‘De zetel van geloof [...] ligt niet in het
bewustzijn,
maar in spontane religieuze ervaring, die het geloof van het
individu
in direct contact met God brengt.’
CARL JUNG
7
***
Verklaringen
Hoezeer ik de werkelijkheid van het bestaan van gde’s ook begrijp, besef ik ook dat we het verschijnsel zelf en hoe zoiets kan gebeuren nog lang niet kunnen verklaren. Dat vind ik echter niet erg. Ik denk dat het goed is dat de mensheid nog een flinke hoeveelheid onverklaarbare zaken heeft. In mijn ogen zijn gde’s en andere bovennatuurlijke gebeurtenissen vergelijkbaar met iets als het noorderlicht, die etherische gloed die je bij de Noordpool kunt zien. Vergeet niet dat de precieze omstandigheden waaronder dat hallucinatoire natuurverschijnsel optreedt, pas in 2008 konden worden achterhaald. Dat wil echter niet zeggen dat mensen er vóór 2008 niet met verwondering naar keken. Het noorderlicht heeft de mens altijd al ontzag ingeboezemd ondanks, of misschien wel juist vanwege, het feit dat we het niet konden verklaren. Datzelfde geldt voor bde’s, die, hoewel er nog geen afdoende verklaring voor bestaat, ook ontzag en ongeloof oproepen bij bijna iedereen die er kennis van heeft genomen.
We hebben dus nog lang geen pasklare antwoorden voor gde’s, maar ik vind dat onvermogen eigenlijk wel goed. Omdat de wereld nu juist behoefte heeft aan een onverklaarbaar mysterie, waar we hoop uit kunnen putten. Een gde is zo’n ongelooflijk verschijnsel, dat door bijna iedereen die er serieus naar kijkt kan worden vastgesteld, maar ze zijn nog moeilijker te verklaren dan hun wat bekendere ‘neefje’: de bde.
Toch snap ik heel goed dat sommige mensen de behoefte of zelfs de noodzaak voelen om zo veel mogelijk natuurlijke en paranormale verschijnselen te verklaren. En ik heb ook helemaal geen bezwaar tegen mensen die menen dat het bovennatuurlijke louter natuurlijke verschijnselen zijn waar we nog geen verklaring voor hebben.
Gezien die behoefte om het bovennatuurlijke te kunnen verklaren, zal ik hier ingaan op de meest gebruikelijke verklaringen voor gde’s en bij elk daarvan mijn eigen interpretatie geven. Zoals ik al gezegd heb, bestaat er op dit moment geen bevredigende verklaring voor, en ik vind dat ook niet erg. Ervaringen als deze ontvouwen zich geleidelijk en onthullen wat ze onthullen. Er bestaan onderzoekers die deze openbaringen zo snel mogelijk met wetenschappelijk onderzoek zullen willen staven. Daar wens ik ze dan succes mee. Ik betoon liever wat meer geduld. Voor ik zelf harde conclusies ga trekken, laaf ik me liever nog even aan de verbijstering die deze ervaringen bij me oproepen. Op z’n tijd zullen ze me vast wel meer over zichzelf vertellen, maar intussen zal ik hieronder een paar van de waarschijnlijk meest gangbare verklaringen voor deze overweldigende gedeelde-doodervaringen toelichten.
Het empathisch systeem
De beroemde Britse natuurdocumentairemaker Richard Attenborough zei een keer het volgende tegen een journalist die hem vroeg waarom hij het bestaan van God niet kon ontkennen. ‘Als ik een termietennest openmaak en al die duizenden blinde organismen keihard bezig zie, terwijl ze het mechanisme om mij te zien ontberen, kan ik er niet omheen dat er een zintuiglijk mechanisme moet bestaan dat ik blijkbaar ontbeer, dat er iemand is die dit heeft gecreëerd en ik hem gewoon niet kan zien. Dat kun je niet buiten beschouwing laten.’
