Jochem knikt en sist terug. ‘Dan volgen we ons andere plan. Terug naar de trein, daar omhoog en aan de andere kant van de heuvel terug tot boven bij de tempel.’
Vanuit de schaduw bij hun deur bekijken ze de activiteiten bij de duikboot. Als het veilig lijkt, sist Pieter: ‘Oké, we kunnen.’
Samen met Jochem loopt hij via het brede slingerpad in de richting van de treinen. Het is opnieuw een flinke afstand, maar bij elke stap die ze verder weg komen bij de sekte voelt Pieter zich iets beter. Tegelijkertijd is hij zich er goed van bewust dat ze straks terug moeten.
Het terrein waar de trein staat opgesteld is donker en verlaten.
‘Ze hebben de trein omgedraaid,’ merkt Jochem fluisterend op.
Pieter knikt. Dat maakt hem op dit moment eerlijk gezegd niets uit. Het belangrijkste is nu dat ze zo snel mogelijk ongezien de heuvel beklimmen. Het plan is om helemaal naar boven te klimmen en over de top terug te lopen naar Copyright © Peter Hoogenboom 2011
197
de plek waar halverwege de heuvel de tempel staat. Die kunnen ze dan van bovenaf in de gaten houden.
‘Auw,’ roept Jochem veel te hard. Hij ligt op zijn billen tussen de rails van een van de rangeersporen. ‘Het is overal spekglad,’ klaagt hij.
Ondanks de ijzige ondergrond zien ze kans om zonder verdere problemen boven te komen. Ze lopen voorzichtig door naar een plek op de heuvel die boven de tempel ligt en zakken daar op hun hurken. Zwijgend kijken ze naar de activiteiten rond de duikboot. Zelfs vanaf deze afstand zijn de letters op de zijwand leesbaar. MIR, staat er op.
Pieter verbaast zich erover dat de letters hem niet eerder zijn opgevallen. Hij weet van de tv dat het ruimtestation van de Russen ook MIR heet en dat het woord ‘vrede’
betekent. En dat is niet alles: Joeps naam heeft ook met vrede te maken. Dat heeft Aithra uitgelegd.
‘Kijk dan op die duikboot,’ fluistert Pieter naar Jochem. ‘MIR
betekent vrede en dat is precies wat ze hier willen. Vrede in de hele wereld. En in dat meer moet iets liggen waarmee dat kan.’
‘Misschien is er een vliegtuig neergestort met goud aan boord. Weet je wel. Net als in die film die ik gezien heb,’
reageert -Jochem.
‘Goud?’ Pieter kijkt Jochem niet-begrijpend aan. ‘Hoe dat zo? Hoe kun je nu met goud vrede maken?’
‘Weet ik veel. Of, nou eh…. bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat alle landen genoeg geld hebben. Dan hoeven er geen kinderen meer te werken en is er geen honger.
Misschien als alle mensen op aarde genoeg geld hebben, dat er dan niet zo snel oorlog meer komt.’ Als Pieter zijn schouders ophaalt, zegt Jochem. ‘Nou wat denk jij dan dat Copyright © Peter Hoogenboom 2011
198
er voor schat ligt? Waarmee kun je er nou voor zorgen dat het overal vrede wordt?’
‘Ik kan echt niets…’ Midden in zijn zin valt hij stil en wijst met zijn bonthandschoen naar beneden. ‘Is ze dat?’ Hij geeft al antwoord op zijn eigen vraag als hij sist: ‘Volgens mij kan het nooit al twaalf uur zijn.’
Ze bukken nog wat dieper en zien dat degene die uit de tempel komt alles behalve zijn best doet om niet gezien te worden.
‘Misschien is het Joep zelf,’ bedenkt Pieter.
Bij die gedachte schuift hij zenuwachtig heen en weer. Het geeft een onrustig gevoel dat de man die de mensen hier als hun leider beschouwen, opnieuw zo dicht bij hen in de buurt is. Pieter laat zich nog dieper wegzakken. Hij voelt zich hier bovenop de heuvel plotseling heel onbeschermd.
In het schaarse licht aan de achterzijde van de tempel kunnen ze het gezicht niet onderscheiden. Waarschijnlijk zou dat zelfs niet lukken als er meer licht was. De winterkleding die men hier draagt en de ruime capuchons op de witte mantels maken de mensen sowieso moeilijk herkenbaar.
‘Hij heeft volgens mij geen zonnebril op,’ fluistert Jochem.
‘Nee, natuurlijk niet,’ reageert Pieter. ‘Het is nacht, man.’
Hij herinnert zich heel goed wat Alex over de tempel heeft verteld. Het is een heiligdom en alleen Joep mag er komen.
Maar heel soms mag er iemand met hem mee naar binnen, zoals vandaag Shadi.
Met hun ogen volgen ze de figuur die langzaam de helling afloopt. Hij of zij blijft staan bij de duikboot en maakt zo te zien een praatje met de mensen van de werkploeg. Na een Copyright © Peter Hoogenboom 2011
199
poosje verdwijnt hij in de richting van het voormalige onderzoekscentrum.
‘Volgens mij is de deur niet op slot,’ sist Pieter.
‘Wil je dan naar binnen? Misschien zijn er nog meer mensen, hoor.’
Pieter twijfelt. Als er nooit iemand mee naar binnen mag, moet het wel bijna de leider zelf zijn die nu naar buiten komt. En misschien, heel misschien is Shadi nu alleen binnen. Tenslotte zat ze ook in de tempel toen ze hier vandaag aankwamen.
Pieter tikt Jochem voorzichtig aan en fluistert: ‘Misschien zit Shadi daar binnen.’
Zwijgend houden ze de deur een poos in de gaten.
Pieter denkt aan de woorden van Aithra. Ze heeft gezegd dat niemand het tegen de maffia kan opnemen. Als dat zo is, is er maar een manier om Karlijn vrij te krijgen. Dan zullen ze toch voor Sonia moeten spioneren. Hij vraagt zich voor de zoveelste keer af wat Aithra in de eetzaal tegen Alex heeft gezegd. Ze hebben haar na dat moment niet meer gesproken. Heeft ze verteld dat ze voor Sonia spioneren of heeft ze een goede smoes bedacht? Hij denkt het laatste. Dat betekent dus dat ze er zelf voor moeten zorgen dat Karlijn vrijkomt. En daarvoor hebben ze maar een mogelijkheid en dat is spioneren voor Sonia. Hij schudt met zijn hoofd. Hij komt er niet uit. Moeten ze nu echt kiezen tussen Karlijn en het plan van Alex? Sonia is wapenhandelaar. Die wil in elk geval niet dat er vrede in de wereld komt. Zodra ze op de hoogte is van het plan van Alex zal ze er alles aan doen om te voorkomen dat het vrede wordt. En als ze daar dan in slaagt, zou het hun schuld zijn.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
200
Vol sombere gedachten staart hij naar de deur van de tempel. Is Shadi binnen of niet? De enige manier om dat te weten te komen, is zelf naar binnen te gaan.
En dan opeens weet hij het. ‘Yes,’ sist hij. ‘Ik weet hoe we het moeten doen.’
‘Hier wegkomen?’ vraagt Jochem hoopvol.
‘Nee, hoe we voor Sonia kunnen spioneren zonder dat we het plan van Alex in de war sturen.’
‘Je bedoelt dat plan om in de hele wereld vrede te krijgen?’
‘Precies,’ zegt Pieter in zijn opwinding veel te hard.
‘Stil nou, man,’ sist Jochem
‘Sorry, maar luister. We vertellen Alex alles wat er is gebeurd, vanaf dat we thuis zijn vertrokken.’
‘Dus ook over Sonia?’
‘Dat vooral,’ reageert Pieter. We vertellen hem dat we van haar moeten spioneren.’
‘En Karlijn dan?’
‘Wacht nou even,’ gaat Pieter ongeduldig verder. ‘We doen precies wat Sonia heeft gevraagd, alleen gaan we er voor zorgen dat ze de verkeerde informatie krijgt.’
Jochem snapt de bedoeling meteen.
‘Yes,’ reageert hij enthousiast. ‘Vet cool man, weet je wat we dan zijn?’
Als Pieter nee schudt, roept Jochem op zijn beurt veel te hard: ‘Dubbelspionnen! Sonia denkt dat we voor haar spioneren, maar ondertussen werken we voor Alex en vertellen we Alex wat we van Sonia weten. Weet ik uit een film,’ voegt hij eraan toe. ‘Of heet dat nou toch anders?
Nou weet ik het niet meer.’
‘Hoezo, wat bedoel je?’
‘Of we dan wel of geen dubbelspion zijn?’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
201
‘Man, wat maakt het nou uit hoe het heet!’
Jochem fluistert alweer verder. ‘Maar vertrouwen we Alex dan? Ik bedoel: als we hem gaan helpen, moet hij wel te vertrouwen zijn. Het enige dat we nu weten, is dat wij hier niet meer weg mogen en dat hij ons wil gebruiken voor zijn plan. En wat we verder weten is dat Alex denkt dat Shadi de wedergeboren dochter van Joep is en dat lijkt me in elk geval knap gestoord.’
Aarzelend kijkt Pieter opzij naar zijn vriend. ‘Dat is wel zo, maar misschien kan Alex er echt voor zorgen dat het vrede wordt. We kunnen niet het risico nemen dat Sonia zijn plan in de war stuurt. En wat maakt het uit als we Sonia valse informatie geven? Ze is tenslotte van de maffia. Die gaan we toch zeker niet echt helpen? Als we het goed doen, zal ze niets in de gaten hebben.’
‘En dan maar hopen dat Sonia Karlijn ook echt vrijlaat als ze denkt dat ze alles weet over wat hier gebeurt.’
Pieter knikt. Hij moet toegeven dat hij daar nog niet aan gedacht heeft. Ze kunnen wel hun best doen om Sonia tevreden te stellen, maar dan nog is het niet zeker dat Sonia zich aan haar woord zal houden.
Jochem merkt de twijfel bij Pieter. Op fluistertoon zegt hij.
‘Een ding weten we wel zeker en dat is dat we vet in de problemen zitten. Het liefste zou ik nu terug willen naar Moskou en proberen om Karlijn zelf te bevrijden.’
‘Zonder Shadi en Aithra?’
‘Nee, natuurlijk niet. Met zijn vieren natuurlijk. Maar dan moeten we wel eerst Shadi zien te vinden.’
Pieter schudt zijn hoofd. ‘Dat is geen goed plan. Het is veel te gevaarlijk voor Karlijn. Zodra Sonia erachter komt dat we hier weg zijn en niet voor haar spioneren, neemt ze Copyright © Peter Hoogenboom 2011
202
natuurlijk wraak. En dat is niet alles. Als we hier proberen te ontsnappen en het mislukt, zal Alex ons nooit meer vertrouwen en dan kunnen we Karlijn ook niet meer helpen.’
‘Oké, je zult wel gelijk hebben,’ is de nijdige reactie van Jochem. ‘Maar man, ik vries hier dood.’ laat hij er weinig vrolijk op volgen.
‘Ga je mee?’ stelt Pieter voor. ‘Dan gaan we in die tempel kijken. Als Shadi daar is, komen we te weten hoe het met haar is en misschien kan ze ons meer vertellen over het plan van Alex.’
Jochem knikt enthousiast en fluistert: ‘Hopelijk heeft die Joep een sauna in zijn tempel laten bouwen.’
Pieter heeft op datzelfde moment het gevoel dat zijn hart een paar slagen overslaat. Met ingehouden adem blijft hij zitten en luistert ingespannen. Zijn ze ontdekt of is het het meisje?
Jochem heeft het geluid ook gehoord. ‘Bukken,’ sist hij nauwelijks hoorbaar. Ze maken zich zo klein mogelijk en wachten gespannen af.
Een nachtelijke ontmoeting
Heel even heeft Pieter het idee dat hij zich vergist heeft, maar dan klinkt het opnieuw.
‘Psst.’
Op de een of andere manier kalmeert de toon van het geluid hem. Plotseling weet hij zeker dat het het meisje uit de eetzaal moet zijn. Maar waar is ze? Het antwoord laat niet lang op zich wachten.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
203
‘Boven ons,’ sist Jochem
De figuur in de witte mantel boven hen gebaart dat ze de laatste meters naar de top moeten klimmen. Eenmaal daar maakt ze de jongens duidelijk dat ze aan de andere kant van de heuvel gaan afdalen. Halverwege houdt ze stil en slaat de capuchon van haar mantel weg van haar hoofd.
Pieter heeft geen idee of dit hetzelfde meisje is als uit de eetzaal. Het is daar allemaal zo snel gegaan. Maar zodra ze begint te praten is het duidelijk.
‘Goed dat jullie gekomen zijn,’ fluistert ze. ‘Volgens mij zijn jullie hier niet vrijwillig. Klopt dat?’
Pieter reageert niet meteen. Hij vraagt zich opnieuw af of dit een valstrik is of niet. Misschien heeft Alex dit als test bedacht om te controleren of ze te vertrouwen zijn. Hij beperkt zich maar tot het ophalen van zijn schouders.
Het meisje klinkt smekend als ze fluistert: ‘Ik loop groot gevaar door hier te zijn. Ik moet weten of ik jullie kan vertrouwen.’
‘Ja, natuurlijk kun je dat,’ reageert Jochem. ‘Maar wat is er dan? Waarom moesten we hier komen?’
Het meisje aarzelt. Dan vraagt ze opnieuw: ‘Zijn jullie hier uit vrije wil of niet?’
‘Natuurlijk niet,’ laat Jochem er meteen op volgen. ‘En we willen hier weer zo snel mogelijk vandaan.’ Hij knikt naar Pieter. ‘We zijn hier omdat zijn klasgenoot Shadi hier terecht is gekomen. We komen haar ophalen. Maar nu hebben ze ons kaalgeschoren en willen ze ons niet meer laten gaan. Hoor jij ook bij die gekken?’ vraagt hij er maar meteen achteraan.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
204
‘Shadi.’ Het meisje spreekt de naam voorzichtig uit, alsof zij hem proeft. ‘Is zij dat nieuwe meisje dat met de container is gekomen?’
‘Ja. Jullie denken toch dat ze de wedergeboren dochter is van Joep?’ fluistert Pieter als het meisje hem niet lijkt te begrijpen.
Nadat Pieter heeft uitgelegd wie hij met Joep bedoelt, zegt het meisje: ‘De wedergeboren dochter? Daar weet ik niets van. Ik heb alleen gehoord dat ze erg lijkt op zijn overleden dochter.’
‘Mag ik even?’ begint Pieter. ‘Alex zegt dat ze de wedergeboorte is van de dochter van Joep.’
‘Ja, precies,’ haakt Jochem in. ‘Nou, dat is mooi niet waar.
Die leider van jullie kan volgens ons nooit haar vader zijn.
Dat is allemaal onzin.’
