ging uit voor een nogal geheimzinnige ontmoeting, terwijl ze thuis een afspraak had die ze niet kon afzeggen. Die ontmoeting had vijf dagen vóór haar dood plaats.’

‘Ga verder,' zei Burden vol belangstelling. 'Dawn was met pasen in Kingsmarkham. De Peverils woonden met pasen al in The Pathway. Laten we eens aannemen dat Peveril haar ergens in Kingsmarkham oppikte, een borrel met haar dronk en haar telefoonnummer opschreef.'

'Heeft hij haar ooit opgebeld?'

'Volgens Joan Miall kreeg Dawn een nogal mysterieus telefoontje van iemand, op maandag drieëntwintig mei. Dat kan Peveril zijn geweest. Zijn vrouw is 's maandagsavonds uit en toen heeft hij wellicht zijn kans waargenomen.’

‘Dat klinkt veelbelovend.'

'Jammer genoeg is het dat niet. We weten dat Zeno Vedast haar omstreeks die tijd heeft opgebeld. Hij heeft het zelf gezegd, en zodra ze de telefoon had opgenomen vertelde Dawn aan Joan Miall dat het Zeno Vedast was. Joan geloofde haar niet omdat ze na dat telefoongesprek helemaal niet opgetogen of opgewonden was. Maar Vedast zei zelf dat hij haar met vage woorden op een afstand had gehouden, en Dawn was niet dom. Zij begreep dat hij geen belangstelling voor haar had, en daardoor was ze zozeer geschokt dat ze zelfs niet opschepte over het feit dat zij hem kende en ook geen verhalen fantaseerde zoals gewoonlijk. Daarom meen ik dat we mogen concluderen dat Vedast haar die avond heeft opgebeld en dat Vedast daarna geen contact meer heeft gehad met haar. Hij staat hier buiten. Maar dat betekent nog niet dat Peveril haar niet heeft opgebeld. Hij heeft wellicht opgebeld op een tijdstip dat Joan niet thuis was.

'Tijdens het weekeinde na haar afspraak in dat café, het weekeinde voor haar dood, liet ze aan Joan doorschemeren dat ze aan een affaire begon met een man die te gierig of te bang was om met haar naar een hotel te gaan. Die beschrijving past wel bij Edward Peveril, een man met een huis en een echtgenote die iedere maandagavond enkele uren van huis is; Edward Peveril die tijdens het festival naar ons toekwam en die, zodra hij wist wie wij waren, onze aandacht trachtte af te leiden van de steengroeve; Edward Peveril die niets meer om zijn vrouw geeft en die haar, volgens miss Mowler soms ontrouw is.' Burden overwoog de zaak. 'En wat is er dan volgens jou die avond gebeurd?'

'Wat er ook is gebeurd, mrs. Peveril moet ervan op de hoogte zijn.'

'Je bedoelt toch zeker niet dat ze het door de vingers heeft gezien?'

'Niet van te voren, beslist niet. Ze is voordien misschien wel achterdochtig geweest. Vergeet niet dat ze ons heeft verteld dat ze heel toevallig thuis was om half zes. Haar man probeerde haar over te halen die middag naar een film te gaan in Kingsmarkham en daar te blijven voor haar avondcursus. Waarom heeft ze dat niet gedaan? Omdat ze zijn beweegredenen wantrouwde? Daar Peveril er zeker van was dat hij zijn vrouw kon overreden, vroeg hij Dawn een maaltijd voor twee mee te brengen. Maar mrs. Peveril ging niet uit. Ze zag Dawn om half zes, het tijdstip van de afspraak, en Dawn zag haar. Daarom ging ze met haar boodschappentas het veld in totdat ze Margaret Peveril zag vertrekken.

'Dawn werd vervolgens door Peveril binnen gelaten. Ze ging voor de maaltijd zorgen en trok een oude jurk aan die Peveril haar gaf, om geen vlekken te maken op haar lila broekpak. Voordat het eten gereed was vroeg ze Peveril of ze die nacht kon blijven. Hoewel hij wist dat dit onmogelijk was, had hij het vermoedelijk van te voren wel beloofd om Dawn hoe dan ook over te halen om te komen. Toen hij haar vertelde dat het niet kon, kregen ze ruzie. Zij dreigde dat ze zou blijven om zijn vrouw te confronteren met haar aanwezigheid. Hij raakte in paniek en vermoordde haar.'

Burden zei: 'Maar toen mrs. Peveril thuiskwam smeekte hij haar hem te helpen. Hij had haar nodig om de sporen uit te wissen en het lijk kwijt te raken.’

‘Ik weet het niet, Mike. Ik heb zelf niet veel vertrouwen in deze theorie. Als dit allemaal waar is, waarom zei mrs. Peveril dan dat ze het meisje had gezien? Ik kan op deze theorie geen bevel tot huiszoeking krijgen, maar morgen ga ik Peveril toestemming tot huiszoeking vragen. Morgen is het zondag en heb jij vrij.’

‘Oh, ik ga in ieder geval mee,' zei Burden. 'Nee. Breng de zondag maar fijn door met je kinderen. Als we iets ontdekken zal ik het je direct laten weten.' Wexford liet zijn blik nogmaals op de jurk rusten die door de stralen van de ondergaande zon werd beschenen als een decorstuk op het toneel. Hij trachtte zich Margaret Peveril jonger voor te stellen, nog slank, maar hij kon haar slechts zien zoals ze was, groter en zwaarder dan Dawn. Haar lichaamsbouw toonde duidelijk aan dat ze die jurk sinds haar tienerjaren niet meer had kunnen dragen. Hij haalde zijn schouders op.

Hij probeerde niet een bevel tot huiszoeking te krijgen. Met Martin en drie agenten ging hij de volgende ochtend naar The Pathway. Het was een nevelige koele ochtend die een mooie dag voorspelde. Het zonlicht hing als een goudkleurig zijden laken achter een dunne gazen sluier. Peveril mopperde wel dat zijn werk werd verstoord, maar hij stond zonder veel protesten toe dat zijn huis werd doorzocht. Wexford was teleurgesteld. Hij had verwacht dat de man agressief tegenstand zou bieden. Zij zochten onder de vaste vloerbedekking, onderzochten nauwkeurig alle plinten, en voelden aan de zomen van de gordijnen. Mrs. Peveril stond handenwringend toe te zien. Dit verschrikkelijke gebeuren in haar huis had haar met stomheid geslagen. Haar echtgenoot zat in zijn atelier, omringd door mannen die over de vloer kropen en onder kasten keken. Hij krabbelde wat op zijn tekenbord, schetsen die hoe dan ook onverkoopbaar waren.

Miss Mowler kwam thuis uit de kerk. Ze liep op Wexford toe die bij het hek stond en vroeg of zijn mannen soms thee wilden. Wexford sloeg het aanbod af. Dunsand maaide zijn gazon. Wexford ging het huis weer binnen. Even later keek hij uit het raam en zag tot zijn verbazing Louis Mbowele naderen. Zijn jas hing open, zodat de zon op zijn bruine, met kralen omhangen borst scheen. Louis stapte Dunsands tuin binnen, de maaimachine werd aan zijn lot overgelaten en de beide mannen verdwenen in de bungalow. Eigenlijk helemaal niet zo vreemd. Wexford herinnerde zich dat Louis filosofie studeerde in Myringham, waar Dunsand filosofie doceerde. 'Hoe staat het ermee?' vroeg hij aan Martin.

'Ze is hier niet vermoord, inspecteur, tenzij het in de badkamer is gebeurd. Ik denk dat je een varken in die badkamer kunt loslaten zonder een spoor achter te laten.’

‘Dan kunnen we beter opstappen. Dit hoort een rustdag te zijn en ik ga naar huis.'

'Nog een ding, inspecteur. Stevens heeft gevraagd of hij u zou kunnen spreken voordat hij naar huis gaat. Hij is op het bureau. Hij zei het gisteravond al, maar door al die drukte ben ik het helemaal vergeten. Hij heeft iets op zijn lever, maar hij wil er met mij niet over spreken.' Het huis werd op orde gebracht en Wexford verontschuldigde zich kort tegenover mrs. Peveril. 'Ik heb u toch gezegd dat ze niet hier is geweest,' zei ze met een angstige wrevelige blik. 'Ik heb u gezegd dat ze regelrecht vertrok van hier. Ze ging het veld in.' Wexford stapte in de auto naast Martin. Hij sloeg het portier dicht. Martin luisterde beleefd toe, zoals het hoorde, maar zijn gedachten waren bij zijn zondagse maaltijd, die nu waarschijnlijk wel bedorven zou zijn. 'Waarom zegt ze dat als het niet waar is?' zei Wexford. 'Misschien is het wel waar, inspecteur.’

‘Waarom heeft niemand anders haar dan gezien na half zes? Denk eens aan al die mannen die omstreeks zes uur thuiskomen om te eten, op Sundays en in Stowerton. Zij zouden haar zeker ook hebben gezien. Zij behoort tot het soort dat de aandacht trekt van mannen.' De opmerking over eten deed Martin nog stompzinniger reageren dan gewoonlijk. 'Misschien heeft ze urenlang buiten doorgebracht, inspecteur, tot het donker werd.’

‘Oh, god!' brulde Wexford. 'Als ze urenlang had moeten rondhangen was ze wel bij haar moeder gebleven, of als ze dat niet kon uithouden, zou ze naar de bioscoop zijn gegaan in Kingsmarkham.’

‘Maar de laatste bus dan, inspecteur?'

'Het is nog geen anderhalve kilometer, man. Ze was sterk en gezond. Denk je niet dat ze liever was gaan lopen dan urenlang buiten rond te hangen?'

'Dan heeft mrs. Peveril haar helemaal niet gezien.'

'Beslist wel. Ze heeft haar nauwkeurig opgenomen, tot in de details.'

De auto stopte en de beide mannen stapten uit. Martin vertrok naar zijn welverdiende maaltijd en Wexford ging naar Stevens die al in zijn kantoor op hem zat te wachten. De verlegen zwijgende jeugdige politieman ging stram in de houding staan. Het irriteerde Wexford, maar het werkte tevens op zijn lachspieren. Hij vroeg Stevens plaats te nemen en deze deed dat.

Wexford lachte niet. Vriendelijk zei hij: 'Wij hebben een maatschappelijk werker bij de dienst, Stevens, als de mannen huiselijke of privémoeilijkheden hebben die hen belemmeren bij de uitvoering van hun werkzaamheden.’

‘Maar het is juist werk dat mij belemmert mijn eigen werk goed te doen, inspecteur,' stamelde Stevens. 'Ik begrijp niet wat je bedoelt.'

De man slikte. 'Inspecteur.' Hij zweeg. Toen begon hij opnieuw. 'Inspecteur,' en daarna rolden de woorden achter elkaar uit zijn mond: 'Mrs. Peveril, inspecteur, ik heb het u al dagen geleden willen zeggen. Ik dacht dat ik mij niet op de voorgrond mocht dringen. Ik wist niet wat te doen.’

‘Als jij iets over mrs. Peveril weet dat ik hoor te weten, moet je me dat onmiddellijk vertellen. Dat weet je, Stevens. Kom nou, beheers je een beetje.'

'Inspecteur, ik werd verleden jaar uit Brighton hierheen overgeplaatst.' Hij wachtte op een bemoedigend knikje van Wexford, dat kwam ook, maar het was wel een zeer ongeduldig knikje. 'Verleden zomer hadden we daar een bankoverval. Mrs. Peveril had de overval gezien - ze kwam uit eigen beweging naar de politie om een verklaring af te leggen. De inspecteur heeft haar uitgebreid ondervraagd, en ze moest trachten de verdachten te identificeren. We hebben ze nooit te pakken gekregen.’

‘Herkende je haar? Haar naam? Haar gezicht?’

‘Haar gezicht, en toen ik later haar naam hoorde herkende ik die ook. Zij kende mij eveneens. Ze was vreselijk hysterisch, een slechte getuige, ze zei voortdurend dat ze ziek werd van die hele zaak. Ik loop hier al een week over te tobben, en toen dacht ik, nou, wat doet het er eigenlijk toe? Zij heeft die bankoverval niet gepleegd. Maar ten slotte werd het zo erg dat ik meende - nou ja, ik moest het u vertellen, inspecteur.'

'Stevens,' zuchtte Wexford, 'jij moet nog veel leren. Nou ja, tob er maar niet langer over, je hebt het me ten slotte verteld. Ga naar huis, eten. Ik zal dit verder met Brighton opnemen.'

Hij had nu een vaag vermoeden wat er was gebeurd, maar hij moest deze inlichtingen eerst controleren voordat hij opnieuw naar The Pathway ging. Er zat geen zondagsmaal in voor hem.

De Peverils waren bijna klaar met eten. Wexford bedacht plotseling dat hij Peveril voor het eerst in ruste zag. Hij werkte niet, hij kwam niet uit zijn atelier, hij zat niet op spelden om terug te keren naar zijn werk.

'Wat is er nu weer?' zei hij, opkijkend van zijn eten.

'Het spijt me dat ik uw lunch verstoor, mr. Peveril. Ik zou uw vrouw graag spreken.'

Peveril pakte onmiddellijk zijn bord op, stopte zijn servet in de kraag van zijn trui, greep de mosterdpot van tafel en liep naar de deur van zijn atelier.

'Laat me niet alleen, Edward!' riep zijn vrouw met ijle hoge stem. 'Je hebt me nog nooit steun gegeven. Ik kan er echt niet tegenop. Ik kan niet tegen die ondervragingen. Ik ben bang.'

'Je bent altijd zo verdomd bang. Hang niet aan me.' Hij duwde haar van zich af. 'Zie je niet dat ik een bord in mijn hand heb?'

'Maar begrijp je het dan niet, Edward? Hij zal me dwingen te zeggen wie het heeft gedaan! Hij zal me dwingen iemand te beschuldigen!'

'Gaat u zitten, mrs. Peveril, gaat u alstublieft zitten. U zoudt me een genoegen doen als u niet wegging, meneer. Het is niet aan mij me te mengen in echtelijke zaken, maar ik geloof dat mrs. Peveril minder bang zal zijn als u haar de steun geeft die ze nodig heeft. Doe alstublieft wat ik u verzoek, meneer.'

Wexford had op strenge bevelende toon gesproken. En hiermee had hij zijn doel bereikt. Een bullebak kruipt snel in zijn schulp als hij streng wordt aangepakt en Peveril bleef weliswaar uit de buurt van zijn vrouw en keek haar ook niet aan, maar hij ging wel zitten, schoof zijn bord op de rand van de tafel en kruiste met een stuurs gezicht zijn armen. Mrs. Peveril kroop naar hem toe, aarzelde en begon op haar nagels te bijten. Ze wierp Wexford de deels sluwe, deels wanhopige blik toe van een hysterica. 'Wilt u nu allebei rustig luisteren naar alles wat ik u te zeggen heb?' Hij wachtte. Niemand zei iets. 'Mrs. Peveril laat ik u allereerst vertellen wat er naar mijn mening is gebeurd. In Brighton was u getuige van een bankoverval.' Ze sperde haar ogen wijd open. Ze maakte een zacht kakelend geluid. 'Dat was een heel nare ervaring voor u, maar u bent, zeer correct, naar de politie gegaan om inlichtingen te geven. U was een kroongetuige. De politie heeft u natuurlijk langdurig ondervraagd. U voelde zich in het nauw gedreven en u werd bang, misschien wel ziek van angst, zowel door de voortdurende bezoeken van de politie als door de gedachte dat men wellicht wraak zou nemen op u, vanwege de inlichtingen die u had verstrekt. U verhuisde hierheen om onder die druk uit te komen. Heb ik gelijk?' Mrs. Peveril zweeg. Haar echtgenoot die nooit een kans voorbij liet gaan, zei: 'Natuurlijk heeft u gelijk. Waar ik me op mijn plaats voelde, mijn contacten had, en mijn ideale atelier, deed ten slotte niet ter zake. Mevrouw wilde weg en dus zijn we weggegaan.'

'Alstublieft, mr. Peveril.' Wexford wendde zich tot de vrouw, hij voelde dat hij heel behoedzaam en zachtzinnig te werk moest gaan. Haar onbeweeglijkheid, het bijten op haar nagels, de harde verstarde groeven in haar gezicht, voorspelden niet veel goeds. 'U woonde hier nog slechts enkele maanden toen u zich realiseerde dat u, door de dingen die u had gezien, weldra misschien bij een nieuw en wellicht ernstiger misdrijf zou worden betrokken. Mrs. Peveril, wij weten dat u Dawn Stonor op maandag zes juni heeft gezien. U heeft ons een zeer nauwkeurige beschrijving van haar gegeven, nauwkeuriger dan enige andere beschrijving waarover wij beschikken. Ik meen - en raakt u alstublieft niet in paniek - dat u haar heeft toegelaten tot dit huis, of dat u haar een ander huis heeft zien binnen gaan. U vertelde ons dat u haar het veld zag oversteken omdat u meende dat dit de beste methode was om onze aandacht, die u zo vreesde, af te leiden van u en uw omgeving.' Het had misschien goed kunnen gaan. Ze nam haar hand voor haar mond weg en beet op haar lip. Ze maakte een mompelend geluid als inleiding. Alles zou goed zijn afgelopen als Peveril niet was opgesprongen en tegen haar had geschreeuwd: 'Christus, is dat waar? Jij stomme idioot! Ik dacht al dat er iets niet pluis was. Ik wist het. Je hebt gelogen tegen de politie en je hebt me er bijna in betrokken. Mijn god!'