Die notie van een ontbrekend zintuiglijk mechanisme is uiterst relevant voor de studie naar gde’s. We weten allemaal dat de mens gezegend is met vijf zintuigen: zicht, gehoor, tastzin, smaak en reuk. Dat wist Aristoteles in de vierde eeuw voor Christus al, dus het is dan ook weinig verrassend dat de moderne wetenschap daar nog een paar aan heeft toegevoegd, zoals evenwichtsgevoel, pijn, het vermogen om verschillen in temperatuur te voelen en zelfs iets als richtingsgevoel. Wetenschappers hebben er nog een paar meer geïdentificeerd, zoals chemoreceptie (het vermogen van ons lichaam om een chemische verandering op te merken en daarop te reageren) en fotoreceptie (zenuwen in het oog die licht in beeld kunnen omzetten).
Bij gde’s komt nog een aantal andere zintuigen om de hoek kijken, waaronder telepathie, helderziendheid, remote viewing, astrale projectie, spontane uittreding en misschien nog wel meer, waar ik nog geen weet van heb. Zoals psycholoog Carl Jung al zei: ‘De ontmoeting tussen twee persoonlijkheden is als het samenvoegen van twee chemische stoffen: als er al een reactie optreedt, veranderen beide daardoor.’ Puur alleen al door de aard van die veranderingen bij twee mensen ten tijde van extreme stress en onder zware omstandigheden, zouden onontdekte zintuigen daar heel goed een rol bij kunnen spelen.
Ik kan hier nu niet zeggen welke zintuigen dat zouden zijn, maar ik kan wel speculeren over een aantal mogelijkheden, in de hoop dat mijn vermoedens een debat op gang zullen brengen over de mogelijkheid dat er een nog onbekende dimensie van zintuigen bestaat, dat zich op het moment van de dood, of vlak daarvoor, aan ons openbaart.
Een van de zintuigen die met verschijnselen als gde’s te maken kunnen hebben, is het empathische systeem van onze hersenen. Ik heb het dan over spiegelneuronen: hersencellen die actief worden op het moment dat je iemand iets ziet doen, zelfs als dat iets heel subtiels is. Deze neuron, aldus Barbara Wild van de Duitse universiteit van Tübingen, stelt mensen in staat ‘een vage weerspiegeling te voelen van de daadwerkelijke emoties van de ander’, waardoor we toegang krijgen tot het gevoelsleven van anderen. Spiegelneuronen zijn de reden dat blijdschap aanstekelijk kan zijn, of waarom alle inwoners van hetzelfde studentenhuis depressief kunnen worden. En zelfs waarom een klant soms korzelig wordt door de chagrijnige bankmedewerker die hem te woord staat.
Spiegelneuronen verklaren waarom geluk, overgewicht, roken, drinken en zelfs zelfmoordgedachten soms sociaal zijn en niet altijd door het individu zelf worden gestuurd. Ze geven ons inzicht in de reden waarom we omgaan of samenwerken met bepaalde mensen en hoe hun gedrag ons beïnvloedt, zelfs karaktertrekken waar we niet van nature over beschikken.
Zo zouden spiegelneuronen ook een verklaring kunnen bieden voor gde’s. Misschien vindt er via deze neuronen wel een soort gedachtenoverdracht plaats op het moment van sterven, waardoor de gedachten en gevoelens van iemand die sterft beschikbaar komen voor iemand die echt empathisch is.
Een gepensioneerde filosofiehoogleraar van in de zeventig gaf me daar een voorbeeld van. Hij zat op zijn achtste thuis op de keukenvloer van de boerderij en was daar vrolijk met zijn speelgoedvrachtwagen aan het spelen, terwijl zijn oma aan het fornuis stond te koken. De hoogleraar vertelde:
‘Mijn oma maakte een geluid en toen ik opkeek, zag ik een blik van ongemak en verwarring over haar gezicht glijden. Ze klapte plotseling voorover, als een hek dat omvalt, kaarsrecht als een stok met ongebogen knieën.
Ik zag haar dode lichaam op de grond liggen, maar ik zag op hetzelfde moment ook een veel jongere versie van haar die precies op dezelfde plek voor het fornuis stond waar ze zojuist was gevallen. Er stond nu ook een tweede gedaante naast haar, een man die ogenschijnlijk even oud was. Ze keken allebei naar me en zwaaiden en toen ze dat deden, voelde ik een intens gevoel van liefde. Ze draaiden zich op hetzelfde moment om en verdwenen door samen dwars door de keukenmuur te lopen.