Het meisje draait haar gezicht naar Jochem toe en fluistert heel nadrukkelijk: ‘Die Alex is hartstikke fanatiek. Ik vind hem een grote engerd en Miroljoeb is mijn leider niet. Hij heeft mijn vader en mij laten ontvoeren. Nu dwingt hij mijn vader om in het laboratorium voor hem te werken. Als mijn vader niet meewerkt, zal mij iets overkomen.’
‘Zie je nou wel,’ sist Jochem in de richting van Pieter. ‘Er klopt niets van. Een ontvoering heeft toch niets met vrede te maken.’
Hij wendt zich meteen tot het meisje en vraagt. ‘Zijn de straatkinderen hier ook ontvoerd? Olga, Nicolai en al die anderen?’
Het meisje denkt even na en zegt dan: ‘Die ken ik niet.’
‘Die zijn ook vandaag pas aangekomen,’ legt Pieter uit.
‘Sa-men met ons. Maar alle anderen straatkinderen die hier al langer zijn, zijn die vrijwillig hier?’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
205
‘Ja hoor, en de meeste vinden het fijn hier. Alleen wist niemand dat er vandaag een nieuwe groep zou komen. Dat heeft Aleksej geregeld. Ik heb gehoord dat hij de jongens meteen na aankomst zelf heeft geschoren.’
‘Die vent is ook echt vet gestoord,’ begint Jochem.
Pieter steekt zijn hand op naar zijn vriend en vraagt dan zachtjes aan het meisje: ‘Wat doet je vader dan voor werk in het laboratorium?’ Hij wijst vaag naar de andere kant van de berg. ‘Heeft het iets met die duikboot te maken?’
‘Mijn vader is professor in de virologie,’ fluistert het meisje.
‘Hij is viroloog. Maar wat hij hier voor werk doet, weet ik ook niet.’
‘Maar het is toch je vader?’ fluistert Jochem. ‘Je weet toch wel wat voor werk hij doet?’
‘Het is geheim,’ fluistert het meisje nauwelijks hoorbaar.
‘Mijn vader wil voor mijn eigen veiligheid niets vertellen over zijn werk hier.’
‘Maar wat is dat dan voor virus waar je vader aan werkt?’
probeert Pieter.
‘Van sommige virussen kun je ziek worden en dood gaan,’
mompelt het meisje. ‘Zoals van sommige griepvirussen of het AIDS-virus. Maar ik weet niet aan welk virus mijn vader nu werkt.’
‘Dus je vader werkt aan iets waar je ziek van kunt worden,’
merkt Jochem op.
Het meisje schudt flauwtjes met haar hoofd. ‘Hij is viroloog.
Hij probeert juist medicijnen te bedenken om virussen te bestrijden, zodat je er niet ziek van kunt worden.’
De teleurstelling in Pieters stem is hoorbaar als hij zijn volgende vraag stelt: ‘Dus je weet echt helemaal niets?’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
206
‘Bijna niets,’ antwoordt het meisje. ‘Het enige dat ik weet, is dat ze de duikboot nodig hebben om een schat uit het vliegtuig te halen dat is neergestort in het meer.’
Jochem plaatst een flinke stomp op Pieters schouder. ‘Zie je wel? Precies wat ik al dacht, een neergestort vliegtuig met een schat erin.’
Pieter knikt nadenkend. ‘Oké,’ zegt hij, ‘dus die duikboot gaan ze gebruiken om bij dat vliegtuig te komen.’
‘Ja. Het is wel een grappig ding. Ik ben samen met mijn vader mee geweest met een proefvaart.’
Jochem reageert meteen. ‘Naar het vliegtuig?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar Aleksej is al wel bij het vliegtuig geweest. Het ligt op meer dan duizend meter diepte. Alleen konden ze toen niets doen omdat de onderwaterrobot er nog niet was. Die is nodig om de schat uit het vliegtuig te halen.’
Pieter heeft zijn volgende vraag al klaar. ‘Maar wat zit er dan voor schat in dat vliegtuig? Hebben ze je dat verteld?’
‘Ja, wat zit er in?’ Jochem kan zijn ongeduld niet verbergen.
‘De meeste mensen hier denken dat de duikboot is gekomen om goud uit het meer te halen. Maar ik weet het niet zeker en het maakt me ook niet uit. Het enige dat ik wil is hier zo snel mogelijk vandaan. En eh… nou ja, ik hoop gewoon dat jullie me kunnen helpen om samen met mijn vader hier weg te komen. Mijn naam is trouwens Raisa,’ stelt het meisje zich voor.
Nadat de jongens zich ook hebben voorgesteld gaat Pieter met-een verder. ‘We willen in de tempel gaan kijken,’ laat hij Raisa weten.
Ze schudt heftig met haar hoofd. ‘Dat kan echt niet.
Miroljoeb woont daar en die tempel is een heiligdom.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
207
‘Dat maakt ons niets uit,’ fluistert Jochem strijdlustig. ‘We denken dat Shadi daar binnen is. Geloof jij echt dat Joep een heilige is?’ vraagt hij er meteen achteraan.
‘Ik weet het niet. Volgens mijn vader is Miroljoeb een heel bijzondere man. De mensen hier zijn ervan overtuigd dat Miroljoeb door God is gekozen om van deze wereld een betere wereld te maken. Ze zijn bereid om alles te doen wat nodig is om dat doel te bereiken.’
‘Zoals jou en je vader ontvoeren?’
Raisa kijkt Jochem een ogenblik aarzelend aan. Dan haalt ze weifelend haar schouders op. ‘Ik word gek hier. Ik wil terug naar mijn moeder en mijn vriendinnen en vrienden.’
Na een korte aarzeling gaat ze verder. ‘Mijn ouders zijn gescheiden. Ze hebben mijn vader en mij ontvoerd toen ik het weekend bij hem was. Vanaf dat moment heb ik mijn moeder niet meer gesproken. We zitten hier al een paar weken. Ze zal gek zijn van verdriet. Ik wil echt naar haar toe. Ik kan hier niet langer blijven. Ik moet naar huis.’
Vanonder haar bontmuts kijkt ze de jongens een voor een aan. ‘Als jullie je vriendin hebben gevonden, willen jullie hier toch ook weg?’
‘We zijn met ons vieren,’ legt Pieter uit. ‘En natuurlijk willen we hier weg, maar een andere vriendin van ons wordt door de maffia in Moskou gevangen gehouden. We moeten eerst weten wat hier precies gebeurt, anders krijgen we haar niet vrij.’
‘Ik wil jullie wel helpen,’ besluit Raisa. Maar als jullie ontsnap-pen wil ik mee. Maar eh…’ gaat ze aarzelend verder, ‘ik ga niet mee de tempel in.’
‘Kun je fluiten?’ vraagt Jochem onverwacht.
Om te zien of Raisa verbaasd kijkt is het te donker.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
208
‘Fluiten,’ gaat hij verder. ‘Je weet wel,’ zegt hij om vervolgens een kleine demonstratie te geven.
Raisa onderneemt een poging, maar het resultaat lijkt nergens naar.
‘Hou maar op,’ zegt Jochem.
‘Waar zijn we nou mee bezig, man?’ vraagt Pieter ongeduldig.
‘Nou, gewoon. Als zij buiten op de uitkijk staat, moet ze ons kunnen waarschuwen als er iemand aankomt.’
‘Laat ze dan maar gewoon een sneeuwbal tegen de deur gooien,’ lost Pieter het probleem op.
Een paar tellen later klauteren de jongens over de top van de heuvel om vervolgens voorzichtig af te dalen naar de tempel.
De werkzaamheden bij de oever zorgen voor flink wat herrie. Dat heeft als voordeel dat ze niet overdreven zachtjes hoeven te doen.
‘Aan haar hebben we ook niets,’ merkt Jochem op terwijl ze zich stukje bij beetje over de op sommige plaatsen spekgladde helling naar de tempel laten glijden.
‘We weten nu anders wel dat ze in dat laboratorium met iets geheimzinnigs bezig zijn. En die vader van haar is professor.’
‘Misschien brouwt hij daar wel vreemde toverdrankjes. Net zoals dat spul dat wij te drinken hebben gekregen.’
Vast wel,’ reageert Pieter ongeduldig. ‘Laten we ons nou maar op die tempel concentreren.’
Diep gebukt leggen ze de laatste meters naar de deur aan de achterzijde van de tempel af. De deur vormt de enige opening in het gebouw. Ramen zitten er niet in.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
209
Pieter duwt lichtjes tegen de metalen deur. Als dat niets uithaalt, gaat hij recht voor de deur staan en leunt er met zijn volle gewicht tegenaan. Het volgende moment tuimelt hij naar binnen. Met een dreun slaat de metalen deur tegen de binnenwand om vervolgens terug te kaatsen. De opkrabbelende Pieter krijgt de deur vol tegen zich aan en struikelt naar buiten. Jochem weet zijn vriend te ontwijken en steekt net op tijd zijn voet uit om te voorkomen dat de deur deze keer wel in het slot valt. Met ingehouden adem wachten ze af. Een, twee, drie, telt Pieter in zichzelf. Als er bij dertig nog niemand is verschenen, sist hij: ‘Kom op, we gaan naar binnen.’
De voordeur komt uit op een donkere hal met twee deuren.
Terwijl Jochem zijn handschoen tussen de buitendeur klemt om te voorkomen dat die in het slot valt, probeert Pieter de eerste deur. Het is meteen duidelijk. Voorin de halfronde ruimte staat een soort altaar met daaromheen tientallen brandende kaarsen. Op de vloer ligt een dik kleed en verder is er helemaal niets. Pieter veronderstelt dat het rooster in de muur bedoeld is voor de luchtverversing. Hij kijkt zwijgend om zich heen. Maar meer dan wat hij al gezien heeft is er niet te zien. Behalve dan de beschilderde tegeltjes, die op het altaar staan.
‘Krijg nou wat,’ mompelt Jochem. ‘Hij zit hier zeker voor zichzelf te bidden.’ Hij wijst op de tegeltjes. Ondanks het ontbreken van de zonnebril ziet Pieter het ook. Op alle tegeltjes komt Joep voor. Gezeten op zijn troon of staand op een berg met zijn armen gespreid. In alle gevallen is er rondom zijn hoofd een heldere stralenkrans geschilderd. Ze lopen terug naar het portaal.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
210
‘Yes,’ laat Jochem enthousiast horen als ze in de andere ruimte naar binnen gaan. Hier brandt volop licht. Jochem stapt met-een op de computer af die op een lange tafel in het midden van de zitslaapkamer staat opgesteld. Nog geen twee tellen later flikkert het beeldscherm op.
‘Laat maar zitten,’ zegt Jochem al vrij snel. ‘Hier snap ik helemaal niets van. Alles is in het Russisch.’ Hij draait zijn gezicht naar Pieter. ‘Hij heeft wel een internetaansluiting.
Als we willen, kan ik zo zijn bestanden doorgeven aan Sonia. Maar dat willen we niet meer, hè?’
Pieter schudt nee, terwijl hij voorzichtig de sleutel omdraait van een grote, bruine, houten kast. Met trillende vingers trekt hij de twee deuren open. Op een bed, de computertafel, een kledingrek en twee houten stoelen na is er verder niets in dit vertrek. Als Shadi hier is, moet ze in deze kast zijn. Jochem heeft Pieters gedachtegang geraden, want als de kast ver genoeg open is, merkt hij teleurgesteld op: ‘Hier is ze dus niet.’
De kast blijkt gevuld met boeken, stapels papier en witte kunststof mappen. Pieter wil de deuren alweer bijna sluiten als zijn oog valt op een stapel fotolijstjes. In een flits van herkenning pakt hij het bovenste lijstje van de stapel.
‘Dit kan niet,’ mompelt hij voor zich uit.
‘Wat kan niet?’ vraagt Jochem terwijl hij de computer uitschakelt.
Zwijgend loopt Pieter naar de computertafel en legt de portretfoto bij Jochem.
‘Krijg nou wat,’ laat Jochem horen, om vervolgens die zelfde uitroep nog eens zachtjes te herhalen.
Pieter heeft het idee dat alles om hem heen vervaagt. Hij staart geconcentreerd naar de foto.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
211
Het is onmiskenbaar Sonia die hij voor zich ziet. Jaren jonger, maar ze is het helemaal.
‘Dus Joep en Sonia kennen elkaar,’ is de conclusie van Jochem.
Pieter loopt terug naar de kast en stalt de stapel fotolijsten voor zich uit op de grond. ‘Familiefoto’s,’ mompelt hij nadenkend. Hij tikt met zijn vinger op een foto met Sonia, een man en een kind erop. ‘Ik denk dat dit Joep en Elena zijn,’ zegt hij zonder op te kijken.
Jochem zakt net als Pieter door zijn knieën om de foto’s beter te kunnen bestuderen. Het meisje staat in het midden en kijkt lachend omhoog naar Sonia. Ze heeft hun allebei een hand gegeven. De foto is buiten gemaakt in de vrije natuur, op een zo te zien zonnige dag.
‘Hij lijkt op Joep,’ knikt Jochem. ‘Alleen de zonnebril en het lange haar ontbreken.’
Ondertussen heeft Pieter zijn aandacht gericht op een trouwfoto. Opnieuw staat Sonia erop, maar ditmaal in een prachtige trouwjurk. Naast haar staat een militair in een donker uniform. Onder zijn arm houdt hij een pet tegen zich aangedrukt en aan de andere kant rust zijn hand op een sabel die aan een riem rond zijn middel hangt. Pieter buigt zich dieper voorover. Hij is er vrijwel zeker van dat de militair Joep is. Het moet bijna wel Joep zijn. Waarom heeft hij anders deze foto’s in zijn huis?
‘Weet je wat ik denk?’ begint hij.
‘Nou, wat dan?’ vraagt Jochem ongeduldig als Pieter naar de foto’s blijft staren.
‘Ik denk,’ zegt Pieter traag en bedachtzaam. Opnieuw is het stil maar een paar tellen later begint hij opnieuw. ‘Ik denk Copyright © Peter Hoogenboom 2011
212
dat Sonia en Joep getrouwd zijn en dat dat meisje hun dochter is.’
Hij kijkt Jochem aan en gaat verder. ‘Ik denk dat ze ruzie hebben gekregen en nu misschien gescheiden zijn. Sonia moet weten dat Joep hier de leider is. Daarom wilde ze weten wat er in die container zat en daarom heeft ze ons hier naartoe gestuurd om te spioneren.’
Jochem knikt instemmend.
Zonder aarzeling trekt Pieter twee dozen uit de kast die onder de fotolijstjes zijn vrijgekomen. Hij schuift de grote doos naar Jochem. Een snel onderzoek van zijn eigen doos maakt duidelijk dat die is gevuld met losse foto’s en krantenknipsels. De foto bovenop is een foto van Sonia. Hij grist een stapel knipsels uit de doos en bladert er snel door heen. Een bericht trekt zijn aandacht. Er staat een foto bij van de man die ook op de foto’s met Sonia staat.
Een doffe plof maakt een einde aan verder speurwerk. Ze weten allebei meteen wat dit betekent. Het is de afgesproken waarschuwing van Raisa.
