DEEL EEN
-1-
Washington, vijf weken later
De patiënt werd met een gecharterde jet naar een privé-vliegveldje gebracht, zo'n dertig kilometer ten noordwesten van Washington. Hoewel hij de enige passagier in het hele vliegtuig was, sprak niemand tegen hem, behalve om te vragen of hij iets nodig had. Niemand kende zijn naam. Het enige dat ze wisten, was dat hij blijkbaar een uiterst belangrijke passagier was. De aankomst van het vliegtuig kwam in geen enkele administratie voor, noch in een militaire noch in een civiele.
De naamloze passagier werd vervolgens met een gewone personenauto naar het centrum van Washington gebracht, waar hij op zijn verzoek werd afgezet bij een parkeergarage in het midden van een onopvallend huizenblok bij Dupont Circle. Hij droeg een onopvallend grijs pak met een paar loafers van Corduaans leer die een paar keer te vaak waren afgesleten en gepoetst. Kortom, hij zag eruit als een van de duizenden naamloze en kleurloze lobbyisten en niet al te hoge ambtenaren die in Washington rondliepen.
Niemand keurde hem een tweede blik waardig toen hij uit de parkeergarage kwam en zich, duidelijk mank lopend, naar een grijsbruin gebouw van vier verdiepingen aan 1324 K Street begaf, bij Twenty-first. Dat gebouw, een en al beton en grijs getint glas, was nauwelijks van alle andere onopvallende lage blokkendozen in dit gedeelte van noordwest-Washington te onderscheiden. Het waren kantoren van lobbygroepen, vakbonden, reisbureaus en werkgeversorganisaties. Naast de hoofdingang van dit gebouw waren twee koperen platen aangebracht om aan te geven dat hier de kantoren van INNOVATION ENTERPRISES EN AMERICAN TRADE INTERNATIONAL waren gevestigd.
Alleen een goed opgeleide technicus met een uiterst zeldzame expertise zou een paar vreemde details hebben opgemerkt; bijvoorbeeld het feit dat alle raamkozijnen voorzien waren van een piëzo-elektrische oscillator, die elke poging tot afluisteren met behulp van laser-akoestische apparatuur verijdelde. Of de hoogfrequente 'drench' van witte ruis die het gebouw in een kegel van radiogolven hulde en zo de meeste vormen van elektronisch afluisteren onmogelijk maakte.
In ieder geval werd nooit de aandacht van de buren aan K Street getrokken: de kalende juristen van de graancommissie, de norse accountants van de langzaam in verval rakende consultantsfirma, mannen in overhemden met korte mouwen en een stropdas. Mensen kwamen 's morgens op 1324 K Street aan en gingen 's avonds naar huis, en op de desbetreffende dagen werd hun afval in de vuilcontainers in het achter steegje gedumpt. Waarom zouden ze zich verder nog voor iets interesseren? Maar zo opereerde het Directoraat graag: verborgen in het volle zicht.
De man glimlachte bijna toen hij daaraan dacht. Want wie zou ooit vermoeden dat de geheimste inlichtingendienst van de wereld zijn hoofdkwartier in een doodgewoon kantoorgebouw midden in K Street zou hebben, waar iedereen het kon zien?
De CIA,de Central Intelligence Agency, in Langley, Virginia, en de NSA,de National Security Agency, in Fort Meade, Maryland, waren gehuisvest in forten met een slotgracht, gebouwencomplexen die het bestaan van die diensten aan de hele wereld verkondigde. Hier ben ik, leken ze te zeggen, hier op deze plaats, let op mij! Eigenlijk tartten ze hun tegenstanders om hun beveiliging te doorbreken; zoals onvermijdelijk gebeurde. Vergeleken met het Directoraat waren die zogeheten geheime overheidsdiensten ongeveer zo geheim als het postkantoor om de hoek.
De man stond in de hal van 1324 K Street en keek naar het glanzende koperen paneel, waarop een volkomen normaal uitziende telefoon onder een toetsenbordje was aangebracht, zoals je dat in hallen van kantoorgebouwen op de hele wereld kon aantreffen. De man pakte de telefoon op en toetste een code in. Hij hield zijn wijsvinger enkele seconden op de laatste toets, de #-toets, tot hij een zachte toon hoorde. Die toon gaf te kennen dat zijn vingerafdruk elektronisch gescand, geanalyseerd, in een database van gedigitaliseerde vingerafdrukken van geclearde personen was ingevoerd, en was goedgekeurd. Toen luisterde hij naar de telefoon, die precies drie keer overging. Een onpersoonlijke, mechanische vrouwenstem beval hem te zeggen waar hij voor kwam.
'Ik heb een afspraak met de heer Mackenzie,' zei de man. Binnen enkele seconden werden zijn woorden in stukjes data omgezet en in een database van stemafdrukken van geclearde personen ingevoerd. Pas daarna gaf een zacht gezoem in de hal hem te kennen dat hij de eerste glazen deuren kon openmaken. Hij hing de telefoon op en duwde de zware deuren van kogelvrij glas open. Hij kwam in een klein voorkamertje en bleef daar enkele ogenblikken staan, terwijl zijn gezicht door drie afzonderlijke hoge-resolutiecamera's werd gescand en met opgeslagen gelaatspatronen van geautoriseerde personen werd vergeleken.
Het tweede stel deuren gaf hem toegang tot een kleine, sober ingerichte receptieruimte met witte muren en grijs projecttapijt. Die ruimte was voorzien van verborgen monitoring-apparatuur die alle mogelijke verborgen wapens kon detecteren. Op een tafel met marmeren blad in een van de hoeken lag een stapel brochures met het logo van American Trade International, een organisatie die alleen uit een verzameling juridische documenten en registraties bestond. Een aantal van de brochures was gewijd aan een onleesbare mission statement vol gemeenplaatsen over de internationale handel. Een norse bewaker liet Bryson doorlopen, en via een volgend stel deuren kwam hij in een stijlvol ingerichte hal met lambriseringen van knoestig walnoothout, waar een stuk of tien kantoortypes achter bureaus zaten. Het zou een luxe kunstgalerij kunnen zijn zoals je die in 57th Street in Manhattan hebt, of misschien een succesvolle advocatenfirma.
'Nick Bryson, beste kerel!' riep Chris Edgecomb uit, en hij kwam meteen achter een computermonitor vandaan. Edgecomb, geboren in Guyana, was een lenige, lange man met een mokkabruine huid en groene ogen. Hij was al vier jaar werkzaam op het Directoraat en werkte in het team voor communicatie en coördinatie. Hij ving noodberichten op en bedacht zo nodig manieren om informatie aan agenten in het veld door te geven. Nu greep hij Brysons hand stevig vast.
Nicholas Bryson wist dat hij voor mensen als Edgecomb, die graag zelf in het veld zouden opereren, een soort held was. 'Kom bij het Directoraat werken en verander de wereld,' zei Edgecomb vaak voor de grap in zijn zangerige Engels, en als hij dat zei, dacht hij aan Bryson. Het gebeurde niet vaak, wist Bryson, dat het kantoorpersoneel Bryson persoonlijk te zien kreeg. Voor Edgecomb was dit een bijzondere gelegenheid.
'Ben je gewond geraakt?' Edgecombs gezicht was meelevend. Hij zag een man die, hoewel hij tot voor kort in het ziekenhuis had gelegen, onverminderd sterk was. Toen ging hij vlug verder, want hij wist wel dat dit een overbodige vraag was: 'Ik zal voor je tot de heilige Christoffel bidden. Binnen de kortste keren ben je weer honderd procent.'
Het credo van het Directoraat was bovenal opsplitsing en segmentatie. Geen enkele agent, geen enkel personeelslid mocht ooit genoeg weten om de veiligheid van het geheel in gevaar te kunnen brengen. Zelfs een veteraan als Bryson kende het organisatieschema niet. Hij kende natuurlijk wel een paar van de kantoormensen, maar het veldpersoneel werkte geïsoleerd, ieder met zijn eigen netwerk. Als je moest samenwerken, kende je elkaar alleen maar onder een tijdelijke schuilnaam. Die regels waren meer dan een kwestie van procedure. Ze waren de Heilige Schrift.
'Jij bent een beste kerel, Chris,' zei Bryson.
Edgecomb glimlachte bescheiden en wees toen naar boven. Hij wist dat Bryson een afspraak had - of was hij ontboden? - met de grote man zelf, Ted Waller. Bryson glimlachte, gaf Edgecomb een vriendschappelijke klap op de schouder en liep naar de lift.
-
'Je hoeft niet op te staan,' zei Bryson hartelijk toen hij Ted Wallers kamer op de tweede verdieping binnenkwam. Waller deed het toch, met zijn volle een meter negentig en honderd vijfendertig kilo.
'Grote goden, moet je jou eens zien,' zei Waller, die geschrokken naar Bryson keek. 'Je ziet eruit of je uit een krijgsgevangenkamp komt.'
'Dat krijg je na drieëndertig dagen in een kliniek van de Amerikaanse overheid in Marokko,' zei Bryson. 'Het is niet bepaald het Ritz Hotel.'
'Misschien moet ik me op een dag eens door een gekke terrorist in mijn buik laten steken.' Waller klopte op zijn omvangrijke buik. Hij was nog dikker dan de vorige keer dat Bryson hem zag, al was zijn gewicht elegant verpakt in een pak van marineblauw kasjmier en werd zijn stierennek geflatteerd door de wijde kraag van een van zijn Turnbull & Asser-overhemden. 'Nick, sinds dat gebeurde, moet ik er steeds weer aan denken. Ik hoorde dat het een gekarteld Verenski-mes uit Bulgarije was. Erin gestoken en dan gedraaid. Vreselijk low-tech, maar meestal erg effectief. Wat een vak hebben we toch. Vergeet nooit: wat je niet ziet, vormt altijd het grootste gevaar.' Waller liet zich met zijn volle gewicht in de leren stoel achter zijn eikenhouten bureau zakken. De vroege middagzon scheen getemperd door het gepolariseerde glas achter hem. Bryson ging tegenover hem zitten, iets wat ongewoon volgzaam voor hem was. Waller, die anders een gezonde rode kleur had, leek nu bleek, met grote wallen onder zijn ogen. 'Ze zeggen dat je herstel opvallend goed is verlopen.'
'Over nog een paar weken ben ik zo goed als nieuw. Tenminste, dat zeggen de artsen. Ze zeggen dat ik nooit meer aan mijn blindedarm geopereerd hoef te worden. Dat is een voordeel waaraan ik nog niet had gedacht.' Terwijl hij dat zei, voelde hij een doffe pijn in de rechterkant van zijn onderbuik.
Waller knikte peinzend. 'Je weet waarom je hier bent?'
'Als een leerling een briefje krijgt dat hij bij het hoofd moet komen, verwacht hij een reprimande.' Bryson sprak heel luchtig, maar zijn stemming was somber en gespannen.
'Een reprimande,' herhaalde Waller raadselachtig. Hij zweeg een ogenblik en liet zijn blik op een rij in leer gebonden boeken bij de deur rusten. Toen keek hij Bryson weer aan en zei met een zachte, gekwelde stem: 'Het Directoraat roept zijn organisatieschema niet bepaald van de daken, maar je zult wel een idee hebben van de hiërarchische verhoudingen. Beslissingen, vooral over belangrijk personeel, moet ik vaak aan anderen overlaten. En hoe belangrijk loyaliteit voor jou en voor mij ook is - en voor de meeste mensen in dit verrekte gebouw - uiteindelijk heeft het kille pragmatisme het laatste woord. Dat weet je.'
Bryson had in zijn leven maar één serieuze baan gehad, en dat was deze. En nu meende hij te beluisteren dat hij ontslagen zou worden. Hij vocht tegen de aandrang om zich te verdedigen, want ontslag was niet gebruikelijk op het Directoraat. Het was zelfs ongepast. Hij herinnerde zich een van Wallers mantra's: Er bestaat niet zoiets als pech, en dacht toen aan een ander gezegde. 'Eind goed, al goed,' zei Bryson. 'En het is goed geëindigd.'
'We waren je bijna kwijt,' zei Waller. 'Ik was je bijna kwijt,' voegde hij er zuur aan toe, een leraar die tegen een goede leerling spreekt die hem heeft teleurgesteld.
'Daar gaat het niet om,' zei Bryson rustig. 'Hoe dan ook, als je in het veld bent, kun je de voorschriften op de zijkant van de doos niet lezen. Dat weet je. Dat heb jij me geléérd. Je improviseert, je gaat op je instinct af. Je doet meer dan alleen maar een protocol uitvoeren.'
'Als we jou hadden verloren, hadden we misschien ook Tunesië verloren. Het is een domino-effect. Als we interveniëren, doen we dat in zo'n vroeg stadium dat we iets kunnen bereiken. Acties worden zorgvuldig afgewogen, reacties geanalyseerd, variabelen ingecalculeerd. En daarom heb je nogal wat andere undercover-operaties in gevaar gebracht, in de Maghreb en in andere landen rond de grote zandbak. Je hebt andere levens op het spel gezet, Nicky: andere operaties en andere levens. De voorgeschiedenis van de Technicus was onlosmakelijk verbonden met andere voorgeschiedenissen die we hebben opgebouwd; dat weet je. En toch heb je je cover verknoeid. Jaren van undercover-werk zijn door jou in gevaar gekomen!'
'Zeg, wacht eens even...'
'Je gaf ze "defecte munitie". Dacht je nou echt dat ze jou niet zouden verdenken?'
'Verdomme, het was niet de bedoeling dat het spul defect was!'
'Maar dat was het wel. Waarom?'
'Ik wéét het niet!'
'Heb je het geïnspecteerd?'
'Ja! Nee! Ik weet het niet. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat die goederen misschien anders waren dan ze werden voorgesteld.'
'Dat was een ernstig verzuim, Nicky. Je hebt jaren van werk in gevaar gebracht, jaren van uiterst geheime planning, jaren waarin waardevolle contacten zijn opgebouwd. Je hebt de levens van sommige van onze waardevolste contactpersonen op het spel gezet! Verdomme nog aan toe, wat haalde je je toch in je hoofd?'
Bryson zweeg een ogenblik. 'Ik ben in de val gelokt,' zei hij ten slotte.
'Hoe in de val gelokt?'
'Dat kan ik niet met zekerheid zeggen.'
'Als je zegt "in de val gelokt", wil dat zeggen dat je al onder verdenking stond, nietwaar?'
'Ik... Ik weet het niet.'
'"Ik wéét het niet?" Dat zijn niet bepaald woorden die vertrouwen inboezemen, hè? Dat soort woorden hoor ik niet graag. Vroeger was je onze beste man in het veld. Wat is er met je gebeurd, Nick?'
'Misschien... heb ik het... op de een of andere manier verknoeid. Dacht je dat ik er niet keer op keer over heb nagedacht?'
'Ik hoor geen antwoorden, Nick.'
'Misschien zijn er geen antwoorden; niet nu, nog niet.'
'We kunnen ons geen knoeiwerk meer veroorloven. We kunnen dit soort slordigheid niet tolereren. Wij geen van allen. We houden er rekening mee dat er kleine fouten worden gemaakt. Maar verder mag het niet gaan. Het Directoraat tolereert geen mislukkingen. Dat weet je vanaf je allereerste dag.'
'Denk je dat er iets was wat ik anders had kunnen doen? Of misschien denk je dat iemand anders het beter zou hebben gedaan?'
'Jij was de beste die we ooit hebben gehad, dat weet je. Maar zoals ik al zei, dit soort beslissingen wordt op consortiumniveau genomen, niet hier in deze kamer.'