Ze begon te krijsen. 'Ik heb haar helemaal nooit gezien! Ik heb haar nooit gezien!' Een klap in haar gezicht zou doeltreffend zijn geweest, maar haar man schudde haar door elkaar, zodat ze hortend en stotend gilde, half verstikt. Ze zakte ineen en viel op de grond. Peveril verbleekte en deinsde achteruit.

'Haal miss Mowler,' snauwde Wexford. Tegen de tijd dat hij terugkwam met de verpleegster, lag mrs. Peveril languit in een stoel en kreunde zachtjes. Miss Mowler glimlachte haar bemoedigend toe, waarbij ze een ongelooflijk aantal tanden ontblootte.

'We gaan je in bed stoppen, liefje, en dan zal ik een lekkere sterke kop thee voor je maken.'

Mrs. Peveril kromp ineen. 'Ga weg,' zei ze, 'ik heb u niet nodig. Ik heb Edward nodig.'

'Goed, liefje. Zoals je wilt. Edward zal je naar bed brengen en ik zal thee zetten.'

Peveril fronste woest de wenkbrauwen toen hij bij zijn voornaam werd genoemd, maar hij gaf zijn vrouw een arm en hielp haar de trap op. Miss Mowler liep bedrijvig af en aan, haalde de vuile borden van tafel, zette water op en zocht naar aspirine. Het kleine magere vrouwtje bewoog zich snel en efficiënt. Ze praatte voortdurend onder haar werk en verontschuldigde zich voor dingen die eventueel niet gingen zoals ze zouden moeten gaan. Wat jammer dat ze er niet bij was toen 'het' gebeurde. Als ze maar in haar tuin was geweest. Wat jammer dat ze eerst haar handen had moeten wassen en haar overal uittrekken voordat ze met mr. Peveril kon meegaan. Wexford zei niet veel. Hij bedacht dat hij wel erg veel geluk moest hebben als hij die dag nog iets uit mrs. Peveril wilde krijgen. De thee werd naar boven gebracht. Peveril kwam niet meer te voorschijn. Wexford volgde miss Mowler naar haar eigen bungalow, waar kranten waren uitgespreid over het tapijt in de hal en waar blijkbaar een late grote schoonmaak aan de gang was.

'Ik heb een kop chocolademelk tegen de muur laten vallen. Wat een geluk dat dit behang afwasbaar is. Wat moet u wel van mij denken dat ik op zondagmiddag muren sta af te soppen!'

'Hoe beter de dag, hoe beter de daad,' zei Wexford beleefd. 'Ik ga nog eens naar de steengroeve kijken, miss Mowler.

Mag ik door uw tuin lopen?'

Het werd hem toegestaan maar niet voordat hij haar dringend aanbod van thee, koffie, sherry en een sandwich had afgeslagen. Toen miss Mowler er zeker van was dat hij haar niet nodig had om het tuinpad af te lopen en het hek voor hem open te houden, ging ze weer aan de slag. Hij deed het tuinhek open en kwam op de smalle strook niemandsland die het villapark scheidde van Sundays.

ZESTIEN

Het had ontzettend geregend maar nu scheen de zon weer warm en helder als te voren. Maar het was nog te vroeg voor het jonge gras, te vroeg zelfs voor de eerste groene scheuten van het grastapijt dat tegen de herfst de kale vlakte van thans zou omtoveren in het oude Sundayspark. Wexford ging aan de rand van de steengroeve zitten. Hier had de natuur nog steeds de boventoon, want de bloemen en struiken en de tere maar uitbundige junigewassen, waren slechts door zes paar voeten vertrapt. Nieuwe rozen en sterhyacinten ontloken om de plaats in te nemen van de vertrapte bloemen. Hij keek naar het doorgeknipte prikkeldraad, de schutting en de drie hekken, maar ze hadden hem niets nieuws te vertellen en langzamerhand verdreef de geurige, warme, zachte lucht iedere gedachte aan de moordzaak uit zijn hoofd. Een vlinder zweefde lui langs hem en daalde neer op een roos, de bloemblaadjes waren lichter van kleur dan de botergele vleugels. Er waren tegenwoordig minder vlinders dan in zijn jeugd, minder zelfs dan in de kinderjaren van zijn dochters. Hij merkte plotseling dat hij zachtjes een liedje neuriede. Eerst meende hij dat het die song van Vedast was die hij maar niet uit zijn gedachten kon bannen en die hem mateloos irriteerde. Maar toen ontdekte hij dat het een ballade was van Betti Ho waarin ze voorspelde dat haar kinderen nooit meer vlinders zouden zien, behalve in een museum. De gele vlinder steeg weer op, fladderend en zwevend ... 'U bent in overtreding!'

Wexford sprong overeind en schudde zich los uit zijn droom.

'U bent in overtreding,' zei Silk nogmaals, deels in ernst en deels sarcastisch. 'Ik zie niet in waarom er steeds smerissen over mijn land moeten zwerven.'

Wexford keek naar het knorrige blanke en het glimlachende zwarte gezicht, en zei: 'Ik zwerf niet. Ik zat te denken. Wat voeren jullie uit? Ga je weer een festival op touw zetten?'

'Nee, we gaan proberen hier een commune te stichten tijdens de universitaire vakantie. Louis en ik en zijn vriendin en nog een stuk of zes anderen. Louis is benieuwd hoe dat loopt met het oog op het feit dat hij een kibboetssysteem wil beginnen in Marumi.'

'Werkelijk?' zei Wexford enigszins verbaasd. Hij begreep niet goed hoe het bijeen brengen van een gezelschap in een geheel gemeubileerd en van alle gemakken voorzien landhuis een goede voorbereiding kon zijn voor een kibboets, maar dat hield hij voor zich. 'Goed, ik denk dat ik eens ga opstappen.'

'Ik ook,' zei Louis onverwachts. Hij lachte zijn stralende lach en klopte Silk op het grijze hoofd dat net tot zijn schouder reikte. 'Vrede zij met u.'

Zij liepen langs de schutting van de Peverils en arriveerden bovenaan The Pathway. In de slaapkamer van mrs. Peveril waren de gordijnen gesloten. Dunsand trok minuscule sprietjes onkruid uit zijn border zonder bloemen. Naast de auto van miss Mowler stond een eenzame emmer zeepsop. Het was warm en zonnig, een stralende dag. Engelsen liggen nooit ontspannen in een tuinstoel in hun voortuin, en met uitzondering van de hurkende gestalte van de lector in de filosofie was The Pathway verlaten. Louis zwaaide vriendelijk tegen hem. 'Wil je meerijden tot Kingsmarkham?’

‘Graag,' zei Louis. 'Dan zou ik de bus van half vier naar Myringham kunnen halen.'

Wexfords auto was behoorlijk groot, maar buiten de Rolls van Vedast, was er geen auto te vinden waar Louis Mbowele comfortabel in kon zitten. Lachend wikkelde hij zich in zijn ponybontjas en schoof op de stoel naast de bestuurder, die zo ver mogelijk achteruit was gezet. Wexford zei: 'Als jij het voor het zeggen gaat krijgen, zul je ze dan dwingen om in communes te leven?’

‘Dat is de enige mogelijkheid om te leven, man.’

‘En ze alles van bovenaf voorschrijven? Ze dwingen tot gelijkheid en de bouwplannen voor hun huizen voorschrijven en hun studierichtingen bepalen en een censuur instellen en politieke partijen verbieden?'

'Voor een tijdje, voor een tijdje. Het is vervelend, maar noodzakelijk.'

Zwijgend reden ze Kingsmarkham binnen. De hitte en het mislukken van zijn onderneming enerveerden Wexford. Hij wist niets anders te doen met zijn middag dan naar huis te gaan en zijn koud geworden lunch te eten, misschien ook een middagdutje. Toen ze de halte naderden van de bus naar Myringham, werd hij zich plotseling bewust van de langdurige stilte en hij vroeg zich af of hij de jonge Afrikaan had beledigd. Louis zag eruit of hij een gezonde eetlust had, en je kreeg een goede zondagslunch bij de Olive and Dove ... 'Heb je gegeten?' vroeg hij.

'Nou en of. Ik heb gebedeld bij Len om brood en kaas.’

‘Mr. Dunsand? Waarom moest je bedelen? Is hij niet zo gastvrij?'

Louis grijnsde. Hij was kennelijk niet beledigd, alleen wat slaperig van de zon. 'Het is een kluizenaar,' zei hij. 'Hij sluit zich heel moeilijk aan. Maar ik heb hem een poosje geleden mee uit lunchen genomen in Myringham - Woensdag twee weken geleden - en ik vond dus dat hij mij een maaltijd schuldig was. Ik heb hem gevraagd of hij zich bij onze commune wil aansluiten, maar daarvoor is hij te labiel.'

'Vreemd. Je zou toch denken dat een lector in de filosofie ...'

'De weg zou kennen? Zichzelf zou kennen?' Louis stapte uit en liep om de auto heen om het portier open te houden voor Wexford. 'Dat is een veel voorkomende misvatting, inspecteur. Het leven - het brede spectrum van het leven -  leert je hoe je moet leven, niet de filosofie. Filosofie leert je hoe je moet denken.'

De bus was te laat. Louis dacht er niet over in de rij te gaan staan, maar nam plaats op de stoep van de Snowdropstomerij, en Wexford liet zijn auto langs het trottoir staan en volgde hem.

'Kun je goed met hem opschieten?'

Louis dacht even na. De twaalf mensen die in de rij stonden wierpen hem intens maar onderdrukt nieuwsgierige blikken toe. Weinig zwarte mannen en vrouwen waren tot dit provinciestadje doorgedrongen, en hoewel zijn bontjas, kettingen en de groen zijden sjaal die hij om zijn hoofd droeg slechts tot de modische 'uitrusting' behoorden die zowel zwarten als blanken droegen, meenden ze wellicht dat het zijn stamtooi was. Hij beantwoordde hun blikken met de welwillende glimlach van een prins, een donkere Rasselas, en zei tegen Wexford:

'Als leraar is hij goed, hij kent zijn vak door en door. Maar hij schijnt niet van mensen te houden. Hij is bang van ze, zie je.'

'Waar zou je anders bang van moeten zijn?' vroeg Wexford, die deze gedachte plotseling zelf als een grote waarheid onderging. 'Behalve misschien stormen, overstromingen, wat verzekeringsmaatschappijen "force majeur" noemen. Als je zegt dat je bang bent voor bommen en oorlog, dan zijn het toch altijd de mensen die bommen en oorlog maken.’

‘Je hebt gelijk. Maar er zijn zoveel mensen die je doodsbang maken. En het wordt nog erger als je zelf een van die mensen bent.' Louis staarde midden in de zon. 'Iemand heeft me verteld dat het een stuk beter met hem ging toen zijn vrouw nog bij hem was. Toen ging hij ook met vakantie, het Majorcanummertje en het massavermaak aan de Costa Brava. Nu doet hij niets anders dan lezen, zijn huis schilderen en het gras maaien. Maar je kunt je haar niet voorstellen als zijn vrouw, wel?' Louis stond op en stak zijn hand uit. 'Daar is de bus.'

'Haar voorstellen? Ik ken haar niet. Jij wel?' Louis stak een enorme behaarde arm uit en hielp een oude dame de bus in. Ze bloosde en giechelde alsof haar jonge- meisjesdromen nu eindelijk toch werkelijkheid werden, en zij in de handen van een sjeik was gevallen. De overige reizigers keken toe en fluisterden tegen elkaar. 'Kom, vooruit, instappen,' zei de buschauffeur. 'We hebben niet de hele dag de tijd.'

Louis grinnikte. Hij stak met hoofd en schouders boven de anderen uit, overhandigde het geld voor zijn buskaartje, en keek over de hoed van een klein vrouwtje naar Wexford. 'Ik ken haar niet. Ouwe Silk vertelde me op het festival wie ze was, wees haar aan toen Zeno Vedast zong. Je stond vlak naast haar, man.’

‘Oh ja?' De bus vertrok.

'Vrede zij met u,' brulde Louis. 'En met u,' zei Wexford.

De gouden auto stond er niet. Het was misschien wel dom van hem te denken dat ze er zouden zijn. Op zo'n prachtige dag als vandaag waren ze natuurlijk naar het toekomstige huis van Vedast gaan kijken. Op het bijna verlaten voorplein dat lag te blakeren in de zon, kreeg Wexfords auto iets troosteloos. Het Cheriton Forest Hotel scheen te slapen. Maar de portier die Nell Tate zo bewonderde was wakker. Hij zat in de verlaten hal de Sunday Express te lezen en een sigaretje te roken dat hij haastig doofde toen hij Wexford zag.

'Ik vrees van niet, inspecteur,' zei hij in antwoord op Wexfords vraag. 'Mr. Vedast en mrs. Tate zijn na de lunch vertrokken in de auto van mr. Vedast.’

‘U weet niet wanneer ze terugkomen?'

Herinneringen aan gemakkelijk verdiende vijftig-pence stukken schoten de portier door het hoofd. Hij wilde Wexford kennelijk niets weigeren. 'Mr. Tate heeft zijn koffie meegenomen de tuin in. Wilt u dat ik hem ...?’

‘Nee, ik ga hem zelf wel opzoeken.'

'Zoals u wilt inspecteur,' zei de man en keek peinzend naar het kleinere muntstuk dat zijn hulpvaardigheid hem had opgeleverd.

Wexford liep om het gebouw heen met zijn puntgevels, kruisbalken en klimrozen. Er was niemand. De vogels zongen slaperig in de loofbomen die aan de rand van de dennenaanplant stonden. Hij bereikte de achterzijde en zag het bejaarde echtpaar uit de Shakespeare Lounge in tuinstoelen snurken op het terras. Een pad van kiezelstenen slingerde zich tussen de rozenperken door naar een klein rond gazon waar een tuinstoel stond onder een parasol. In de stoel zat een man met zijn rug naar het terras. De portier was beslist zeer tactvol geweest toen hij zei dat Tate zijn koffie in de tuin dronk en er stond dan ook een heel klein mokkakopje naast hem. Maar wat Tate dronk was cognac. Een begerige hand greep juist weer naar de fles courvoisier en stond op het punt het reeds half gevulde glas vol te schenken. 'Goede middag, mr. Tate.'

Als Wexford had gehoopt dat Tate geschrokken overeind zou springen werd hij teleurgesteld. De man stond niet op. Hij vulde zijn glas, draaide de dop op de fles en zei: 'Hallo. Neem een borrel.'

Wexford bedacht dat hij nog moest rijden, en dat hij niet had geluncht en hij bedankte. 'Ik wil graag met u spreken. Is het goed als ik een stoel haal?’

‘Ja,' zei Tate, als steeds karig met zijn woorden. Wexford haalde een ligstoel en zette die onder de parasol. Tate zweeg. Met een uitgestreken gezicht staarde hij naar het heuvelachtige bos dat donker en wollig afstak tegen de blauwe lucht. Hij was absoluut niet dronken. Wexford dacht dat dit waarschijnlijk Tate's ongeluk was, hij had zoveel en zo regelmatig gedronken dat hij voortdurend dronken was en nooit meer kon genieten van het gelukzalige gevoel dat men dronkenschap noemt. Zijn huid was grijs- rood, zijn oogwit rood doorlopen, zijn oogleden rood en vochtig. En toch was hij nog een jonge man, zonder rimpels, mager, niet onknap, en zijn haar vertoonde nog geen spoor van grijs.

'Mr. Tate, ik had eigenlijk uw vrouw willen spreken.’

‘Zij is uit met Zeno om naar het nieuwe huis te kijken.' Precies wat hij had gedacht. 'Mr. Vedast heeft dus toch een huis gevonden dat hem aanstaat?'

Tate bevestigde dit. Hij nam een slok cognac. 'Ja, Cheriton Hall.'

'Oh, ja. Ik geloof dat ik het ken. Aan de andere kant van het bos, bij Pomfret. Gaat u daar allemaal wonen?’

‘Wij gaan waar Zeno gaat.'