Het woord “hologram” bestond destijds nog niet, maar ik bedenk nu dat dat de beste omschrijving is van wat ik toen heb ervaren. Die twee mensen leken wel een beetje op een hologram, maar ze waren tegelijkertijd levensechter dan alles wat ik daarvoor en sindsdien heb ervaren.’
Hoewel er in het onderzoek naar het empathisch zenuwstelsel nog niet gekeken is naar de mogelijkheid dat gedachten kunnen worden overgebracht, zou ik hierbij willen opperen dat zo’n onderzoek interessante uitkomsten zou kunnen opleveren. Want wat zouden die onderzoekers bijvoorbeeld kunnen ontdekken? Ze zouden erachter kunnen komen dat telepathie niets te maken heeft met het opvangen van radioachtige hersengolven, een aanname waar onderzoekers in 1882 al van uitgingen, toen Frederic W.H. Myers het woord ‘telepathie’ voor het eerst gebruikte voor het fenomeen dat gedachten op anderen kunnen worden overgebracht.
Ik stel juist voor dat onderzoekers naar iets volkomen anders kijken dan naar die hersengolftheorie. Het lijkt mij slimmer om de mogelijkheid te onderzoeken dat mensen via die spiegelneuronen bovennatuurlijk kunnen communiceren en dat die communicatie plaatsvindt via een chemische reactie in de cellen, en dus niet door het ‘opvangen’ van de een of andere hersengolf die een ander uitzendt.
De notie dat telepathische communicatie plaatsvindt in de vorm van een chemische reactie, is niet eens zo raar. De communicatie tussen onze hersencellen verloopt namelijk al via chemische reacties en de overdracht via neurotransmitters verloopt ook razendsnel. Ik denk dat op het moment dat een dierbaar iemand sterft, er wellicht eenzelfde soort chemische communicatie tussen twee mensen plaatsvindt. Als we konden aantonen dat het empathisch zenuwstelsel een rol speelt bij gde’s, zou dat voor zowel de parapsychologie als het thanatologie-onderzoek een geweldige stap vooruit zijn.
Het zou op het vlak van onderzoek naar de dood het bijna onomstotelijke bewijs kunnen leveren dat je letterlijk iemands doodervaring deelt. Als wetenschappers die onderzoek doen naar het empathisch zenuwstelsel kunnen vaststellen dat ‘acties en gevoelens in sociale groepen net zo besmettelijk kunnen zijn als een virus’, is het slechts een kwestie van tijd voor ze nog een stap verder gaan en kijken of die spiegelneuronen ook andere soorten informatie kunnen overdragen.
Printplaten van het mystieke
Een andere mogelijke verklaring voor gde’s werd voor het eerst geopperd door een vriend en collega van me, dr. Melvin Morse. Morse had in 1988 een gde toen zijn vader, die op dat moment honderden kilometers ver weg was, exact op het moment dat hij stierf aan hem verscheen. Hier volgt Morses eigen verhaal uit zijn boek Parting Visions:
‘Ik kwam op een avond in januari laat thuis van het ziekenhuis. Ik had een zware dag gehad en ik wilde eigenlijk alleen maar slapen. Ik zette mijn pieper en telefoon uit en zei tegen mijn vrouw dat ik onder geen beding gestoord wilde worden. En vervolgens ging ik naar bed.
Toen ik in de verduisterde kamer in slaap viel, verscheen mijn vader aan me in een droom. Hij stond gewoon voor me, keek me aan en zei heel duidelijk: “Melvin, check je voicemail. Ik moet je iets vertellen.”
Ik schrok wakker en beende naar de woonkamer. “Mijn vader heeft me net gezegd dat ik mijn voicemail moet afluisteren,” zei ik tegen mijn vrouw. Ik belde en kreeg te horen dat mijn moeder me dringend moest spreken. Ze wilde me vertellen dat mijn vader was overleden.’
Morse zegt zelf dat hij sinds dat moment eigenlijk niet meer twijfelt aan het feit dat onze hersenen tot telepathie in staat zijn. Hij stortte zich op het bde-onderzoek en is daar sindsdien een van de leidende onderzoekers van geworden.