Er ging een huivering door Bryson heen toen hij die bureaucratentaal hoorde. Hij leidde eruit af dat Waller zich al had gedistantieerd van de consequenties van het besluit om hem weg te sturen. Ted Waller was Brysons mentor, baas en vriend, en vijftien jaar geleden ook zijn leraar. Hij had als supervisor opgetreden toen Bryson het vak nog moest leren, en in het begin van Brysons carrière had Waller hem altijd persoonlijk geïnstrueerd voordat hij op een operatie af werd gestuurd. Dat was een enorme eer, en Bryson vond dat nog steeds. Waller was de briljantste man die hij ooit had ontmoet. Hij kon partiële differentiaalvergelijkingen uit zijn hoofd oplossen en hij bezat een enorme hoeveelheid esoterische geopolitieke kennis. Tegelijk was hij ondanks zijn omvangrijke lichaam buitengewoon soepel en behendig. Bryson herinnerde zich hoe hij op een schietbaan achteloos op twintig meter afstand de ene na de andere roos had getroffen, terwijl hij intussen rustig doorbabbelde over de trieste neergang van het kleermakerswezen in Groot-Brittannië. De .22 leek nietig in zijn grote, dikke, zachte hand, maar hij had het wapen zo goed onder controle dat het op een extra vinger leek.
'Je sprak in de verleden tijd, Ted,' zei Bryson. 'Blijkbaar bedoelde je dat ik er al uit lig.'
'Ik bedoelde gewoon wat ik zei,' antwoordde Waller rustig. 'Ik heb nooit met iemand gewerkt die beter was, en dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren.'
Van nature en dankzij zijn training verstond Nick de kunst om volstrekt onbewogen te blijven, maar nu bonkte zijn hart. Jij bent de beste die we ooit hebben gehad, Nick. Dat klonk als een eerbewijs, en eerbewijzen, wist hij, hoorden bij de rituelen waarmee mensen van elkaar scheidden. Bryson zou nooit Wallers reactie vergeten toen hij zijn eerste kunststukje als geheim agent had uitgehaald - verijdeling van de moord op een gematigde hervormingskandidaat in Zuid-Amerika. Die reactie was een stilzwijgend Niet slecht geweest: Waller had zijn lippen op elkaar gedrukt om niet te glimlachen, en voor Nick was dat een groter compliment dan alles wat eventueel nog gezegd zou worden. Als ze beginnen te vertellen hoe waardevol je bent, had Bryson geleerd, zijn ze van plan je aan de kant te zetten.
'Nick, niemand anders had voor elkaar kunnen krijgen wat jij op de Comoren deed. Zonder jou zou dat land in handen van die gek, die kolonel Denard, zijn gevallen. In Sri Lanka zijn waarschijnlijk duizenden mensen nog in leven, aan beide kanten, omdat jij die wapenhandelroutes hebt blootgelegd. En wat je in Wit-Rusland hebt gedaan? De GRO heeft nog steeds geen idee, en dat zullen ze ook nooit hebben. Je kunt het aan de politici overlaten om de vakken binnen de lijnen te kleuren, maar dat zijn dan wel de lijnen die wij hebben getekend, die jij hebt getekend. De historici zullen het nooit weten, en dat is ook beter van niet. Maar wij weten het, nietwaar?'
Bryson gaf geen antwoord; dat werd ook niet van hem verwacht.
'En dan iets anders, Nick. Die kwestie van de Banque du Nord zit ze hier ook niet lekker.' Hij had het over Brysons penetratie in een bank in Tunis die witgewassen geld naar Abu en Hezbollah sluisde om de couppoging te financieren. Terwijl die operatie nog aan de gang was, bleek op een avond meer dan anderhalf miljard dollar gewoon in het niets verdwenen te zijn, opgegaan in de cyberspace. Ook na maanden van onderzoek was nog niet bekend waar dat geld naartoe was gegaan. Het was een groot vraagteken gebleven, en daar hield het Directoraat niet van.
'Je wilt toch niet suggereren dat ik met mijn hand in de koektrommel heb gezeten?'
'Natuurlijk niet. Maar je begrijpt ook wel dat er altijd vermoedens blijven. Als er geen antwoorden komen, blijven de vragen hangen. Dat weet je.'
'Ik heb genoeg gelegenheden tot "persoonlijke verrijking" gehad die veel lucratiever zouden zijn geweest, met veel minder kans op ontdekking.'
'Ja, je bent op de proef gesteld, en dat heb je allemaal glansrijk doorstaan. Maar ik heb moeite met de methode van manipulatie, met de geldbedragen die onder valse vlag naar Abu's collega's werden gesluisd om aan compromitterende achtergrondgegevens te komen.'
'Dat heet improvisatie. Daar betalen jullie me voor; dat ik zo nodig naar eigen goeddunken handel.' Bryson zweeg, want er schoot hem iets te binnen. 'Maar ik heb daar nooit een debriefing over gehad!'
'Je hebt de bijzonderheden zelf verstrekt, Nick,' zei Waller.
'Welnee, ik heb nooit... O jezus, het ging met chemicaliën, hè?'
Waller aarzelde een fractie van een seconde, lang genoeg om Brysons vraag te beantwoorden. Ted Waller kon moeiteloos liegen, als het nodig was, maar Bryson wist dat zijn oude vriend en mentor het smakeloos zou vinden om dat tegen hem te doen. 'Ik mag niets zeggen over de manier waarop we onze informatie verkrijgen, Nick. Dat weet je.'
Nu begreep hij waarom hij zo lang in die Amerikaanse kliniek in Laayoune had moeten blijven. Er moesten chemicaliën worden toegediend zonder dat de patiënt het wist. Bij voorkeur moesten ze in het infuus worden geïnjecteerd. 'Verdomme, Ted! Wat wil dat zeggen; dat jullie me niet genoeg vertrouwden voor een gewone debriefing, dat jullie dachten dat ik dingen zou achterhouden? Jullie moesten me die middelen toedienen zonder dat ik het wist?'
'Soms levert een ondervraging de betrouwbaarste resultaten op als de persoon in kwestie zijn eigen belangen niet kan laten meespelen.'
'Je bedoelt dat jullie dachten dat ik zou liegen om mijn hachje te redden?'
Wallers antwoord was kalm en ijskoud. 'Zodra is geoordeeld dat iemand niet voor honderd procent betrouwbaar is, wordt het tegendeel verondersteld, in elk geval voorlopig. Jij hebt daar een hekel aan, en ik heb er een hekel aan, maar dat zijn nu eenmaal de harde feiten van de inlichtingenbureaucratie. Vooral in een dienst die zo gesloten - misschien zou je zelfs het woord paranoïde moeten gebruiken - is als de onze.'
Paranoïde. Bryson had al lang geleden geleerd dat het voor Waller en zijn collega's in het Directoraat een dogma was dat de CIA, de Defense Intelligence Agency en zelfs de National Security Agency vergeven waren van de mollen, verlamd werden door voorschriften en wegzakten in een wapenrace van desinformatie met hun vijandige tegenhangers in het buitenland. Waller noemde die diensten, die openlijk in overheidsbudgetten en organisatieschema's voorkwamen, de 'harige mammoeten'. In zijn begintijd bij het Directoraat had Bryson in alle onschuld gevraagd of het niet zinvol zou zijn om tot op zekere hoogte met de andere diensten samen te werken. Waller had gelachen. 'Je bedoelt, de harige mammoeten laten weten dat we bestaan? Dan kunnen we net zo goed meteen een persbericht naar de Pravda sturen.' Maar de crisis van de Amerikaanse inlichtingendiensten ging volgens Waller veel verder dan de problemen die penetratie met zich meebracht. Contraspionage was net zo misleidend als een doolhof van spiegels. 'Je liegt tegen je vijand, en dan bespioneer je hem,' had Waller hem eens uitgelegd, 'en wat je dan te horen krijgt, is je eigen leugen. Alleen is de leugen op de een of andere manier nu waarheid geworden, want er is het etiket "inlichtingen" op geplakt. Het is net zoiets als het zoeken naar paaseieren. Hoeveel carrières zijn - aan weerskanten - opgebouwd door mensen die met veel moeite eieren opgroeven die met evenveel moeite door hun collega's begraven waren? Kleurrijke, prachtig beschilderde paaseieren; maar evengoed nep.'
De twee mannen hadden de hele avond zitten praten in de bibliotheek onder het hoofdkantoor aan K Street, een souterrainruimte met zeventiende-eeuwse Koerdische tapijten op de vloer. Aan de muren hingen oude Engelse schilderijen, jachttaferelen met trouwe rashonden die gevogelte in hun bek hadden.
'Zie je hoe geniaal het is?' was Waller verder gegaan. 'Ieder CIA-avontuur, verknoeid of niet, komt uiteindelijk in de publiciteit. Dat geldt niet voor ons, gewoon omdat wij op niemands radar voorkomen.' Waller nam een slokje van de gerijpte bourbon waar hij zo van hield. Bryson herinnerde zich nog het zachte getinkel van ijsblokjes in het zware kristallen glas.
'Maar als we buiten het netwerk opereren, als een soort vrijbuiters, is dat toch erg onpraktisch?' had Bryson geprotesteerd. 'Er zijn bijvoorbeeld nauwelijks middelen.'
'Zeker, we hebben de middelen niet, maar we hebben de bureaucratie ook niet, en de beperkingen die daaraan verbonden zijn. Al met al is het een voordeel voor ons. Onze staat van dienst bewijst dat. Als je op ad hoc-basis met groeperingen op de hele wereld samenwerkt, als je niet terugdeinst voor extreem agressieve interventies, heb je alleen maar een erg klein aantal goed getrainde mensen nodig. Je maakt gebruik van groepen uit de landen zelf. Je bereikt resultaten door gebeurtenissen te regisseren, door activiteiten te coördineren en zo de doelen te bereiken. Je kunt het heel goed zonder de enorme overheads van de spionnenbureaucratieën stellen. Het enige dat we echt nodig hebben, is denkkracht.'
'En bloed,' zei Bryson, die daar toen al zijn portie van had gezien. 'Bloed.'
Waller had zijn schouders opgehaald. 'Het grote monster Josef Stalin heeft het eens heel goed onder woorden gebracht: je kunt geen omelet maken zonder eieren te breken.' Hij had over de eeuw van Amerika gesproken, over de verantwoordelijkheid die een wereldmacht droeg. Over het Britse rijk in de negentiende eeuw, toen het parlement zes maanden debatteerde over de vraag of ze een expeditieleger zouden sturen om een generaal te redden die al twee jaar werd belegerd. Waller en zijn collega's van het Directoraat geloofden onvoorwaardelijk in de vooruitstrevende democratie. Ze wisten echter ook dat je die democratie niet in stand kon houden als je je altijd strikt aan de Queensbury-regels hield. Als je vijanden sluw te werk gingen, moest je daar je eigen sluwheid tegenoverstellen. 'Wij zijn het noodzakelijk kwaad,' had Waller hem verteld. 'Maar je moet nooit arrogant worden; de nadruk ligt op "kwaad". Wij staan buiten de wet. Zonder toezicht, zonder voorschriften. Soms vind ik het zelfs geen veilig gevoel om te weten dat we bestaan.' Met weer een zacht getinkel van ijsblokjes dronk hij de laatste druppels bourbon uit het glas.
Nick Bryson had fanaten gekend - in het eigen kamp en bij de vijand - en hij had het prettig gevonden om Waller zo relativerend te horen spreken. Bryson had de diepte van Wallers geest nooit goed kunnen peilen: de genialiteit, het cynisme, maar vooral het intense, bijna bedeesde idealisme, als licht dat langs de randen van neergehaalde zonwering scheen. 'Mijn vriend,' zei Waller. 'Wij bestaan om een wereld te creëren waarin wij niet meer hoeven te bestaan.'
-
En nu, in het asgrauwe licht van de vroege middag, legde Waller zijn handen gespreid op het bureau, alsof hij zich schrap zette voor de onaangename taak die hem te wachten stond. 'We weten dat je het moeilijk hebt sinds Elena is weggegaan,' begon hij.
'Ik wil niet over Elena praten,' snauwde Bryson. Hij voelde dat er een adertje klopte op zijn voorhoofd. Jarenlang was ze zijn vrouw, zijn beste vriend, zijn minnares geweest. Zes maanden geleden had ze hem, tijdens een telefoongesprek dat Bryson vanuit Tripoli voerde, op zakelijke toon verteld dat ze bij hem wegging. Hij hoefde niet te proberen haar op andere gedachten te brengen. Haar besluit stond vast; er viel niets te bespreken. Haar woorden hadden hem dieper verwond dan Abu's mes. Toen Bryson een paar dagen later in de Verenigde Staten was om daar een debriefing te ondergaan - hij ging daar zogenaamd heen om wapens te kopen - merkte hij bij thuiskomst dat ze weg was.
'Hoor eens, Nick, je hebt waarschijnlijk meer voor de wereld gedaan dan ieder ander in het inlichtingenwerk.' Waller zweeg even en sprak toen langzaam en nadrukkelijk. 'Als ik je laat doorgaan, zul je afbreuk doen aan wat je hebt gedaan.'
'Misschien heb ik het verknoeid,' zei Bryson met doffe stem. 'Eén keer. Dat wil ik wel toegeven.' Het had geen zin om Waller tegen te spreken, maar hij kon zich niet bedwingen.
'En je zult opnieuw dingen verknoeien,' antwoordde Waller rustig. 'Er zijn dingen die we "schildwachtsignalen" noemen. Waarschuwingssignalen in een vroeg stadium. Je bent vijftien jaar lang buitengewoon goed geweest. Buitengewoon. Maar wel vijftien jaar, Nick. Voor een agent in het veld zijn dat tropenjaren. Je aandacht is een beetje verslapt. Je bent opgebrand en het erge is dat je het zelf niet weet.'
Was wat er met zijn huwelijk was gebeurd ook een schildwachtsignaal? Terwijl Waller op zijn kalme, redelijke, logische manier bleef spreken, kwamen er allerlei emoties in Bryson op, en een daarvan was woede. 'Mijn vaardigheden...'
'Ik heb het niet over je vaardigheden. Wat het veldwerk betreft, is niemand beter dan jij, zelfs nu niet. Ik heb het over terughoudendheid. Het inzicht om niét te handelen. Dat komt op de eerste plaats. En dat krijg je nooit terug.'
'Ik zou een tijdje met verlof kunnen gaan.' Er klonk een wanhopige ondertoon in Brysons stem door, en hij ergerde zich daaraan.
'Het Directoraat stuurt nooit iemand met verlof,' merkte Waller droogjes op. 'Dat weet je. Nick, je hebt vijftien jaar geschiedenis gemaakt. Nu kun je die geschiedenis bestuderen. Je kunt voortaan weer je eigen leven leiden.'
'Mijn leven,' herhaalde Bryson dof. 'Dus je stuurt me met pensioen.'
Waller leunde in zijn stoel achterover. 'Ken je het verhaal van John Wallis, een van de grote Engelse spionnen uit de zeventiende eeuw? In de jaren 1640 werkte hij voor de Parlementspartij, en hij was een genie in het ontcijferen van royalistische boodschappen. Hij hielp de Engelse Zwarte Kamer opzetten, de NSA van die tijd. Maar toen hij zich uit de spionage had teruggetrokken, gebruikte hij zijn talenten als hoogleraar in de meetkunde in Cambridge en hielp hij de moderne differentiaalrekening uitvinden. Wie was belangrijker: Wallis de spion of Wallis de geleerde? Als je met dit werk stopt, wil dat niet zeggen dat je op stal wordt gezet.'
Dat was een typische uitdrukking voor Waller. Bryson kon bijna lachen om de absurditeit van dit alles. 'Wat zou ik volgens jou dan moeten doen? Moet ik bewaker in een pakhuis worden? T-balken bewaken met een pistool en een gummiknuppel?'
"'Integer vitae, scelerisque purus non eget Mauris jaculis, neque arcu, nec venenatis gravida saggittis pharetra." De man die integer is, vrij van zonden, heeft de Moorse speer niet nodig, noch de boog, noch de koker vol jachtpijlen. Horatius, zoals je weet. Het is allemaal al geregeld. Het Woodbridge College zoekt een docent Geschiedenis van het Nabije Oosten, en ze hebben zojuist de ideale kandidaat gevonden. Met je studieachtergronden en talenkennis ben je daar geknipt voor.'