Wexford raadde op goed geluk in de hoop dat hij gelijk zou hebben. 'Zou uw vrouw het niet pijnlijk vinden zo dicht in de buurt van haar ex-echtgenoot te wonen?' De ongezonde kleur van Tate's gezicht werd nog ongezonder, het grijs overheerste nu het rood. Hij gaf geen antwoord maar hij staarde Wexford boos en nogal verbaasd aan.

'Ik vergis me toch niet als ik beweer dat uw vrouw eens getrouwd was met mr. Dunsand?' Tate haalde zijn schouders op. Het gebaar hield eerder onverschilligheid in tegenover Wexfords opinie dan twijfels aan de waarheid daarvan. 'In de afgelopen week,' vervolgde Wexford, 'heb ik voortdurend gezocht naar een connectie tussen Dawn Stonor en een bewoner van het villapark Sundays, in het bijzonder iemand uit The Pathway. Tot nu toe is me dat niet gelukt.’

‘De wereld is klein,' zei Tate niet erg op zijn gemak. 'Vindt u? Ik vind de wereld ontzettend groot. Ik vind het merkwaardig dat Dawn Stonor voor het laatst in leven is gezien in The Pathway waar mrs. Tate's ex-echtgenoot woont. Ik vind het vooral vreemd nu ik weet dat Dawn eens intiem bevriend was met Zeno Vedast die nu - eh, intiem bevriend is met uw vrouw. En toch moet ik dat allemaal op rekening schuiven van het feit dat de wereld klein is?'

Tate haalde wederom zijn schouders op. 'Zeno, Nell en ik waren in Duvette Gardens op die avond waar u over spreekt.' Hij noemt Vedasts naam vóór die van zijn vrouw, dacht Wexford. 'We waren alle drie samen en die Silk kwam om een uur of tien binnen lopen om over het festival te praten.' Vinnig zei hij: 'We zijn zelfs helemaal niet in de buurt van die plek geweest.'

'Maar wel toen u op het festival was, toen was u zelfs heel dicht in de buurt, nietwaar? Heeft uw vrouw u het huis van mr. Dunsand niet aangewezen?'

Het was een val en Tate, die traag van begrip was, liep er regelrecht in. 'Ze zei, dat is Lens huis, ja.' Wexford sloeg toe. 'Ze kende het dus? Hij woonde daar pas enkele weken, maar zij kende het huis. Niet de straatnaam of het huisnummer. Nee, ze wist hoe het huis eruit zag!'

'Ik zou niet graag uw baan hebben, altijd mijn neus in andermans zaken steken.'

'En ik zou niet graag uw baan hebben, mr. Tate,' zei Wexford zeer beslist. Hij leunde op de tafel en dwong de man hem aan te zien. 'Wiens vrouw is zij eigenlijk, de uwe of de vrouw van die zanger voor wie u in het stof kruipt? De uwe of de vrouw van de man die van haar is gescheiden? Welke rol speelt u eigenlijk in deze vertoning? Of doet u eenvoudig wat u wordt bevolen, liegen, koppelen, oogluikend toelaten dat de politie wordt belemmerd bij haar werk, alles wat hij en zij u opdragen?'

Tate had te weinig fut en te veel spiritualiën in zijn lijf om fel te reageren op deze beschuldigingen. Hij streek met zijn hand over zijn waterige ogen en zei op bitse bange toon: 'Christus wat kunt u te keer gaan! Maakt u zich vooral niet ongerust over mijn vrouw. Ik kan haar heus wel aan.’

‘Door haar een blauw oog te slaan?

'Heeft zij u dat verteld? Ik maak me sterk dat ze u niet heeft gezegd waarom.'

'Ik denk dat ik de reden wel weet. U ontdekte dat ze Dunsand had ontmoet. Op het festival, toen ze u zijn huis aanwees kwam u tot deze conclusie. Dat ze op intieme voet stond met Vedast vond u best, dat was iets anders. Misschien ontdekte u dat ze de sleutel had van Dunsands huis en u maakte een scène en sloeg haar een blauw oog.' Tate glimlachte vaag. De glimlach van iemand die gewend is zich te onderwerpen aan een superieure intelligentie, een glimlach vol onwillige bewondering. Hij haalde iets uit zijn broekzak en legde het op tafel. Een sleutel. 'Heb ik in haar tas gevonden. Dat ding is veiliger bij u. Ze zou mij die sleutel weer kunnen ontfutselen en er nogmaals gebruik van maken.' Hij stond abrupt op, pakte zijn fles, liep voorzichtig en zeker de treden van het terras op en verdween in het hotel.

Wexford liet de sleutel in zijn zak glijden. Hij liep op zijn tenen langs het bejaarde echtpaar en zocht zijn weg door de koele donkere gang naar de ingang aan de voorzijde. Toen zag hij plotseling de gouden auto aankomen en hij trok zich terug in de veranda en wachtte. Nell en Zeno Vedast stapten uit. Het oog van het meisje was bijgetrokken en haar opgemaakte gezicht stond rustig. Haar pas gewassen haar stond als een gele wolk om haar hoofd, maar in het felle licht waren donkere haarwortels zichtbaar. Vedast, in een spijkerbroek en een dun geborduurd vest, deed een stap in de richting van Wexfords auto en stond er glimlachend naar te kijken. Hij hield zijn hoofd schuin, zijn gezicht had ongeveer dezelfde uitdrukking die Wexford had gezien vlak voordat Tate een slok nam van het spiritus-met-koude-thee brouwsel, en hij hoorde hem zeggen:

'Die bekeuring die wij hebben opgelopen, zullen we die onder zijn ruitenwisser stoppen?’

‘Wat voor zin heeft dat?'

'Pret is de zin, Nello lief. Een grapje. Hij heeft het natuurlijk vrij gauw door, maar denk je eens in hoe razend hij eerst zal zijn. Ga dat ding eens halen, Nello. Het ligt op de achterbank.'

Ze opende het achterportier van de Rolls. Gehypnotiseerd en gehoorzaam als steeds reikte ze hem de parkeerbon aan. Maar toen hij de ruitenwisser optilde barstte ze plotseling los:

'Ik heb genoeg van grappen. Waarom kunnen we niet eens volwassen worden en normaal doen? Ik heb genoeg van al die spelletjes.'

'Werkelijk, Nello? Je bent een grappig meisje.' Vedast schoof de bekeuring onder de ruitenwisser en lachte. Hij schudde zijn haar achterover en zijn gele ogen lichtten op. 'Ik geloof je niet. Ik weet dat je hebt genoten van die hele grappige verkleedpartij en van je rol als het gezellige vrouwtje dat knusse kleine plannetjes maakt.' Hij greep haar hand en kuste luchtig haar wang. 'Daarom kunnen wij het zo goed vinden samen, liefje, jij en ik met onze kleine fantasietjes. Zullen we Goffo eens uit zijn zondagse roes gaan wekken?'

Ze knikte en greep zijn arm. Ze vertrokken in de richting van de rozentuin. Toen ze om de hoek van het hotel waren verdwenen kwam Wexford bedachtzaam uit zijn schuilplaats te voorschijn. Omdat hij een vreselijke hekel had aan het achteloos wegwerpen van rommel, schoof hij de parkeerbon onder de poot van de gouden leeuw en reed weg.

ZEVENTIEN

Mrs. Peverils hysterische zenuwinzinking had toch nog iets goeds opgeleverd. De inlichtingen die ze thans bereid was te verstrekken, kwamen te laat om nog veel nut te hebben -Wexford wist het meeste al - maar haar wanhoop had haar man wakker geschud en hij maakte zich nu zorgen over haar.

Hij zei ernstig: 'U bent bijzonder correct geweest, werkelijk erg geduldig. Ik had er geen idee van dat ze er zo beroerd aan toe was. Moet ze voor de rechtbank getuigen?’

‘Ik weet het niet, mr. Peveril. Ik weet nog steeds niet precies wat ze werkelijk heeft gezien. Ik zal nog eenmaal met haar moeten spreken.'

'Als ze moet getuigen ga ik met haar mee. Ze zal het minder erg vinden als ik bij haar ben. Het is een feit dat ik me te veel met mijn werk heb bezig gehouden. Die zaak in Brighton heb ik haar helemaal alleen laten opknappen, en dat was te veel voor haar. Als dit allemaal voorbij is schraap ik alle spaarcentjes bijeen en neem ik haar mee voor een fijne vakantie.' Wexford wist dat deze tederheid tegenover zijn vrouw niet van lange duur zou zijn. Peveril zelf bewees daarop dat Wexfords laatste conclusie juist was, want toen ze de trap op gingen naar zijn vrouw, mompelde hij: 'Sommige vrouwen moet je verdomme hun hele leven met fluwelen handschoenen blijven aanpakken, nietwaar? Als ik een half uur kan worden gemist mag ik misschien wat achterstallig werk inhalen?' Mrs. Peveril zat bleek maar kalm rechtop in bed. Ze droeg een groene peignoir.

'Het was precies zoals u zei,' gaf ze toe. 'Ik wilde u allemaal doen geloven dat ze heel ver hier vandaan was gegaan. Ik wilde met rust gelaten worden. Toen ik haar zag was ik aanvankelijk van plan het aan Edward te vertellen, maar ik heb het niet gedaan, omdat hij boos wordt op mij als ik roddel. Hij zegt dat hij de hele dag werkt en dat ik niets anders weet te verzinnen dan uit het raam kijken en kletspraatjes vertellen over de buren.' Ze zuchtte diep. 'Toen belde mrs. Clarke die zondagavond op en zei dat u overal navraag deed, en ik besloot te zeggen dat ze het veld itt was gegaan. Als ik had gezegd dat ze het huis hiernaast was binnen gegaan, had u me helemaal niet meer met rust gelaten. Ik meende dat het meineed zou zijn als ik beweerde dat ik haar helemaal niet had gezien.' Wexford schudde zijn hoofd. Het had geen zin haar er op te wijzen dat wat ze nu had gedaan precies hetzelfde was. 'Heeft u haar naar mr. Dunsand hiernaast zien gaan? Om hoe laat?'

'Om half zes. Dat heb ik gezegd,' zei mrs. Peveril die er alles aan was gelegen om haar geschonden integriteit te herwinnen. 'Ik zag haar om half zes. Ik heb haar nagekeken. Ik zag haar de veranda op lopen en iemand moet haar hebben binnen gelaten, want ze is niet meer te voorschijn gekomen.' Nu ze niet langer uitvluchten hoefde te verzinnen, kwebbelde mrs. Peveril er lustig op los en gaf alle inlichtingen die ze lang te voren had moeten geven. Wexford wist dat ze de waarheid sprak. 'Het interesseerde me hevig, ziet u. Ik had geen idee wie zij kon zijn. Mr. Dunsand krijgt nooit bezoek, behalve soms een paar studenten.’

‘Nooit?' vroeg Wexford snel.

'Oh, nee, anders had ik het wel gezien,' zei ze openhartig.

'Ik zit heel dikwijls voor het raam als Edward in zijn atelier is, en nu het zo lang licht blijft 's avonds, kun je alles zien, hè? Daarom was ik ook zo nieuwsgierig naar dit meisje.' Ze werd opnieuw door angst gegrepen. 'U zult me toch wel beschermen, hoop ik? Ik bedoel als ik voor de rechtbank moet komen om te zeggen dat mr. Dunsand het heeft gedaan, zult u toch zorgen dat mij niets overkomt?’

‘Als u voor de rechtbank de waarheid vertelt, mrs. Peveril,' verbeterde Wexford haar, 'zullen we op uw veiligheid toezien.'

Vanuit zijn auto wierp Wexford een peinzende blik op Dunsands bungalow, waarvan de ramen gesloten waren op deze zoele zomeravond, toen reed hij naar Tabard Road. Hij trof Burden en zijn kinderen in de tuin. Ook John. Hij sprak John aan. 'Zou je mij een beetje kunnen helpen? Het gaat om Zeno Vedast, of eigenlijk om Godfrey Tate. Je weet vast wel iets van hem af. Je hebt je vader verteld wie zijn vrouw was.'

'Dat heb ik gelezen,' zei John, 'in de Muziekexpres. Alles wat met Zeno te maken heeft is nieuws, ziet u.' Hij legde zijn pen neer en wierp zijn vader een triomfantelijke blik toe. 'Wat wilt u weten, mr. Wexford?'

'Alles over Zeno. Alles wat je hebt gelezen.'

'Zeno heeft haar aangereden met zijn auto ...'

'Wat heeft hij...?'

'Het kwam zo. Hij ging naar Myringham om een concert te geven - het was georganiseerd door Silk, Silk Enterprises  - na afloop van het concert was er een enorme menigte voor het theater en zij stond vlak voor zijn auto en raakte gewond. Ik heb in de krant gelezen dat Silk Enterprises haar een eigen kamer in het ziekenhuis heeft gegeven en haar bloemen en vruchten en allemogelijke dingen heeft gestuurd. Ik veronderstel dat Zeno dat een goede reclamestunt vond, denkt u ook niet? Het was ongeveer twee jaar geleden, misschien wel drie. Ik heb alle oude nummers van Muziekexpres nog. Ze was toen met iemand anders getrouwd. Ik geloof dat hij Dunns heette, zoiets was het.’

‘Ga verder.'

'Toen ze opnieuw trouwde stond het in de krant, omdat Zeno op de bruiloft was en mr. Silk ook. Ik denk dat ze liever met Zeno was getrouwd.'

'Ik geloof het ook, John, maar hij wilde haar niet hebben en daarom nam ze genoegen met tweede keus. Pakken wat je krijgen kunt.'

'Goeie hemel,' zei Burden boos, 'moet je hem nu beslist zo'n cynische kijk op het leven bijbrengen?' Wexford knipoogde onbeschaamd tegen de jongen en zweeg. Hij dacht aan het onopgesmukte verhaal dat hij zo juist te horen had gekregen, en vooral aan de hiaten in dat verhaal die slechts een ouder mens met meer levenservaring kon opvullen. Nell was nog jong. Ze moest wel heel jong zijn geweest toen ze met Dunsand trouwde. Hij vroeg zich af hoe deze totaal verschillende mensen tot een huwelijk waren gekomen. Waarom had zij deze gereserveerde, beheerste lector uitgekozen. Was ze ongelukkig geweest in haar ouderlijk huis, zoals Dawn Stonor? Was het de noodzaak geweest om te ontsnappen aan een dodelijk saai milieu? Als dit zo was, dan was ze werkelijk van de regen in de drup gekomen. Hij zag haar in gedachte tussen de echtgenoten van de hoogleraren, tientallen jaren ouder dan zij, de lange avonden thuis met Dunsand, de leren fauteuils, Wittgenstein, gras maaien... Omdat ze in haar hart nog een tiener was, had ze zeker verlangd naar jongere mensen, naar muziek, naar opwindende dingen. En toch had ze iets in zich van een slavin. Was ze ook de slavin van Dunsand geweest? Misschien. Maar ze was ontsnapt naar een leven vol glans, avontuur en weelde, niettemin was zij nog steeds een slavin.

Ongeveer twee jaar geleden was dat gebeurd, omstreeks de tijd dat die song werd geboren.

'Kom dus, kom naderbij, 

kom en zeg het mij,

waarom de een lijdt, en de ander schreit 

de een wijkt en de ander bezwijkt.'

Hij had hardop gezongen en de anderen keken hem verbaasd aan. Pat giechelde. 'Geweldig, mr. Wexford,' zei John.

Wexford antwoordde: 'Ik zou er geen droge boterham mee kunnen verdienen, John. Behalve dat ik niet kan zingen heb ik er ook geen figuur voor.' Hij hees zijn zware lichaam overeind en zei nogal kortaf tegen Burden: 'Zullen wij even naar binnen gaan?'

'Ik wil,' zei Wexford, 'dat je morgen allereerst een bevel tot huiszoeking aanvraagt om Dunsands huis te doorzoeken.’

‘Wat nu, weer een vruchteloos onderzoek?’

‘Misschien niet zo vruchteloos ditmaal.' Burden pakte Pats balletschoenen van een stoel en Johns tennisracket van een andere. 'Op welke grond in godsnaam?'

'Als mrs. Peveril enige waarde heeft als getuige, dan is Dawn Stonor naar het huis van Dunsand gegaan. Ze is het laatste gezien toen ze naar zijn huis ging en niemand heeft haar het huis zien verlaten, ze is zelfs nooit meer gezien. Volgens mij is de afstand van zijn achterhek tot de steengroeve korter dan van ieder ander hek. Ze is in dat huis vermoord, Mike.'

'Ga je eerst toestemming aan Dunsand vragen?'

'Ja, maar hij zal weigeren. Dat denk ik ten minste. Ik zal hem ook vragen morgen niet naar zijn werk te gaan. Deze week begint de vakantie, hij kan het dus onmogelijk druk hebben.'

Burden keek verbouwereerd. 'Maar je was er aanvankelijk ook zo zeker van dat ze in Peverils huis was vermoord. Probeer je me te vertellen dat ze Dunsand kende, dat het Dunsand was die ze een juni in die kroeg heeft ontmoet?’

