Hoofdstuk 12

Toen zuster Fidelma de volgende morgen op weg naar de bibliotheek was om te kijken of zuster Grella al terug was, kreeg ze een oproep om naar de vertrekken van abt Brocc te komen.

'Nicht, vanmiddag gaat er namens mij een boodschapper naar Cashel. Ik vroeg me af of je van die gelegenheid gebruik wil maken om een bericht naar je broer te sturen?'

Fidelma stond op het punt om te zeggen dat het niet nodig was, toen ze een idee kreeg.

'Ja. Ik wil dat mijn broer contact opneemt met de hoofdbrehon, met het verzoek of hij ervoor wil zorgen dat Assid van de Ui Dego, die koopman uit Laigin, aanwezig is bij de raadszitting waarin de dood van Dacan behandeld zal worden. Assid moet absoluut een aantal vragen beantwoorden.'

'Assid? De koopman die hier logeerde in de nacht dat Dacan vermoord is?' Er was een sprankje hoop te zien in Broccs ogen. 'Denk je dat Assïd... denk je dat hij de dader kan zijn...?' Ze stelde hem teleur door met haar hoofd te schudden.

'Alles wat ik waag is dat hij bij de vergadering aanwezig is.' Broccs hoopvolle blik verdween en hij begon weer zorgelijk te fronsen.

'Ah, ik hoopte eigenlijk dat er tenminste één raadsel opgelost zou zijn.'

'Één raadsel?' Fidelma snapte wat hij bedoelde.

'Ik heb begrepen dat je gisteravond naar zuster Grella op zoek was?'

'Dat is zo. Wat is er met zuster Grella gebeurd?' vroeg ze met een naar voorgevoel.

'Wist ik het maar. Zuster Grella is niet meer gesignaleerd sinds kort na de vespers van gisteren. Vanmorgen is de bibliotheek dicht gebleven en broeder Rumann heeft me verteld dat haar kamer eruitziet alsof er niemand heeft geslapen. Hij vroeg aan broeder Conghus of hij iets wist en die zei toen tegen hem dat je gisteravond naar haar op zoek was.' Fidelma ging voor ze haar volgende vraag stelde eerst even zitten. 'Is ze al eens vaker verdwenen?'

'Niet dat ik weet,' zei de abt. 'Ik vind dit allemaal erg verontrustend, nicht. Eerst de dood van Dacan; dan de moord op zuster Eisten en nu de verdwijning van zuster Grella. Wat heeft dit toch allemaal te betekenen?'

Even had Fidelma medelijden met haar dikdoenerige neef. Hij was nu net een verdwaald, hulpeloos kind, dat op zoek was naar iemand die hem zeggen kon wat hij moest doen.

'Kon ik u maar helpen, abt Brocc. Op dit moment ben ik net zo verbaasd als u. Maar ik moet u wat dingen vragen en die vragen dienen strikt vertrouwelijk te blijven.'

De abt keek afwachtend.

'Weet u veel van de achtergrond van broeder Midach af?'

'Broeder Midach?' Brocc klonk verbaasd. 'Hij is een goede heelmeester. Hij is al vier jaar bij ons in Ros Ailithir. Even nadenken... hij is vanuit de abdij van Cealla bij ons gekomen.'

'En zuster Necht?'

'Zij is ongeveer een halfjaar geleden bij ons gekomen.'

'Ook vanuit Cealla?'

'Nee. Hoe kom je daar nou bij? Volgens mij komt ze uit een dorpje hier in de omgeving. Waarom vraag je het haar zelf niet?'

'Het was maar een vluchtige gedachte.' Fidelma was teleurgesteld.

'Ik dacht dat er misschien een verband was tussen Midach en Necht.'

'Nou, hij heeft haar wel in de abdij geïntroduceerd, dat is zo. Hij had haar vader onder behandeling, in een van de dorpen, en toen die kwam te overlijden en zij daardoor wees werd stelde Midach voor haar als novice in de abdij op te nemen. Ik geloof dat hij nog steeds haar zielsvriend is.'

Fidelma onderdrukte een zucht van teleurstelling. Ze had zich af zitten vragen of er misschien nóg een verband was met Osraige en tussen Midach en Necht. Wat dat verband zou kunnen zijn wist ze niet. Osraige was beslist het middelpunt van dit raadsel.

De abt drong niet verder aan.

'Wat heeft dit alles toch te betekenen?' herhaalde hij haast pathetisch. Fidelma had erover zitten nadenken hoe ze nu verder moest en het drong tot haar door dat ze, nu zuster Grella nergens te vinden was, niets kon doen tot zich weer een nieuw pad aan zou dienen dat ze kon volgen. Dat hield in dat ze iets van haar verzamelde informatie moest onthullen als aas voor verdere gegevens.

'Wist u dat zuster Grella ooit de vrouw van de Hoogeerwaarde Dacan is geweest?' vroeg ze onschuldig.

De mond van Abt Brocc viel spontaan open.

'Wat zegje me nou? Heeft zij jou dat verteld?'

'Iemand die haar in Laigin gekend had heeft me dat verteld. Dus u wist het niet?'

'Ik wist alleen dat ze uit Cealla kwam en opgeleid was tot het niveau van sai. Maar de vroegere vrouw van Dacan... weet je dat héél zeker?...'

'Ik heb daar een getuige van. Ik heb gisteravond haar kamer doorzocht. Dat recht heb ik,' voegde ze er snel aan toe toen ze de ergernis op Broccs gezicht zag. 'Dacan was vastgebonden voor hij vermoord is. Gelukkig heeft uw apothecaris, broeder Martan, de repen stof bewaard waarmee dat gebeurd is. Gisteravond heb ik het hemd gevonden waar de stof van afgescheurd is. Het zat verstopt in een tas in de kamer van zuster Grella.'

Toen hij besefte welke conclusie je daaruit kon trekken hield abt Brocc als enige reactie zijn hoofd met beide handen vast. Hij begon zelfs te jammeren.

Fidelma keek hem wat minachtend aan.

'De reputatie van deze abdij is beklad,' kreunde hij. 'Wat moet ik beginnen? Is Grella volgens jou de dader en is het motief een of andere akelige kwestie van hartstocht?'

'Maakt u zich voorlopig nu maar niet druk over de reputatie van de abdij, neef,' zei Fidelma droog. 'We moeten eerst deze puzzel oplossen.'

'Maar door dergelijk nieuws krijg ik gewoon een kleur van schaamte,' jammerde Brocc.

'Denk dan maar aan de woorden van Diogenes, dat 'blozen de kleur van de deugd is',' reageerde Fidelma cynisch. 'Het is pas een schande als iemand niet bloost.'

Doordat ze op zijn ijdelheid speelde wist Brocc zich te vermannen.

'Ik dacht niet aan mijzelf,' snoof hij een beetje schuldbewust. 'Ik dacht alleen maar aan de reputatie van de abdij. Dus jij denkt dat Grella Dacan vermoord heeft?'

Fidelma nam niet de moeite om antwoord te geven.

'Wist u, abt Brocc, dat zuster Grella ongeveer een week geleden in het fort van Salbach in Cuan Dóir geweest is? En zo ja, had zij uw toestemming om de abdij te verlaten en een bezoek te brengen aan Salbach?' De abt staarde haar vol onbegrip aan.

'Nee. Ik heb zuster Grella een week geleden toestemming gegeven naar Rae na Scrine te rijden voor een bezoek aan zuster Eisten, die daar werkte. Ze zou daar meteen ook een boek ophalen en wat kruiden en geneesmiddelen van broeder Martan meenemen, die bedoeld waren om de pest mee te bestrijden. Waarom zou ze de andere kant op rijden en een bezoek aan Salbach brengen?'

'Misschien is ze eerst bij zuster Eisten geweest en zijn ze daarna samen naar het fort van Salbach gegaan?'

'Maar waarom?'

Fidelma kreeg ineens een idee. Als Eisten had geprobeerd passage te boeken voor haarzelf en zuster Grella, zou Grella zich dan misschien verstopt hebben aan boord van het koopvaardijschip? Fidelma stond op en liep naar het raam, om omlaag te kunnen kijken naar de zeearm. Het koopvaardijschip uit Frankenland met zijn logge romp lag nog altijd voor anker naast het oorlogsschip van Mugrón. De abt was naast Fidelma komen staan en staarde niet begrijpend omlaag.

'Waar kijkje naar, nicht?'

'Ik was bang dat de Frankische koopvaarder het anker al had gelicht.'

Brocc fronste.

'Volgens mij vertrekken ze met het ochtendtij.'

'Dan wil ik dat u Cass het gezag geeft om aan boord te gaan en het schip te doorzoeken, voor het onder zeil gaat.'

'Doorzoeken?'

'Ja. Heel grondig en wel nu meteen,' drong Fidelma aan. 'Ik laat dat doen op grond van mijn gezag als dalaigh.' Ze ontspande zich iets en voegde er aan toe: 'Het zou kunnen dat zuster Grella daar aan boord is gegaan.'

Brocc keek geschokt, maar zei niets. In plaats daarvan rammelde hij met zijn belletje om de scriptor te roepen en droeg hem vervolgens op Cass te gaan zoeken en de opdracht van Fidelma door te geven.

'Als er problemen ontstaan moet Cass tegen de Frankische kapitein zeggen dat hij zolang hij in de baai voor anker ligt de wetten van dit koninkrijk dient te gehoorzamen,' zei Fidelma tegen de scriptor, die daarna meteen vertrok om zijn taak uit te voeren.

'Leg me dat eens uit, nicht,' zei Brocc, die weer ging zitten. 'Je bedoelt dus dat Grella heeft doorgekregen dat je haar schuldige geheim kent en nu probeert te vluchten?'

'Ik zou het graag willen uitleggen, neef,' reageerde Fidelma. 'Maar ik heb nog niet alle feiten. Kunt u me iets meer vertellen over zuster Eisten en haar relatie tot de bibliothecaris?'

Brocc stak zijn handen in de lucht, alsof hij de zegen afsmeekte.

'Arme Eisten. Er valt weinig te vertellen. Ze is hier in de abdij opgeleid en aanvankelijk was het de bedoeling dat ze Midach zou gaan helpen, onze heelmeester. Ze specialiseerde zich in het behandelen van kinderen. Ze was al sinds haar veertiende bij ons, op de driejaar na dat ze op pelgrimage naar het Heilige Land is geweest.'

'Broeder Conghus vertelde me dat ze onlangs ook een tijd in de bibliotheek heeft zitten studeren,' onderbrak Fidelma hem.

'Eisten was geen studiehoofd, maar ze heeft eerder dit jaar inderdaad wat in de bibliotheek zitten bestuderen.'

'En hoe kwam Eisten toen in Rae na Scrine terecht?'

'Als ik het me goed herinner meldde zuster Eisten zich aan als vrijwilliger om de leiding van het reizigersgasthuis op zich te nemen dat we daar drijven. Dat speelde een maand of zes geleden. Er woonden wat weeskinderen in die omgeving en Eisten nam ook de taak op zich voor hen te gaan zorgen. Ze heeft in Rae na Scrine veel goed werk verricht.' Hij zweeg even en pakte een kan water, waarbij hij Fidelma tegelijkertijd vragend aankeek. Ze schudde haar hoofd. Brocc schonk toen alleen zijn eigen beker vol en nam nadenkend een slok.

'Ga verder,' drong Fidelma aan.

'Nou, we wisten dat de gele pest afgelopen zomer het dorp had bereikt. Er viel geen zinnig woord te zeggen over wie er wel en wie er niet door getroffen werd. Broeder Midach en ik bijvoorbeeld hebben er iets van meegekregen, maar zijn er weer bovenop gekomen. Net als zuster Grella. Eisten had nergens last van.'

'Er valt geen pijl op te trekken,' bevestigde Fidelma ernstig. 'Gaat u verder.'

'Eisten wilde beslist in het dorp blijven, maar we hoorden dat het er steeds slechter ging. Midach is er afgelopen week diverse keren heen geweest. En tenslotte bracht jij ons het vreselijke nieuws over Intats verwoesting van het dorp en de moord op de inwoners die het tot nu toe overleefd hadden.'

'U kende Intat uiteraard?'

'Niet persoonlijk. Maar ik wist dat Intat een van de vertrouwelingen van Salbach was. Je hebt gezien hoe kwaad Salbach was nadat ik hem had gemeld wat jij me verteld had. Eerst leek hij het hele verhaal niet te willen geloven. Dat deed hij pas toen je hem vertelde wie je was en hij daardoor je gezag niet kon betwisten.'

Fidelma leunde wat naar voren. Aan haar gezicht was af te lezen dat ze boos was.

'Een stamhoofd dat de waarheid pas aanvaardt als iemand met meer gezag het hem vertelt is een slecht leider. Is het bij u opgekomen dat het best mogelijk is dat wat Intat gedaan heeft met Salbachs goedkeuring gebeurd is?' Brocc was geschokt.

'Natuurlijk niet. Salbach stamt af van een lange reeks stamhoofden van de Corco Loigde, die teruggaat tot...'

Fidelma klonk nu openlijk sarcastisch.