Bryson had het vreemde gevoel dat hij los van zichzelf stond, zoals hem in het veld soms ook overkwam. Het was of hij boven de kamer zweefde en alles met een koele, berekenende blik in zich opnam. Hij dacht vaak dat hij in het veld zou omkomen: dat was een mogelijkheid waarmee hij rekening kon houden. Maar hij had nooit gedacht dat hij zou worden ontslagen. En het feit dat hij werd ontslagen door een mentor voor wie hij veel respect had, maakte het nog erger - maakte het voor hem tot iets persoonlijks.
'Het hoort allemaal bij het pensioenplan,' ging Waller verder. 'Ledigheid is des duivels oorkussen, zoals ze dan zeggen. Dat hebben we tot onze schade geleerd. Geef een veldagent een bedrag ineens en niets te doen, en hij komt gegarandeerd in moeilijkheden, zo zeker als dat de nacht op de dag volgt. Je hebt een project nodig. Iets reëels. En jij bent een geboren docent: een van de redenen waarom je in het veld zo goed was.'
Bryson zei niets. Hij probeerde zich los te maken van de kwellende herinnering aan een operatie in een uithoek van Latijns-Amerika, een gezicht dat hij door het vizier van een scherpschuttersgeweer had gezien. Het was het gezicht van een van zijn 'leerlingen' - een jongen die Pablo heette, een negentienjarige indiaan die hij had geleerd zware explosieven te gebruiken of onschadelijk te maken. Een harde, maar fatsoenlijke jongen. Zijn ouders waren boeren in een dorpje dat kort daarvoor door maoïstische opstandelingen was overgenomen: als bekend werd dat Pablo met hun vijanden samenwerkte, zouden de guerrillero's zijn ouders doden, en waarschijnlijk ook nog op een wrede, inventieve manier - dat was hun handelsmerk. De jongen aarzelde, wist niet goed welke kant hij moest kiezen en was tot de conclusie gekomen dat hij niets anders kon doen dan overlopen: om zijn ouders te redden zou hij de guerilleros alles over hun tegenstanders vertellen. Hij zou de namen noemen van anderen die voor de geregelde troepen werkten. Hij was een harde jongen, een fatsoenlijke jongen, en hij was in een situatie verzeild geraakt waarin geen goede oplossing bestond. Bryson keek door het vizier naar Pablo's gezicht - het gezicht van een gekwelde, ongelukkige, doodsbange jongeman - en wendde pas zijn ogen af toen hij de trekker had overgehaald.
Waller bleef hem rustig aankijken. 'Je heet Jonas Barrett. Je bent een onafhankelijk geleerde en je hebt zes gewaardeerde artikelen in vaktijdschriften gepubliceerd. Vier daarvan in de Journal of Byzantine Studies. Teamwerk: het gaf onze Nabije Oosten-deskundigen wat te doen in de tijd dat ze niets anders om handen hadden. Dat is een van de dingen die we goed kunnen: een voorgeschiedenis in het burgerleven voor iemand opbouwen.' Waller gaf hem een map. Die was kanariegeel en dat betekende dat er magnetische strips in waren aangebracht en dat de papieren het gebouw niet mochten verlaten. De map bevatte een voorgeschiedenis - en fictieve biografie. Zijn biografie.
Hij bladerde de pagina's vol tekst door. Ze beschreven het leven van een teruggetrokken geleerde met dezelfde talenkennis als hij en met een deskundigheid die hij gemakkelijk kon verwerven. De eigenschappen van die andere persoon kon hij gemakkelijk overnemen - dat wil zeggen, de meeste. Jonas Barrett was ongehuwd. Jonas Barrett had Elena nooit gekend. Jonas Barrett was niet verliefd op Elena. Jonas Barrett verlangde niet naar Elena's terugkeer. Jonas Barrett was een verzinsel. Als Nick hem tot iets echts wilde maken, moest hij zich erbij neerleggen dat hij Elena kwijt was.
'De benoeming is een paar dagen geleden doorgekomen. Woodbridge verwacht de nieuwe docent in september. En ik mag daar wel aan toevoegen dat ze een gouden vangst hebben gedaan.'
'Heb ik daar nog iets over te zeggen?'
'O, we hadden ook een baan voor je kunnen vinden bij een multinationale consultantsfirma. Of misschien bij een van de grote oliemaatschappijen of internationale bouwbedrijven. Maar dit is ideaal voor jou. Je hebt altijd een geest gehad die net zo goed met abstracties als met feiten kon werken. Ik was altijd bang dat het een handicap zou zijn, maar het bleek juist een van je sterkste punten te zijn.'
'En als ik niet wil stoppen? Als ik niet in het landschap wil opgaan?' Om de een of andere reden dacht hij weer aan het flikkerend staal, de pezige arm die het lemmet naar hem toe stootte...
'Niet doen, Nick,' zei Waller met een ondoorgrondelijk gezicht.
'Jezus,' zei Bryson zachtjes. Er klonk verdriet in zijn stem door en hij stoorde zich daar zelf aan. Bryson wist hoe het spel werd gespeeld. Niet de woorden zelf troffen hem diep, maar het feit dat ze waren uitgesproken door de man tegenover hem. Waller had het niet nader uitgelegd. Dat was ook niet nodig geweest. Bryson wist dat hij geen keuze had. Hij wist wat een weigeraar te wachten stond. Een taxi die plotseling slingert, een voetganger raakt, meteen weer verdwijnt. De speldenprik die je niet eens voelt als je door een druk winkelcentrum loopt, waarna al snel de diagnose volgde dat je hart het had begeven. Een doodgewone straatroof die uit de hand liep, in een stad die nog steeds een van de hoogste misdaadcijfers in het land had.
'We hebben voor dit werk gekozen,' zei Waller sussend. 'Onze verantwoordelijkheid gaat alle familiebanden en vriendschapsbanden te boven. Ik wou dat het anders was. Je beseft niet hoe graag ik dat zou willen. In de loop van de jaren heb ik drie van mijn mannen moeten... sanctioneren. Goede mannen die slecht werden. Nee, niet eens slecht, alleen maar onprofessioneel. Ik leef daar elke dag mee, Nick. Maar ik zou het meteen opnieuw doen. Drie mannen! Ik smeek je: maak daar geen vier van.' Was het een dreiging? Een smeekbede? Beide? Waller liet langzaam zijn adem ontsnappen. 'Ik bied je het leven aan, Nick. Een erg goed leven.'
-
Maar wat voor Bryson in het verschiet lag, was niet het leven - nog niet meteen. Het was een soort tijdelijke schemertoestand, tussen dood en leven in. Vijftien jaar lang had hij zijn hele wezen - elke hersencel, elke spiervezel - voor erg riskante en moeizame activiteiten ingezet. Nu werd zijn medewerking niet meer op prijs gesteld. En Bryson voelde niets, alleen een diepe leegte. Hij ging naar huis, naar het stijlvolle huis in koloniale stijl in Falls Church dat hem amper nog vertrouwd voorkwam. Hij keek in het huis om zich heen alsof het van een vreemde was, keek naar de smaakvolle Aubussons die Elena had uitgekozen, naar de luchtige, pastelkleurige kamer voor het kind dat ze nooit hadden gekregen. Het huis was tegelijk leeg en vol geesten. Toen schonk hij zich een waterglas wodka in. Het was voor het laatst in weken dat hij helemaal nuchter was.
Het huis was vervuld van Elena: van haar geur, haar smaak, haar uitstraling. Hij kon haar niet vergeten.
Ze zaten op de steiger voor hun vakantiehuisje aan het meer in Maryland en keken naar de zeilboot... Ze schonk hem een glas koele witte wijn in, en toen ze hem dat gaf, kuste ze hem. 'Ik mis je,' zei ze.
'Maar ik ben hier, schat.'
'Nu wel. Maar morgen ben je weg. Naar Praag, naar Siërra Leone, naar Jakarta, naar Hongkong - wie weet waarheen? En wie weet voor hoe lang?'
Hij pakte haar hand vast, voelde haar eenzaamheid en kon die eenzaamheid niet verdrijven. 'Maar ik kom altijd terug. En je weet wat ze zeggen: afwezigheid maakt de liefde groter.'
'Mai rirut, mai dragut,' zei ze zachtjes, peinzend. 'Maar weet je, in mijn land zeggen ze iets anders. 'Celor ce duc mai muit dorul, le pare mai dulce odorul.' Afwezigheid verscherpt de liefde, maar aanwezigheid versterkt haar.'
'Dat vind ik mooi.'
Ze stak haar wijsvinger op en bewoog hem heen en weer voor zijn gezicht. 'Ze zeggen nog iets anders. Prin departare dragostea se uita. Hoe zeg je dat: lang afwezig, gauw vergeten?'
'Uit het oog, uit het hart.'
'Hoe lang duurt het voordat jij me vergeten bent?'
'Maar je bent altijd bij me, mijn liefste.' Hij tikte op zijn borst. 'Hier.'
Hij wist zeker dat het Directoraat hem elektronisch schaduwde, maar het kon hem nauwelijks iets schelen. Als ze hem als een veiligheidsrisico beschouwden, zouden ze hem vast en zeker elimineren. Als hij genoeg wodka dronk, dacht hij grimmig, kon hij ze die moeite misschien besparen. De dagen verstreken, en hij zag niemand en hoorde van niemand. Misschien had Waller op consortiumniveau een goed woordje voor hem gedaan, omdat hij wist dat het niet alleen het ontslag was dat hem uit zijn evenwicht bracht. Het was vooral het vertrek van Elena. Elena, het anker van zijn bestaan. Mensen die hen kenden, zeiden soms dat Nick altijd zo kalm had geleken, maar Nick voelde zich bijna nooit kalm. Kalmte was iets wat hij van Elena had gekregen. Wat had Waller ook al weer over haar gezegd? Een hartstochtelijke sereniteit.
Nick had nooit geweten dat hij zoveel van iemand kon houden. In de draaikolk van leugens waarin zijn carrière zich afspeelde, was zij het enige dat echt was. Tegelijk behoorde ze ook tot de inlichtingenwereld. Dat moest wel, anders hadden ze nooit een leven met elkaar kunnen hebben. Ze had zelfs bijna de allerhoogste clearing, want ze werkte op de afdeling cryptografie van het Directoraat, en je wist nooit op wat voor dingen ze daar stuitten. Onderschepte vijandelijke berichten bevatten vaak stukjes informatie over de Verenigde Staten. Door ze te ontcijferen liep je gevaar met de diepste geheimen van de regering in aanraking te komen: informatie waarvoor de meeste afdelingshoofden van de dienst niet eens gecleard waren. Analisten als Elena leidden een kantoorbestaan, met het computertoetsenbord als hun enige wapen, en toch zwierf hun geest even vrijelijk over de wereld als welke agent in het veld dan ook.
-
God, wat hield hij veel van haar!
In zekere zin had Ted Waller hen aan elkaar voorgesteld, al hadden ze elkaar juist onder allesbehalve veelbelovende omstandigheden ontmoet, in het kader van een opdracht die Waller hem had gegeven.
Het was een routinetransport geweest, iets wat door insiders in het Directoraat soms de 'coyote run' werd genoemd, een term die voor mensensmokkel werd gebruikt. Eind jaren tachtig stond de Balkan in brand, en ze wilden een briljante Roemeense wiskundige met zijn vrouw en dochter uit Boekarest halen. Andrei Petrescu was een echte Roemeense patriot. Hij was aan de universiteit van Boekarest verbonden en specialiseerde zich in de esoterische wiskunde van de cryptografie. Hij was door de beruchte geheime dienst van Roemenië, de Securitate, onder druk gezet om de codes te ontwerpen die in de hoogste kringen van de Ceausescu-regering werden gebruikt. Hij schreef de cryptografische algoritmen, maar wees een baan die ze hem aanboden van de hand: hij wilde op de universiteit blijven en hij walgde van de onderdrukking van het Roemeense volk door de Securitate. Als gevolg daarvan werden Andrei en zijn gezin nagenoeg onder huisarrest geplaatst. Ze mochten niet reizen en werden geschaduwd zodra ze hun huis uit gingen. Zijn dochter Elena, volgens velen net zo briljant als haar vader, studeerde wiskunde aan de universiteit en hoopte in de voetsporen van haar vader te treden.
Toen Roemenië in december 1989 een kookpunt bereikte en de bevolking in opstand begon te komen tegen de tiran Nicolae Ceausescu, reageerde de Securitate, de Pretoriaanse garde van de tiran, met massa-arrestaties en moorden. In Timisoara verzamelde zich op de Bulevardul 30 Decembrie een ontzaglijke menigte. Demonstranten drongen het hoofdkantoor van de Communistische Partij binnen en begonnen portretten van de tiran uit het raam te gooien. Het leger en de Securitate schoten de hele dag en nacht op de chaotische menigte. De doden werden op stapels gelegd en in massagraven gedumpt.
In zijn hevige verontwaardiging besloot Andrei Petrescu zijn kleine aandeel in de strijd tegen de tirannie te leveren. Hij bezat de sleutel tot Ceausescu's geheimste communicatie en hij zou die sleutels aan de vijanden van de tiran geven. Ceausescu zou niet meer in het geheim met zijn beulen kunnen communiceren. Zijn beslissingen, zijn bevelen, zouden bekend zijn zodra hij er uiting aan gaf.
Andrei Petrescu had grote moeite met het nemen van dat besluit. Zou dit de levens van zijn dierbare Simona, zijn aanbeden Elena in gevaar brengen? Zodra ze hadden ontdekt wat hij had gedaan - en ze zouden het weten, want niemand buiten de regering kende de broncodes - zouden Andrei en zijn gezin worden opgepakt, gearresteerd en geëxecuteerd.
Nee, hij zou uit Roemenië weg moeten komen. Maar daarvoor moest hij hulp van buitenaf inroepen, bij voorkeur een inlichtingendienst als de CIA of de KGB, een dienst die over de middelen beschikte om het gezin uit het land te krijgen.
Doodsbang stelde hij hier en daar voorzichtige, versluierde vragen. Hij kende mensen; zijn collega's kenden mensen. Hij deed zijn aanbod en stelde zijn eis. Maar zowel de Britten als de Amerikanen wilden zich er niet mee inlaten. Ze hadden besloten niet in Roemenië te interveniëren. Zijn aanbod werd afgewezen.
En toen had op een morgen in alle vroegte een Amerikaan contact met hem opgenomen, iemand die voor een andere inlichtingendienst werkte, niet de CIA. Ze waren geïnteresseerd; ze wilden helpen. Ze hadden de moed waaraan het de anderen ontbrak.
De operationele details waren door de logistieke architecten van het Directoraat uitgewerkt en door Bryson in overleg met Ted Waller verfijnd. Bryson zou de wiskundige en zijn gezin uit Roemenië smokkelen, samen met vijf anderen, twee mannen en drie vrouwen die voor Amerikaanse inlichtingendiensten werkten. Het was niet moeilijk om Roemenië binnen te komen. Vanuit Nyfrabrany, in het oosten van Hongarije, stak Bryson per trein de Roemeense grens over bij Valea Lui Mihai. Hij had een authentiek Hongaars paspoort op naam van een vrachtwagenchauffeur en omdat hij een vuile overall droeg en eeltige handen had, werd hij nauwelijks gecontroleerd. Een paar kilometer voorbij Valea Lui Mihai vond hij de wagen die door een contactpersoon van het Directoraat voor hem was achtergelaten. Het was een oud Roemeens vrachtwagentje dat dieseldampen uitbraakte. Medewerkers van het Directoraat hadden de wagen heel vernuftig verbouwd: als de achterkant werd geopend, leek het of de laadruimte was volgestapeld met kisten Roemeense wijn en tzuica, pruimenbrandewijn. Maar die kisten waren niet meer dan één rij diep. Ze verborgen een groot compartiment dat het grootste deel van de laadruimte vormde, en daar zouden alle Roemenen, op één na, zich schuilhouden.
De groep had opdracht gekregen hem in het Baneasa-bos te ontmoeten, vijf kilometer ten noorden van Boekarest. Bryson trof ze op de afgesproken plaats aan, zittend rond een picknicklaken, als familieleden die een uitstapje maakten. Maar hij zag de angst op hun gezichten.
De leider van de acht mensen was blijkbaar de wiskundige, Andrei Petrescu, een kleine man van in de zestig, vergezeld door een volgzame vrouw met een rond gezicht, kennelijk zijn vrouw. Maar het was hun dochter die Brysons aandacht trok, want hij had nog nooit zo'n mooie vrouw ontmoet. De twintigjarige Elena Petrescu was tenger en lenig. Ze had ravenzwart haar en donkere ogen die glinsterden en straalden. Ze droeg een zwarte rok en een duifgrijs truitje, met een kleurrijke baboesjka om haar hoofd. Ze was zwijgzaam en keek hem met diepe achterdocht aan.
Bryson begroette hen in het Roemeens. 'Buna ziua,' zei hij. Unde este cea mai apropiata statie Peco? Waar is het dichtstbijzijnde benzinestation?
'Sinteti pe un drum gresit,' antwoordde de wiskundige. U bent op de verkeerde weg.
Ze volgden hem naar de vrachtwagen, die hij in de beschutting van een groepje bomen had geparkeerd. De mooie jonge vrouw ging bij hem in de cabine zitten, zoals vooraf was afgesproken. De anderen kropen in het verborgen compartiment, waar Bryson broodjes en flessen water had achtergelaten om hen door de lange rit naar de Hongaarse grens heen te helpen.
De eerste uren zei Elena niets. Bryson probeerde een gesprek te beginnen, maar ze bleef zwijgen, al kon hij niet nagaan of ze verlegen was of alleen maar nerveus. Ze reden door de provincie Bihor en naderden de grensovergang in Bors, waar ze naar Biharkeresztes in Hongarije wilden oversteken. Ze hadden 's nachts gereden en kwamen goed vooruit. Alles leek soepel te verlopen: te soepel, vond Bryson, voor de Balkan, waar wel duizend kleine dingen mis konden gaan.
Daarom verbaasde het hem ook niet toen hij zo'n acht kilometer voor de grens de zwaailichten van een politiewagen zag. Een in blauw uniform gestoken politieagent controleerde het naderend verkeer. Hij was ook niet verbaasd toen de politieagent hen liet stoppen.
'Wat is dit?' vroeg hij op onverschillige toon aan Elena Petrescu. De in laarzen gestoken politieman kwam naar hen toe.
'Gewoon een verkeerscontrole. Routine,' antwoordde ze.
'Ik hoop dat je gelijk hebt,' zei Bryson, en hij draaide het raam open. Hij sprak vloeiend Roemeens, en dat hij een accent had, was niet vreemd, want hij had een Hongaars paspoort. Hij was van plan om met de politieman in discussie te gaan, zoals elke vrachtwagenchauffeur zou doen die zich aan lastig oponthoud ergerde.
De politieman vroeg hem naar de papieren van hemzelf en de vrachtwagen. Hij bekeek ze; alles was in orde.
'Is er iets mis?' vroeg Bryson in het Roemeens.
De politieman wees gewichtig naar de koplampen van de vrachtwagen. Een van die lampen was defect. Maar zo gemakkelijk zou hij hen niet laten gaan. Hij wilde weten wat er in de wagen zat.
'Exportproducten,' antwoordde Bryson.
'Openmaken,' zei de politieman.
Met een zucht van ergernis stapte Bryson uit de cabine en begon hij de achterdeur open te maken. Hij had een pistool in een holster op zijn rug, verborgen in zijn grijs katoenen werkjasje. Dat pistool zou hij alleen gebruiken als het moest, want het was enorm riskant om een politieman te doden. Niet alleen was er de kans dat een voorbijrijdende automobilist het zag, maar als de agent het kenteken van de vrachtwagen via de radio had doorgegeven terwijl hij hen liet stoppen, zouden ze op de centrale op nadere mededelingen wachten. Als die niet kwamen, zouden er andere politieagenten komen en zou de vrachtwagen bij de grens worden aangehouden. Bryson wilde de man eigenlijk niet doden, maar hij besefte dat hij misschien geen keuze zou hebben.
Toen hij de achterdeur opentrok, zag hij hoe de politieman begerig naar de kisten wijn en tzuica keek. Bryson vond dat geruststellend. Hij kon de man een kist of twee met drank geven en dan mochten ze misschien zo doorrijden. Maar de politieman begon in de kisten te graaien alsof hij precies wilde weten wat erin zat, en hij kwam algauw bij de valse wand achter de eerste rij kisten. De Roemeen kneep argwanend zijn ogen half dicht, tikte tegen de wand, hoorde de holle ruimte daarachter.
'Hé, wat is dat?' riep hij uit.
Bryson legde zijn rechterhand om het pistool in de holster, maar op dat moment zag hij Elena Petrescu naar de achterkant van de wagen slenteren, haar hand uitdagend op haar linkerheup. Ze had kauwgom in haar mond en ze had zich opgemaakt met te veel lipstick, mascara en rouge. Blijkbaar had ze dat gedaan terwijl ze in de cabine zat te wachten. Ze leek een hoer. Terwijl haar kaken op en neer bleven gaan, boog ze zich erg dicht naar de politieman toe en zei: 'Ce curu' meu vrei?' Wat wil je nou?
'Fututi gura!'zei de politieman. Rot op! Hij greep met beide handen achter de kisten en bewoog zijn handen langs de valse wand, blijkbaar op zoek naar een hendel of knop om hem open te krijgen. Bryson slaakte een inwendige zucht toen de man de inkeping te pakken had waarmee je het geheime compartiment kon openmaken. Er was geen verklaring voor die zeven verborgen passagiers te geven. De politieman zou moeten worden gedood. En wat deed Elena toch? Wilde ze hem nog achterdochtiger maken dan hij al was?
'Laat me je wat vragen, kameraad,' zei ze met een kalme, suggestieve stem. 'Hoeveel is je leven je waard?'
De politieman draaide zich met een ruk om en keek haar aan. 'Waar heb je het over, hoer?'
'Ik vraag je: hoeveel is je leven waard? Want je gaat nu niet alleen een eind maken aan een mooie carrière. Je gaat een enkele reis naar de psychiatrische gevangenis kopen. Misschien naar een armengraf.'
Bryson was diep geschokt: ze bedierf alles, hij moest haar tegenhouden!
De politieman maakte de canvas zak die om zijn hals hing open en haalde er een grote, oude veldtelefoon in militaire stijl uit. Hij begon een nummer te draaien.
'Als je gaat bellen, stel ik voor dat je direct naar het hoofdkantoor van de Securitate belt en naar Dragan zelf vraagt.' Bryson keek verbaasd: generaal-majoor Radu Dragan was de nummer twee van de geheime politie. Zijn corruptie was berucht en hij stond ook bekend om zijn seksuele uitspattingen.
De politieman hield op met het draaien van het nummer en keek Elena onderzoekend aan. 'Bedreig jij mij, kreng?'
Ze liet haar kauwgom ploffen. 'Hé, het kan me niet schelen wat je doet. Als jij je met een Securitate-operatie van het hoogste en geheimste niveau wilt bemoeien, ga je je gang maar. Ik doe alleen mijn werk. Dragan is gek op zijn Hongaarse maagden, en als hij klaar met ze is, breng ik ze altijd de grens over. Als jij me in de weg wilt zitten, moet je dat zelf weten. Als je de held wilt uithangen en Dragans kleine zwakheden van de daken wilt schreeuwen, ga je je gang maar. Maar dan zou ik niet graag in jouw schoenen staan, of in de schoenen van iemand die jou kent.' Ze rolde met haar ogen. 'Toe dan, bel Dragans kantoor.' Ze noemde de cijfers van een telefoonnummer in Boekarest.
Langzaam, verdoofd, draaide de politieman het nummer en bracht de hoorn naar zijn hoofd. Zijn ogen werden groot en hij verbrak vlug de verbinding: blijkbaar had hij inderdaad contact met de Securitate gekregen.
Hij draaide zich vlug om, liep met grote passen van de vrachtwagen vandaan en mompelde nog steeds verontschuldigingen toen hij in zijn auto stapte en wegreed.
Later, toen de grenswachten hen hadden doorgelaten, vroeg Bryson aan Elena: 'Was dat echt het telefoonnummer van de Securitate?'
'Natuurlijk,' zei ze verontwaardigd.
'Hoe wist je...?'
'Ik ben goed in getallen,' zei ze. 'Hebben ze je dat niet verteld?'
-
Op het huwelijk was Ted Waller de getuige. Elena's ouders hadden van het Directoraat een nieuwe identiteit gekregen en woonden nu in Rovinj aan de Istrische kust van de Adriatische Zee. Om veiligheidsredenen mocht ze hen niet opzoeken, een verbod waarvan ze met een bezwaard gemoed de vreselijke noodzaak inzag.
Er was haar een baan aangeboden als cryptografe op het hoofdkantoor van het Directoraat, waar ze codes zou breken en onderschepte berichten zou analyseren. Ze was enorm begaafd, misschien wel de beste cryptograaf die ze ooit hadden gehad, en ze hield veel van het werk. 'Ik heb jou, en ik heb mijn werk. Als ik nu alleen nog mijn ouders dicht bij me had, zou mijn leven volmaakt zijn!' zei ze een keer. Toen Nick voor het eerst aan Waller had verteld dat het tussen hem en Elena serieus begon te worden, had hij bijna het gevoel gehad dat hij de man om toestemming voor een huwelijk vroeg. De toestemming van een vader? De toestemming van een baas? Hij vroeg het zich af. Als je voor het Directoraat werkte, was er geen scherpe scheiding tussen werk en privé-leven. Aan de andere kant had hij Elena ontmoet terwijl hij zijn werk voor het Directoraat deed en vond hij dat Waller het recht had om het te weten. Waller was oprecht blij geweest. 'Je hebt eindelijk je gelijke gevonden,' zei hij met een brede grijns, en hij haalde meteen een met ijs gekoelde fles Dom Perignon van een erg goed jaar te voorschijn, als een goochelaar die een kwartje uit het oor van een kind tovert.
Bryson dacht weer aan hun huwelijksreis op een klein, groen, bijna onbewoond eiland in de Caribische Zee. Het strand was bedekt geweest met roze zand, en een eind landinwaarts was er een bos van betoverend mooie tamarisken langs een beekje. Ze gingen daar op verkenning uit met de bedoeling te verdwalen, of tenminste, dat zeiden ze tegen elkaar, en toen verdwaalden ze en verloren ze zich in elkaar. Tijd buiten de tijd, had ze het genoemd. Als hij aan Elena dacht, herinnerde hij zich dat ze op weg gingen om te verdwalen -dat was een klein ritueel van hen - en dat ze dan tegen elkaar zeiden dat ze nooit konden verdwalen zolang ze elkaar hadden.
Maar nu had hij haar echt verloren, en hij voelde zich ook verloren, ontworteld, van zijn anker geslagen. Het grote lege huis was stil, maar hij hoorde nog steeds haar gekwetste stem door de steriele lijn, toen ze rustig tegen hem zei dat ze hem verliet. Het was een donderslag geweest, en toch had het dat niet hoeven te zijn. Nee, het kwam niet door de maanden dat hij weg was, zei ze, het was iets veel diepers, fundamentelers. Ik ken je niet meer, had ze tegen hem gezegd. Ik ken je niet, en ik vertrouw je niet.
Hij hield van haar, verdomme, hij híeld van haar: was dat niet genoeg? Zijn smeekbeden waren luid en hartstochtelijk. Maar de schade was al aangericht. Een agent in het veld moest hard, koud en sluw zijn. Dat waren de eigenschappen die hem in leven hielden, maar geleidelijk aan had hij die eigenschappen mee naar huis genomen, en daar was geen enkel huwelijk tegen bestand. Hij had dingen voor haar achtergehouden - vooral één incident - en voelde zich ontzaglijk schuldig.
En dus ging ze van hem weg om haar leven opnieuw op te bouwen, zonder hem. Ze had om overplaatsing uit het hoofdkantoor gevraagd. Haar stem had op de steriele lijn tegelijk heel dichtbij en griezelig ver weg geklonken. Ze verloor haar kalmte geen moment, en toch was juist die beheerste toon van haar zo ondraaglijk. Blijkbaar viel er niets meer te bespreken. Ze sprak als iemand die iets vertelt wat vanzelf spreekt: dat twee plus twee vier was, dat de zon in het oosten opkwam.
Hij herinnerde zich de verslagenheid die over hem kwam. 'Elena,' had hij gezegd. 'Weet je wat je voor me betékent?'
Haar antwoord - dof, niet eens gekwetst meer - galmde nog in zijn hoofd: 'Volgens mij weet je niet eens wie ik ben.'
Toen hij uit Tunesië was teruggekomen en had geconstateerd dat ze niet meer in hun huis was en dat al haar spullen weg waren, had hij geprobeerd haar op te sporen. Hij had Ted Waller gesmeekt hem te helpen met alle middelen die hem ter beschikking stonden. Er waren duizend dingen die hij tegen haar wilde zeggen. Maar het leek wel of ze van de aardbodem verdwenen was. Ze wilde niet worden gevonden, en ze zou niet worden gevonden, en Waller zou zich daaraan houden. Waller had gelijk gehad; hij had zijn gelijke gevonden.
Alcohol werkt, als de dosis maar groot genoeg is, als novocaïne op de geest in, maar als de werking voorbij is, komt de dreunende pijn terug, en de enige remedie daartegen is nog meer alcohol. De dagen en weken na zijn terugkeer uit Tunesië waren niets dan scherven, gebroken beelden. Beelden in sepia. Hij zette de vuilnis buiten en hoorde het heldere getinkel van literflessen. De telefoon ging; hij nam nooit op. Op een dag ging de deurbel: Chris Edgecomb stond voor de deur, in strijd met alle regels van het Directoraat. 'Ik maakte me zorgen, man,' had hij gezegd, en daar had hij inderdaad naar uitgezien.
Bryson moest er niet aan denken hoe hij er voor een bezoeker uitzag: verwilderd, onverzorgd, ongeschoren. 'Ze hebben je gestuurd?'
'Meen je dat nou? Als ze wisten dat ik hier was, maakten ze gehakt van me.'
Bryson nam aan dat het een soort interventie was. Hij herinnerde zich de woorden niet meer die hij tegen Edgecomb had gezegd, alleen dat hij ze erg nadrukkelijk had uitgesproken. Edgecomb zou niet nog een keer komen.
Bryson herinnerde zich vooral hoe hij na een dranksessie wakker werd: stuiptrekkend en knipperend met zijn ogen, zijn zenuwen helemaal rauw. Hij had de vieze vanillesmaak van bourbon in zijn mond, of de scherpe parfumlucht van gin. Hij keek naar zijn ochtendgezicht in de spiegel, een en al ontstoken haarvaten en donkere holten. Hij probeerde wat roerei naar binnen te werken en kokhalsde bij de geur.
Een paar geïsoleerde geluiden, een paar losse beelden. Niet alleen een verloren weekend; drie verloren maanden.
Zijn buren in Falls Church toonden niet veel belangstelling, misschien uit beleefdheid of onverschilligheid. Hij was toch - wat was hij ook weer - directeur Financiën van een groothandel in bedrijfsmaterialen? Die kerel was zeker ontslagen. Hij zou erbovenop komen, of niet. De managers of vrijeberoepsbeoefenaren in Washington die in de problemen komen, wekken zelden medelijden. Trouwens, de buren wisten wel beter dan te gaan informeren. In de nieuwbouw bewaarde je de nodige afstand.
Op een dag in augustus veranderde er iets in hem. Hij zag dat de purperen asters begonnen te bloeien, bloemen die Elena het jaar daarvoor had geplant. Ze hadden zich uitdagend omhooggewerkt, alsof ze juist kracht onttrokken aan de verwaarlozing. Hij zou dat ook doen. De vuilniszakken tinkelden niet meer als hij ze naar buiten sjouwde. Hij begon echt voedsel te eten, zelfs drie keer per dag. In het begin waren zijn bewegingen nog wat onvast, maar na veertien dagen kamde hij zijn haar, schoor zich zorgvuldig, trok een net pak aan en ging naar 1324 K Street.
Walter probeerde zijn opluchting met een professioneel strak gezicht te maskeren, maar Bryson zag iets in zijn glinsterende ogen. 'Wie was het die zei dat er op het toneel van het Amerikaanse leven nooit een tweede bedrijf is?' zei Waller rustig.
Bryson keek rustig terug. Hij wachtte af. Hij was eindelijk met zichzelf in het reine gekomen.
Walter glimlachte vaag - je moest hem goed kennen om te zien dat het een glimlach was - en gaf hem de kanariegele map. 'Laten we dit een derde bedrijf noemen.'
-2-
Vijf jaar later
Woodbridge College, in het westen van Pennsylvania, was een kleine school, maar het straalde een discrete welstand en exclusiviteit uit die de heersende norm te boven gingen. Dat zag je aan het gras, dat op de millimeter onderhouden was: de smaragdgroene gazons en perfecte borders van een instituut dat royaal voor esthetische bijkomstigheden kon betalen. Zoals veel universiteitsgebouwen uit de jaren twintig was het in Gothic-stijl opgetrokken, met veel klimop op de bakstenen muren. Vanuit de verte zou het kunnen doorgaan voor een van de eeuwenoude colleges van Cambridge of Oxford; als je die colleges tenminste uit die groezelige, licht industriële steden haalde en midden in Arcadia zette. Het Woodbridge was een veilige, beschermde, conservatieve gemeenschap, een plaats waar de rijkste en machtigste families van Amerika hun nog kneedbare telgen gerust naartoe konden sturen. De winkels en restaurants op de campus deden goede zaken met latte en focaccia. Zelfs eind jaren zestig was deze universiteit, om een vermaarde grap van de toenmalige rector-magnificus te citeren, een 'broeikas van rust' geweest.
'Jonas Barrett' bleek tot zijn eigen verbazing een begaafd docent te zijn. Zijn colleges waren veel populairder dan je bij de onderwerpen die hij doceerde zou verwachten. Sommige studenten waren erg intelligent, en bijna allemaal waren ze ijveriger en beter opgevoed dan hij in zijn eigen studententijd ooit was geweest. Een van zijn collega's, een cynische fysicus uit Brooklyn die vroeger aan het City College van New York verbonden was geweest, had kort na zijn komst tegen hem gezegd dat je je op Woodbridge net een inwonende huisleraar uit de achttiende eeuw voelde, zo iemand die onderwijs gaf aan de kinderen van een Engelse lord. Je leefde in pracht en praal, maar het was niet van jou.
Toch had Waller de waarheid gesproken: dit was een goed leven.
Jonas Barrett keek nu naar de honderd afwachtende gezichten in de volle collegezaal. Hij was geamuseerd geweest toen de Campus Confidential hem al na zijn eerste jaar op Woodbridge een 'ijzig charismatische docent, meer professor Kingsfield dan Mr. Chips' had genoemd en vervolgens een opmerking over zijn 'steenharde, lichtelijk ironische visage' had gemaakt. Wat de redenen ook waren, zijn college over Byzantium behoorde tot de populairste colleges op de geschiedenisfaculteit.
Hij keek op zijn horloge: het was tijd om het college af te ronden en naar het volgende te verwijzen. 'Het Romeinse rijk was de meest verbazingwekkende prestatie uit de geschiedenis van de mensheid, en de vraag die zoveel denkers heeft beziggehouden, is natuurlijk waarom dat rijk toch ten onder ging,' zei hij op professorale toon, waarin een zweem van ironie doorklonk. 'U kent allemaal het trieste verhaal. Het licht van de beschaving flakkerde en doofde. De barbaren die voor de poort stonden. De verwoesting van het beste dat de mensheid bezat, nietwaar?' Er werd instemmend gemompeld. 'Gelul!' riep hij plotseling uit, en na een verrast gegrinnik was het plotseling stil in de zaal. 'Neemt u me mijn taalgebruik niet kwalijk.' Hij keek met uitdagend opgetrokken wenkbrauwen door de collegezaal. 'De Romeinen verloren hun recht om zich op hun hoogstaande ethiek te beroemen veel eerder dan hun rijk. Het waren de Romeinen die al veel eerder een geschil met de Goten wreekten door Gotische kinderen die ze krijgsgevangen hadden gemaakt in optocht naar de pleinen van tientallen steden te laten lopen om ze daar een voor een af te slachten. Langzaam en pijnlijk. Wat pure, berekenende bloeddorst betrof, konden de Goten niet aan hen tippen. Het West-Romeinse rijk was een arena van slavernij en openbare bloedbaden. Het Oost-Romeinse rijk daarentegen was veel goedaardiger, en het overleefde de zogenaamde val van het Romeinse rijk. Alleen de westerlingen noemden het "Byzantium" - de Byzantijnen zelf wisten dat ze het ware Romeinse rijk waren, en ze waakten over de kennis en menselijke waarden die wij vandaag zo hoog achten. Het westen bezweek niet aan vijanden van buiten, maar rotte van binnenuit weg; dat is een feit. En dus is het niet zo dat de beschaving flakkerde en uitdoofde. De beschaving trok gewoon naar het oosten.' Een korte stilte. 'U kunt nu uw opstellen komen halen. En geniet van uw weekend, voor zover u dat verstandig acht. Denk aan de woorden van Petronius: matiging in alle dingen. Ook in de matiging zelf.'
'Professor Barrett?' De jonge vrouw was blond en aantrekkelijk, een van de studenten die altijd ernstig in de voorste rijen zaten te luisteren. Hij had zijn aantekeningen in zijn gehavende leren tas gedaan en maakte de riempjes vast. Hij luisterde nauwelijks toen ze tegen hem sprak en over een cijfer klaagde, op dringende toon, met de woorden die hij al zo vaak had gehoord: Ik heb zo hard gewerkt... Ik vind dat ik mijn best heb gedaan... Ik heb het echt, echt geprobeerd... Ze volgde hem naar de deur en ook naar het parkeerterrein buiten het collegegebouw, tot hij bij zijn auto was aangekomen. 'Zullen we dit morgen onder kantoortijd bespreken?' stelde hij vriendelijk voor.
'Maar professor...'
Er is iets mis.
'Ik vind dat er iets mis is met dat cijfer, professor.'
Hij had niet beseft dat hij hardop had gesproken, maar het was of hij signalen opving. Wat was dat? Was het een plotselinge, op niets gebaseerde paranoia? Ging hij dezelfde kant op als die mensen die met een trauma uit Vietnam terugkwamen en zich een ongeluk schrokken bij elke ploffende uitlaat die ze hoorden?
Een geluid, iets wat er duidelijk niet hoorde te zijn. Hij draaide zich naar de studente om, maar niet om haar aan te kijken. In plaats daarvan keek hij langs haar, voorbij haar, naar iets wat op de rand van zijn gezichtsveld was opgedoken. Ja, er was inderdaad iets te zien wat hier niet thuishoorde. Er kwam iemand veel te nonchalant aangelopen, alsof hij van de voorjaarslucht en al dat groen om hem heen genoot. Het was een man met brede schouders in een antracietgrijs flanellen pak en een wit overhemd met een perfect geknoopte stropdas. Zo gingen de docenten van Woodbridge niet gekleed, zelfs de bestuurders niet, en het was ook te warm voor flanel. Dit was een buitenstaander, maar dan wel een buitenstaander die wilde doen alsof hij hier thuishoorde.
Het instinct dat Bryson in het veld had opgedaan zond allerlei signalen uit. Zijn hoofdhuid trok zich samen en zijn ogen begonnen heen en weer te kijken, als een fotograaf die snel achtereen verschillende focuspunten onderzoekt: de oude gewoonten kwamen terug, ongenood en helemaal niet meer op hun plaats.
Maar waarom? Hij had geen enkele reden om zich druk te maken om een bezoeker van de campus: een vader, een ambtenaar uit de onderwijsbureaucratie in Washington, misschien zelfs een vertegenwoordiger. Bryson maakte een snelle beoordeling. De knopen van het jasje van de man waren los, en hij ving een glimp op van kastanjebruine bretels die de broek ophielden. Toch droeg de man ook een riem, terwijl de broek lange pijpen had die een heel eind over de zwarte schoenen met rubberen zolen vielen. Een golf van adrenaline: hij had vroeger, in een vorig leven, zelf ook zulke kleding gedragen. Soms moest je een riem en ook bretels dragen omdat je iets zwaars in een of allebei je zakken had: bijvoorbeeld een revolver van groot kaliber. En je broekspijpen moesten een beetje te lang zijn om je enkelholster goed verborgen te houden. Kleren maken de man, had Ted Waller altijd gezegd, en hij had uitgelegd dat een man in avondkleding een compleet wapenarsenaal kon verbergen, als de kleding maar op de juiste manier gemaakt was.
Ik doe niet meer mee! Laat me met rust!
Maar er was geen rust; er zou nooit rust zijn. Als je er eenmaal in zat, kwam je er nooit meer uit, ook niet als je van de loonlijst geschrapt was.
Vijandige groeperingen op de hele wereld dorstten naar wraak. Welke voorzorgsmaatregelen je ook nam, hoe goed je dekmantel ook was, hoe vernuftig je je ook had teruggetrokken, als ze je echt wilden vinden, vonden ze je. Het was een illusie om iets anders te denken. Dat was een ongeschreven zekerheid onder de medewerkers van het Directoraat.
Maar je kon niet weten of ze misschien van het Directoraat zelf kwamen om een volledige sterilisatie uit te voeren, of hoe ze dat ook noemen - de splinters verwijderen, alles opdweilen? Bryson had nooit iemand ontmoet die vroeger op het Directoraat had gewerkt, al zouden er vast wel zulke mensen bestaan. Als iemand op consortiumniveau in het Directoraat aan zijn loyaliteit ging twijfelen, zou hij ook het slachtoffer van een volledige sterilisatie worden. Dat stond nagenoeg vast.
Ik ben eruit, ik heb het achter me gelaten!
Maar wie zou hem geloven?
Nick Bryson - want hij was nu Nick Bryson, Jonas Barrett had hij afgeworpen zoals een slang een huid afwerpt - keek aandachtig naar de man in het pak. Het peper-en-zoutkleurig haar was kortgeknipt, het gezicht was breed en roze. Bryson spande onwillekeurig zijn spieren toen de nieuwkomer naar hem toe liep. De man glimlachte, zodat zijn kleine witte tanden te zien waren. 'Meneer Barrett?' riep de man van halverwege het smaragdgroene gazon.
Het gezicht van de man was een masker van geruststelling, en dat was het laatste dat hem verried, het kenmerk van de professional. Een burger die een vreemde aanriep, deed dat altijd een beetje aarzelend.
Directoraat?
Directoraatpersoneel was beter dan dit, soepeler en minder opvallend.
'Laura,' zei hij rustig tegen de studente. 'Ik wil dat je me nu alleen laat en Severeid Hall weer ingaat. Wacht boven in mijn kantoor.'
'Maar...'
'Nú!' snauwde hij.
Sprakeloos en vuurrood draaide Laura zich om en liep vlug het gebouw weer in. Er was een verandering over professor Jonas Barrett gekomen - zo zou ze het die avond aan haar kamergenote uitleggen, hij leek plotseling anders, eng - en ze besloot meteen te doen wat hij zei.
Er kwamen zachte voetstappen van de andere kant. Bryson draaide zich vlug om. Nog een man: rood haar, sproeten, jonger, in een blauwe blazer, een geelbruine broek en schoenen van bukskin. Het soort kleren dat op de campus wel meer werd gedragen, afgezien van de knopen van de blazer, die te nadrukkelijk van koper waren en te veel glommen. En die blazer lag ook niet vlak over zijn borst: er was een bult te zien op de plaats waar je de schouderholster zou verwachten.
Als ze niet van het Directoraat waren, wat waren ze dan? Vijandige buitenlanders? Anderen van de meer openlijk opererende Amerikaanse diensten?
Nu kon Bryson ook het geluid thuisbrengen dat hem in eerste instantie had gewaarschuwd: het geluid van een auto die stilstond, een zacht en ononderbroken motorgeluid. Het was een Lincoln Continental met donker getinte ruiten, en hij stond niet op een parkeerplaats maar blokkeerde het straatje waar Bryson zijn eigen auto had neergezet.
'Meneer Barrett?' De grootste, oudste man maakte oogcontact met hem. Met zijn grote stappen maakte hij de afstand tussen hen snel kleiner. 'We willen echt dat u met ons meekomt.' Hij had een accent uit het Midden-Westen. Op amper een halve meter afstand bleef hij staan en wees naar de Lincoln.
'O ja?' zei Bryson koel. 'Ken ik u?'
Het antwoord van de vreemdeling was non-verbaal: handen op de heupen, borst naar voren om de contouren van zijn geholsterde pistool onder het jasje van zijn pak te laten zien. Het subtiele gebaar van de ene professional tegen de andere, de een gewapend, de ander niet. Toen klapte de man plotseling van pijn voorover, met zijn handen op zijn buik. Bliksemsnel had Bryson de stalen punt van zijn dunne vulpen in de gespierde buik van de man gestoken, en de professional had met een onprofessionele, zij het ook erg natuurlijke, beweging gereageerd. Grijp naar je wapen, nooit naar de wond: een van Wallers vele axioma's, en hoewel het in strijd was met een natuurlijk instinct, had het meer dan eens Nicks leven gered. Deze man behoorde niet tot de top.
Terwijl de handen van de vreemdeling naar zijn beschadigde buik grepen, stak Bryson zijn handen in de zak van de man en haalde de kleine maar krachtige blauw stalen Beretta te voorschijn.
Een Beretta - niet van het Directoraat, maar van wie dan wel?
Hij sloeg met de kolf tegen de slaap van de man - hoorde het misselijkmakende geluid van metaal tegen bot, hoorde dat de oudere agent naar de grond zakte - en draaide zich nu, met het pistool nog voor zich uitgestoken, bliksemsnel om naar de roodharige man in de blauwe blazer.
'Mijn veiligheid is eraf,' schreeuwde Nick naar hem. 'En de jouwe?'
Aan de combinatie van verwarring en paniek op het gezicht van de jongeman was te zien dat hij onervaren was. Hij moest beseffen dat Nick gemakkelijk het eerste schot zou kunnen lossen zodra hij de klik van de veiligheidspal hoorde. Geen schijn van kans. Maar onervaren mensen konden het gevaarlijkst zijn, juist omdat ze niet op een rationele en logische manier reageerden.
Een amateur. Bryson hield zijn pistool op de roodharige man gericht en liep langzaam achteruit in de richting van de auto met stationair draaiende motor. De deuren zouden natuurlijk niet op slot zitten, want ze hadden snel willen instappen. Met één vloeiende beweging, en terwijl hij de Beretta op de roodharige jongeman gericht hield, rukte hij de autodeur open en ging achter het stuur zitten. Hij zag meteen dat de ruiten van de auto kogelvrij waren, zoals ze ook moesten zijn. Bryson hoefde de versnellingspook alleen maar uit de parkeerstand te zetten en de auto kwam naar voren. Hij hoorde een kogel tegen de achterkant van de auto slaan - het nummerbord, zo te horen. En toen trof een andere kogel de achterruit, waar een putje in kwam zonder dat er verder schade werd aangericht. Ze probeerden hem tegen te houden door op de banden van de auto te schieten.
Binnen enkele seconden reed hij bulderend door de hoge, sierlijke smeedijzeren poort van de campus. En terwijl hij over de lommerrijke oprijlaan denderde, en één belager op de grond lag en de ander wild maar zonder doel te treffen op hem schoot, dacht hij koortsachtig na. De tijd is om, dacht hij. En: wat nu?
Als ze me echt hadden willen doden, zou ik nu dood zijn.
Bryson reed met grote snelheid over de Interstate en keek steeds voor en achter zich om te zien of hij werd gevolgd. Ze kwamen op me af toen ik ongewapend was en niets vermoedde, en dat deden ze met opzet. Dat betekende dat ze iets anders in hun schild voerden, dan het plannen van een moord. Maar wat? En hoe hadden ze hem eigenlijk gevonden? Kon iemand zich toegang hebben verschaft tot een geheime database van het Directoraat met classificatie 51? Er waren te veel varianten, te veel onbekende factoren. Maar Bryson was nu niet bang. Hij bezat de ijzige kalmte van de ervaren inlichtingenman die hij vroeger was geweest. Hij zou niet naar een van de vliegvelden rijden, waar ze hem vast en zeker zouden verwachten. In plaats daarvan zou hij regelrecht naar zijn huis op de campus rijden, want dat zou in hun ogen de onwaarschijnlijkste plaats zijn. Als hij daarmee een nieuwe confrontatie uitlokte, moest dat maar zo zijn. Een confrontatie was van beperkte duur; vluchten kon eindeloos doorgaan. Bryson had niet meer het geduld om langdurig op de vlucht te zijn. Wat dat betrof, had Waller tenminste gelijk gehad.
Toen hij de campusweg naar zijn huis aan Villier Lane insloeg, hoorde hij een helikopter door de lucht maaien, en even later zag hij hem ook. Het toestel bewoog zich naar het kleine heliplatform van de campus op het natuurwetenschappengebouw, een geschenk van een softwaremiljardair en verreweg het hoogste gebouw op de campus. Het heliplatform werd gewoonlijk alleen door belangrijke donateurs gebruikt, maar deze helikopter had merktekens van de federale overheid. De helikopter had met de mannen in de Lincoln te maken; dat moest wel. Bryson stopte voor zijn woning, een vervallen huis in Queen Anne-stijl met een mansardedak en een bepleisterde voorgevel. Er was nergens iemand te zien, en het alarmsysteem, dat hij zelf had geïnstalleerd, vertelde hem dat niemand het huis was binnengegaan sinds hij die ochtend was vertrokken.
Hij ging naar binnen en vergewiste zich ervan dat er niet met het alarmsysteem geknoeid was. De felle zon scheen door een huiskamerraam op de brede grenen vloerplanken, waaruit de harslucht van naaldbomenhout opsteeg. Dat was de voornaamste reden waarom hij dit huis had gekocht: de geur herinnerde hem aan een gelukkig jaar dat hij, toen hij zeven was, in Wiesbaden in een huis met veel hout had doorgebracht. Zijn vader was toen op de militaire basis daar gestationeerd geweest. Bryson was geen typisch soldatenkind geweest; per slot van rekening was zijn vader generaal en had het gezin altijd comfortabele woonruimte en huispersoneel gehad. Evengoed had hij zijn hele jeugd telkens weer zijn tent in een ander deel van de wereld moeten opslaan. Die overgangen verliepen wat gemakkelijker omdat hij een aangeboren feeling voor talen had, iets waarover anderen zich altijd verwonderden. Het was moeilijker om steeds nieuwe vrienden te maken, maar na verloop van tijd kreeg hij ook dat onder de knie. Hij had te veel soldatenkinderen gezien die zich als norse buitenstaanders opstelden en wilde zelf niet zo worden.
Hij was nu thuis. Hij zou wachten. En ditmaal zou de ontmoeting op zijn territorium plaatsvinden, op zijn condities.
Hij hoefde niet lang te wachten.
Er waren nog maar enkele minuten verstreken of een zwarte Cadillac van de overheid, compleet met Amerikaanse vlag op de antenne, reed zijn garagepad op. Bryson, die vanuit het huis toekeek, besefte dat de reden waarom ze zo openlijk kwamen aanrijden, was om hem gerust te stellen. Een geüniformeerde chauffeur stapte uit en maakte de achterdeur van de Cadillac open, en er kwam een kleine, pezige man te voorschijn. Bryson had hem wel eens eerder gezien: een vaag bekend gezicht van C-SPAN. Een topman van een inlichtingendienst. Bryson ging zijn veranda op.
'Meneer Bryson,' zei de man met een hese stem en een accent uit New Jersey. Hij was midden vijftig, schatte Bryson, met een bos wit haar en een doorgroefd, smal gezicht. Hij droeg een onelegant bruin pak. 'U weet wie ik ben?'
'Iemand die veel heeft uit te leggen.'
De ambtenaar knikte en stak zijn handen op om zijn spijt te betuigen. 'We hebben het verknoeid, meneer Bryson, of Jonas Barrett, als u dat liever hoort. Ik neem de volle verantwoordelijkheid. Ik ben hier gekomen om me persoonlijk bij u te verontschuldigen. En ook om het uit te leggen.'
Er stonden Bryson opeens televisiebeelden voor ogen, witte letters onder iemand die een verklaring aflegde. 'U bent Harry Dunne, adjunct-directeur van de CIA.'Bryson had hem een of twee keer een getuigenverklaring zien afleggen voor een subcommissie van het Congres.
'Ik moet met u praten,' zei de man.
'Ik heb u niets te zeggen. Ik wou dat ik u naar uw meneer Breyer kon sturen, of hoe hij ook mag heten, maar ik heb geen flauw idee.'
'Ik vraag u niet om iets te zéggen. Ik vraag u alleen om te luisteren.'
'Dat waren uw dommekrachten, neem ik aan.'
'Ja, dat waren ze,' gaf Dunne toe. 'Ze gingen te ver. Bovendien onderschatten ze u. Ze verkeerden in de waan dat u na vijf jaar slap was geworden. U hebt ze ook een paar belangrijke tactische lessen geleerd waar ze vast nog veel aan zullen hebben. Vooral Eldridge, als hij eenmaal zijn hechtingen in heeft.' Hij lachte, een droog gereutel in zijn keel. 'Dus nu vraag ik het u zo vriendelijk als ik kan. Alles boven tafel.' Dunne liep langzaam over de veranda. Bryson leunde tegen een paal, met zijn handen over elkaar op zijn rug. Op zijn rug zat de Beretta geplakt, en als het moest kon hij hem onmiddellijk gebruiken. Op de televisie, in de praatshows op zondagochtend, was Dunne een nogal gezaghebbende persoonlijkheid. In werkelijkheid leek het wel of hij verschrompeld was, een beetje te klein voor zijn kleren.
'Ik kan niemand iets leren,' protesteerde Bryson. 'Het enige dat ik deed, was me verdedigen tegen een paar mannen die op de verkeerde plaats waren en die niets goeds met me van plan waren.'
'Het Directoraat heeft u goed getraind. Dat moet ik toegeven.'
'Ik wou dat ik wist waar u het over had.'
'Dat weet u heel goed. Ze rekenen op uw stilzwijgen.'
'Ik denk dat u de verkeerde voor u hebt,' zei Bryson rustig. 'U verwisselt mij met iemand anders. Ik weet niet waar u het over hebt.'
De CIA-man ademde luidruchtig uit, gevolgd door een rochelende hoest. 'Jammer genoeg zijn niet al uw ex-collega's zo discreet - of misschien kan ik beter het woord "principieel" gebruiken - als u. Een eed van trouw en geheimhouding is vaak niet veel meer waard als er geld van hand tot hand gaat, en nu heb ik het over veel geld. Uw ex-collega's waren geen van allen goedkoop.'
'Nu kan ik u echt niet meer volgen.'
'Nicholas Loring Bryson, geboren in Athene, Griekenland, als enige zoon van generaal en mevrouw George Wynter Bryson,' dreunde de CIA-man op. 'Afgestudeerd aan de St. Alban's School in Washington, Stanford en de School of Foreign Service in Georgetown. Tijdens de studie in Stanford gerekruteerd door een nagenoeg onzichtbare inlichtingendienst die bij de heel weinigen die ervan weten bekendstaat als het Directoraat. Getraind in veldwerk, vijftien buitengewoon succesvolle dienstjaren, in het geheim onderscheiden... De operaties varieerden van...'
'Een mooie biografie,' onderbrak Bryson hem. 'Ik wou dat ik dat was. Hier op de universiteit fantaseren we vaak hoe het zou zijn om een actief leven buiten deze hoge, met klimop begroeide muren te leiden.' Hij sprak met enige bravoure. Het was de bedoeling dat zijn nieuwe leven geen enkele argwaan wekte, en niet dat hij het gebruikte om zich tegen argwaan te beschermen.
'We hebben geen van beiden tijd te verspillen,' zei Dunne. 'In ieder geval hoop ik dat u beseft dat we u geen kwaad willen doen.'
'Dat besef ik helemaal niet. Als ik moet afgaan op wat ik heb gelezen, hebben jullie van de CIA een heel repertoire van manieren om mensen kwaad te doen. Een kogel in de hersenen, bijvoorbeeld. Of twaalf uur aan een scopolamine-infuus. Zullen we het over die arme Nosenko hebben, die de fout beging dat hij naar onze kant overliep? Jullie rolden de rode loper voor hem uit, nietwaar? Achtentwintig maanden in een gecapitonneerde cel. Jullie wilden alles wel doen om hem te breken.'
'Je hebt het over oude geschiedenis, Bryson. Maar ik kan me voorstellen dat je het niet vertrouwt. Wat kan ik doen om je achterdocht weg te nemen?'
'Wat is verdachter dan de noodzaak om achterdocht weg te nemen?'
'Als ik je echt van de straat had willen plukken,' zei Dunne, 'zouden we dit gesprek nu niet hebben. Dat weet jij ook wel.'
'Misschien zou het toch niet zo makkelijk zijn als jij denkt,' zei Bryson op onverschillige toon. Hij glimlachte ijzig om het bedekte dreigement beter tot de CIA-man te laten doordringen. Hij hield de schijn niet meer op; dat had geen zin.
'We weten wat je met je handen en voeten kunt doen. Dat hoef je niet te demonstreren. Het gaat me nu alleen om je oren.'
'Dat zei je al.' Hoeveel wist de CIA echt van hem en van zijn carrière bij het Directoraat? Hoe kon de beveiligingsmuur doorbroken zijn?
'Hoor eens, Bryson, kidnappers smeken niet. Je zult wel begrijpen dat ik niet iemand ben die elke dag huisbezoeken aflegt. Ik heb je iets te zeggen, en het zal niet gemakkelijk zijn om het aan te horen. Je kent ons complex in de Blue Ridge-bergen?'
Bryson haalde zijn schouders op.
'Ik wil je daarheen brengen. Ik wil dat je luistert naar wat ik je te zeggen heb en dat je kijkt naar wat ik je wil laten zien. En als je wilt, kun je dan naar huis gaan en zullen we je nooit meer lastig vallen.' Hij wees naar de auto. 'Kom met me mee.'
'Wat jij voorstelt, is pure waanzin. Dat snap je toch wel? Een paar derderangs straatvechters duiken bij mijn collegezaal op en proberen me in een auto te duwen. Dan staat er opeens een man die ik op de televisie heb gezien - een hoge functionaris van een inlichtingendienst waarvan de geloofwaardigheid zo goed als nihil is - bij me op de stoep en probeert me met een verleidelijke combinatie van dreigementen en lokkertjes met zich mee te krijgen. Hoe denk je nou dat ik zal reageren?'
Dunne bleef hem strak aankijken. 'Eerlijk gezegd, verwacht ik dat je meekomt.'
'Waarom ben je daar zo zeker van?'
Dunne zweeg een ogenblik. 'Het is de enige manier om je nieuwsgierigheid te bevredigen,' zei hij ten slotte. 'Voor jou is het de enige manier om achter de waarheid te komen.'
Bryson snoof. 'De waarheid waarover?'
'Om te beginnen,' zei de CIA-man erg rustig, 'de waarheid over jezelf.'
-3-
In de Blue Ridge-bergen in het westen van Virginia, bij de grens met Tennessee en North Carolina, bezit de CIA een afgelegen stuk loofbos met hier en daar ook sparren, Canadese dennen en Weymouth-dennen. Al met al is het zo'n tachtig hectare groot. Het maakte deel uit van de wildernis van Little Wilson Creek, binnen het Jefferson National Forest, en het is een ruig gebied met veel hoogteverschillen en hier en daar meren, stroompjes, kreken en watervallen, ver van de grote wandelroutes vandaan. De dichtstbijzijnde plaatsen, Troutdale en Volney, zijn een heel eind weg. Deze wildernis, omgeven door een elektrisch beveiligde omheining met harmonicadraad langs de bovenrand, staat binnen de CIA bekend als de Range, een nietszeggende, kleurloze en gemakkelijk te vergeten naam.
In dit gebied wordt ultramoderne apparatuur, zoals explosieven op miniatuurformaat, tussen de rotsen uitgetest. Allerlei zendertjes en volgapparaten worden daar ook op de proef gesteld, waarbij hun frequenties buiten het surveillancebereik van vijandige groeperingen wordt gekalibreerd.
Het is heel goed mogelijk dat men enige tijd op de Range doorbrengt zonder iets te zien van het lage gebouw van beton en glas dat als administratief hoofdkantoor, trainings- en vergadercentrum en kazerne fungeert. Het gebouw staat zo'n honderd meter van een veldje vandaan dat als helikopterplatform fungeert en dat door hoogteverschillen en begroeiing eromheen bijna onmogelijk te vinden is.
Harry Dunne had onderweg niet veel gezegd. Als ze hadden willen praten, hadden ze dat trouwens alleen tijdens de korte rit met de limousine naar het heliplatform van de campus kunnen doen. Toen ze met de helikopter naar Virginia vlogen, droegen beide mannen, die door Dunnes zwijgzame adjudant werden vergezeld, een koptelefoon om hen tegen het lawaai te beschermen. Zodra ze uit de donkergroene overheidshelikopter waren gestapt, werden de drie mannen door een onopvallend uitziende assistent begroet.
Bryson en Dunne liepen, gevolgd door de assistenten, door de sober ingerichte hal van het gebouw en gingen een aantal trappen af naar een ondergrondse, Spartaans ingerichte kamer met een laag plafond. Op de gladde, wit geverfde muren waren twee grote, platte, gasplasmamonitoren bevestigd, als lege stukken schilderslinnen. De twee mannen gingen aan een glanzende tafel van gepolijst staal zitten. Een van de zwijgzame assistenten verdween, en de ander ging op een post net buiten de gesloten deur van de kamer zitten.
Zodra Dunne en Bryson op hun plaatsen zaten, begon Dunne zonder plichtplegingen of inleidingen te spreken. 'Laat me je vertellen wat ik geloof dat jij gelooft,' begon hij. 'Jij gelooft dat je een miskende held bent. Die allesoverheersende, onwankelbare overtuiging heeft je op de been gehouden in de vijftien jaar waarin je onder zulke verpletterende spanningen hebt gestaan dat een man van minder kaliber algauw zou zijn bezweken. Je gelooft dat je vijftien jaar in dienst van je land bent geweest, dat je voor een ultraclandestiene dienst werkte die het Directoraat werd genoemd. Bijna niemand anders, zelfs niet op de hoogste niveaus van de Amerikaanse regering, weet van het bestaan van die dienst, met de mogelijke uitzondering van de voorzitter van de Foreign Intelligence Advisory Board en een paar hoge functionarissen in het Witte Huis die tot in het extreme gecleard zijn. Een gesloten circuit - of beter gezegd, iets wat in deze ontaarde wereld zo dicht bij een gesloten circuit komt als maar kan.'
Bryson haalde bewust adem. Hij was absoluut van plan om een eventuele schok zonder enig vertoon van emotie te ondergaan. Maar geschokt was hij: de CIA-man wist van dingen die enorm goed gecamoufleerd waren.
'Tien jaar geleden kreeg je zelfs een Presidential Medal of Honor voor de enorme diensten die je je land hebt bewezen,' ging Dunne verder. 'Maar omdat je activiteiten zo geheim waren, was er geen ceremonie, geen president, en ik wed dat je de medaille niet eens mocht houden.' Bryson zag het weer voor zich: Waller die de doos openmaakte en hem het zware koperen voorwerp liet zien. Natuurlijk zou de operationele veiligheid op een onaanvaardbare manier in gevaar zijn gebracht als de overhandiging in het Witte Huis had plaatsgevonden. Evengoed was hij gezwollen van trots. Waller had hem gevraagd of het hem dwarszat dat hij de hoogste civiele onderscheiding in Amerika had gekregen terwijl niemand dat ooit zou weten. En Bryson had hem ontroerd en in alle eerlijkheid verteld dat hij daar niet mee zat: Waller wist het, de president wist het, zijn werk had de wereld een beetje veiliger gemaakt en dat was genoeg. Hij had dat echt gemeend. Dat was, in een notendop, het ethos van het Directoraat.
Nu drukte Dunne op een serie knoppen van een controlepaneel dat in het stalen blad van de tafel was verwerkt, en de twee platte schermen kwamen meteen tot leven. Er verscheen een foto van Bryson als eerstejaars student in Stanford: geen officieel portret, maar een foto die zonder zijn medeweten was gemaakt. Dan was er een foto van hem in een berggebied van Peru, gehuld in militaire camouflagekleding, en dat beeld ging over in een foto van hem met getinte huid en grijze baard, zijn vermomming als een zekere Jamil Al-Moualem, een Syrische munitie-expert.
Verbazing is een emotie die niet lang kan standhouden: Bryson voelde dat de schok geleidelijk overging in hevige ergernis, en toen in woede. Blijkbaar maakte een stel inlichtingendiensten ruzie over de legaliteit van de methoden van het Directoraat en was hij daar midden in verzeild geraakt.
'Fascinerend,' merkte Bryson op. Hij verbrak nu eindelijk zijn stilzwijgen. 'Maar ik stel voor dat je dit laat zien aan anderen die er meer over kunnen zeggen. Tegenwoordig geef ik alleen nog maar les, zoals je zult weten.'
Dunne stak zijn hand uit en gaf Bryson een vriendschappelijk klopje op zijn schouder, ongetwijfeld om hem gerust te stellen. 'Mijn vriend, het gaat er niet om wat we weten. Het gaat om wat jij weet - en wat nog meer ter zake is: wat jij niét weet. Jij gelooft dat je vijftien jaar in dienst van je land hebt gestaan.' Dunne keek Bryson indringend aan.
Kalm, ijzig, antwoordde Bryson: 'Ik wéét dat.'
'En kijk, daar vergis je je nu in. Als ik je nu eens vertelde dat het Directoraat helemaal geen deel uitmaakt van de Amerikaanse overheid? Dat het daar nooit deel van heeft uitgemaakt? Integendeel.' Dunne leunde in zijn stoel achterover en streek met zijn hand door zijn warrige witte haren. 'Verdomme, het zal niet makkelijk voor je zijn om dit te horen. Het is voor mij niet makkelijk om het te vertellen, neem dat maar van me aan. Twintig jaar geleden moest ik iemand binnenhalen. Hij dacht dat hij voor Israël had gespioneerd en deed daar erg fanatiek over. Ik moest hem uitleggen dat hij in de maling was genomen. Libië was het land dat voor zijn diensten betaalde. Alle contacten, de instructies, een ontmoeting in een hotelkamer in Tel Aviv - het hoorde allemaal bij het spel. En nog een vrij doorzichtig spel ook. Die kerel had geen dubbelspel moeten spelen. Maar zelfs ik kreeg medelijden met hem toen hij hoorde wie zijn echte opdrachtgevers waren. Ik zal zijn gezicht nooit vergeten.'
Brysons gezicht gloeide nu. 'Wat heeft dat er nou mee te maken?'
'We moesten hem de volgende dag voorgeleiden in een besloten rechtszaal. Die kerel schoot zich door het hoofd voordat we de kans kregen.' Een van de gasplasmaschermen ging over in een ander beeld. 'Dat is de kerel die je heeft gerekruteerd, nietwaar?'
Het was een foto van Herbert Woods, Brysons studieadviseur op Stanford en een eminent historicus. Woods was altijd op Bryson gesteld geweest, had bewondering voor hem gehad omdat hij meer dan tien talen vloeiend sprak en een weergaloos geheugen had. Waarschijnlijk vond hij het ook een pluspunt dat Bryson een vrij goede sportman was. Een gezonde geest in een gezond lichaam: Woods vond dat belangrijk.
Het scherm werd leeg, en toen verscheen er een korrelige foto van een jonge Woods in een straat die Bryson meteen als de oude Gorki-straat in Moskou herkende, de straat die na het eind van de Koude Oorlog weer Tverskaja werd, de naam van voor de Revolutie.
Bryson liet een bitter lachje horen en probeerde het niet eens te camoufleren. 'Dit is krankzinnig. Je wilt "onthullen" dat Herb Wood in zijn jeugd communist is geweest. Nou, sorry hoor, maar dat weet iedereen. Hij heeft nooit een geheim van zijn verleden gemaakt. Daarom was hij zo'n fervent anticommunist: hij wist uit de eerste hand hoe verleidelijk al die idiote utopische retoriek kon zijn.'
Dunne schudde zijn hoofd. Van zijn gezicht was niets af te lezen. 'Misschien ga ik wat te vlug. Ik heb je al verteld dat ik je alleen maar wil laten luisteren. Je bent tegenwoordig historicus, nietwaar? Nou, luister dan even terwijl ik je een korte geschiedenisles geef. Je weet natuurlijk van de Trust.'
Bryson knikte. De Trust werd algemeen beschouwd als het allergrootste spionageproject uit de twintigste eeuw. Het was een zeven jaar durende operatie, ontsproten aan het brein van Lenins spionnenbaas, Felix Dzjerzjinski. Kort na de Russische Revolutie had de Tsjeka, de sovjet-inlichtingendienst die tot de KGB uitgroeide, in het geheim een zogenaamde dissidentengroep opgericht. Die groep zou uit ontevreden hoge regeringsfunctionarissen bestaan die - zo werd in bedekte termen verteld - van mening waren dat de instorting van de Sovjet-Unie voor de deur stond. In de loop van de tijd werden anti-sovjetgroepen in ballingschap overgehaald om met de Trust samen te werken. Sterker nog, westerse inlichtingenorganisaties werden steeds meer afhankelijk van de informatie - uiterst valse informatie, natuurlijk - die de groep verstrekte. Trust was niet alleen een uiterst slim opgezette operatie om regeringen te misleiden die de ondergang van de Sovjet-Unie nastreefden, maar ook een enorm effectieve manier om in de netwerken van de belangrijkste vijanden in het buitenland te penetreren. En Moskou had er een fenomenaal succes mee.
Dat ging zo ver dat de Trust een schoolvoorbeeld van een perfecte misleidingsoperatie werd en in het lesprogramma van alle opleidingen van inlichtingendiensten op de hele wereld werd opgenomen.
Toen de operatie eind jaren twintig werd ontmaskerd, was het te laat. Ballingenleiders waren gekidnapt en vermoord, netwerken van medewerkers waren vernietigd, potentiële overlopers in Rusland waren geëxecuteerd. De oppositie tegen het sovjetbewind kwam er nooit bovenop. Het was, om met een vooraanstaande Amerikaanse inlichtingenanalist te spreken 'de misleidingsoperatie die de grondslag legde voor de sovjetstaat'.
'Nu heb je het over oude geschiedenis,' zei Bryson vol walging. Hij verschoof ongeduldig op zijn stoel.
'Onderschat nooit de kracht van inspiratie,' zei Dunne. 'In het begin van de jaren zestig had je een kleine kring van geniale maniakken in de GRO, de Russische militaire inlichtingendienst. Die kerels hadden de indruk dat hun inlichtingendiensten allemaal machteloos en ineffectief waren. Ze aten allemaal uit dezelfde trog van desinformatie die ze zelf creëerden - of om het anders te zeggen: veel inkt en weinig inktvis. Zoals die kerels het zagen - en het waren briljante types, begrijp me goed, een huizenhoog IQ, noem maar op - waren de inlichtingendiensten het grootste deel van de tijd bezig achter hun eigen staart aan te jagen. Die kerels noemden zich de Sjachmatisti, de schaakspelers, de schaakclub. Ze minachtten hun eigen stuntelige Russische agenten, en ze hadden nog grotere minachting voor het soort Amerikanen dat met hen samenwerkte: sukkels en losers, in hun ogen. En dus verdiepten ze zich nog eens in de Trust en probeerden na te gaan of daar een les uit te leren viel. Ze wilden de beste en intelligentste mensen uit het vijandelijke kamp rekruteren, net als wij, en ze bedachten een manier om ze te krijgen. Net als wij. Je rekruteert ze voor een leven vol avontuur.'
'Ik kan het niet volgen.'
'Wij ook niet, tot voor heel kort. Pas in de afgelopen paar jaar merkte de CIA dat het Directoraat bestond. En wat nog veel belangrijker is: wat het Directoraat inhield.'
'Probeer eens wat zinnigs te zeggen.'
'We hebben het over het grootste spionagegambiet uit de hele twintigste eeuw. Het was allemaal een geweldige list, begrijp je? Net als de Trust. Die GRO-genieën hadden een meesterzet gedaan. Ze hadden een penetratieoperatie opgezet op vijandelijke bodem, onze bodem. Het was een supergeheime spionnenorganisatie, bemand door een heleboel getalenteerde mensen die geen idee hadden van de identiteit van hun echte bazen, die ze alleen onder de naam "het consortium" kenden. Al die mensen kregen opdracht hun werk voor alle Amerikaanse overheidsdiensten verborgen te houden. Dat is nou het mooie ervan. Je mag niemand iets vertellen, zeker niet de overheid waar je zogenaamd voor werkt! Ik heb het over goede, echte Amerikanen die 's morgens na het opstaan hun Maxwell House-koffie dronken en hun Wonder Bread roosterden en in hun Buick of Chevrolet naar hun werk reden, en die dan de wereld ingingen en hun leven op het spel zetten - en toch nooit wisten wie hun echte opdrachtgevers waren. Het werkte gesmeerd: een klassieke oplichterstruc.'
Bryson kon het verhaal niet langer aanhoren. 'Hou op, Dunne! Zo is het wel genoeg. Het zijn allemaal leugens, verdomde leugens. Als je echt denkt dat ik daarin trap, ben je niet goed snik.' Hij stond abrupt op. 'Breng me hier meteen weg. Dat derderangs theater van jou komt me de strot uit.'
'Ik had ook niet verwacht dat je me zou geloven - niet meteen,' zei Dunne rustig, bijna zonder op zijn stoel te bewegen. 'Ik wilde het zelf eerst ook niet geloven. Maar luister nou nog even naar me.' Hij wees naar een van de schermen. 'Ken je die man?'
'Ted - Edmund Waller,' zei Bryson met een zucht. Hij keek naar een foto van Waller als veel jongere man, stevig maar nog niet dik. Waller droeg een gala-uniform van het Russische leger en nam zo te zien deel aan een of andere ceremoniële gelegenheid op het Rode Plein. Op de achtergrond was een deel van het Kremlin zichtbaar. Aan de zijkant van het beeld kwamen biografische gegevens omhooggescrolld. Naam: GENNADI ROSOVSKI. Geboren: 1935 in VLADIVOSTOK. Als kind een schaakwonder. Leerde sinds zijn zevende Amerikaans Engels van een Amerikaan. Afgestudeerd in ideologie en militaire wetenschappen. Er volgde een lijst van medailles en andere militaire onderscheidingen.
'Een schaakwonderkind,' mompelde Bryson in zichzelf. 'Wat is dit?'
'Ze zeggen dat hij Spassky en Fisher allebei had kunnen verslaan, als hij er zijn beroep van had willen maken,' zei Dunne met een harde ondertoon in zijn stem. 'Jammer dat hij met levende stukken besloot te gaan jagen.'
'Beelden kunnen worden gemanipuleerd, pixels kunnen digitaal worden veranderd...' begon Bryson.
'Probeer je nu mij of jezelf te overtuigen?' onderbrak Dunne hem. 'Hoe dan ook, in veel gevallen hebben we originelen, en die mag je met alle plezier inspecteren. Ik kan je verzekeren dat we alles onder een microscoop hebben bestudeerd. Het had best gekund dat we nooit iets over de operatie hadden gehoord. Maar toen hadden we opeens geluk. Mirabile dictu, professor: we kregen toegang tot de Kremlin-archieven. Er ging geld van hand tot hand; begraven archieven werden boven de grond gehaald. Daar zaten een paar stukjes papier met fascinerend materiaal bij. Eerlijk gezegd zouden we er niets aan hebben gehad, als we niet het geluk hadden gehad dat een paar overlopers van niet al te hoog niveau ons alles vertelden wat ze wisten. Op zichzelf stelden hun debriefings niets voor. Maar samen, en dan ook nog in combinatie met de papieren uit het Kremlin, lieten ze een patroon zien. En zo hoorden we over jou, Nick. Maar het was niet veel, want blijkbaar hield de top de hele operatie ongelooflijk gefragmenteerd, precies zoals terroristische cellen werken.
We begonnen ons dus af te vragen wat we niet wisten. Het is de afgelopen drie jaar een van onze projecten met de hoogste prioriteit geweest. We hebben nog maar een vaag idee van de echte topmensen. Natuurlijk met uitzondering van je vriend Gennadi Rosovski. Hij heeft gevoel voor humor, dat moet je hem nageven. Weet je naar wie hij zich noemde? Edmund Waller was de naam van een obscure en uiterst glibberige dichter uit de zeventiende eeuw. Heb je hem ooit over de Engelse burgeroorlog horen praten?'
Bryson moest iets wegslikken. Hij knikte.
'Je zult je slap lachen, echt waar. In de tijd van het Interregnum schreef die Edmund Waller lofgedichten voor Cromwell, de Lord Protector. Maar weet je, in het geheim zat hij ook in een royalistisch complot. Na de Restauratie werd hij geëerd aan het koninklijk hof. Het is toch niet te geloven, hè? Die kerel noemt zich naar de grootste dubbelspion uit de Engelse poëzie. Zoals ik al zei, voor intellectuelen als jij is het een giller.'
'Dus je beweert dat ik als student gerekruteerd ben door een... door een organisatie die mij en anderen het vuile werk liet opknappen, en dat alles wat ik daarna deed op bedrog gebaseerd was. Bedoel je dat?' Bryson sprak verbitterd, sceptisch.
'Alleen zijn de machinaties niet toen begonnen. Ze begonnen al eerder. Veel eerder.'
Dunne toetste iets in en er verscheen weer een gedigitaliseerd beeld op het scherm. Links zag Bryson zijn vader, generaal George Bryson, robuust, knap en met vierkante kaken, en zijn moeder, Nina Loring Bryson, een milde, vriendelijke vrouw die pianoles gaf en haar man naar zijn posten op de hele wereld volgde, zonder ooit een klacht te uiten. Rechts verscheen een ander beeld: een korrelige foto uit een politiedossier, een verkreukelde auto op een besneeuwde bergweg. Bryson herinnerde zich meteen weer het verdriet. Het trof hem diep in zijn binnenste. Na al die jaren was het nog bijna ondraaglijk.
'Laat me je wat vragen, Bryson. Geloofde je dat het een ongeluk was? Je was vijftien, toen al een briljante leerling, geweldig goed in sport, het beste dat de Amerikaanse jeugd te bieden had, noem maar op. En opeens komen allebei je ouders om het leven. Je peetvader en peetmoeder namen je op...'
'Oom Pete,' zei Bryson met doffe stem. Hij was nu in een eigen wereld, een wereld van verdriet en ellende. 'Peter Munroe.'
'Ja, dat was de naam die hij aannam, maar niet de naam die hij bij zijn geboorte had gekregen. En hij zorgde ervoor dat je naar die specifieke universiteit ging, en hij nam nog een heleboel andere beslissingen voor je. Dat alles garandeerde in feite dat je in hun handen zou terechtkomen. Die van het Directoraat, bedoel ik.'
'Je bedoelt dat, toen ik vijftien was, mijn ouders zijn vermoord?' zei Bryson verdoofd. 'Je bedoelt dat mijn hele leven een... gigantisch bedrog is.'
Dunne aarzelde, huiverde even. 'Als het je een beter gevoel geeft: je was niet de enige,' zei hij op milde toon. 'Er waren nog tientallen anderen. Alleen was jij hun spectaculairste succes.'
Bryson wilde de CIA-man tegenspreken, wilde met argumenten komen, wilde aantonen dat zijn redenering onlogisch was, wilde hem op de zwakke punten in zijn verhaal wijzen. Maar in plaats daarvan voelde hij zich opeens verschrikkelijk misselijk. Er golfde een afschuwelijk schuldgevoel door hem heen. Als het waar was wat Dunne vertelde, als het zelfs maar half waar was, wat was er in zijn leven dan nog echt? Wat was er ooit echt geweest? Wist hij zelf wel wie hij was? 'En Elena?' vroeg hij ijzig. Hij wilde het antwoord niet horen.
'Ja, Elena Petrescu ook. Een interessant geval. We denken dat ze uit de Roemeense Securitate is gerekruteerd, dat ze je door het Directoraat is toegewezen om je in de gaten te houden.'
Elena... Nee, dat was ondenkbaar, ze kwam niet uit de Securitate! Haar vader was een vijand van de Securitate, een moedige wiskundige die zich tegen de regering had gekeerd. En Elena... Hij had haar en haar ouders gered. Ze hadden een leven met elkaar opgebouwd...
-
Ze reden te paard over een eindeloos stuk verlaten zandstrand in de Caraïben. Eerst hadden ze in volle galop gereden en nu waren ze afgezakt tot een draf. Het maanlicht was zilverig, de avond koel.
'Is dit eiland helemaal van ons, Nicholas?' zei ze opgetogen. 'Het is net of we hier helemaal alleen zijn, dat alles wat we zien ons eigendom is!'
'Dat is ook zo, mijn liefste,' zei Bryson. Haar speelse uitbundigheid sloeg op hem over. 'Heb ik je dat niet verteld? Ik heb geld aan geheime rekeningen onttrokken. Ik heb het eiland gekocht.'
Haar lach was muzikaal, vrolijk. 'Nicholas, jij bent echt verschrikkelijk!'
'Nick-o-las - ik vind het prachtig, zoals je mijn naam uitspreekt. Waar heb je zo goed leren rijden? Ik wist niet eens dat ze paarden hadden in Roemenië.'
'O, maar die hebben ze. Ik heb leren rijden op de boerderij van mijn grootmoeder Nicolega in de heuvels voor het Karpatengebergte, op een Hutsulpony. Die worden gefokt voor werk in de bergen, maar ze zijn zo geweldig om op te rijden, zo levendig en sterk en stevig op hun benen.'
'Het is net of je jezelf beschrijft.'
Achter hen sloegen de golven bulderend tegen het strand, en ze lachte opnieuw. 'Jij hebt mijn land nooit goed bekeken, hè? De communisten hebben Boekarest zo lelijk gemaakt, maar buiten de steden, in Transsylvanië en de Karpaten, is alles nog zo mooi en onbedorven. Daar leven ze nog op de oude manier, met paard en wagen. Als we ooit genoeg hadden van het universiteitsleven, logeerden we bij Nicolega in Dragoslavele, en dan maakte ze iedere dag mamagliga voor ons, gebakken moes van maïsmeel, en ciorba, mijn favoriete soep.'
'Je mist je land.'
'Een beetje. Maar ik mis vooral mijn ouders. Ik mis ze zo vreselijk. Het is zo'n kwelling voor me dat ik ze niet mag ontmoeten. Die steriele telefoontjes, misschien twee keer per jaar - dat is niet genoeg!'
'Maar ze zijn tenminste in veiligheid. Je vader heeft veel vijanden, mensen die hem zouden doden als ze wisten waar hij was. Securitate-restanten, beroepsmoordenaars die het hem kwalijk nemen dat hij de codes heeft verraden en daarmee de ondergang van het Ceausescu-bewind in de hand werkte, het bewind dat hen aan de macht hield. Ze houden zich nu schuil, in Roemenië en daarbuiten, en ze zijn het nog niet vergeten. Er zijn teams van hen, straatvegers worden ze genoemd. Ze sporen hun oude vijanden op en executeren ze. En ze willen verschrikkelijk graag wraak nemen op de man die ze als de allerergste verrader zien.'
'Hij was een héld!'
'Natuurlijk was hij dat. Maar in hun ogen was hij een verrader. En ze zullen nergens voor terugdeinzen om wraak te nemen.'
'Je maakt me bang!'
'Alleen om je eraan te herinneren hoe belangrijk het is dat je ouders zich op een veilige plaats schuilhouden.'
'O god, Nicholas, ik hoop dat hen nooit iets overkomt!'
Bryson trok aan de teugels om zijn paard tot stilstand te brengen en keek Elena aan. 'Ik beloof je, Elena, ik zal alles doen wat menselijkerwijs mogelijk is om ze in veiligheid te houden.'
-
Er ging een minuut van stilte voorbij, en toen nog een. Ten slotte knipperde Bryson met zijn ogen en zei: 'Maar het is niet logisch. Ik heb waardevol werk gedaan. Steeds weer heb ik...'
'... ons genaaid tot we geen kik meer konden zeggen,' onderbrak Dunne hem. Hij speelde met een sigaret maar stak hem niet aan. 'Al jouw grote successen waren grote tegenslagen voor de Amerikaanse belangen. En ik zeg dit met het grootste professionele respect. O, laten we eens kijken. Die "gematigde hervormingskandidaat" die je beschermde? Die stond op de loonlijst van de terroristen van Sendero Luminoso, het Lichtend Pad. In Sri Lanka heb je bijna niets heel gelaten van een geheime coalitie die op het punt had gestaan vrede tussen de Tamils en de Singalezen tot stand te brengen.'
Er verscheen weer een beeld op het hoge-resolutiescherm. Een stroom pixels vormde kleuren en contouren. Bryson herkende het gezicht toen het nog half een waas was.
Het was Abu.
'Tunesië,' zei Bryson, diep ademhalend. 'Hij... hij wilde een coup plegen, hij en zijn volgelingen - fanaten. Ik kwam tussenbeide, maakte gebruik van een paar oppositiegroepen, ging na wie in het paleis van twee walletjes at...' Het was niet een episode waar hij graag aan terugdacht. Hij zou het bloedbad op de Avenue Habib Bourguiba nooit vergeten. En ook niet het moment waarop Abu hem ontmaskerde en bijna doodde.
'Eens kijken,' zei Dunne. 'Jij hebt hem onschadelijk gemaakt. Je hebt hem in de val gelokt en aan de regering overgedragen.'
Dat was waar. Hij had Abu aan een vertrouwde groep veiligheidsmensen van de regering overgedragen. Ze hadden hem met nog tientallen van zijn terroristen opgesloten.
'En wat gebeurde er toen?' drong Dunne aan, alsof hij hem een examen afnam.
Bryson haalde zijn schouders op. 'Hij is een paar dagen later in gevangenschap gestorven. Ik kan niet zeggen dat ik er tranen om heb vergoten.'
'Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen,' zei Dunne. Zijn stem was plotseling hard. 'Abu werkte voor ons, Bryson. Hij werkte voor mij, moet ik zeggen. Ik had hem getraind. Hij was onze belangrijkste man in de hele regio. En nu heb ik het over de hele zandbak, verdomme.'
'Maar die couppoging...' zei Bryson zwakjes. Het begon hem te duizelen. Er was nergens meer een touw aan vast te knopen!
'Een onzinverhaal om zijn reputatie bij die gekken op peil te houden. Zeker, hij leidde de Al-Nahda - de afgrond in. Abu werkte in het diepste geheim. Dat moest ook wel, wilde hij in leven blijven. Denk je dat het gemakkelijk is om in terroristische cellen te infiltreren, met name Hezbollah, de gevaarlijkste club? Ze zijn allemaal zo verrekte achterdochtig. Als ze jou en je familie niet je hele leven hebben gekend, willen ze zien dat je bloed bij het vat vergiet, het bloed van Israëli's, anders vertrouwen ze je nooit. Abu was een gladde schoft die keihard kon zijn, maar hij was ónze gladde schoft. En hij moest keihard zijn. Weet je, hij kwam dicht bij Khadaffi. Erg dichtbij. Khadaffi dacht dat, als Abu kans zag Tunesië in bezit te krijgen, hij er min of meer een Libische provincie van kon maken. Abu was op weg een van zijn allerbeste maatjes te worden. Nog even en we hadden een directe lijn met alle islamitische terroristengroepen ten noorden van de Sahara. Toen werkte het Directoraat hem tegen, onder andere door hem defecte munitie te geven - en tegen de tijd dat onze mensen ontdekten dat ze ons te pakken hadden, was het te laat. Ons hele netwerk, in zo'n twintig jaar opgebouwd, moesten we helemaal opnieuw opzetten. Briljant werk. Dat moet je die whiz kids van Sjachmatisti nageven. Briljant, verdomd briljant, om de ene Amerikaanse spionagedienst het werk van de andere ongedaan te laten maken. Wil je dat ik verder ga? Moet ik je over Nepal vertellen, over wat je daar in werkelijkheid hebt bereikt? En Roemenië, waar jullie waarschijnlijk dachten dat jullie hielpen Ceausescu weg te krijgen? Wat een farce. Op een dag trok zo ongeveer iedereen van het oude regime andere kleren aan, en toen werden ze samen de nieuwe regering, weet je dat? Ceausescu's trawanten aasden al jaren op de ondergang van die klootzak. Ze leverden hun baas aan de wolven uit om zelf aan de macht te kunnen blijven. En dat was precies wat het Kremlin wilde. Dus wat gebeurt er? Er wordt zogenaamd een coup gepleegd. De dictator en zijn vrouw proberen te ontsnappen met een helikopter die plotseling "motorpech" krijgt, zodat ze niet kunnen ontsnappen. Ze worden gearresteerd en door een besloten schertsrechtbank berecht, en op Eerste Kerstdag staan ze tegenover een vuurpeloton. Het was allemaal doorgestoken kaart, en wie hadden er voordeel van? Een voor een vielen alle Oost-Europese satellieten als dominostenen. Ze gooiden de oude partij-apparatsjiks eruit, werden democratisch en maakten zich los van het sovjetblok. Maar Moskou was niet van plan ook Roemenië te verliezen. Ceausescu moest weg, hij was slechte pr. Die kerel zat Moskou dwars, dat was altijd al zo geweest. Moskou wilde Roemenië houden, wilde het veiligheidsapparaat in stand houden en een nieuwe marionet aan het bewind brengen. En wie gaat het vuile werk voor ze opknappen? Wie anders dan jij en je goede vrienden van het Directoraat? Jezus, man, hoeveel wil je nou echt nog weten?'
'Verdomme!' riep Bryson uit. 'Dit is idioot! Hoe stom denk je dat ik ben? Die verrekte GRO, de Russen - dat is allemaal verleden tijd. Misschien hebben jullie Koude Oorlog-cowboys in Langley het nieuws nog niet gehoord: de oorlog is voorbij!'
'Ja,' zei Dunne hees, bijna niet hoorbaar. 'En om de een of andere verbijsterende reden is het Directoraat nog springlevend.'
Bryson keek hem zwijgend aan. Hij kon geen woord uitbrengen. Zijn hersenen werkten, draaiden in kringetjes rond. Circuits raakten verhit; vonken sprongen over.
'Ik zal eerlijk tegen je zijn, Bryson. Er was een tijd dat ik je wilde doden, dat ik je met mijn blote handen wilde doden. Dat was voordat we wisten hoe het zat, hoe het Directoraat werkte. Nee, laten we er niet omheen draaien. Ik zou jou en mezelf wat voorliegen als ik zei dat we ook maar in de buurt van het complete verhaal zijn gekomen. We weten nauwelijks meer dan wat losse stukjes informatie. Er gingen al tientallen jaren geruchten, maar die hadden niet meer substantie dan paardenbloempluisjes. Voor zover we kunnen nagaan, daalde er een stilte over de hele operatie neer zodra de Koude Oorlog voorbij was. Het is net als de top van een ijsberg. We weten niet wat er zich onder die paar dreigende schotsen bevindt. Wat we wel weten - en we hebben je de afgelopen paar jaar geschaduwd - is dat jij je faliekant in de luren hebt laten leggen. Dat is ook de reden waarom ik zo vriendelijk tegen je praat en niet probeer je de keel dicht te knijpen.' Dunne lachte bitter, en die lach ging over in gekuch; rokershoest. 'Nou, we hebben het volgende vermoeden. Het lijkt erop dat de organisatie zich na de Koude Oorlog heeft losgemaakt van haar oorspronkelijke bazen. De leiding is in andere handen overgegaan.'
Behoedzaam, somber, vroeg Bryson: 'In wiens handen?'
Dunne haalde zijn schouders op. 'Weet ik niet. Vijf jaar geleden ging de organisatie blijkbaar in een soort winterslaap: jij was niet de enige agent die werd weggestuurd; een heleboel mensen moesten vertrekken. Misschien werd de zaak gesloten. Dat is niet met zekerheid te zeggen. Maar nu hebben we reden om aan te nemen dat de zaak wordt gereactiveerd.'
'Wat bedoel je daarmee, "gereactiveerd"?'
'Dat weet ik niet precies. Daarom besloten we jou erbij te halen. We horen dingen. Om de een of andere reden schijnen je oude bazen wapens te verzamelen.'
'Om de een of andere reden,' herhaalde Bryson dof.
'Je zou kunnen zeggen dat ze op het punt staan globale instabiliteit te creëren - tenminste, zo zouden onze veel te geleerde analisten het noemen. Maar ik vraag me af: waarvoor? Waar zijn ze op uit? En ik weet het niet. Zoals ik al zei: ik ben vooral bang voor de dingen die ik niet weet.'
'Interessant,' zei Bryson sarcastisch. 'Je hoort "geruchten", je hebt "vermoedens", je geeft me een hele diapresentatie alsof je zo'n managementconsultant bent, en toch heb je geen flauw idee van wat je nou eigenlijk zegt.'
'Daarom hebben we jou nodig. Het oude sovjetsysteem mag dan knockout zijn, de generaals zijn nog lang niet uitgeteld. Neem bijvoorbeeld generaal Boesjalov, die lijkt een grote rol te gaan spelen op het politieke toneel van Rusland. Stel nou eens dat er iets ergs gebeurde en dat hij de schuld aan de Verenigde Staten kon geven. Ik voorspel dat hij dan binnen de kortste keren aan de macht is. Democratie? Heel wat Russen zouden zeggen: weg ermee. In Beijing heb je een machtige reactionaire kliek in zowel het Nationale Volkscongres als het Centrale Comité. Om nog maar te zwijgen van het Chinese leger, het Volksbevrijdingsleger, dat een macht op zichzelf is. Hoe je het ook bekijkt, er staan veel yuan op het spel, evenals veel macht. Volgens sommigen hebben restanten van Sjachmatisti het met een handjevol van hun broeders in Beijing op een akkoordje gegooid. Maar nu speculeer ik maar wat. Want niemand weet het, behalve de schurken zelf, en die zeggen niets.'
'Als jullie dit echt allemaal geloven, als jullie echt denken dat ik een soort pion was in het grootste bedrog van de vorige eeuw, waar hebben jullie me dan voor nodig?'
De twee mannen keken elkaar een hele tijd aan. 'Jij bent in de leer geweest bij een van hun meesterbreinen, een van hun oprichters. Gennadi Rosovski; in Rusland schijnt zijn bijnaam Volsjebnik, "de Tovenaar" te zijn geweest. Weet je wat jou dat maakt?' Dunnes lach ging weer over in rokershoest. 'De tovenaarsleerling.'
'Rot op!' Bryson maakte zich weer kwaad.
'Jij weet hoe Wallers geest werkt. Je was zijn beste leerling. Je beseft toch wel wat ik van je verlang?'
'Ja,' antwoordde Bryson sarcastisch. 'Je wilt dat ik weer naar binnen ga.'
Dunne knikte langzaam. 'Jij bent onze beste mogelijkheid. Ik zou een beroep kunnen doen op je vaderlandsliefde, op je ethische beginselen. Maar verdomme, je staat bij ons in het krijt.'
Bryson dacht koortsachtig na. Hij wist niet wat hij moest denken, wat hij tegen de CIA-man moest zeggen.
'Hou me ten goede,' zei Dunne tegen hem, 'maar als we ze willen opsnuffelen, moeten we op zijn minst de beste bloedhond sturen die we kunnen vinden. Ik bedoel, hoe kan ik dit het beste formuleren?' Hij had zo lang met de niet brandende sigaret gespeeld dat er tabakskruimels uit begonnen te vallen. 'Jij bent de enige die weet hoe ze ruiken.'