-4-

De felle middagzon verbleekte de gebouwen van het blok aan K Street. Het licht schitterde op de spiegelglazen ruiten van de kantoorgebouwen. Nicholas Bryson stond aan de overkant van de straat en keek aandachtig naar 1324 K Street, een gebouw dat hem ooit erg vertrouwd en tegelijk erg vreemd was geweest. De zweetdruppels liepen over zijn gezicht en maakten zijn witte overhemd nat. Hij stond voor het raam van een leegstaand kantoor en hield een kleine verrekijker discreet voor zijn gezicht, verborgen achter zijn hand. De makelaar die hem de sleutels van het te huur staande kantoor had gegeven, zou het wel vreemd hebben gevonden dat die internationale zakenman een paar minuten alleen wilde zijn in wat misschien zijn kantoor werd; omdat hij het wilde ondergaan, de feng shui en dat soort dingen. Die makelaar zou Bryson wel voor een van die overgevoelige new age-zakenlieden hebben aangezien, maar in ieder geval had hij hem een tijdje alleen gelaten.

Brysons hart bonsde, zijn slapen trilden. Er was niets geruststellends of verwelkomends aan het moderne kantoorgebouw dat als hoofdkwartier van zijn werkgever fungeerde, het gebouw dat zo lang zijn thuisbasis was geweest, een toevluchtsoord waarnaar hij telkens was teruggekeerd, een eiland van continuïteit en zekerheid in zijn uiterst veranderlijke, gewelddadige wereld. Hij stond daar minstens een kwartier vanuit het donkere, lege kantoor te kijken, totdat er op de deur werd geklopt. De makelaar was terug en wilde het vonnis horen.

Het was meteen duidelijk dat 1324 K Street veranderd was, al was dat heel subtiel gebeurd. De plaquettes op de voorgevel van het gebouw, met de namen van de firma's, waren door andere vervangen, al klonken die namen even banaal als de vorige. Harry Dunne had hem verteld dat het hoofdkantoor aan K Street verlaten was, maar Bryson wilde dat niet zomaar van hem aannemen. Het Directoraat was er goed in om zich in het volle zicht verborgen te houden. 'Naaktheid is de beste vermomming,' zei Waller altijd.

Nou, was het inderdaad weg? THE AMERICAN TEXTILE MANUFACTURERS BOARD en THE UNITED STATES GRAINS PRODUCERS BOARD klonken net zo plausibel als de denkbeeldige organisaties waarvan de creatieve camouflagekunstenaars binnen het Directoraat plaquettes hadden aangebracht, maar waarom zouden ze de namen hebben veranderd? Er was trouwens nog meer veranderd op 1324 K Street. In dat kwartier waarin hij discreet had staan kijken, had Bryson een ongewoon groot aantal mensen door de voordeur zien gaan. In ieder geval waren het er veel te veel om werknemers van het Directoraat of reparateurs te zijn. Er gebeurde daar dus iets anders.

Misschien had Dunne toch gelijk. Maar er gingen allerlei waarschuwingssignalen door zijn hoofd. Neem nooit iets voetstoots aan; trek alles wat je hoort in twijfel. Ook een van Ted Wallers uitspraken. Het gold trouwens ook voor uitspraken van Waller zelf en Dunne en ieder ander in het vak.

Hij had zich urenlang afgevraagd hoe hij in het gebouw kon komen zonder argwaan te wekken bij de mensen die daar werkten. Hij benaderde dat probleem als het zoveelste veldwerkprobleem dat moest worden opgelost. In zijn gedachten had hij tientallen ingenieuze trucs uitgewerkt, maar die brachten allemaal de nodige risico's met zich mee, terwijl de kans op succes daar lang niet tegenop woog. Toen herinnerde hij zich een van Wallers - verdomme, Gennadi Rosovki's - gezegden: in geval van twijfel ga je door de voordeur naar binnen. Het zou de beste en effectiefste tactiek zijn als hij openlijk en brutaal het gebouw binnenging.

Toch moest er een element van list en bedrog in het plan zitten; dat zou altijd zo blijven. Hij bedankte de makelaar, zei tegen hem dat hij geïnteresseerd was en vroeg hem een huurcontract op te stellen. Hij gaf een van zijn valse kaartjes en zei toen tegen de man dat hij meteen naar een andere afspraak moest. Toen hij naar de ingang van het gebouw liep, waren zijn zintuigen gespitst op eventuele plotselinge bewegingen, eventuele veranderingen in het voetgangersverkeer, in de kleuren op straat; alles wat een signaal van gevaar zou kunnen zijn.

Waar was Ted Waller?

Waar was de waarheid? Waar was het gezond verstand?

De herrie van het verkeer zwol aan, een allesoverheersende kakofonie. 'Voor jou is het de enige manier om achter de waarheid te komen.'

'De waarheid waarover?'

'Om te beginnen de waarheid over jezelf.'

Maar waar was de waarheid? Waar waren de leugens?

'Jij gelooft dat je een miskende held bent. Je gelooft dat je vijftien jaar in dienst van je land bent geweest, dat je voor een ultraclandestiene dienst werkte die het Directoraat werd genoemd.'

Hou op! Dit is waanzin!

Elena? Jij ook? Elena, de liefde van mijn leven en nu even abrupt uit mijn leven verdwenen als dat je er ooit in was verschenen?

'Je gelooft dat je vijftien jaar in dienst van je land bent geweest.'

Het bloed dat ik heb vergoten, die gruwelijke angst, die talloze keren dat ik bijna mijn leven verloor, de keren dat ik anderen van het leven beroofde?

'We hebben het over het grootste spionagegambiet uit de hele twintigste eeuw. Het was allemaal een geweldige list, begrijp je?'

'Je bedoelt dat mijn hele leven een... gigantisch bedrog is!'

'Als het je een beter gevoel geeft: je was niet de enige. Er waren nog tientallen anderen. Alleen was jij hun spectaculairste succes.'

Waanzin!

'Jij bent de enige die weet hoe ze ruiken.'

Iemand botste tegen hem op en Bryson dook meteen in elkaar, zijn handen vlak en stijf tegen zijn zij, klaar om in de aanval te gaan. Het was geen professional, maar een lange, atletisch gebouwde manager met een gymtas en een squashracket. De man keek Bryson met een mengeling van woede en angst aan. Bryson verontschuldigde zich; de manager keek nog eens kwaad en liep toen door: snel, nerveus.

Zie het onder ogen, zie het verleden onder ogen, de waarheid!

Zie Ted Waller onder ogen, die helemaal niet Ted Waller is! Dat wist Bryson inmiddels wel. Hij had nog steeds zijn eigen bronnen uit de oude KGB, de oude GRO, mannen die met pensioen waren gegaan of nu ander werk deden in de door geld beheerste wereld van na de Koude Oorlog. Er waren inlichtingen ingewonnen, dossiers bekeken, gegevens bevestigd. Er waren telefoongesprekken gevoerd, valse namen gebruikt, onbeduidend klinkende maar in werkelijkheid veelbetekenende frasen gebruikt. Mannen waren benaderd, mannen die Bryson in een eerder leven had gekend, een leven waarvan hij zeker was geweest dat hij het achter zich had gelaten: een diamanthandelaar in Antwerpen, een advocaat en zakenman in Kopenhagen, een erg goed betaalde internationale 'consultant' en 'fixer' in Moskou. Vroeger waren dat allemaal erg belangrijke bronnen geweest, voormalige GRO-Officieren die waren geëmigreerd en de spionagewereld achter zich hadden gelaten, zoals Bryson dat ook had gedaan. Al die mannen bewaarden gegevens in kluizen, gegevens die versleuteld op magnetische banden waren opgeslagen of die ze gewoon in hun formidabele geheugen hadden zitten. Al die mannen waren verbaasd geweest, sommigen geschrokken of zelfs bang, toen ze werden benaderd door een man die in hun vroegere vak tot een legende was uitgegroeid, een man die hun vroeger royaal voor hun informatie, hun hulp had betaald. Langs verschillende lijnen werden inlichtingen ingewonnen, en het resultaat was in alle gevallen hetzelfde.

Gennadi Rosovski en Edmund Waller waren een en dezelfde persoon. Daarover was geen twijfel mogelijk.

Ted Waller - Brysons vertrouweling en opdrachtgever, de getuige bij zijn huwelijk - was inderdaad een agent van de GRO. Opnieuw bleek de CIA-man, Harry Dunne, gelijk te hebben. Waanzin!

-

Toen hij in de buitenste hal kwam, zag hij dat het toetsenbordje waarop hij vroeger een steeds veranderende code had ingetoetst, was weggehaald. Op de plaats daarvan hing achter glas een lijst van de advocatenkantoren en lobby-organisaties die kantoorruimte in het gebouw hadden. Onder de naam van elke firma stond een lijst van de voornaamste functionarissen met de nummers van hun kamers. Het verbaasde hem dat de voordeur openging zonder dat hij zich bekend hoefde te maken en dat die deur helemaal niet op slot zat. Iedereen kon in- en uitlopen.

Voorbij de glazen deuren, die nu van gewoon vensterglas bleken te zijn en niet kogelvrij, bleek de binnenhal niet erg veranderd te zijn. Het was nog steeds een normale receptieruimte met een bewaker/receptionist achter een hoge, halvemaanvormige marmeren balie. Een jonge zwarte man in een zwarte blazer met rode stropdas keek met weinig belangstelling naar hem op.

'Ik heb een afspraak met...' Hij aarzelde een fractie van een seconde en herinnerde zich toen een naam uit de lijst in de andere hal. 'Met John Oakes van de American Textiles Manufacturers Board. Ik ben Bill Thatcher en ik maak deel uit van de staf van Afgevaardigde Vaughan.' Bryson sprak met een licht Texaans accent. Afgevaardigde Vaughan was een belangrijk Congreslid uit Texas, iemand wiens meningen, en voorzitterschappen van commissies, ongetwijfeld van grote betekenis waren voor de textielindustrie.

De gebruikelijke procedure werd afgewerkt. De directeur van de lobby-organisatie werd door de bewaking gebeld. Zijn naaste medewerker wist niets van een bezoek van Afgevaardigde Vaughans politiek adviseur, maar zou zo'n belangrijke persoon met alle genoegen ontvangen. Een energieke jonge vrouw met een strak blond kapsel kwam naar beneden en leidde Bryson naar de lift. Intussen verontschuldigde ze zich voor het misverstand.

Ze stapten op de tweede verdieping uit en werden meteen bij de lift opgewacht door een blonde man wiens haar er een beetje 'verjongd' uitzag. Hij droeg een duur pak en zag er net een beetje te glad uit. De heer Oakes kwam met uitgestoken armen op Bryson af. 'We zijn dankbaar voor afgevaardigde Vaughans ondersteuning!' riep de lobbyist uit, en hij schudde Brysons hand met allebei zijn handen. Op vertrouwelijke toon voegde hij eraan toe: 'Ik weet dat afgevaardigde Vaughan het belangrijk vindt dat Amerika sterk blijft, en vrij van goedkope, veel te laag geprijsde importproducten. Ik bedoel, Mauretanisch textiel: daar is dit land niet groot mee geworden! Ik weet dat de afgevaardigde dat inziet.'

'Afgevaardigde Vaughan zou graag iets meer willen weten over de wet op de internationale arbeidsnormen die uw steun heeft,' zei Bryson. Hij keek om zich heen terwijl ze door de gang liepen die hem vroeger zo vertrouwd was geweest. Er was niemand van het oude personeel te zien, Chris Edgecomb niet en ook geen van de anderen die Bryson alleen van gezicht kende. Nergens zag hij de communicatie-workstations of -modules, de satellietmonitoren. Niets was hetzelfde, ook het kantoormeubilair niet. Zelfs de indeling van de verdieping was veranderd, alsof de hele verdieping was leeggehaald en vervolgens weer opgebouwd. De oude opslagruimte voor kleine vuurwapens was verdwenen, vervangen door een vergaderkamer met rookglazen wanden en een duur uitziende mahoniehouten tafel met dito stoelen.

De te goed geklede lobbyist leidde Bryson naar zijn hoekkantoor en nodigde hem uit te gaan zitten. 'We weten dat de afgevaardigde volgend jaar een herverkiezing heeft,' zei de man op vertrouwelijke toon, 'en we achten het van vitaal belang om onze steun aan Congresleden te geven die inzien dat het belangrijk is de Amerikaanse economie sterk te houden.'

Bryson knikte peinzend en keek om zich heen. Dit was het kantoor dat vroeger van Ted Waller was geweest. Als hij ook nog maar een klein beetje twijfel had, was die nu weggenomen. Dit was geen dekmantelorganisatie, geen cover.

Het Directoraat was verdwenen. Er was geen spoor van Ted Waller, de enige die Harry Dunnes verhaal over de waarheid achter het Directoraat zou kunnen bevestigen - of ontkennen.

Wie liegt er? Wie spreekt de waarheid?

Hoe kon hij zijn vroegere werkgevers bereiken als ze zo grondig van de aardbodem verdwenen waren dat het leek of ze nooit hadden bestaan?

Bryson was tegen een muur gelopen.

-

Twintig minuten later was Bryson in de parkeergarage terug waar hij zijn huurauto had achtergelaten. Hij voerde alle controles uit die ooit een tweede natuur voor hem waren geweest. Het minuscule drukgevoelige draadje dat hij langs de deurgreep aan de bestuurderskant op zijn plaats had gedrukt, was er nog, evenals het draadje op de deurgreep aan de passagierskant. Iemand die had geprobeerd het slot te forceren of op een andere manier in de auto te komen, zou zo'n draadje hebben verplaatst zonder het te merken. Hij knielde vlug neer en keek onder de auto om zich ervan te vergewissen dat daar niets was aangebracht. Hij had niets gemerkt van pogingen om hem naar K Street of in de parkeergarage te volgen, maar hij moest extra maatregelen nemen. Toen hij de auto startte, had hij weer die oude vertrouwde knoop in zijn maag, die samentrekking van spanning die hij een aantal jaren niet had gevoeld. Het moment van de waarheid ging voorbij zonder dat er iets gebeurde. Er was geen bom die door het contactsleuteltje tot ontploffing werd gebracht.

Hij reed door een aantal verdiepingen naar de uitgang van de garage, waar hij zijn kaartje met magnetische strip in de gleuf stak om de slagboom omhoog te laten gaan. Het kaartje sprong er weer uit: afgewezen. Verdomme, mompelde hij in zichzelf. Het was bijna grappig - bijna, maar niet helemaal - dat hij ondanks al zijn voorzorgsmaatregelen werd opgehouden door een simpel mechanisch defect. Hij stak het kaartje er weer in; de slagboom kwam niet omhoog. De beheerder van de garage kwam met een verveeld gezicht zijn hokje uitgelopen. Hij liep naar Brysons open raam toe en zei: 'Laat mij het eens proberen, meneer.' De beheerder stak het kaartje in het apparaat, maar het werd opnieuw afgewezen. Hij keek naar het blauwe papieren kaartje, knikte alsof hij het plotseling begreep en kwam naar het autoraam terug.

'Meneer, is dit het kaartje dat u hebt gekregen toen u binnenkwam?' vroeg de beheerder, terwijl hij het aan Bryson teruggaf.

'Wat bedoelt u?' zei Bryson geërgerd. Vroeg de beheerder zich soms af of dit wel Brysons auto was, of Bryson misschien de auto van iemand anders probeerde mee te nemen? Hij draaide zich naar de beheerder om, en meteen viel hem iets op, iets aan de handen van de man.

'Nee, meneer, u begrijpt me verkeerd,' zei de beheerder, die zich naar het open raam toe boog. Plotseling voelde Bryson het koude harde staal van een pistoolloop op zijn linkerslaap. De beheerder hield een pistool van klein kaliber, met korte loop, tegen Brysons slaap! Het was krankzinnig! 'Ik zeg, menéér, dat ik wil dat u beide handen op het stuur houdt,' zei de beheerder met een diepe, kalme stem. 'Ik wil dit ding liever niet gebruiken.'

Jezus christus!

Dat was het! Die handen, die gemanicuurde nagels: het waren de zachte, goed verzorgde handen van een man die erg veel zorg aan zijn uiterlijk besteedde, een man die zich in exclusieve, welgestelde kringen bewoog en daarbij moest horen: niet de handen van de beheerder van een parkeergarage. Maar dat besef was net iets te laat gekomen! De beheerder maakte abrupt de achterdeur van de auto open, sprong op de achterbank en hield het pistool weer tegen Brysons slaap.

'Laten we gaan! Rijden!' schreeuwde de nepbeheerder, en op dat moment ging de slagboom omhoog. 'Haal die handen niet van het stuur weg. Ik zou niet graag per ongeluk de trekker overhalen. We gaan een eindje rijden, jij en ik. Wat frisse lucht happen.'

Bryson, die zijn wapen in het handschoenenvakje had liggen, kon niets anders doen dan de garage verlaten en op instructie van de nepbeheerder K Street inrijden. Toen de auto in het verkeer kwam, voelde Bryson dat de pistoolloop in de huid van zijn linkerslaap drukte. Intussen hoorde hij de man achter hem heel rustig en ongedwongen praten.

'Je wist dat deze dag zou komen, nietwaar?' zei de professional. 'De kans is groot dat het ons allemaal een keer overkomt. Je gaat een stap te ver. Je gaat naar voren terwijl je naar achteren had moeten gaan. Je steekt je neus in iets wat je niet meer aangaat.'

'Zou je me willen vertellen waar we heen gaan?' zei Bryson. Hij probeerde op luchtige toon te spreken, maar zijn hart bonkte en hij dacht koortsachtig na. Nonchalant voegde hij eraan toe: 'Vind je het erg als ik het nieuws aanzet...' Hij stak achteloos zijn rechterhand naar de radioknop uit, maar meteen sloeg de loop van het pistool hard tegen zijn hoofd en schreeuwde de man: 'Verdómme, leg je handen weer op het stuur!'

'Jezus!' riep Bryson uit, terwijl de pijn zich door zijn hoofd verspreidde. 'Kijk nou uit!'

De moordenaar had geen idee dat Brysons Glock tegen de onderkant van zijn rug lag, in de holster die hij daar droeg. Maar hij was niet van plan risico's te nemen.