‘Nee. Ik weet dat het niet zo was. Dunsand was op een juni in Myringham. Louis Mbowele heeft me dat verteld.’

‘Dunsand kan haar bovendien die maandag niet hebben binnen gelaten. Hij was er niet om half zes. Het is vrijwel zeker dat ze Dunsand niet kende. Kun jij je voorstellen dat hij een meisje op straat oppikt en haar vraagt naar zijn huis te komen?'

'Je moet bedenken dat Dunsand niet de enige was die haar kon toelaten tot zijn huis. Nell Tate had ook een sleutel.’

‘Ging zij dan haar ex-echtgenoot bezoeken?' vroeg Burden ongelovig.

'Dat geloof ik niet,' zei Wexford langzaam. 'Als dat zo was had mrs. Peveril haar beslist gezien en mrs. Peveril heeft haar nooit gezien. Misschien heeft hij haar de sleutel gestuurd in de hoop dat ze zou komen. Maar het is een feit dat ze een sleutel had en dat ze om half zes in Dunsands huis had kunnen zijn. Heb je ooit dat Duvette Garden alibi gecontroleerd?'

Burden keek een beetje gekwetst. Hij was nauwgezet en trots op zijn grondigheid. 'Natuurlijk heb ik dat gedaan. Hoewel het niet veel zin leek te hebben toen jij zo'n belangstelling kreeg voor Peveril. Ik heb de Londense politie er op uit gestuurd.’

‘En?'

'De auto van Vedast heeft de hele dag en de hele nacht voor de deur gestaan en kreeg het normale aantal bekeuringen. Niemand heeft kunnen vaststellen of ze binnen waren. Het is best mogelijk dat een van de drie er niet was. We weten het gewoon niet.'

Wexford knikte. 'De Tates liegen gewoon de hele zaak aan elkaar om hun heer en meester te beschermen en hij liegt ook als het moet, om zijn kleintjes te beschermen. Ik geloof wel dat hij veel meer om "Goffo" geeft dan om "Nello", jij niet? Ik zou alleen graag het motief willen weten. Men zou kunnen denken dat Nell jaloers was op Dawns verhouding met Zeno Vedast, maar er was helemaal geen verhouding meer. Vedast kan een afspraak hebben gehad met Dawn ergens in de omgeving, en Nell heeft dat wellicht ontdekt en haar in het huis gelokt om haar te vermoorden. Voel je iets voor dat idee?’

‘Natuurlijk niet.'

'Tate is misschien verliefd geworden op Dawn toen hij haar in de Townsman Club ontmoette en heeft zijn vrouw de sleutel ontfutseld om Dunsands woning als liefdesnestje te gebruiken. Vervolgens heeft Vedast haar vermoord om te voorkomen dat ze hun leuke kleine driehoeksverhouding zou verstoren. Wat vind je daarvan?'

'Nou ja, bij dit soort mensen houd ik alles voor mogelijk.’

‘Zo is het ook. Nell had wellicht afgesproken Dawn daar te ontmoeten omdat ze wroeging had over Dunsands eenzaamheid. Zij dacht dat Dawn een geschikte tweede vrouw voor hem zou zijn - in ieder geval niet minder geschikt dan zijn eerste vrouw - maar toen Dawn opbiechtte dat Vedast haar had opgebeld en belangstelling voor haar toonde, werd Nell woedend. Ze had Dawn natuurlijk opgedragen een tweedehands rode jurk mee te brengen, omdat Dunsand van tweedehands kleren houdt, rood zijn lievelingskleur en hij de voorkeur geeft aan te nauwe jurken.' Burden merkte nogal koel op: 'Ik zie het nut hiervan niet in. Ik geloof dat je jezelf iets tracht te bewijzen. Jij wilt dat huis doorzoeken, ik niet.’

‘Ik geloof dat je gelijk hebt, Mike,' zei Wexford. 'Ik heb geen idee hoe het in zijn werk is gegaan, maar van twee dingen ben ik zeker. We zullen morgen bloedsporen vinden in het huis van Dunsand, en Dunsand zal bekennen dat hij Dawn Stonor heeft vermoord, met het ridderlijke doel voor ogen zijn eerste en nog steeds teerbeminde echtgenote te beschermen. Het wordt een zware dag morgen, ik denk dat ik maar eens naar huis ga.'

ACHTTIEN

Terwijl de bungalow werd doorzocht zat Wexford met Dunsand in de sombere woonkamer. Men had hem het bevelschrift tot huiszoeking getoond en hij had het in doodse stilte nauwkeurig van het begin tot het einde gelezen. Hij haalde zijn schouders op, knikte en volgde Wexford naar de woonkamer, waar hij even stil stond om een dode bloem van een kurkdroge cactus te plukken. Daarna ging hij zitten en bladerde een van de reisgidsen door als een patiënt in de wachtkamer van de dokter. Het licht viel op zijn brilleglazen en veranderde ze in glanzende ondoorzichtige ovale dingen. Zijn ogen waren onzichtbaar, zijn dikke lippen vast opeen geklemd; zodat zijn gezicht volkomen uitdrukkingloos was. Maar toen hij de bladzijden omsloeg en plotseling een pagina voor zich had, waarop een paar woorden in de kantlijn waren gekrabbeld, verstrakten de spieren van zijn rubberachtige wangen plotseling, en hij scheen ineen te krimpen,

'Uw vrouw had een sleutel van dit huis, mr. Dunsand.' Hij keek op. 'Ja, die heb ik haar gestuurd. Maar zij is niet langer mijn vrouw.'

'Neemt u mij niet kwalijk. Wij menen dat zij of een van haar vrienden op zes juni hier is geweest.’

‘Nee,' zei hij. 'Oh, nee.'

Wexford dacht dat hij zijn ogen gesloten hield, maar hij was er niet zeker van. Hij was zich bewust van de beklemmende stilte in de kamer, een diepe stilte, die eerder werd geaccentueerd dan verstoord door het rumoer in de gang en boven hun hoofd. Dunsand leek helemaal niet op Tate, noch uiterlijk, noch in zijn manier van doen, maar toch hadden ze allebei die vreemde terughoudendheid. Beide echtgenoten van Nell Tate bezaten de uitzonderlijke gave een moeilijke vraag te beantwoorden met een eerlijk ja of nee. Had zij hen daarom gekozen, of had zij hen zo gemaakt? Had zij hen eigenlijk wel gekozen? De man die zij zeer beslist begeerde, wist Wexford, praatte veel en lang, een extravert type dat sommige mensen charmant zouden noemen. Hij deed opnieuw een poging. 'Ontmoet u uw eerste vrouw wel eens?’

‘Nee.'

'Nooit, mr. Dunsand?'

'Nu niet meer. Ik zal haar nu nooit meer zien.’

‘Weet u dat ze in het Cheriton Forest Hotel logeert?’

‘Ja. Ik heb het in de krant gezien, een foto van haar met massa's bloemen. Ze vulde het huis met bloemen vroeger.' Hij wierp een blik op de zieltogende cactussen en pakte opnieuw de reisgids van tafel. Daar onder lag een folder over vaatwasmachines en een over tuingereedschap. 'Ik zwijg verder liever, als u er geen bezwaar tegen heeft.' Hij voegde er nauwgezet aan toe: 'Ik ben toch niet verplicht iets te zeggen, wel?'

Wexford liet hem alleen en ging een van de slaapkamers binnen. Bryant, Gates en Loring kropen over de grond om het tapijt te onderzoeken.

'Hebben jullie dameskleren in de kast gevonden?’

‘Nee, inspecteur, en er is geen bloed. We hebben het hele huis doorzocht. Dit is de laatste kamer. We zijn zelfs op de vliering geweest.'

'Ja, dat heb ik gehoord. En de inhoud van de koelkast?’

‘De koelkast is leeg, inspecteur. Die heeft hij ontdooid. Hij verzorgt zijn huis goed. Als u soms dacht aan de levensmiddelen die zij heeft gekocht, de vuilnisemmers zijn sedert zes juni al tweemaal geleegd.'

Plotseling voelde Wexford zich moe en verslagen. Hij zei: 'Ik wéét dat ze hier is vermoord!'

'In de hal is een bitumen vloer, inspecteur, dat spul wordt er in vloeibare toestand opgegoten en verhardt zich daarna. Er zijn geen naden te vinden. We zouden het wel kunnen openbreken. We kunnen ook de tegels lichten van de badkamermuur.'

Wexford ging terug naar de kamer waar Dunsand zat. Hij schraapte zijn keel maar kon geen woorden vinden. Zijn ogen ontmoetten niet Dunsands ogen maar de verbluffend dikke brilleglazen die hen bedekten. Dunsand stond op en overhandigde hem twee dezelfde sleutels. 'Een van deze sleutels,' zei hij op rustige, neutrale toon, 'is van mij. De andere heb ik aan mijn ex-echtgenote gestuurd en ze heeft de sleutel per post aan mij geretourneerd.' Wexford bekeek de sleutels, de ene zat vol krassen van dagelijks gebruik, de andere was zo goed als nieuw. 'Mrs. Tate,' zei Dunsand griezelig nauwgezet, 'is nooit hier geweest. Daar wil ik nadrukkelijk op wijzen.' Er gingen nu dingen gebeuren, dacht Wexford, die tot op zekere hoogte zijn voorspellingen zouden doen uitkomen. Dunsand slikte, keek naar de vloer en zei: 'Ik vond het meisje hier toen ik zes juni thuis kwam. Ze moet door een raam zijn geklommen. Het bovenraam in de keuken stond open. Ik zag haar zodra ik binnenkwam. Ze was bezig het hele huis te doorzoeken. Wij vochten en ik - vermoordde haar. Ik sloeg haar met een fles wijn die ze op de haltafel had gezet.’

‘Mr. Dunsand ...' begon Wexford haast wanhopig. 'Nee, wacht. Laat me uitspreken. Ze had behalve de wijn nog een paar dingen bij zich, boodschappen in een tas en wat kleren. Misschien dacht ze dat mijn huis leeg stond en wilde ze het "kraken". Toen het donker was legde ik het lijk in de steengroeve en de andere spullen gooide ik onder de brug in de rivier. Daarna heb ik de vloer en de muren schoongemaakt.' Hij staarde Wexford aan en zei plotseling: 'Waarom waarschuwt u mij niet dat ik niets hoef te zeggen zonder advocaat? Moeten er geen getuigen bij zijn om mijn verklaring vast te leggen?’

‘Deze betekenis - wilt u die werkelijk doen?’

‘Natuurlijk. Het is waar. Ik heb haar vermoord. Ik wist dat het slechts een kwestie van tijd zou zijn voordat u me kwam arresteren.' Hij zette zijn bril af en wreef de glazen langs zijn mouw. Zonder bril waren zijn ogen afschrikwekkend. Er lag iets verschrikkelijks maar tevens ondefinieerbaars in, een gloed die wellicht sprak van hartstocht of fanatisme. Hij was gewend te doceren, en instructies te geven. Nu vertelde hij Wexford op een belerende toon wat hij moest doen.

'Ik denk dat ik het beste naar het politiebureau kan gaan om een verklaring af te leggen.' Hij zette zijn bril weer op en veegde de zweetdruppels boven zijn linkerwenkbrauw af. 'Ik kan in mijn eigen auto gaan, of met u meerijden als u dat beter vindt. Ik ben klaar om te vertrekken.’

‘Nou, je hebt gelijk gekregen,' zei Burden met iets van bewondering in zijn stem.

'Tot op zekere hoogte. We hebben geen spoor van bloed gevonden.'

'Hij is volslagen gek, of een heilige, als hij een vrouw als Nell Tate beschermt.' Burden ijsbeerde door het kantoor, hij werd steeds driftiger. 'Die verklaring van hem klopt in de verste verte niet met de feiten. Om te beginnen werd Dawn binnen gelaten in het huis. Ze liep niet achterom. En bovendien, waarom zou ze eigenlijk hebben gedacht dat Dunsands huis leeg was -  ik bedoel onbewoond? Als ze dat had gedacht zou ze daar niet alleen zijn gaan kamperen. Ze had zelf een flat. Zie jij Dunsand al een vrouw doodslaan omdat hij denkt dat ze bij hem heeft ingebroken? Crocker zei dat haar moordenaar gek van woede was, in een staat van razernij verkeerde. Denk je dat die flegmaticus dat zou kunnen opbrengen?'

'Hij en Tate,' zei Wexford, 'hebben blijkbaar beiden een flegmatisch karakter. Het zijn stille waters die niet alleen diepe gronden hebben, maar ook verborgen wilde stromingen. Vreemd, niet? Dunsand heeft niet om een advocaat gevraagd, en niet de minste weerstand geboden. Zijn gedrag is haast fatalistisch te noemen. Die vrouw breekt de mannen die ze niet begeert, maar ze maakt niet de minste indruk op de man die ze wel wil.'

Burden schudde ongeduldig zijn hoofd. 'Wat doen we nu verder?'

'Ik geloof dat we terug moeten naar het huis van Dunsand, om nog wat rond te neuzen en te experimenteren met die sleutels.'

Het was warm in The Pathway omstreeks het middaguur van deze zeer warme zomerdag. Aan de planten in miss Mowlers tuin bloeiden kleine roze bloemetjes. In de weilanden langs de bocht van de weg werd gehooid, en de bloemen die daarbij eveneens werden afgemaaid bloeiden veel uitbundiger dan de bloemen die de mensen hadden geplant. De fel roze kleur van Dunsands bungalow verbleekte door het felle zonlicht tot zacht roze.

Wexford liep naar de voordeur en probeerde beide sleutels die Dunsand hem had gegeven. Ze pasten allebei. De derde sleutel, die Tate hem had gegeven leek anders, en hij was er nu ook zeker van dat die sleutel niet op het slot zou passen. Weldra bleek dat hij gelijk had.

'Deze sleutel is veel ouder dan de andere twee,' zei Burden.

'Wat voor spelletje speelt Tate eigenlijk met ons?'

'Kom mee naar binnen.'

Het hele huis was doorzocht op bewijsmateriaal voor een misdrijf, niet voor een leven. Wexford herinnerde zich dat Dunsand van plan was zijn huis opnieuw te schilderen en te behangen. Daar bleef hij bij en het moest dus beslist een betekenis hebben. Binnen een week zou dat afschuwelijke behang, die kronkelende zwarte stelen, die gouden bloemen, wellicht verdwenen zijn geweest. Dunsand zou het van de muur hebben gescheurd en door ander behang hebben vervangen. Maar Dunsand had bekend ... Met tegenzin ging hij de zitkamer binnen waar de cactussen stonden, waar Dunsand met nietsziende ogen in zijn vakantiegidsen had zitten bladeren. Hij opende het bureau. Hij vond geen brieven, uitsluitend rekeningen; geen huwelijksakte en geen fotoalbum. Maar in een klein laatje vond hij Dunsands adresboek, een bruin leren boekje, waar weinig adressen in stonden. Onder de letter T was een Londens telefoonnummer genoteerd, enkel een nummer gevolgd door een streepje en de naam Helen. Wéxford schreef het nummer op en dacht dat het misschien wel het nummer van Vedast was. Hij keek bij de S en de D, maar vond niets dat met Dawn Stonor verband kon houden. Op dat ogenblik realiseerde hij zich plotseling dat zij, de dode, die de oorzaak was van dit onderzoek, de laatste dagen op de achtergrond was geraakt. Het was of zij aan belangrijkheid had ingeboet als mens, als persoonlijkheid en dat hij nu zocht naar de oplossing van een ander raadsel, een raadsel waarin haar dood wel paste, maar haast een bijkomstigheid was. En even zag hij haar als een pion, een misbruikt schepseltje, dat toevallig in aanraking was gekomen met andere, stralender levens, en door haar dwaasheid en ijdelheid in de dood was gedreven. Maar dat beeld vervaagde en hij was er niets wijzer van geworden. Opnieuw tastte hij in de vakjes van het bureau. Er kwam een stapeltje foto's te voorschijn. Ze zaten in een envelop die in een gleuf van het bureau was weggestopt. Het waren merendeels opnamen van een veel jongere Dunsand met twee mensen die kennelijk zijn ouders waren, maar daaronder lagen twee veel grotere foto's die Wexford meenam naar het raam. In het heldere licht zag hij dat de bovenste foto een trouwfoto was. Een nog jonge Dunsand glimlachte gereserveerd tegen zijn bruid in haar slecht passende bruidsjapon, haar sluier bolde in de wind en haar jonge benige handen omklemden een stijf boeketje rozen. Tenzij hij tweemaal getrouwd was geweest, moest deze bruid Nell zijn. De tijd en de verfpot hadden haar in de tussenliggende jaren - acht? Tien? - zozeer veranderd dat ze nauwelijks herkenbaar was op die foto. Ze had donker, kort geknipt haar, en een fris, kinderlijk gezicht. Maar ze was het beslist. De grote verlangende ogen waren niet veranderd, en haar korte bovenlip vertoonde zelfs in die tijd al een kribbige welving.