Vliegensvlug stapelt Pieter de schilderijlijstjes op elkaar. ‘Bij de computer,’ sist hij ondertussen naar Jochem. Die begrijpt de bedoeling en haalt het eerste lijstje op.
Een tweede plof maakt duidelijk dat ze weinig of misschien wel geen tijd meer hebben. De dozen gaan dicht en terug in de kast. In de haast smijt Pieter de lijstjes net iets te hard terug in de kast. Het gerinkel maakt duidelijk dat het glas van minstens een van de lijstjes is gebroken.
Aarzelend staart hij een onderdeel van een seconde in de kast. En in dat korte moment ziet hij het op de een na bovenste plank staan. Een dikke, witte map met op de rug een bekende pasfoto.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
213
‘Kom op nou!’ dringt Jochem aan.
Pieter lijkt het niet te horen. Hij grist de map uit de kast en slaat hem open. Het blijkt een fotoalbum gevuld met foto’s van een en hetzelfde meisje. De gelijkenis met Shadi is overweldigend. De lange zwarte haren, de lach: ze is het helemaal. Pieter is even in verwarring, maar hij weet dat het Shadi onmogelijk kan zijn. Er is dus maar een conclusie mogelijk. Dit zijn foto’s van Elena.
‘Pieter, kom nou, man!’
Met tegenzin zet hij het fotoalbum terug in de kast. De kast gaat dicht, de sleutel wordt omgedraaid.
‘Dat stuk krant en die foto!’ sist Jochem. Hij wijst op de vloer naar het krantenbericht en de foto van Sonia.
Pieter grist het van de vloer en propt ze in zijn zak. Hij weet dat, zelfs als ze op tijd weg komen, het gebroken glas zal verraden dat er iemand binnen is geweest. Hij verdringt de gedachte. Er is nu maar een ding van belang: uit de tempel weg komen zonder dat ze gepakt worden.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
214
Dag 3
Schokkend nieuws
Pieter trekt de deur van de tempel achter zich in het slot en zonder omkijken stormen ze de helling op.
‘Wegwezen hier!’ sist Pieter hijgend als ze bij Raisa zijn.
‘Sorry,’ begint ze meteen, ‘ik dacht echt dat er iemand aankwam.’
‘Dus het was vals alarm?’ vraagt Jochem ongelovig.
‘Het spijt me,’ zegt Raisa. ‘Zijn jullie maar met zijn tweeën?’
Pieter is in zijn hoofd nog zo bezig met de foto’s dat het even duurt voor het tot hem doordringt dat Raisa wil weten of ze Shadi gevonden hebben. Jochem is hem al voor en maakt duidelijk dat Shadi niet binnen was.
‘We moeten terug,’ begint Pieter, ‘de scherven zullen ons verra… Hou maar op,’ zegt hij er meteen achteraan, ‘de deur zit op slot.’
‘Kom maar mee,’ neemt Raisa de leiding. ‘Ik weet een schuilplaats.’
Jochem kijkt haar nijdig aan, maar zegt verder niets meer.
Hijgend komen ze ten slotte aan bij de achterzijde van het complex waarin behalve de gebedsruimte en de eetzaal ook de werkplaatsen en het laboratorium zijn.
‘Hoor nou,’ zegt Jochem als Raisa de deur opendoet.
‘Dat zijn de proefdieren,’ verklaart Raisa het gekrijs.
Raisa sluit de buitendeur en opent pas daarna de deur die toegang geeft tot een kleine ruimte.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
215
Het is aangenaam warm binnen. In rekken langs de wanden staat een aantal kooien met verschillende soorten aapjes erin.
‘Lief zijn ze, hè?’ merkt Raisa zachtjes op. ‘Maar ze zijn in het laboratorium nodig om medicijnen te ontwikkelen waarmee ziekmakende virussen bestreden kunnen worden.’
Pieter is blij dat zijn zus Marieke er niet bij is. Hij weet zeker dat ze meteen alle dieren hier zou willen bevrijden.
‘Ik ben hier vaak als ik even alleen wil zijn,’ legt Raisa uit.
Pieter tovert het krantenbericht uit zijn zak te voorschijn en laat het aan Raisa zien. Het is een foto van een militair in uniform. Hij staat stijf rechtop en kijkt strak in de camera.
‘Dat is Miroljoeb,’ laat Raisa zonder enige aarzeling weten.
Dus dan klopt het, weet Pieter meteen. De militair in de krant is dezelfde als op de foto’s met Sonia. Zijn vermoeden dat Sonia en Joep getrouwd zijn, of zijn geweest, is dus juist.
Raisa leest het krantenbericht. ‘Dit gaat over een auto-ongeluk,’ legt ze uit. ‘De man op de foto, Jezonedjeni Zjoernal, -Miroljoeb dus, heeft een auto-ongeluk met dodelijke afloop veroorzaakt. Zijn dochter, Elena Zjoernal, die bij hem in de auto zat, is daarbij om het leven gekomen. Na controle door de politie bleek dat Miroljoeb te veel gedronken had. Hij is naar het politiebureau gebracht.
Vreemd genoeg, zo meldt de krant, is Zjoernal de volgende dag spoorloos verdwenen. Ook zijn vrouw Sonia Zjoernal heeft niets meer van hem vernomen.’
‘Staat dat er echt?’ roept Pieter. ‘Staat er echt Sonia?’
Raisa kijkt hem verbaasd aan, maar knikt dat dat er inderdaad staat.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
216
‘Wacht eens. Staat er soms ook in wanneer dat ongeluk is gebeurd?’
Pieter kijkt Raisa gespannen aan.
‘Wacht even, ik heb het net gezien. Ja, hier: 21 januari.’
‘Januari, januari… ’ sist Pieter. ‘Shadi is in oktober jarig.’
‘Dan is Shadi in elk geval niet geboren op de dag dat Elena doodging,’ komt Jochem tot de conclusie.
‘Het enige dat klopt,’ merkt Pieter op, ‘is dat Shadi en Elena ongelofelijk veel op elkaar lijken. Ik heb in de tempel foto’s gezien van Elena en ik dacht echt dat het Shadi was.’
‘Nou en, dat zegt toch helemaal niets?’
Nadenkend haalt Pieter zijn schouders op. ‘Misschien gelooft Joep net als Alex dat Shadi de wedergeboorte is van Elena.’
‘Man,’ reageert Jochem fel. ‘Die kerel heeft zijn eigen dochter vermoord. Hij laat mensen ontvoeren en hij heeft ons laten kaalscheren.’
Pieter kijkt zijn vriend peinzend aan. ‘Het is waar dat hij zijn dochter heeft vermoord. Maar hij was dronken en misschien heeft hij wel ongelofelijk veel spijt. Misschien probeert hij daarom ook juist om overal vrede te maken.’
‘Krijg nou wat,’ reageert Jochem nijdig. ‘Begrijp je nu nog niet dat die vent gewoon een gevaarlijke gek is? Je denkt toch niet dat hij echt van plan is om overal vrede te maken? Hij is samen met Alex vast wel iets van plan, maar zeker niet dàt. Hij zegt het natuurlijk alleen maar om al die volgelingen zoet te houden.’ Jochem kijkt ernstig als hij verder gaat: ‘Hij is echt niet te vertrouwen, Pieter. Geloof het nou maar. We moeten dat plan om met hen samen te werken en dubbelspion of zoiets te worden gewoon vergeten.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
217
‘Oké,’ reageert Pieter. ‘Voorlopig zeggen we niets tegen Alex. We moeten eerst zeker weten wat hij echt van plan is.
Zodra we dat weten, beslissen we wat we doen.’
Pieter wendt zich tot Raisa. Nu ze haar bontmuts heeft afgedaan, probeert hij in te schatten hoe oud ze is. Ze is weliswaar niet zo groot, maar toch denkt hij dat ze iets ouder is dan Karlijn. Als ze hem met haar grote donkere ogen recht aankijkt, voelt hij zich betrapt.
‘Eh,’ stottert hij. ‘Denk je dat je vader weet wat Alex van plan is? We moeten het echt weten,’ dringt hij verder aan als Raisa niet meteen reageert.
‘Tot op heden heeft hij niets willen vertellen. Voor mijn eigen veiligheid niet. Ik denk dat mijn vader nog aan het werk is.’
‘Nou, kom op dan.’ Jochem is al opgestaan. ‘Ik wil het nu weten.’
Raisa kijkt de jongens met angstige ogen aan. ‘Ik… ik weet niet,’ stottert ze. ‘Ik weet niet of hij alleen is.’
Pieter kijkt van Raisa naar Jochem en weer terug. ‘Het is echt belangrijk,’ zegt hij zachtjes. ‘We moeten echt proberen of we hem alleen te spreken kunnen krijgen. Jij bent de enige die ons kan helpen.’
Pieter heeft het idee dat ze hem een hele tijd aanstaart. Hij wil net zijn hoofd afwenden als ze zegt: ‘Oké, ik zal het proberen. Kom maar mee.’
In de eerste ogenblikken buiten beneemt de kou Pieter opnieuw de adem. Ze sluipen om het gebouw heen en Raisa gluurt door verschillende ramen. Bij het vijfde of zesde raam is het raak. Raisa gluurt naar binnen en duikt meteen weer omlaag.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
218
‘Hij is aan het vergaderen,’ fluistert ze ‘en Miroljoeb komt net binnen.’
‘Shit,’ sist Pieter. ‘Die heeft natuurlijk ontdekt dat er iemand in de tempel is geweest. Waar hebben ze het over?’
vraagt hij fluisterend.
‘Over een virus,’ weet Raisa een paar tellen later te melden.
‘Dus niet over de tempel?’ vraagt Pieter gespannen.
‘Als jullie stil zijn, zal ik proberen te begrijpen wat er besproken wordt.’
Ineengedoken wachten de jongens af. Pieter merkt dat Jochem nauwelijks in staat is om het rillen te onderdrukken. Eerlijk gezegd heeft hij zelf ook het gevoel dat hij langzaam bevriest. Zijn gezicht is voor een groot deel bedekt. Alleen zijn neus niet. Hij bedekt de blote huid met
zijn
bonthandschoenen
en
blaast
zijn
adem
ertegenaan. Dat geeft nog enig gevoel van warmte.
In een poging om niet aan de kou te denken concentreert hij zich op de gedachte aan thuis. Er is zoveel gebeurd dat hij moeite heeft om te bedenken wanneer hij Marieke gesproken heeft. Dat was gisteravond, maar dit is Moskou.
Hier is het uren later. Hij schudt met zijn hoofd. Hij heeft nu geen zin in ingewikkelde berekeningen.
Hij heeft geen idee hoelang ze daar zo zitten, maar eindelijk meldt Raisa dat de vergadering is afgelopen. Ze gebaart dat ze terug moeten naar hun schuilplaats.
‘En?’ vraagt Pieter verwachtingsvol zodra ze binnen zijn.
Op datzelfde moment begint Raisa te huilen. Al snikkend begint ze in onverstaanbaar Russisch te praten.
‘Stil maar, stil maar,’ zegt Pieter in het Nederlands. Of het de klank van zijn woorden is of iets anders, weet hij niet, maar in elk geval stopt Raisa met huilen.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
219
‘Ik snap het niet, ik snap het niet,’ mompelt ze in het Engels voor zich uit.
Pieter wil net gaan uitleggen wat hij heeft gezegd als Raisa verder gaat.
‘Ik snap niet hoe mijn vader voor die gekken kan werken.’
‘Wat, wat dan. Vertel dan,’ laat Jochem ongeduldig horen.
Pieter heeft op slag geen last meer van de kou. Hij kijkt Raisa gespannen aan. Nu zullen ze hopelijk eindelijk te weten ko-men wat het plan is en waar de duikboot en de onderwater-robot voor dienen.
‘Mijn vader,’ begint Raisa, ‘hij… hij krijgt betaald voor zijn werk hier. Hij werkt voor de sekte!’
‘En de ontvoering dan?’ vraagt Pieter.
‘Ik denk dat het allemaal nep is,’ zegt Raisa nog nasnikkend. ‘Het is alleen om mij te laten geloven dat hij hier onvrijwillig werkt.’
‘Maar ben je te weten gekomen waar hij aan werkt?’
Raisa kijkt Jochem met haar betraande ogen aan en knikt langzaam.
‘Het is vreselijk. Ze hebben een vreselijk plan. Aleksej heeft het allemaal bedacht en uitgelegd. Mijn vader was erbij en Miroljoeb was er ook. Maar behalve Aleksej heeft bijna niemand iets gezegd. Hij is bijna de hele tijd aan het woord geweest.’
Pieter houdt zijn adem in, terwijl Raisa verder gaat.
‘Tijdens de koude oorlog is er een transportvliegtuig van het leger in het meer gestort. Aan boord bevindt zich het meest dodelijke virus dat denkbaar is. De bedoeling was om dat virus te gebruiken voor biologische wapens. Dat zijn bommen die mensen ziek maken. Maar kort na het neerstorten van het vliegtuig was de koude oorlog Copyright © Peter Hoogenboom 2011
220
afgelopen. Toen hebben Ame-rika en Rusland afgesproken dat ze geen nieuwe biologische wapens meer zouden maken. Het vliegtuig is min of meer ver-geten in het meer blijven liggen. De geheime papieren waarin beschreven staat hoe het virus is gemaakt, zijn vernietigd. Alle geleerden die aan het maken van het virus hebben meegeholpen, zijn inmiddels dood. Daarmee is het geheim van het dodelijkste virus dat de mensheid ooit heeft gekend, verloren gegaan. Niemand weet meer hoe het gemaakt is. Het enige dat over is, is het virus zelf. En nu heeft Aleksej bedacht hoe hij het virus kan gebruiken voor zijn plan.’
Pieter probeert zijn stem rustig te laten klinken als hij zegt:
‘Oké, dus de duikboot is nodig om dat virus uit het vliegtuig te halen. En dan?’
Met trillende stem gaat Raisa verder. ‘Als het virus boven wa-ter is, gaan ze de kinderen ermee besmetten.’
Pieter kijkt haar niet-begrijpend aan. ‘De kinderen ermee besmetten?’ herhaalt hij.
‘Ja, precies. Ze worden opzettelijk ziek gemaakt.’
‘En dan?’ fluistert hij nauwelijks hoorbaar.
‘Dan worden ze ziek en sterven ze ten slotte.’
‘Maar wat… waarom…’ stottert Pieter.
‘Aleksej zegt dat de kinderen zullen sterven als martelaren.
Ze zullen als helden worden binnengelaten in het paradijs van God en voor eeuwig geëerd worden.’ Opnieuw lopen er tranen over het gezicht van Raisa. ‘Dat is wat ze aan de kinderen zullen vertellen.’
Pieter schudt in totale verwarring met zijn hoofd en kijkt Raisa onderzoekend aan.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
221
‘Maar wat…’ stamelt hij. ‘Welke kinderen bedoel je eigenlijk?’