Zo kwam hij met het idee dat de rechterfrontaalkwab van een menselijk brein eigenlijk ‘een printplaat van het mystieke’ is. Volgens Morse stelt dat gebied ons namelijk in staat toegang te krijgen tot de ‘bredere werkelijkheid’ van ons mystieke bewustzijn.
Hij zegt dat dit gebied op het moment dat een mystieke gebeurtenis plaatsvindt, hoogstwaarschijnlijk op de een of andere manier wordt gestimuleerd. De notie dat dat deel van de hersenen wordt geprikkeld is ook wel voor de hand liggend, omdat onze hersenen hyperactief worden tijdens het hele proces om bij bewustzijn te blijven. Bij andere gebeurtenissen (zoals een gde) ligt dat echter wat ingewikkelder, omdat je dan input van een externe bron nodig hebt. Morse ziet dat probleem niet zo. ‘Ik denk gewoon dat een deel van onze hersenen in contact staat met dingen die sommige mensen mystiek zouden noemen.’
Elke gde die in dit boek aan de orde komt, zou een voorbeeld kunnen zijn van die printplaat van het mystieke die geactiveerd wordt. De notie dat we over zo’n mystieke printplaat zouden beschikken, vind ik niet onaannemelijk. Ik denk dat deze printplaat tijdens diverse voorvallen wordt geprikkeld, bij gde’s, bde’s, uittredingen en andere religieuze ervaringen. Deze printplaat is gewoon onze wijze van communicatie met het goddelijke.
Zo zou het kunnen dat de apostel Paulus op die manier werd geprikkeld toen hij zijn visioen van de hemel kreeg, net zoals dat gold voor dr. Jonas Salk, de uitvinder van het vaccin tegen polio, die de wereld schokte toen hij opbiechtte dat hij ’s nachts laat opbleef en dan berichten van een andere dimensie doorkreeg. The New York Times drukte in november 1990 een interview met hem af, waarin Salk zei dat hij ‘in een soort trance verkeerde en de ene na de andere pagina met bijna onleesbare krabbels vol schreef.’ Zo vergaarde hij bijna twaalfduizend handgeschreven pagina’s, die hij later in drie boeken wist te verwerken: Man Unfolding, The Survival of the Wisest en Anatomy of Reality. Hetzelfde geldt overigens voor Albert Einstein, die een wakkere droom had over een lichtstraal waar hij op reed, wat later uitmondde in zijn relativiteitstheorie.
Er zijn mensen die menen dat als je het verband tussen gde’s en de fysiologie van het menselijk brein onderzoekt, dat een vorm van heiligschennis is. Diegenen zullen wellicht vinden dat we de goddelijke sluier van raadsels waarmee de dood is omgeven, proberen te doorboren en op die manier Gods werkwijze zullen blootleggen. Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb eerder de indruk dat hoe meer ik te weten kom over de raadselen van de dood, hoe meer ik op andere mysteries stuit. Met deze spannende inkijkjes toont God ons een glimp van zijn werk, maar hoe die ervaringen precies kunnen gebeuren, zal hoogstwaarschijnlijk verborgen blijven.
Daarbij wil ik nog een terzijde opmerking maken en dat is dat ik heel vaak de mogelijkheid heb gekregen dat soort glimpen van Gods werk op te vangen. Ik praat elke dag met God en hij geeft ook vaak antwoord, zowel via woorden als daden. Kort na het overlijden van mijn broer Randy zagen mijn vrouw en ik hem allebei bij ons thuis. Dat gebeurde afzonderlijk van elkaar, maar beide keren wel in de gang boven, en hij keek ons met een blije glimlach aan. Wij denken dat die glimp die we van mijn broer opvingen een geruststellend gebaar van God was en ik vond het ook helemaal niet eng om mijn overleden broer te zien. Het was na alle ellende die hij had moeten doorstaan juist een troost om hem zo gelukkig en jeugdig te zien.