Hij bekeek de andere foto. Wederom Nell, iets ouder, het haar nog steeds kort geknipt, haar gezicht niet opgemaakt. Het was een kleurenfoto. Nells nieuwe trouwring stak koperkleurig af tegen het donkerrood van haar jurk en op het eenvoudige lijfje, vlak onder de ronde halsopening, hing een peervormige parel aan een gouden ketting. Wexford liep met zware stappen de hal in.

NEGENTIEN

Op handen en voeten onderzocht Burden de vloer en het afzichtelijke behang met kleine gouden bloempjes en heel kleine rode blaadjes. Het behang reikte tot de vloer die aan de rand omhoog boog zonder tussenliggende plint. 'Sta op, Mike. Dat heeft geen zin. Dat hebben we allemaal al gedaan.'

'Je moet toch iets doen,' zei Burden wrevelig. Hij stond op en wreef zijn handen tegen elkaar schoon. 'Wat is er? Je hebt iets gevonden!’

‘Dit.'

'De jurk! Maar wie is dat meisje?’

‘Nell Tate.'

Burden staarde ongelovig naar het portret. Toen legde hij het naast de trouwfoto, knikte, keek de hoofdinspecteur aan en zei rustig: 'Toen was ze leuker.'

'Dat zouden de meeste mannen vinden, maar misschien weet ze dat niet.' Wexford schoof de foto's terug in de envelop. 'Mike, ik heb het merkwaardige gevoel dat Dawn Stonor steeds raadselachtiger voor me wordt, dat ze me ontglipt, en dat ik nu op iets ben gestuit, iets dat haast nog verschrikkelijker is dan haar dood. Er moeten heel wat mensen zijn,' zei hij langzaam, 'die aan hun eind komen zonder te begrijpen waarom ze worden vermoord.’

‘Het merendeel, zou ik denken. Mensen die door vergiftiging om het leven worden gebracht, oude winkeliers die weten dat hun kassa leeg is, alle kinderen.’

‘Zij was geen kind,' zei Wexford. 'Misschien ben je wat onvolledig. Ik weet het niet, Mike. Ik sta maar wat te fantaseren zonder de werkelijke oplossing te vinden. Een somber huis, hè? De ramen zijn enorm, maar toch schijnt er geen licht binnen te komen. Dat is natuurlijk gezichtsbedrog, het heeft iets te maken met die sombere, zwartgallige man.' Zij gingen terug naar de woonkamer waar de boeken streng neerkeken op de oranje lelies en blauwe vogels die de muren sierden.

Burden zei: 'Volgens mij fantaseren we te veel. Ik zou me een stuk lekkerder voelen als ik iets zou begrijpen van die sleutels, als ik wist hoe Dawn hier is binnengekomen.’

‘Iemand heeft haar binnengelaten. Iemand heeft haar gevraagd hier te komen en die iemand was om half zes hier om haar binnen te laten. Niet Dunsand.’

‘Maar hij heeft de rommel opgeruimd. Hij moest het lijk zien kwijt te raken dat hij aantrof toen hij thuiskwam.’

‘Dat veronderstel ik. Jij hebt het over rommel, Mike. Welke rommel? Waar is die dan? Waar zijn de sporen? Is dit de enige moordenaar waar wij ooit mee te maken hebben gehad, die zo'n bloederige misdaad kan begaan zonder een spoor van bloed achter te laten? Daar geloof ik niets van.’

‘We moeten dit huis helemaal ondersteboven keren,' zei Burden, terwijl hij op weg naar de badkamer was. 'Als de moord werd gepleegd zonder sporen achter te laten moet het hier zijn gebeurd.' Hij keek naar de blinkende kranen, het vlekkeloze bad en de brandschone wastafel. In het zonlicht was geen laagje stof op de glasplaatjes te zien, geen vingerafdrukken op de spiegels.

Wexford knikte. 'Ja,' zei hij, 'de tegels van de muur, de leidingen losdraaien. En als dat niets oplevert, doen we hetzelfde met de keuken.'

'Misschien gaat Dunsand door de knieën en vertelt hij ons wat hij op het ogenblik probeert te verbergen.’

‘Als hij iets te verbergen heeft.'

'O, kom nou! Hij weet beslist meer dan hij ons heeft verteld. Hij weet toch zeker waarom zijn vrouw een vreemd meisje vermoordt in zijn huis, hoe dat gegaan is, de omstandigheden. Dat moet hij toch weten.'

'Dat vraag ik me af,' zei Wexford. 'Weet hij meer dan het feit dat zijn vrouw - de vrouw die hij nog steeds als zijn vrouw beschouwt - wellicht in gevaar is? Ik geloof dat hij heel weinig weet, Mike, even weinig als het meisje dat werd vermoord.'

Wexford keek naar het plafond, en liet zijn ogen langs de gladde glanzende muren dwalen. Het hele huis rook naar zeep, veel te schoon.

'Pas op dat je niet valt,' zei Burden. 'Je veter zit los. Het heeft geen zin om naar boven te kijken. Het heeft helemaal geen zin om te kijken. Als ze hier is vermoord, heeft iemand werkelijk een perfecte slachting verricht.' Wexford bukte zich om zijn veter vast te maken, een klein zonnestraaltje scheen op de muur naast zijn linkerbeen. Hij staarde naar de bewegende lichtvlek. De gouden bloemen op het behang vormden een patroon van verticale rijen met ongeveer vijf centimeter tussen iedere bloem. De bloemenrijen werden van elkaar gescheiden door een dunne zwarte streep en de rode peervormige blaadjes stonden in groepen van drie bijeen tussen iedere bloem. Bloem, blaadjes, bloem volgden elkaar in strenge regelmaat op tot aan de rand. Hier en daar was het patroon enigszins vervaagd, misschien door het wassen van het behang, maar niets was uitgewist. Drie bladeren, bloem, drie bladeren ... 'Mike,' zei hij op eigenaardige toon, 'jouw ogen zijn beter dan de mijne. Kijk hier eens.'

'Ik heb al gekeken, en jij wilde dat ik ophield. Het behang is schoongemaakt. Wat zou dat?'

'Jij was op zoek naar sporen van het wassen, misschien naar een ontbrekend stukje van het patroon. Kijk nog eens goed.'

Ongeduldig knielde Burden neer. Hij concentreerde zich op de lichtvlek.

'Geen ontbrekend blad,' zei Wexford. 'De onderste groep bestaat niet uit drie, maar uit vier bladeren.' Ze hurkten naast elkaar neer en onderzochten het behang. 'Zie je wel,' zei Wexford opgewonden, 'in deze en in alle andere groepen zijn drie kleine peervormige blaadjes, als de blaadjes van de Franse lelie. Maar in deze groep zit nog een vierde blaadje onder het middelste.'

'En het heeft niet precies dezelfde kleur. Het is donkerder, bruiner.'

'Het is bloed,' zei Wexford, en hij voegde er peinzend aan toe: 'Een klein bloedspatje.’

‘Zal ik...?'

'Nee, raak het niet aan. De deskundigen komen hun eigen monsters wel nemen. Laten we er niet aan knoeien. Mike, realiseer je je wel dat dit het eerste werkelijke bewijsstuk is dat we hebben?'

'Als het bloed is, als het bovendien haar bloed is.’

‘Ik weet zeker dat het haar bloed is. Dat moet het zijn.' Ze gingen naar buiten waar de zon op de weg brandde, het asfalt deed smelten en een trillend beeld vormde van glanzend water, aan de rand van de weg waar de akkers begonnen. De auto leek van binnen wel een oven. De bekleding was kokend heet. Burden draaide zijn raam omlaag en reed in zijn hemdsmouwen.

'Nu moeten we de sleutel gaan proberen,' zei Wexford. 'Welke? De sleutel die niet paste?'

'Ja. Ik denk dat ik een deur weet waar die sleutel op past.' Zwetend trok Wexford de klep boven de voorruit omlaag. 'Maar dat is een eenvoudig werkje, een karweitje voor Martin.'

'Ik kan je niet volgen,' zei Burden, die achter de bus van Sundays naar Kingsmarkham reed. 'Ik heb geen idee welke deur jij met die sleutel wilt openen.'

Wexford glimlachte. 'Een heleboel deuren beginnen zich te openen in mijn hoofd, Mike, maar deze speciale deur bevindt zich in Myringham. De deur van het huis waar Dunsand woonde voordat hij hier naar toe verhuisde.' De middag ging voorbij en de hitte nam toe en bereikte tegen vier uur de dertig graden. Wexford sloot zich op in zijn kantoor, waar de ramen open stonden en de rolluiken waren neergelaten. Hij zat daar alleen te wachten en na te denken. Maar tenslotte besloot hij dat je een probleem, waarvan de oplossing je ontglipte, beter even kon laten rusten en hij begon weer aan de richtlijnen ter voorkoming van misdaden waar hij sinds het festival niet meer aan had gewerkt. De rapporten begonnen binnen te komen. Het bloed was van een mens afkomstig en behoorde tot Dawn Stonors bloedgroep. De sleutel die Tate hem in de tuin van het hotel had gegeven, paste op de voordeur van Leonard Dunsands vroegere woning in Myringham. Maar op Sundays waar de ondervraging van de vrouwen de hele middag was voortgezet, was niemand geweest die Nell Tate ooit had zien aanbellen bij Dunsands huis, of die haar zelfs maar ooit had gezien.

De bus van twaalf over vijf stopte "voor de baptistenkerk. Wexford zag de reizigers instappen. Een meisje kwam uit de Luximarkt met een bruin papieren boodschappentas in haar hand. Ze droeg geen lila kleren, ze leek helemaal niet op Dawn, en ze was op weg naar haar nieuwe huis in het villapark Sundays, niet naar haar moordenaar. Wexford belde het Cheriton Forest Hotel op. Ja, mr. Vedast was er nog, Mr. Vedast was van plan vanavond te vertrekken. De receptioniste kon verder niets zeggen, als Wexford van de pers was had ze misschien al te veel gezegd ... Hij legde de papieren waar hij mee bezig was omgekeerd op zijn bureau. Nu de hitte afnam en de zon laag aan de hemel stond, keerde hij terug tot zijn probleem. Om zeven uur ging hij naar het restaurant Carousel, waar hij Burden en zijn kinderen aantrof. Ze aten biefstuk en sla onder het oorverdovende geluid van Emmanuel Ellermans hit 'High Tide', die door de luidsprekers aan de muur over hen werd uitgestort.

'Jammer dat je al hebt gegeten,' zei Wexford. 'Ik had je een diner willen aanbieden in het Cheriton Forest Hotel.' Hij bestelde een sandwich. 'Nu zullen we ons tevreden moeten stellen met een kopje koffie in gezelschap van Zeno Vedast.'

'Ik zal wel niet...' begon John aarzelend.

'Ik ben bang dat je niet mee kunt, John. Dit is een ernstige zaak, een officieel bezoek.'

'Pat en ik wilden in High Street blijven om hem langs te zien komen. Hij gaat vanavond naar Londen terug.’

‘Ik denk dat hij voorlopig niet zal vertrekken,' zei Wexford.

TWINTIG

De receptioniste telefoneerde met de suite van Vedast. 'Mr. Vedast vraagt of u wilt wachten. Mr. Vedast is op het ogenblik bezig.' Ze was jong, de juiste leeftijd om tot de bewonderaars van Vedast te behoren. 'Misschien wilt u in de Shakespeare Lounge plaatsnemen, die is hier tegenover aan de.. .'

'We weten de weg,' zei Wexford.

Behalve de hond was er niemand in de lounge. Hij stond op toen ze binnenkwamen, staarde hen knorrig aan en zakte toen weer in elkaar op twee meter afstand van de plek waar hij eerst had gelegen.

'Ik begrijp er niets van,' zei Burden, en sloeg met een ongeduldig gebaar de tijdschriften af die Wexford hem aanbood. 'Ik vind wel dat je me moet vertellen waarom we hier zijn.’

‘Waarom zou dat nou zijn?' verzuchtte Wexford. 'Om te informeren, te deduceren, te concluderen en te arresteren. Alleen is het ditmaal een beetje anders.’

‘O, niets dan raadsels en gefilosofeer. Wat ik wil weten is...'

'Wacht even.'

Godfrey Tate was heel zacht de lounge binnengekomen, Godfrey Tate in zijn hippe zwarte kleren. 'Zeno heeft Silk bij zich,' zei hij, zonder te groeten. 'Ik moest vragen wat u wenst.'

Wexford zei bedaard: 'Ik wil hem vertellen wat ik van hem denk.'

Tate was beneveld, niet 'high' van de alcohol, maar suf, mat, afgestompt, haast een slaapwandelaar. 'Moet ik hem dat vertellen?'

'Mr. Tate, het laat me volkomen koud wat u hem vertelt. Waarom is Silk hier?'

'Hij heeft gehoord dat Dunsand is gearresteerd. Dat is hij Nell komen vertellen.'

'En nu vieren jullie dat heuglijke feit?'

Tate gluurde naar hem. Hij draaide'zich om en schuifelde naar de deur.

'Tot ziens,' zei Wexford, met een blik op zijn horloge, 'tot over tien minuten.'

Maar voordat er tien minuten waren verlopen - Burden had in die tijd het ene tijdschrift na het andere gepakt en weer teruggelegd, en Wexford had zwijgend naar de hal gekeken - stapte Martin Silk uit de lift. Oudere mannen met lang haar lijken op negentiende-eeuwse staatslieden, maar in Silks geval eindigde die gelijkenis bij zijn nek. Hij droeg een wit T-shirt waarop een tros druiven stond. Toen hij langs de receptie kwam, liep hij met de zwierige gang van een ijdele jongeman, de heupen vooruit gedrukt, maar toen hij bij de deur van de lounge kwam, begon hij gejaagd te lopen als iemand die probeert moeilijkheden te ontwijken. 'Mr. Silk!'

Silk stond stil en dwong zich tot een brede glimlach, die duizend rimpels op zijn gezicht bracht en zijn ogen met een gebarsten perkamenten huid omgaf. 'Ik hoop dat wij u niet hebben verjaagd,' zei Wexford. 'Wat ons betreft kunt u gerust blijven.'

Silk schoof de lounge binnen en ging op de leuning van een stoel zitten. Zijn kniegewricht kraakte toen hij met zijn been zwaaide.

'Het was gewoon een vriendschappelijk bezoekje,' zei hij. 'Ik ben even binnen gewipt om Zeno te vertellen dat er in Kingsmarkham een menigte mensen staat te wachten om afscheid van hem te nemen. Natuurlijk,' voegde hij er op gemaakte toon aan toe, 'zal ik hem vaak zien nu hij dat landhuis heeft gekocht.'

'Maar u ziet hem toch altijd veel, nietwaar, mr. Silk? Men zou kunnen zeggen dat u een soort...' Wexford keek veelbetekenend naar het ruige grijze haar, 'een soort éminence grise in zijn leven bent geweest. Of bent u misschien ook een slaaf?'

'Ik weet niet wat u bedoelt.'

'Als u er niet was geweest, zou hij nu nog steeds Harold Goodbody zijn en had hij nooit Nell Dunsand ontmoet.' Silk staarde hem aan. 'Ik heb met de beste bedoelingen gehandeld. Je kunt nooit weten welke drama's uit onze kleinste handelingen kunnen voortvloeien. Ik heb de jeugd een muzikaal genie gegeven. Als Dunsand zich abnormaal heeft gedragen, als bepaalde mensen - nou ja, overbodig waren ...'

'Is dat uw opvatting? Mr. Silk, u mengt zich te veel in andermans zaken. U organiseert te veel. Bemoeit u zich niet met de zaken van Louis Mbowele. Ditmaal zou u een oorlog kunnen veroorzaken.'

'Ik geloof werkelijk dat u niet wijs bent, u bent ziek. U heeft ze niet allemaal op een rijtje. Wie wel trouwens op uw leeftijd?' zei hij smalend. 'De vastgeroeste generatie.’

‘Als ik daartoe behoor,' antwoordde Wexford vinnig, 'dan behoort u daar ook toe. Wij zijn even oud. Het enige verschil is dat ik het weet, en het aanvaard. U niet. Ik aanvaard het feit dat alle grappen een baard krijgen en alle wielen slijten. En als ik bedenk wat sommige mensen onder grappen verstaan, spijt me dat helemaal niet.' Bij Wexfords woorden, vooral over zijn leeftijd, kromp Silk ineen. Wexford was dik, Silk broodmager, de een droeg een verfomfaaid oud pak, de ander een T-shirt en spijkerbroek, maar ze waren allebei zestig. Silk begreep dit en voelde zich pijnlijk gekwetst.