'Ja, dat weet ik; volgens hem gaat zijn afstamming helemaal terug naar Mil Easpain, de stichter van het ras van Kinderen van de Gael. Maar hij zou niet het eerste stamhoofd van hoge afstamming zijn dat tegen de wetten van God en de mensen ingaat. Mag ik u eraan herinneren dat we hier misschien nu wel bij elkaar zitten omdat we gevangenen zijn van het verleden? Een koning van Laigin, die ook afstamde van een heleboel hoogstaande koningen, heeft destijds besloten opperkoning Edirsceal te laten vermoorden. Dat was het begin van dit drama.'

'Dat is oeroude geschiedenis, al haast een legende.'

'Net zoals dit zal zijn, over duizend jaar.'

Brocc leunde achterover in zijn stoel en schudde langzaam zijn hoofd.

'Dat kan ik van Salbach niet geloven. Trouwens, wat zou hij daar beter van worden?'

Fidelma glimlachte zuinig.

'Beter? Dat is inderdaad een goed motief voor al onze daden. Wat worden we er beter van als we zus of zo doen? Tja, als ik het antwoord op die vraag wist zou ik een stuk verder zijn. Ik neem aan dat u Salbach al heel lang kent?'

'Al achttien jaar, vanaf de dag dat ik naar deze abdij ben gekomen. De laatste tien jaar heb ik hem beter leren kennen, sinds ik door de kloosterlingen tot abt ben gekozen.'

'En wat weet u over hem?'

'Wat ik over hem weet? Ik weet dat hij als een goed stamhoofd wordt beschouwd. Hij is erg trots op zijn afkomst en misschien is hij af en toe wat te autocratisch. Maar per saldo kan volgens mij wel gezegd worden dat hij een goed en rechtvaardig heerser is.'

'Mij is verteld dat hij nogal ambitieus is.'

'Ambitieus? Zijn we dat niet allemaal?'

'Misschien. En misschien reiken de ambitieuze blikken van Salbach wel verder dan het gebied van de Corco Loigde?'

'Maar daar heeft hij toch ook het recht toe, nicht. Als hij in rechte lijn afstamt van Ir, die verwant is met Mfl Espeain, die dit land lang geleden heeft veroverd en het bevolkt heeft met de Kinderen van de Gael...' Fidelma keek vermoeid.

'Bespaar me dat saaie gedoe over stambomen. Ambitie is prima, zolang de mus er maar niet van droomt een valk te worden,' zei ze droog. 'Maar goed, wat kunt u me nog meer over Salbach vertellen?

Kende hij zuster Eisten?'

'Niet dat ik weet.'

'Zoudt u ervan opkijken als ik u vertelde dat ze een week geleden met zuster Grella in het fort van Salbach is geweest?' Uit de uitdrukking op Broccs gezicht bleek wel dat hij daar nogal verbaasd over was.

'Je denkt dus dat er een of ander verband bestaat tussen de moord op zuster Eisten en de dood van de Hoogeerwaarde Dacan?' vroeg hij.

'Een verband - ja. Hoe sterk dat verband is weet ik niet. Maar daar wil ik beslist achter komen.'

Abt Brocc was steeds somberder gaan kijken, naarmate het tot hem door begon te dringen hoe ingewikkeld de situatie wel niet was.

'Zo te horen ben je anders nog niet veel opgeschoten met het oplossen van het raadsel van Dacans dood. En de tijd werkt niet in ons voordeel, nicht.'

'Dat besefik heel goed, Brocc,' zei Fidelma zacht.

'Nou, bedenk wel dat ik naar de letter van de wet uiteindelijk verantwoordelijk ben voor de dood van Dacan. En ik kan de schadevergoeding of de boete onmogelijk opbrengen.'

'Wees gerust, Brocc,' stelde Fidelma hem gerust. 'Laigin heeft geen belangstelling voor u of voor de zeven cumals van de éric-boete. Ze hebben alleen maar belangstelling voor de eerprijs en hun oog is gevallen op het onderkoninkrijk Osraige. Met iets anders nemen ze geen genoegen.'

'Maar hun oorlogsschip ligt daar anders nog steeds.' Brocc wees met zijn hand naar de baai onder het raam.

'Laigin heeft daar nu eenmaal het recht toe,' zei Fidelma. 'Het schip zal niets doen, maar ligt daar alleen maar om jou eraan te herinneren dat u als abt van deze kloostergemeenschap aansprakelijk bent voor de dood van Dacan.'

Er werd op de deur geklopt en nadat Brocc had geroepen dat het goed was kwam Cass de kamer is.

Fidelma zag aan zijn sombere gezicht al dat hij bot had gevangen.

'Niets,' bevestigde hij. 'Zuster Grella was nergens te bekennen. De kapitein was boos, maar hield me niet tegen toen ik het schip wilde doorzoeken. Ik mocht zelfs rondkijken in het stinkende ruim. Ik durf er mijn eer onder te verwedden dat ze niet aan boord is.' Fidelma voelde een zware last op haar schouders neerdalen. Ze stond op en liep weer naar het raam.

De zeilen van het koopvaardijschip uit Frankenland werden gehesen. Ze kon het canvas horen kraken en flapperen, terwijl de zeilen zich in de aflandige morgenbries ontvouwden; ze kon horen hoe de geschreeuwde bevelen zich vermengden met het gekrijs van de meeuwen, die rondjes draaiden om het langzaam in beweging komende vaartuig.

'Weer een blinde muur,' zei ze haast fluisterend. 'En toch moet er ergens een deur zijn. Ergens!' zei ze fel.

'Welk pad wil je nu op met je onderzoek, nicht?' vroeg de abt zorgelijk.

Fidelma wilde net weglopen bij het raam toen ze een glimp van een bark opving, die met volle zeilen snel de zeearm binnen kwam varen en een mooie boog om het zware handelsschip maakte, als een dolfijn die om een schip heen zwemt. Het bracht haar op een idee en ze vroeg zich af waarom ze daar niet eerder aan had gedacht. Ze kwam bijna meteen tot een besluit.

'Ik ga een paar dagen weg, Brocc,' zei ze. Het pad dat ik op wil voert me de abdij uit.'

'Waar wil je dan heen?' vroeg Brocc verbaasd.

'Ik heb een goed en snel schip nodig,' ging Fidelma verder, die de vraag van de abt negeerde. 'Waar kan ik er een huren?'

'De snelste bare van dit deel van de kust is van schipper Ross,' zei Brocc zonder over de vraag na te hoeven denken. 'Maar dat weet hij zelf heel goed en dat vindt zijn weerslag in de prijs. Ik zie zijn schip beneden voor anker liggen. Elke visser zal je kunnen vertellen waar hij zit.'

'Uitstekend. Ik wil tijdens mijn afwezigheid graag Wat spullen bij u in bewaring geven. Het zijn bewijsstukken die deel uitmaken van mijn onderzoek en ik kan het niet riskeren ze mee te nemen op reis.' Brocc wees op een grote eiken kast achterin de kamer.

'Het heeft twee sloten,' verzekerde hij haar, 'en sluit prima af. Ik gebruik 'm gewoonlijk om de kostbaarheden van de abdij in te bewaren.'

Fidelma liet haar marsupium, die ze tegenwoordig steeds bij zich had, van haar schouder glijden en legde hem op tafel. Zonder iets te zeggen haalde de abt een set sleutels aan een ring te voorschijn van onder zijn bureau, waar ze vermoedelijk aan een of andere geheime haak hadden gehangen. Hij liep naar de kast en maakte hem open. Hij gebaarde dat Fidelma hem haar marsupium moest geven en borg de tas weg. Ze keek toe hoe hij de deur afsloot en de sleutels weer op hun plek hing.

'Mocht zuster Grella weer opduiken, dan wil ik dat ze op mijn gezag achter slot en grendel wordt gezet tot ik terugkom. Is dat begrepen?' vroeg ze terwijl ze Brocc aankeek.

De abt knikte.

Gerustgesteld draaide Fidelma zich om naar Cass.

'Kom, dan gaan we die Ross opzoeken, om over de prijs van onze reis te onderhandelen.'

Brocc stond wat te aarzelen.

'Maar waar ga je dan heen? Hoe lang blijf je weg? Als ik zuster Grella gevangen moet zetten wil ik daar toch wel enig idee van hebben.' Fidelma bleef even staan bij de deur en kreeg alweer medelijden met haar gekweld kijkende neef. Hij leek weer net een klein jongetje, dat verdwaald is.

'Het is beter dat niemand weet waar we heen zijn, tot onze reis acliter de rug is. Als u in de tussentijd zuster Grella te pakken kunt krijgen zegt u maar gewoon tegen haar dat ze wordt vastgehouden als belangrijke getuige bij het onderzoek naar de moord op haar vroegere echtgenoot Dacan. Met Gods hulp zijn we binnen een week terug.' Broccs mond viel open van schrik.

'Een hele week?' Zijn stem trilde van ellende, maar Fidelma was de kamer al uitgelopen, met Cass in haar kielzog.