Massahysterie
We spreken van massahysterie als er meer dan één persoon hysterische symptomen vertoont. Een goed voorbeeld daarvan vond in de jaren zestig plaats, toen meerdere werkneemsters van textielfabrieken beweerden dat ze ziek werden nadat ze door een meikever waren gebeten. Het Amerikaanse ministerie van Volksgezondheid onderzocht de beweringen, maar trof geen insecten of sporen van insectenbeten bij deze vrouwen aan. Toen deze conclusie bekend werd gemaakt, was er opeens geen ‘meikeverplaag’ meer. Een ander bekend voorbeeld van massahysterie stamt uit 1938, toen duizenden mensen in heel Amerika beweerden dat ze bliksemschichten hadden gezien en gifgas roken terwijl ze luisterden naar Orson Welles’ War of the Worlds. In het hoorspel was dat namelijk een teken van ufo’s die de aarde naderden. Het duurde maanden voor dit soort meldingen afnam.
Ik vermoed dat sceptici zullen pogen gde’s in verband te brengen met een of andere vorm van massahysterie. Als psychia-ter heb ik echter veel met hysterie te maken gehad en ik kan je verzekeren dat de mensen met wie ik over gde’s heb gesproken geen enkel teken van hysterie vertoonden, hoewel de omstandigheden aan iemands sterfbed zich gemakkelijk zouden lenen voor enigerlei vorm van hysterie.
Zo was er een jonge vrouw die me vertelde over een gebeurtenis die ze op haar vijftiende had meegemaakt. Haar oma lag in haar slaapkamer in het ouderlijk huis in Montreal op sterven. De jonge vrouw – ik noem haar maar even Joyce – zat in de woonkamer televisie te kijken toen haar oma de kamer in kwam en zei: ‘Kom eens. Vandaag wordt een belangrijke dag en ik wil je iets laten zien.’ Ze leidde Joyce naar haar slaapkamer, waar haar ouders zaten. ‘Mijn ouders waren verbaasd me daar te zien, omdat ik ze had gezegd dat ik bang was voor de kamer waar oma op sterven lag. Ze waren echter helemaal verbaasd toen ze hoorden dat mijn oma me zelf was komen halen, want de oude vrouw lag daar gewoon in haar bed, of althans, haar lichaam lag daar. Ze zeiden dat ze de kamer echt niet had verlaten.’
Joyce vertelde me dat ze zag dat haar oma terugkeerde in haar lichaam en zei daar op dat moment ook iets over tegen haar ouders. Een paar uur later stierf Joyce’ grootmoeder en het meisje zei toen ook hardop dat ze zag dat oma’s ziel haar stoffelijke lichaam verliet.
Stel je dat eens voor. Daar zaten die twee volwassenen dan, bekaf doordat ze al zo lang aan het sterfbed van de mater familias zaten. En wat gebeurt er dan? Hun jongste dochter komt opeens de kamer in en zegt dat oma in een andere kamer aan haar is verschenen en haar meenam naar haar lichaam, dat al die tijd daar in bed had gelegen. Dat jonge meisje vertelt vervolgens ook nog eens dat ze ziet hoe de ziel van haar oma dat lichaam verlaat op het moment dat ze sterft.
Dit soort voorvallen spelen mensen die beweren dat het hier om massahysterie gaat, perfect in de kaart. Toch zagen die ouders hun eigen moeder niet zoals hun dochter haar grootmoeder zag. Zij ervoeren niet dezelfde ‘symptomen’ als hun dochter en zagen de ziel van de oude vrouw niet.
Wat ik hiermee wil zeggen, is dat aanwezig zijn bij iemands sterfbed wel degelijk tot hysterie kan leiden, omdat het simpele feit dat je in de nabijheid van iemands stervensproces bent, een heleboel spanning oplevert. Bovendien is er in zo’n ruimte meestal sprake van een aanzienlijke hoeveelheid wensen en/of gebeden. Toch durf ik hier stellig te zeggen dat ik maar zelden van een gde heb gehoord die ook maar in de verste verte op massahysterie leek.
Er speelt bovendien nog iets anders, en dat is dat veel gde’s spontaan gebeuren en niet het gevolg zijn van een langdurig wachten aan iemands sterfbed. Dat ze spontaan optreden – en ook los van dat sterfbed – maakt het moeilijk om ze met massahysterie te verklaren.
In dit boek komen diverse voorbeelden van dit soort spontane gde’s voor, maar ik zal er hier nog eentje van een verpleegster uit New York weergeven. Een van haar patiënten in het ziekenhuis heette Rose. Ze leed aan eierstokkanker en was doodziek. De verpleegster kon het goed met Rose vinden, maar afgezien van het feit dat ze haar aan een oudtante deed denken, kon je nu ook niet direct zeggen dat de verpleegster en deze vrouw een bijzondere band hadden.