'Wat doet u hier eigenlijk?' vroeg hij op schrille toon. 'Op dit ogenblik praat ik met u. Nu gaan we naar boven om uw genie te spreken.'

'Maar u heeft Dunsand nu toch. Zeno was er zelfs niet. Ik was bij Zeno en de Tates in Kensington. Dunsand zit toch achter slot en grendel!'

'Wat een ouderwetse uitdrukking!' spotte Wexford. 'Kunt u zich niet hipper uitdrukken? Kom, Mike, we hebben nu genoeg tijd verknoeid.'

Ze liepen de trap op. Silk stond hen onder aan de trap na te kijken, misschien was hij bang dat er iets naars met zijn protégé zou gebeuren.

Wexford zei: 'Hij weet er niets van. Hij weet nog minder dan Dunsand.' Hij glimlachte raadselachtig en klopte aan.

Ze waren hun koffers aan het pakken. Eindelijk gingen ze naar huis. Met een nog roder gezicht dan anders zat Tate op zijn knieën en probeerde een veel te volle koffer dicht te krijgen. Vedast zat met gekruiste benen boven op een gelakte kast naar hem te kijken. Sprakeloos leidde Nell hen door een doolhof van opgestapelde bagage, tijdschriften en LP's. Massa's stinkende dode bloemen lagen op het balkon. Er waren die dag verse bloemen gebracht, misschien wel die middag, rozen, lelies en anjers, en ook die lagen te verwelken. Niemand had ze in het water gezet. Nell was zoals steeds met zorg gekleed en opgemaakt, maar door alle inspanning in de hitte zag ze er toch slordig en vermoeid uit, want het was nog steeds warm, er was geen zuchtje wind en de zon stond als een vuurrode bal boven het bos. Ze keek boos naar de politiemannen, ontmoette de koele blik van Vedast, en draaide zich onmiddellijk om naar de spiegel om zichzelf te bekijken. Vedast lachte even.

'Sluit die koffer, Goffo. Schiet eens een beetje op, lieverds. Waarom ga jij niet wat koffie bestellen, Nello?' Hij boog zijn lichaam in Wexfords richting. 'Dan krijgt ze tenminste de kans haar arme gezicht een beetje op te knappen,' zei hij, alsof ze er niet bij was.

Burden, die net als de inspecteur een stoel had leeggemaakt om te kunnen zitten, zei nors: 'Voor ons geen koffie.’

‘Zoals u wilt.' Vedast knipte met zijn vingers naar Nell, die nog steeds voor de spiegel lusteloos frommelde aan haar kapsel en in de spiegel naar de politiemannen keek. Ze draaide zich met een ruk om, alsof die knippende vingers haar hadden aangeraakt, haalde zijn sinaasappelsap en reikte hem het glas aan, met een smekende blik. Hij pakte een ijsblokje uit het glas en likte het af. 'Wat kijken jullie allemaal sip!' zei hij met een blik op de vier gezichten voor hem. 'U maakt mijn kleintjes bang, inspecteur. Waarom houden we het niet voor gezien. Ik weet wat er is gebeurd en ik neem aan dat u dat nu ook weet. Het heeft wel lang geduurd voor u er achter was. Maar u kunt niets bewijzen. Waarom zullen we elkaar dus niet feliciteren als slimme katten en muizen en dan verdwijnt u weer gauw naar huis.' Wexford citeerde zacht: ' "Wat hebben wij te vrezen, wie weet het als niemand ons ter verantwoording kan roepen?" '

De Tates keken hem wezenloos aan, Nell schoof dichter naar Vedast, die zei: 'Macbeth. Soms denk ik er over toneelspeler te worden. Ik krijg eindeloos veel aanbiedingen.' Hij slikte het laatste stukje ijs door. 'Maar op dit ogenblik bedank ik er voor. Geen van ons voelt zich momenteel opgewassen tegen een drama.'

'U bedoelt dat u er genoeg van heeft? U heeft uw drama gemaakt en nu bent u uitgeput? De functie van het drama, mr. Vedast, ik ben er trouwens zeker van dat u dat wel weet, is reiniging door middel van medelijden en doodsangst, en dat zal ik nu trachten met u te doen - tenminste met enkelen van u. Neemt u dus plaats mr. Tate, en u ook, mrs. Tate, en luister even naar mij.'

Zowel Nell als haar echtgenoot keken Vedast aarzelend aan en wachtten op zijn bevelen. Hij knikte even. 'Doe wat hij zegt, schatjes.'

Nell plofte op de sofa neer, een stapel vuile kleren en een pak brieven, vermoedelijk van bewonderaars, viel op de grond. Met een vol glas in zijn bevende hand, sloop Tate naar haar toe. Ze maakte een afwerend gebaar, draaide hem haar schouder toe en spreidde haar wijde geborduurde rok uit, zodat er geen plaats overbleef voor haar echtgenoot om naast haar te zitten. Hij wierp haar van onder zijn gezwollen oogleden een blik vol verwijt toe. Hij hield zijn borrel vast alsof het een beschermende talisman was en ging op de leuning van de sofa zitten.

De zanger keek naar hen, het amuseerde hem kennelijk dat ze zo stipt en snel gehoorzaamden. Aangezien hij van niemand bevelen ontving, kwam hij van de kast af, liep naar de openslaande deuren en leunde er nonchalant tegenaan. Nu de zon onderging, stak er een zacht briesje op. Het beroerde zijn haar dat als een gouden aureool om zijn hoofd stond. De lucht was nu violet en rood geworden. Het beslagen oranje glas gloeide als een lamp in zijn hand. Hij stond daar alsof hij zou gaan zingen, de kin omhoog, de heupen naar voren, doodstil en helemaal ontspannen. 'Een treurspel,' zei Wexford, 'in twee bedrijven.'

'Het betreft twee mensen,' zei hij, 'die door hun uiterlijk en hun persoonlijkheid in staat waren een alles overheersende liefde op te roepen. U, mr. Vedast, en u, mrs. Tate. Ik vlei u niet. Iedereen kan het onderwerp worden van een dergelijke liefde, en zoals ik heb ondervonden zijn zulke mensen meestal oppervlakkig, narcistisch en egocentrisch.' Nell gilde: 'Laat jij die man zo tegen mij te keer gaan, Godfrey?'

Tate zat ineengedoken met zijn hand beschermend om zijn glas, hij wierp haar een donkere blik toe. Hij zei niets. Hij was verkleumd door de wind en het zwarte haar op zijn polsen stond overeind.

'De behoefte op deze manier lief te hebben ligt in het karakter van de minnaars die zich meestal vastklampen aan de eerste de beste begerenswaardige persoon die hun pad kruist, en ze zullen trachten die in hun greep te houden. Jammer genoeg rekenen de onderwerpen van hun liefde hierop en gebruiken deze bezeten liefde voor hun eigen doeleinden, voor wreedheden en om te kwetsen. Voor het geval mrs. Tate de verkeerde indruk mocht hebben dat ik over mr. Vedast spreek als ik het heb over de man die haar zo waanzinnig bemint, hoewel ik me nauwelijks kan voorstellen dat ze zo dom kan zijn, zeg ik haar thans dat ik haar eerste echtgenoot bedoel, Leonard Dunsand. Een dwaas, slim, geleerd, saai en conventioneel mannetje, dat haar bemint vanaf haar achttiende jaar, toen hij met haar trouwde.'

Nell was een van die mensen die iedere belediging slikken als er maar iets van een compliment in verwerkt is, en daarom voelde ze zich ondanks alle harde woorden ook nu gevleid. Ze kruiste haar goed gevormde lange benen en wierp een blik in de richting van Vedast. Vedast liet de kralen die hij om zijn hals droeg door zijn vingers glijden. Wexford vervolgde: 'Hij is waarschijnlijk de enige man die zoveel zelfbedrog kan opbrengen dat hij haar echt kan beminnen, de enige man die dat ooit zal kunnen.' Hij wachtte op een reactie van Nells tegenwoordige echtgenoot. Zonder op te staan pakte Tate de fles cognac. 'Als u ergens dankbaar voor kunt zijn, mr. Tate, dan is het wel voor het feit dat u minder naïef bent en ogen heeft om te zien. Jammer dat u ze zo met dat spul heeft vertroebeld.’

‘Ik kan op mezelf passen,' zei Tate zacht. 'Ik heb nog nooit iemand ontmoet die daar minder toe in staat is, of het zou mr. Dunsand moeten zijn.’

‘Ik pas wel op Goffo.' Lui glimlachend draaide Vedast zich om, hij koelde zijn handen aan het glas dat hij voortdurend ronddraaide. 'Vertel ons alstublieft wie verliefd op mij is. Ik sterf van nieuwsgierigheid.'

'Duizenden, stel ik me voor. Degene waar ik over spreek, is dood. Zij is duizend doden voor u gestorven en nu is ze dan eindelijk echt dood. U was haar eerste liefde. Dat schijnt een diepe indruk te maken op sommige vrouwen, en of het nu waar is of niet, het heeft een diepe indruk op Dawn Stonor gemaakt. Ik vraag me af wat mr. en mrs. Tate van die geschiedenis weten?' Vedast staarde weer naar de lucht waar thans een paar bleke sterren waren verschenen. Wexford wendde zich tot de Tates. 'Zij waren samen op school, Dawn en een jongen die Harold Goodbody heette, een jongen die met zijn vriendinnetje bij haar grootmoeder ging eten omdat hij thuis alleen maar bruine bonen kreeg; Harold Goodbody die de afgedankte schoenen van zijn neef droeg terwijl zijn vader het huishoudgeld vergokte op de hondenraces; Harold Goodbody die Eén-Aprilgrappen uithaalde om zijn vrienden te amuseren en die beslist

Dawns schooltas droeg. Een plattelandsidylle, nietwaar? Dawn Stonor en haar eerste liefde, Harold Goodbody.’

‘Ik verzoek u mij niet zo te noemen,' zei Vedast, en voor het eerst hoorde Wexford iets van woede in zijn stem. 'U zoudt mij willen verzoeken op te stappen, maar dat zal ik niet doen,' snauwde Wexford terug. 'U heeft gezegd dat u stierf van nieuwsgierigheid en nu zal die nieuwsgierigheid dan ook heel beslist worden bevredigd.' Hij leunde tevreden in zijn stoel achterover toen hij zag dat zijn woorden grote onrust bij Nell hadden gewekt, en dat Tate ineen kromp. 'U verliet uw vriendin,' zei hij tegen Vedast, 'en ging naar Londen. Wat u betreft was de idylle voorbij. Korte tijd later ging zij eveneens naar Londen, maar toen was u reeds buiten haar bereik. Toch heeft ze u nooit kunnen vergeten. Ze vertelde haar vrienden, en ze deed het voorkomen, misschien zowel tegenover zichzelf als tegenover haar vrienden, dat u en zij nog altijd van elkaar hielden en dat er tussen u een hechte band bestond.' Wexford keek Burden aan en boog even het hoofd voor hem, waarmee hij hem de eer wilde laten voor deze gedachte, die hij aanvankelijk belachelijk had gemaakt. 'In feite,' vervolgde hij, 'verliepen er bijna tien jaar voordat jullie elkaar terugzagen. Intussen was u beroemd geworden en had u een opwindend leven geleid. Zij had vrijwel niets beleefd. Ze was en ze bleef serveerster in een club.

'Het is jammer dat u naar die club bent gegaan. Als u dat niet had gedaan, was Dawn nu misschien getrouwd geweest. Waarom bent u daarheen gegaan?'

Vedast haalde zijn schouders op. 'Die knul nodigde ons uit. We hadden niets beters te doen.'

'U had nauwelijks iets ergers kunnen doen.'

'Ik heb haar niet vermoord, haar zelfs niet aangeraakt.'

Wexford wendde zich tot de Tates, tot Godfrey Tate, die met wijd opengesperde, bloeddoorlopen ogen zat te staren.

EENENTWINTIG

'Ik zal nu terugkeren,' zei de hoofdinspecteur, 'tot een van de meest opwindende momenten van uw leven, hoewel ik niet geloof dat u het als een hoogtepunt zult beschouwen als u eenmaal uw memoires gaat schrijven. Ik spreek over uw ontmoeting met mrs. Tate, en om die te beschrijven moet ik terugkeren tot die andere liefdesgeschiedenis.' Een blik van Vedast was voldoende om Nell te doen opspringen en de roze lampen aan te draaien. Ze bewoog zich stijf en moeilijk, struikelde over een rode reistas en vloekte. Vedast gaf haar zijn lege glas en zij vulde het opnieuw. Hij nam het zonder te bedanken, als een hertog die zijn bestelde borrel door het dienstmeisje krijgt geserveerd. 'IJs, Nello,' zei hij.

Ze deed twee ijsblokjes in zijn glas. Tate zat over zijn cognac gebogen en staarde in de goudkleurige vloeistof. Het roze lamplicht temperde het diepe zwart van zijn haar. Nell reikte Vedast zijn glas nogmaals aan. Ze hield het in beide handen, zodat zijn vingers de hare moesten aanraken als hij het glas aannam. Dat gebeurde ook, maar het was of een vreemde haar aanraakte en hij trok zijn hand onmiddellijk terug. Ze scheen er wanhopig naar te verlangen naast hem te blijven staan, bij hem te blijven op het koele schemerige balkon. Het balkonhek, de leuning rood van de ondergaande zon, stond als een zwart filigrain traliewerk achter de berg dode bloemen. 'Ga weg Nello, je maakt me zenuwachtig.' Ze liet haar hoofd hangen, sloop een klein eindje de kamer in en plofte neer op een rechte stoel, haar armen slap langs haar lichaam.

'Uitstekend, mrs. Tate, nu kan ik u goed zien. U bent een heel mooie vrouw, maar u bent erg veranderd sinds de tijd dat u voor de eerste keer trouwde. Om te beginnen heeft u uw haar geverfd. Ik veronderstel dat u tegenwoordig nooit meer donkerrood draagt?

'Mr. Dunsand hield van uw korte donkere haar. Hij zag u graag in eenvoudige, vrouwelijke kleren. Uit de inlichtingen die ik vandaag uit Myringham ontving, heb ik begrepen dat u bekend stond als een bedaard klein vrouwtje, dat goed kon koken, dol was op bloemen, en op uw huis, maar dat zich nogal verveelde in de kringen waarin u zich bewoog. De vrouwen van de leden van de academische staf waren allemaal zoveel ouder dan u, nietwaar? U gaf de voorkeur aan de studenten van uw echtgenoot. Die koffiepartijen 's morgens en die vervelende middagen waren erg saai voor u. Maar dat was niets vergeleken bij de avonden wanneer u, na het eten, urenlang met hem alleen moest doorbrengen. De platenspeler werd dan afgezet en u moest met hem uw jaarlijkse vakantie bespreken, uw budget, en besluiten hoeveel u dat jaar aan nieuwe meubels en huishouding kon besteden.

'Voor mr. Dunsand was deze toestand uiterst bevredigend. Ik denk dat u uw rol goed heeft gespeeld. Vrouwen zoals u, geboren slavinnen, kunnen dat meestal goed, en ondertussen wachten ze rustig op een gelegenheid om te ontsnappen. U kreeg uw kans toen uw idool, Zeno Vedast, een concert gaf in Myringham. Ik denk niet dat mr. Dunsand u graag naar dat concert liet gaan. De gedachte dat zijn echtgenote, die voor haar onderhoud helemaal van hem afhankelijk was, tussen een hoop tieners op een popconcert ronddartelde, stond hem beslist niet aan. Nee, hij kan onmogelijk enthousiast zijn geweest bij het idee dat u daar zou zitten dwepen te midden van zijn eigen studenten, maar u ging toch. Als u niet was gegaan, zou Dawn Stonor nu nog leven. 'Ik geloof niet dat u zich met opzet voor de auto van mr. Vedast heeft geworpen - daar zou u de moed niet voor hebben - laten we zeggen dat het een onbewuste aandrang was die u niet kon bedwingen of weerstaan. 'Mr. Vedast had u in een eigen kamer in het ziekenhuis ondergebracht. Wat zult u vurig naar het moment verlangd hebben dat mr. Vedast zelf zou komen om u te bezoeken! U kende hem niet. U kent hem nog steeds niet. Hij stuurde zijn slaafse volgeling, en voor u was toen nog alles goed genoeg. Maar denk vooral niet dat u uniek bent. In het verleden heeft menig meester een aantrekkelijk meisje aan zijn knecht uitgehuwelijkt, om op die manier de lusten maar niet de lasten van haar te hebben.'

'U heeft het recht niet mij zo te beledigen!' viel Nell woedend uit. Ze wachtte tot haar echtgenoot haar zou verdedigen. Toen hij bleef zwijgen en Vedast glimlachend een slok sinaasappelsap nam, zei ze: 'Waarom zou ik mijn echtgenoot niet mogen verlaten? Waarom zou ik niet mogen hertrouwen? Ik ben de enige niet. Ik had meer dan genoeg van het leven met Len.'