Maar hoe kreeg Bryson het ding dan te pakken? De moordenaar - want hij was een professionele moordenaar, wist Bryson, of hij nu op de loonlijst van het Directoraat stond of freelance opereerde -wilde dat Bryson zijn handen de hele tijd in het zicht hield. Nu moest hij instructies opvolgen en wachten tot de man een ogenblik werd afgeleid. De man vertoonde alle kenmerken van een huurmoordenaar; het goed uitgewerkte plan van actie, de snelle en efficiënte bewegingen, zelfs de soepele manier van spreken.

'Laten we zeggen dat we naar een plek buiten de stad gaan, ergens waar een paar kerels vrijelijk kunnen praten.' Maar praten, besefte Bryson grimmig, was wel het laatste dat de man van plan was. 'Een paar kerels in hetzelfde vak die toevallig aan verschillende kanten van een pistool staan. Dat is alles. Het is niets persoonlijks, dat zul je wel begrijpen. Strikt zakelijk. Het ene moment kijk je door het vizier, het volgende moment kijk je in de loop. Zulke dingen gebeuren. Het rad draait altijd rond. Ik begrijp dat je in jouw tijd erg goed bent geweest, dus je zult dit wel als een man kunnen accepteren.'

Bryson, die nadacht over wat hij kon doen, zei niets terug. Hij had al talloze malen eerder in ongeveer dezelfde omstandigheden verkeerd, zij het nooit aan de andere kant van een pistool, tenminste niet sinds het begin van zijn training. Hij wist hoe de man op de achterbank nu dacht, hoe het stroomschema in elkaar zat: indien A, dan B... Een plotselinge beweging van Brysons kant, een instructie die hij negeerde, een ruk aan het stuurwiel in de verkeerde richting - en er zou onmiddellijk een tegenmaatregel volgen. De huurmoordenaar zou de trekker niet overhalen zolang ze in het verkeer zaten, want dan bestond het risico dat de auto stuurloos doorreed en dat zou ook de moordenaar in onnodig gevaar brengen. Dat was een van de weinige kaarten die Bryson kon spelen: het feit dat hij wist over welke mogelijkheden de vijand beschikte.

Toch was Bryson zich er tegelijk heel goed van bewust dat de man, als het moest, onmiddellijk in Brysons hoofd zou schieten om daarna naar voren te duiken en het stuur te grijpen. De situatie stond Bryson helemaal niet aan.

Ze reden nu over de Key Bridge. 'Linksaf,' blafte de man. Dat was de kant van het Reagan National Airport op. Bryson gehoorzaamde. Hij deed zijn best om een volgzame, berustende indruk te maken, want dan was de man misschien niet zo op zijn hoede.

'En nu deze afslag,' ging de moordenaar verder. Die afslag zou hen naar de onmiddellijke omgeving van het vliegveld brengen, waar de meeste autoverhuurbedrijven hun kantoren hadden.

'Je had het in de parkeergarage kunnen doen,' mompelde Bryson.

'Sterker nog, dat had je móéten doen.'

Maar de huurmoordenaar was te bekwaam om zich tot een discussie over tactiek te laten verleiden of om zich door Bryson aan het twijfelen te laten brengen. Blijkbaar was de professional terdege ingelicht over de werking van Brysons geest, over de manier waarop Bryson onder zulke omstandigheden zou reageren. 'O, bespaar je de moeite,' zei de professional met een grinniklachje. 'Je hebt al die camera's daar gezien, al die mogelijke getuigen. Je weet wel beter. Ik wed dat jij het daar ook niet zou hebben gedaan. Niet als ik moet afgaan op wat ik over jouw talenten heb gehoord.'

Een kleine verspreking, dacht Bryson. De man was ingehuurd, een buitenstaander, en dat betekende dat hij waarschijnlijk geen ondersteuning had. Hij moest wel in zijn eentje opereren. Een personeelslid van het Directoraat zou door anderen worden beschermd. Dat was een waardevol stukje informatie.

Bryson reed een verlaten, leegstaand parkeerterrein op waarvan het achterste eind vroeger door een handel in tweedehands auto's was gebruikt. Hij parkeerde zoals hem werd opgedragen. Hij draaide zijn hoofd naar rechts om de andere man aan te spreken en voelde toen dat de loop van het pistool pijnlijk in zijn slaap werd gedrukt: de professional maakte geen geheim van zijn ongenoegen. 'Geen beweging,' zei de ijzige stem. Bryson draaide zijn hoofd terug, keek recht voor zich uit en zei: 'Waarom werk je dit niet tenminste snel af?'

'Dus nu voel jij wat die anderen voelden,' zei de professional geamuseerd. 'De angst, het gevoel dat het voor niets was, de hopeloosheid. De berusting.'

'Je wordt nu veel te filosofisch voor mij. Ik wed dat je niet eens weet wie je cheques uitschrijft.'

'Afgezien van het feit dat ze gedekt zijn, kan het me niet schelen.'

'Het kan je niet schelen wie ze zijn, wat ze doen,' zei Bryson rustig. 'En of ze tegen de Amerikaanse overheid werken of niet.'

'Zoals ik al zei: zolang de cheques maar gedekt zijn. Ik doe niet aan politiek.'

'Dat is kortetermijndenken.'

'We zitten in een kortetermijnbusiness.'

'Dat hoeft niet.' Bryson laste een korte stilte in. 'Niet als we tot een akkoord komen dat in wederzijds belang is. We leggen allemaal iets opzij. Dat wordt ook van ons verwacht. Rekeningen waarover we mogen beschikken, onkostenrekeningen die natuurlijk worden aangedikt; een percentage van dat alles leggen we opzij, wassen we wit, investeren we. Je laat je geld voor je werken. Ik ben bereid een deel daarvan nu voor mij te laten werken.'

'Om je eigen leven te kopen,' zei de professional ernstig. 'Maar je schijnt te vergeten dat ik de kost moet verdienen, en dat gaat verder dan één transactie. Jij mag dan één rekening zijn, maar zij zijn de hele bank. En je wedt niet tegen het huis.'

'Nee, je wedt niet tegen het huis,' beaamde Bryson. 'Je rapporteert alleen dat het doelwit nog beter was dan ze je wilden laten geloven, veel bekwamer. Hij zag kans te ontsnappen. Jezus, wat is die kerel goed! Ze zullen dat van je aannemen, want ze willen het geloven. Je mag je voorschot houden, en ik verdubbel het totaalbedrag. Een normale zakelijke afwikkeling, mijn vriend.'

'Er wordt tegenwoordig erg goed op rekeningen gelet, Bryson. Het is anders dan toen jij in dit vak zat. Geld is digitaal, en digitale transacties laten sporen achter.'

'Bankbiljetten laten geen sporen achter, niet als ze geen opeenvolgende nummers hebben.'

'Alles laat tegenwoordig sporen achter, dat weet jij ook wel. Sorry, ik moet mijn werk doen. En in dit geval moet ik je helpen zelfmoord te plegen. Je hebt een voorgeschiedenis van depressies, weet je. Je had geen noemenswaardig privé-leven, en het universiteitsleven haalde het niet bij de opwinding van het spionagewerk. Je klinische depressie is gediagnosticeerd door een vooraanstaand psychiater en psychofarmacoloog...'

'Sorry, de enige psychiaters waar ik ooit ben geweest waren in dienst van de overheid, jaren geleden.'

'Een paar dagen geleden, volgens de gegevens van je verzekeringsmaatschappij,' zei de moordenaar met een grimmig lachje in zijn stem. 'Je loopt al meer dan een jaar bij de psychiater.'

'Dat is onzin!'

'In deze tijd van de gecomputeriseerde databases is alles mogelijk. Ook gegevens van medicijnen - antidepressiva die je zijn voorgeschreven, die je hebt gekocht, samen met kalmeringsmiddelen, slaaptabletten. Het staat er allemaal in. En op je computer is ook een zelfmoordbriefje achtergelaten, heb ik gehoord.'

'Zelfmoordbriefjes zijn bijna altijd met de hand geschreven, nooit met een schrijfmachine of een computer.'

'Zeker - wij allebei hebben klussen gedaan die op zelfmoord moesten lijken, denk ik. Maar geloof me, niemand zal hier ooit erg diep in spitten. Je krijgt geen sectie. Je hebt geen familie die om een sectie kan vragen.'

De woorden van de professional waren voorspelbaar maar troffen hem toch, want ze waren de waarheid: hij had geen familie, niet sinds Elena was weggegaan. Niet sinds mijn ouders door het Directoraat zijn gedood, was zijn trieste gedachte.

'Maar laat me nog zeggen dat ik het een eer vind dat ik deze opdracht heb gekregen,' hernam de moordenaar. 'Ze zeggen dat je een van de beste mensen in het veld was.'

'Waarom denk je dat je de opdracht hebt gekregen?' vroeg Bryson.

'Dat weet ik niet, en dat kan me niet schelen. Een klus is een klus.'

'Denk je dat het de bedoeling is dat je het overleeft? Denk je dat ze willen dat je verhalen gaat rondvertellen? Wie weet hoeveel ik jou heb verteld? Denk je dat je deze laatste klus zult overleven?'

'Het kan me echt geen moer schelen,' zei de man zonder veel overtuiging.

'Nee, ik denk niet dat je opdrachtgevers ooit van plan zijn geweest jou in leven te laten,' ging Bryson grimmig verder. 'Wie weet wat ik je allemaal heb verteld?'

'Wat bedoel je nou?' vroeg de huurmoordenaar na een korte onbehaaglijke stilte. Hij scheen even te aarzelen. Bryson voelde dat de druk van de pistoolloop korte tijd iets minder hard werd. Dat was alle gelegenheid die hij nodig had, die seconde of twee van besluiteloosheid aan de kant van de man die was ingehuurd om hem te doden. Geruisloos liet hij zijn linkerhand van het stuur glijden, tot achter zijn rug. Hij had de Glock! Bliksemsnel liet hij het wapen naar de rugleuning wijzen, en toen begon hij blindelings te schieten. Keer op keer, snel achtereen, haalde hij de trekker over. Drie snelle explosies vulden het interieur van de auto helemaal op. De kogels van groot kaliber scheurden met oorverdovend lawaai door de bekleding. Had hij de man geraakt? Hij kreeg meteen zijn antwoord, want de loop van het pistool viel van zijn achterhoofd weg. Bryson draaide zich snel om, trok zijn pistool in dezelfde beweging mee, en besefte toen dat de man dood was. Zijn halve voorhoofd was weggeschoten.

-

Ze ontmoetten elkaar deze keer in Langley, in Dunnes kantoor op de zesde verdieping in het nieuwe gebouw van de dienst. De gebruikelijke veiligheidsprocedures werden achterwege gelaten. Bryson werd met een minimum aan plichtplegingen in het CIA-hoofdkantoor toegelaten.

'Waarom verbaast het me niet dat de jongens van het Directoraat je totaal hebben afgeschreven?' zei Harry Dunne met een hees lachje dat in een venijnige hoestbui overging. 'Ik denk alleen dat ze vergeten waren met wie ze te maken hadden.'

'Wat bedoel je?'

'Ik bedoel dat jij beter bent dan iedereen die ze achter je aan kunnen sturen, Bryson. Allemachtig, je zou toch denken dat die klungels dat inmiddels wel wisten.'

'Ze weten ook dat ze me niet in dit kantoor willen hebben, in dit gebouw, waar ik alles kan vertellen wat ik weet.'

'Ik wou dat je wat wist,' zei Dunne. 'Maar het is ze goed gelukt jullie allemaal geïsoleerd te houden. Jij kent geen echte namen, alleen aliassen, en daar hebben we niets aan. Wat jij van het Directoraat en de mensen daar weet, brengt ons niet verder als we in onze eigen gegevens gaan zoeken. Zoals die "Prospero" over wie je het steeds hebt.'

'Ik heb je al gezegd dat ik hem alleen onder die naam heb gekend. Daar komt nog bij dat het meer dan vijftien jaar geleden is. In het veld is dat een geologisch tijdperk. Ik geloof dat Prospero een Nederlander was, of in ieder geval iemand van Nederlandse herkomst. Een erg vindingrijke agent.'

'Onze beste tekenaars hebben aan de hand van je signalement een tekening gemaakt, en dat beeld proberen we nu in verband te brengen met foto's, tekeningen en mondelinge signalementen uit onze archieven. Maar de software van kunstmatige intelligentie is nog niet ver genoeg. Het is moeizaam werk en het toeval speelt een grote rol. Tot nu toe hebben we maar één hit, zoals de digitale-harddiskjockeys zeggen. Iemand met wie je in Shanghai in een erg gevoelige evacuatiezaak hebt samengewerkt.'

'Sigma.'

'Ogilvy. Frank Ogilvy, woonachtig in Hilton Head, South Carolina. Of misschien moet ik zeggen, voorhéén woonachtig in Hilton Head.'

'Verhuisd? Overgeplaatst?'

'Een druk strand, een warme dag. Zeven jaar geleden. Het schijnt dat hij een zware hartaanval kreeg en zomaar in elkaar zakte. Dat gaf die dag nogal wat tumult daar op het strand, heeft een getuige ons verteld, met al die mensen en zo.'

Bryson zat een ogenblik peinzend naar de raamloze muren van Dunnes kantoor te kijken. Toen zei hij abrupt: 'Als je mieren zoekt, moet je gaan picknicken.'

'Pardon?' Dunne was weer gedachteloos bezig een sigaret te verpulveren.

'Dat was een van Wallers gezegden. Als je mieren zoekt, moet je gaan picknicken. In plaats van te zoeken op de plaats waar ze zijn geweest, moeten we uitzoeken waar ze zijn. Je moet je afvragen: wat

hebben ze nodig? In wat voor broodbeleg hebben ze trek?'

Dunne legde de verwoeste sigaret neer en keek op, plotseling alert. 'Wapens, hebben we gehoord. Het schijnt dat ze een heel arsenaal bij elkaar proberen te krijgen. We denken dat ze ongeregeldheden in het zuiden van de Balkan willen ontketenen, al ligt hun uiteindelijke doelwit ergens anders.'

'Wapens.' Er ging iets door Nicks hoofd.

'Wapens en munitie. Maar dan wel het beste spul.' Dunne haalde zijn schouders op. 'Dingen die boem doen in de duisternis. Als de bommen en kogels in het rond beginnen te vliegen, ga je je eigen generaals altijd wat sympathieker vinden. Wat ze ook van plan zijn, we moeten er een stokje voor steken. Op welke manier dan ook.'

'"Op welke manier dan ook"?'

'Je begrijpt best wat ik daarmee bedoel. Al kon een rechtlijnig type als Richard Lanchester het nooit begrijpen. Hoogstaande principes zijn heel mooi, maar wat schiet je uiteindelijk met al dat idealisme op? Vergeet niet dat alle heiligen dood zijn.' De eerbiedwaardige en gezaghebbende Richard Lanchester was directeur van de National Security Council in het Witte Huis. 'Dick Lanchester gelooft in regels en voorschriften. Maar de wereld houdt zich niet aan de regels. Trouwens, soms moet je ze overtreden om ze te redden.'

'Je kunt je niet altijd aan de Queensbury-regels houden, hè?' zei Bryson, die zich Ted Wallers woorden herinnerde.

'Vertel me eens hoe jullie vroeger aan wapens kwamen. Jullie konden ze niet via een ministerie krijgen. Pikten jullie ergens dingen op of hoe zat dat?'

'Nou, eigenlijk waren we erg kieskeurig als het op ons "gereedschap" aankwam, zoals we het noemden. De munitie. En je hebt gelijk: vanwege de beperkingen, de grote geheimhouding, moesten we zelf spul oppikken. We konden niet gewoon met een briefje in de hand naar een legermagazijn rijden. Neem bijvoorbeeld een operatie waarvoor nogal wat wapentuig nodig was - zoals die op de Comoren in 1982, toen we moesten verhinderen dat een stel huurlingen het land overnam.'

'Die waren van de CIA,' merkte Dunne bijna vermoeid op. 'En het ging ze alleen om een stuk of tien Engelsen en Amerikanen die door die idioot van een kolonel Patrick Denard waren gekidnapt en voor losgeld werden vastgehouden.'

Bryson huiverde even, maar ging door. 'Eerst een paar honderd kalasjnikovs. Die zijn goedkoop, betrouwbaar in het gebruik, lichtgewicht, en omdat ze in zo'n tien verschillende landen worden gemaakt, is de herkomst moeilijk na te gaan. Je hebt ook een kleiner aantal scherpschuttersgeweren met nachtvizier nodig - bij voorkeur een BENS 9304 of een Jaguar Night Scope. Raketwerpers en raketgranaten, bij voorkeur CPAD Tech. Stingers zijn ook handig. De Grieken maken er een heleboel onder licentie, en daar is wel aan te komen. De Koerdische guerrillabeweging, de PKK, haalt geld binnen door ze aan de Tamil Tijgers te verkopen.'

'Ik kan je niet volgen.'

Bryson slaakte een zucht van ongeduld. 'Als je illegaal wapens transporteert, raakt er altijd nogal wat zoek. Op de een of andere manier gaan er uit elke vrachtwagenlading een paar verloren.'

'Die vallen uit de wagen.'

'Bij wijze van spreken, ja. En dan heb je natuurlijk munitie nodig. Daar gaan amateurs altijd in de fout. Die hebben op het eind meer geweren dan munitie.'

Dunne keek hem vreemd aan. 'Jij was echt goed, hè?' Het was geen vraag, en het was ook geen compliment.

Bryson stond plotseling op en keek hem met grote ogen aan. 'Ik weet waar ik ze kan vinden. In elk geval waar ik kan beginnen. Om deze tijd van het jaar' - hij keek naar de datum op zijn digitale horloge - 'over een dag of tien is er de jaarlijkse drijvende wapenbazaar bij de Costa da Morte, in internationale wateren bij Spanje. Dat doen ze al twintig jaar, zo regelmatig als de Thanksgiving-optocht van Macy's. Een enorm containerschip met munitie van topklasse, en een hoop wapensmokkelaars van topklasse om het spul gezelschap te houden.' Bryson zweeg even. 'De geregistreerde naam van dat schip is Spanish Armada.'

'De picknick,' zei Dunne met een sluw lachje. 'Waar de mieren bij elkaar komen. Ja. Geen slecht idee.'