Op een ochtend zag de verpleegster dat er aan het eind van de lange gang op de afdeling wat tumult was. Ze snelde ernaartoe om te kijken of ze iets kon doen, maar toen ze naar het groepje verpleegsters liep, kwam Rose haar al tegemoet. De verpleegster dacht dat de oude vrouw de gang op was gekomen, misschien wel omdat ze zich zorgen maakte over de opschudding verderop in de gang. Toen Rose echter wat dichterbij kwam, zag ze dat ze een ‘bovennatuurlijke glimlach’ op haar gezicht had.
‘Ik was best verbaasd dat ze zo blij keek, zeker met het oog op haar fysieke gesteldheid,’ zei de verpleegster. ‘Ik was als aan de grond genageld en wilde iets tegen haar zeggen, maar zij was me net voor. “Ik hou van je. Bedankt. Dankjewel. Ik moet er nu vandoor.”’
De verpleegster liep door naar het einde van de gang en trof haar collega’s daar aan bij het dode lichaam van Rose, dat op de grond voor haar bed lag.
Aangezien de oude vrouw plotseling was overleden, zonder dat de verpleegster dat wist, kun je niet zeggen dat er sprake was van massahysterie of een soort wens die in vervulling ging.
Dat gde’s een vorm van sociale besmetting zouden zijn, of het gevolg van de emotionele impact van alle spanning, zoals sommige mensen beweren, gaat volgens mij niet op. Ik heb heel wat uren doorgebracht bij mensen die op sterven lagen en nog veel vaker mensen gesproken die zulke ongelooflijke voorvallen zelf hebben meegemaakt, en ik kan je als psychiater verzekeren dat chaos en hysterie niet van toepassing zijn op een stervensproces. Ik kan je tevens zeggen dat de mensen die me hun verhaal vertellen geen hysterische mensen zijn en niet aan een of ander waanbeeld lijden. Het zijn juist doodnormale mensen die iets abnormaals hebben ervaren.
Wellicht onverklaarbaar
Wetenschappers die een bepaald verschijnsel graag willen verklaren, lijken wel een beetje op kinderen tijdens een lange reis. In plaats van uit het raampje te kijken en te genieten van de reis zelf, maken ze zich alleen maar druk over wanneer ze hun eindbestemming zullen bereiken. De kinderlijke vraag ‘zijn we er al bijna?’ wordt vervangen door ‘heb je er al een verklaring voor?’ Nee, luidt het antwoord. Nee, we weten nog niet wat er gebeurt wanneer we sterven, maar we komen er wel steeds dichterbij. Het onderzoek naar bde’s heeft ons dichter bij een antwoord gebracht dan enig ander wetenschappelijk onderzoek in het verleden. Het onderzoek naar gde’s zal ons daar nu nog dichterbij brengen, want dat zijn immers ervaringen van mensen die niet ziek zijn of in een levensbedreigende situatie verkeren. Je kunt dus niet zeggen dat hun ervaring het gevolg is van een verhoogd kooldioxidegehalte, een te hoog medicijngebruik of zelfs angst voor de dood. Het feit dat iemand die een gedeelde-doodervaring meemaakt gedurende het hele voorval lucide is, maakt hun getuigenis voor sceptische onderzoekers alleen maar waardevoller. Bovendien zorgt het feit dat er vaak meer dan één ervaringsdeskundige is die het overleeft en het kan navertellen, dat onderzoekers bde’s kunnen vergelijken met gde’s om te kijken of er sprake is van overeenkomsten. Bij sommige casestudy’s in dit boek is dat al gebeurd en de resultaten zijn griezelig eenduidig. Naarmate er meer casestudy’s kunnen worden vergeleken, zullen onderzoekers daarbij een nog betere methodiek kunnen toepassen.