Vedast draaide zich om en zei effen: 'Om met de rechter te spreken, dit is geen rechtszitting voor morele zaken, mr. Wexford.'

'Oh, maar dat is het wel. Dat moet het wel zijn omdat hier geen recht kan worden gesproken.'

'In dat geval. ..' Nell stond op. 'In dat geval ga ik weg. Laten we opstappen, Zeno. Hij kan ons hier niet vasthouden.’

‘Doe maar wat je wilt, Nello.' Vedast wierp haar een sluwe zijdelingse blik toe. Ze kon niet doen wat ze wilde. Daar was ze nooit toe in staat geweest. 'Doe jij maar waar je zin in hebt,' zei hij op zijn normale toon, die zowel teder als onvriendelijk was. 'Ik blijf hier. Ik ben gefascineerd. En wat doe jij, Goffo, neem jij je vrouw mee, of blijf je hier om je ouwe makker te steunen?’

‘Mr. Tate blijft hier,' snauwde Burden. Wexford keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Laten we even pauzeren,' zei hij. 'Een pauze om te ontspannen. Als ik een betere stem had zou ik een liedje voor u zingen, maar in dit gezelschap...' Hij aarzelde en vervolgde toen: 'U kent het liedje allemaal. Het werd geschreven omstreeks de tijd van mrs. Tate's tweede huwelijk. Ik zou wel heel dom zijn als ik niet had begrepen dat het iets waars bevat, een echt verdriet van een echt mens. Daarom werd het ook geschreven. Men zegt dat dichters kleine gedichtjes schrijven over hun grote leed. U...' zei hij, zijn ogen op de balkondeuren gericht, '... vermaakte zich en bracht uw vette schaapjes op het droge door een lied te maken van andermans leed.'

Vedast keerde zich met een ruk om. Hij kwam de kamer in, zijn gele ogen waren nu fel fonkelende spleten.

'Ik zal het zingen,'zei hij. 'Er is niets aan de hand met mijn stem.'

Wexford knikte. Hij wist wat Burden nu dacht, dat zijn zoon, dat iedere bewonderaar op het festival zijn salaris, zijn zakgeld van drie maanden, zou hebben gegeven, om in hun schoenen te mogen staan. Vedast, die duizenden vroeg voor een concert, zou voor hen alleen zingen. Hij kreeg een wee gevoel in zijn maag.

In het zachte, vriendelijk roze licht, leek Vedast erg jong. Hij stond in een hoek van de kamer en steunde met zijn blote ellebogen op een plank. Er hingen jonge frisse rozenknoppen van de plank omlaag, die door gebrek aan water reeds dood zouden zijn voor ze tot volle bloei waren gekomen. Hij wachtte in de avondstilte, de stilte van de bossen om hem heen. Het eerste woord was als een vibrerende snaar. Toen werd de heldere zachte stem donkerder en vulde de kamer met liefde en leed.

Nell keek vol aanbidding naar de zanger, en sloeg de maat bij het eerste couplet en het refrein. Wexford keek haar verstoord aan, en ze wierp haar hoofd in de nek en gooide zich pruilend in de kussens. Zijn misselijkheid nam af. Hij luisterde naar de woorden alsof hij ze nooit eerder had gehoord, en hun volle betekenis nooit eerder had begrepen.

'Mijn leven is leeg zonder jou, 

Kom terug en wees weer mijn vrouw, 

Kom, voordat ik weer om je rouw, 

Stap in de droom die ik voor ons bouw.

Kom dus, kom naderbij, 

kom en zeg het mij,

waarom de een lijdt en de ander schreit, 

de een wijkt en de ander bezwijkt. ..'

Er was geen applaus. Vedast liet zijn hoofd hangen. Toen gooide hij het achterover en schudde zijn lange manen. 'Dank u,' zei Wexford opgewekt. 'Alles is in die song verwerkt, nietwaar? Al het verdriet van mr. Dunsand wordt erin uitgedrukt. Ik denk dat hij u smeekte niet geheel en al met hem te breken, om hem niet helemaal met een leeg leven achter te laten, om hem ten minste af en toe, al was dat ook niet dikwijls, te laten geloven dat u nog steeds zijn vrouw was. En u bracht deze gesprekken over aan mr. Vedast en gaf hem een uitstekend idee voor een song.' Tate keek op met gefronste wenkbrauwen, een straaltje cognac liep langs zijn kin. Hij veegde zijn mond af met zijn mouw.

'Waarom bent u op mr. Dunsands verzoek ingegaan?’

‘Ik wilde hem niet al te zeer kwetsen,' mompelde Nell. Een sombere, vreugdeloze lach ontsnapte aan Burdens mond en werd tot zijn verbazing overgenomen door Tate. Wexford lachte niet. 'En dat zegt u, mrs. Tate? UI Wanneer heeft u zich ooit iets aangetrokken van de mensen die u kwetste? Bent u soms geen genie in het vertrappen van andermans dromen? Als u mij de reden niet wilt zeggen, zal ik er naar moeten raden.'

'Het was om mij te treiteren,' viel Tate hem in de rede. 'Maar u wist er niets van tot na het festival,' zei Wexford snel.

Verbijsterd zei Tate: 'Dat is waar. Ze ging een keer of drie per jaar naar hem toe, in zijn huis en reken maar dat ze met hem naar bed ging. Ik heb haar daarvoor afgetuigd.’

‘Dat heeft u me verteld. En u gaf mij een sleutel. Maar het was niet de sleutel van mr. Dunsands huis in The Pathway. Deze sleutel past op de voordeur van zijn vroegere woning in Myringham. Mrs. Tate is nooit in het huis aan The Pathway geweest. Ze wist alleen maar, uit de beschrijving die mr. Dunsand haar telefonisch had gegeven, dat het het middelste huis was van de drie. Maar hij stuurde haar een huissleutel in de hoop dat zij de gewoonte uit de tijd in Myringham zou voortzetten.' Langzaam zei Tate:

'Welke gewoonte? Waar heeft u het over?’

‘Ik geloof u, mr. Tate, als u zegt dat u niet op de hoogte was van deze uitstapjes van uw vrouw, vóór het einde van het festival toen zij, bang voor de gevolgen van haar daad, maar niet bang genoeg om alles op te biechten, u vertelde dat ze af en toe contact had met haar eerste man. Ik ben ervan overtuigd dat u volkomen onschuldig bent aan deze misdaad, en op geen enkele wijze medeplichtig. Dit is voor u verborgen gehouden, zoals, volgens mij, vele andere dingen voor u werden verborgen gehouden.' Tate haalde zijn schouders op. Het peil van de gouden vloeistof in de fles daalde regelmatig. Zwijgend schonk hij opnieuw zijn glas vol. 'Bovendien geloof ik evenmin dat u aan dit alles uw medewerking zou hebben verleend als u wel op de hoogte was geweest,' zei Wexford.

'Mr. Vedast tastte niet in het duister. Hij wist er alles van. Mrs. Tate vertelde hem dat ze had beloofd zich - zal ik zeggen uit te lenen? - aan mr. Dunsand. En nu kom ik weer bij de reden waarom. Waarom deed ze dat? U bent geen gelukkige vrouw, is het wel mrs. Tate? U schijnt alles te hebben wat u begeert, maar dat is slechts schijn. Ik denk dat u zeer snel na uw tweede huwelijk begreep wat u had, luxe en een druk avontuurlijk leven, dat wel, maar u moest er wel duur voor betalen. Weer een weinig inspirerende echtgenoot - vergeef het mij, mr. Tate - hoewel hij heel inschikkelijk was, en een neerbuigende meester, die vriendelijk was als u hem gehoorzaamde. Daarom gaf u gehoor aan mr. Dunsands verzoek. Die paar avonden en nachten die u met hem doorbracht toonden u dat uw huidige leven toch in ieder geval nog de voorkeur verdiende boven uw voormalig huwelijksleven. Na een nacht in Myringham kon u terugkeren naar Londen, naar Europa, naar Bermuda, gesterkt door de herinnering aan het alternatief.’

‘Is dat waar, Nello? Dat wist ik niet.'

'Het doet mij genoegen u iets te kunnen vertellen dat u niet weet, mr. Vedast. Maar u wist wel welke rol ze speelde als ze daar was, nietwaar? Ik ben er zeker van dat mrs. Tate u alles nauwkeurig heeft beschreven, de rekwisieten, het vereiste kostuum, zal ik maar zeggen? Ik weet zeker dat ze u heeft verteld over het kleine toneelstukje dat ze een keer of vier per jaar opvoerden, steeds dezelfde activiteiten waarin de acteurs zich uitleefden, het huwelijk a la mode Dunsand. Ik weet inderdaad dat zij dit heeft verteld. Als ze dat niet had gedaan had u nooit uw poets kunnen uithalen.'

Nell zei: 'Ik wil een borrel, Godfrey.’

‘Pak hem zelf maar.'

Ze deed het. De fles kletterde tegen het glas en ze morste vermout op het pastelkleurig borduursel van haar wit linnen rok. Het maakte een rode vlek, als bloed. Wexford zei: 'Ik veronderstel dat u het allemaal erg grappig vond, mr. Vedast, totdat de opvoering van dit toneelstuk dreigde uw eigen plannen te dwarsbomen. Ongeveer een maand geleden vertelde mrs. Tate u dat ze in de namiddag van zes juni haar eerste bezoek zou brengen aan het nieuwe huis van mr. Dunsand. Maar dat schikte u niet, want u en mr. en mrs. Tate zouden dan juist terugkeren uit Manchester, waar u een concert moest geven.' Tate schudde zijn hoofd. 'Nee, dat is niet juist,' zei hij. 'Hij was van plan daar te blijven tot maandag. Ik zei op het laatste moment dat het te vermoeiend voor hem zou zijn.’

‘Ah,' zuchtte Wexford. 'Nog beter - of erger. Toen mrs. Tate u dit aanvankelijk vertelde, was het uw bedoeling dat zij en u en mr. Tate op zes juni geen van drieën in het zuiden zouden zijn.' Hij keek naar Nell, naar de rode vlek op haar rok, ze had zelfs geen poging gedaan die te verwijderen, en naar de brandend rode kleur op haar wangen. 'Waarom veranderde u de datum van de afspraak met uw eerste man niet eenvoudig mrs. Tate? U had dat bezoek toch zeker wel een paar dagen kunnen uitstellen?'

Een ogenblik leek het of ze naar een verontschuldiging zocht. Ze stak een bevende hand uit naar Vedast, maar die negeerde haar en hield glimlachend zijn hoofd schuin. 'Omdat het mr. Dunsand zou hebben "gekwetst"?' vervolgde Wexford meedogenloos. 'Of deed u gewoon wat u altijd doet, gehoorzamen aan mr. Vedast?'

Met een zacht trillend stemmetje zei ze: 'Ik heb het aan Zeno overgelaten.'

'U heeft het aan Zeno overgelaten. Hij moest zich zeker in verbinding stellen met mr. Dunsand, nietwaar? Hij, een wereldberoemd zanger, een popidool, moest mr. Dunsand opbellen om hem te zeggen dat u zich niet aan de afspraak kon houden, en vragen of, laten we zeggen woensdag hem zou schikken?'

Ze stond op het punt in tranen uit te barsten. Ze klemde haar handen ineen en drukte haar nagels in haar handpalmen. 'U weet dat het niet zo was.'

'Niet iedereen houdt zoveel rekening met de gevoelens van anderen als u, mrs. Tate. Niet iedereen is er zo op gebrand door het leven te gaan zonder leed te veroorzaken, als u. Maar het is waar dat ik weet wat er is gebeurd.' Wexford stond op en liep naar Vedast, die een yoga-positie had aangenomen op de vloer bij de geopende balkondeuren. Hij boog zich over de zanger heen en zijn grijze ogen ontmoetten de amberkleurige ogen.

'Nee, mr. Vedast,' zei hij. 'Voor iemand met uw temperament was het veel grappiger om de afspraak te houden, om niet de datum te veranderen, maar wat rollen om te draaien.'

Tate verbrak de stilte. 'Wat bedoelt u? Ik kan u niet meer volgen. Rollen omdraaien? Wat betekent dat?' Wexford ging naar hem toe. Hij zei vriendelijk: 'Dat betekent, mr. Tate, dat Vedast kans zag mrs. Tate te verlossen van haar afspraak, en wellicht alle toekomstige afspraken van dien aard, en tevens om een van zijn geliefde grappen uit te halen.

'Hij besloot een plaatsvervangster van uw vrouw naar The Pathway te sturen. Ik veronderstel dat hij aanvankelijk dacht aan een callgirl. Maar waarom zou hij al die moeite doen als hij Dawn Stonor kon sturen die hij enige weken geleden weer had ontmoet en op drieëntwintig mei had opgebeld?'

TWEEËNTWINTIG

Wexford ging midden in de kamer zitten. 'Ik weet niet waarom u Dawn die avond opbelde,' vervolgde hij, zich rechtstreeks tot Vedast wendend. 'Ik denk dat uw motief leek op het motief van mrs. Tate voor de bezoeken aan haar eerste man. Waarschijnlijk vergeleek u in de Townsman Club Dawns nederige positie met uw eigen succes. U herinnerde zich dat u beiden onder dezelfde omstandigheden was begonnen, dat u gelijke kansen had op geld, roem en eer - maar u had dit alles bereikt en zij niet. 'Op drieëntwintig mei waren mr. en mrs. Tate afwezig. U verveelde zich. Misschien voelde u zich zelfs onzeker. Waarom zou u Dawn niet eens opbellen, even in contact komen met de achterbuurt, zodat u naderhand nog meer zou genieten van wat u bent en wat u had kunnen zijn? Ik durf te wedden dat dit telefoongesprek de gewenste uitwerking op u had. U had al gauw genoeg van haar gretig enthousiasme en u hing op, nadat u een vage belofte had gedaan dat u elkaar beslist nog eens "een keer" zou ontmoeten, maar zonder de bedoeling haar nog ooit weer te zien. In de loop van die week vertelde mrs. Tate u, geloof ik, dat ze van plan was mr. Dunsand in zijn nieuwe huis te gaan bezoeken. Ik denk dat u tijdens uw telefoongesprek met Dawn al had opgeschept over het huis dat u wilde kopen in de buurt van Kingsmarkham. Waarom zoudt u niet weer eens een grap uithalen, een heel bijzondere?’

‘Mijn denkproces,' zei Vedast, 'verloopt niet precies langs deze lijnen. Drentel niet zo rond, Nello. Ga ergens zitten.' De enige plaats in de kamer waar ze wilde zijn was naast hem. Ze keek naar de sofa, waar haar echtgenoot voorover gebogen zat, naar de beide bezette stoelen, naar de lege stoelen die of bij haar man, of bij de politiemannen stonden. En als een insekt met glanzende voelsprieten en glanzende vleugels, drentelde ze wanhopig rond, zoals Vedast het had uitgedrukt en zeeg ten slotte neer op een ander stuk van het tapijt, even dicht bij hem als toen hij haar had weggejaagd. Het insekt was teruggekeerd tot de vlam. Wexford zweeg even bij deze onderbreking, maar nam verder geen notitie van haar.

'Een juni,' zei hij tegen Vedast, 'was het de verjaardag van de man waar Dawn zeer waarschijnlijk mee zou trouwen, als u haar met rust had gelaten was ze beslist met hem getrouwd. Ze was thuis en wachtte tot hij zou komen om bij haar te lunchen. Dat wist u niet. Zou het iets hebben veranderd als u het wel had geweten? U belde haar die ochtend op en vroeg haar met u een borrel te gaan drinken.' Burden ging verzitten, zijn wenkbrauwen schoten omhoog. 'Ze was er niet erg verrukt van. Wellicht realiseerde zij zich dat een rijk man zoals u, die zich het duurste restaurant in Londen kon veroorloven zonder er zelfs iets van te merken in zijn portemonnaie, een meisje alleen meeneemt naar een kroeg voor een borrel als hij haar veracht, als hij haar niet meer waard vindt. Maar toch kleedde ze zich met zorg voor u, en trok de kleren uit die goed genoeg waren voor een gewone verloofde.

En naderhand, toen de opwinding van die afspraak tijdens lunchtijd verdween, stelde ze zichzelf - en haar huisgenote - de vraag, of ze inderdaad werd veracht, of dat de reden was waarom u slechts een stiekeme affaire met haar wilde aangaan, en haar in een huis wilde wegstoppen waarvan niemand wist dat het uw eigendom was, in plaats van haar mee te nemen naar een hotel.