Bijna nijdig kijkt Raisa hem aan. ‘De kinderen hier, natuurlijk. De straatkinderen die hier al wonen en de groep kinderen die vandaag zijn aangekomen. Hij gaat ze gebruiken voor zijn plan. Ze worden besmet en daarna worden
ze
door
Aleksej
en
een
paar
van
zijn
vertrouwelingen naar alle dichtbevolkte plaatsen in de wereld gebracht. Moskou, Tokio, Mexico, Peking, Hong Kong, New York, Parijs en nog veel meer grote steden . De vliegtickets en de valse paspoorten om de kinderen ernaartoe te brengen liggen al klaar.’
‘Wat een rotzakken!’ sist Jochem.
Raisa knikt afwezig en vervolgt meteen haar verhaal. ‘De eerste week is het virus nog niet actief. Dan lijken de kinderen nog kerngezond, maar ondertussen verspreiden ze wel het virus. Bij elke uitademing komen er nieuwe virusdeeltjes in de lucht. De ziekte die door het virus wordt veroorzaakt, is ongelofelijk besmettelijk en zeer dodelijk.
Mondkapjes om je tegen besmetting te beschermen hebben bij dit virus geen enkel effect.’ Ze slaat haar ogen neer als ze zegt: ‘Aleksej wil jullie ook met het virus besmetten en voor zijn plan gebruiken.’
Zeker een volle minuut blijkt geen van beide jongens in staat iets te zeggen. Pieter voelt een dof gebonk in zijn hoofd opkomen. Het constante gekrijs van de apen vervaagt.
‘Daar heeft hij ons dus voor nodig,’ sist Jochem uiteindelijk.
‘En daarom zei hij dus dat hij ook Karlijn nodig heeft,’
bedenkt Pieter.
Jochem gaat onrustig verzitten. ‘Zoeken ze ons nu?’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
222
‘Miroljoeb en mijn vader wisten helemaal niet dat jullie hier zijn. Dat heeft Aleksej ze net pas verteld. Aleksej zei ook dat hij het gevoel heeft dat jullie niet te vertrouwen zijn. Hij is bang dat jullie misschien voor de Russische geheime dienst werken. Daarom wil hij extra veel haast maken met het ophalen van het virus.’
‘Dus dan zoeken ze ons nu natuurlijk?’ vraagt Jochem nog maar eens.
Raisa aarzelt. ‘Dat zou best eens kunnen.’
Pieter vouwt zijn handen in elkaar om het trillen te laten stoppen. Kalm blijven. Probeer kalm te blijven, houdt hij zich zelf voor. Hij haalt diep adem en vraagt: ‘En Karlijn, onze vriendin in Moskou, hebben ze het daar nog over gehad?’
Raisa heeft de handen voor haar ogen geslagen. ‘Nee,’ zegt ze heel zacht.
Pieter ademt een keer stevig in en uit en gaat zo kalm mogelijk verder. ‘Alex wil ons dus allemaal ziek maken en ergens naartoe sturen zodat heel veel anderen ook ziek worden. Maar waarom wil hij dat?’
‘Voor de wereldvrede.’ Raisa spuugt de woorden bijna uit.
‘Aleksej zegt dat de martelaren gaan sterven in naam van de eeuwige vrede.’
Pieter klinkt haast wanhopig als hij uitroept: ‘Maar hoe wil hij dan op deze manier vrede maken?’
Het lijkt wel op de proefaapjes in de kooien achter hem zich bewust zijn van de spanning. Hun gekrijs lijkt steeds heftiger te worden.
‘Aleksej zegt dat niemand meer tijd zal hebben voor oorlog als het virus over de hele wereld honderden miljoenen slachtoffers maakt. Uiteindelijk zullen de regeringen door Copyright © Peter Hoogenboom 2011
223
hun bevolking gedwongen worden om met de sekte samen te werken.’
‘Maar… maar…’ stottert Pieter. ‘Ik snap het niet. Als het virus zo besmettelijk is, zal uiteindelijk toch iedereen doodgaan? Dan blijft er niemand over.’
De grijns van Jochem heeft deze maal geen spoor van vrolijkheid als hij opmerkt: ‘Dan krijgen ze toch hun zin. Als er geen mensen meer zijn, kunnen ze ook geen oorlog meer maken.’
Als Raisa haar handen weghaalt voor haar gezicht, valt het op hoe hevig ze trilt. Ze schudt met haar hoofd als ze weer begint te praten.
‘Mijn vader heeft hier gewerkt aan de ontwikkeling van een antiserum. Om het te maken heeft hij informatie gestolen van de regering. Dat antiserum zorgt ervoor dat je niet ziek kunt worden van het virus. Je raakt wel besmet met het virus, maar het antiserum zorgt ervoor dat je er niet ziek van wordt.’
‘Dus uiteindelijk zullen alle mensen besmet worden met het virus, maar alleen degenen die het antiserum hebben worden er niet ziek van.’
Pieter moet moeite doen om de reactie van Raisa te verstaan. Ze gaat steeds zachter praten.
‘Dat klopt,’ fluistert ze. ‘Het antiserum kan worden toegevoegd aan het drinkwater. Als je elke week een slok van dat antiserum water neemt, word je niet ziek van het virus. Maar dat moet je wel je hele leven blijven doen.’
Zittend op de grond staart ze naar haar bontlaarzen als ze verder gaat. ‘Als het antiserum eenmaal is toegevoegd aan het drinkwater zal niemand de formule voor het maken van het antiserum kunnen ontdekken. Dat betekent dat de Copyright © Peter Hoogenboom 2011
224
sekte de enige in de hele wereld zal zijn die het antiserumwater kan maken. Dat zal ervoor zorgen dat de sekte de absolute macht krijgt over het leven van alle mensen.’
De jongens staren Raisa doodstil aan als ze verder gaat met haar ongelofelijke verslag. ‘Aleksej zegt dat de sekte in ruil voor het antiserumwater regeringen moet dwingen om hun soldaten naar huis te sturen en alle wapens te vernietigen. Dit zal het einde van alle oorlogen betekenen, zegt hij.’
Een van de aapjes doet door de tralies heen een poging om Jochems bontmuts van achteren van zijn hoofd af te trekken. Het is een grappig gezicht, maar ze reageren geen van drieën.
‘En dat is nog niet alles,’ gaat Raisa verder. ‘Aleksej zal ook eisen dat alle kerkgebouwen aan de sekte worden overgedragen. Christelijke kerken, moskeeën, synagogen en alle andere kerkgebouwen. Zij zullen de tempels zijn van de nieuwe we-reldkerk. Iedereen die wil blijven leven, zal lid moeten worden van de nieuwe wereldkerk. Alle leden zijn verplicht elke week naar de tempel te komen. Daar krijgen ze dan hun wekelijkse slok antiserumwater. Maar de leden die niet leven volgens de regels van de nieuwe wereldkerk krijgen geen antiserumwater meer. Zij zullen ziek worden en sterven.’ Terwijl de tranen opnieuw komen zegt Raisa met verstikte stem: ‘Aleksej zegt dat de grootste omwenteling in de geschiedenis nabij is. De we-reld zal veranderen in een paradijs van vrede en geluk.’ Snikkend laat Raisa haar hoofd zakken. ‘Het is afschuwelijk,’ weet ze met uithalen van haar stem, uit te brengen. ‘Mijn eigen vader. Ik snap het niet.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
225
Als ze opnieuw iets is gekalmeerd, vertelt ze verder:
‘Morgenochtend gaat Aleksej samen met de bemanning van de duikboot het virus uit het vliegtuig halen. Als het virus er is, worden de proefaapjes besmet en kan mijn vader het antiserum testen.’
‘Maar dan komt het virus toch vrij,’ merkt Jochem op.
‘Nee,’ weet Raisa. ‘Mijn vader heeft in het laboratorium een ruimte die volledig van de buitenlucht kan worden afgesloten. Daar kan met robotarmen het virus worden geopend en kunnen de apen worden besmet. Mijn vader denkt nog een of twee dagen nodig te hebben om de werking van het antiserum op de apen te testen. Als hij daarmee klaar is, kan alles beginnen.’
Pieter drukt zijn handen tegen zijn hoofd in een poging het bonken te laten stoppen. Hoe verward hij op dit moment ook is, één ding is hem volkomen duidelijk: ze zitten hier meer dan ooit ongelofelijk in de problemen. Voor zijn ogen ziet hij het beeld opdoemen van een man in een witte jas die lachend op hem afkomt met in zijn hand een injectiespuit. Hij klemt zijn hoofd nog steviger vast. Hij beseft dat ze hier niet de enigen zijn die in dodelijk gevaar verkeren. Dat geldt ook voor alle straatkinderen die hier zijn. Maar daar zal het niet bij blijven. Als het plan van Alex slaagt, zullen er over de hele wereld miljoenen mensen sterven. Iedereen loopt het gevaar besmet te raken. Karlijn in Moskou, maar ook zijn lievelingszus Emma en zijn moeder en vader en natuurlijk ook Marieke.
Hij kijkt opzij naar Jochem en schudt niet begrijpend zijn hoofd. ‘Het leek zo mooi,’ fluistert hij. ‘Een plan om overal vrede te maken.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
226
‘Ik zei het toch: die lui hier zijn finaal gestoord, knettergek.
We moeten iets doen, Pieter,’ voegt Jochem er maar meteen aan toe.
Pieter knikt slechts en staart voor zich uit. Hij kan alleen maar bedenken dat ze hier zo snel mogelijk weg moeten komen. Maar zelfs als ze er in slagen om te ontsnappen, dan nog zijn ze niet veilig voor Alex. Zijn krankzinnige plan bedreigt alles en iedereen. Het bonken gaat onverminderd door. Nijdig klemt hij zijn hoofd opnieuw tussen zijn handen. Het is hopeloos. Het is echt hopeloos.
Een diepe duik
Rillend van de kou bestuderen ze met zijn drieën nauwkeurig het terrein waar eerder die nacht nog aan de duikboot is gewerkt. Alles lijkt nu verlaten en de duikboot schommelt zachtjes in het ijs. Het is het gat dat eerder met springstof is gemaakt. In een vierkante opstelling rondom de duikboot liggen drijvende steigers in het water. Vanaf een van de steigers ligt een loopplank naar de duikboot.
Het geheel ziet er uit als een kleine haven. Pieter is alle besef van tijd kwijt. Hij heeft er geen idee van hoelang ze hier al in de sneeuw liggen nadat ze de proefdierruimte verlaten hebben. Zenuwachtig kijkt hij voor de zoveelste keer achterom. Als ze nu gepakt worden, is alles verloren.
Die gedachte spookt constant door zijn hoofd. Zijn ogen keren terug naar de duikboot. Waarschijnlijk ligt de duikboor klaar voor vertrek. Het enige geluid dat op dit moment de stilte verstoort is het geloei van vier knotsgrote blaaskachels. Ze staan aan vier kanten van de duikboot Copyright © Peter Hoogenboom 2011
227
opgesteld op de steigers. Het doel van de kachels is duidelijk. Die moeten voorkomen dat de duikboot vast vriest.
‘Met het geld van Miroljoeb heeft Aleksej het ding gekocht van de een of andere rare miljonair,’ legt Raisa uit. ‘Die heeft de duikboot gebruikt om in Schotland te zoeken naar het monster van Loch Ness. Daarom zit die buis ook aan de zijkant. Dat is om een soort torpedo’s af te schieten.’
De duikboot ziet er uit als een langwerpige sigaar met de lengte van een kleine stadsbus. Een donkere pijp aan de zijkant lijkt nog het meeste op een kanon. Die zal Raisa wel bedoelen.
Pieter heeft moeite om de gedachten over wat ze van Raisa gehoord hebben te onderdrukken. Hij vertelt zichzelf dat hij zich moet concentreren op wat ze te doen staat. Na eindeloos overleg hebben ze met zijn drieën een plan gemaakt.
‘En je weet dus zeker dat je weet hoe we in die duikboot moeten komen?’ sist hij opzij naar Raisa.
Die beperkt zich tot een ietwat vermoeide knik. Pieter snapt het wel. Dit is al zeker de derde keer dat hij deze vraag stelt. Hij kijkt een laatste keer om zich heen. Alles lijkt rustig.
Het trillen van zijn stem verraadt de spanning als hij fluistert: ‘Oké, zullen we maar gaan?’
Jochem knikt en komt al half overeind. Raisa lijkt even te aarzelen, maar komt dan ook in beweging.
Het terrein is weliswaar verlaten maar de schijnwerpers branden nog volop. Er is geen enkele mogelijkheid om ongezien bij de duikboot te komen. Een keuze is er niet. Ze moeten het risico nemen. Pieter gaat voorop. Hij klemt zijn Copyright © Peter Hoogenboom 2011
228
tanden op elkaar en probeert zo natuurlijk mogelijk en zonder aarzeling te lopen. Het moet er uitzien alsof ze erbij horen. Niet om je heen kijken, houdt hij zichzelf voor. Hij stapt vanaf het verharde terrein naast de kerncentrale de oever op. Alles is met sneeuw bedekt maar hij vermoedt dat hij nu op het strand loopt. Na een meter of tien begint de ijsvlakte. Zonder in te houden stapt hij op het bevroren oppervlak van het Baikalmeer en volgt de loop van een dikke zwarte elektriciteitskabel die naar de duikboot loopt.
Hij herinnert zich de woorden van Aithra. Het grootste en diepste meer van de wereld. Bij elke nieuwe stap verwacht hij een kreet van ontdekking. Nog een paar meter tot de houten vlonders. Hij telt zijn stappen. Een, twee, drie. Bij de twaalfde stap bereikt hij als eerste de vlonders. Het gebrul van de kachels overstemt nu alles. Zelfs als iemand hen toeschreeuwt zou het hier niet te horen zijn. Hij wacht op de anderen en alsof het zo hoort legt hij een hand op Jochems schouder en begint hij druk te praten. Het moet erop lijken dat ze volop in gesprek zijn. Om die indruk te versterken laat hij zijn handen meepraten.
‘Oké Raisa,’ klinkt het uit zijn mond. ‘Kijk of de boot open is.’
‘Goedenavond meneer,’ begint Jochem doodleuk. ‘Bent u hier ook op vakantie? Het weer valt een beetje tegen, hè?
En het water is zo hard hier.’
Pieter hoort niet wat zijn vriend verder allemaal zegt.
Zonder echt opvallend rond te draaien probeert hij erachter te komen of ze ontdekt zijn. Hij houdt zijn adem in als hij achter een van de ramen van het onderzoekscentrum licht ziet knipperen. Maar er gebeurt verder niets. Waarschijnlijk een kapotte TL buis, bedenkt hij. Het is onmogelijk om te Copyright © Peter Hoogenboom 2011
229
weten te komen of ze vanuit een van de gebouwen in de gaten worden gehouden, maar buiten is in elk geval niemand te zien. Dat is ook niet verwonderlijk. De temperatuur is zo mogelijk nog verder gedaald. Terwijl Jochem tegen hem staat aan te praten bedenkt Pieter dat niemand zich in deze bittere kou vrijwillig buiten zal wagen.