Bryson knikte. Zijn gedachten waren ver weg. Het idee dat hij naar zijn vroegere werk terugkeerde, vooral nu hij besefte dat hij er indertijd door bedrog in terechtgekomen was, wekte weerzin bij hem op. Toch was er ook nog iets anders, een andere emotie: woede. Het verlangen naar wraak. En nog een emotie, een meer rationele: de noodzaak om het te begrijpen, om in zijn eigen verleden te graven. Om zich een weg door alle geheimen en leugens te banen en bij zoiets als de waarheid te komen. Een waarheid waarmee hij kon leven. 'Dat is zo,' voegde Bryson er vermoeid aan toe. 'Voor elke groep, of het nu terroristen zijn of een undercover-overheidsdienst, die buiten de officiële instanties om wapens wil kopen, is de Spanish Armada altijd een picknick.'

-5-

Atlantische Oceaan, dertien mijlen ten zuidwesten van Cabo Finisterre, Spanje

Het immense schip doemde op uit de mist, gigantisch en grimmig, zo lang als een huizenblok in de stad, misschien wel meerdere huizenblokken. Het was driehonderd meter lang en zijn zwarte romp lag diep in het water. De lading van de supercarrier bestond uit veelkleurige, gegolfde metalen containers in stapels van drie hoog en acht breed, een stuk of tien rijen van brug tot boeg. Elke container was zeven meter lang en drie meter hoog. Toen de Bell 407-helikopter om het schip heen cirkelde en recht boven het voordek ging hangen, maakte Bryson een snelle berekening. Tweehonderdveertig gigantische containers, alleen al op het dek; benedendeks, in het ruim, wist hij, kon het schip drie keer zoveel containers vervoeren als boven. Het was een immense lading, die er des te onheilspellender uitzag omdat de metalen containers allemaal hetzelfde leken en de inhoud van elke container een mysterie was.

De lichten van de helikopter schenen fel op het deel van het dek waar geen containers stonden. Het hele eind tot de achtersteven van het schip torende de hoge bovenbouw boven de rij containers uit, wit met donkere ramen, de brug vol modernistisch uitziende radaren satellietantennes. Het dekhuis zag eruit alsof het bij een heel ander soort schip hoorde, een luxe jacht, geen vrachtvaarder. Want dit was niet zomaar een containerschip, bedacht Bryson terwijl de helikopter zachtjes op de reusachtige H in een cirkel op het voordek landde.

Nee, dit was de Spanish Armada, een legende in de schimmige wereld van terroristen en geheim agenten en andere illegale of semi-legale figuren. Maar de Spanish Armada was geen armada, geen vloot: het was alleen maar de naam van één immens schip vol gewoon en exotisch wapentuig. Niemand wist waar Kalakanis, de mysterieuze heer en meester van deze drijvende wapenbazaar, zijn goederen vandaan haalde, maar er werd aangenomen dat hij veel van die goederen heel legaal in de winkels van landen met te veel wapens en te weinig geld kocht: landen als Bulgarije en Albanië en andere Oost-Europese staten, en Rusland, Korea en China. Kalakanis' klanten kwamen uit de hele wereld, of eigenlijk de onderwereld: van Afghanistan tot Kongo, waar tientallen burgeroorlogen woedden. Die oorlogen werden gevoerd met illegale wapens die oorspronkelijk door vertegenwoordigers van legaal gekozen regeringen waren gekocht. Die vertegenwoordigers kwamen ook naar dit schip, dat nu dertien mijl van de Spaanse kust voor anker lag, boven het relatief ondiepe continentale plat maar buiten de Spaanse territoriale wateren, waar de wetten van geen enkel land golden en iedereen vrij zaken mocht doen.

Bryson zette zijn koptelefoon af toen de drie andere passagiers dat ook deden. Hij was naar Madrid gevlogen en had daar een aansluitende vlucht van Iberian Airlines naar La Coruna in Galicië genomen. Hij en nog iemand waren in La Coruna in de helikopter gestapt, waarna ze nog even in de havenstad Muros geland waren, vijfenzeventig kilometer naar het zuidwesten, om vandaar de twintig kilometer naar het schip af te leggen. Afgezien van wat beleefde, onbeduidende conversatie hadden ze weinig tegen elkaar gezegd. Ieder van hen nam aan dat de anderen kwamen inkopen, dat ze transacties met Kalakanis wilden sluiten. Daarom hoefde er niets te worden gezegd. Een van hen was een Ier, waarschijnlijk een provo. Een ander kwam zo te zien uit het Midden-Oosten. De derde was Oost-Europeaan. De piloot was een norse, al even zwijgzame Bask. Het interieur van de helikopter was luxueus, met leren stoelen en grote gebogen ramen in de deuren: Kalakanis bespaarde blijkbaar niet op de kosten.

Bryson droeg een stijlvol Italiaans pak, veel opzichtiger dan de conservatieve kleren die hij meestal droeg. Hij had dat pak speciaal voor deze gelegenheid op kosten van de CIA gekocht en op maat laten maken. Hij reisde onder een oud alias van het Directoraat dat hij zelf een aantal jaren geleden had gecreëerd.

John T. Coleridge was een louche Canadese zakenman van wie bekend was dat hij nauw betrokken was bij een aantal onverkwikkelijke zakelijke transacties. Hij fungeerde als tussenpersoon voor een aantal misdaadsyndicaten in Azië en enkele terroristische staten aan de Perzische Golf, en soms organiseerde hij zelfs moordaanslagen. Hoewel Coleridge zich bijna nooit liet zien, was zijn naam in bepaalde kringen bekend, en daar ging het om. Zeker, niemand had de afgelopen zeven jaar iets van Coleridge vernomen, maar zoiets kwam in deze vreemde bedrijfstak wel vaker voor.

Harry Dunne had gewild dat Bryson een nieuw alias gebruikte dat speciaal voor hem gecreëerd zou worden door de divisie Technische Diensten, afdeling Grafische Reproductie van de CIA: meestervervalsers die zich specialiseerden in wat eufemistisch 'authenticiteit en validiteit' werd genoemd. Maar Bryson had dat geweigerd. Hij wilde geen lekken, geen bureaucratische papiersporen. Het was een open vraag of hij Harry Dunne kon vertrouwen, maar hij wist absoluut dat hij Dunnes organisatie niet vertrouwde. Bryson had jarenlang meegemaakt en van anderen gehoord dat de CIA informatie liet uitlekken, blunders beging en indiscreet te werk ging. Hij vertrouwde ze niet meer. Nee, hij zorgde zelf wel voor zijn dekmantel.

Maar Bryson had Kalakanis nooit eerder ontmoet, had nog nooit voet op de Spanish Armada gezet, en Basil Kalakanis stond erom bekend dat hij de mensen die hij bereid was te ontmoeten zorgvuldig selecteerde. In zijn vak brandde je te gemakkelijk je vingers. Daarom had Bryson de nodige voorbereidingen getroffen om ervoor te zorgen dat hij op het schip zou worden geaccepteerd.

Hij had bemiddeld in een wapentransactie. Er was geen geld uitgewisseld - zo ver was het niet gegaan, de transactie was niet tot stand gekomen - maar hij had contact gelegd met een Duitse wapenmakelaar, die hij als Coleridge een paar keer had ontmoet. Die Duitser woonde in een luxueus hotel in Toronto en was kortgeleden verstrikt geraakt in een web van omkoopsommen die hij aan leiders van de Duitse CDU had betaald. Daarom woonde hij nu in Canada, al was hij bang aan Duitsland te worden uitgeleverd, waar hij vast en zeker terecht zou moeten staan. Hij stond er ook om bekend dat hij dringend geld nodig had. Het verbaasde Bryson dan ook niet dat de Duitser buitengewoon geïnteresseerd was in John Coleridges voorstel om wat zaken met elkaar te doen.

In zijn hoedanigheid van Coleridge liet Bryson weten dat hij een consortium van generaals in Zimbabwe, Rwanda en Kongo vertegenwoordigde. Die generaals wilden zware, moeilijk leverbare en erg dure wapens kopen; die kon alleen Kalakanis leveren. Maar Coleridge was realistisch genoeg om te weten dat hij die transactie nooit tot stand zou kunnen brengen zolang hij geen toegang tot Kalakanis' wapenbazaar had. Als de Duitser, die wel eens zaken met Kalakanis had gedaan, hem zou kunnen introduceren, zou hij daar zelf ook beter van worden. Hij zou een redelijke portie van de commissie krijgen, en daar hoefde hij weinig meer voor te doen dan een fax naar Kalakanis' schip te sturen om Coleridge te introduceren.

Toen Bryson en de andere passagiers uit de helikopter stapten, werden ze opgewacht door een jonge maar stevig gebouwde, kalende, roodharige man die hun handen schudde en gedienstig glimlachte. Hij sprak hun namen niet hardop uit, maar stelde zich voor als Ian.

'We zijn zó dankbaar voor uw komst,' zei Ian met een upperclass Brits accent, alsof ze oude vrienden waren die een zieke makker kwamen helpen. 'U hebt een mooie avond uitgekozen om ons een bezoek te brengen: kalme zee, volle maan, zo'n glorieuze avond hebben we niet vaak. En u bent allemaal precies op tijd voor het diner. Wilt u deze kant op komen?' Hij wees naar een plaats naast het landingsplatform, waar drie potige bewakers met machinepistolen stonden te wachten. 'Het spijt me vreselijk dat u dit moet doormaken, maar u kent sir Basil.' Hij glimlachte verontschuldigend en haalde zijn schouders op. 'Hij is vreselijk gespitst op beveiliging, weet u. Sir Basil kan tegenwoordig niet voorzichtig genoeg zijn.'

De drie donkere bewakers fouilleerden de vier nieuwkomers erg grondig en keken hen daarbij argwanend aan. De Ier was verontwaardigd en snauwde tegen de man die hem fouilleerde, maar probeerde hem niet tegen te houden. Omdat Bryson dit ritueel had verwacht, had hij geen wapen meegenomen. De bewaker die hem fouilleerde, controleerde alle gebruikelijke plaatsen, en ook nog een paar ongebruikelijke, maar vond natuurlijk niets. Toen vroeg hij Bryson zijn aktetas open te maken. 'Papieren,' zei de bewaker met een accent dat Bryson als Siciliaans inschatte.

De bewaker bromde iets. Blijkbaar was hij tevreden.

Bryson keek om zich heen, zag de Panamese vlag op de boeg, zag de labels met 'Class One / Explosives' op veel van de containers. Sommige geprivilegieerde kopers mochten de goederen die ze kochten zelf inspecteren. Die mochten persoonlijk in de containers kijken. Maar er werd hier nooit iets uitgeladen. De Spanish Armada zou later naar bepaalde veilige havens gaan, zoals Guayaquil in Ecuador, dat vermoedelijk de thuisbasis van Kalakanis was, of Santos in Brazilië. Die twee havensteden behoorden tot de corruptste piratenholen op het hele westelijk halfrond. In de Middellandse Zee zou het schip de Albaanse havenstad Vlorë aandoen, een van de grootste smokkelcentra ter wereld. In Afrika waren er de havens van Lagos in Nigeria en Monrovia in Liberia.

Bryson was door de controle gekomen.

Hij was op het schip.

'Deze kant op, alstublieft,' zei Ian, en hij wees naar het dekhuis, waarin zich ongetwijfeld de bemanningsverblijven, de brug en Kalakanis' luxe hutten en kantoren bevonden. Toen de vier passagiers daarheen liepen, werden ze op discrete afstand door de bewakers gevolgd. De helikopter steeg op, en toen ze het dekhuis bereikten, was er al niet veel meer van het lawaai te horen. Bryson hoorde nu de vertrouwde geluiden van de zee, de meeuwen, de kabbelende golven, en hij rook de zilte lucht van de zee, vermengd met de scherpe, bittere lucht van de dieselbrandstof van het schip. De maan scheen helder op het Atlantische wateroppervlak.

De vijf mannen pasten maar net in de kleine lift, die hen van het hoofddek naar het 06-dek bracht.

Toen de liftdeuren opengingen, was Bryson stomverbaasd. Zoveel luxe had hij op de jachten, zelfs van de extravagantste miljardairs, nog nooit gezien. Er was op geen kosten bespaard. De vloeren hadden marmeren tegels. De wanden waren bedekt met donker mahoniehout. De accessoires waren van glanzend koper. Hij kwam langs een amusementscentrum en filmzaal, een fitnesscentrum dat met alle mogelijke machines was uitgerust, een sauna, een bibliotheek. Ten slotte kwamen ze in de enorme salon van de eigenaar, met uitzicht naar achteren en naar bakboord. Hij was twee verdiepingen hoog en ingericht met een weelde die ook in de meest luxueuze hotels maar zelden te zien was.

Er stonden vier of vijf andere mannen bij een bar, die bemand werd door een barkeeper in smoking. Een stewardess in wit uniform, een oogverblindend mooi blondje met schitterende groene ogen, bood hun met een verlegen glimlachje een fluitglas champagne aan. Bryson nam de champagne aan, bedankte haar en keek om zich heen, al deed hij zijn best om dat niet al te openlijk te doen. De marmeren vloeren waren voor het grootste deel bedekt met oosterse tapijten; er waren zitjes met pluchen sofa's; een aantal wanden was bedekt met boeken die van dichterbij nep bleken te zijn. Er waren kristallen kroonluchters. De enige eigenaardigheden waren grote, opgezette vissen die aan de wanden hingen. Zo te zien waren het trofeeën.

Toen hij naar de andere gasten keek, van wie sommigen met elkaar praatten, besefte hij dat hij enkelen van hen herkende. Maar wie waren het? Hij dacht koortsachtig na; zijn uitmuntende geheugen werd enorm op de proef gesteld. Geleidelijk kon hij de vaag bekende gezichten met dossiers in verband brengen. Een Pakistaanse tussenpersoon, een hoge officier in de Irish Provisional Army, een zakenman en wapenhandelaar die misschien wel meer dan wie ook had gedaan om de oorlog tussen Iran en Irak te ontketenen. Deze en andere mannen waren tussenpersonen en handelaren en ze waren hier op dit schip om hun goederen in het groot te kopen. Bryson werd koud van spanning, want hij vroeg zich af of een van deze mannen hem in zijn vorige leven had ontmoet. Was hier iemand die hem kende, hetzij als Coleridge hetzij onder een van zijn vele andere namen? Er was altijd het risico dat hij werd ontmaskerd, dat hij met een naam werd begroet terwijl hij zich met een andere naam had geïdentificeerd. Dat risico hoorde bij het werk. Het was een van de vele beroepsrisico's en hij moest altijd rekening houden met deze mogelijkheid.

Toch keurde niemand hem meer dan een nieuwsgierige blik waardig, de typische blik van roofdieren die de concurrentie willen taxeren. Niemand scheen hem te herkennen. En hij had ook niet dat prikkende gevoel in zijn achterhoofd, dat gevoel dat hem duidelijk maakte dat hij een van de aanwezigen had gekend. Geleidelijk zakte de spanning weg.

Hij hoorde een van hen iets over een 'multimode Doppler-radar' mompelen, en iemand anders had het over Scorpions, Striela luchtdoelprojectielen van Tsjechische makelij.

Bryson zag de blonde serveerster naar hem kijken en hij glimlachte vriendelijk. 'Waar is uw baas?' vroeg hij.

Ze keek gegeneerd. 'O,' zei ze. 'Meneer Kalakanis?'

'Wie zou ik anders kunnen bedoelen?'

'Hij zal met zijn gasten dineren, meneer. Mag ik u kaviaar aanbieden, meneer Coleridge?'

'Dat spul heb ik nooit lekker gevonden. Al-Biqa?'

'Pardon?'

'Uw accent. Het is een Levantijns dialect van het Arabisch, uit de Bekaa-vallei, nietwaar?'

De serveerster kreeg een kleur. 'Leuke partytruc.'

'Ik zie dat meneer Kalakanis zijn mensen overal vandaan haalt. Een werkgever die minderheden ook een kans geeft.'

'Nou, de kapitein is een Italiaan, de officieren zijn Kroatisch en de bemanning is Filippijns.'

'Het is hier de Verenigde Naties in het klein.'

Ze glimlachte bedeesd.

'En de cliënten?' drong Bryson aan. 'Waar komen die vandaan?'

Haar glimlachje was meteen verdwenen en haar hele houding verkilde. 'Dat vraag ik nooit, meneer. Wilt u me excuseren?'

Bryson wist dat hij te ver was gegaan. Kalakanis' personeel zou vriendelijk maar bovenal discreet zijn. Natuurlijk zou het volstrekt ongepast zijn als hij naar de man zelf vroeg, maar op grond van Dunnes briefing en zijn eigen tijd bij het Directoraat had hij een profiel kunnen samenstellen. Vasili Kalakanis was een Griek die als telg uit een goede familie in Turkije was geboren. Hij werd naar Eton gestuurd, waar een van zijn klasgenoten uit een van de machtigste families van wapenfabrikanten in Engeland kwam, en op de een of andere manier zag Kalakanis daarna kans - niemand wist precies hoe - om een bondgenootschap met die familie aan te gaan. Daarna ging hij in zaken en verkocht namens de Britse familie wapens aan de Grieken die tegen de Cyprioten vochten. In de loop van de jaren werden machtige Britse politici omgekocht, werden belangrijke contacten gelegd, en werd Vasili Basil en daarna sir Basil. Hij was lid van de beste Londense clubs. Zijn banden met de Fransen waren nog sterker. Een van zijn huizen was een enorm château aan de avenue Foch in Parijs, waar hij regelmatig de machtigen van de Quai d'Orsay ontving.

Na de val van de Berlijnse Muur begon hij een grootscheepse handel in overtollige Oost-Europese wapens. Hij deed vooral zaken met Bulgarije. Ten tijde van de oorlog tussen Iran en Irak vulde hij zijn zakken flink door aan beide partijen te verkopen en naar beide landen vele tientallen helikopters te verschepen. Hij sloot grote transacties met de Libiërs en de Oegandezen. Van Afghanistan tot Kongo woedden tientallen burgeroorlogen, etnische en nationalistische twisten, en Kalakanis had die onrust aangewakkerd door partijen toegang te geven tot geweren, mortieren, pistolen, landmijnen en raketten. Hij had zijn jacht annex vrachtschip ingericht met het bloed van honderdduizenden onschuldigen.

Een van de stewards sprak discreet elk van de gasten aan, een voor een. 'Het diner is opgediend, meneer Coleridge,' zei hij.

De eetzaal was nog weelderiger, nog extravaganter dan de salon. Op elke wand was een wandschildering van de zee aangebracht, zodat het leek of ze in de open lucht aten, op een kalme oceaan op een zonnige middag, omringd door gracieuze zeilboten. De lange tafel, met een wit linnen laken, was gedekt met kristal en kaarsen, onder een grote kristallen kroonluchter.

Een van de stewards leidde Bryson naar een plaats dicht bij het hoofd van de tafel, naast een enorme man met een dikke buik, een kortgeknipte grijze baard en een olijfbruine huid. De steward boog zijn hoofd naar de grote man met de baard en fluisterde iets.

'Meneer Coleridge,' zei Basil Kalakanis met de diepe stem van een Russische basso profundo. Hij stak Bryson zijn hand toe. 'Neemt u me niet kwalijk dat ik niet opsta.'

Bryson schudde stevig Kalakanis' hand en ging zitten. 'Absoluut niet. Het is me een genoegen u te ontmoeten. Ik heb zoveel over u gehoord.'

'Insgelijks, en insgelijks. Het verbaast me dat het zo lang heeft geduurd voordat wij elkaar ontmoeten.'

'Het heeft mij al met al te veel tijd gekost om de tussenpersoon te elimineren,' zei Bryson met een zuur gezicht. 'Ik kreeg er genoeg van om detailhandelsprijzen te betalen.' Kalakanis reageerde met een bulderende lach. De anderen, die inmiddels aan de tafel zaten, deden alsof ze niet naar het gesprekje tussen hun gastheer en zijn mysterieuze, begunstigde gast luisterden. Op dat moment viel Bryson een van de gasten op die aandachtig scheen mee te luisteren, een gast die hij niet aan de bar had zien staan. Het was een elegant geklede man in een krijtstreepjespak met twee rijen knopen en met zilvergrijs haar dat tot op zijn schouders golfde. Bryson merkte dat hij koud werd van schrik; de man kwam hem bekend voor. Hoewel ze elkaar nooit hadden ontmoet, kende Bryson het gezicht van video-opnamen en foto's in dossiers. Het was een Fransman die zich soepel in deze kringen bewoog, een vermaarde contactpersoon voor extremistische terreurgroepen. Bryson kon zich zijn naam niet herinneren, maar hij wist dat de man met de lange haren een afgezant was van de machtige, extreemrechtse Franse wapenhandelaar Jacques Arnaud. Wilde dat zeggen dat Arnaud een leverancier van Kalakanis was, of andersom?

'Als ik had geweten hoe aangenaam het is om hier inkopen te doen, dan was ik veel eerder gekomen,' ging Bryson verder. 'Dit is een buitengewoon schip.'

'U vleit mij,' zei de wapenhandelaar. ' "Buitengewoon" is niet bepaald het woord dat ik voor deze oude roestbak zou gebruiken. Ze is amper zeewaardig. Al had u haar moeten zien toen ik haar ruim tien jaar geleden van rederij Maersk kocht. Ze dankten de oude schuit af, en ik laat nooit een koopje schieten. Maar ik ben bang dat Maersk me te slim af is geweest. Die verrekte boot moest dringend gerepareerd en geverfd worden. En verder moest er zowat een ton roest worden afgeschraapt.' Hij knipte met zijn vingers en de mooie blonde stewardess kwam met een fles Chassagne-Montrachet en schonk een glas in voor Kalakanis en toen een voor Bryson. Ze keurde Bryson nauwelijks een blik waardig. Kalakanis hief zijn glas in Brysons richting en zei met een knipoog: 'Op de buit van de oorlog.' Bryson toastte ook. 'Hoe dan ook, de Spanish Armada haalt een redelijke snelheid - vijfentwintig, dertig knopen - maar ze slokt tweehonderdvijftig ton brandstof per dag op. Jullie Amerikanen noemen zoiets overhead, hmm?'

'Om precies te zijn ben ik Canadees,' zei Bryson, die plotseling alert was. Kalakanis leek hem niet het soort man dat zulke vergissingen maakte. Terloops voegde hij eraan toe: 'Ik denk niet dat ze al zo ingericht was toen u haar kocht.'

'Die verrekte hutten leken net een oud stadsziekenhuis.' Kalakanis keek de tafel rond. 'Die schepen zijn nooit zo ingericht als je wilt. Wel, meneer Coleridge, ik begrijp dat uw cliënten Afrikanen zijn. Is dat zo?'

'Mijn cliënten,' zei Bryson met een beleefd glimlachje, het toonbeeld van discretie, 'zijn erg gemotiveerde kopers.'

Kalakanis knipoogde weer. 'De Afrikanen hebben altijd tot mijn beste klanten behoord: de Kongo, Angola, Eritrea. Er is daar altijd wel een factie tegen een andere aan het vechten, en op de een of andere manier schijnt er aan weerskanten altijd geld genoeg te zijn. Laat u me eens raden; ze zijn geïnteresseerd in gewoneAK-47's, kisten munitie, landmijnen, granaten. Misschien ook granaten met raketvoortstuwing. Scherpschuttersgeweren met nachtvizieren. Antitankwapens. Zit ik er ver naast?'

Bryson haalde zijn schouders op. 'Uw kalasjnikovs - zijn die echt Russisch?'

'Vergeet de Russen maar. Dat spul is troep. Ik heb kisten met Bulgaarse kalasjnikovs.'

'Ah, alleen het beste is goed genoeg voor u.'

Kalakanis glimlachte waarderend. 'Jazeker. De kalasjnikovs die gemaakt zijn door Arsenal in Bulgarije behoren nog steeds tot de beste die er zijn. Doctor Kalasjnikov zelf prefereert het Bulgaarse merk. Hoe kent u Hans-Friedrich ook weer?'

'Ik heb hem geholpen een aantal grote verkopen van Thyssen A.G. Fuchs-tanks aan Saoedi-Arabië tot stand te brengen. Ik heb hem voorgesteld aan wat olievrienden in de Golf. En wat de kalasjnikovs betreft, zal ik me graag door uw deskundigheid laten leiden,' zei Bryson gracieus. 'En geweren...'

'Wat geweren betreft, kunt u gewoon niets beters hebben dan de Vektor 5,56 mm CR21 uit Zuid-Afrika. Als ze die eenmaal hebben geprobeerd, willen ze nooit meer iets anders. Het integrale reflex-optisch vizier van Vektor kan de waarschijnlijkheid dat het eerste schot een treffer is met zestig procent verhogen. Ook als je niet weet wat je aan het doen bent.'

'Granaten met verwerkt uranium?'

Kalakanis trok zijn wenkbrauwen op. 'Die kan ik misschien wel voor u vinden. Een interessante keuze. Tweemaal zo zwaar als lood, het beste antitankwapen dat er is. Snijdt door tanks als een warm mes door boter. En nog radioactief ook. U zei dat uw cliënten uit Rwanda en Kongo komen?'

'Ik geloof niet dat ik dat heb gezegd.' Deze touwtrekkerij bracht Brysons zenuwen bijna tot knappen. Dit was geen onderhandeling, maar een gavotte, een strak georkestreerde dans waarbij elke partner de ander nauwlettend in het oog hield en op een misstap wachtte. Op de een of andere manier bleek uit Kalakanis' houding dat hij meer wist dan hij liet blijken. Wilde die sluwe wapenhandelaar John T. Coleridge zomaar accepteren? Als zijn web van contacten zich nu eens diep, té diep, in de inlichtingen wereld uitstrekte? Als in de jaren sinds Bryson het Directoraat had verlaten, het Coleridge-alias nu eens was opgerold, als het nu eens door een uiterst voorzichtige - of wraakzuchtige - Ted Waller als een verzinsel was ontmaskerd?

Plotseling ging een minuscule mobiele telefoon die naast Kalakanis' bord op de tafel lag. Kalakanis nam op en zei op barse toon: 'Wat is er?... Ja, Chicky, maar jammer genoeg heeft hij geen kredietlijn met ons.' Hij verbrak de verbinding en legde de telefoon weer op de tafel.

'Mijn cliënten zijn ook geïnteresseerd in Stinger-projectielen.'

'Ah, ja, daar is erg veel vraag naar. Elke terroristen- en guerrillagroep wil daar tegenwoordig een kistje van hebben. Dankzij de Amerikaanse overheid zijn er heel wat in omloop. De Amerikanen deelden ze vroeger aan hun vrienden uit alsof het snoepgoed was. Eind jaren tachtig vonden sommige van die dingen hun weg naar Iraanse kanonneerboten en werden ze gebruikt om Amerikaanse marinehelikopters in de Golf uit de lucht te schieten, en opeens verkeerden de Verenigde Staten in de vernederende positie dat ze ze terug moesten kopen. Washington biedt honderdduizend dollar voor de terugkeer van elke Stinger, en dat is vier keer zoveel als de oorspronkelijke kosten. Natuurlijk betaal ik beter.' Kalakanis zweeg, en Bryson besefte dat de blonde stewardess met een afgedekt dienblad aan de rechterkant van de Griek stond. Toen Kalakanis knikte, begon ze hem een adembenemend gecompliceerde pastei van zalmtartaar met parelende zwarte kaviaar te serveren.

'Ik neem aan dat Washington ook een goede klant van u is,' merkte Bryson zachtjes op.

'Ze hebben, hoe zeg je dat, een grote geldbuidel,' mompelde Kalakanis vaag.

'Maar in bepaalde kringen hoor je dat het patróón van de aankopen de laatste tijd is opgevoerd,' ging hij op gedempte toon verder. 'Dat bepaalde organisaties in Washington, bepaalde geheime diensten die de ruimte krijgen om zonder toezicht te opereren, nogal... grote klanten bij u zijn.'

Bryson probeerde heel nonchalant te spreken, maar Kalakanis keek daar dwars doorheen en wierp Bryson een zijdelingse blik toe. 'Bent u geïnteresseerd in mijn koopwaar of in mijn cliënten?' vroeg de wapenhandelaar ijzig.

Bryson voelde zich verdoofd. Hij besefte dat hij een ernstige misrekening had gemaakt.

Kalakanis begon op te staan. 'Wilt u me excuseren? Ik geloof dat ik mijn andere... gasten verwaarloos.'

Snel, en op vertrouwelijke toon, zei Bryson: 'Ik vraag dat om een reden. Een zakelijke reden.'

Kalakanis keek hem argwanend aan. 'Wat voor zakelijke bedoelingen kunt u hebben, als u praat over overheidsdiensten?'

'Ik heb iets te bieden,' zei Bryson. 'Iets wat van belang zou kunnen zijn voor een grote organisatie die niet officieel met een regering verbonden is maar die, zoals u het noemt, een grote geldbuidel heeft.'

'Dus ú hebt mij iets aan te bieden? Ik ben bang dat ik het niet begrijp. Als u uw eigen zaken wilt doen, hebt u mij niet nodig.'

'In dit geval,' zei Bryson, en hij dempte zijn stem nog meer, 'is er geen ander acceptabel kanaal.'

'Kanaal?' Kalakanis begon zich kwaad te maken. 'Waar hébt u het in godsnaam over?'

Bryson fluisterde nu bijna. Kalakanis boog zijn hoofd naar hem toe om te luisteren. 'Plannen,' mompelde Bryson. 'Blauwdrukken, specificaties die veel geld waard kunnen zijn voor bepaalde partijen met, zullen we zeggen, onbegrensde budgetten. Maar mijn vingerafdrukken mogen daar absoluut niet op komen. Ik mag er niet mee in verband worden gebracht. Uw diensten als kanaal, als tussenpersoon, bij gebrek aan een beter woord, zullen royaal worden beloond.'

'U maakt me nieuwsgierig,' zei Kalakanis. 'Ik vind dat we dit gesprek onder vier ogen moeten voortzetten.'

-

Kalakanis' bibliotheek was ingericht met delicaat Frans antiek dat onzichtbaar aan de vloer was verankerd. Twee wanden van glas waren bedekt met Romeinse jaloezieën en gordijnen, en op de andere wanden prijkten ingelijste antieke zeekaarten. In het midden van een van de wanden bevond zich een eiken paneeldeur. Bryson had geen idee waar die deur heen leidde.

Dat de Griek zijn eigen diner zo snel had verlaten, bewees hoe aanlokkelijk de blauwdrukken en technische beschrijvingen waren die Kalakanis nu in zijn hand had. Ze waren door de vervalsingskunstenaars van de divisie Technische Diensten van de CIA gemaakt en ze waren goed genoeg om de inspectie te doorstaan van een wapenhandelaar met een jarenlange ervaring in het lezen van zulke papieren.

Kalakanis deed geen poging zijn opwinding verborgen te houden. Toen hij van de blauwdruk opkeek, glansden zijn donkere ogen van hebzucht. 'Dit is een nieuwe generatie van het JAVELIN antitanksysteem,' zei hij vol ontzag. 'Hoe bent u hier in godsnaam aan gekomen?'

Bryson glimlachte bescheiden. 'U geeft geen handelsgeheimen prijs, en dat doe ik ook niet.'

'Lichtgewicht, draagbaar, vuren-en-vergeten. Het patroon is hetzelfde - natuurlijk de 127 mm-raket - maar de lanceereenheid schijnt veel verfijnder te zijn geworden, en is ook erg goed bestand tegen tegenmaatregelen. Als ik dit goed lees, is de trefkans nu bijna honderd procent!'

Bryson knikte. 'Dat heb ik me laten vertellen.'

'Hebt u de source-codes?'

Bryson wist dat hij de software bedoelde die het mogelijk maakte het wapen te bouwen. 'Ja.'

'Er zal geen gebrek aan geïnteresseerden zijn. De enige vraag zal zijn: wie heeft de middelen? Dit zal een hoge prijs opbrengen.'

'Ik neem aan dat u een klant in gedachten hebt.'

'Hij is op dit moment aan boord van het schip.'

'Aan het diner?'

'Hij heeft mijn uitnodiging erg beleefd afgewezen. Hij mengt zich liever niet onder mijn andere gasten. Op dit moment is hij de goederen aan het inspecteren.' Kalakanis pakte zijn mobiele telefoon en toetste een nummer in. Terwijl hij op verbinding wachtte, zei hij: 'De organisatie van deze persoon heeft de laatste tijd nogal veel ingekocht. Grote hoeveelheden mobiele bewapening. Een wapen als dit zal hem interesseren, daar twijfel ik niet aan, en geld schijnt voor zijn werkgevers geen probleem te zijn.' Hij zweeg even en zei in de telefoon: 'Wil je meneer Jenrette vragen even naar de bibliotheek te komen?'

-

De geïnteresseerde, zoals Kalakanis hem had genoemd, verscheen vijf minuten later in de deuropening van de bibliotheek, geëscorteerd door de kalende roodharige man die Ian heette en die Bryson bij de helikopter had begroet.

Zijn naam was Jenrette, maar Bryson wist meteen dat 'Jenrette' alleen maar de nieuwste van een serie aliassen was. Toen de vermoeid uitziende man van middelbare leeftijd met wanordelijk grijs haar door de kamer naar Kalakanis' bureau liep, keek hij Bryson aan.

Kowloon.

De bar op bet dak van het Miramar Hotel.

Jenrette was een Directoraat-agent die hij als Vance Gifford had gekend.

'De organisatie van deze persoon heeft de laatste tijd nogal veel ingekocht. Grote hoeveelheden mobiele bewapening. Een wapen als dit zal hem interesseren, daar twijfel ik niet aan, en geld schijnt voor zijn werkgevers geen probleem te zijn.'

Geld geen probleem... de organisatie van deze persoon... nogal veel ingekocht.

Vance Gifford was nog steeds aan het Directoraat verbonden, en dat betekende dat Harry Dunne gelijk had: het Directoraat bestond nog.

'Meneer Jenrette,' zei Kalakanis, 'ik wil u graag voorstellen aan iemand die over een interessant nieuw speelgoedje beschikt dat u en uw vrienden misschien graag zullen kopen.' Ian, de lijfwacht en adjudant, stond kaarsrecht tegen de deurpost geleund en keek zwijgend toe.

Vance Gifford keek heel even geschokt, maar toen werd zijn gezicht m ilder en produceerde hij een glimlach waarvan Bryson meteen zag dat hij vals was. 'Meneer... Meneer Coleridge, is het niet?'

'Noem me toch John,' zei Bryson ongedwongen. Zijn lichaam was verlamd; zijn hersenen draaiden op volle toeren.

'Waarom heb ik het gevoel dat we elkaar al eens eerder hebben ontmoet?' zei de man van het Directoraat quasi-joviaal.

Bryson grinnikte en ontspande zijn lichaam. Maar dat was een afleidingsmanoeuvre, want hij concentreerde zich op de ogen van de man, op de uiterst kleine veranderingen in de spiertjes van zijn gezicht, en daar zag hij de waarheid achter de leugen. Vance Gifford is nog steeds agent van het Directoraat. Bryson was daar zeker van.

Gifford was een actief agent geweest toen ze elkaar acht of negen jaar geleden in Sector Oost ontmoetten, een strak georganiseerde ontmoeting in de Miramarbar in Kowloon. We kenden elkaar nauwelijks, hebben misschien een uur zitten praten, over zaken, geheime financieringen, uitwisselpunten en dergelijke. Omdat alles gecompartimentaliseerd was, wisten we geen van beiden wat de ander werkelijk in de organisatie deed.

En Gifford moest nog steeds actief zijn, anders had Kalakanis hem niet naar deze kamer laten komen om het prototype te inspecteren: het lokkertje.

'Was het Hongkong?' vroeg Bryson. 'Taipei? Je komt mij ook bekend voor.' Bryson gedroeg zich blasé, deed zelfs of hij die vage, onverklaarbare persoonsverwisseling wel grappig vond. Maar zijn hart bonkte. Hij voelde dat het zweet op zijn voorhoofd kwam te staan. Zijn veldinstincten waren er nog, ze waren nog scherp, maar zijn psychologie, zijn emoties, verkeerden niet meer in de juiste, geharde conditie. Gifford speelt het mee, besefte Bryson. Hij weet wie ik ben, maar hij weet niet waarom ik hier ben. Hij is een ervaren man uit het veld en hij speelt het mee, goddank. 'Nou ja, waar of wanneer het ook was, het doet me goed je terug te zien.'

'Ik ben altijd in de markt voor nieuw speelgoed,' zei de man van het Directoraat nonchalant. Giffords/Jenrettes ogen keken Bryson scherp aan. Hij zal toch wel weten dat ik eruit ben? Wanneer een agent van het Directoraat eruit werd gezet, werd zijn signalement aan iedereen doorgegeven om te voorkomen dat de ontslagen agent infiltratiepogingen deed. Maar hoeveel weet hij van de omstandigheden van mijn ontslag? Beschouwt hij me als een vijand? Of als iemand die neutraal is? Zal hij aannemen dat ik voor mezelf ben begonnen, zoals veel agenten na het eind van de Koude Oorlog deden, zal hij denken dat ik in de wapenhandel ben gegaan? Aan de andere kant is Gifford intelligent. Hij weet dat hem gestolen topgeheime technologie wordt aangeboden, en hij weet dat zoiets geen normale zakelijke transactie is, zelfs niet in de vreemde wereld van de clandestiene wapenhandel.

Er kunnen nu verschillende dingen gebeuren. Hij kan aannemen dat het een valstrik is, dat hem lokaas wordt voorgehouden. In dat geval zal hij tot de conclusie komen dat ik ben overgelopen; naar een andere overheidsdienst, zelfs naar een andere kant! Zo'n verlokking was een klassieke rekruteringstechniek van de grote buitenlandse inlichtingendiensten. Bryson dacht koortsachtig na. Misschien veronderstelt hij dat ik deel uitmaak van een andere dienst, dat er een bureaucratische stammenoorlog aan de gang is, dat een andere dienst de zijne in de val probeert te lokken.

Of erger nog — als Gifford mij er nu eens van verdenkt dat ik een bedrieger ben, dat ik iets tegen Kalakanis onderneem, misschien zelfs tegen Kalakanis' cliënten?

Dit was waanzin! Giffords reactie was onmogelijk te voorspellen. Hij moest op alles voorbereid zijn.

Kalakanis' gezicht verried niets. De Griek wenkte de man van het Directoraat naar zijn bureau, waarop hij de blauwdrukken en beschrijvingen en source-codes voor het verfijnde wapenontwerp had uitgespreid. Gifford liep erheen en boog zich voorover om de plannen aandachtig te bestuderen.

Terwijl Gif fords lippen nauwelijks bewogen, fluisterde hij iets tegen de wapenhandelaar, zonder hem aan te kijken.

Kalakanis knikte, keek op en zei vriendelijk: 'Wilt u ons even excuseren, meneer Coleridge? Meneer Jenrette en ik willen graag onder vier ogen overleggen.'

Kalakanis stond op en maakte de eiken paneeldeur open. Bryson zag nu dat die deur naar een privé-studeervertrek leidde. Jenrette volgde hem en de deur ging achter hen dicht. Bryson ging op een van Kalakanis' antieke Franse stoelen zitten, verstijfd als een insect dat in barnsteen gevangenzit. Het leek of hij geduldig zat te wachten, een tussenpersoon die gretig aan de grote rijkdom dacht die een op handen zijnde transactie hem zou brengen. Maar inwendig dacht hij koortsachtig na, deed hij wanhopige pogingen om te voorspellen wat er zou gebeuren. Het hing er allemaal van af hoe Jenrette het zou spelen. Wat had de man gefluisterd? Hoe kon Jenrette vertellen wat hij van Bryson wist zonder Kalakanis over zijn werk bij het Directoraat te vertellen? Was Jenrette bereid dat te doen? Hoeveel kon hij naar buiten brengen? Hoe geheim was Jenrettes dekmantel? Allemaal zaken waar hij nooit achter kon komen. Aan de andere kant wist de man die zich Jenrette noemde niet wat Bryson hier deed. Misschien was Bryson wel voor zichzelf begonnen en handelde hij in wapenontwerpen; hoe kon Jenrette/Gifford weten dat het anders was?

De deur van het studeervertrek ging open, en Bryson keek op. Het was de blonde stewardess. Ze had een dienblad met lege glazen en een fles die eruitzag als een portfles. Blijkbaar was ze door de Griek ontboden en was ze via een andere deur in Kalakanis' privé-studeervertrek gekomen. Toen ze gebruikte champagneglazen en wijnglazen van het bureau pakte, leek het of ze Bryson niet opmerkte, maar toen kwam ze naar hem toe. Ze bukte even om een grote glazen asbak vol resten van Cubaanse sigaren van het tafeltje naast Bryson te pakken en begon toen plotseling te spreken. Ze sprak zacht, bijna onhoorbaar.

'U bent een populaire man, meneer Coleridge,' mompelde ze zonder hem zelfs maar een blik toe te werpen. Ze zette de asbak op het dienblad. 'In de kamer hiernaast wachten vier van uw vrienden op u.' Bryson keek naar haar op en zag haar even naar de eiken paneeldeur aan de andere kant van de bibliotheek kijken. 'Probeert u niet op het Heriz-kleedje te bloeden. Dat is vrij zeldzaam en een van meneer Kalakanis' favoriete kleedjes.' Toen was ze weg.

Bryson verstijfde. De adrenaline golfde door zijn lichaam. Toch wist hij dat hij stil moest blijven zitten.

Wat betekende dit?

Werd er in die kamer een hinderlaag voorbereid? Maakte zij daar deel van uit? Zo niet; waarom had ze hem dan gewaarschuwd?

De deur van Kalakanis' studeervertrek ging plotseling weer open. Het was Kalakanis zelf, terwijl Ian, zijn lijfwacht, achter hem in de deuropening opdoemde. Gifford/Jenrette stond een eindje achter hen.

'Meneer Coleridge,' riep Kalakanis uit. 'Wilt u bij ons komen?'

Gedurende een fractie van een seconde staarde Bryson hem aan, probeerde hij de bedoelingen van de Griek te doorgronden. 'Jazeker,' zei hij. 'Ik kom zo. Ik geloof dat ik iets belangrijks in de bar heb laten liggen.'

'Meneer Coleridge, ik ben bang dat we geen tijd te verspillen hebben,' zei Kalakanis met een harde, barse stem.

'Dit duurt maar even,' zei Bryson, en hij draaide zich om naar de deur die naar de eetkamer leidde. Daar stond een andere bewaker, zag hij nu. Maar in plaats van te blijven staan bleef Bryson naar de deur lopen alsof er niets aan de hand was. Nu was hij nog maar een meter of zo van de potige nieuwe bewaker vandaan.

'Het spijt me, meneer Coleridge, we moeten echt met elkaar praten, u en ik,' zei Kalakanis met een hoofdknikje dat duidelijk een teken voor de bewaker bij de deur was. Brysons hele lichaam spande zich toen de potige lijfwacht zich omdraaide om de deur op slot te doen.

Nu!

Hij dook naar voren en gooide de lijfwacht tegen het hardhouten kozijn van de open deur. De bewaker, die deze plotselinge beweging niet had verwacht, spartelde tegen, greep naar zijn wapen, maar Bryson pompte zijn rechtervoet in de onderbuik van de man.

Er ging plotseling een alarm af, oorverdovend hard. Blijkbaar was het aangezet door Kalakanis, die nu schreeuwde. Omdat de lijfwacht tijdelijk zijn evenwicht had verloren, was hij kwetsbaar. Bryson maakte daar gebruik van om zijn rechterknie tegen het middenrif van de man te stoten, en tegelijk met zijn rechterhand zijn gezicht vast te grijpen en hem tegen de vloer te drukken.

'Stop!' bulderde Kalakanis.

Bryson draaide zich snel om en zag dat Ian, de andere lijfwacht, een schietpositie had ingenomen. Met beide handen richtte hij een .38-pistool op Bryson.

Op dat moment slaagde de potige bewaker onder hem erin om schreeuwend en met inzet van al zijn kracht overeind te komen, maar Bryson gebruikte de beweging van de andere man tegen hem. Hij duwde de man omhoog en trok hem voor zich, zijn rechterhand klauwend in de ogen van de lijfwacht, zodat het hoofd van de man als een soort schild fungeerde, recht voor zijn eigen gezicht. Ian zou niet schieten als het risico zo groot was dat hij een medebewaker zou raken.

Plotseling was er een explosie, en Bryson voelde een straal bloed. In het midden van het voorhoofd van de bewaker verscheen een donkerrood gat. De man zakte als dood gewicht in elkaar. Ian had, vast wel per ongeluk, zijn eigen collega doodgeschoten.

Bryson draaide zich nu bliksemsnel om, boog zijn lichaam plotseling opzij, ontweek daardoor nog net de explosie van een volgende kogel, en sprong door de deuropening de gang op. Achter hem explodeerden kogels. Ze versplinterden hout en sloegen putjes in de metalen wanden. Terwijl overal om hem heen het oorverdovend alarm loeide, begon hij door de gang te rennen.

Washington

'Laten we het onder ogen zien. Je laat je niet afschrikken, wat ik ook zeg, hè?' Roger Fry keek senator James Cassidy afwachtend aan. In de vier jaar dat Fry zijn stafchef was geweest, had hij de senator geholpen beleidsverklaringen voor de senaat en toespraken voor de kiezers op te stellen. Telkens wanneer zich een probleem voordeed, had de senator hem om raad gevraagd. Fry, een tengere roodharige man van begin veertig, was iemand die altijd meteen de electorale gevolgen van een beslissing kon inschatten. Prijssubsidies voor melkveehouders? De steden schreeuwden moord en brand als je het ene standpunt innam, terwijl je de landbouwlobby over je heen kreeg als je het andere innam. Vaak genoeg zei Fry: 'Jim, het is lood om oud ijzer - laat je geweten spreken.' Hij wist dat Cassidy zijn carrière had gemaakt door dat te doen.

De namiddagzon die door de luxaflex scheen, wierp schaduwstrepen op de vloer van Cassidy's senaatskantoor en liet zijn mahoniehouten bureau glanzen. De senator uit Massachusetts keek van zijn papieren naar Fry op. 'Ik hoop dat je beseft hoe waardevol je voor me bent, Rog,' zei hij met een glimlach. 'Juist omdat jij zoveel oog hebt voor de pragmatische koehandelsaspecten van dit vak, kan ik nu en dan op mijn achterste benen gaan staan en zeggen wat ik werkelijk denk.'

Het viel Fry altijd weer op hoe gedistingeerd, hoe 'senatoriaal' Cassidy eruitzag: zijn zorgvuldig gekapte manen van golvend zilvergrijs haar, zijn markante trekken. De senator, iets meer dan een meter tachtig lang, was met zijn brede gezicht en hoge jukbeenderen erg fotogeniek, maar van dichtbij was je vooral onder de indruk van zijn ogen: die konden warm en hartelijk worden, zodat kiezers het gevoel kregen dat ze een echte vriend hadden gevonden. Ze konden zich echter ook ijzig en meedogenloos in een nerveuze getuige boren die voor zijn commissie verscheen.

'Nu en dan?' Fry schudde zijn hoofd. 'Veel te vaak, als je het mij vraagt. Veel vaker dan politiek gezond voor je is. Dat kan je nog eens lelijk opbreken. De vorige verkiezingen heb je nou niet bepaald op je sloffen gewonnen.'

'Jij piekert te veel, Rog.'

'Iemand hier moet dat doen.'

'Hoor eens, de kiezers geven om dit soort dingen. Heb ik je deze brief al laten zien?' Het was een brief van een vrouw die aan de noordkust van Massachusetts woonde. Ze had tegen een marketingbedrijf geprocedeerd en ontdekt dat ze dertig bladzijden met informatie over haar hadden, informatie die tot vijftien jaar in de tijd terugging. De firma wist, en verkocht, meer dan negenhonderd afzonderlijke stukjes informatie over haar: inclusief haar keuze van slaapmiddelen en maagtabletten en aambeienzalf en de zeep die ze gebruikte als ze een douche nam; ze wisten alles van haar echtscheiding, haar medisch dossier, haar kredietwaardigheid, al haar verkeersboetes. Maar daar was niets ongewoons aan, want de firma had soortgelijke dossiers over miljoenen Amerikanen. Het enige bijzondere was dat ze het ontdekte. Haar brief en nog enkele tientallen van zulke brieven hadden Cassidy in eerste instantie nieuwsgierig gemaakt.

'Je vergeet dat ik die brief persoonlijk heb beantwoord, Jim,' zei Fry. 'Ik zeg alleen dat je niet weet wat je deze keer oprakelt. Dit raakt de kern van de manier waarop het bedrijfsleven tegenwoordig opereert.'

'Daarom is het de moeite waard om erover te praten,' zei de senator rustig.

'Soms is het belangrijker om in leven te blijven en later weer ten strijde te trekken.' Maar Fry wist hoe Cassidy was als hij door iets geobsedeerd werd. Dan won zijn morele verontwaardiging het van de koele berekening van zijn politiek belang. De senator was geen heilige. Hij dronk soms te veel en dook, vooral in zijn jongere jaren toen zijn haar nog glanzend zwart was, te vaak een ander bed in. Tegelijk had Cassidy altijd een kern van politieke integriteit in stand gehouden. Als het enigszins kon, probeerde hij te doen wat goed was, in elk geval wanneer het goede van iets net zo duidelijk was als de politieke prijs die ervoor betaald moest worden. Dat was een idealistisch trekje waartegen Fry vaak protesteerde maar waarvoor hij, bijna zonder het te willen, ook respect had.

'Ken je Ambrose Bierces definitie van een staatsman?' De senator knipoogde naar hem. 'Een staatsman is een politicus die als gevolg van gelijke druk van alle kanten overeind blijft staan.'

'Ik was gisteren in de garderobe en hoorde dat je een nieuwe bijnaam hebt,' zei Fry met een vaag glimlachje. 'Je zult dit een goeie vinden, Jim: "senator Cassandra".'

Cassidy fronste zijn wenkbrauwen. 'Niemand luisterde naar Cassandra; maar dat hadden ze wel moeten doen,' bromde hij. 'In ieder geval kon ze later vertellen dat ze het wel had gezegd...' Hij zweeg. Ze hadden dit al afgewerkt; ze hadden dit gesprek al gehad. Fry probeerde hem te beschermen en Cassidy had hem zijn betoog laten houden. Maar wat dit betrof, viel er niets meer te bespreken.

Senator Cassidy zou doen wat hem te doen stond, en hij liet zich niet tegenhouden.

Welke prijs hij ook moest betalen.

-6-

Terwijl Bryson naar de middentrap rende, daverden er voetstappen achter hem aan over het stalen dek. Hij zag de lift en hield maar een fractie van een seconde de pas in voordat hij die mogelijkheid verwierp. De lift ging langzaam, en als hij er eenmaal in stond, zou hij zich in een verticale doodkist bevinden, een gemakkelijke prooi voor iedereen die het liftmechanisme kon stopzetten. Nee, hij zou de trap nemen, hoe luidruchtig die ook was. Er was geen andere mogelijkheid om uit de bovenbouw te komen. Hij had geen keus. Naar boven of naar beneden? Omhoog naar het stuurhuis, naar de brug; dat zou een onverwachte manoeuvre zijn, maar dan liep hij wel het risico dat hij op het bovendek gevangen kwam te zitten, met weinig uitwegen. Nee, dat was een slecht idee. Het enige dat zin had, was dat hij naar beneden ging, naar het hoofddek, en dan zou ontsnappen.

Ontsnappen? Hoe? Er was maar één manier om van het schip af te komen, en dat was van het hoofddek het water in: hetzij door te springen, wat in deze koude Atlantische wateren gelijkstond aan zelfmoord, hetzij over de loopplank, en dat ging te langzaam en maakte hem te zichtbaar.

Jezus! Er was geen uitweg!

Nee, zo moest hij niet denken. Er moest een uitweg zijn, en die zou hij vinden.

Hij was net een rat in een doolhof. Het feit dat hij de indeling van dit immense schip niet kende, was een groot nadeel ten opzichte van zijn achtervolgers. Aan de andere kant had zo'n groot schip eindeloos veel gangen waarin hij zijn achtervolgers kon afschudden en zich zonodig kon verstoppen.

Hij rende naar de trap en begon met twee of drie treden tegelijk naar beneden te rennen, terwijl boven hem nu werd geschreeuwd. Een van de lijfwachten was dood, maar er waren vast en zeker nog anderen, en die waren inmiddels door het alarm en via hun radioverbindingen gewaarschuwd. De voetstappen en het geschreeuw galmden steeds harder door het trappenhuis. Zijn achtervolgers waren in aantal toegenomen en waarschijnlijk was het alleen maar een kwestie van seconden voordat anderen uit andere delen van het schip te voorschijn kwamen.

De alarminstallatie op het schip bracht een kakofonie van rauw geloei en metalen fluittonen voort. Een overloop leidde naar een korte gang die blijkbaar op een buitensectie van een dek uitkwam. Geluidloos maakte hij de deur open, en geluidloos deed hij hem achter zich dicht. Toen rende hij recht vooruit en kwam op het achterdek terecht, waar hij in de buitenlucht stond. De lucht was zwart, de golven sloegen zachtjes tegen de achtersteven. Hij rende naar de reling, op zoek naar de gelaste stalen handgrepen en treden die soms op de zijkant van schepen zaten om in noodgevallen als vluchtweg te dienen. Hij kon over zulke grepen naar een andere verdieping van het schip klimmen, dacht hij vlug, en ze op die manier kwijtraken.

Maar er zaten geen stalen grepen op de scheepswand. Hij kon hier alleen wegkomen door naar beneden te springen.

Plotseling barstte er pistoolvuur los. Een kogel ricochetteerde met een hoog pinggeluid tegen een metalen kaapstander. Hij draaide zich vlug van de reling weg en dook in de schaduw achter een stalen kabelwinch waarop de stalen kabel rond liertrommels was gewonden, als een gigantische klos garen, en kroop daarachter weg. Nog geen meter van zijn hoofd vandaan sloeg een volgende serie kogels in het metaal.

Ze schoten zonder enige terughoudendheid, en hij besefte dat ze, omdat hij de open zee achter zich had, niet bang hoefden te zijn dat ze de kwetsbare navigatieapparatuur van het schip zouden beschadigen.

In het schip zouden ze voorzichtiger moeten zijn als ze wilden schieten. En dat was zijn bescherming. Ze zouden niet aarzelen hem te doden, maar ze zouden hun schip niet willen beschadigen - of hun kostbare lading.

Hij moest de open ruimten verlaten en zich weer in de buik van het schip terugtrekken. Ze zouden er voorzichtiger moeten zijn met schieten, bovendien zouden er daar voor hem meer schuilplaatsen zijn.

Maar wat nu? Hij zat gevangen in de open lucht, met alleen een grote stalen kaapstander als bescherming. Dit was voor hem de gevaarlijkste plaats op het hele schip.

Hij had met twee of drie schutters te maken, niet meer en niet minder. In ieder geval was hij in de minderheid. Hij moest ze afleiden, een verkeerde kant op sturen, maar hoe? Hij keek wild om zich heen en zag iets. Achter een ijzeren klamp, een hoge cilinder die zich meer dan een meter hoog van het dek verhief, zag hij een verfbus die daar ongetwijfeld door een matroos was achtergelaten. Hij kroop over het dek naar voren en pakte de bus. Die was bijna leeg.

Op dat moment zagen ze hem en volgde er een plotseling salvo van pistoolvuur.

Hij trok zich snel terug, greep de beugel van de verfbus en slingerde hem onmiddellijk naar voren, naar de reling toe, waar hij de kluispijp raakte. Hij gluurde om de barricade heen en zag dat beide mannen zich naar de bron van het gekletter omdraaiden. Een van hen rende erheen, weg van de plaats waar Bryson zich had verborgen. De ander draaide zich in de klassieke schuttershouding om en keek van de ene naar de andere kant. Terwijl de eerste man naar de stuurboordkant van het schip rende, maakte de tweede een omtrekkende beweging in de richting van de bakboordkant, waarbij hij zijn wapen de hele tijd op de winch gericht hield. Deze man doorzag de list, vermoedde dat Bryson een afleidingsmanoeuvre had uitgevoerd, geloofde dat Bryson nog achter de winch zat.

Maar hij verwachtte niet dat Bryson om de winch heen naar hem toe zou komen. Bryson was nu nog maar zo'n meter van de tweede bewaker vandaan. Er was een plotselinge schreeuw van de eerste man te horen, een kreet dat Bryson daar niet was, een onprofessionele zet. De tweede man, vlak bij Bryson, werd afgeleid en draaide zich om.

Doe het!

Nu!

Bryson dook op de man af, tackelde hem tegen het dek, stootte zijn knie tegen zijn maag. Alle lucht werd uit de longen van de man gepompt, en toen hij in een reflex overeind kwam, ramde Bryson met zijn elleboog in zijn keel. Hij hoorde het knarsen van kraakbeen en nam de keel van de man intussen in de hamergreep. De man brulde van pijn, en dat gaf Bryson de gelegenheid die hij nodig had om het pistool van de beveiligingsman te grijpen en te proberen het uit zijn hand te wringen. Maar de bewaker was een professional en hij zou zijn wapen niet zo gemakkelijk opgeven. Ondanks de verschrikkelijke pijn die Bryson hem toebracht, bleef Kalakanis' soldaat zich verzetten. Er kwamen schoten van de andere kant van het dek, gelost door de eerste schutter, die niet goed kon richten omdat hij over het dek rende, naar zijn collega toe. Bryson draaide het wapen om tot de pols van de man kraakte; de banden scheurden hoorbaar en het pistool was nu op de borst van de man gericht. Brysons wijsvinger kreeg eindelijk de trekker te pakken, en hij boog zijn pols en schoot.

De soldaat welfde achterover, zijn borst doorboord. Bryson had ondanks de verwarring van de worsteling perfect gemikt. Hij had het hart van de man getroffen.

Hij trok het wapen uit de slappe vingers van de man, sprong overeind en begon wild in de richting van de rennende man te schieten, die bleef staan om terug te schieten, wetend dat hij weinig kans maakte zijn doel te treffen als hij bleef rennen. Die korte pauze was de ruimte die Bryson nodig had. Hij gaf een salvo semi-automatisch vuur en een van de kogels doorboorde het voorhoofd van zijn belager. De man viel opzij, zakte tegen de reling, dood.

Bryson ging ervan uit dat hij enkele seconden veilig was. Maar hij hoorde al voetstappen op het dek, harder en steeds dichterbij, en hij hoorde het geschreeuw dat erbij hoorde en wist dat hij allesbehalve veilig was.

Waar nu naartoe?

Recht voor hem zag hij een deur met het opschrift DIESELGENERATOR. Die moest naar de machinekamer leiden, en dat leek hem op dat moment de beste plaats om zijn toevlucht te zoeken. Hij rende over het dek, rukte de deur open en vloog een steile, smalle, groen geverfde metalen trap af. Hij bevond zich nu in een grote open ruimte waar een oorverdovend lawaai klonk. De extra dieselgeneratoren hier waren in bedrijf. Ze produceerden de energie voor het schip, omdat de motor uit was. Met een paar grote passen rende hij langs een reling die boven de gigantische generatoren om de ruimte heen liep.

In het kabaal hoorde hij toch nog dat zijn achtervolgers hem naar deze ruimte waren gevolgd, en even later zag hij een aantal mannen de metalen trap afrennen. In het spookachtig groene schijnsel van de zwakke verlichting waren ze alleen als silhouetten te zien.

Het waren er vier. Ze renden met stijve, stuntelige bewegingen de stalen trap over. Eerst verbaasde hij zich daarover, maar toen zag hij dat twee van hen een nachtzichtbril droegen en dat de anderen geweren met nachtvizieren hadden. De contouren waren onmiskenbaar.

Hij hief zijn gestolen pistool, richtte vlug op de eerste man die de trap afkwam, en...

Plotseling was alles stikdonker!

De lichten in de ruimte waren uitgedaan, waarschijnlijk vanuit een centrale controlekamer. Geen wonder dat ze dat nachtzichtmaterieel gebruikten! Door al het licht uit te doen konden ze profiteren van het voordeel dat hun geavanceerde militaire materieel hun bood. Op een schip als dit, een drijvend arsenaal, zou geen tekort aan zulk materieel zijn.

Maar hij schoot toch, de duisternis in, in de richting waarin hij nog maar enkele seconden tevoren zijn pistool had gericht. Hij hoorde een kreet, en toen een klap. Een van de mannen was neergeschoten. Maar het was waanzin om in de duisternis te blijven schieten en kostbare munitie te verspillen. Hij had geen idee hoeveel patronen er nog in het wapen zaten en kon niet aan nieuwe patronen komen.

Ze verwachtten dat hij dat deed.

Ze verwachtten dat hij als een in het nauw gedreven dier zou reageren, als een verdrinkende rat. Dat hij wanhopig om zich heen zou slaan. Dat hij lukraak in de duisternis zou schieten. Dat hij de munitie zou gebruiken zonder dat hij er iets aan had. En daarna zouden ze hem, geholpen door hun nachtzichtmaterieel, gemakkelijk kunnen opjagen.

Verblind door de duisternis stak hij zijn armen uit, tastte naar obstakels, zowel om ze te vermijden als om zich erachter te verbergen. De mannen met de infrarood-nachtzichtbrillen waarvan de lenzen met behulp van een hoofdtuig en een helmbeugel voor hun ogen waren bevestigd, hadden ongetwijfeld ook pistolen bij zich. De anderen hadden geweren die met geavanceerde infraroodvizieren waren uitgerust. In beide gevallen konden ze in totale duisternis kijken doordat ze het verschil in warmteafgifte tussen levende en levenloze voorwerpen konden waarnemen. Thermal-imaging-vizieren, bestemd voor de korte afstand, waren in de Falklands-oorlog in 1982 en de Golfoorlog in 1991 met veel succes gebruikt. Maar dit, realiseerde Bryson zich, waren de nieuwste RAPTOR nachtvizieren, lichtgewicht, supernauwkeurig, met een extreme nauwkeurigheid op de lange afstand. Ze werden vaak door sluipschutters gebruikt. Die zetten ze dan op hun .50 geweren.

O nee. Het was niet bepaald een eerlijke strijd, als het dat al ooit geweest was.

Het lawaai van de generator klonk in het donker nog harder.

In de diepe zwartheid zag hij een klein dansend rood stipje door zijn gezichtsveld flitsen.

Iemand had hem gevonden en richtte recht op zijn gezicht, zijn ogen!

Trianguleren! Probeer de positie van de schutter in te schatten door na te gaan van waaruit het infrarood-dradenkruis op hem gericht werd. Dit was niet de eerste keer dat hij het doelwit van een schutter met een nachtvizier was, en hij had geleerd de afstand tot de schutter te schatten.

Maar iedere seconde dat hij bleef staan om te richten, gaf zijn vijand, die hem als een groen object tegen een donkerder groene of zwarte achtergrond zag, de tijd om ook te richten. En zijn vijand wist zeker waar hij was, terwijl Bryson het van inschatting en een beetje geluk moest hebben. En hoe kon hij mikken op duisternis? Wat had hij dan om op te mikken?

Hij kneep zijn ogen half dicht om nog een beetje licht te zien, maar er was echt absoluut geen licht. Toen hief hij zijn pistool en vuurde.

Een schreeuw!

Hij had iemand geraakt, al wist hij nog niet hoe goed.

Maar een seconde of twee daarna spuwde een kogel met een hard pinggeluid tegen de machinerie links van hem. Nachtzicht of niet, zijn vijanden hadden misgeschoten. Het maakte ze blijkbaar niet uit of hun kogels de generator troffen of niet. De machinerie had een wand van dik en duurzaam staal.

Dat betekende dat het ze niet kon schelen wat ze raakten, en of ze mis schoten.

Met hoeveel waren ze? Als de tweede man inderdaad was uitgeschakeld, wilde dat zeggen dat er nog twee over waren. Jammer genoeg maakte de generator zoveel lawaai dat Bryson geen voetstappen kon horen naderen, zoals hij ook de moeizame ademhaling van een gewonde niet zou kunnen horen. Eigenlijk was hij blind én doof.

Toen hij over het looppad rende, zijn ene hand voor zich uitgestrekt om te voorkomen dat hij tegen onzichtbare voorwerpen op liep, het wapen in zijn andere hand, hoorde hij weer schoten. Een kogel vloog zo dicht langs zijn hoofd dat hij de windvlaag tegen zijn hoofdhuid voelde.

Toen stuitte zijn tastende hand op iets hards: een wand. Hij was bij een wand aan het eind van de spelonkachtige ruimte gekomen. Hij zwaaide zijn wapen eerst de ene en toen de andere kant op en voelde beide keren een stalen reling.

Hij zat in de val.

Toen zag hij het dansende rode stipje in de duisternis. Een van de schutters mikte op het groene ovaal dat in het nachtvizier zijn hoofd was.

Hij stak het pistool voor zich uit in de lucht om eventueel weer in het niets te schieten. Toen schreeuwde hij: 'Toe dan! Als jullie me missen, beschadigen jullie misschien de generator. Er zit daar een hoop kwetsbare elektronische apparatuur, microchips die makkelijk kapotgaan. Als jullie de generator uitschakelen, heeft het hele schip geen energie meer - benieuwd wat Kalakanis daarvan vindt!'

Een fractie van een seconde van stilte. Hij meende zelfs het rode stipje te zien trillen, al wist hij dat hij zich dat misschien verbeeldde.

Er was een diep gegrinnik te horen, en toen gleed het infrarood-stipje weer door zijn gezichtsveld. Het kwam tot rust, en toen...

De plof van een wapen met geluiddemper, en toen nog drie ploffen, en meteen daarop een schreeuw en het geluid van weer een lichaam dat tegen de stalen vloer van het looppad sloeg.

Wat?

Wie had op zijn vijand geschoten? Iemand had dat gedaan; Bryson wist dat hij het niet was geweest. Iemand had een pistool met geluiddemper gebruikt om een aantal schoten te lossen.

Iemand had op zijn achtervolgers geschoten, - en ze misschien zelfs geëlimineerd!

'Geen beweging!' Bryson schreeuwde in de duisternis naar de enige schutter die volgens zijn berekening nog over was. Zijn kreet was zinloos, wist hij - waarom zouden zijn tegenstanders, voorzien van nachtzichtbril en -vizier, naar hem luisteren? - maar zo'n kreet, onverwachts en zelfs onlogisch, kon hem enkele seconden van verwarring opleveren, die hij kon gebruiken.

'Niet schieten!' riep een andere stem, zwak in het oorverdovend lawaai van de generatoren.

Een vrouw.

Het was de stem van een vrouw.

Bryson verstijfde. Hij dacht dat hij alleen maar mannen over de metalen trap in de ruimte had zien afdalen, maar die omvangrijke apparatuur kon gemakkelijk een vrouwelijk silhouet verhullen.

Maar wat bedoelde ze met niet schieten?

'Leg je wapen neer!' schreeuwde Bryson.

Plotseling werd hij verblind door een lichtflits, en hij besefte dat de lichten in deze ruimte weer aan waren gegaan! Feller dan voordat het donker was geworden.

Wat gebeurde er?

In een seconde of twee hadden zijn ogen zich aan het licht gewend, en nu kon hij de vrouw zien die tegen hem had gesproken. Ze bevond zich op een looppad hoog boven hem en droeg een wit uniform: het uniform van Kalakanis' stewardess op het diner dat hem nu al een gebeurtenis uit een ver verleden leek.

Op haar hoofd had ze een helm en een hoofdtuig, en de lens van een infrarood monoculaire nachtzichtbril onttrok de helft van haar gezicht aan het oog. Toch herkende Bryson haar als de beeldschone blonde vrouw met wie hij voor het diner enkele woorden had gewisseld en die hem vlug nog wat woorden had toegefluisterd voordat het geweld begonnen was: woorden waarvan hij nu wist dat ze een echte waarschuwing waren geweest.

En daar zat ze dan, gehurkt in schietpositie, haar handen om de kolf van een Ruger met een lange geluiddemper, die ze langzaam heen en weer bewoog. Hij zag ook dat er vier lichamen op verschillende plaatsen in de generatorruimte lagen: twee op het dek dat zich dicht bij de generator bevond, een aan het begin van het looppad waarop hij stond, en een vierde die amper twee meter van hem vandaan lag, alarmerend dichtbij.

En hij zag dat de vrouw haar wapen niet op hem richtte. Ze dekte hem, richtte de Ruger op alle andere plaatsen, beschermde hem tegen anderen! De stewardess stond bij een klein paneel met schakelaars. Daar had ze de lichten natuurlijk aangedaan. 'Kom!' schreeuwde ze boven het dof gebulder uit. 'Deze kant op!'

Wat was er toch aan de hand?

Bryson keek verbijsterd.

'Kom, laten we gaan!' schreeuwde de vrouw woedend. Haar accent was onmiskenbaar Levantijns.

'Wat wil je?' schreeuwde Bryson terug, meer om tijd te winnen dan om een reactie uit te lokken. Want wat kon dit anders zijn dan een val: een slimme val, maar toch een val?

'Nou, wat denk je?' schreeuwde ze. Ze richtte haar wapen op hem en nam de schietpositie weer in. Hij richtte zijn pistool op haar, en net toen hij op het punt stond de trekker over te halen, zag hij dat ze de loop een paar centimeter naar rechts bewoog en hoorde hij het geluid van weer een gedempt schot.

En op datzelfde moment hoorde hij een klap en zag hij een lichaam van het looppad boven hem vallen.

Weer een schutter met een nachtvizier. Dood.

Ze had hem zojuist gedood.

De schutter was geruisloos naar hem toe geslopen en had op het punt gestaan hem te doden, en zij was hem voor geweest.

'Schiet op!' schreeuwde de vrouw naar hem. 'Voordat er anderen komen. Als je je leven wilt redden, moet je in beweging komen!'

'Wie ben jij?' schreeuwde Bryson verbaasd terug.

'Wat doet dat er nu toe?' Ze schoof de nachtzichtbril omhoog, zodat hij boven op haar hoofd kwam te rusten. 'Alsjeblieft, er is geen tijd! In godsnaam, kijk hoe je eraan toe bent, bereken je kansen. Welke keuze heb je nou?'

-7-

Bryson staarde de vrouw aan.

'Kom nou!' riep ze, haar stem hoger van wanhoop. 'Als ik je wilde doden, had ik dat al gedaan. Ik ben in het voordeel, ik heb infrarood - jij niet.'

'Je bent nu niet in het voordeel,' riep Bryson terug. Hij hield zijn gestolen wapen nog stevig vast, al had hij het naar zijn zij laten zakken.

'Ik ken dit schip vanbinnen en vanbuiten. Nou, als je hier wilt blijven en spelletjes wilt spelen, moet je dat zelf weten. Ik kan nu niets anders doen dan het schip verlaten. Kalakanis heeft veel bewakers; er zijn nog veel anderen, en waarschijnlijk zijn die nu op weg hierheen.' Met haar vrije hand wees ze naar een klein kastje dat aan een van de balken bij het plafond van de generatorruimte hing. Bryson zag dat het een surveillancecamera was. 'Hij heeft een groot deel van het schip op de camera, maar niet alles. Dus je kunt me volgen en je leven redden, of je kunt hier blijven en je overhoop laten schieten. De keuze is aan jou!' Ze draaide zich vlug om en rende over het looppad en over een korte metalen trap naar een deur. Ze maakte de deur open, keek achterom en wees met haar hoofd naar de opening, een teken dat hij haar moest volgen.

Bryson aarzelde niet meer dan een paar seconden voordat hij dat deed. Hij dacht koortsachtig na. Hij probeerde iets van die vrouw te begrijpen. Vragen! Wie was ze? Wat deed ze, wat wilde ze, waarom was ze hier?

Die vrouw was blijkbaar meer dan alleen maar een stewardess op dit schip.

Dus: wie was ze?

Ze wenkte en hij ging achter haar aan door de deur, zijn hand nog steeds om het pistool geklemd.

'Wat ben je...?' begon hij.

'Stil!' siste ze. 'Het geluid draagt hier ver.' Ze maakte de deur achter hem dicht en schoof er een grote grendel voor. Het pijnlijk harde geluid uit de generatorruimte was weg. 'Gelukkig voor ons is dit een antipiratenschip. Overal kunnen doorgangen worden afgesloten.'

Hij keek haar aan en werd even afgeleid door haar opmerkelijke schoonheid. 'Je hebt gelijk,' zei hij rustig maar nadrukkelijk. 'Ik heb nu niet veel keus, maar toch wil ik graag dat je me vertelt hoe het zit.'

Ze keek hem aan met een blik die tegelijk direct en uitdagend was, en fluisterde: 'We hebben nu geen tijd voor verklaringen. Ik ben hier ook undercover. Ik volg wapentransacties naar bepaalde groeperingen die Israël naar het Stenen Tijdperk terug willen schieten.'

De Mossad, zei hij tegen zichzelf, de Israëlische inlichtingendienst. Maar aan haar accent was te horen dat ze Libanees was, uit de Bekaa-vallei, dus er klopte iets niet. Was het mogelijk dat een Libanese voor de Mossad werkte?

Ze hield haar hoofd schuin alsof ze in de verte een geluid hoorde dat niet tot hem doordrong.

'Deze kant op,' zei ze abrupt, en ze begon de stalen trap op te rennen. Hij volgde haar naar een overloop en door een deur die uitkwam op een lange, lege, donkere gang. Ze bleef even staan en keek beide kanten op. Toen zijn ogen zich aan het zwakke licht aanpasten, zag hij dat de tunnel nog een heel eind doorging, zo ver als hij kon zien. Blijkbaar strekte die tunnel zich over de hele lengte van het schip uit, van boeg tot achtersteven. Zo te zien was het een weinig gebruikte onderhoudsgang. 'Kom!' snauwde ze, en plotseling begon ze te rennen.

Bryson volgde. Hij paste zijn stappen bij het bliksemsnelle tempo van de vrouw aan. Het viel hem op dat ze nogal vreemd liep: veerkrachtig en licht, bijna geluidloos. Hij begon dat ook te doen, want hij besefte dat ze zo min mogelijk trillingen op het stalen oppervlak probeerde te veroorzaken: om zelf niet gehoord te worden en om te kunnen horen of ze gevolgd werden, vermoedde hij.

Binnen een minuut, toen ze zo'n honderd meter door de donkere tunnel hadden gerend, meende hij achter hen een geluid te horen, ergens aan de achterkant van het schip. Hij keek om en zag een verandering in het schaduwpatroon aan het eind van de gang. Maar voordat hij iets tegen haar kon zeggen, zag hij dat ze naar rechts zwenkte en zich plat tegen de stalen wand drukte, achter een verticale stalen balk. Hij deed hetzelfde, geen seconde te vroeg.

Er volgde een explosie van daverend automatisch geweervuur. Kogels spatten galmend in de rand, kletterden tegen het dek.

Hij keek vlug naar links en zag een vlammenstraal uit een machinegeweer, helemaal aan het eind van de tunnel, en de vage contouren van de schutter. Er volgde weer een salvo geweervuur, en toen rende hun belager door de gang in hun richting.

De vrouw worstelde met een deur. 'Verdomme! Die is dichtgeverfd!' fluisterde ze. Met een snelle blik door de lange, donkere gang naar de naderende achtervolger zei ze: 'Deze kant op!' Ze sprong plotseling naar voren, weg van de beschermende wand met zijn stalen balken, en rende verder. Dat was een goed besluit van haar, want anders zouden ze daar in de val zitten en een gemakkelijk doelwit vormen. Hij keek vlug om de balk heen naar achteren en zag hoe de schutter de pas inhield, zijn uzi optilde en het wapen op de vrouw richtte.

Bryson aarzelde niet. Hij richtte zijn pistool op de achtervolger en haalde twee keer achtereen de trekker over. De eerste keer volgde er een knal; de tweede keer was er alleen een zacht klikgeluid te horen. De kamer was leeg, net als het magazijn.

Maar de achtervolger was uitgeschakeld. De man zakte in een vreemde houding in elkaar en zijn uzi kletterde op de metalen vloer. Zelfs op deze afstand kon Bryson zien dat de man dood was.

De stewardess draaide zich met een grimmig, angstig gezicht om en zag wat er gebeurd was. Ze keek Bryson even aan met een blik waaruit waardering zou kunnen spreken, maar zei niets. Hij rende achter haar aan.

Voorlopig waren ze veilig. Nu ging ze plotseling naar rechts en bleef abrupt voor een andere wand staan, die ook door verticale balken in stukken werd verdeeld. Ze boog zich naar voren, pakte een stang vast die boven een ovalen opening in de wand ter grootte van een mangat was aangebracht en zwaaide lenig haar voeten in het gat, als een kind op een klimrek. In een oogwenk was ze verdwenen. Hij deed hetzelfde, zij het wat stunteliger: hoe lenig hij ook was, hij kende het schip niet zo goed als zij.

Ze bevonden zich nu in een kubusvormig compartiment met een laag plafond. Het was hier bijna helemaal donker, want het enige licht kwam van de zwak verlichte onderhoudsgang. Toen zijn ogen aan het donker gewend waren, besefte hij dat deze ruimte via een ander mangat in verbinding stond met een volgende ruimte, en met nog een, en nog een. Hij kon helemaal naar de andere kant van het schip kijken. Dit was een dwarspassage, besefte hij, en de secties waren door zware stalen balken van elkaar gescheiden. Ze keek in het volgende compartiment en greep toen zonder iets te zeggen de stang vast en zwaaide haar lichaam, de voeten voorop, door het mangat.

Hij volgde haar, maar zodra hij overeind stond, hoorde hij haar fluisteren: 'Stil! Luister!'

In de verte was het gehamer van voetstappen op staal te horen. Het geluid leek uit de onderhoudsgang te komen waar ze zelf zojuist nog waren geweest, en ook van ergens boven hen. Zo te horen waren het minstens vijf of zes mannen.

Ze sprak snel, op gedempte toon. 'Ze hebben natuurlijk die man gevonden die je hebt gedood. Nu weten ze dat je gewapend bent, en waarschijnlijk een professional.' Ze sprak Engels met een zwaar accent, maar wel opvallend vloeiend. Haar intonatie klonk vragend, al kon hij de uitdrukking op haar gezicht niet zien. 'Al moest dat haast wel, omdat je nog steeds in leven bent. Ze weten ook dat jij - dat wij nog niet erg ver gekomen kunnen zijn.'

'Ik weet niet wie je bent, maar je zet je leven voor mij op het spel. Je bent mij niets verschuldigd, maar ik zou een verklaring wel erg op prijs stellen.'

'Zeg, als we hieruit komen, hebben we tijd om te praten. Nu niet. Nou, heb je nog een wapen bij je?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Alleen dit verrekte ding, en het is leeg.'

'Dat is niet goed. We zijn enorm in de minderheid. Ze zijn met genoeg om uit te waaieren, om elke gang, elke ruimte te doorzoeken. En zoals we net hebben gezien, is hun bewapening niet mis.'

'Er is op dit schip geen tekort aan wapens,' zei Bryson. 'Hoe ver zijn we van de containers vandaan?'

'Containers?'

'De lading.'

Zelfs in het halfduister kon hij een glimlach op haar gezicht zien glanzen. Ze begreep wat hij bedoelde. 'O ja. Helemaal niet ver. Maar ik weet niet wat erin zit.'

'Dan moeten we kijken. Moeten we naar de onderhoudsgang terug?'

'Nee. Er is een doorgang in de vloer van een van deze ruimten. Maar ik weet niet in welke, en zonder licht lopen we het risico dat we opeens naar beneden vallen.'

Bryson greep in zijn zak, haalde een boekje lucifers te voorschijn en streek er een aan. Het hele compartiment werd meteen door een zwak oranje vlammetje verlicht. Hij liep naar de volgende opening, de luchtstroom doofde de vlam, en hij streek weer een lucifer aan. Ze rende met hem mee en keek in de volgende ruimte. 'Daar is het,' zei ze. Bryson zwaaide de lucifer uit voordat hij zijn vingers brandde. Ze stak haar hand uit om het luciferboekje over te nemen. Hij gaf het aan haar, want hij begreep dat zij de leiding had en er dus meer mee kon doen.

Zodra het weer donker was, greep ze de stalen stang vast, hees haar voeten op en stak ze door de opening. Terwijl ze zich met behulp van een stang in het volgende compartiment overeind trok, tikte ze voorzichtig met haar voeten op het dek, op zoek naar stevig staal. 'Goed. Voorzichtig.'

Hij zwaaide zich door het mangat, liet zich behoedzaam op de vloer zakken en bleef op de rand van de compartimentvloer staan. Ze was al bezig om met behulp van een stalen ladder die daar vastgelast zat in de verticale doorgang af te dalen. Terwijl Bryson wachtte tot hij haar naar beneden kon volgen, hoorde hij harde voetstappen die dichterbij kwamen, tegelijk met geschreeuw. Meteen daarop zag hij een lichtstraal uit een schijnwerper in de onderhoudsgang waar ze uit gekomen waren. Hij liet zich op de stalen vloer vallen op hetzelfde moment dat een licht recht in hun richting scheen. Het licht bewoog zich langzaam van de ene naar de andere kant.

Hij drukte zijn gezicht tegen het koude staal en verstijfde. Hij was zich bewust van de claxons van het schip die nog eindeloos loeiden, maar vreemd genoeg waren ze een achtergrondgeluid geworden en kon hij ook andere, subtielere geluiden horen.

Hij hield zijn adem in. Het licht bewoog zich naar het midden van de doorgang en hield toen halt, alsof ze hem hadden gevonden. Zijn hart bonkte zo hard dat hij zou zweren dat het te horen was. Toen kwam het licht weer in beweging en was het weg.

De luidruchtige voetstappen gingen verder. 'Hier is niets!' riep een stem.

Hij wachtte een volle minuut voordat hij in beweging kwam. Het leek een eeuwigheid. Toen tastte hij de gladde ronde rand van de opening in de vloer af, tot zijn vingers het stalen uitsteeksel van de ladder vonden.

Enkele seconden later klom hij ook de ladder af.

Het leek wel of ze honderd meter naar beneden gingen, al wist hij dat het veel minder moest zijn. Ten slotte kwam er een eind aan de ladder en slopen ze door een lange, donkere horizontale tunnel waarvan de vloer vochtig was en naar ruimwater rook. De tunnel was zo laag dat ze niet rechtop konden staan. De voetstappen van de achtervolgers waren nu ver weg en gedempt, bijna niet meer te horen. De vrouw bewoog zich snel door de tunnel, diep voorover, bijna op handen en voeten, en Bryson merkte dat hij hetzelfde deed. Toen vertakte de tunnel zich naar rechts en pakte ze weer een verticale metalen ladder vast, waarna ze met soepele bewegingen naar boven begon te klimmen. Bryson volgde, maar ditmaal bleven ze niet lang op de ladder. Ze kwamen weer in een soort gang. De vrouw streek een lucifer aan en in het licht van de vlam zag hij dat de gang aan weerskanten steile, hoge wanden van gegolfd staal had. Een seconde later besefte hij dat de wanden in feite de uiteinden van stalen scheepscontainers waren, die dicht op elkaar stonden. Het pad ging tussen twee lange rijen containers door.

Ze bleef staan, knielde, streek weer een lucifer aan en bekeek een label dat op een van de containers was geplakt. 'Steel Eagle 105,107, 111...' las ze zachtjes voor.

'Messen. Militaire klasse, voor tactische operaties. Blijf zoeken.'

Ze ging naar de volgende container. 'Omega Technologies...'

'Componenten voor elektronische oorlogvoering. Jezus, ze hebben hier alles. Maar daar hebben wij niets aan.'

'Mark-TwelveIFFCrypto...'

'Cryptosystemen voor transponders en interrogators. Probeer de volgende. Vlug!'

Intussen zat Bryson voor een container in de rij daartegenover gehurkt. In het vage schijnsel van de lucifer die een meter van hem vandaan brandde probeerde hij het label te lezen. 'Ik denk dat we hier iets hebben,' zei hij. 'XM84 stungranaten, niet dodelijk, geen fragmentatie. Flits-en-boem.' Hij mompelde in zichzelf: 'Ik had liever iets dodelijks, maar lieverkoekjes worden niet gebakken.'

Ze ging zachtjes door met voorlezen: 'AN/PSC-II scamp.'

'Several-Channel Anti-Jam Man-Portable. Ga verder.'

Ze zwaaide een lucifer uit en streek de volgende aan. 'ANFATDS?'

'Army Field Artillery Tactical Data System. Daar hebben we ook niet veel aan.'

'AN/PRC-132 sohfrad?'

'Special Operations High Frequency Radio. Nee.'

'Tadiran...'

Hij onderbrak haar. 'Israëlische telecommunicatie- en elektronicaproducent. Uit je eigen land. Niets wat we kunnen gebruiken.'

Toen zag hij het label op de volgende container: M-76 granaten en M-25 riot-granaten, gebruikt door leger en politie om menigten in bedwang te houden. 'Bingo,' zei hij opgewonden, al dempte hij zijn stem. 'Dit is precies wat we moeten hebben. Nou, weet jij hoe je die dingen openmaakt?'

Ze draaide zich naar hem om. 'Het enige dat we nodig hebben, is een draadschaar. Die containers zijn voorzien van een streng beveiligde verzegeling om plundering tegen te gaan, maar echt op slot zitten ze niet.'

De eerste container ging gemakkelijk open zodra de verzegeling was verbroken. Het metalen bindmateriaal dat kriskras over de voorkant van de drie meter hoge container liep, was gemakkelijk weg te schuiven, en toen ging er een deur open. In de container stonden houten kisten met granaten en andere wapens opgestapeld: een ware goudmijn.

Tien minuten later hadden ze een verzameling van allerlei wapens aangelegd. Nadat ze hadden gekeken hoe ze die wapens konden gebruiken en hoe ze konden voorkomen dat ze per ongeluk afgingen, begonnen Bryson en de vrouw de kleinere voorwerpen, granaten en munitie, in de zakken van hun kogelvrije vesten van Kevlar te stoppen. De grotere wapens maakten ze met geïmproviseerde holsters, rugzakken en touwlussen aan hun schouders en rug vast. De grootste dingen zouden ze gewoon dragen. Ze droegen allebei een Kevlarhelm met gezichtsscherm.

Plotseling was er recht boven hen een enorme klap te horen, en toen nog een. Het gieren van metaal dat over metaal schraapt. Bryson glipte in de smalle opening tussen twee containers en gaf de vrouw zwijgend een teken dat ze hetzelfde moest doen.

Boven hen verscheen een streepje helder licht. Blijkbaar was er een luik in het plafond geopend, een opening in de afdekking van dit deel van het ruim. Het licht kwam van felle zaklantaarns in de handen van drie of vier soldaten van Kalakanis. Achter hen en naast hen waren er nog meer, en zelfs vanuit deze hoek, schuin onder hen, zag Bryson dat ze zwaarbewapend waren.

Nee! Hij had wel verwacht dat ze een confrontatie moesten aangaan, maar niet hier, niet nu al! Hij had geen gelegenheid gehad om een strategie uit te werken, om afspraken te maken met de naamloze blonde vrouw die om de een of andere reden zijn medeplichtige was geworden.

Hij pakte de handgreep van de kalasjnikov AK-47 van Bulgaars fabrikaat vast en richtte het wapen langzaam omhoog. Intussen liet hij de verschillende mogelijkheden door zijn hoofd gaan. Als hij van hieruit op de mannen schoot, zouden ze meteen aan de vuurflits zien waar hij was. Op dit moment konden Kalakanis' mannen niet zeker weten dat Bryson en de vrouw hier waren.

Toen zag Bryson de verzameling grote wapens die ze op de stalen vloer hadden achtergelaten. Daaraan konden zijn vijanden zien dat ze goed hadden geraden, of beter gezegd, dat ze de geluiden die van beneden waren gekomen goed hadden ingeschat. Hun prooi was hier of was hier kortgeleden geweest.

Maar waarom schoten ze niet?

Als je in de minderheid bent, ga je in het offensief. Zijn instinct gaf hem in dat hij als eerste moest schieten, dat hij zoveel mogelijk van zijn achtervolgers moest uitschakelen, of hij daarmee nu hun positie verried of niet.

Hij richtte de kalasjnikov, tuurde door het speciale vizier voor zwak licht om het rode stipje op zijn plaats te krijgen en haalde toen de trekker over.

Een explosie, onmiddellijk gevolgd door een kreet van pijn, en een van Kalakanis' soldaten viel van de borstwering hoog boven Bryson en stortte helemaal omlaag naar de stalen vloer, ongeveer een meter van Bryson vandaan. Bryson had goed gemikt; de man, die in het voorhoofd was getroffen, was dood.

Bryson trok zich in de schaduw tussen de containers terug en bereidde zich voor op de volautomatische explosie van geweervuur die nu vast en zeker zou volgen.

Maar er kwam niets!

Toen was er boven een schreeuw te horen, een geblaft bevel. De mannen trokken zich terug en namen schietposities in, maar ze vuurden niet!

Waarom niet?'

Verbaasd richtte Bryson zijn wapen weer en loste nog twee zorgvuldig gerichte schoten. Een van de mannen viel meteen dood neer. Een ander zakte krijsend van pijn in elkaar.

Plotseling begreep Bryson het: ze hadden bevel gekregen niet te schieten!

Het was te gevaarlijk om zo dicht bij de containers te schieten! De containers van gegolfd staal zaten vol met explosieve, uiterst ontvlambare wapens - niet allemaal, natuurlijk, maar genoeg om het veel te riskant te maken. Eén verdwaalde kogel die door de dunne stalen huid van een container heen drong, kon een verzameling bommen of C4 plastic explosieven of wie wist wat nog meer tot ontploffing brengen, en dan kon er zo'n hel losbarsten dat het enorme schip misschien zelfs zou zinken.

Zolang hij dekking zocht tussen containers, zouden ze niet schieten. Maar zodra hij of de vrouw te voorschijn kwamen en zich op veilige afstand van de containers bevonden, zou een scherpschutter proberen hen uit te schakelen. Dat betekende dat Bryson veilig was zolang hij bleef waar hij was; maar er was geen ontsnapping, geen uitweg, en dat zouden zijn vijanden ook weten. Ze konden rustig afwachten. Ze konden wachten tot hij een fout maakte.

Hij liet de handgreep van de kalasjnikov los en liet het wapen aan de schouderriem hangen. Hij zag dat de blonde vrouw zo'n zeven meter van hem vandaan tussen twee containers was weggekropen. Ze keek naar hem, wachtte af wat hij zou doen. Bryson wees met zijn duim eerst naar links en toen naar rechts, een onuitgesproken vraag: waar is een uitweg?

Ze antwoordde meteen, ook met handgebaren: er was maar één uitweg, en dat was in de richting vanwaar ze gekomen waren. Dat betekende dat ze de bescherming van de containers moesten verlaten. Shit! Ze konden niets anders doen dan zich blootstellen! Bryson wees naar zichzelf en maakte duidelijk dat hij als eerste zou gaan. Toen nam hij zijn andere grote tactische wapen, een uzi, een machinepistool van Zuid-Afrikaans fabrikaat. Tegelijk begon hij uit het beschermende gangetje tussen de containers te schuifelen, met zijn rug tegen een van de containers, tot hij in de open ruimte was. De uzi hield hij op de bewakers boven hem gericht. Zo snel als hij kon, maar vertraagd door het gewicht van de wapens die hij met zich meedroeg, schuifelde hij naar de enige uitweg.

De vrouw kwam nu ook langzaam te voorschijn, en samen slopen ze over het tussenpad, met hun rug tegen de enorme stalen dozen. Een aantal krachtige, kriskras lopende lichtstralen scheen recht op hen, recht in hun ogen, verlichtte elke stap die ze zetten. Aan de rand van zijn gezichtsveld zag Bryson dat sommige schutters van positie veranderden en hun wapens vanuit een schuine invalshoek op hen gericht hielden, want zo konden ze op hen schieten zonder bang te zijn de containers te raken. Maar dan moest het wel een echte scherpschutter zijn.

En Bryson was niet van plan ze de kans te geven dat te bewijzen.

Hij richtte de kalasjnikov op de schutters, maar op het moment dat hij de veiligheidspal overhaalde, hoorde hij een hard gekletter achter zich. Hij draaide zich vlug om en zag mannen door het luik kruipen dat hun vluchtweg was! Deze mannen, die veel dichterbij waren en dus beter konden richten, zouden misschien niet aarzelen om te schieten. Ze waren omsingeld. Ze konden nergens meer heen!

Een plotselinge regen van mitrailleurvuur. Het kwam van de vrouw, die meteen daarna tussen twee containers wegdook. Er was geschreeuw te horen en een aantal van de naderende mannen zakte in elkaar, gewond of dood. Bryson maakte gebruik van de consternatie om in de zak van zijn kogelvrij vest te grijpen, een fragmentatiegranaat te voorschijn te halen, de pen eruit te trekken en hem naar een groep van Kalakanis' mannen boven hem te gooien. Er werd meteen geschreeuwd en de mannen stoven uit elkaar. Toen explodeerde de granaat en vloog er een regen van scherven in alle richtingen. Een aantal van de mannen zakte in elkaar. Stukjes metaal kletterden tegen Brysons eigen gezichtsscherm.

Weer een salvo mitrailleurvuur van de vrouw, net op het moment dat een aantal van de mannen die net door het luik waren gekomen op hen af begonnen te lopen, uitwaaierend, hun pistolen in de aanslag. Bryson haalde weer een granaat te voorschijn en gooide hem naar boven. Deze explodeerde veel vlugger, met verwoestend resultaat. Nu vuurde hij met de uzi op de naderende soldaten. Een aantal van hen werd geraakt, maar twee van hen, die een kogelvrij vest droegen, liepen door. Bryson schoot weer op hen. De schok van de kogels, zelfs tegen de Kevlarvesten, was hard genoeg om een van hen ondersteboven te gooien. Bryson loste een langdurig salvo en raakte de andere man op een onbeschermd deel van de keel. De man was meteen dood.

'Kom!' riep de vrouw. Hij zag dat ze zich verder in het smalle gangetje tussen de containers terugtrok, dieper de duisternis in. Blijkbaar had ze nu een andere vluchtweg in gedachten. Hij moest er maar op vertrouwen dat ze wist wat ze deed, waar ze heen ging. Terwijl hij een langdurig salvo artillerievuur loste om zichzelf te dekken, sprong Bryson van zijn beschutte plaats vandaan en rende hij door de open ruimte. Onder het rennen schoot hij wild om zich heen, alsof hij gek geworden was. Maar het werkte. Hij bereikte de doorgang aan de andere kant en was nog net op tijd om te zien dat ze naar links in een kruipruimte tussen de uiteinden van een aantal containers verdween. Ze trok een lang zwaar voorwerp achter zich aan.

Hij herkende het wapen. Kort voordat hij zich omdraaide, haalde hij nog een granaat te voorschijn en gooide hem in de richting van Kalakanis' mannen; tenminste, naar degenen die nog overeind stonden.

Het was waanzin! Hun vlucht werd vertraagd doordat de vrouw dat veel te grote, geweervormige wapen achter zich aan sleepte!

'Ga verder,' fluisterde hij tegen haar. 'Ik neem hem wel.'

'Dank je.'

Hij pakte het wapen, zwaaide het over zijn schouder en trok de canvas riem over zijn borst. Ze klom nu omlaag over een reling die naar de onderliggende rij containers leidde. Hij klom ook naar beneden en ging achter haar aan toen ze door een volgend gangetje tussen containers schuifelde. Inmiddels hoorde hij voetstappen overal om hen heen, zij het vooral boven en achter hen, en hij leidde daaruit af dat de achtervolgers zich in kleine teams hadden opgesplitst. Waar ging ze heen? Waarom wilde ze met alle geweld dat verrekte wapen meenemen?

Ze volgde een vreemde zigzagroute tussen containers door en klom toen weer over de reling omlaag naar het onderliggend niveau. Er waren zo'n acht niveaus van containers benedendeks, onder de afdekkingen, en hij had geen flauw idee hoeveel rijen er waren. Al met al was het een enorm labyrint. Dat was ook haar bedoeling: ze probeerde hen in het labyrint in te leiden! Hij was gedesoriënteerd, hij had geen idee waar ze heen ging, maar ze bewoog zich snel en blijkbaar ook doelbewust, en dus volgde hij haar, enigszins in zijn bewegingen belemmerd door het zware wapen dat hij meezeulde.

Ten slotte kwamen ze bij weer een verticale tunnel met een stalen ladder erin. Ze klom naar boven, vloog over de treden. Bryson begon buiten adem te raken. Die extra vijftien of twintig kilo die hij droeg, begonnen hun tol te eisen. De vrouw verkeerde in optimale fysieke conditie, constateerde hij. Deze tunnel ging zo'n vijftien meter naar boven en kwam uit op een donkere, horizontale tunnel die hoog genoeg was om er rechtop in te staan. Zodra hij erdoor was, sloot ze het luik achter hem en schoof de grendel ervoor.

'Dit is een lange tunnel,' zei ze. 'Maar als we tot het eind komen, naar het nul-twee-dek, zijn we hieruit.'

Ze begon met lange snelle passen te rennen. Bryson volgde haar op de voet.

Een plotseling hard, galmend, klikkend geluid klonk, en ze waren meteen in absolute duisternis gehuld.

Bryson wierp zich op het stalen dek, een gewoonte die hij lang geleden in zijn opleiding had geleerd, en hoorde dat de vrouw hetzelfde deed.

De explosie van een schot werd onmiddellijk gevolgd door het geluid van staal dat tegen staal sloeg: een kogel trof de wand, erg dicht bij hem. Om zo zuiver te kunnen schieten zou hun belager een thermaal nachtzichtvizier moeten hebben. Weer een schot en Bryson werd onmiddellijk in zijn borst getroffen!

De kogel sloeg in zijn Kevlarvest met de kracht van een sterke vuist die tegen zijn borst stompte. Bryson had geen nachtzichtapparatuur. Die hadden ze niet aangetroffen in de goudmijn van wapens die ze tijdens hun snelle rondgang langs de scheepscontainers hadden gevonden. Maar de Libanese vrouw had wel een nachtzichtbril.

Of niet?

'Ik heb hem niet,' fluisterde ze hees, alsof ze zijn gedachten kon lezen. 'Ik heb hem ergens laten vallen!'

Nu hoorden ze voetstappen steeds dichterbij komen in de zwarte duisternis: niet rennend maar in een redelijk tempo, met grote vastbeslotenheid; de vastbeslotenheid van iemand die in het donker kan zien, die zijn doelwit zo helder kan zien als bij klaarlichte dag. De zelfverzekerde tred van een moordenaar die dichterbij komt om zuiverder te kunnen schieten.

'Liggen blijven!' snauwde Bryson, en hij pakte de uzi en vuurde een salvo in de richting van hun belager. Maar het richtte niets uit; de man bleef naar hen toe komen. Bryson kon het voelen.

In de linkerzak van zijn kogelvrij vest lagen allerlei handgranaten door elkaar. Het zou een fout zijn om een M651 cs traangasgranaat te gebruiken, want in deze beperkte ruimte zouden ze er zelf ook last van hebben: ze hadden geen enkele bescherming. M90 pyrotechnische rookgranaten, die een dicht rookgordijn produceerden, zouden ook niet geschikt zijn, want iemand met een thermaal vizier kon daardoorheen kijken.

Maar hij had nog iets anders, wist hij: een technologisch geavanceerd soort handgranaat die misschien precies was wat hij nodig had.

Hij had geen tijd gehad om de vrouw uit te leggen wat hij ging doen. Hij had gewoon wat wapens uit Kalakanis' voorraad gegraaid. Wat nu? Hij moest het haar duidelijk maken zonder dat hun belager, of groep belagers, het begreep.

Gewoon de granaat gebruiken!

Hij vond de granaat, herkende hem aan zijn ongewone contouren, zijn gladde buitenkant. Snel trok hij de pen eruit en nadat hij de vereiste paar seconden had gewacht, gooide hij de granaat zo'n meter voor het punt waar Kalakanis' bewaker zich volgens zijn schatting bevond.

De explosie was kort maar oogverblindend fel, fosfor-wit, en Bryson zag de achtervolger alsof hij iemand uit een film was waarvan het beeld was stilgezet. De man had zijn machinepistool in schietpositie en keek verbijsterd op. Maar het licht verdween even snel als het gekomen was en Bryson voelde dat de lucht zich onmiddellijk met brandend hete rook vulde. De achtervolger was volkomen verrast, en Bryson maakte van de gelegenheid gebruik om het lange stalen projectiel op te pakken en vervolgens snel in beweging te komen, naar de vrouw toe. Terwijl hij dat deed, riep hij in het Arabisch: 'Rennen! Recht vooruit! Hij kan ons nu niet zien!'

De M76 rookgranaat van Amerikaans fabrikaat had na de ontploffing een dicht rookgordijn geproduceerd, met hete koperen vlokjes die in de lucht zweefden en erg langzaam naar de grond afdaalden. Het was een high-tech-verduisteraar, speciaal ontworpen om detectie van infraroodgolven door thermal-imaging-systemen tegen te gaan. De hete metalen fragmenten brachten het vizier van hun achtervolger zodanig in de war, dat het een warm menselijk lichaam niet meer van de koelere achtergrond kon onderscheiden. Er hing nu een heet metaalachtig waas in de lucht en het gezichtsveld van de achtervolger bestond alleen nog uit een dichte wolk van spikkels.

Bryson rende door de tunnel, dicht achter de vrouw aan. Toen hun vijand zich enkele seconden later had hersteld en in het wilde weg begon te schieten, waren Bryson en de vrouw al een heel eind de gang door. Overal kletterden kogels doelloos tegen de stalen wanden.

Hij voelde een hand die naar hem uitgestoken werd om contact met hem te leggen: de blonde vrouw loodste hem door een luik en trok hem een stalen ladder op tot hij zich kon oriënteren en in de volslagen duisternis over de sporten naar boven kon klimmen. Achter hem was de soldaat blijkbaar nog blindelings aan het schieten, want hij hoorde een regen van kogels, maar toen kwam er opeens een eind aan het spervuur. Hij is door zijn munitie heen, dacht Bryson. Hij moet herladen.

Maar daar heeft hij geen tijd voor.

De vrouw maakte een luik open, en plotseling kon hij zien. Op het moment dat hij de welkome, koude nachtlucht in zijn longen voelde, zag hij dat ze buiten waren, in de open lucht, op een kleine deksectie aan stuurboord. Ze maakte het luik achter hen dicht en schoof de grendel ervoor. De lucht was donker en sterrenloos, bewolkt, maar het contrast met de duisternis beneden was zo groot dat het bijna dag leek.

Ze stonden op het 02-dek, een niveau boven het hoofddek. Bryson merkte dat de claxons niet meer loeiden en de alarmbellen niet meer rinkelden. De vrouw zocht behendig haar weg langs een aantal grote stapels vettige kabels, die als een wirwar van slangen op het dek lagen, en was na enkele snelle passen bij de reling.

Ze knielde neer en maakte een kabel aan een pelikaanhaak vast, en meteen zwaaide een laadboom naar buiten. Aan die laadboom hing een negen meter lange reddingsboot, een Magna marine-patrouillevaartuig, een van de snelste speedboten die ooit zijn gemaakt.

Ze klommen met zijn tweeën in de boot, die wild heen en weer zwaaide aan zijn kabels. Ze gaf een rukje aan een lijn, maakte de remmer los, en ze stortten abrupt naar beneden. De boot smakte in het water, los van alle kabels en lijnen.

Ze zette de motor aan. Die liet een schor gebulder horen en de boot schoot meteen naar voren en vloog bijna over het wateroppervlak. De vrouw nam het stuurwiel, terwijl Bryson met de lange stalen buis manoeuvreerde, het grote projectiel dat hij door het schip had gezeuld. Ze vlogen nu met een snelheid van honderd kilometer per uur over het water. Kalakanis' immense schip torende hoog als een wolkenkrabber boven hen uit. De zwarte romp verhief zich onheilspellend uit het water.

De herrie van de Magna-patrouilleboot was blijkbaar tot Kalakanis' soldaten doorgedrongen, want plotseling werd de duisternis verbroken door oogverblindend felle lichtstralen en daverden er harde explosies. Beveiligingsmensen stonden naast elkaar aan de relingen en op allerlei andere plaatsen en lieten hun machinepistolen en scherpschuttersgeweren ratelen en knallen. Het haalde niets uit; Bryson en de vrouw waren buiten bereik.

Ze waren ontsnapt. Ze waren in veiligheid!

Maar toen zag Bryson de raketwerpers die het dek op werden gehesen en op hen gericht werden.

Ze gaan ons uit het water schieten.

Hij hoorde nu ook het jengelen van een buitenboordmotor dat geleidelijk aanzwol tot krachtig gebulder. Recht voor hen, om de achtersteven van het schip heen, dook een Boston Whaler-patrouilleboot op, negen meter lang en van de Vigilant-klasse, met mitrailleurstellingen. Dit was geen boot van de Spaanse kustwacht, maar ongetwijfeld particulier.

En de boot kwam met volle snelheid op hen af, steeds dichterbij, terwijl de mitrailleurs non-stop vuurden. Over enkele seconden zou de boot hen hebben ingehaald. De hele zee werd in beroering gebracht door de regen van kogels uit de mitrailleurs.

En de kolossale raketwerpers aan boord van de Spanish Armada stonden duidelijk op het punt om te vuren. Ze waren binnen bereik van de raketten.

'Lanceer hem!' schreeuwde de vrouw. 'Voordat ze óns uit het water knallen!'

Maar Bryson had de Stinger al aan zijn schouder gezet, met de handgreep in zijn rechterhand, de lanceerbuis in zijn linker, de canvas riem om zijn borst. Hij tuurde door het vizier, kneep zijn andere oog dicht. De super-geavanceerde software van de Stinger, die gebruik maakte van een passieve infraroodzoeker, bereikte een extreme nauwkeurigheid. Ze waren ver voorbij de aanbevolen minimumafstand van tweehonderd meter.

Bryson kreeg het doelwit in het optisch vizier, drukte op de knop om de Identification Friend or Foe-functie uit te schakelen en activeerde de raketwerpersfunctie.

De hoorbare toon maakte duidelijk dat de raket het doel had geïdentificeerd.

Bryson vuurde.

Er volgde een explosie met een ontzaglijke kracht, een terugslag die hem naar achteren wierp. De dual-thrust-raketmotor kwam in actie en stuwde het projectiel naar voren. De afgestoten lanceerbuis viel in het water.

En het warmtezoekend projectiel vloog hoog de lucht in en beschreef een lange boog in de richting van de patrouilleboot, met achterlating van een lange rookpluim die als een haastige pennenstreek in de nachtelijke hemel bleef hangen.

Een seconde later explodeerde de patrouilleboot tot een vuurbal die een zwavelige rookwolk naar boven spuwde. De oceaan kolkte en gigantische golven kwamen op hen af, met nog grotere snelheid dan waarmee zijzelf over het wateroppervlak vlogen.

Een lange harde stoot van de noodsirene van de Spanish Armada sneed door de lucht, gevolgd door een serie korte stoten en toen nog een lange.

De vrouw had zich omgedraaid en keek gefascineerd en tegelijk met afschuw toe. Bryson voelde een golf van intense hitte op zijn gezicht. Hij tilde het tweede projectiel op - de enige overgebleven Stinger, die bij de eerste verpakt had gezeten - en schoof hem in het lanceerapparaat. Toen draaide hij de raketwerper naar links en bracht de bovenbouw van de Spanish Armada zelf in het vizier. Het apparaat begon te piepen, het teken dat het doelwit was geïdentificeerd.

Met bonkend hart en ingehouden adem vuurde hij.

De Stinger vloog met grote snelheid naar het enorme containerschip, zwenkend om zijn eigen koers te corrigeren, recht, recht op het hart van het schip af.

Een ogenblik later kwam de explosie, die in de ingewanden van het schip leek te beginnen en zich naar buiten toe uitbreidde. Stukken van het schip vlogen in de zwarte rook en hoog opschietende vlammen naar boven, en toen kwam er, bijna onverwachts, een tweede explosie, nog harder.

En toen nog een. En nog een.

De containers waren een voor een oververhit geraakt en hun ontvlambare inhoud was tot ontsteking gebracht.

De hemel was vervuld van vuur, een immense golvende bol van vlammen en rook en wrakstukken. Het lawaai deed pijn aan hun oren. Een zwarte olievlek verspreidde zich in het water, en ook die barstte onmiddellijk in vlammen uit, zodat alles opging in rook en vuur.

Kalakanis' kolossale schip, nu een enorme vuurmassa, helde over, en terwijl het wrak bijna helemaal door de scherpe zwarte rook aan het zicht werd onttrokken, begon het naar de diepten van de oceaan te zinken.

De Spanish Armada was niet meer.