In die kroeg, tussen een en drie, vroeg u haar, na een beetje met haar te hebben geflirt natuurlijk, of zij de komende maandagnacht met u wilde doorbrengen in uw nieuwe huis. Natuurlijk stemde ze toe. Ze zou dan vakantie hebben. Ze kon haar moeder gaan bezoeken en daarna naar The Pathway gaan. Dat zij en Dunsand mensen waren met gevoel is nooit in uw hoofd opgekomen, wel? U gaf even weinig om zijn gevoelens als om de hare. Dat mrs. Tate bij die gelegenheden zijn lievelingsgerechten kookte, goede wijn meebracht en mooie bloemen - om de leegte te vullen? - deed u helemaal niets. U zei tegen Dawn dat alles goed was, gewoon wat snel toe te bereiden picknicketen, dat jullie samen zouden delen. Wat voor wijn ook, de goedkoopste die er te vinden was.

Zij moest daar het eerste zijn, zei u tegen haar en u gaf haar de sleutel die mr. Dunsand aan mrs. Tate had gezonden en die mrs. Tate op haar beurt aan u had gegeven. Bent u niet verantwoordelijk hiervoor, mrs. Tate? Heeft u het allemaal aan Zeno overgelaten?'

Wexford wendde zich weer tot Zeno. 'U zou om half zeven komen. Zodra ze binnen was moest ze naar boven gaan waar ze een rode jurk zou vinden.

Die jurk had mr. Dunsand uitgespreid op het bed. In zijn huwelijk was deze jurk van mrs. Tate zijn lievelingsjurk geweest. Als zij die jurk droeg, zich samen met hem aan tafel zette, luisterde naar zijn belevenissen van die dag en hem de hare vertelde, voelde hij zich beschermd tegen het "koude daglicht", weer veilig en gelukkig verenigd met zijn vrouw. 'Dawn wist hier niets van. Er was haar niets verteld van dit alles. U vroeg haar deze jurk te dragen omdat het een jurk was uit de tijd toen u nog bij haar was, haar minnaar was, en u zei tegen haar dat de jurk oude herinneringen bij u opriep.'

Tate kwam zwaaiend overeind, hij zag er ziek uit, zijn gezicht was doodsbleek. Hij schuifelde om de sofa heen en zei tegen Vedast: 'Is dat waar? Wil je soms beweren dat daar geen kwaad in stak? Christus... Jij hebt dat gedaan en zij wist het. God, ik voel me alsof ik jullie geen van beiden ooit heb gekend, alsof ik jullie nog nooit heb gezien ...’

‘Godfrey ...' Nell strekte een smekende hand naar hem uit. 'Ik heb niets gedaan. Ik heb hem alleen maar verteld -’

‘Neem nog een borrel, Goffo,' teemde Vedast. 'Ik wil niet meer.' Tate maakte deze opmerking met een dikke tong, maar met een verbaasde stem. Hij draaide zich met een ruk om naar Wexford. 'Ga verder. Wat gebeurde er? Ik wil de rest weten. Hij...' Hij wees op Vedast alsof hij zijn naam niet wilde uitspreken. 'Hij en zij waren bij mij die avond. Zij kunnen haar niet hebben vermoord.’

‘Maar wie is de moordenaar mr. Tate, degene die het mes in zijn hand heeft, degene die roept "vooruit dan!" of degene die het slachtoffer naar de afgesproken plaats stuurt? Wie van de drie schikgodinnen is verantwoordelijk voor ons lot, zij die de draad spint, zij die de draad doorsnijdt, of zij die slechts de schaar vasthoudt?' Wexford zag aan de verbaasde wezenloze uitdrukking op Tate's gezicht dat hij er helemaal niets van begreep. 'Misschien zou mr. Dunsand het ons kunnen vertellen. Hij is ten slotte de filosoof van het gezelschap.' Hij keek Burden even aan, hij hoopte dat er geen felle reacties zouden volgen, toen zei hij: 'Natuurlijk heeft hij haar vermoord. Hij heeft het toegegeven. Hij kan niet lang blijven liegen, daar is hij de man niet naar. Uit ridderlijkheid werd hij gedwongen een paar leugens te vertellen om te voorkomen dat...' Vol minachting liet hij zijn ogen op Nell rusten, '... dat zijn beminde ex-echtgenote bij deze zaak zou worden betrokken.' Behoedzaam vervolgde Wexford: 'Ik zal u vertellen wat hij deed. Natuurlijk kwam hij opgewonden thuis, verlangend naar de avond en de nacht die vóór hem lagen. Om twintig voor zeven opende hij de voordeur met zijn eigen sleutel. Dawn voelde zich toen vermoedelijk al weinig op haar gemak. Daar waren vele redenen voor, het zeer bescheiden huisje, de weinig aantrekkelijke inrichting, de enorme collectie wetenschappelijke boeken. En dan de jurk - een jurk die haar te klein was, veel te strak zat, en haar bovendien niet stond. Natuurlijk voelde zij zich niet op haar gemak. Natuurlijk kwam ze bedeesd uit de zitkamer toen ze de sleutel in het slot hoorde knarsen, en bleef ze daar stil staan, zonder iets te zeggen.

'In plaats van Vedast zag ze een klein mannetje van middelbare leeftijd. In plaats van zijn vrouw zag Dunsand - wat? Wat zag hij, mrs. Tate?'

'Dawn Stonor,' zei ze met een zachte, boze stem. 'Oh, nee, want zij bestond niet voor hem. Hij heeft zelfs nooit geweten wie zij was. Hij zag zijn vrouw, maar toch ook weer niet, een meisje dat ongeveer even oud was als zijn vrouw, maar ze was dikker en grover, ze was nog meer opgemaakt met opzichtiger haar, maar ze droeg de jurk van zijn vrouw, de jurk waar hij haar het liefst in zag. 'Misschien kon hij zijn ogen niet geloven. Zelfs een evenwichtiger man dan Dunsand zou hebben gemeend dat hij aan hallucinaties leed toen hij zag wat daar voor hem opdoemde in de kleine hal. Voor hem was dit niet alleen een karikatuur van zijn vrouw, maar tevens een soort nachtmerrie die in zijn knappe verziekte geest leefde om hem te kwellen. Hij wilde vernietigen wat hij zag, en dat deed hij ook. Hij viel die spookachtige verschijning aan met het eerste wapen dat voor handen was, de fles wijn die zijn hallucinatie op de haltafel had laten staan.'

Vedast kwam overeind, hief zijn hoofd met een ruk omhoog, precies zoals op het festival en schudde zijn leeuwemanen achterover. 'Hoe kon ik weten dat het zo zou lopen? Geef mij nog wat van dat spul, Goffo.' Tate zei: 'Mij niet gezien. Pak jij je eigen borrel maar.’

‘Wat een humeur!' Zijn goudkleurige wenkbrauwen schoten omhoog, en hij liet zijn tanden zien, wellicht moest het een glimlach voorstellen.

'Kunt u hem niets doen?' vroeg Tate aan Wexford. 'Hij heeft haar vermoord. Hij is de echte moordenaar.’

‘Ik weet het, mr. Tate, maar nee, ik kan hem niets doen. Wat zou ik hem trouwens moeten doen? Hij is even ziekelijk gestoord als mr. Dunsand, hij lijdt aan hoogmoedswaanzin en hij leeft op zijn fantasie.'

'Dat is nonsens. Hij moet doodgeschoten worden. De strop is nog te goed voor hem.'

' "Zelfs de hemel kent geen woede als tot haat geworden liefde" ... U bent niet verplicht u met hem in te laten, mr. Tate. En ook al bent u met haar getrouwd, u hoeft het ridderlijk voorbeeld van haar eerste man niet te volgen.’

‘Dat hoef ik, verdomme, zeker niet.' Tate was volkomen nuchter nu door de schok. Hij lag op zijn knieën en gooide armen vol kleren in de rode reistas, hij greep de tas en nam een koffer in de andere hand. 'Ik houd er mee op, ik verdwijn.' Hij kwam overeind en zei tegen Vedast: 'Je bent me nog honderd pond schuldig. Die kun je naar het adres van mijn moeder sturen. Zij weet me wel te vinden.’

‘Je kunt niet weggaan,' zei Vedast en het was duidelijk dat hij nu niet langer toneelspeelde, zijn stem klonk ongerust. 'Wij zijn al acht jaar samen. Wat moet ik zonder jou?’

‘Verrekken, maar zorg wel dat zij eerst verrekt.' Tate stak zijn hand uit naar Wexford. 'Ik heb de politie dikwijls een stelletje beroerlingen genoemd,' zei hij, 'en misschien zal ik dat nog wel eens doen. Maar nu wil ik u bedanken voor de dienst die u mij heeft bewezen. U heeft me in ieder geval bij deze twee weg gekregen. Misschien stop ik nu ook wel met drinken.' En toen gebruikte hij de eerste 'mooie' zin die Wexford van hem had gehoord, maar zelfs terwijl hij nog sprak wist de inspecteur al dat het een aangeleerde toneelzin was. 'Zij hebben mij volkomen te gronde gericht.’

‘Dat geloof ik ook, mr. Tate.'

Toen hij de deur achter zich had dichtgeslagen greep Tate's vrouw Vedast bij de arm en zei: 'Opgeruimd staat netjes. Ik kan me alleen maar opgelucht voelen, en jij?' Vedast antwoordde niet. Hij liep met een nors gezicht naar de telefoon en vroeg iemand naar boven te sturen om de koffers te dragen. Nell had het begrepen en begon onmiddellijk stapels kleren in koffers en reistassen te proppen.

Wexford en Burden, die klaar stonden om op te stappen, keken hulpeloos en machteloos toe. In vijf minuten waren alle koffers gepakt. Vedast stond bij de balkondeuren, zijn gezicht was ondoorgrondelijk. Eenmaal keek hij over de leuning van het balkon naar beneden, misschien naar de vertrekkende Tate. De hotelkruier kwam binnen, en nam twee koffers in zijn handen en een derde onder zijn arm. Nell sloeg een witte mantel om haar schouders. 'Ik veronderstel dat onze aanwezigheid niet langer is vereist?’

‘U zult aanwezig moeten zijn als mr. Dunsand voor moet komen. En vóór die tijd zult u verklaringen moeten afleggen.’

‘Ik?' zei Vedast. 'Ik kan niet voor de rechtbank verschijnen. Dat zou een ontzettende knauw aan mijn reputatie geven. Waarom moest Goffo nou ook zo hals over kop vertrekken? Goffo had me er wel uit weten te redden.’

‘Nu zal ik het doen,' zei Nell innig. 'Zullen we nu gaan? Het is al bijna twaalf uur. We moeten opstappen.' Hij duwde haar van zich af. 'Ik ga weg,' zei hij. 'En ik ga alleen. Jij kunt een taxi nemen naar het station, als er ten minste een station is in dit gat.’

‘Maar we hebben de auto toch!'

Kribbig als een klein jongetje, zei hij: 'Het is mijn auto. Ik vertrek met die auto. Je moet goed begrijpen, Nello, dat ik jou niet kan gebruiken zonder Goffo. Hij zorgde voor me en toen - toen verscheen jij op het toneel.' Zijn gezicht klaarde enigszins op. 'Jij was een mooi stuk, een leuke decoratie,' zei hij.

Haar gezicht leek opeens uitgezakt. Ze trok haar lip op, haar ogen puilden uit haar hoofd en de huid om haar ogen was plotseling vol rimpels. 'Dat kun je niet menen, Zeno. Zeno, laat me niet in de steek! Ik heb je vanaf mijn twintigste jaar aanbeden. Er was voor mij nooit een andere man.’

‘Nee, liefje, dat weet ik. Je bent alleen maar met ze getrouwd.'

De hotelkruier kwam terug om de overige bagage te halen en Vedast probeerde haar handen van zijn schouders te nemen. 'Nello, doe wat ik zeg. Laat me los. Ik ga de rekening betalen en daarna vertrek ik.' Hij wendde zich tot Wexford, zijn joviale toon werd enigszins getemperd door de dingen die hij nu moest zeggen en door de aanwezigheid van de nieuwsgierige kruier. 'Ik veronderstel dat we dit alles onder ons kunnen houden?' Een van zijn lange soepele handen maakte een gebaar naar de zak van zijn spijkerbroek. 'Ik denk ...’

‘Wij gaan nu weg, mr. Vedast.’

‘Ik ga met u mee naar beneden.’

‘Zeno!' krijste Nell. 'Zeno ik hou van je!' De beide politiemannen waren vol afkeer een paar passen achteruit geweken. Nell wierp zich op Vedast. Haar mantel viel van haar schouders. Zij hing aan zijn hals, streek met haar vingers door zijn gouden haar, drukte haar lichaam tegen het zijne.

'Waar moet ik heen? Wat moet ik beginnen?' Hij worstelde met haar, trachtte haar van zich af te duwen. 'Je kunt naar Goffo's moeder gaan. Je kunt gaan waarheen je wilt, als je me maar loslaat. Laat me los! Christus, Dawn Stonor was nog beter dan jij. Laat me los!' Ze vochten als worstelaars. Nell klemde zich gillend aan hem vast. Vedast was sterk en gespierd, maar toch niet sterk genoeg. Hij schopte en sloeg van zich af, greep naar haar haren en rukte eraan. Ze vielen en rolden over de vloer te midden van de dode bloemen, de lege flessen en het omver geworpen en gebroken glas van Vedast.

'Kom, we gaan,' zei Wexford laconiek. In de gang werden deuren geopend en slaperige mensen staken hun hoofd om de hoek. Op de trap passeerden de politiemannen een stuk of vijf mensen uit de nachtdienst, die de trap op renden, geschrokken van de kreten en het gebonk op de vloer. Overal gingen lichten aan, het slapende hotel kwam tot leven.

Het was een heldere nacht, even zacht violetblauw als de nacht van het festival, maar nu was het afnemende maan. Er was geen ballade te horen, geen klaaglijke toon werd met vaste hand aan een snaarinstrument ontlokt. Wexford hoorde Vedasts stem nog steeds, maar die was nu veranderd in een snerpend, waanzinnig gekrijs, een geluid dat zijn bewonderaars niet zouden herkennen. In plaats van die vibrerende toon hoorden ze thans het gebonk van meubels die door de kamer werden gesmeten; in plaats van een melodie, Nells hysterische gesnik, en in plaats van applaus de stem van de hotelmanager die zijn gasten dringend maar zonder resultaat verzocht hun ruzie te staken. 'Misschien vermoorden ze elkaar,' zei Burden toen ze langs de gouden auto liepen.

'Misschien wel. Wat doet het ertoe?' Wexford zuchtte. 'Het zal Vedast niet meevallen voor de rechtbank. Denk je dat het gevolgen zal hebben voor zijn carrière?' Wederom werd Burden geraadpleegd als de deskundige in dergelijke kwesties. 'Dat betwijfel ik,' zei hij en startte de auto. 'Die zangers verschijnen voortdurend voor de rechtbank in verband met gebruik of bezit van drugs. Maar heb jij ooit gehoord dat de verkoop van hun platen daarna terug liep?’

‘Drugs is iets anders. Als je ze niet verkoopt benadeel je alleen jezelf met drugs. Maar de jeugd staat momenteel op de bres voor andere dingen, naastenliefde bijvoorbeeld, geweldloosheid - en bovenal wijzen zij steeds op de dringende noodzaak mensen als mensen te behandelen. Ik denk niet dat ze erg blij zullen zijn als ze ontdekken dat hun idool dit punt over het hoofd heeft gezien.’

‘Arme ouwe Dunsand. Wat zal er met hem gebeuren?’

‘Zijn carrière is gebroken, maar hij gaat niet naar de gevangenis. Jaren in een psychiatrisch ziekenhuis. Is dat te prefereren? Hij heeft een boze geest vermoord. Maar jammer genoeg weten wij dat boze geesten niet bestaan - ze zijn altijd van vlees en bloed.'

In Burdens bungalow brandde nog een enkel licht. In de zitkamer lag John te slapen in een stoel, zijn haar was verward en er stond een half leeg glas melk naast hem. Het rode lampje van de platenspeler stond nog aan. 'God, ik ben de kinderen vergeten! Ik werd zo meegesleept door alle gebeurtenissen van deze avond dat ik ze ben vergeten.' Burden boog zich teder over zijn zoon, maar de jongen bewoog zich niet. 'Hij is opgebleven om op me te wachten,' zei hij blij verrast.

Wexford glimlachte treurig. 'Arme John. Ik denk niet dat hij het Sundays-album nu voor zijn verjaardag krijgt.’

‘Beslist niet.' Burden deed een stap in de richting van de platenspeler, zijn gezicht werd rood van woede toen hij zag welke plaat op de draaischijf lag. Boos griste hij 'Droomwereld' van de schijf en hij wilde de plaat juist weggooien, toen Wexford zacht een hand op zijn arm legde. 'Nee, Mike,' zei hij. 'Niet doen. Laat dit aan John over en - en aan al die anderen. Zij zullen zijn rechters zijn.'

~~~

 

 

 


Inspecteur Wexford en de moord op het popfestival
titlepage.xhtml
Section0005.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml