HOOFDSTUK 7

 

 

 

Na de dag die ze met Stewart bij het uitgedroogde meertje had doorgebracht, leek het wel alsof Emma’s dagen iets extra’s, een nieuwe dimensie er bij hadden gekregen. Stewart nam haar steeds vaker met zich mee. Hij liet haar dingen zien die geen enkele andere bezoeker ooit zou zien. Hij vertelde haar over zijn werk, van zijn dromen over het Park en over de dieren. Hij vertelde haar ook over wat hij allemaal wilde doen als het geld er voor was en het praktisch mogelijk zou zijn.

Meer en meer begon hij over zichzelf te vertellen - niet over zijn leven voordat hij naar het Park was gekomen - over zijn leven met Mary maar over de ambities, plannen en dromen die hij had.

Het was alsof hij haar had geaccepteerd als een persoon en niet alleen maar als een toevallige bezoeker die een paar maanden in het kamp doorbracht alvorens weer naar de beschaving terug te keren. Hij was haar gezelschap gaan waarderen. Het kwam Emma soms voor dat Stewart in wezen een eenzame man was, die alle dingen die hij haar nu vertelde in een lange, te lange tijd in zichzelf had opgestapeld. En nu was het alsof hij haar al bijna als iets van zichzelf beschouwde, iets wat bij hem hoorde.

Maar ook al brachten ze samen zo de tijd door, toch hoopte ze dat hij iets zou zeggen dat haar hoop zou geven op een gezamenlijke toekomst. Langzaam en onverbiddelijk verliep de tijd en als de drie maanden voorbij waren, moest ze haar koffers en camera’s inpakken. Dan zou nog een laatste blik op de hut werpen, waarna ze terug zou gaan naar Engeland.

Maar ze wist nu hoezeer ze er naar verlangde te blijven, om voor altijd in Afrika te blijven, in dit heiligdom der dieren, in deze wildernis, met de man van wie ze hield.

Maar tot dusver had hij haar nog geen aanwijzingen gegeven omtrent zijn gevoelens, had hij nog nooit met zoveel woorden gezegd dat hij wilde dat ze bleef. De uitdrukking die ze af en toe in zijn ogen zag, de ogenblikken van tederheid en begrip, dat alles was niet voldoende. Als hij wilde dat ze bleef, moest hij dat zeggen en daar was tot op heden nog geen teken van geweest.

Soms vroeg Emma zich af of ze datgene wat ze voor diepere gevoelens in Stewart hield, niet gewoon de vreugde was ten gevolge van het gezelschap dat ze hem bood, de voldoening om met iemand te spreken die naar je luisterde. Het genot van twee mensen, die hun tijd samen doorbrengen zonder de noodzakelijkheid van een diepere band.

Was hij misschien nog steeds trouw aan Mary, voelde hij haar verlies nog te sterk, in tegenstelling tot wat hij gezegd had, om verliefd te kunnen worden op een andere vrouw? Of betekende Miranda iets in zijn leven? Wat het ook mocht zijn, de gedachte eraan maakte Emma een beetje ongelukkig, temidden van alle vreugde die ze er aan beleefde om haar tijd met hem door te brengen.

En vreugde was er. De uren dat ze naast hem zat in de jeep, waren haar kostbaar. Hij ging dan naar zijn werk en Emma begon meer en meer te begrijpen wat zijn werk precies inhield. Hoe de opzichters de kudden opspoorden en de omvang ervan bepaalden, hoe bosbranden werden voorkomen, hoe ze ervoor zorgden dat er zo veel mogelijk water was. Ook vertelde hij haar over de stropers, die een ware plaag voor de parkopzichters waren.

‘Zijn er dan zoveel stropers?’ vroeg Emma.

‘Behoorlijk wat. Bij tijd en wijle zit de schrik er even goed in en dan is het weer rustig voor een poosje. Maar dan, als ze denken dat de kust weer veilig is, begint het weer van voren af aan.’

‘Maar waarom stropen ze eigenlijk?’ Emma dacht aan de konijnenstropers in Engeland en begreep niet wat je in een wild Park moest stropen.

‘Ze stropen reebokken, bijvoorbeeld. Reebok geeft heerlijke biltong en levert veel geld op.’ Emma wist wat biltong was, het gedroogde vlees dat in dunne plakken was gesneden en zo verrukkelijk smaakte. ‘Olifantslagtanden leveren ivoor en andere dieren hebben een waardevolle vacht. Oh, er zijn genoeg afzetmogelijkheden voor de stropers.’

‘Hoe doen ze het, Stewart?’ vroeg ze. ‘Zijn ze niet bang?’ Want het was voor haar een bron van verwondering, telkens wanneer ze een glimp opving van iemand die ergens tussen de bosjes leek te lopen. ‘Hoe zit het dan met de leeuwen?’

‘Ik zou je dit eigenlijk niet moeten vertellen, ik weet het.’ Hij moest lachen en er speelde een ondeugende glinstering in zijn ogen. ‘Omdat als ik het vertel, je meteen daar in de bosjes zou staan wanneer de hoek, waaronder je je foto wilt nemen, niet goed is.’ ‘Je gaat me toch niet vertellen dat die leeuwen toch afgerichte circusbeesten zijn?’ zei ze met een gemaakt pruilmondje. Van deze ogenblikken hield ze het meest, de ogenblikken waarop ze lekker bij elkaar zaten, een luchtig gesprek voerden en elkaar een beetje plaagden.

‘Je zou het me nooit vergeven als ik dat zou doen, nietwaar?’ ‘Nee,’ zei ze, terwijl ze net deed alsof ze serieus was. ‘Ik denk niet dat ik dat zou doen, als ik bedenk hoeveel prachtige foto’s ik dan zou hebben laten schieten.’

‘Nee,’ zei hij op ernstiger toon nu, ‘bezoekers kunnen echt geen stap buiten de wagen zetten en gaan wandelen. Mensen die hier geboren zijn en hun hele leven in en rond het Park hebben doorgebracht, kunnen dat wel. Zij kennen de leeuwen en begrijpen hun gedrag. Zij weten wanneer een leeuw honger heeft en wanneer niet. Maar ook zij kunnen een fout maken en dan... Hij maakte een gebaar dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet.

‘Dat wist ik niet,’ zei Emma.

‘Er zijn veel dingen die je niet weet, kleintje.’ Hij moest weer lachen. ‘Ik zou het eigenlijk niet moeten zeggen, maar het is waar dat leeuwen alleen maar doden wanneer ze honger hebben. Er zijn natuurlijk ook roofdieren die doden voor de lol, tijgers, bijvoorbeeld. Maar in Afrika zijn er geen tijgers.’

‘Dus er zijn werkelijk momenten waarop het veilig is in de jungle?’

‘Die zijn er. Hoewel je altijd moet oppassen.

‘Dus daarom weten de stropers wanneer ze wel en niet in het park kunnen lopen.’

‘De stropers? Ja.’ Zijn gelach hield op en zijn blik verstarde. Met een grimmige uitdrukking op zijn gezicht zei hij: ‘Ze hebben de laatste tijd weer erg veel ellende veroorzaakt. We hadden het ook al een tijdje verwacht. En de laatste weken kwamen er berichten over ernstig gewonde dieren - dieren die langzaam stierven omdat ze door hun verwondingen geen voedsel meer konden bemachtigen.’

‘Wat doen jullie als jullie die dieren vinden?’ vroeg ze.

‘We verlossen ze van hun ellende,’ zei hij kort en zijn gezicht was streng en stil, als keek hij naar iets recht voor zich. ‘We sporen ze op. Vaak duurt het dagen om het dier te vinden, maar we gaan net zolang door tot we het hebben, en dan proberen we het zo goed mogelijk te behandelen.’

‘De tocht van vandaag,’ vroeg Emma voorzichtig! Heeft die soms iets met dat stropen te maken?’

‘Ik ben bang van wel. ’ Hij was even stil. Toen hij doorging, was zijn gezicht koud en vastberaden. ‘Er is een rapport geweest over olifanten, die in valstrikken terecht gekomen zijn.’

‘Olifanten?’ vroeg ze geschrokken.

‘Ze schijnen zich los gewerkt te hebben uit de strikken, maar niet helemaal. Ze zijn gewond. Er is een olifant gesignaleerd met de valstrik rond zijn slurf.’

‘Oh, nee!’ Ze was ontsteld en dacht aan de pijn van het dier.

‘Weet je wat dat betekent?’ Hij keek haar aan.

‘Het moet ontzettend veel pijn lijden ...’

‘Pijn, dat ook. Maar nog erger. Het dier zal sterven. En dat kan heel snel gebeuren.’

‘Waarom Stewart?’

‘Omdat hij zonder zijn slurf geen voedsel tot zich kan nemen. Hij kan nog wel ademen door zijn mond, maar voedsel vergaren kan niet zonder slurf.’

‘Oh, Stewart, wat afschuwelijk!’

‘Soms, wanneer zoiets gebeurt, probeert de olifant de valstrik tussen de bomen van zijn slurf af te trekken, maar meestal maakt dat de verwonding alleen maar erger.’ Hij sprak nog steeds op dezelfde zakelijke toon. ‘We moeten die olifant vinden.’

‘Wat gebeurt er wanneer jullie hem niet vinden?’

‘Ik probeer daar niet aan te denken. We gaan net zolang door tot we hem vinden.’ Hij was weer even stil en opnieuw werd Emma getroffen door de enorme toewijding van Stewart. ‘Wist je, Emma, dat de andere olifanten het arme beest uit zijn doodstrijd kunnen verlossen?’

‘Ik begrijp niet wat je bedoelt.’

‘Soms, wanneer één van de kudde erg ziek is, helpen ze met het zoeken van voedsel. En wanneer een olifant gewond is, ernstig gewond, zo ernstig dat ze weten dat hij sterven moet, dan doden zij hem om zijn doodstrijd te beëindigen.’

Ze keek hem bewonderend aan en hij vertelde door. Ze reden door tot het kamp Mamelane. Emma ging wat wandelen en Stewart moest er een paar zaken regelen. Na een poosje zag ze hem rondlopen op zoek naar haar en liep snel naar hem toe.

‘Ik trakteer je op een lunch,’ zei hij, ‘maar ik moet nog wel even terug. Dus als je het niet erg vindt, nemen we alleen iets lichts en gaan we daarna weer snel op weg.’

‘Geen enkel bezwaar.’

‘Het is niet de manier waarop ik je zou moeten uitnodigen. Het is verschrikkelijk warm, ik weet het, en je hebt nog niet veel gegeten deze morgen en ..

‘Het is goed, Stewart, echt waar,’ zei ze snel. Het liefst had ze willen zeggen dat ze gewoon alleen bij hem wilde zijn en dat al het overige onbelangrijk was.

Ze waren al op de terugweg naar Skukuza toen hij zei: ‘Er wordt een film vertoond morgenavond.’

‘Oh?’ Zij keek hem vol verwachting aan. Om de zoveel dagen werd er in het kamp een film gedraaid voor de bezoekers, en dat was altijd een gebeurtenis waar men naar uitkeek. Meestal was het een wild-life film en werd de voorstelling in de openlucht gegeven.

‘Heb je zin om er met mij heen te gaan?’ vroeg hij.

‘Dolgraag,’ zei ze, waarop hij zijn hand van het stuur haalde om er een paar klopjes mee op de hare te geven.

Hier hield ze van, zo langzaam samen over de weg rijden. Van dit leven zou ze nooit genoeg kunnen krijgen. Het had haar meer aangegrepen dan welke andere gebeurtenis ook, in haar leven. Maar ze wist ook dat, als Stewart haar niet zou vragen te blijven, ze weg zou moeten gaan wanneer de drie maanden om waren.

Er lagen nog maar een paar weken voor haar. Ze dacht zo weinig mogelijk aan het ogenblik waarop deze idylle tot een einde zou komen. Als de gedachte opkwam, probeerde ze hem uit haar geest te bannen, want het idee was onverdraaglijk.

Zelfs wanneer Lance haar zou vragen te blijven, en een of twee keer had hij lachend op de mogelijkheid gezinspeeld, zou ze het niet als een excuus kunnen gebruiken om langer te blijven. Ze zou het eigenlijk daarom juist moeten weigeren. Want behalve het feit dat ze niet van hem hield en daarom niet met hem zou willen trouwen, zou ze niet in het Park kunnen leven als vrouw van Lance, terwijl ze de man van wie ze werkelijk hield elke dag zou zien. Dat zou nog pijnlijker zijn dan weg te gaan en hem nooit meer te zien.