Zelf begint hij het op dat moment overigens flink heet te krijgen.
De
cilindervormige
blaaskachels
blazen
onvermoeibaar hun warme lucht uit.
‘Kom op nou, man.’ Jochem trekt hem bij zijn arm mee naar de loopplank. Het half ronde toegangsluik aan de zijkant van de duikboot staat uitnodigend open.
‘Het lijkt hier wel een sauna,’ is Jochems eerste opmerking als ze alle drie naar binnen zijn geklauterd. Pieter kijkt enigszins overdonderd naar de grote hoeveelheid knopjes en metertjes rondom de plaats van de stuurman. Blijkbaar heeft Raisa goed opgelet, want de schakelaar voor de cabineverlichting is snel gevonden.
‘Vertel maar precies wat je de stuurman hebt zien doen,’
spoort hij Raisa aan. Hij hoopt dat Raisa technischer is dan Marieke. Hij is ervan overtuigd dat hij in deze situatie aan zijn zus niets zou hebben.
Ze wijst op de joystick recht voor de stuurmansstoel. ‘Hij is vooral
hiermee
bezig
geweest.
Het
meeste
werd
automatisch geregeld door de boordcomputers. Die man vertelde dat de computers een derde deel van de ruimte aan boord in beslag nemen. De rest van de ruimte is bestemd voor de accu’s, de elektrische motoren, de bemanning en de ruimte voor de onder-waterrobot.’
‘Oké,’ zegt Pieter vastberaden. ‘We moeten die robot ook kapot maken. Het is de bedoeling dat we ervoor zorgen dat Copyright © Peter Hoogenboom 2011
230
Alex de duikboot voorlopig niet meer kan gebruiken. Of liefst helemaal nooit meer,’ voegt hij er met een snelle glimlach aan toe. ‘Maar,’ gaat hij verder, ‘we moeten het zo stil mogelijk doen. Als we met een hamer gaan beuken, verraden we onszelf.’
Jochem heeft na een snelle verkenning de hoofdschakelaar van de boordcomputers al ontdekt. Hij trekt de bontmuts van zijn hoofd, laat zijn jas vallen en smijt zijn handschoenen opzij.
‘Yes,’ laat hij een paar tellen later enthousiast horen. ‘Alles op de computers is in het Engels.’
‘Begin dan maar gelijk met de boel te ontregelen,’ merkt Pieter tevreden op. ‘Hoe sneller we hier uit zijn, hoe beter.’
Jochem reageert al niet meer. Hij is volledig verdiept in de computer.
Pieter wijst op de joystick voor de besturing van de duikboot. ‘Als we die eruit slopen, hebben ze een flink probleem.’
Op datzelfde moment verstijft hij. Door het nog openstaande toegangsluik ziet hij een groepje van vijf mensen
uit
de
richting
van
het
voormalige
onderzoekscentrum komen rennen. Wat Pieter betreft is er geen twijfel mogelijk. Het groepje is op weg naar de duikboot. Hij heeft er niet lang voor nodig om te bedenken dat ze hopeloos in de val zitten. Tegen de tijd dat ze uit de boot en weer op de kant zijn, zal het groepje al akelig dichtbij zijn.
Ze hebben nog maar een kans.
‘Stop!’ gilt hij naar Jochem. ‘Ze komen eraan. We gaan duiken!’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
231
‘We gaan duiken!’ schreeuwt hij opnieuw als Raisa hem ongelovig aanstaart. ‘Kijk dan. Ze komen eraan.’
Ze deinst achteruit als hij de woorden vlak bij haar gezicht gilt.
Hij wacht haar reactie niet verder af en klautert naar buiten. ‘Shit,’ laat hij luidkeels horen als hij struikelt over de dikke elektriciteitskabel die over de loopplank is gelegd.
De kabel is met een speciale stekker aan de buitenkant van de duikboot aangesloten. Op tijd grijpt hij zich vast en verdwijnt net niet in het ijskoude water. Hij krabbelt overeind en holt over de steigers langs de vier hoeken waar de duikboot met touwen vastzit. Hij rukt de touwen los van de bolders en smijt ze in het water. Terug op de duikboot wrikt hij de loopplank los. De wieltjes waarmee de loopplank op de steiger staat, rollen traag naar voren waarna de plank borrelend onder water verdwijnt. De elektriciteitskabel, bedenkt Pieter zich op datzelfde moment. Die zit nog vastgekoppeld aan de boot. Tijd om daar-over na te denken krijgt hij niet. Raisa lijkt van de schrik bekomen. Zodra Pieter binnen is, pakt ze de twee handgrepen van het toegangsluik stevig vast en trekt het luik naar zich toe. Het luik beweegt mee opzij en valt met een zuigend geluid op zijn plaats. Na een snelle aanwijzing van Raisa begint Pieter als een razende aan een wiel te draaien om het luik waterdicht te sluiten. Raisa laat zich ondertussen in de stuurmansstoel zakken.
‘De motoren!’ schreeuwt Pieter gespannen. ‘We moeten de motoren starten en de tanks met water vullen!’
‘Ja, natuurlijk!’ gilt Jochem terug. ‘Wat denk je dat ik aan het doen ben?’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
232
Nu het toegangsluik gesloten is, hebben ze vrijwel geen zicht meer naar buiten. Voor de stuurmansstoel zit een kijkvenster, maar dat is van de wal afgekeerd. Verder zijn er aan elke zijkant twee kleine eivormige kijkvensters.
Pieter moet gaan liggen om er doorheen te kunnen kijken.
Zijn stem slaat over als hij gilt: ‘Ze zijn vlak bij het strand!’
Op dat moment gaat er een duidelijk voelbare trilling door de duikboot. De duikboot schiet zeker twee meter naar voren als Raisa tegen de joystick aantikt.
‘Sorry,’ laat ze zachtjes horen.
Half gebogen omdat de duikboot te laag is om te staan, wijst Pieter door het voorste kijkgat. ‘We zitten bijna tegen het ijs aan,’ waarschuwt hij.
De trillende vinger van Raisa nadert opnieuw de joystick.
Voor Pieter commentaar kan geven verplaatst de duikboot iets naar achteren, terug naar de oorspronkelijke positie.
Ondanks de zenuwen steekt hij zijn duim omhoog naar Raisa. Dit werkt in elk geval.
Gespannen kijkt hij naar Jochem. Alles hangt nu van hem af. Hij zal de boordcomputer opdracht moeten geven om de ballasttanks te vullen, zodat ze onder water verdwijnen.
Lang houdt Pieter het werkeloos toekijken niet vol. Onder zijn dikke bontmantel loopt het zweet in straaltjes langs zijn lichaam. Nu de duikboot gesloten is zorgen de kachels buiten ervoor dat de temperatuur snel verder oploopt. Hij neemt niet de tijd om zijn winterkleding uit te trekken, maar gaat opnieuw liggen om te zien waar het groepje nu is. Zodra hij zijn ogen tegen het eivormige kijkvenster aandrukt verschijnen ze levensgroot in beeld. Ondanks dat alle vijf de figuren in witte mantels zijn gehuld, herkent hij Alex meteen. Hij heeft het gevoel dat diens ogen hem recht Copyright © Peter Hoogenboom 2011
233
aanstaren. Het kost hem zeker drie keer slikken voordat hij kans ziet om een schor gefluister te produceren. ‘Ze zijn er,’ weet hij met de grootste moeite uit te brengen.
Hij kan niet voorkomen dat de tranen in zijn ogen schieten als hij ziet hoe een van de figuren aan de dikke elektriciteitskabel trekt. Langzaam drijft de duikboot naar de steiger toe. Bijna automatisch gaan zijn ogen naar het toegangsluik. Het zit stevig dichtgedraaid. Hij heeft er geen idee van of ze het nu van buiten af nog open kunnen maken. Maar hoe dan ook. Als ze geen kans zien om te duiken, is het een kwestie van tijd voor ze in handen van Alex vallen. Onwillekeurig dringt zich de gedachte naar voren hoe het zal zijn om te weten dat je nog maar een week te leven hebt. Hij zal het weten zodra ze besmet zijn met het virus. Hij stelt zich voor hoe ze gedwongen zullen worden om mee te vliegen naar een grote stad ergens in de wereld. Ze zullen vast opnieuw het drankje te drinken krijgen, waardoor ze vanzelf meewerken. Als ze daar dan rondlopen, zullen ze ongemerkt honderden, duizenden en misschien nog veel meer mensen besmetten met het virus.
Al die mensen zullen op hun beurt ook weer een heleboel anderen besmetten.
‘Gelukt.’ Jochem laat zich nonchalant achterover in zijn stoel zakken en kijkt grijzend achterom. ‘De ballasttanks stromen nu vol,’ laat hij voor de duidelijkheid nog maar even weten.
Net voordat zijn kijkgat onder water verdwijnt, ziet Pieter hoe Alex en de anderen nu met zijn allen aan de elektriciteitskabel hangen. Maar er is geen houden aan. De voorste verliest zijn evenwicht en verdwijnt vanaf de steiger in het ijskoude water. Op datzelfde moment breekt Copyright © Peter Hoogenboom 2011
234
de kabel en raakt het water. Een regen van blauwe vonken is het gevolg. Pieter kan niet meer zien hoe het met de man in het water afloopt. Het volgende moment is er alleen nog maar water.
Hij komt omhoog en kruipt door de nauwe cabine naar Jochem toe. Die krijgt als beloning een flinke stomp tegen zijn schouder. ‘Oké man, perfect gedaan.’
Terwijl de duikboot dieper het water inzakt duwt Raisa tegen de joystick aan. Er klinkt een licht zoemend geluid als de duikboot merkbaar vooruitgaat. ‘Het is net als de stuurman de vorige keer zei,’ roept ze. ‘Het besturen van deze duikboot is net zo simpel als een computerspelletje.’
‘Ik stop het vullen van de tanks,’ kondigt Jochem aan. ‘We blijven vlak onder het ijs varen.’
Raisa bestudeert uitvoerig de kopjes en schakelaars op het dashboard.
‘Ik wil de schijnwerpers aandoen,’ laat ze weten.
‘Wacht maar,’ zegt Jochem en even later floepen twee gigantische schijnwerpers aan. ‘Ik kan ze met de computer ook nog richten.’ Jochem demonstreert meteen wat hij bedoelt.
Raisa slaat de handen voor haar ogen als een dolfijnachtig dier recht op haar afzwemt. Op het laatste moment zwenkt het beest met een sierlijke boog weg en verdwijnt in het duister.
Een paar tellen staren ze alle drie naar de onderwaterwereld die zich voor hun ogen openbaart. Pieter verbaast zich erover dat het leven onder water gewoon door lijkt te gaan terwijl het meer met een flinke ijslaag bedekt is. Daar hebben de vissen blijkbaar geen last van. Maar echt in de Copyright © Peter Hoogenboom 2011
235
stemming om van dit bijzondere schouwspel te genieten, zijn ze bepaald niet.
Raisa merkt somber op wat Pieter ook al heeft bedacht.
‘Hoe moeten we weer boven komen als er overal ijs ligt. We kunnen nu niet meer terug.’
‘Gewoon ergens erdoor beuken,’ zegt Jochem.
‘Weet je wel hoe sterk die ijslaag is, man? Als we dat proberen, scheurt dit ding finaal uit elkaar. Kun je met de computers misschien ontdekken of er nog ergens anders een gat in het ijs zit?’
‘Of wacht eens,’ zegt Pieter met iets van enthousiasme in zijn stem. ‘Kunnen we het kanon niet gebruiken dat die miljonair hierop heeft laten zetten?’
‘Perfect, we gebruiken het monsterkanon.’ Jochem grijnst al bij de gedachte. ‘Even lekker knallen, naar boven drijven en uitstappen maar.’
‘Ik ga gelijk kijken of ik kan ontdekken hoe dat ding werkt.’
‘Dan ga ik op zoek of er torpedo’s aan boord zijn.’
‘Eh ja, die zijn misschien wel handig,’ reageert Jochem.
De explosie die in het daaropvolgende moment de duikboot opzij slingert komt als een volslagen verrassing. Jochem weet zich op tijd vast te grijpen in zijn stoel, maar Raisa en Pieter eindigen boven op elkaar tegen een zijwand. Vlak bij zijn oren gilt Raisa het uit. ‘Wat is er? Wat gebeurt er?’
Terwijl de duikboot onder water langzaam weer recht komt, probeert Pieter het antwoord op deze vraag te bedenken.
Een metaalachtig geluid lijkt de aankondiging van nieuw onheil. Hij krabbelt overeind en kijkt angstig om zich heen, bang dat de wanden van de duikboot elk moment kunnen openbarsten. Dan ziet hij het. In het licht van de schijnwerpers schommelt een paraplu anker aan een kabel.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
236
Hij herkent het ding meteen. Hij heeft zelf ook zo’n anker bij zijn bootje. Alleen dan veel kleiner. Zijn eerste gedachte is dat ze hier tegenaan zijn gevaren. Maar als het anker opnieuw de duikboot raakt, is het hem plotseling duidelijk.
‘Ze proberen ons te vangen,’ gilt hij door de cabine. ‘De schijnwerpers,’ gilt hij er meteen achteraan. ‘Doe die dingen uit.’
Jochem laat geen moment verloren gaan. De schijnwerpers floepen uit. Pieter duikt zelf naar de schakelaar van de cabine-verlichting. Het zwakke schijnsel van de twee monitoren is het enige dat hierna nog rest.
‘Ze hebben een gat in het ijs geblazen,’ fluistert Pieter.
‘Omdat we vlak onder het ijs zijn gebleven hebben de schijnwerpers verraden waar we waren.’
Jochem heeft zich alweer omgedraaid naar de computers.
‘We gaan dalen,’ meldt hij kortaf.
Nog half liggend van zijn duik naar het bedieningspaneel drukt Pieter de joystick van zich af.
‘Shit, de motor is geraakt,’ sist hij al. Maar dan kondigt een lichte trilling toch aan dat ze nog steeds kunnen varen. In een achterwaartse beweging glijdt de duikboot weg bij het anker. De volgende minuten zijn het zoemen van de elektrische motor en het slurpende geluid van de vollopende ballasttanks het enige dat ze horen.
Dan kondigt de stem van Jochem fluisterend aan:
‘Tweehonderd meter.’
Pieter wil bijna uitroepen: bedoel je tweehonderd meter diep? Maar hij begrijpt op tijd dat het duidelijk is. Alleen kan hij het bijna niet geloven. Hij weet dat tweehonderd meter diepte betekent dat de druk van het water op de buitenwand van de duikboot twintig maal zo groot is als Copyright © Peter Hoogenboom 2011
237
boven water Ze kunnen alleen maar hopen dat de explosie niets heeft beschadigd. Het kleinste scheurtje in de wand kan ze op deze diepte fataal worden. Ondanks deze angstige gedachte begint in zijn hoofd een nieuw plan vorm te krijgen. Eerder was het de bedoeling de duikboot onbruikbaar te maken en vervolgens samen met Shadi en Aithra en Raisa te vluchten. Hoe, dat wisten ze nog niet.
Maar ze hadden besloten dat alles beter was dan hier in de buurt te blijven. Nu is alles anders. Ze hebben Shadi en Aithra achter moeten laten. Daar kan hij op dit moment niets aan veranderen. Daar staat tegenover dat ze nu onverwacht een kans hebben om ervoor te zorgen dat Alex en Joep het virus nooit in handen zullen krijgen. Het is heel simpel, houdt hij zichzelf voor. We halen het virus gewoon zelf uit het vliegtuig.
Raisa wekt hem uit zijn gedachten. Ze wijst naar voren. ‘Ga jij maar zitten sturen, Pieter, ik eh… ik ben bang dat er weer iets gebeurt. Ik, nou ja, ik heb niet zo’n zin meer. Wil jij het doen?’
Pieter knikt. Natuurlijk wil hij het doen. Hij doet het trouwens al. Want sinds de explosie houd hij de joystick al tussen zijn vingers geklemd. Het voelt meer dan vertrouwd aan. Het ding lijkt opmerkelijk veel op zijn eigen joystick thuis. Hij komt omhoog vanuit zijn lighouding en kruipt in de stuurmansstoel.
‘Eh,’ begint hij aarzelend, ‘kun je in de computer vinden waar het vliegtuig ligt? Ze zijn er al eerder geweest dus misschien hebben ze de coördinaten geprogrammeerd.’
‘Het vliegtuig?’ Jochem draait zich half om zijn stoel. ‘Hoe dat zo?’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
238
‘O, gewoon,’ reageert Pieter luchtig. ‘Nu we hier toch zijn kunnen we net zo goed dat virus uit het vliegtuig halen.
Dan krijgt Alex het in elk geval nooit meer te pakken.’
‘Krijg nou wat. Weet je wel waar je het over hebt? Dat vliegtuig ligt meer dan duizend meter diep. Bovendien hebben we de onderwaterrobot nodig. Dat is echt werk voor specialisten, hoor.’
‘Man, jij bent de grootste computerspecialist die er bestaat.’
‘Ja, maar…’ begint Jochem. Maar Pieter ziet aan de grijns op zijn gezicht dat de uitdaging Jochem toch aanspreekt.
‘Oké dan, we proberen het,’ zegt Jochem dan. ‘Maar eerst moeten we die coördinaten hebben.’
‘Die staan in de computer,’ klinkt onverwacht de stem van Raisa. ‘Alles is geprogrammeerd. We kunnen er op de automa-tische piloot naartoe varen.’
‘Computerkunde en techniek, het zijn mijn hoofdvakken op school,’ verklaart Raisa als Jochem haar verbaasd aanstaart.
‘O, eh nee… dat is goed hoor,’ stottert hij.
Terwijl Raisa aan de computertafel op de stoel naast Jochem gaat zitten, rekent Pieter voor zichzelf uit hoe groot de druk zal zijn op duizend meter diepte. Duizend gedeeld door tien is honderd. Honderd atmosfeer dus, komt hij tot de conclusie. Dat is honderd keer zoveel druk als de normale druk van de buitenlucht. Dat is genoeg om een olifant op slag in een pannenkoek te veranderen.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
239
Gevaarlijke flessen
De automatische piloot is ingeschakeld. Het enige dat Pieter kan doen is kijken hoe de joystick beweegt. Hij hoopt dat ze inderdaad op weg zijn naar het wrak van het vliegtuig.
Jochem en Raisa zijn druk in gesprek over het gebruik van de
onderwaterrobot.
Een
gloednieuwe,
vuistdikke,
meertalige handleiding en een afstandsbediening met maar liefst drie joysticks erop, ligt keurig voor hen klaar.
De twee schijnwerpers zijn niet opnieuw ingeschakeld. Niet dat ze nu nog bang hoeven te zijn voor ontdekking, maar Raisa heeft uitgevonden dat de boord accu’s niet volledig geladen zijn.
Pieter snapt het wel. De elektriciteitskabel die op de boot zat aangesloten, was ongetwijfeld bedoeld om de acculader van stroom te voorzien. Maar de accu’s waren dus gewoon nog niet vol. Die hadden natuurlijk tot in de ochtend moeten bijladen. Hij draait zich in zijn stoel om en kijkt naar de accu-rekken achterin. Het zijn twee stalen rekken tegenover elkaar, waarin zeker dertig loeigrote accu’s staan. Met klemmen en kabels zijn de accu’s aan elkaar gekoppeld. Hij draait terug en staart door het kijkvenster naar buiten. Een minder energievretende breedstraler zorgt voor een spookachtige verlichting van het water voor hem uit.
Naarmate ze dieper duiken ziet hij vreemdsoortige wezens voorbij schieten. Soms lijken ze op vissen, soms op slangen en soms op niks. Bij het zien van een soort bolvormige vis herinnert hij zich dat hij ooit heeft gehoord wat er gebeurt als je diepzeevissen naar boven haalt. Lang voordat ze boven zijn, knallen ze als te hard opgeblazen ballonnen uit Copyright © Peter Hoogenboom 2011
240
elkaar. Dat is omdat hun lichaam is ingesteld op de grote druk in de diepzee. Het lijkt hem geen lekker gezicht, zo’n uit elkaar spattende vis…
Hij kijkt even opzij naar de digitale diepteaanduiding op het beeldscherm: 663,32 wordt er aangegeven.
‘Ruim 650 meter,’ mompelt hij voor zich uit. Hij slikt even en dat is niet de eerste keer sinds hij in de duikboot zit. Af en toe komt er een gevoel van paniek boven als hij bedenkt dat hij nergens naartoe kan. Even uitstappen en frisse lucht inademen is er niet bij. Ze zitten met zijn drieën opgesloten in de nauwe cabine, in een vreemde wereld en letterlijk van alles en iedereen verlaten. Het is geen fijn gevoel en hij doet dan ook zijn best om aan andere dingen te denken.
Zijn oog valt op de klok met tot op de seconde nauwkeurig de tijdsaanduiding: 03.46.12. Slaperig voelt hij zich nog allerminst. Maar hij heeft wel dorst en zin in iets eetbaars.
Raisa lost dat probleem op, want er blijkt een kleine voorraad eten en drinken aan boord.
Minder dan een halfuur later gilt Pieter: ‘Daar, kijk dan, recht voor ons uit! Dat moet het zijn!’
Ze schakelen snel over op handbediening en de grote schijnwerpers worden aangezet. Het eerste dat opvalt is dat het vliegtuig nog maar een vleugel heeft. Omdat de buik van het toestel voor een deel in de modder is weggezakt, loopt de overgebleven vleugel evenwijdig met de bodem.
Net alsof het klaar staat om op te stijgen. Pieter drukt de joystick heel voorzichtig iets naar links. In een kalme boog varen ze om het vlieg-tuig heen. Het ruiten van de cockpit zijn gebroken. Pieter voelt zich verstijven als hij in de cockpit de vorm van een mens meent te herkennen. Hij wendt snel zijn ogen af.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
241
‘Krijg nou wat,’ laat Jochem tegelijkertijd horen. ‘Er zit een lijk in de cockpit.’
Aan de kant van het toestel waar de vleugel is afgebroken, wordt duidelijk dat de toegangsdeur is weggerukt.
‘Mijn vader denkt dat sommige leden van de bemanning eruit zijn gesprongen voordat het toestel neerstortte,’ geeft Raisa als verklaring.
De ervaring met het spelen van computerspelletjes komt Pieter goed van pas, als hij de duikboot met uiterste precisie boven een schijnbaar vlak stuk zeebodem manoeuvreert. Op het juiste moment zet hij de joystick in de neutrale stand, waarna de duikboot met een zachte plof keurig op de bodem zakt.
‘Elfhonderdvijfentwintig meter en drieëndertig centimeter,’
leest Jochem af van het beeldscherm.
Pieter voelt opnieuw hoe zijn keel wordt dichtgeknepen. Hij moet een paar keer slikken voor hij iets kan zeggen. ‘Zullen we dan maar snel beginnen met de robot?’
In een hierop volgende gezamenlijke actie zien Jochem en Raisa kans om de onderwaterrobot vanuit de laadruimte op weg te sturen naar het vliegtuigwrak. Raisa heeft de afstandbediening met een band om haar nek hangen. Ze blijkt op school lid te zijn van de scheepsmodelbouw club.
Heel handig gaat ze aan de slag met de drie joysticks. Op de rug van de robot zit een beweegbare schijnwerper en daarachter een soort boodschappenmand waarin dingen meegenomen kunnen worden. De twee grijparmen worden aangedreven door kleine elektromotoren die ook voor de voorstuwing zorgen.
Pieter heeft de duikboot zo neergezet dat ze door het kijkgat aan de voorzijde de eerste verrichtingen van de Copyright © Peter Hoogenboom 2011
242
robot kunnen volgen. Op het beeldscherm wordt het beeld weergegeven van de camera op de robot zelf.
‘Daar gaan we dan,’ merkt Jochem zachtjes op als de robot in het vliegtuig verdwijnt. Vanaf dit moment moeten ze het doen met de beelden die door de camera worden doorgegeven.
Pieter verwacht elk moment dat er een nieuw lijk in beeld zal komen.
‘Getverdamme,’ sist Jochem als er een slangachtig dier voor de lens langs kronkelt.
‘Waar zoeken we eigenlijk precies naar?’ vraagt Pieter zich hardop af.
‘Het virus, natuurlijk man,’ reageert Jochem zonder zijn ogen van het scherm af te halen.
‘Mag ik even?’ Dat snap ik ook nog net. Ik bedoel: waar zit het in?’
Raisa kijkt snel even om naar Pieter en haalt haar schouders op. ‘Tijdens de proefvaart heb ik alleen gehoord dat het om een schat ging. Ik heb geen idee hoe dat virus verpakt is.’
‘Nou, ik wel.’ Triomfantelijk tikt Jochem op het scherm.
‘Hier, kijk dan,’ zegt hij opgewonden als Pieter noch Raisa meteen reageert.
Met zijn vinger wijst hij twee koffertjes aan. Ondanks de groenige laag waarmee ze bedekt zijn, is in het midden van beide koffertjes onmiskenbaar een zwart doodshoofd afgebeeld.
Zijn eigen stem klinkt hem vreemd in de oren als Pieter zegt: ‘Dat moet het zijn.’
‘Het zal wel in flessen zitten,’ merkt Raisa op. ‘Ik heb dat soort koffertjes vaak genoeg in het laboratorium van mijn Copyright © Peter Hoogenboom 2011
243
vader in Moskou gezien. De flessen liggen meestal in een schuimrubber uitsparing in de koffer.’
Dus ze woont in Moskou, bedenkt Pieter. Maar hij vraagt er verder niet naar. Op dit moment ligt zijn aandacht elders.
De gedachte dat ze nu zo dicht in de buurt zijn van het dodelijkste virus op aarde bezorgt Pieter een onaangename rilling. De onzekerheid klinkt door in zijn stem als hij fluisterend vraagt: ‘Zijn het stalen flessen of kunnen ze breken?’
‘Meestal zijn ze van glas,’ weet Raisa te melden. ‘Maar soms zitten de flessen in stalen kokers. Maar ik weet natuurlijk niet of ze dat toen ook al deden.’
Jochem veegt met de rug van zijn hand langs zijn voorhoofd. ‘Wat gebeurt er als er hier onder water een fles met het virus erin breekt?’
Raisa is even stil voordat ze nauwelijks hoorbaar zegt: ‘Ik denk dat het ooit boven zal komen.’
Uiterst geconcentreerd staren ze met zijn drieën naar het beeldscherm. Op de achtergrond is het ruisen hoorbaar van de installatie die zorgt voor de zuurstoftoevoer en de luchtverversing in de cabine. Als vanzelf praten ze op fluistertoon.
Terwijl hij met zijn vinger aanwijst wat hij bedoelt, zegt Jochem: ‘Die koffers zitten met banden aan dat rek vast.
Die krijgt dit ding met zijn stalen klauwtjes nooit los.’ Hij laat zich achterover zakken en zucht. ‘Ons robotje heeft een mes of een schaar nodig.’
‘Glas,’ sist Pieter. ‘De ramen van de cockpit zijn gebroken.
We moeten een glasscherf zoeken. Daarmee kunnen we de banden doorsnijden.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
244
‘Sorry, meneer,’ mompelt Jochem als de robot in de cockpit op zoek gaat. Door de stroming die de elektromotoren veroorzaken is het even alsof het lijk tot leven komt. Het zwaait lichtjes heen en weer. Ingespannen turen ze op het scherm op zoek naar een losse glasscherf. Terwijl het schijnwerpertje voor voldoende licht zorgt, draait de camera alle kanten uit. Vrijwel alles is bedekt met een slijmerige laag. Dat maakt het zoeken er niet eenvoudiger op. Raisa is de eerste die iets bruikbaars ontdekt. Ze ziet kans om een scherf in een grijparm te krijgen en laat de robot door het wrak terugzweven naar achteren. De twee koffertjes zitten boven elkaar vastgesjord aan een rek dat midden in het vliegtuig staat. Nadat de robot de glasscherf drie keer uit zijn grijper heeft laten slippen, lukt het eindelijk. In één perfecte haal scheurt het glas de band doormidden.
‘Nee, hè?’ gilt Jochem. Pieter houdt zijn adem in. De koffer is los van het rek en kantelt langzaam om.
‘Hij valt,’ sist Raisa met ingehouden spanning.
Pieter kijkt even weg van het beeldscherm en ziet het vliegtuig recht voor zijn ogen liggen. Slecht een paar meter van ze vandaan gebeurt iets dat rampzalige gevolgen kan hebben en het enige dat ze kunnen doen is naar dat stomme beeldscherm staren. Hij bedenkt hoe verleidelijk het is om het luik open te rukken, het vliegtuig in te stappen en de koffer op te vangen. Maar hij weet maar al te goed dat dat een volkomen waanzinnige gedachte is. Het enige dat ze kunnen doen is wachten en hopen dat het virus niet vrijkomt. Hij kijkt op tijd op het beeldscherm om te zien hoe de koffer de vloer van het wrak raakt en vertraagd door het water nog even stuitert. Dan is het Copyright © Peter Hoogenboom 2011
245
voorbij. Met ingehouden adem staren ze secondenlang naar het beeldscherm.
Dan vraagt Pieter heel zachtjes: ‘Kunnen we het zien als het virus vrijkomt.’
‘Ik denk het niet,’ fluistert Raisa terug.
Pieter zucht diep. ‘Kom op, we gaan verder met de tweede koffer.’
Als hij opnieuw op de klok kijkt is het ver na vijf uur in de vroege ochtend. Ze zijn meer dan een uur bezig geweest met het binnenhalen van de koffertjes. Die staan nu net als de robot in de laadruimte.