In plaats van een verklaring te vinden voor hoe een zo ingrijpend verschijnsel als een gde plaatsvindt, kijk ik meestal liever naar het gevoel van verbazing en rust op het gezicht van de persoon wanneer die aan me vertelt hoe het was om samen met zijn of haar dierbare in zo’n hemelse omgeving te verkeren. Op dat moment, als ik iemands gezicht zie stralen van geluk, sta ik mezelf toe even niet te denken aan mogelijke verklaringen voor zo’n voorval en accepteer gewoon dat het wonderbaarlijke ervaringen zijn. Kortom, dan laat ik mijn kritische, wetenschappelijke instelling even achterwege en hou op met vragen ‘zijn we er al bijna?’ en geniet gewoon van de beelden die de mensen die me hun relaas toevertrouwen vertellen. Zij zijn immers degenen die echt weten wanneer we er zullen zijn en wat we dan zullen zien. En afgaande op wat ik tot nu toe heb gehoord, is het daar echt prachtig.
Ik heb bijna vijftig jaar lang gewerkt aan baanbrekend onderzoek naar bde’s. Ik heb duizenden mensen gesproken die me hun zeer persoonlijke verhaal over hun reis naar een andere wereld hebben toevertrouwd. Bijna elk aspect van deze doodervaringen vervult me met verwondering, van de bizarre manier waarop mensen soms bijna sterven, tot de reis die ze naar een tunnel voert waar ze overleden familieleden aantreffen en hun hele leven gedetailleerd aan zich voorbij zien gaan.
Elke gedeelde- en bijna-doodervaring is weer anders, maar ze vertonen ook een paar overeenkomsten. Als de persoon die zoiets heeft ervaren eenmaal weer in zijn normale doen is, zijn ze er bijna altijd van overtuigd dat het lichaam waarin we leven slechts een stoffelijk omhulsel is en onze ziel eeuwig. ‘Ik weet nu dat we eeuwig blijven leven,’ is iets wat ik vaak hoor. Of: ‘Nu ben ik niet meer bang voor de dood, want het is gewoon een ander bewustzijnsniveau.’
Ik heb inmiddels echt talloze van dit soort opmerkingen gehoord en ik denk dat die mensen van geluk mogen spreken dat ze een korte, maar veelbetekenende reis naar het hiernamaals hebben mogen afleggen. De waarheid zit in die reizen. Hoewel er altijd wel iets zal zijn wat een wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van leven na de dood in de weg staat, ligt de waarheid over dit onderwerp misschien wel gewoon bij degenen die het hebben ervaren. Ik heb duizenden mensen horen vertellen over ‘gene zijde’ en ik kan je zeggen dat ik hen geloof en dat ik weet dat voor de meesten van hen geldt dat ze geen enkele twijfel meer koesteren dat er een andere wereld op hen wacht.
‘Alsof ik zweef’
Gedeelde-doodervaringen gaan vaak gepaard met gevoelens van bevrijding, hoop, genade en een zogenoemde transformatie. Als je die elementen koppelt aan de bovennatuurlijke elementen van naar een hemelse dimensie kunnen gaan, nadat een dierbare van je is overleden, heb je iets wat een invoelend mens onmogelijk kan ontkennen.
Ik wil je ten slotte nog een verhaal meegeven dat mijns inziens heel goed laat zien hoe heftig een gde kan zijn en dat illustreert waarom ik denk dat het ons een soort venster op het hiernamaals biedt. Dit relaas werd me verteld door iemand die ik hier June zal noemen, en ze begon haar verhaal door me te vertellen hoe intens gemeen haar vader vroeger was geweest.
‘Dat is echt waar,’ zei ze. ‘Hoewel hij nooit iets gemeens tegen me heeft gezegd of me vuil heeft aangekeken, voelde hij zo veel haat voor iedereen in ons dorp dat men ervan uitging dat hij gek was.’
Raar genoeg was hij voor zijn gezin echter aardig en soms zelfs teder. June’s vader kon in het openbaar of als iemand het waagde naar zijn huis te komen, heel onbeleefd en afstandelijk zijn. June vertelde me dat de paar mensen die überhaupt bij hen durfden aan te kloppen, dan onthaald werden door een ijsberende man, terwijl haar arme moeder alleen maar met opeengeklemde handen lijdzaam kon toekijken, hopend dat haar man niet over de rooie zou gaan.
Vernedering beheerste hun leven. June zei dat ze andere kinderen vaak over ‘die gemene, oude yankee op Oak Street’ hoorde praten. Haar moeder had vanwege het wispelturige gedrag van haar man ook grote moeite om nieuwe vriendschappen te sluiten en te behouden. Toen June tien jaar was, kreeg haar moeder een hartaanval die haar fataal werd, een dood die ze zelf toeschreef aan de stress die haar vaders ‘haat voor de mensheid’ had opgeroepen.
Toen June achtendertig was, kreeg haar vader te horen dat hij aan alvleesklierkanker leed en niet lang meer te leven had. June zei dat die diagnose raar genoeg als een zegening aanvoelde. En dan zal ik haar nu verder zelf aan het woord laten.
‘Dit klinkt allemaal misschien heel tragisch, maar dat was het niet. Door de dood van mijn vader wist ik namelijk zonder enig voorbehoud dat er een hiernamaals bestaat, omdat ik mijn vader pal voor mijn ogen in een liefdevolle, tedere man zag veranderen.
Het begon twee maanden voor zijn dood. Ik zat buiten op de veranda en hij kwam met een zorgelijke blik naar me toe. Hij zei: “June, ik kan het onmogelijk bijleggen met al die mensen die ik met de jaren heb gekwetst. Maar Brit [June’s moeder] is gisteravond aan me verschenen en ze zei dat ze me weldra komt halen en dat ik voor die tijd om vergiffenis moet vragen.”’
June vertelde me dat haar vader nooit in geesten of het hiernamaals had geloofd, maar door deze omslag was ze ervan overtuigd dat er bij hem een ingrijpende verandering was opgetreden. Ze bleven nog een hele tijd buiten zitten praten over het visioen van zijn vrouw dat aan hem was verschenen en wat hij zou kunnen doen om gehoor te geven aan haar verzoek. Ze besloten dat hij samen met zijn dochter langs de deuren zou gaan en zijn excuses zou aanbieden aan iedereen die hij voor het hoofd had gestoten. De volgende dag gingen ze meteen op pad en de daaropvolgende drie weken toog June samen met haar vader langs iedereen die hij had beledigd. Veel mensen keken hem verbijsterd aan en dan zei June’s vader dat hij weldra zou sterven en dat hij oprecht zijn excuses wilde aanbieden. Sommige mensen gingen daar uitvoerig op in, anderen aanvaardden die gewoon en lieten het daarbij. Na drie weken had June’s vader zijn doel bereikt. Hij was moe en klaar om te sterven.
En toen, zo vertelde June, ervoer ze iets wat haar hele leven veranderde.
‘Op de dag dat hij stierf, was hij vredig en kalm. Hij vroeg om wat water, maar afgezien daarvan zaten we alleen maar compleet gebiologeerd te luisteren naar prachtige muziek die rechtstreeks uit de hemel leek te komen. “Hoor je die muziek ook?” vroeg mijn vader me. “Zoiets heb ik nog nooit gehoord.” Nee, dat had ik ook niet.
Hij ging op de bank liggen en leek al bijna weg te zijn. Ik was stomverbaasd toen hij als een soort geesteslichaam plotseling rechtop ging zitten. Die verschijning straalde helemaal van blijdschap. Ik hoorde hem iemand begroeten en zag dat mijn moeder en mijn tante voor hem stonden. Ik kan echt niet omschrijven hoe het was om die drie mensen zo als geesten voor me te zien. Wat ik er wel over kan zeggen, is dat het echt geesten waren en dat mijn moeder me zielsgelukkig aankeek. En toen was het voorbij. De geesteslichamen vervaagden en ik zat daar weer in mijn eentje naast het lichaam van mijn vader.’
June sloot af met de volgende woorden: ‘U kunt zich vast wel voorstellen dat ik sindsdien nooit meer de oude ben geweest. Ik voelde tegelijkertijd een band met mijn moeder, mijn tante, mijn vader en ook met God. Vanaf die dag voelt het alsof ik zweef.’
Ik was verbijsterd door June’s verhaal, net als dat ik dat door zoveel andere verhalen ben geweest. Zelfs na al die jaren vraag ik me nog steeds af: als dat niet bewijst dat er inderdaad leven na de dood is, wat dan wel?