‘De laadruimte is leeggepompt en de druk is afgebouwd naar cabineniveau,’ meldt Jochem. ‘Het verbindingluik kan open.’
Pieter kruipt naar de achterkant van de cabine en begint te draaien aan een wiel om het verbindingluik naar de laadruimte te openen. ‘Weet je zeker dat het buitenluik gesloten is en de laadruimte is leeggepompt?’
‘Kijk maar,’ zegt Jochem en hij wijst op het beeldscherm.
Daarop geeft de camera van de robot nog steeds beelden door. Het beeld dat nu wordt weergegeven is dat van een droge laadruimte en een gesloten buitenluik. Gerustgesteld draait Pieter verder.
Hij weet niet of het echt is of dat hij het zich verbeeldt, maar zodra het verbindingsluik op een kier staat, krijgt hij een vreemde lucht in zijn neus. Snel drukt hij het luik weer dicht. Maar op datzelfde moment is er ook het besef dat dat geen enkel nut meer heeft. Hij heeft de lucht al ingeademd.
Met trillende vingers trekt hij het luik opnieuw open. Met enige moeite trekt hij de twee zware, stalen koffers naar Copyright © Peter Hoogenboom 2011
246
binnen en veegt ze zo goed als mogelijk schoon met zijn bonthandschoenen. Niet veel later staren drie paar ogen naar de inhoud van de twee koffers. In elke koffer ligt een met zwarte tape dichtgeplakte glazen fles met een doorzichtige vloeistof erin.
Raisa klinkt duidelijk opgelucht als ze zegt: ‘Alles is nog heel en ze zitten goed dicht.’
‘Het ziet eruit als water,’ fluistert Pieter. ‘Als je van niets zou weten zou je er zo een slok van kunnen nemen.’
‘Je kunt beter denken dat het op een waterige plas lijkt,’
grijnst Jochem. ‘Dan kom je in elk geval niet in de verleiding om het op te drinken.’
‘Urine,’ legt hij uit als Raisa hem niet lijkt te begrijpen.
‘Het is zo vreemd om te bedenken,’ gaat Pieter verder,’ dat deze flessen zo gevaarlijk zijn dat je alle mensen op aarde er-mee kunt vermoorden.’
‘Misschien wel alle dieren ook,’ zegt een ditmaal uiterst serieuze Jochem.
‘Toch is het zo,’ zegt Raisa zachtjes. ‘Ik heb vaak genoeg van mijn vader gehoord hoe gevaarlijk virussen kunnen zijn. En van wat ik vannacht heb gehoord is dit het dodelijkste virus aller tijden. Die flessen mogen nooit en te nimmer geopend worden.’
De met schuimrubber gevoerde koffers worden zorgvuldig gesloten en de motoren gestart.
Pieter is alweer in de stuurmansstoel gekropen als het zoemen van de motoren in de cabine doordringt. Als Raisa meldt dat de ballasttanks zijn leeggepompt, steekt hij zijn duim omhoog en duwt vervolgens de joystick voorzichtig naar voren. Een lichte trilling is het gevolg.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
247
‘Meer vermogen, Pieter!’ roept Raisa, die samen met Jochem achter de boordcomputer zit.
Het valt Pieter op dat dit de eerste keer is dat Raisa zijn naam gebruikt. Hij drukt de joystick verder naar voren. Het trillen wordt heftiger. Voor het kijkgat verkleurt het water door de losgeslagen modder. Maar meer gebeurt er niet. De duikboot blijft liggen waar zij ligt.
Stinkende koffers
‘Shit!’ laat Pieter hartgrondig horen. ‘Nog meer,’ mompelt hij om tegelijkertijd de joystick maximaal vooruit te duwen.
Heel even heeft hij het idee dat de duikboot los komt.
‘Stop!’ gilt Jochem. ‘De koffers!’
Geschrokken kijkt Pieter achterom waar de koffers heen en weer stuiteren op de metalen vloer. Meteen haalt hij de joy-stick terug naar de neutrale stand. Hij laat los en vouwt zijn handen snel in elkaar om het oncontroleerbare trillen van zijn handen te verbergen. Hij weet niet waar hij het meest overstuur van is: van de gedachte dat de flessen hadden kunnen breken of van de gedachte dat ze hier nooit meer weg komen. Eigenlijk komt het op hetzelfde neer, bedenkt hij zich. In beide gevallen is de afloop hetzelfde.
Met onvaste stem merkt hij op: ‘Ik dacht dat we bijna los waren.’
De koffers worden veilig ingeklemd tussen de bontjassen, waarna Pieter van voor af aan begint. Eerst in de stand vooruit en vervolgens achteruit. Na een eindeloos lijkende serie pogingen laat hij zich achterover zakken. Hij kan het Copyright © Peter Hoogenboom 2011
248
wel uit gillen, maar in plaats daarvan komt er slechts een schor gefluister over zijn lippen.
‘Het… het lukt niet. We zakken alleen maar verder weg in de modder.’ Daarmee spreekt hij uit wat ze alledrie allang weten.
Zuchtend laat ook Jochem zich achterover zakken. ‘Nou, lekker gezellig hier. We blijven nog een poosje.’ Het blijft even stil, tot hij zegt: ‘En nu? Wat doen we nu? Zal ik even uitstappen en duwen?’
Meteen zit Pieter weer rechtop. ‘Wacht eens, dat is een goed idee.’
‘Nou, dank je,’ reageert Jochem. ‘Lekkere vriend ben jij.’
‘Nee man, ik bedoel: hoe lichter de duikboot is, hoe meer kans we hebben om weg te komen.’
‘Ik snap het wel, ik snap het wel, ik stap al uit.’ Jochem komt al half uit zijn stoel omhoog, maar zijn grijns verraadt dat
hij
begrijpt
wat
echt
de
bedoeling
is.
‘De
onderwaterrobot. We gooien dat ding naar buiten.’ zegt hij zelf al. ‘Perfect idee.’
Raisa kijkt hem verbaasd aan. ‘Ik snap niet dat je nog grapjes kunt maken, Jochem. Maar ik vind het wel knap,’
voegt ze eraan toe.
Jochem weet niet beter te doen dan zijn schouders maar op te halen. Als Raisa hen aan blijft kijken, schuift hij onrustig op zijn stoel en zegt: ‘Dat van de robot is geen grap, hoor.’
Raisa tikt hem even tegen zijn knie. ‘Nee, dat snap ik.’
‘Eh, zullen we dan maar?’ stelt Jochem voor.
Nadenkend staart Pieter naar de stapel bontjassen met daartussen de koffers.
‘Die koffers,’ begint hij aarzelend. ‘Die wegen ook flink wat.
Eigenlijk moeten die ook naar buiten.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
249
‘Zou de buitenkant van de fles niet besmet zijn?’ vraagt Pieter zich hardop af als hij zelf de eerste fles wil pakken.’
Raisa staart even naar de flessen. ‘Het zou kunnen,’ zegt ze dan, ‘maar ik denk het niet. Van wat ik heb gehoord denk ik dat je van dit virus alleen besmet raakt als je het inspuit of inademt. Dus niet via rechtstreeks contact met dingen.’
Ze verpakken de twee flessen in hun bontkleding en verzamelen alles wat overbodig lijkt aan boord. Jammer genoeg is dat niet erg veel.
‘Ik moet al een hele tijd nodig plassen,’ bekent Jochem spontaan. ‘Als we dat naar buiten weten te krijgen, scheelt dat ook gewicht.’
Pieter ziet hoe zijn vriend snel even naar Raisa kijkt en vervolgens roept: ‘Laat ook maar zitten.’
Het is Pieter niet duidelijk of het als grap bedoeld is of niet.
Het is in elk geval een goed idee. Eerlijk gezegd moet hij zelf ook al een hele tijd nodig. Maar hij ziet er tegenop om te plassen waar de anderen bij zijn. Als hij er nog even over nadenkt, komt hij tot de conclusie dat het belachelijk is om daar nu moeilijk over te doen. Elke gram gewicht kan het verschil betekenen tussen loskomen en hier voor eeuwig op de bodem blijven. Letterlijk het verschil tussen leven en dood. Zijn voorstel wordt niet met gejuich ontvangen, maar uiteindelijk plassen ze alle drie. De koffers worden als toilet gebruikt.
De gedachte om ook een deel van hun kleding in de koffers te proppen, verwerpen ze. Als ze erin slagen om weer boven te komen, zullen ze de kleding hard nodig hebben om zich tegen de kou te weren.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
250
‘Gelukkig zijn wij al bijna kaal,’ merkt Jochem op.’ Dat scheelt flink wat gewicht.’ Vervolgens kijkt hij nadrukkelijk naar het lange haar van Raisa.
‘Grrr,’ gromt ze gevaarlijk zodra ze in de gaten heeft dat Jochem weer op de lollige toer is.
Het eten en drinken aan boord wordt geofferd en ook een tas met glimmend nieuw gereedschap, de dikke handleiding voor de robot en een flinke zaklamp, verdwijnen in een koffer. Over de minitorpedo’s wordt getwijfeld. Er blijken er zes aan boord te zijn. Ze besluiten er drie te houden.
‘We zetten de koffers terug in het vliegtuig,’ bedenkt Jochem als de laadruimte alweer is volgelopen. ‘Als Alex hier dan ooit nog komt kunnen we lachen. Dat zal lekker stinken tegen die tijd.’
Het buitenluik van de laadruimte wordt geopend en de robot gaat aan het werk om de koffers naar buiten te duwen. Op het laatste moment bedenkt Pieter dat ze de robot kunnen gebruiken om weg te komen. Met de camera bestuderen ze hoe de duikboot er nu bij ligt. De grijpers worden benut om waar nodig de bodem los te woelen.
Omdat de duikboot aan de achterzijde het diepst lijkt weggezakt, proberen ze hun eigen gewicht zoveel mogelijk voorin te houden. De robot wordt ten slotte in de positie gebracht om extra stuwkracht te leveren.
Pieter zucht diep als hij opnieuw in de stuurmansstoel klautert. Zijn handen trillen en zijn keel voelt droog aan. Dit is onze laatste kans, weet hij. Als het opnieuw mislukt zullen ze nog dieper zijn weggezakt in de modder. Dan komen ze hier nooit meer vandaan.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
251
De duikboot trilt als een gek. Met een verbeten trek rondom zijn mond houdt Pieter de joystick op maximaal vooruit gedrukt. Jochem en Raisa turen ingespannen naar het beeldscherm. Raisa houdt de onderwaterrobot in de juiste positie om te duwen. Het zicht is tot vrijwel nul gedaald.
Rondom de duikboot vermengt de losgeslagen modder zich met het water. Ondanks de constante modderstroom probeert Pieter het vliegtuig te blijven zien. Hij is doodsbang dat hij in aanvaring zal komen met het vliegtuig als de duikboot eindelijk losschiet. Voorlopig hoeft hij daar niet bang voor te zijn. Ondanks het heftige trillen is er nog geen enkel teken dat de duikboot kans ziet om te ontsnappen aan de zuigkracht van de modderige bodem.
‘Toe dan, rotding!’ gilt Pieter in uiterste wanhoop.
Op vol vermogen brullen de motoren verder. Pieter twijfelt of hij de achteruitstand zal proberen. Maar als hij bedenkt dat het achterschip dieper ligt dan de voorzijde laat hij deze gedachte varen. In een uiterste poging duwt hij nog harder tegen de joy-stick aan.
‘Hoelang zijn we nu al bezig?’ schreeuwt hij naar opzij.
Zijn woorden weerkaatsen tegen de wanden van de kleine nauwe cabine. Hij voelt zich hier steeds meer opgesloten.
Hij kan er niets aan doen, maar plotseling loopt er een traan over zijn gezicht. Het maakt hem niets uit. Plotseling herinnert hij zich dat ze met de auto een keer hebben vastgezeten in de modder.
‘Wiebelen!’ gilt hij naar Raisa en Jochem. ‘Allebei aan een kant iets uit het midden gaan staan en zoveel mogelijk bewegen!’
Staan lukt niet, maar een paar tellen later doen Raisa en Jochem op hun knieën een verwoede poging om de Copyright © Peter Hoogenboom 2011
252
duikboot
zijdelings
te
laten
schommelen.
In
de
stuurmansstoel beweegt Pieter mee.
Bedorven lucht
Dan, plotseling, zonder enige aankondiging, schiet de duikboot los en weg van zijn plek. Door het modderwater is niets te zien, maar op de een of andere manier raken ze het vliegtuig niet. Ze zijn alledrie zo verrast dat niemand meteen reageert.
Trillend van emotie haalt Pieter een hand langs zijn gezicht.
Met zijn andere hand haalt hij de joystick iets naar zich toe.
‘Nou, laten we dan maar weer eens opstappen,’ luidt het droge commentaar van Jochem.
Raisa tovert op een van de beeldschermen de dieptemeting te voorschijn. Pieter kijkt even opzij. Ze stijgen niet razendsnel, maar in een gestaag tempo zijn ze overduidelijk op weg naar het oppervlak.
‘We zijn de duizend-metergrens gepasseerd,’ meldt Raisa even later.
Jochem houdt zich ondertussen bezig met het bestuderen van de afvuurinstallatie voor de torpedo’s.
Net als Raisa het passeren van de vijfhonderd-metergrens heeft aangekondigd, roept ze uit: ‘Nee, hè?’
Bang dat hij iets over het hoofd ziet, reageert Pieter geschrokken: ‘Wat? Wat is er?’ Hij staart ingespannen door het kijkgat in de verwachting dat hij op het punt staat ergens tegen aan te botsen.
De paniek klinkt door in de stem van Raisa als ze uitroept:
‘De accu’s! Ze zijn vrijwel leeg.’
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
253
De schijnwerpers, gaat het meteen door Pieter heen. Ze zijn vergeten om de schijnwerpers uit te doen. Op datzelfde moment doven ze. In stomme ontzetting kijkt hij opzij:
‘Zijn ze nu al leeg?’
Raisa schudt met haar hoofd. ‘Nog niet,’ antwoordt ze.
Maar haar woorden klinken alles behalve geruststellend.
Samen met Jochem begint ze als een razende het toetsenbord te bewerken in een poging uit te vinden hoeveel energie er nog is en hoeveel ze nodig hebben om boven te komen.
Pieter haalt de joystick naar zich toe om de snelheid te verminderen. Van zijn eigen elektrische buitenboordmotor weet hij dat je bij een rustig gangetje verder kunt komen met dezelfde hoeveelheid energie.
Een schijnbaar lichtgevende langwerpige vis zwemt recht op het kijkgat af. Het lijkt of de vis nieuwsgierig naar binnen kijkt. Op het laatste moment verlegt het beest de koers
en
vervolgt
zijn
tocht
in
de
duistere
onderwaterwereld.
‘Hoe kan dat nou?’ Nijdig slaat Jochem met zijn vlakke hand tegen het beeldscherm. ‘We hebben verschillende metingen.’
Hij heeft het nog niet gezegd of het beeld valt weg. Vrijwel op datzelfde moment stoppen de motoren. Een eenvoudig noodlampje aan het plafond zorgt voor een zwak lichtschijnsel. Dat neemt niet weg dat de duisternis bijna totaal is. En hoe Pieter ook zijn best doet, het geruis van de luchtverversingsinstallatie is niet meer te horen. Als een dwarrelend herfstblad begint de duikboot aan zijn tocht, terug naar de bodem van het Baikalmeer. Even is het doodstil. Pieter heeft een gevoel van grote verslagenheid.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
254
Na alle problemen die ze hebben overwonnen, gebeurt er dit.
De stem van Raisa klinkt als een hees gefluister als ze zegt:
‘We hebben te veel energie gebruikt bij het loskomen.’
Haar woorden dringen nauwelijks tot Pieter door. Wat maakt het allemaal nog uit? Hij vraagt zich heel kalm af of ze de bodem nog levend zullen halen of dat ze voor die tijd gestikt zullen zijn door zuurstofgebrek. Hij sluit zijn ogen en de beelden van thuis komen hem als vanzelf voor ogen. Ze zullen hier waarschijnlijk nooit gevonden worden. Het zal lijken alsof ze van de aardbodem verdwenen zijn. Hij weet dat zijn vader en moeder eindeloos zullen zoeken, maar niemand kan ooit vermoeden dat ze in een gezonken duikboot op de bodem van het Baikalmeer liggen. Niemand behalve Alex, en die zal het vast niet vertellen.
De stilte is vrijwel volkomen. Een tijdlang is iedereen alleen met zijn eigen gedachten. Al vrij snel merkt Pieter dat hij beter zijn best moet doen om voldoende zuursof binnen te krijgen. Nu de luchtverversingsinstallatie is uitgevallen raakt de lucht in de kleine cabine snel bedorven. Steeds opnieuw gebruiken ze met zijn drieën dezelfde bedorven lucht. Pieter haalt een vinger langs zijn lippen, ze voelen droog aan.
Heel vaag in zijn hoofd spookt er een woord rond, maar op de een of andere manier krijgt hij het niet te pakken.
Misschien is hij gek aan het worden, denkt hij. Hij wil iets tegen de anderen zeggen, maar het enige dat hij weet uit te brengen is een schorre kuch. Het dringt vaag tot hem door hoe Raisa een hand op de knie van Jochem legt.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
255
Haar stem klinkt als een hees gefluister, maar het is toch verstaanbaar. ‘Wil je me alsjeblieft vasthouden, Jochem? Ik ben zo bang.’
Vanuit zijn stoel ziet hij hoe Jochem een arm om Raisa heen slaat. Ze kruipt zo dicht mogelijk tegen hem aan.
Karlijn, schiet het door zijn hoofd. Wat zal er nu met haar gebeuren? Plotseling verlangt hij er heftig naar om haar vast te kunnen houden. De pijn in zijn borst wordt steeds erger. Met grote moeite probeert hij de laatste restjes zuurstof uit de lucht naar binnen te zuigen. Dan, volkomen onverklaarbaar is zijn hoofd plotseling heel helder. Hij staart naar het zwakke noodlampje aan het plafond.
Noodstroom. Dat is wat hij zocht. Het lampje brandde eerst niet, maar nu wel. Dat betekent dat er aan boord een noodstroomvoorziening moet zijn. Er moet een reserve-accu zijn. Alleen snapt hij niet waarom die accu niet automatisch de stroomvoorziening van alles aan boord heeft overgenomen. Het is hun laatste kans, hij moet het proberen. De minimale beweging om zichzelf vanuit zijn stoel op de grond te laten zakken kost hem al ongelofelijk veel moeite. Hij heeft het gevoel dat iemand met duizend naalden in zijn borst steekt. De pijn is bijna niet te verdragen. Zonder de moeite te nemen de anderen te waarschuwen, kruipt hij centimeter voor centimeter naar de accuruimte. Verschillende metingen, gaat het door zijn hoofd. Dat is wat Jochem op het laatst zei. We hebben verschillende metingen. Er moet een noodstroomsysteem aan boord zijn. Hij weet het gewoon zeker. Achter hem klinkt een onverstaanbaar gefluister. Zonder te reageren kruipt hij op handen en voeten moeizaam verder. Hij heeft nu nog maar een doel voor ogen. Op tijd de accurekken Copyright © Peter Hoogenboom 2011
256
bereiken. Net als de anderen ademt hij drie, vier keer zo snel als normaal. Maar zelfs dit zorgt niet meer voor voldoende zuurstof. Hij moet stilhouden als alles draait voor zijn ogen. De vochtige bedorven lucht schuurt door zijn keel als hij zoveel mogelijk inademt. Het duurt even voor hij beseft dat het hoge piepgeluid in zijn oren van zijn eigen ademhaling afkomstig is. Hij knippert en knippert. Op de een of andere manier kan hij zijn ogen niet meer scherp krijgen. Zijn hersenen geven voortdurend het signaal af dat hij moet rusten. Hij zou niets liever doen dan zijn ogen sluiten.
Het
gevoel
van
volledige
uitputting
is
allesoverheersend. Maar, ergens heel diep vanbinnen, is er dat stemmetje dat zegt dat hij door moet gaan. Met een uiterste krachtsinspanning trekt hij zich omhoog aan een van de accurekken. Tastend laat hij zijn vingers over de accu’s gaan. Hij weet wat hij zoekt. Losse accuklemmen.
Hij trekt haastig terug. Het is alsof hij een spier heeft verrekt. Maar dat is het niet. Het zijn de duizend naalden die in zijn borstkas steken. Vanbinnen lijkt hij in brand te staan. De pijn is bijna niet te verdragen. Hij sluit zijn ogen en gaat verder. Het lijkt of zijn onderbewustzijn de besturing van zijn handen heeft overgenomen. De laatste reserves worden aangesproken in de poging om te overleven.
Het gat van Joep
Het dringt niet eens meer tot Pieter door als bij toverslag alle systemen in de duikboot op gang komen. De beeldschermen lichten op, de cabineverlichting brandt en Copyright © Peter Hoogenboom 2011
257
de motoren lopen weer. Het duurt een hele tijd voor het ruisen van de luchtverversingsinstallatie bewust tot hem doordringt. Het duurt nog langer voor de lucht in de cabine weer goed is. Alles lijkt zeer te doen, als hij ten slotte terugkruipt naar de stuurmansstoel. Maar het ergste is wel zijn droge keel. Het is duidelijk dat dat ook voor Jochem geldt, want die zegt:
‘Ik zou nu zelfs die toverdrank van Alex opdrinken. Een hele krat vol.’ Aarzelend laat hij Raisa los en draait zijn hoofd naar Pieter. ‘Ik weet niet wat je hebt gedaan, man, maar het is perfect.’
Ook Raisa draait zich naar Pieter toe. Het ontgaat hem niet dat ze de hand van Jochem pakt voordat ze met een hese stem zachtjes zegt: ‘Bedankt, Pieter, je hebt ons gered.
Ik… ik…’ gaat ze nauwelijks hoorbaar verder, ‘ik was zo verschrikkelijk bang. Ik dacht echt dat ik doodging. Het was verschrikkelijk.’
Zijn eigen stem klinkt hem als een schor gefluister in de oren als hij zegt: ‘Er is nog een ding dat ik niet snap.’ Hij loopt gebukt naar het noodlampje toe dat hem op het idee van de noodstroomvoorziening heeft gebracht. ‘Maar nu wel,’ merkt hij op. Hij drukt op een klepje en peutert een batterij uit het lampje.
‘Dit ding heeft zijn eigen stroomvoorziening.’
‘Hmmm, juist ja. Maar waar heb je het nou eigenlijk over?’
vraagt zijn vriend.
‘Het is me nu duidelijk waarom dit lampje brandde, terwijl de accu’s van de noodstroomvoorziening niet goed waren aangesloten.’
‘We zijn bijna vierhonderd meter dieper gekomen,’ meldt Raisa, die is teruggedraaid naar de computer.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
258
De laatste melding die Pieter zich herinnert is dat ze de vijfhonderd-metergrens gepasseerd waren. Dat betekent dat ze nog negenhonderd meter naar boven moeten. Hij hoopt dat de noodstroom accu’s voldoende energie bevatten voor die afstand. Hij besluit om er maar niets over te zeggen.
‘Dit is echt super shit.’ Jochem spreekt de woorden nijdig uit.
Raisa kijkt geschrokken opzij met een blik van ‘wat gaan we nu weer krijgen?’.
Voor zich op het scherm heeft Jochem de digitale Engelstalige handleiding voor de torpedolanceerinrichting.
Hij heeft er gedurende de hele terugweg in gelezen..
‘Weet je wat het voor torpedo’s zijn?’ vraagt Jochem nog steeds nijdig.
Hij draait zich ruw om in zijn stoel en kijkt Pieter boos aan.
Die steekt meteen zijn handen in de lucht. ‘Sorry hoor, maar ik heb niets gedaan.’
‘Het zijn mega grote verdovingspijlen. Gewoon een soort super injectienaalden. En daar moeten wij dus mee door het ijs breken. Nou, vergeet het maar. Shit,’ laat hij er nog eens op volgen.
Pieter klinkt verslagen als hij een vraag stelt waar hij het antwoord eigenlijk al op weet. ‘Dus er zit geen springstof in?’
‘Niets. Helemaal niets, geen grammetje.’
‘En nu dan?’
‘Ja, wat nu? Dat weet ik toch ook niet.’
Ditmaal kijkt Jochem met een nijdige blik opzij naar Raisa, alsof het haar schuld is.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
259
‘Ik… ik…’ begint ze te stotteren. ‘Ik wist het ook niet. Ik heb ze echt horen praten over torpedo’s.’
Pieter ziet hoe de uitdrukking op Jochems gezicht verandert. ‘Het is ook jouw schuld niet.’ reageert hij plotseling heel kalm. ‘Ik… eh, nou ja, we hebben gewoon fout gedacht.’
Pieter knikt. ‘Het is ook stom van ons om te denken dat die man dat monster van Loch Ness uit elkaar zou willen schieten. Hij wilde het natuurlijk vangen, anders heb je er nog niets aan.’
Met een nog steeds hese stem gaat Raisa zachtjes verder.
‘Ik weet wel dat de mensen die rondom het meer wonen in de winter gaten in het ijs maken om te kunnen vissen. Ze zetten er tenten of houten huisjes overheen en dan slapen ze daar zelfs.’
‘Maar weet je hoe groot die gaten zijn?’ vraagt Pieter.
‘Niet zo groot als deze duikboot, denk ik,’ zegt ze terwijl ze half gedraaid in haar stoel zit.
‘Hadden we nu maar een echte grote duikboot,’ bedenkt Jochem. ‘Zo een met een commandotoren erbovenop. Die duw je dan mooi door het gat en dan kun je zo uitstappen.
Het enige dat ik nu kan bedenken is dat we onder water uitstappen en dan snel door het gat naar boven klimmen.’
Hij lijkt zijn sombere bui alweer overwonnen te hebben, want hij gaat verder: ‘En dan komen we leuk in zo’n tentje terecht. Die man zal raar opkijken. Goedemorgen, meneer, mogen we even binnenkomen? We zijn hier op vakantie.
We komen net uit de diepzee. Daar hebben we in de modder vastgezeten, in een koffer geplast en we zijn ook nog bijna gestikt. O, en we hebben ook nog twee flessen Copyright © Peter Hoogenboom 2011
260
van het dodelijkste virus op aarde bij ons, maar dat vindt u vast niet erg, hè?’
Pieter is inmiddels wel gewend aan de grappen van zijn vriend, maar Raisa moet er spontaan om lachen.
‘Maar het werkt toch niet,’ merkt hij somber op.
‘Wat, die visser niet?’
‘Nee joh, ik bedoel dat plan om onder water uit te stappen.
Zodra we het luik openen, stromen we vol en zinken we als een baksteen. Maar goed,’ gaat hij schouderophalend verder. ‘In elk geval moeten we eerst een gat vinden en zeker weten dat het niet het gat is van Joep.’
‘Het gat van Joep!’ lacht Jochem. ‘Die is goed, Pieter. Als hij zijn gat laat zien, schieten we meteen een torpedo naar binnen. Dan kan hij de eerstkomende duizend jaar lekker slapen.’
‘Ik heb misschien een idee,’ laat Raisa bescheiden horen.
‘We hebben sonar aan boord. Dat werkt met geluidsgolven die terugkaatsen. Als we dat ding omhoog richten, kunnen we denk ik de ijslaag verkennen. Als de geluidsgolf niet terugkaatst tegen het ijs, weten we dat er een gat zit.’
Terwijl de jongens elkaar met grote ogen aanstaren, draait ze zich om en gaat met de computer aan de gang. Pieter denkt even terug aan het moment dat ze op weg waren naar de ingang van de tempel en dat Jochem zei dat ze niets aan Raisa hadden. Hij is er zeker van dat zijn vriend daar nu anders over denkt. Hij kijkt net op tijd weer vooruit om te zien dat ze dwars door een school vissen heen verder stijgen. Regelmatig meldt Jochem de diepte, terwijl Raisa druk met de sonar in de weer is.
‘Volgens mij heb ik er een.’ Haar stem klink zacht en nog steeds hees.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
261
‘Nog 74 meter naar boven,’ laat Jochem horen Raisa bepaalt de coördinaten van het gat en programmeert ze in de computer waarna de automatische piloot het sturen van Pieter overneemt.
‘We hebben nog steeds niet bedacht hoe we boven het ijs komen als het gat te klein is,’ brengt Pieter in herinnering.
‘Yes,’ roept hij even later. ‘Het is je gelukt, Raisa. Je hebt een gat gevonden.’ Pieter wijst ernaar als Jochem op zijn hurken naast hem komt zitten. ‘Dat moet het gat zijn.’
‘Die donkere vlek?’
‘Ja, gek hè? Dat heb ik op de tv gezien. je zou verwachten dat het juist een lichte vlek zou zijn.’
Heel langzaam drijven ze naar het gat toe. Naarmate ze dichterbij komen wordt het steeds groter.
‘Oké, Raisa!’ roept Jochem enthousiast. ‘Je gat is geweldig.’
Stotterend voegt hij er meteen aan toe. ‘Ik bedoel: je hebt een geweldig gat gevonden.’
‘Ja, ja,’ lacht Raisa stralend terug. ‘Ik snap je wel, hoor.’
Dubbele tongen
Met zijn drieën staren ze naar de honderden zo niet duizenden boomstammen die zachtjes heen en weer schommelen in het water. Daarachter op de oever staat een uitgestrekt fabriekscomplex.
‘Hier heb ik op school over gehoord,’ fluistert Raisa. ‘Het is een van de grootste hout- en papierfabrieken van Rusland, maar ook een van de grootste vervuilers. Ze gebruiken schoon water uit het meer en laten het warme afvalwater teruglopen. En dat gaat dag en nacht het hele jaar zo door.
Copyright © Peter Hoogenboom 2011
262